Upload
dirk-lenart
View
255
Download
8
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Geupdate tot 9 mei 2013
Citation preview
Nederlands 5
NAAM:……………………………………………………...
KLAS:……………… Nr…. Schooljaar 20… - 20…
LEERKRACHT: Mr LENART
Afspraken
Afgesproken toetsen
Toetsen worden samen met de klas afgesproken. Zo’n afgespro-
ken datum wordt niet meer verlegd. Zeker niet als je daar vlak
voor de toets mee afkomt.
- Je bent ‘ziek’ op de dag van de geplande toets. Je biedt je spon-
taan aan tijdens de eerstvolgende les wanneer je terug hersteld
bent. We spreken samen een datum af en je noteert die in je
schoolagenda. De inhaaltoetsen vinden altijd plaats op de door de
school daarvoor gereserveerde tijdstippen. Je kan 100 % van de
punten behalen.
- Je bent de inhaaltoets ‘vergeten’. Je komt zelf naar mij en je
vraagt, om een herkansing. Je kan maximaal 75 % van de pun-
ten behalen.
- Je bent het weer vergeten. Je hoeft niet meer te komen. Je
krijgt nul.
Onverwachte toetsen
Deze zijn niet de regel, enkel afhankelijk van het klasgebeuren.
Geen aandacht, rumoer, lesvoorbereidingen niet gemaakt, op-
drachten die tijdens de les worden gegeven worden niet met ernst
uitgevoerd, ... Allemaal aanleidingen om een onverwachte toets te
geven op het einde van een les of de volgende les. Don’t blame
me!
Taken:
Je krijgt voor een gequoteerde huistaak altijd minimaal 1 week
de tijd.
Wat er gebeurt met te laat afgeven of onvolkomenheden in de
vorm van de taak lees je verderop bij de rubriek ‘Procespunten’.
Mondelinge opdrachten en (mondelinge)
groepswerken
Ook hier geldt dezelfde regel: je bent klaar tegen de afgesproken
datum. Wanneer dat niet zo is verlies je punten voor het proces
van de taak.
Wanneer er bij een presentatie een groepslid ziek is en je verwit-
tigt de leraar voor de les begint, verlies je geen procespunten.
Wanneer je dat tijdens het lesuur van de presentatie nog komt
melden geldt dit niet meer als excuus en wordt dit beschouwd als
het niet halen van de deadline. Met de hieronder beschreven ge-
volgen voor jullie procespunten.
Procespunten:
Het proces van een taak of opdracht staat op 20 % van de te behalen punten. Wanneer
je taak qua tijd en/of vorm niet in orde is krijg je een nieuwe kans maar verlies je wel
een percentage van de punten voor proces.
Deadline niet gehaald: - 50 % per poging
Vorm (zie volgend puntje) niet in orde: - 25 % per poging
Bijvoorbeeld: Een schrijftaak staat op 50 punten. Het proces van deze taak staat dus
op 10 punten.
Geval 1: je geeft je taak op tijd af, en de vorm was helemaal in orde: je krijgt 10 voor
proces op deze taak. Je resultaat op de taak was 20/50. Voor deze taak haalde je dus
30/60. Dankzij het procesgedeelte heb je een buis vermeden.
Geval 2: je geeft je taak niet op tijd af. De volgende les heb je deze wel bij je. En de
vorm is ook in orde. Je krijgt voor proces dus 5/10. Je wordt dus ook beloond wanneer
je het praktische van een taak ter harte neemt.
Geval 3: je geeft je taak op tijd af. Maar de vorm is niet in orde en je krijgt je taak te-
rug mee naar huis om deze te herwerken. Je brengt de nodige aanpassingen aan en
geeft je taak de volgende les opnieuw af. Je krijgt 7,5/10 voor proces.
Een taak die na herhaalde pogingen nog niet qua vorm in orde is wordt niet gequo-
teerd vooraleer de vorm volledig in orde is, ook al ben je ondertussen al je procespun-
ten verspeeld.
Een taak die niet (correct) werd afgegeven na 1 schoolweek na de deadline) wordt niet
meer gequoteerd. Je hebt een nul over de ganse lijn. In bovenstaand geval is dat dus
0/60.
Vormgeving taken
Een grotere taak beantwoordt aan de volgende vormafspraken:
Een standaard voorblad dat je vindt op de ELO in mijn cursus Nederlands in de
rubriek documenten;
De taak heeft een hoofding (zie ELO), is getypt met het lettertype Arial 12pt; ali-
nea’s ingesteld op regelafstand 1.5. Waarom? Dat leest en verbetert veel makke-
lijker!
Het geheel stop je in een bestekmapje De afzonderlijke bladzijden van je taak
zijn NIET in plastic verpakt. Waarom? Het is een verdomd werkje om die er een
voor een uit te halen om ze te corrigeren en ze er daarna terug in te steken.
Klasschikking
In de klas zitten jullie volgens je klasnummer. Aan deze schikking wordt alleen maar
getornd als er daardoor duo’s ontstaan zijn die het te goed met elkaar kunnen vinden.
Ook in het OLC blijven jullie volgens de volgorde van je klasnummer zitten.
Literatuur 1
Literatuur
Literatuur 2
Karel ende Elegast
Bungelen tussen Brad Pitt en Al Bundy
De macht van de man is behoorlijk aan het verschrompelen. Ik zeg met opzet verschrompelen
een beladen woord in masculiene kringen. Op essentiële vlakken zijn ze niet meer zo nodig.
Kostwinnerschap? Veel vrouwen zijn goeddeels economisch onafhankelijk. Vaderlijk gezag?
Is duidelijk ondergraven. Voortplanting? Zelfs het verstrekken van sperma kan buiten u om
worden geregeld, heren der schepping. Natuurlijk moeten we reëel blijven: mannen zitten op
hogere maatschappelijke posities, ze verdienen vaak meer, Maar de meetlat ligt aanmerkelijk
hoger dan voorheen. Hij moet performen: als minnaar. als vader, als maatje. Elke moderne
vent weet: als ik mijn vrouw niet goed behandel, kan ze weggaan. Ze heeft ook vergelijkings-
materiaal. Van Brad Pitt tot Al Bundy. En daar bungelt hij ergens tussen.
In de jaren vijftig was de man nog gezinshoofd: een stabiele, sterke figuur. Over identiteit werd
niet eens gepraat. Nu is de man de risee van de tv. Met name in reclame en comedy's is hij
een oetlul van de eerste orde, met de Cosbyshow als uitzondering op de regel. Hoe vaak wor-
den mannen niet afgezeken? In een Libresse-commercial loopt een sukkel tegen een lan-
taarnpaal. Een andere zot zien we kwijlen bij een Harley-Davidson, een laatste symbool van
mannelijkheid waaraan hij duidelijk niet kan tippen, waarna zijn leuke, intelligente, volwassen
echtgenote hem een speelgoedmotortje geeft.
Vrouwen hebben een fantastische pers. Reclamemakers zijn vaak schijterds, ze volgen niet
eerder een trend dan wanneer het echt een trend is, maar juist daarom zijn ze redelijk indica-
tief. Een hele ruige is de commercial van Wrangler. Je ziet een rij liggende, naakte mannen
met brandmerken op hun rug. Een stoere cowgirl met cowboylaarzen en spijkerbroek zegt:
"Mark your animals." Mannen zijn lustobject geworden, dat is een revolutie in onze cultuur. De
Chippendales. Met hen wil ik wel een beschuitje eten. Vooral de Coca-Cola Light-Break vind ik
treffend. Allerlei kantoormeisjes laten merken dat ze die man in de bouwput een lekkere vent
vinden - mooi om te zien hoeveel gezichten vrouwelijke lust heeft. Maar die meiden kijken wel
op hem neer. Hij staat daar, beneden. Dat is geen toeval. Dat is macht. Eeuwenlang zijn vrou-
wen beoordeeld en bekeken. Nu kijken vrouwen terug.
De val van de man heeft zich in de afgelopen drie decennia voltrokken. Onder invloed van het
feminisme ontstond in de jaren zeventig een nieuw soort man: de softie. Hij sjouwde trots met
twee pakken Pampers, de baby in een draagzak voorop. Prettig in de omgang, niet slecht in
bed want teder en attent, véél positieve eigenschappen. Maar de kritiek was: geen echte man.
Meer een vriendin. In de jaren tachtig zagen we de opkomst van de yup. Materialistisch, carri-
èredrang, prestatiedrift, competitief. Geen softie, maar in emotioneel opzicht en qua zorg voor
huishouding en kinderen kwam je er als vrouw bekaaid van af. Ook niet ideaal dus. In dit de-
cennium probeerden veel mannen watje en macho tegelijk te zijn. Met de wacho was de ver-
warring compleet.
De Marlboro-man blijkt nog steeds aan te slaan. Spannend voor vrouwen, inspirerend voor
mannen: het prototype van de ongebonden, ruwe avonturier. Rambo was weer te mannelijk.
Hij gold als tegenwicht voor de softie-cultuur, maar wat moet je met een autist die alleen maar
hwrmpf zegt en zelfs niet in een McDonald's kan rondlopen zonder het meubilair te slopen?
De latere actiehelden pasten zich aan, tot een zwangere Schwarzenegger aan toe. Het blijft
behelpen. Kijk, een vrouw ziet een man het liefst als een schaap met zes poten. Dat is wat
veel gevraagd, dus gaat ze voor een schaap met vijf poten. Terwijl de realiteit een schaap met
vier poten is, om met Jules Deelder te spreken. En dat schaap kan nog mank lopen ook.
Op de drempel van het jaar 2000 zie ik nu al de tendens dat mannen terrein terugwinnen. De
verwarring en beschroomdheid van de macho lijken over hun hoogtepunt heen. Bij de eigen
reconstructie van de mannelijke identiteit zie je dat mannen graag elkaars gezelschap opzoe-
ken. Een avondje gezellig in het café, samen naar de voetbal, enzovoorts. Die wens kwam
sterk naar voren in twee recente onderzoeken; je kunt echt spreken van de Renaissance vat
de mannenvriendschap. Jarenlang hebben mannen zich laten aanlullen dat ze moeten praten
over problemen, praten-praten-praten. Maar dat is de wijvenmanier. Mannen gaan niet met
een kopje thee en een doos bonbons op de sofa zitten om te gaan kletsen. Onder kameraden
is een gebaar genoeg: een stomp op de schouder, een blik van verstandhouding. En de mo-
derne man is natuurlijk niet gek, hij heeft geleerd dat praten in een relatie belangrijk is. Maar
waarom zouden vrouwen de gevoelswereld moeten monopoliseren?
Een interessante stroming is de New Lad. Die is in opkomst in Engeland. Dat is de man die
zegt: ik wil niet opgroeien. Zo van: de meetlatten liggen mij veel te hoog, ik wil lol hebben met
Literatuur 3
vrienden, uitgaan, veel alcohol, lekkere wijven, blote tieten.
Een andere, niet-representatieve voorhoede is de androgyne man. Je komt hem vooral tegen
in de modewereld en het uitgaansleven, à la de Amsterdamse discotheek iT. Hij is in touch
met zijn vrouwelijke kant en schuwt cosmetica niet: van eau de toilette tot vochtinbrengende
huidcrème. Maar ja. Geen cowboy. En dan heb je ook nog de traditionele man, die nog steeds
naar Rambo kijkt en wil dat het vrouwtje de pils en de bierworstjes serveert. Maar dat zijn
losers. En losers zijn uit.
De Ideale Man van het jaar 2000 is de man die zapt. Hij is veelzijdig, ruim van geest, zelfbe-
wust. Dan weer een standvastige Marlboro-avonturier, dan weer een man met wie je kunt la-
chen en grappen maken, dan weer een tedere vader die lief met de kindjes kan zijn. Hij pro-
beert zichzelf te verhouden tot mannelijkheid en tot vrouwen. De macho vond ik saai, maar de
man van nu is leuk, spannend. Hij is zelfbewuster. In het algemeen gesproken is de man van
nu de grootste klap van het feminisme te boven.
Uit De Morgen.
Masculien: mannelijk
De risee zijn van: het mikpunt zijn van spot
Prototype: eerste model
Androgyn: tweeslachtig wezen
Welke soorten mannen passeerden de revue in de laatste drie decennia?
Wat is de ideale man van het jaar 2000?
Welke soort man is nu volkomen uit?
Literatuur 4
Karel ende Elegast (OLC)
Stap 1: Doe de Karel de Grote quiz.
Mijn resultaat: ____/ 100
De belangrijkste informatie die ik geleerd heb (leven, tijd, plaats, daden, …)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Stap 2: Bekijk het 1ste fragment van het poppenspel ‘Karel ende Elegast’ door
poppentheater De Spiegel. Beantwoord daarna de volgende vragen.
Beschrijf het decor heel nauwkeurig (waar bevindt de acteur zeg volgens jou?).
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waaruit blijkt dat de acteur ook rommel verzameld heeft?
______________________________________________________________________________
Welk soort muziek komt voor in het fragment? ___________________________________
Literatuur 5
______________________________________________________________________________
Waarvoor wordt de muziek gebruikt? ____________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke rol vervullen Neus en Kop (2 rollen)?
______________________________________________________________________________
Vat de belangrijkste gebeurtenissen van het begin van het stuk kort samen.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Stap 3: Kijk naar het tweede fragment en beantwoord opnieuw de vragen hier-
onder.
Waar speelt dit fragment zich af?
______________________________________________________________________________
Hoe wordt de milieubox gebruikt?
______________________________________________________________________________
Waaruit blijkt de trouw van Elegast aan de koning?
______________________________________________________________________________
Waarom zijn er twee poppen in het stuk voor hetzelfde personage?
______________________________________________________________________________
Schrijf in enkele regels neer wat er in dit fragment gebeurt. _______________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 6
Karel ende Elegast is een voor-
beeld van een Karelroman. Dit
is een voorhoofs ridderverhaal
waarin de figuur van Karel de
Grote centraal staat. Deze ver-
halen zijn van Frankische oor-
sprong. Een andere befaamde
Karelroman is ‘Renout van Mon-
talbaen’ dat gaat over het Ros
Beiaard en de vier Heemskin-
deren. In Dendermonde heeft
het Ros Beiaard nog steeds zijn
Ommegang. Voor de Frankische koningen was Karel de Grote een soort van model-
vorst zodat ze een grote interesse voor verhalen over hem hadden. Die verhalen toon-
den hoe je als vorst moest regeren.
het begin (fragment 1)
Wonder-waar gebeurde dingen
wil ik hier ter kennis brengen,
die te Ingelheim geschiedden
op de Rijn, aan Karel, die de
koning-keizer over 't land was;
hoort hoe wonderbaar Gods hand was!
Wie was deze Karel? Wat weet je nog over hem?
Waarom denk je dat men in de dertiende eeuw (het ontstaan van dit verhaal) Karel
nog van onder het stof haalde?
Wat zegt het laatste vers over het karakter van de middeleeuwse letterkunde?
Wat zouden toehoorders/lezers in verband met dit verhaal verwachten?
T' enen laten avondstond,
Literatuur 7
toen hij zich te bed bevond
- 't zou een hofdag daags na deze
plechtig en belangrijk wezen ! -
kwam een engel hem te na
en die zei: 'Heer koning, sta !
Doe terstond uw kleren aan
want gij moet uit stelen gaan;
wapen u en wil niet talmen;
doet ge 't niet, ik vrees, dan zal men,
u naar eer en leven staan,
eer de hofdag is gedaan.
Wees op dat gevaar bedacht
en ga stelen deze nacht.
neem uw schild ter hand, uw zwaard,
zadel vlug uw beste paard,
spoed u, koning, - op mijn woord !'
Waar wordt dit verwachtingspatroon betreffende Karel verbroken?
Karel had de stem gehoord,
maar omdat hij niemand zag
in het duister waar hij lag,
dacht hij: 'In een droomgezicht
werd tot mij het woord gericht:
't is dus inbeelding van mij;
er is dwang noch noodzaak bij
dat ik inga op die wenken.
Laat ik aan iets anders denken !'
Maar de engel Gods hernam:
'Karel !' riep hij luid en gram,
'ga uit stelen deze nacht,
anders wordt gij omgebracht.
God zelf is het die gebiedt,
ga, misacht zijn woorden niet !'
Karel, in zijn slaap gestoord
dacht: 'Heb ik wel goed gehoord
of is 't dromen dat ik doe:
ik moet stelen gaan, maar hoe ?
Grote heer des hemels, God,
is dit waarlijk uw gebod ?
Ik, de rijkste man op aarde,
die al 's werelds goed vergaarde,
alle macht en alle eer;
ik, die koning ben en heer,
aan wie hertogen en graven
dienstbaar zijn met lijf en have;
wien het hele vasteland
toebehoort. Met vaste hand
heers ik in het koude noorden
tot in Keulen en mijn woorden
zijn in 't zuiders Rome wet;
'k heb mijn legers ingezet
tot het oostelijk Donauland
en in 't westen tot het strand
van de wilde oceaan;
'k ben tot Spanje doorgegaan,
Literatuur 8
waar ik overwinnaar bleef
en de heidenen verdreef;
overal mag ik bevelen,
waarom zou ik nu gaan stelen ?
Kan dit echt wel een gebod
zijn van u, mijn Heer en God ?
Zo 'k een zeker teken had
dat het zo was, weet dan dat
ik uw wil zou respecteren
en als dief mezelf onteren;
maar doet Gij mij schande aan,
laat mij u dus klaar verstaan !'
Zo sprak Karel en hij dacht:
'Ach, wat droom ik vreemd vannacht !'
En hij lei zich weer en sliep.
Maar ten derden male riep
de engel uit Gods paradijs:
'Karel, hoor en handel wijs:
God gebiedt u dief te wezen.
Gij moet niets of niemand vrezen
doe Gods wil, Hij weet waarom.
Doet ge 't niet, men brengt u om
Karel had nu klaar verstaan.
Hij begon een kruis te slaan
om de wonderbare woorden
die hij van Gods engel hoorde
en hij bad: 'Mijn Heer en God,
ik gehoorzaam uw gebod.
Ik zal ondanks allerhande
mogelijke smaad en schande ,
ja, de doodstraf met de koord,
thans gaan stelen op uw woord.
Waarom gelooft Karel de engel pas als die
hem voor de derde maal vraagt om te gaan stelen?
Waarom vraagt God aan Karel de Grote om te gaan stelen?
Literatuur 9
Luisteroefening: interview prof. Jozef Jans-
sens Hoe zijn de 2 begrippen hoofse en voorhoofse literatuur ontstaan?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waar staat het begrip voorhoofs volgens de oude opvattingen voor?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waarom gaat Janssens niet akkoord met de indeling hoofse– en voorhoofse ridderro-
mans?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de kerngedachte van de voorhoofse of beter nog Karelroman?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de oorzaak van dit misverstand?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de kerngedachte van de hoofse ridderroman?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat betekent het bebrip ‘mate’?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 10
Fragment 2
Toen zij bij de burchtpoort kwamen
reden zij geruisloos samen,
stapvoets, langs een slingerpad
waar de maan geen zicht op had,
achterom het rotsplateau
waar de burcht op stond, die zo
was gebouwd dat men rondom
dal- en landwaarts spieden kon.
Geen kasteel stond aan de Rijn
dat zo schoon als dit kon zijn.
'Hier , zei Elegast, 'is werk
voor wie handig is en sterk:
hier is vakmanschap van node;
'k ben benieuwd naar uw methode.
Gij die zo behendig steelt,
'k ben uw dienaar: gij beveelt !'
Dat had Karel niet voorzien.
'Ik zag nooit die burcht voordien,
ken hier muren, plein noch zaal,
zelfs de streek niet helemaal',
zei hij. 'Hoe zou ik bevelen
aan wie meester is in 't stelen ?
'k Ben uw leerling, asjeblief,
neem gij het initiatief !'
'Nah,' zei Elegast, 'mij goed.
Dan maar met bekwame spoed
in die muur een doorgang kappen.
'k Hoop dan wel dat gij als knappe
vakman, - zoals gij beweert -
mij voorbeeldig assisteert !'
Van hun paard meteen gestegen
gingen zij, lange smalle wegen
en in stilte naar de top
van het rotsplateau, waarop,
als een reuzenkoningskroon
Eggerics burcht stond, machtig
schoon.
Elegast die eerst gereed was,
haalde dadelijk zijn breekmes
uit, dat hij verdoken droeg,
zag wat Karel had en vroeg
lachend waar men dat verkocht
en of hij soms ruilen mocht.
'Kon ik bij de smid geraken ,
die mij zo 'n alaam kan maken
waar men muren mee moet breken,
'k zou er aanstonds een bespreken !'
zei hij. Maar de koning zei:
` 't Is van goede makelij,
maar 't dient wel om mee te ploegen.
Het gereedschap dat ik vroeger,
- en al jaren ! - bij mij had ,
ben ik kwijtgeraakt doordat
ik het onlangs, op de straat
- rijdend langs de Rijn - te laat
uit mijn draagband vallen voelde.
Daar ik in het volksgewoel de
moed niet had een dievenwapen
- ik, een ridder ! - op te rapen,
nam ik in de maneschijn
wat een kouter heet te zijn
aan de voorboom van een ploeg.'
Elegast zei: 'Goed genoeg,
hoop ik, voor wat ons vannacht
bij de burchtmuur hier nog wacht.
Laat ons daar eerst door geraken,
doe daarna een ander maken.'
Zonder meer begonnen zwijgend
zij te houwen; Karel hijgend
vaak, ofschoon hij groot en sterk was;
Elegast, die eerst aan 't werk was,
werkte sneller en veel vlotter,
onophoudend brekend, tot er
een voldoende gapend gat
in de zware burchtmuur zat.
Elegast zei: 'Blijf hier staan ,
ik alleen zal verder gaan
en de hofzaal binnendringen.
Karel ende Elegast 2
Literatuur 11
'k Zal de buit naar buiten brengen
die wij straks dan, hier bewaard,
overladen op ons paard.'
Eigenlijk had Elegast,
vrezend dat hij wel eens last
en geen hulp van Adelbrecht
krijgen zou, hem ongezegd
duidelijk te verstaan gegeven,
dat hij hem te onbedreven,
onbehendig en naïef,
onbetrouwbaar vond als dief.
Niettemin, zo hij beloofd had,
zou hij, wat hij ook geroofd had,
eerlijk met zijn compagnon
delen, voor zover het kon.
Karel was wel blij verrast
door de zet van Elegast,
die hij om zijn vakbekwaamheid
( en zijn adel en voornaamheid
daarbij ) hogelijk waardeerde.
Dat hij ook als een volleerde
tovenaar, op tijd en stond
zelfs de zwarte kunst verstond,
zou de koning kort nadien
met zijn eigen ogen zien:
Elegast, die binnen was,
nam een grasspriet uit zijn tas
waarin wondere krachten konden
doen begrijpen wat de honden
en de hanen allemaal
hem vertelden in hun taal.
Daartoe stak hij 't tovergras
in zijn mond, waardoor 't gebas
en gekraai van hond en haan
hem weldra deden verstaan
dat de koning buiten stond,
waar zich Adelbrecht bevond.
'Hoe ?' zo dacht hij, 'Kan dit wezen ?
Dan is het, helaas, te vrezen
dat het hier en nu vannacht
niet zo vlot loopt als verwacht !'
Weer bij Adelbrecht gekomen
zei hij wat hij had vernomen
en van wie. Maar deze zei:
'Dat is pure toverij ,
superstitie ! Neen, dat kan niet !
Dat geloof ik niet, zelfs dan niet
als ik met mijn eigen oren
zoiets van een hond zou horen
of een haan. En bovendien
is hier toch geen mens te zien !
Gij staat zeker, Elegast,
in 't geloof niet wortelvast !'
'Neem dan zelf de proef,' zei deze,
'gij die mij de les wilt lezen.'
En hij stak de koning prompt
ook een grashalm in de mond.
Aanstonds kraaide er een haan:
' 'k Zie de koning buiten staan !'
'Hoort ge 't nu ?' vroeg Elegast.
Karel was te zeer verrast,
stond perplex dat hij nu wist
dat een haan zich niet vergist,
maar beheerste zich vrij spoedig.
' 'k Dacht dat desondanks een moedig
man , zo zei hij, 'immer doorgaat,
zonder aarzelingen voorgaat
en volvoert wat hij bedacht.
Maar ontschiet u moed en kracht,
laat ons samen dan - maar vlug ! -
naar ons paard en bed terug !'
Elegast was vastberaden:
'Ook al zoudt gij mij verraden,
'k doe het !' zei hij. ' 'k Heb er zin in !'
'Ga dan halen wat daarbinnen
ons tot voordeel strekken kan !
Mocht men ons hier snappen, dan
weet ik best hoe wij ontspringen:
ik ben sterk in zulke dingen !'
Elegast zei: 'Krijg ik nu
't toverkruid terug van u ?'
'Ja !' zei Karel. Maar hij vond
't kruidje niet meer in zijn mond.
Lachend zei nu zijn gezel:
'Wonderbaarlijk is het wel
dat, zo vaak gij stelen gaat,
Literatuur 12
men u niet in boeien slaat:
't kruid heb ik al ongemerkt
keurig uit uw mond gewerkt !
Ach, wat zijt gij voor een dief ?'
Karel nam het maar voor lief
dat hij duidelijk tot en met,
op zijn nummer werd gezet,
maar zag blij dat niettemin
Elegast zich weerom in
Eggerics woning ging begeven,
voorafgaandelijk nog even
een gebed zei en zo allen
in het huis in slaap deed vallen,
alle deuren, kleine en grote,
die met sleutelen gesloten
waren, zomaar opendeed,
daarbij elk gerucht vermeed
en de kamer met de schat
ongehinderd binnentrad,
waar hij met zijn grage handen
kostbaarheden allerhande,
vingervlug en kneukelvast,
bovenhaalde op de tast.
Karel kon zijn eigen ogen
- van verbazing - niet geloven
toen hij zag hoeveel juwelen
Elegast daar was gaan stelen,
en die, zonder iets te zeggen,
aan zijn voeten neer kwam leggen.
Maar hij wist: 'Ik heb volbracht
wat ik doen moest deze nacht;
nu wil ik hier gauw vandaan
met gerust geweten gaan !'
Elegast zei echter: 'Neen !
Ik wil Eggeric nog een,
maar zijn grootste, schat ontroven:
't zadel dat, aan alle hoven
dikwijls al te pronk gesteld,
als de allerschoonste geldt;
ook het prachtige gareel,
dat met zuiver goud geheel
afgebiesd is, wi1 ik hebben:
daaraan hangen steeds te klingen
honderd schelletjes van goud
als hij trots de teugel houdt.
Zou 't geen zonde zijn, gezel,
liet ik hem dat kostbaar stel ?'
Karel dacht er anders over,
maar daar Elegast een rover
met een erecode was,
bleek het zadel stelen pas
het bewijs dat hij sportief
ridder blijven wou als dief.
't Was een waagstuk inderdaad,
want geen enkele ridder gaat
slapen of nabij zijn bed
staan zijn wapens neergezet,
zadel en gareel gereed.
Elegast wist wat hij deed !
Toen hij in de kamer kwam,
en het prachtig zadel nam
maar - helaas, te laat - bemerkte
dat zijn kunstje niet meer werkte,
schrok hij toch wel, want aan 't bellen
gingen al die gouden schellen,
wat zo 'n lieve leven maakte
dat ook Eggeric ontwaakte,
opsprong en: `Wie is daar ?' riep.
Ook zijn vrouw die naast hem sliep
werd er wakker van en schrikte
tweemaal toen ze Eggeric: 'Te
wapen !' hoorde roepen; onder
't maken van een kruis en zonder
vaar of vrees nam ze het zwaard
uit zijn handen.' Wat bezwaart
nu al dagen uw geweten ?'
vroeg ze. 'Zijt gij soms bezeten ?
Hier kan niemand in- of uitgaan,
ik wil dit niet langer uitstaan:
ik moet weten wat u stoort !'
Dringend heeft ze hem aangespoord
dat hij openhartig wezen
zou en hem er op gewezen
hoe zij zag dat al drie dagen
hij geen eten kon verdragen,
Literatuur 13
haast niet dronk of sliep. En listig
onophoudend liet zij kwistig
al haar honderd vragen vallen
( vrouwen zijn waarachtig allen
zo, dat is hun aangeboren )
tot hij zei: 'Ik heb gezworen
koning Karel te vermoorden;
zij die tot 't complot behoorden
komen morgen hier naartoe.'
Zij wou weten wie en hoe
en zij bleef hem zo lang pramen
totdat hij haar alle namen
noemde. Elegast nu hoorde
alles mee van woord tot woord.
Eggerics vrouw, die reageerde:
' 'k Wou dat men u arresteerde
en, voor hoogverraad gevangen,
u aan galg en strop deed hangen !'
Eggeric sloeg haar terstond
met zijn vuist op neus en mond
dat het bloed naar buiten brak.
Leunend over 't beddebak
Liet zij 't bloed ten gronde lopen.
Elegast kwam bijgekropen,
ving de bloedstroom drop na drop
in zijn rechterhandschoen op:
die zou hij zijn vorst doen brengen
tot bewijs van al die dingen,
opdat klaarlijk blijken zou
dat men hem vermoorden wou.
Toen sprak Elegast weer over
Eggeric en vrouw zijn tover-
woorden uit en deed hen slapen.
Karels tegenspeler is Elegast, een wonderlijke figuur die ridderlijke eigenschappen
heeft, maar tegelijkertijd ook een soort tovenaar is. Wat zijn zijn ridderlijke eigen-
schappen? Waarom kun je hem als een tovenaar zien?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
In dit fragment is nogal wat humor aanwezig tussen Karel die zich als meesterinbre-
ker voordoet en Elegast. Kun je hier een tweetal voorbeelden van geven?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 14
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
De auteur wilde de ridderstand in een goed daglicht plaatsen door de nadruk te leggen
op Elegasts positieve en Eggerics negatieve eigenschappen. Kun je voorbeelden van
Eggerics negatieve kenmerken geven?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe wordt Eggerics vrouw behandeld door de mannen in het verhaal?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Noteer hieronder hoe het verhaal eindigt:
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 15
Introductie middeleeuwse literatuur
1 Ridders
Wat zijn de drie plichten die een ridder hoort na te leven.
1. de zwakken bijstaan (hier een mooie jonkvrouw)
2. __________________________________________________________________
3. __________________________________________________________________
2 Misverstandenquiz: mijn score ___ / 50 Noteer ook 3 onware clichés:
1. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________
zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________
2. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________
zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________
3. "De middeleeuwen waren niet de tijd waar ____________________________________
zoals men vaak denkt, omdat ___________________________________________________
3 Heksen: vervolledig dit absurde argumentatieschema:
Heksen kunnen branden, dus we moeten bewijzen dat deze vrouw brandbaar is.
Wat is nog brandbaar? _______________
Dat bewijst dus dat heksen van __________ gemaakt zijn!
Hoe bewijzen we dat voor deze vrouw? Hout drijft op het water.
Wat drijft er nog op het water? Een _________
Dus als we bewijzen dat ze evenveel weegt als een ________, is ze een heks!
4 Copyright
Welke vernieuwingen werden geïntroduceerd door de middeleeuwer? Kies er 3.
1. __________________________________________________________________
__________________________________________________________________
2. __________________________________________________________________
__________________________________________________________________
Literatuur 16
3. __________________________________________________________________
__________________________________________________________________
5 Fragment ‘Naam van de roos’
Maak aan de hand van het luisterfragment een schets van het terrein van de abdij van
Melk. Dat is de abdij in de wereldberoemde roman van Umberto Eco, waar in een week
tijd vele gruwelijk moorden zullen plaatsvinden.
6 Naam van de roos spel
Op de volgende bladzijde zie je het spelbord van het ‘Naam van de roos’ spel. Na de
quiz breng je de verschillende onderdelen van zo’n middeleeuwse abdij op de platte-
grond aan. Schrijf er ook de Nederlandse benaming achter.
porta: _________________________________
balneatorium: _________________________
ecclesia: ______________________________
refektorium:___________________________
scriptorium: ___________________________
capitulum: ____________________________
stabulum: _____________________________
infirmorum domus: ____________________
bibliotheca: ___________________________
POORT
NOORD
ZUID
WEST OOST
Literatuur 17
Let op: er staan meer locaties op de plattegrond dan het aantal dat je moet lokaliseren!
Mijn score: ___ / 120
7 Rondleiding
Noteer wat je over deze plaatsen hoort:
kapittelzaal _______________________________________________________
__________________________________________________________________
kloosterhof ________________________________________________________
__________________________________________________________________
scriptorium _______________________________________________________
__________________________________________________________________
Waar komt de zegswijze ‘monnikenwerk’ vandaan?
______________________________________________________________________________
Literatuur 18
8 Manuscripten
Plaats de juiste benaming op de corresponderende plaats op de manuscriptpagina:
lombarde/marginalia/gehistorieerde initiaal/miniatuur/hoofdletterkolom/
rubriek/paragraafteken/penwerk
9 Scriptoriumquiz
Mijn resultaat: ___ / 80
Literatuur 19
Anonieme auteurs De verhalen die we vanaf de 13de eeuw in onze literatuur aantreffen zijn over het al-
gemeen anoniem overgeleverd. We weten niet, buiten soms een voornaam, wie deze
meesterwerken geschreven heeft.
Toch slagen slimme literatuurwetenschappers erin om soms een tipje van de sluier op
te lichten. Dit gebeurde in 2012 met de zoektocht naar de anonieme auteur van Karel
ende Elegast. Luister eerst naar het interview en vul daarna aan met info uit de tekst.
Literatuur 20
Samenvatten aan de hand van de vragen van de onderzoeksstructuur
Wat werd er onderzocht?
______________________________________________________________________________
Welke onderzoeksmethode gebruikte men?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat waren de resultaten van het onderzoek?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat waren de conclusies van het onderzoek?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 21
De Arthurroman
1 De roman van Walewein
Fragment 1 "Close Encounters of the Third Kind"
Op een dag zat koning Artur in de zaal van zijn slot te Carlioen en hield er hof zoals koningen
dat plegen te doen en zoals ook Artur dat al vaak gedaan had. Een aantal leenmannen die ik
niet allemaal kan opnoemen waren er bijeengekomen. Onder hen Ywein, Perchevael, Lance-
lot en Duvengael en Walewein, de meest hoofse ridder van allen. Natuurlijk was ook Keye, de
hofmaarschalk van Artur, aanwezig.
Terwijl de edelen na de maaltijd gemoedelijk bijeen zaten - ze hadden net hun handen gewas-
sen zoals hoge heren dat gewoon zijn -waren ze getuige van een wonderlijke gebeurtenis
door het venster zweefde een schaakspel naar binnen, dat zachtjes op de grond landde. Ie-
mand die dat wilde, had zo aan een spelletje kunnen beginnen. Zo stond het daar een tijdje.
Maar niemand van die hoge heren ging er naar toe. Ik wil u graag vertellen hoe dat schaak-
spel eruit zag : het bord zelf was van ivoor en schitterend ingelegd met edelstenen. De rand-
lijst was van zilveren de pootjes waren van rood goud. De schaakstukken waren -ongelogen !
- meer waard dan het hele rijk van Arthur.
Alle aanwezigen zaten daar maar te kijken, tot op een gegeven ogenblik het spel zich in de
lucht verhief en verdween op dezelfde manier als het gekomen was. Dat zinde koning Arthur
in het geheel niet! Hij riep : "Bij mijn koningskroon ! Dit schaakspel vind ik zeer mooi. Let wel
heren, dat spel is hier niet zonder reden binnengekomen. Degene die zonder uitstel te paard
wil springen, achter het schaakspel aan wil gaan om het te halen en het mij ter hand zal stel-
len, hem zal ik al mijn land geven en bovendien zal hij na mijn dood mijn kroon in volle eigen-
dom krijgen.
Van alle ridders die daar samen waren, durfde er niet één te gaan. Iedereen bleef zitten en
zweeg. Opnieuw sprak de koning : "Wie zich als dapper ridder wil laten gelden aan mijn hof,
moet mij dat schaakspel halen. We zullen het anders nooit meer zien."
Nog steeds zwegen allen die daar zaten. Geen woord werd er gehoord. Toen het de koning
duidelijk werd dat er niemand zou antwoorden, sprak hij "Bij mijn koningskroon! Bij de Heer in
de hemel en bij alle macht die ik ooit van God als leengoed heb gekregen! Als dan niemand
dat schaakspel voor mij wil halen, zeg ik jullie kort maar duidelijk ik zal er zelf achteraan gaan.
En ik zal niet langer meer wachten ook, voor het al te ver weg is. Ik, koning Arthur, zal niet
eerder te Carlioen terugkeren dan wanneer ik het in mijn bezit heb, als mij tenminste geen
rampen of ongelukken overkomen. Want als ik het niet krijg, zal ik sterven terwijl ik er nog
naar verlang. Ik zal u er deze eer mee bewijzen met recht zou ik uw aller vorst zijn geweest,
maar nu zal ik uw aller knecht zijn."
Heer Walewein, die zich altijd had ingespannen een dapper en goed ridder te zijn, schaamde
zich echter toen hij hoorde dat er niemand was die de opdracht van zijn koning durfde aan-
vaarden. Hij trad naar voren en zei : "Koning Arthur ! Heer, de woorden die u zoëven gespro-
ken hebt, heb ik heel goed begrepen. Zult u de belofte die u gezworen hebt ook houden ten
opzichte van degene die uw opdracht aanvaardt ?"
De koning antwoordde direct : "Zeker, zowaar ik hier sta. Als er ook maar één ridder zou zijn
aan mijn hof die zo moedig was of zo'n reputatie genoot dat hij mij dat spel wilde bezorgen,
dan zou ik hem al mijn land geven en bovendien mijn kroon na mijn dood in volledige eigen-
dom. Op deze woorden kom ik niet terug.'
Zodra heer Walewein dit gehoord had, liet hij zijn wapenrusting gereed maken en bewapende
hij zich zonder uitstel. Hij zei "Als ik dat spel ergens vind, zal ik het u geven, zo waarlijk helpe
mij God. Moge ik anders bij mijn pogingen omkomen."
Zodra Walewein bewapend was, bracht men hem Gringolette, het paard dat hij van al zijn
paarden het liefst had. De onverschrokken held besteeg haar, sloeg een kruis met zijn rechter-
hand en nam afscheid van de koning de koningin en allen die met de koning in de zaal geze-
ten hadden. Met zijn allen riepen ze hem toe "Goede reis God, ons aller Heer, moge u be-
schermen tegen schande en ongeluk. Moge hij er voor zorgen dat alles voor u op zijn best
afloopt." Na onder deze wensen afschéid genomen te hebben, reed hij weg.
Maar zij die in de zaal achtergebleven waren, waren afgunstig en zeiden tot elkaar "Als het
verkeerd met hem afloopt, moet hij niet klagen. Want hij durft dingen te ondernemen die geen
ander mens aandurft, of waarvan een christenmens nog nooit gehoord heeft dat ze ergens
voorvallen. Daarom schijnt hij ons zeer onverstandig toe."
Literatuur 22
De koning had nog tot zijn neef gezegd: "Heer Walewein, pas goed op met wat u doet en luis-
ter naar de raad die ik u geef. Een dwaas kan immers een wijs man goede raad geven waar
deze laatste zijn voordeel mee kan doen. Hoed uzelf en uw paard er steeds voor dat u niet zo
dicht bij het schaakspel rijdt, dat u iets ergs kan overkomen."
Heer Walewein gaf Gringolette de sporen. Toen heer Keye dat zag - nu kunt u een staaltje
van Keyes taal horen - liep hij naar het venster en riep : "Heer Walewein, hoor eens Waarom
heeft u geen draad genomen en die vastgemaakt aan het schaakbord? Dan had u tenminste
bereikt dat het u niet kon ontsnappen."
Maar Walewein antwoordde "Heer Keye, houd uw boze scherts voor u, dat vraag ik u beleefd.
Laat mij mijn avontuur. Of het zoet of zuur zal zijn, of het goed of slecht zal aflopen. heer
Keye, uw hulp en goede raad zal ik niet nodig hebben." En hij zette zich weer in beweging.
Heer Keye zei : "Ja, geef uw paard de sporen, Walewein, het schaakspel wacht beslist daar
ergens voor u uit. Het durft u vast niet te ontsnappen." Maar de koning en allen die bij hem
waren, zegden : "Heer Keye, hou alstublieft op; we hebben genoeg van uw praatjes. Waarom
laat u deze ridder niet gewoon gaan waar God hem zendt? Zelf durfde u de taak die hij op
zich heeft genomen niet te aanvaarden."
Walewein reed steeds verder weg terwijl zij daar achterbleven in de zaal onder allerlei ge-
sprekken over Walewein. De koning en de koningin beklommen de tinnen van het kasteel en
keken Walewein na. Er was trouwens niemand die niet naar een venster liep en naar buiten
keek om te zien waar Walewein heen zou gaan. Walewein reed in volle galop achter het
schaakspel aan dat voor hem uit zweefde, nu eens hoog in de lucht, dan weer lager. Soms
schoot het vooruit, dan weer zweefde het terug. Soms was het ver voor hem uit. dan weer vlak
bij hem. Zo zag Walewein het bord voor zich uit zweven en zo nu en dan had hij het met de
hand kunnen grijpen. Dat deed hij echter niet vanwege het geklets van hen die daar in de zaal
zaten te kijken. Want als zij hem het spel hadden zien vangen en het zou hem dan weer ont-
snappen. dan konden ze maar al te gemakkelijk de spot met hem drijven.
Toen Walewein een vallei was ingereden. stond de koning op en zei : "Heer Walewein. moge
God u behoeden en begeleiden. Ook mijn ogen moeten nu afscheid van u nemen, want ze
kunnen u niet langer onderscheiden." Hij draaide zich om en ging, gevolgd door alle ridders,
van het venster terug naar de zaal.
Na een gevecht met draken en een voorspoedige overtocht van een brede rivier vindt Wa-
lewein het schaakbord bij Koning Wonder. Deze wil hem het spel afstaan in ruil voor het won-
derzwaard met de twee ringen van Koning Amoraen. Walewein gaat op pad.
Fragment 2 : "Rambo"
Op een gegeven moment doemde er bij de rivier een kasteel voor hem op. Dit kasteel, dat hij
zo plotseling zag, was de plaats waar men onrechtmatig tol hief en met veel misprijzen al
sinds lang misdadige praktijken uitoefende. Zodra de kasteelheer Walewein bemerkte. reed hij
snel naar hem toe. Hij bereed een fier paard : het was dapper en snel. Het dier beviel Wa-
lewein wel.
De kasteelheer kwam eraan gegaloppeerd en riep : "Ridder, u bent gevangen De gewoonten
van dit land zijn u duidelijk onbekend : betaal ons wat u schuldig bent en bespaar ons een
lange twist."
Walewein bleef het antwoord niet schuldig en sprak: "Waarom word ik dan gevangen geno-
men?"
"Omdat u de tol wilt ontduiken!"
'Wat voor tol ben ik dan schuldig?"
"Het maliënhemd dat u draagt, uw schild en uw zwaard, en zou een paard had meegebracht,
dat had u me ook dat moeten geven!"
Heer Walewein sprak : "Mijn paard is achtergebleven. Ik heb het aan de knaap gegeven die u
vandaag nog als tol de maliënkolder en het paard hebt afgenomen. Hij rijdt nu op mijn paard
naar Cardoel."
"Heeft hij daar dan niet verstandig aan gedaan, bij God, als hij in u een dwaas trof en u daar-
naar behandelde? Snel nu, geef mij uw schild, uw maliënhemd en uw zwaard. Leg ze af en
geef ze mij, onmiddellijk !"
Heer Walewein antwoordde : "Bij God, u kunt deze tol krijgen. Maar u zult op uw eigen voeten
moeten staan, want ik zal u de tol niet betalen terwijl u te paard blijft zitten. U kunt naar de hel
Literatuur 23
lopen of voor mij komen staan." De ander steeg snel af en zei : "U speelt te hoog spel! De
duivel moet u hier gebracht hebben!"
Hij trok onmiddellijk zijn zwaard. Walewein bemerkte dit en trok het zijne. Hij zei : "U zult uw
tol ontvangen voor u heengaat, zoals u begeert."
Onder deze woorden naderden beiden elkaar vol vechtlust. Walewein wilde het opnemen te-
gen deze tegenstander om te proberen of hij een einde zou kunnen maken aan de tolheffing
en de onrechtmatigheden, waarmee men daar menigeen had gekweld. De hoogmoed van de
ander was zo groot dat hij meende dat zijn gelijke nergens bestond. Hij hief zijn zwaard en
sloeg met grote drift op Walewein in. Het zinde hem daarbij allerminst dat deze zo lang tegen
hem stand hield. Walewein dekte zich tactisch met zijn schild, zo goed hij kon. Hij incasseerde
menige slag op hem, die echter niet ongewroken zijn gebleven. Plotseling hief hij zijn zwaard
met beide handen hoog op en kliefde helm en neusbeschermer. Met zo'n kracht kwam het
zwaard naar beneden, dat het tot op de tanden doordrong. Walewein trok het met twee han-
den uit en zei "Hier, neem je geld !"
De ander viel voorover op de grond, al dood voor hij de aarde raakte. Walewein liet hem aan
zijn lot over en nam het goede paard dat vlakbij hem stond : hij kon het goed gebruiken.
"Schimmel, "zei hij, "blijf rustig. je heer heeft zijn verdiende loon ontvangen. Hier ligt hij en hij
zwijgt en heeft wat hij hebben wilde. Hij zegt dat hij borg zal zijn voor mijn maliënhemd en mijn
zwaard tot morgen of tot ik andermaal
terugkeer."
Walewein sprong in het zadel en reed naar het kasteel, van waaruit men zolang oneerlijke
praktijken had beoefend. Toen de poortwachter hem zag aankomen, begon hij de poort te
sluiten onder het roepen van: Waarlijk, u blijft buiten, ik laat u niet binnenkomen!" Toen Wa-
lewein dat bemerkte, gaf hij het paard de sporen en het liep - het was immers dapper en snel -
met groot verlangen de poort door eer men ze goed en wel kon sluiten.
Walewein zei: Ik ben maar niet buiten gebleven en dat zal je duur komen te staan, poortwach-
ter, dat zeg ik je. bij God !"
Hij sprong onmiddellijk van zijn paard, haastte zich zijn zwaard te trekken en sloeg de poort-
wachter het hoofd af. Dat viel voor hem in het zand van de binnenplaats. Walewein nam hem
snel zijn sleutels af. Hij liep terug naar de poort en begon de deuren stevig af te sluiten, zodat
niemand het kasteel kon binnenkomen, tenzij hij dat zelf wilde. Zo kon er ook niemand naar
buiten vluchten voor hij alles volbracht had wat hij van plan was. Hierna liep hij naar boven
met het getrokken zwaard in de hand. Al wie hij daar binnen in het kasteel en in de grote zaal
aantrof, moest sterven zonder uitzondering. Men vluchtte kamers in en uit, maar niets kon
hem stuiten hij haalde ieder levend wezen te voorschijn en slachtte het af. Niemand. klein of
groot, bleef er over : hij beroofde ze allemaal van het leven. Hij wilde immers niet dat de tol-
heffing en de kwalijke gebruiken, waar menigeen het slachtoffer van was geweest. nog langer
bleven voortduren.
Via een avontuurlijke reis bereikt Walewein de burcht Ravestene van koning Amoraen.
Deze wil hem graag het wonderzwaard afstaan, maar slechts onder de volgende voor-
waarde.
Fragment 3: "Mission Impossible?"
Zo kreeg Walewein het zwaard in zijn bezit. Er was geen blijer mens dan hij en hij sprak tot de
koning: 'Zeg mij, heer. waarheen ik moet gaan. Ik wil het niet langer uitstellen om mijn woord
van trouw na te komen.'
"U moet, heer Walewein. een jonkvrouw gaan halen die u niet kent. Ik bemin haar al zo lang.
Zij die haar kennen. zeggen dat er in de hele wereld niemand mooier is dan zij. Daarom vind
ik het vreselijk dat ik al lange tijd zonder haar moet leven. Ik vrees dat ik zal sterven omdat ik
haar niet voor mij kan winnen.
Ik zal u haar schoonheid in alle bijzonderheden beschrijven. Haar naam is jonkvrouw Ysabele
en haar huid is wit als sneeuw. Zij is veel mooier dan Venus. de godin van de liefde; mooier
dan Olympias die keizerin was van Rome; mooier, zonder twijfel veel mooier, dan de twaalf
vrouwen te Rome, de twaalf godinnen van wie men voortdurend verhalen vertelt en wier
schoonheid men overal looft en prijst. Naar mijn mening is zij veel mooier nog dan Ysolde of
Helena of de mooie Corabene, mooier dan Vergine of jonkvrouw Barbeline. Noch Ysolde van
Ierland, noch Ysolde met de witte hand zijn zo mooi als Ysabele. Er is zoveel moois aan haar.
de fiere jonkvrouw die ik bemin! Want de godin Venus zelf gaf haar het prachtige gouden
haar. waardoor haar schoonheid volmaakt wordt. Dat is de jonkvrouw die ik bemin. Ik raak
Literatuur 24
buiten mijn zinnen, heer Walewein, als u haar niet voor mij haalt...
Maar hoor nu wie haar vader is : de machtige koning Assentijn. Hij behoedt mijn geliefde in
het verre Endi in een kasteel zo sterk dat het verkeerd afloopt met iedereen die het zou willen
veroveren. Twaalf muren omringen het slot. Op iedere muur zijn tachtig sterke torens ge-
bouwd. Tussen elk paar muren loopt een slotgracht, opdat men het kasteel nooit zou kunnen
innemen. De ingangspoorten zijn van koper en brons met banden van ijzer en staal. Bij iedere
poort wordt de wacht opgetrokken door tachtig zwaargewapende mannen, uitgerust alsof ze
onverwijld ten strijde moeten trekken. Al deze voorzieningen dienen om te verhinderen dat
iemand het kasteel zou binnendringen om die mooie vrouw voor zich te winnen. Ik zou niet
weten wat er Ysabele daar ontbreekt: binnen het kasteel kent ze zoveel genoegens, dat ze
gedurende het hele jaar het kasteel niet verlaat. 's Morgens wandelt zij rond in de vele boom-
gaarden die er daar zijn. Er is een prieel van ruim een halve mijl breedte. Daarin groeien pe-
per, anijs en gember, vijgen en nootmuskaat. granaatappels, amandelen en kastanjes en nog
zoveel meer dat ik het nauwelijks kan opnoemen. Lelies en rozen en andere bloemen en veel
welriekende kruiden. Het zoete gezang van vogels is er dagelijks te beluisteren. Daar verlus-
tigt zij zich in de rozen; wat kan deze mooie jonkvrouw deren?
Ik zou niet weten wat haar ontbreekt : alles wat haar hartje verlangt is in overvloed aanwezig.
Er is zelfs nog een tweede prieel. Daarin staat nog een boom... ik zal u vertellen hoe hij eruit-
ziet. Hij heeft een erg grote stam en werd geheel vervaardigd van kostbaar rood goud. Deze
boom is ouder dan mensenheugenis. Hij heeft meer takken van goud dan iemand zou kunnen
tellen en iedere tak is hol. Ik zal u vertellen waarom : op iedere tak zit een mooi en fijn bewerkt
gouden vogeltje. De boom is dus kostbaar en schitterend en van een volmaakte schoonheid.
Ik moet u nog meer vertellen, want aan elk blaadje hangt een gouden belletje met een lieflijke
en heldere klank. Onder de boom is met veel vernuft een gang gegraven en daarin staat zes-
tien mannen bij acht grote blaasbalgen die zij op en neer bewegen en waarmee zij met veel
kracht en inspanning lucht van beneden door de wortels tot boven in de top door de boom
jagen. Wanneer de wind langs de vogels strijkt, gaan ze rechtop staan en ze trillen alsof ze
leven. Elk vogeltje zingt zijn eigen wijsje, met zijn zessen of zevenen tegelijk. Dan klingelen de
belletjes. sommige hoog, andere laag. Zo weerklinkt dan vogelgezang en bellengerinkel. Als
iemand dit zoete geluid hoort - ook al is hij dodelijk gewond - dan is hij in zeer korte tijd bevrijd
van alle pijn : zo zoet hoort men daar zingen. Er staat daar ook een mooie, heldere fontein
onder een olijfboom, kostbaar en prachtig. Met reden prijs ik deze bron, want vanuit het aards
paradijs stroomt een straaltje water dat opwelt in deze fraaie bron, die heel helder is. Dit zeg ik
U : het was een erg talentvol man die deze fontein gemaakt heeft. Er werd een gouden arend
op gezet die de bron met zijn vleugels zo afdekt dat geen vuil het heldere en schone water
kan vertroebelen. Boven de bron ziet men prachtige bomen groeien: laurierbomen en rozen-
struiken staan er en menig zoet kruid. Elk vogeltje zingt daar zijn lied en onder de olijfboom,
naast de bron, wandelt zonder enige oneerbaarheid de jonkvrouw die ik bemin en die mij nog
buiten zinnen zal brengen - ik wil dat niet voor u verbergen. Ze wordt er vergezeld dor haar
hofdames en samen wandelen ze tussen de lelies en de rozen.
Wat kan deze mooie jonkvrouw deren ? Als zij bij de bron haar handen wil wassen of een
druppel van de bron wil drinken, hoeft zij maar aan de bek van de arend te draaien : dan spuit
de bron voor haar helder water. Ook al was iemand vijfhonderd jaar oud en dronk hij slechts
één druppel van deze bron, dan zou hij zonder twijfel weer zo sterk en jong worden alsof hij
dertig was. Zo brengt zij haar leven daar door.
Als Gods genade u toestaat voor mij deze jonkvrouw te halen, dan hebt u het zwaard verdiend
en bent u van uw woord ontslagen. Met iets anders zult u uw belofte niet kunnen vervullen of
uw schuld jegens mij kunnen vereffenen.
Walewein antwoordde de koning op hoofse wijze : "God de Almachtige moge mij vergunnen
dat ik haar voor u hierheen breng en u daarmee het zwaard vergoed, dat u mij slechts op mijn
woord van trouw gegeven hebt."
Geholpen door de vos Roges (een betoverd ridder) bereikt Walewein het slot van koning
Assentijn. Na een hevig gevecht wordt hij echter overwonnen en in een kerker geworpen,
waar hij zijn dood moet afwachten. Ysabele die intussen liefde voor hem heeft opgevat,
wil met Walewein ontvluchten, wat na allerlei avonturen en met de hulp van de vos Ro-
ges ook lukt.
Als Walewein en Ysabele op het kasteel van Amoraen aankomen, blijkt deze - heel ge-
past - overleden te zijn. In ruil voor het toverzwaard mag hij later ook het wonderbaar-
lijke schaakbord in ontvangst nemen. Samen rijden zij dan naar het hof van koning
Arthur. Walewein overhandigt hem het schaakspel en vertelt aan de ridders het verhaal
Literatuur 25
van zijn ongelooflijke avonturen. De auteur eindigt met de opmerking dat hij niet zeker
weet of Walewein en Ysabele tenslotte ook met elkaar huwden.
Wat heeft de filmtitel telkens met het fragment te maken?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
In het verhaal kan je de volgende hoofse kenmerken tegenkomen:
zijn christelijke inspiratie die hem gebiedt de zwakkeren bij te staan;
zijn gedrag tegenover de vrouw;
zijn verfijnde manieren;
zijn moed;
Zoek hiervan voorbeelden in het verhaal
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
De queeste-structuur
Literatuur 26
Arthurromans beginnen met een hofscène (edelen, ridders zijn in volmaakte har-
monie verzameld rond koning Arthur);
Deze hofrust (ordo) wordt verstoord door iets wonderlijks of onhoofs;
Dit rustverstorende ding stelt de idealen van de ridders in vraag en legt een te-
kort, onvolmaaktheid bloot (de manque);
Een van de ridders trekt erop uit om deze manque te neutraliseren (de hoofse
orde te herstellen);
Hij komt terecht in een Andere Wereld (onhoofse, barbaarse wereld) en zal door
zijn gedrag de hoofse waarden uitstralen in deze wereld;
Het eindigt met een nieuwe hofscène waar de manque is opgeheven, waar de
hoofse ordo is hersteld.
Pas dit toe op de ‘Roman van Walewein’
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
2. Excalibur (John Boorman)
John Boorman verfilmde de 16de eeuwse versie van Sir Thomas Malory. In het frag-
ment dat je te zien kreeg worden Arthurs afkomst en Merlijns bedoelingen met Excali-
bur duidelijk gemaakt.
Waarom schonk Merlijn Excalibur aan de vader van Arthur?
Literatuur 27
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat waren de gevolgen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
In welke omstandigheden werd Arthur verwekt?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Met welke bedoelingen wou Merlijn Arthur zelf (laten) opvoeden?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Som een viertal voorbeelden van voorhoofse kenmerken op in dit fragment.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Op welk moment zie je een duidelijke overgang naar een nieuwe gedragscode voor de
ridders?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
3 Zakelijk lezen: De heldhaftige Guinevere als vrouwelijk archetype
Lees het artikel op de volgende bladzijde zeer aandachtig. Na de tekst volgen een aan-
tal inzichtsvragen.
Moeilijke woorden markeer je en voeg je toe aan je woordenlijst!
4 The Quest for the Holy Grail
Deze Britse film dateert uit 1975. De makers ervan, de Monty Pythons, werden niet
voor niets ‘Britain’s bad boys’ genoemd. Met niets ontziend gemak breken ze vlot heili-
ge huisjes af, steken de draak met moraal, ernst, historiek...
In deze film komt een troep gekke, oerdomme, kortom verre van clichéridders in een
‘middeleeuwse’ kruistocht terecht. Monty Python had en heeft begrijpelijkerwijs zijn
Literatuur 28
Literatuur 29
Literatuur 30
absolute fans en regelrechte tegenstanders. Zoveel is zeker: je bent voor of tegen.
Scène 1: de gevechtsscène
Arthur is op zoek naar ridders voor zijn Ronde Tafel. In een verlaten bos hoort hij
vechtende ridders.
Hoe worden de paarden gesuggereerd? Welk effect heeft dit op de kijker?
______________________________________________________________________________
Kun je de gevechtsscène tussen de ridders realistisch noemen? Waarom lach je toch als
je dit gevecht bekijkt?
______________________________________________________________________________
Tewijl de ridders vechten kijkt koning Arthur toe. De techniek die hier toegepast
wordt, heet parallelmontage. Welk effect heeft deze ingreep?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de aanleiding van het tweede gevecht? Waarom is dit letterlijk belachelijk?
______________________________________________________________________________
De tweede gevechtsscène is werkelijk hilarisch grappig. Waarom?
______________________________________________________________________________
De humor in deze scène is ook erg Engels vanwege het typerende flegma
(onverstoorbaarheid). Er wordt kwistig rondgestrooid met understatements: de ridder
verliest zijn arm en reageert: ‘it’s only a scratch.’ Geef nog enkele voorbeelden.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Scène 2: de opdracht en de belegering
Arthur heeft intussen zijn ridders verzameld en krijgt zijn opdracht rechtstreeks van
God.
Hoe wordt God voorgesteld? Waarom gebruiken de Pythons hier animatiefilm?
Literatuur 31
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waaraan ergert God zich? Waarom is dit ook weer grappig?
______________________________________________________________________________
De dappere ‘Knights of the Round Table’ plannen een belegering van het ‘Franse’ kas-
teel. Waaraan herinnert die belegering?
______________________________________________________________________________
Geef enkele voorbeelden van absurde humor.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
6 De graalqueeste
Er is een groot feest aan het hof van Koning Arthur. Als de koning met zijn ridders
aan tafel wil gaan, doet er zich iets eigenaardigs voor: een zware steen komt aangedre-
ven met daarin een prachtig zwaard en een opschrift: “Alleen de beste ridder kan mij
uit deze steen trekken”. Geen enkele aanwezige ridder slaagt daarin. Een jongeman
die aan het hof aankomt, Galaät, slaagt er uiteindelijk toch in. Die Galaät is waar-
schijnlijk de zoon van Lancelot. Na de vespers gaan de ridders aan tafel. Plots horen
zij veel gedonder, zien een heel heldere zon en dan...
Literatuur 32
5 Wil de echte Arthur nu opstaan!
Kijk naar de trailer voor de film ‘King Arthur’. In deze verfilming probeert men een
historisch correcter beeld an Arthur op te hangen, in zoverre dat dit mogelijk is na-
tuurlijk.
Verzamel zoveel mogelijk info over deze legendarische koning.
Wanneer zou hij geleefd hebben? _______________________________________________
Tot welk volk zou hij behoord hebben? __________________________________________
Waar kwam zijn bekendste ridder Lancelot vandaan volgens deze film?
______________________________________________________________________________
Welke echte naam zou hij gedragen hebben? _____________________________________
Wat gebeurde er met jongens als Arthur en Lancelot volgens deze film?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke morele code, waar hij later beroemd om zal worden in de literatuur, krijgt hij
als kind van Pelagius mee?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 33
De heilige Graal kwam daarmee binnen.
Toch kon niemand die daar was zien
Via welke weg hij binnen kwam.
Toen hij daar kwam, was hij bedekt,
Zo heb ik vernomen, met een witte zijfluwelen doek.
En het hele paleis werd erdoor
Gevuld met een zoete geur, net alsof
Al de welriekendste kruiden van de wereld
Op dat moment aanwezig waren in het paleis;
En de Graal trok het hele paleis door.
Terwijl hij voorbij de tafels kwam,
Werden die onmiddellijk gevuld
Met de lekkere spijzen die de aangezetenen
wilden eten.
...
Meer nog dan de anderen was vooral
Koning Arthur heel opgetogen
Omdat God, de Heer,
Hem deze uitzonderlijke eer verleende,
Die voordien aan geen enkele van
Zijn voorouders was geschied.
Iedereen die daar aan het hof was
Was uitermate verheugd daarover
En ze erkenden
Dat God hen niet was vergeten.
...
En heer Walewein zei toen:
“Heer, dit is nog niet alles.
Want hier zat niemand
Of hij had al wat hij wilde eten;
Al wat hji zich maar kon wensen
Kon hij eten.
Dat is nog nooit aan een koninklijk hof gebeurd.
Behalve bij de Visserskoning, dat weet ik wel;
Maar wij werden bedrogen in het feit
Dat wij de Graal niet onbedekt mochten zien.”
Verder zei heer Walewein: “Wat dat betreft
Doe ik hier op dit moment zelf een gelofte,
Dat ik morgen vroeg op weg zal gaan
En dat ik een jaar en een dag op queeste zal gaan
En meer, indien nodig; ik zal
De Heilige Graal overal zoeken,
En ik zal mij met al wat ik kan ervoor inzetten;
Literatuur 34
Niets zal mij tegenhouden
Op mijn avontuur, tenzij dat ik er mijn leven bij laat.
En ik zal kosten noch moeite sparen
En ik zal er alles aan doen
Om de tocht tot een goed einde te brengen.
Hoe zwaar het mij ook moge vallen.
Ik zal altijd met mijn zoektocht bezig blijven
En niet naar het hof terugkeren
Tot ik de Graal, die ons hier getoond is,
Onbedekt heb gezien,
Indien ik daarvoor tenminste de macht
En de toestemming heb.
Indien het mij niet toegestaan is
Dan zal ik terugkeren naar het hof
En mij daarmee tevreden stellen.”
Toen de ridders rond de tafel
Waleweins woorden hoorden,
Zowel wat hij eerst als wat hij laatst had gezegd,
Achtten zij het schandelijk nog langer te wachten.
Zij stonden allen op
En beloofden eveneens
Om op dezelfde wijze
Op zoektocht te gaan
Totdat zij zouden zitten
Aan de tafel (in de Graalburcht) waar zij voedsel
Konden eten zoals ze tijdens het Graaleten hadden genuttigd.
(Uit het Haagse handschrift)
De volgende morgen vertrekken alle ridders. Zij beleven allemaal fantastische avontu-
ren op zoek naar de Graal. Het verhaal beschrijft dan de avonturen van veel ridders,
maar vooral van Galaät; die rijdt dagenlang tot hij bij een klooster komt en daar vindt
hij een wonderlijk wit schild met een rood kruis erop. Op het kerkhof is er ook een
graftombe waar hij een verschrikkelijk geluid uit hoort opstijgen; als Galaät toch na-
derbij komt, vlucht een monster uit het graf.
Later komt hij in de buurt van een kasteel waar zeven jonkvrouwen worden gevangen
gehouden; zeven boosaardige ridders komen op hem afgestormd, maar hij slaagt erin
ze te verslaan en hij wordt op het kasteel met veel eerbetoon begroet want die zeven
roofridders hadden de jonkvrouwen gevangen genomen. Galaät schenkt hen het kas-
teel.
Na nog andere avonturen komt hij samen met andere ridders bij de Graalburcht. Hun
komst brengt grote vreugde. Galaät smeedt een gebroken zwaard weer aaneen en
krijgt, met nog avonturen, geleidelijk inzicht in de diepste geheimen van de Graal.
Wie was de Visserskoning?
Literatuur 35
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe ziet de Graal eruit?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat zijn de effecten van de Graal?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
De betekenis van de Graal
Waar kwam de Graal vandaan en waarom was hij zo speciaal?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Betekenis
“De meeste wetenschapsmensen uit de 20ste eeuw zijn het erover eens dat de Graalro-
mans op heidense uitgangspunten berusten: op een ritueel dat met de cyclus van de
seizoenen en de dood en wedergeboorte van het jaar te maken heeft. In eerste instantie
is het misschien een vruchtbaarheidscultus, die mogelijk ontleend is aan die van Tam-
muz, Attis, Adonis of Osiris in het Midden-Oosten. In de mythologie van Ierland en
Wales wordt herhaaldelijk verwezen naar de dood, wedergeboorte en vernieuwing en
naar dezelfde processen op het land: vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid... De reus-
achtige held Bran bezat een schaal waarop het voedsel dat men wenste onmiddellijk
verscheen...
In de tweede helft van de twaalfde eeuw onderging deze heidense oorsprong een merk-
waardige en belangrijke verandering. De Graal werd om onduidelijke redenen, die de
onderzoekers zijn ontgaan, opeens alleen nog maar in verband gebracht het christen-
dom. Door een onduidelijke vermenging werd de Graal onverbrekelijk verbonden met
Jezus.”
(Uit Michel Baigent, e.a., Het Heilig Bloed en de Heilige Graal)
6 De ware betekenis van de graal
Literatuur 36
Wat is de graal in werkelijkheid?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 37
Van den vos Reynaerde
Reinaert de Vos leeft nog voort in onze cultuur, ook het Suske & Wiske album ‘De Re-
belse Reinaert’ heeft deze vos als hoofdpersonage.
Dit openingsbeeld van het stripalbum geeft je meteen een boel informatie over dit lite-
raire werk. Verzamel die hieronder:
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Charlie May’s rapversie
Wat maakt Reinaert de Vos nog steeds eigentijds?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat looft Prof. Janssens aan de versie van Charlie May?
______________________________________________________________________________
Welke uitdagingen kwam Charlie May tegen?
______________________________________________________________________________
Literatuur 38
Luister naar een recente versie van de Nederlandse rapper
Charlie May en kom te weten hoe het verhaal begint en welk
probleem zich voordoet. Noteer het kort hieronder:
Probleem: _____________________________________________
______________________________________________________
______________________________________________________
Aanklachten in volgorde:
Isegrim (dier?) ________________________________________
______________________________________________________________________________
Courteois (dier?) _______________________________________________________________
Pancer (dier?) _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Argumenten van de verdediging (Grimbeert) dier? ________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Getuigenis van Cantecleer (dier?) _______________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Lees op de volgende bladzijden hoe het verhaal verder gaat in een verhaalgetrouwe
verstripping van Leo Faes, dat jaren geleden in het reynaerdofielentijdschrift
‘Tiecelyn’ verscheen.
Literatuur 39
Literatuur 40
Literatuur 41
Literatuur 42
Literatuur 43
Literatuur 44
Literatuur 45
Literatuur 46
Literatuur 47
Literatuur 48
Literatuur 49
Dit fragment is eigenlijk OPGEBOUWD in drie deeltjes. (Kijk naar de verschillende
vertelperspectieven.) Toon aan.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
De middeleeuwse proloog bevat volgens de ars poetica drie VASTE ONDERDELEN
(zgn. <topoi>):
de <causa scribendi>, de reden waarom het verhaal geschreven werd;
de bronvermelding die de waarachtigheid van de verhaalstof ondersteunt (men
wenst geen oorspronkelijk werk, wel een werk met een onmiskenbare religieuze
en maatschappelijke boodschap);
een gebed om hulp tot God (eigenlijk de verchristelijking van het antieke aanroe-
pen van de Muzen).
Ga na of de kopiist deze regels nauwgezet toepast in het eerste deeltje van het frag-
ment.
______________________________________________________________________________
Zowel de kopiist als Willem hebben <Van den Vos Reynaerde> duidelijk als parodie op
de hoofse roman en maatschappij geïnterpreteerd. Daarvan vind je verschillende voor-
beelden.
-In v. 4 luidt het over dit verhaal dat het gaat om <die avonture van Reinaerde>. Dit
was de vaste omschrijving voor de hoofse ridderroman (zie ook v. 31), zo sprak men
over <die avonture van Walewein>. Door naar het Reinaertverhaal in dezelfde termi-
nologie te verwijzen, plaatst de kopïist meteen ook het personage Reinaert op dezelfde
voet en maakt er een heuse hoofse ridder van.
Hetzelfde gebeurt in v. 7: <die vite> is een <vita>, de levensbeschrijving van een heili-
ge. Dergelijke heiligenlevens waren zeer populair en maakten een belangrijk deel uit
van de middeleeuwse epische literatuur. Maar welke heilige zou in hemelsnaam model
hebben moeten staan voor dit verhaal? Satirisch wordt Reinaert hier dus voorgesteld
alsof hij een heiligenbestaan zou hebben geleid.
Probeer nu zelf op gelijkaardige manier de dubbele bodems te interpreteren in:
v. 27 e.v, de hoofse opdrachtgeefster;
______________________________________________________________________________
v. 37 e.v. de afwijkende definitie van hoofsheid.
______________________________________________________________________________
Literatuur 50
Ook de eigenlijke aanvang van het verhaal is doorspekt met parodiërende verwijzin-
gen, o.m. in:
v. 41 e.v. de hofdag was een jaarlijkse bijeenkomst van de leenheer en zijn vazallen,
met een dubbel doel: enerzijds de feodale eed van trouw bevestigen (de hoeksteen van
de feodale maatschappij); anderzijds geschillen beslechten. Deze heeft in principe niet
plaats op een kerkelijke feestdag, en draagt een officieel karakter. Klopt dit met wat er
hier gebeurt?
______________________________________________________________________________
v. 42-43 de <Natureingang> hoort eigenlijk thuis in de Provençaalse lyriek, waar het
een sfeer van <jois> diende op te roepen (een hooggestemd gevoel van harmonie, vrede
en geluk). Hier volgt evenwel een staaltje stupide geruzie om drie keer niks ... Wat
toont dit nogmaals aan?
______________________________________________________________________________
v. 50 wanneer de hofdag zo'n centrale plaats inneemt in het feodale bestel, wat bete-
kent dan de afwezigheid van Reinaert in feite?
______________________________________________________________________________
Middeleeuwse epiek is FORMEEL weinig verfijnd.
Welk metrisch principe is hier toegepast? ________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welk rijmschema? Zijn er duidelijke stoplappen? _________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat voor verteller tref je aan? __________________________________________________
Literatuur 51
De mens in zijn blootje
Prof. Janssens en Charlie May concludeerden het al: Reinaert de Vos is van alle tijden.
Het verhaal laat de mens zien zoals hij werkelijk is. Noteer per kenmerk één gebeurte-
nis uit het verhaal waarin die negatieve eigenschap geïllustreerd wordt.
a. Zucht naar populariteit: _____________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
b. Leidersinstinct: _____________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
c. Bedriegerij: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
d. Vleierij: ____________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
e. Listigheid: __________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
f. Huichelarij: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 52
g. Goedgelovigheid: ____________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
h. Hebzucht: __________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
i. Wreedheid: __________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
j. Naar de mond praten van hooggeplaatsen: _____________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
k. Zoeken naar een zondebok: ___________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
l. Willekeurige rechtspraak: ____________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
11. De spreekwoordelijke vos
De vos en zijn typische karaktertrekken is ook in ons taalgebruik doorgedrongen. Als
je ‘Van Dale’ erop naslaat kan je een tiental spreekwoorden vinden. Zoek voor elk van
de volgende spreekwoorden de correcte betekenis en probeer ze in verband te brengen
met het verhaal van ‘Reynaert de Vos’. M.a.w. zijn er situaties te vinden in het verhaal
die overeenkomen met de inhoud van de spreekwoorden.
De vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken
figuurlijke betekenis: __________________________________________________________
Reynaertverhaal: ______________________________________________________________
Literatuur 53
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Als de vos de passie preekt, boer, pas op je kippen:
figuurlijke betekenis: __________________________________________________________
Reynaertverhaal: ______________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Men moet vossen met vossen vangen:
figuurlijke betekenis: __________________________________________________________
Reynaertverhaal: ______________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Als men de vos niet vangen wil, kan men geen honden vinden
figuurlijke betekenis: __________________________________________________________
Reynaertverhaal: ______________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
‘t Is kwaad oude vossen te vangen
figuurlijke betekenis: __________________________________________________________
Reynaertverhaal: ______________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 54
De natuurlijke vos en de literaire vos
Hieronder vind je een aantal beschrijvingen van het gedrag van de vos in de vrije na-
tuur. Aan jou om een vergelijking te maken tussen de echte en de literaire vos.
(overeenkomsten en verschillen)
De vos heeft verschillende holen in gebruik.
De vos maakt gebruik van een dassenhol.
De vos houdt zich dood om vogels te verschalken.
De wolf is de natuurlijke vijand van de vos.
De vos markeert zijn territorium met behulp van urine en secreet van de anale
klieren.
De vos is niet sociaal van aard.
De relaties tussen de seksen zijn nog onduidelijk met een vermoeden van mono-
gamie.
In principe is de vos een opportunist wat zijn voedsel betreft: knaagdieren, konij-
nen, insecten, vruchten en bessen - kippen, eenden, ganzen, lammeren), soms
wordt een prooi begraven.
Overeenkomsten Verschillen
Literatuur 55
De voorstelling van de vrouw in ‘Van den Vos Reynaerde’
Vrouwen worden door Willem steevast negatief afgebeeld. Dat blijkt ondermeer uit de
naamgeving:
de wolvin Hersinde: ______________________________________________________
de pastoorsvrouw Julocke: ________________________________________________
de dorperin Ogeerne: _____________________________________________________
de vrouw van de hofkapelaan Hawi: _______________________________________
Al deze namen zorgen ervoor dat deze vrouwen in een seksueel erg bedenkelijk dag-
licht komen te staan.
Verder nog:
Hermeline: ______________________________________________________________
De koningin _____________________________________________________________
Reinaertland
Op deze kaart werden de plaatsen aangeduid die in het Reinaertepos een rol spelen of
plaatsen die iets met het Reinaertverhaal te maken hebben.
In welke provincie situeren we het Reinaertverhaal? ______________________________
Literatuur 56
De rederijkers (BZL) 1. De stadsdichter
Wat is een stadsdichter? _______________________________________________________
______________________________________________________________________________
Drie redenen waarom een stad een stadsdichter aanstelt:
a _____________________________________________________________________________
b _____________________________________________________________________________
c _____________________________________________________________________________
Wie is de huidige en de vorige stadsdichter van Gent?
vorige: ________________________________________________________________________
huidige:_______________________________________________________________________
2. Een nieuw literair klimaat
Interview met professor Herman Pleij: deel 1
In welke periode valt de rederijkerij vooral te situeren? ___________________________
Hoe verschilde de literatuur uit die tijd met de huidige literatuur?
______________________________________________________________________________
Welke ontwikkeling is erg belangrijk voor die tijd? _______________________________
Met welke nieuwe klasse is rederijkerij verbonden? ______________________________
Welke twee functies had literatuur in die tijd? ___________________________________
Interview met professor Herman Pleij: deel 2
Welk beeld over de rederijkers wil hij vooral bestrijden? ___________________________
Wie vindt hij de grootste rederijker uit die tijd? ___________________________________
Wie is de bekendste Brugse rederijker? __________________________________________
Wie is de bekendste Brusselse rederijker? _______________________________________
Met welke muzikanten vergelijkt hij de refreindichters? __________________________
Welk vormonderdeel van een refrein helpt hier goed bij? __________________________
Literatuur 57
2. Het Mariacransken: 500 jaar oud
De rederijkerskamer het Mariacranske is ontstaan in _____ . Het waren mensen die
elkaar vonden om zich te ______________ , literatuur te maken, na te denken en
_________ te vieren. De betekenis van rederijker is een beoefenaar van de ___________ .
Ze geloven rotsvast in de kracht van het gesproken woord om een harmonieuze
___________________ te realiseren. De leuze van het Mariacranske is dan ook heel toe-
passelijk _________________ Akkoord. Deze groeperingen bestonden uit dichters,
_____________________ en schrijvers. Het waren humoristische en kritische verzetslie-
den. Het Liber Authenticus vernoemt ook de naam van twee andere rederijkerskamers
de _________ en de Violette. In 1507 smelten beide kamers samen tot het Mariacrans-
ke. De artistieke leider van zo'n kamer noemt men de __________ . Bijvoorbeeld Jan
Smeken, die ook ___________________ was, een ambt tot momenteel in veel steden
weer in het leven geroepen wordt. Het 'wapenschild' dat dergelijke kamers ontwierpen
noemt men een ______________ . Zulke kamers hadden ook een
_____________________ , zoals Filips de Schone die ze in hun kenteken opnamen. Maar
hun teksten dienden ook om hun broodheren te corrigeren en bij te sturen.
In 1510 was er een speciale gebeurtenis. Het was heel erg koud en er was veel sneeuw.
Er werd een sneeuwpoppen festival georganiseerd. Het gedicht van Jan Smeken be-
handelt nog altijd actuele thema's zoals de angst voor __________________ die we bij
het Vlaams Belang zien terugkeren. Natuurlijk was ________________ ook alom aan-
wezig in dit gedicht. Hun geduchte wapen was de ________ om maatschappelijke wan-
toestanden aan de kaak te stellen.
3. Literatuur in wedstrijdvorm
Vat bondig samen hoe de rederijkers hun wedstrijden organiseerden:
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 58
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Noteer de betekenis van volgende begrippen:
de kaart: ______________________________________________________________________
de prins: ______________________________________________________________________
het landjuweel: ________________________________________________________________
Literatuur 59
Rederijkerstoneel: mirakelspelen Mariken van Nieumeghen
1. Inleiding: exorcisten
Bezeten door de duivel. Het moet je maar overkomen. Vroeger gebeurde het veel meer
dan nu, maar nu nog zijn er mensen die denken dat ze bezeten zijn.
Het levert interessante films op. Denk maar aan de klassieker ‘The Exorcist’. Kijk
naar de reportage die Koppen XL uitzond over hedendaagse duiveluitdrijvers.
Wat is een exorcist? ____________________________________________________________
Op welke manieren kan een duivel of demon zich manifesteren? ___________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe kan een exorcist herkennen of het om mensen gaat die bezeten zijn door een de-
mon of die aan een geestesziekte lijden?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welk beeld heb je van de priesters die aan duiveluitdrijving doen? _________________
______________________________________________________________________________
2. De Mariken
De Mariken van Nieumeghen (eigenlijk: Die waerachtige ende een seer wonderlijcke
historie van Mariken van Nieumeghen die meer dan seven jaren metten duvel woende
ende verkeerde) werd tussen ca. 1500 en 1515 geschreven. De schrijver is niet bekend.
Aan de vorm van de verzen is te zien dat hij een rederijker was. Het verhaal is overge-
leverd in oude gedrukte boekjes, waarvan het oudste in ca. 1515 gedrukt werd door de
bekende Antwerpse drukker Willem Vorsterman.
De Mariken bestaat voornamelijk uit dialogen op rijm, die ingeleid worden door korte
prozastukjes. Waarschijnlijk was de Mariken eerst een roman die geheel in proza ge-
schreven was. Iemand zette daarna het grootste gedeelte van het verhaal om in be-
rijmde dialogen, omdat dat prettiger te lezen zou zijn. Hierdoor lijkt de tekst op een
toneelstuk, hoewel hij dat waarschijnlijk niet is.
Literatuur 60
3. Het verhaal
Lucy Besson heeft in opdracht van de stad Nijmegen een documentaire gemaakt over
Alexander Bobkin die werd gevraagd illustraties te maken voor een nieuwe uitgave
van het stuk.
Zet de gravures hieronder nu in de juiste volgorde door er een cijfer van 1 tot 7 onder
te plaatsen en voorzie ze van een onderschrift.
Wat maakt dit stuk volgens Bobkin nog steeds actueel? Welke universele gevoelens/
thema’s zitten erin? ____________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waarom zou hij voor een naaktmodel gekozen hebben? ____________________________
Start hier!
Literatuur 61
4. De eerste ontmoeting
Luister naar een fragment waar Mariken de duivel Moenen voor de eerste keer ontmoet.
Mariken
Wie sidi, vrient? Wie ben je, vriend?
Die duvel
Een meester vol consten, Professor in de wetenschappen
Nieuwers af falende, wes ic besta. Alles lukt me, wat ik ook probeer.
Mariken
’t Comt mi alleleens met wien dat ick ga, Het maakt me niet uit met wie ik verkeer,
Also lief gae ic metten quaetsten als metten besten. met de verdorvene, of de volmaakte.
Die duvel
Wildi u liefde te mi werts vesten, Al je mij tot de jouwe maakte,
Ick sal u consten leeren sonder ghelijcke, ik zou je de zeven vakken leren,
Die seven vrie consten: rethorijcke, musijcke, tot in de puntjes: retoriek, musiceren,
Logica, gramatica ende geometrie, logica, grammatica en geometrie,
Aristmatica ende alkenie, rekenkunde en alchemie,
Dwelc al consten sijn seer curable. wetenschappen die men altijd eerde.
Noyt vrouwe en leefde op eerde so able Geen aardse vrouw was ooit zo’n geleerde,
Als ic u maken sal. als jij zult worden.
Mariken
So moetti wel zijn een constich man. Je bent dus een kundig man.
Wie sidi dan? Maar wie ben je dan?
Die duvel
Wat leyt u daeran? Dat gaat je niks aan.
Wie ick ben en soudi met rechte vraghen niet. De waarheid weten, dat hoef je niet.
Ick en ben die beste van mijnen maghen niet, Ik ben het zachtmoedigste boefje niet,
Maer u dat ic nemmermeer niet dan jonste en toge. maar voor jou ben ik goed, jou heb ik hoog.
Mariken
Hoe heeti, vrient? Hoe heet je vriend?
Die duvel
Moenen metter eender ooghe, Moenen met het ene oog,
Die wel bekent es met veel goede ghesellen. Ik heb vrienden in all hoeken en gaten.
Mariken
Ghi sijt die Viant vander hellen. De duivel ben je, uit de hel losgelaten
Die duvel
Wie ick ben, ic ben emmer ghejonstich tot u. Jou heb ik hoog. Jouw beschermer ben ik.
Mariken
Ick en hebbe oeck van u ancxt, vrese noch gru; Ik heb voor jou geen angst, vrees of schrik.
Al quame Luycefer selve uuter helscher ghewelt, al kwam Lucifer zelf uit het helse geweld,
Ick en souder niet af vervaert sijn, so ben ic gestelt; dan nog vreesde ik niet. Zo is’t met me gesteld;
Ick ben onghequelt van allen anxten. Alle angst is me ontnomen (vertaling W. Wilmink)
Waarom is ze niet bang voor Moenen? ___________________________________________
De duivel doet zich hier wel als mens voor, maar toch is hij herkenbaar omdat de duivel altijd
een gebrek heeft. Welk?
______________________________________________________________________________
Wat belooft hij haar? ___________________________________________________________
Literatuur 62
______________________________________________________________________________
Moenen eist van Mariken dat ze een andere naam aanneemt. Maar dat wil ze niet en
tenslotte verandert ze haar naam in iets dat erop gelijkt: ‘Emmeken’. Kan je uitleggen
waarom dit voor de duivel en voor Mariken zo belangrijk is?
Voor Moenen __________________________________________________________________
Voor Mariken _________________________________________________________________
5. Inkeer
Na zeven jaar samenzijn komt ze tot inkeer wanneer ze het wagenspel Masscheroen
bekijkt. In dat spel discussiëren de duivel Masscheroen en God over het lot van de en-
gelen.
Emmeken:
Nu eerst beginnen mij te tranen te ontspringen
En rollen ze over mijn wangen
O, wat een wroeging heb ik opgevangen
Bij ‘t horen van die woorden, O Heer der Heren,
Zou het mogelijk zijn, indien ik mij wilde bekeren,
Dat ik weer in genade kwam?
Nooit kende ik gedachten van inkeer als nu.
Zou het mogelijk zijn? Ik vrees van neen.
Ik heb te ver mijn instemming verleend!
Onnadenkend gaf ik mij over aan het kwaad.
O, Aarde, scheur open, bedek en begraaf mij!
Dat ik je betreed kan je niet langer gedogen!
Moenen
Hulp! Belzebub! Gramschap braakt en blaakt uit mijn ogen!
Die meid heur balg is van berouw vervuld;
Dat lam geleuter heeft haar overluld.
Zeg eens, we gaan ergens in ‘t hartje van de stad.
Mariken
Weg van mijn pad!
Laat me met rust! Weg zon van den boze!
Wee mij, dat ik je ooit heb gekozen
En jou aanriep, vergetend Gods barmhartigheid!
Ach, ach, ik krijg zo’n berouw en spijt
Dat mijn hart dichtknijpt; ik voel me bezwijmen;
Mijn krachten bezwijken!
Moenen
Literatuur 63
Hulp! Lucifers lever, longen en milt! Laat mij m’n
Woede botvieren met gebrul, blikkengebliksem en gehuil!
Mijn plan valt helemaal in’t vuil;
Bij’t gebroed in de helse kuil verlies ik al mijn krediet.
Sta op in aller duivels naam, zoniet
Voer ik je gekoust en geschoeid mee naar de hel!
Mariken
O Heer, onterm u mijner!
Moenen
Ha, zit het zo! Ja, ik hoor wel
Dat het leedwezen in haar begint te knagen;
Maar tot in ‘t zwerk der wolken zal ik haar dragen
Torenhoog en haar werpen dan van boven neer.
Komt ze dan nog tot haar zelve weer
Dan heeft ze geluk, die lelijke vrucht! -
Hier! Hier! Ik voer je mee in de lucht!
Moenen draagt Emmeken tot boven de daken van de huizen en werpt haar naar beneden om
haar nek te breken. Ze ligt een uur lang op de straat voor ze tot bewustzijn komt. Ook haar
oom komt naar haar toe.
Mariken
Ach, ben jij dat, heeroom!
O mocht God gedogen dat ik op dit ogenblik
In dezelfde staat verkeerde als ik was toen ik
U de laatste maal zag voor ik ging op reis.
Och, als ik dit bij mezelf overpeins
Vrees ik dat ik eeuwig verdoemd ben.
Haar oom
Nichtje, je bent mis:
verloren is niemand dan wie denkt dat hij verloren is.
Hoe zou je verdoemd zijn? Het ware God geklaagd!
Maar hoe kom jij hier? Dat wist ik wel graag.
En je was zo hoog in de lucht daarnet.
Zeg het me toch, als niks het je belet;
Ik weet echt niet dat ik ooit een mens zo hoog zag.
Mariken
Heeroom, je moet weten dat ik niet vermag
Van naald tot draad mijn avonturen te vertellen:
Eens ben ik me in de macht van de helse vijand gaan stellen
Literatuur 64
En daarna heb ik omtrent zeven jaar met hem omgegaan.
Alles zeggen zal niet gaan,
ik zal ‘t in ‘t kort verslaan
Hoe ik heb geleefd en wat we hebben bedreven.
Er kunnen daar boeken van worden geschreven;
Geen kwaad dat tegen het mijne opwegen mag.
En aan ‘t einde van al dit rare gedrag
Kwam ik hier in de streek om mijn vrienden te visiteren
En, toen we hier door de stad wilden passeren,
En op de markt aankwamen, zag ik dat ze daar
‘t spel van Masscheroen stonden te spelen. Ik luisterde ernaar.
Steeds meer door de woorden die ik kreeg te aanhoren
Kwam in mij leedwezen op tot hij zich eraan ging storen
Die met mij was en me, zoals ‘t volk zag, voerde mee
Hoog in de lucht.
Haar oom
Helaas: o wee!
Maar nichtje, hoe dat? Was de duivel met jou?
Mariken
Ja, ja, heeroom, ‘t is omtrent zeven jaar nou
Dat ik me ging voegen naar zijn gebod
En met hem omgang heb.
Haar oom
Hulp! Almogende God!
We moeten die gast van je weg kunnen stuwen,
Als je wilt verwerven Gods hemelrijk.
[…]
Kom, Mariken, nichtje, ik zal je geleiden
Tot bij de deken en een vuur doen stoken.
Ik denk dat je ledematen allemaal zijn gebroken,
Doordat hij je zo meevoerde en weer liet vallen;
Je moet wel erg gekwetst zijn.
Mariken
Dat is niemendalle
Dit lijden, heeroom, daarover geen verhaal;
Ik ben bereid te lijden tienduizendmaal
Meer dan pennen zouden kunnen beschrijven
Indien Gods barmhartigheid aan mij mag beklijven.
‘t Raakt me niet wat ik doen moet, als door mijn berouw
Literatuur 65
ik troost en genade verkrijg.
Haar oom
Blijf dit voornemen trouw,
Ik verzeker je dat je Gods rijk naar je wens zal binnengaan.
We zien het dagelijks in de Schriftuur te lezen staan:
Om te verwerven Gods glorie groots
Gaat niets boven berouw in het uur des doods.
Wat gebeurt er met de twee belangrijkste personages in dit fragment?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
In de toneelgeschiedenis wordt de ‘Mariken’ bij het religieus toneel gesitueerd. En in
deze categorie nog eens bij de mirakelspelen onderverdeeld. Waarom denk je dat? ___
Mirakelspelen werden meestal opgevoerd op de naamdag van de heilige. Welke heilige
werd met dit spel vereerd? _____________________________________________________
Wat is de moraal van dit verhaal? _______________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 66
Literatuur 67
Rederijkerspoëzie In de loop van de 15de en de 16de
eeuw verspreiden de rederijkerska-
mers zich van zuid naar noord over
alle steden en beheersen aldus het
literaire leven. (Den Boeck, Brussel,
1404; De Fonteine, Gent, 1448; De
Violieren, Antwerpen, 1480; De
Eglantier, Amsterdam, ca. 1517).
Ze zijn strak georganiseerd met een
prins aan het hoofd (een man van
aanzien die voor de financiële midde-
len zorgde, in hedendaagse termen
zou je hem de sponsor kunnen noe-
men). De factor (dichter) zorgde
voor de literaire producten bij wed-
strijden en trad ook op als artistieke
leider van het gezelschap bij toneelopvoeringen. Daarnaast is er nog de nar die voor de
vrolijke noot zorgt en de bode die uitnodigingen en berichten aan de leden van de ka-
mer ronddraagt.
De leden van de kamer komen uit de burgerklasse.
Virtuoze omgang met de taal
Het spelen met de taal is een fenomeen dat niet enkel in de rederijkerstijd voorkomt.
In 1981 verscheen van de hand van de Nederlandse essayist en geleerde H. Brandt
Corstius (onder het pseudoniem Battus) het boek 'Opperlandse taal- & letterkunde.
Enkele voorbeelden : zeg telkens welk spelletje gespeeld wordt.
1 Waaro zoude w nie d laatst lette va el woor weglate ? ____________________________
2 Baas, neem een racecar, neem een Saab. _______________________________________
3 De venter ging over de brug in Deventer en toen was de vent er. __________________
4 Arbeidersongevallenverzekeringsmaatschappij. _________________________________
5Er was een bij te 's-Gravenhage
die antwoord wist op alle vragen.
Toen men hem moeielijk genoeg
'Wat was was eer was was was ?' vroeg
werd hij winnaar van de quiz
met 'Eer was was was was was is.' ______________________________________________
Blazoen van ‘De Violieren’ uit Antwerpen.
Literatuur 68
6
A-saga (door J. Bosscha)
Harald was Jarl van Laaland. 't Zwaard - dacht Harald - baant 't pad naar Walhalla;'
vandaar dat Harald zwalkt, strand af, strand aan; vandaar dat Haralds zwaard land-
plaag was van al wat aan 't strand lag. - Aadlar van Ran, was vaak Haralds naam...
De E-legende (door J. van Lennep) Een vreemde heerser betreedt Berthes erfdeel.
Geen der edelen wederspreekt des wreden Werners recht, het recht des sterksten. De
vreemde heerser, ten zetel der Wenden verheven, geeft het bevel : 'Breng Berthe weg.
Geen mens helpe der zwervende : geen mens geve der vernederde eten, dek en leger-
stede...
O-sprook (door A. des Amorie van der Hoeven) Olof troont op Colholms slot, rondom
door golf op golf omzoomd; Noordstorm op Noordstorm floot door boog, poort, top. Toch
pronkt op Olofs slot Colholms roos, Olgond; jong, schoon, blond...
Pas een verwant procédé van voorbeeld 1 toe : laat klinkers weg, of in het eerste woord
de eerste letter, in het tweede woord de tweede enz.
______________________________________________________________________________
Probeer woorden te vinden die van achteren naar voren kunnen gelezen worden. Zo'n
woord is een palindroom.
______________________________________________________________________________
Voorbeeld 4 is een zeer lange samenstelling. Van hoeveel letters ? Vorm ook zo'n
woord.
Wat is er aan de hand in A-saga; E-legende en O-sprook ?
______________________________________________________________________________
Probeer elk van deze versies aan te vullen met 1 zin.
A-saga ________________________________________________________________________
E-legende _____________________________________________________________________
O-sprook: _____________________________________________________________________
Schrijf een zin van ten minste tien woorden zonder de letter e.
______________________________________________________________________________
Literatuur 69
Rhetorike extraordinaire
De rederijkers zijn dé meesters in deze taalspelletjes en ontwikkelen een aan-
tal zeer specifieke vormen die ze onder de benaming 'rhetorike extraordinaire'
verzamelen. Ontdek de techniek die voor volgende soorten gebruikt dient te worden!
het rondeel: ___________________________________________________________________
Die nu ter wereldt sal bedien
Die moet duersteict zijn als een jacke
Alomme moet hy hoocheydt dien
Die nu ter wereldt sal bedien
Onnoosel als die Godt verrien
Oft anders gaet hy metten sacke
Die nu ter wereldt sal bedien
Die moet duersteict zijn als een jacke.
het abc-gedicht : ______________________________________________________________
Als u een abc-gedicht wilt schrijven
Begin dan niet meteen; denk eerst goed na
Curieus, er zijn nog altijd van die krukken
Die denken : 'O, da's niks, ik neem de A
En dan de B, de C... dat moet wel lukken'
Fatale nonchalence ! Bij de Q
Gaat meestal het betoog reeds half te gronde
Het voorbeeld, lezer, eindigt hier en nu
H.H. Polzer
het acrostichon : ______________________________________________________________
Adams kinderen met Arbeyt beswaert seere,
Nu brenge ic u een Nieuwe tijdinge goet,
Neerstich naer Bethleem Nu elc onvervaert keere,
Als David ootmoedich Aldaer belijdinge doet.
Bidt hem om remis, die in sijn Besnijdinge bloet
Ionstelic storte, daer hij ons In dwaen sal,
In hem stelt u hope, troost, Ia verblijdinge goet;
Niemant ooc sijn heylige kercke Nu versmaen sal.
So doende hij ons dan seer Soetelic ontfaen sal.
het ketendicht: ________________________________________________________________
Literatuur 70
Princelyc Coninc der Seraphinnen
Verwinnen helpt mij mijn vleesschelijke treken,
Ontsteken wilt mijn herte met uwer minnen
Binnen, suyvert mij van mijnen ghebreken
(uit Anna Bijns, Refreinen III, 37, 1567)
het kreeftdicht (retrograde) _____________________________________________________
Marie weerde Moedere ghenaden
Vrije Coninghinne wilt mij beraden
Reijne Maghet gracieuse soete
Fonteyne suyvere, tscommers boete
het schaakbord: _______________________________________________________________
Stel een gedicht uit een andere kolom op, hetzij horizontaal of verticaal. Is het
rijmschema identiek ?
Literatuur 71
_______________________________________________________________________
Stel een strofe diagonaal samen; koppel het eerste vakje uit de eerste verticale
rij aan het tweede vakje uit de tweede verticale rij, enz. Wat stel je vast in het
rijmschema ?
_______________________________________________________________________
het carnacioen ________________________________________________________________
CaroLVs aL stILLe naM doornIICke In sInen VVILLe
het aldicht: ___________________________________________________________________
Voord, zijd, niet moe: wild, my saen, versinnen: Vooruit, wees niet traag; wil mij meteen begrijpen
Hoord, zwijd, siet, toe: stild, wy, gaen, beghinnen hoort, zwijgt, zie toe: stilte, wij gaan beginnen.
Dat kunnen wij beter!
Schrijf een ABC-gedicht over allerlei soorten dieren. Rijm als je dat kunt.
Of: Schrijf een acrostichon met je eigen naam waarin je al je goede of slechte eigen-
schappen opsomt.
Of: schrijf een ketengedicht van minstens vijf regels over een van de vier seizoenen.
Of: schrijf een aldicht van vier regels over de ochtend
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
‘Zotte Amoureusheid’ - liefde maakt blind
De leden oefenen zich in de literatuur door liederen, rondelen, balladen en vooral re-
Literatuur 72
freinen te schrijven. Refreinen kunnen ingedeeld worden in 3 categorieën : in 't vroed
(ernstige stukken); in 't amoureus (in de trant van de hoofse liefde); in 't zot (komisch).
Onderzoek aan de hand van dit gedicht de kenmerken van het refrein, de dichtvorm
die de rederijkers bij voorkeur uitoefenden.
5
10
15
20
25
30
Ick heete Pantken, mijn lief Pampoeseken,
Dat gheerne een croeseken
Licht met vruechden, daert niet en gheeft.
Ghy en saecht ten daghen noyt blijder droeseken,
Alst appelmoeseken
Sijn buycxken al vol gheten heeft!
Ick mindse soe dat mijn herte beeft!
Godt wilse vercnapen,
Want alle de sorghe die in haer cleeft
Dats eten en slapen.
Men schreve niet in ses vellen van schapen,
Als ick haer wille een pintken schincken,
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken!
Tis in mijn herte een dyamantken,
Ende huer callantken
Ben ick, eenpaerlijck sonder vercoelen.
Als ick met haer drincke een quantken,
“Godt loondtse, Pantken!”
Seydt sy gheringhe, “dats blijde ghevoelen!”
“Pampoeseken”, seg ick, “voor al mijn boelen
Hebstu proper sede.”
Dan seegtse: “Pantken, laet staen dijn loelen
Du foolster mede”.
Dan lachtse met rechter minnelijckhede.
Men soudes nemmermeer voldincken
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens pincken.
Sy gaet met eenen bruynen coocxkene,
Ende vnden roocxkene
Soe sijn haer handekens peper wit;
Haer mondeken dat rieckt vanden loocxkene;
Van haren ghesproocxkene
Soe is ontsteken mijnre herten pit.
Waer Paesschen hier, door minnen verhit
Mijn naam is Pandje, mijn lief heet Poezenwind
die het gezellig vindt
het glas te heffen op alles wat leeft.
Ze is als geen ander vrolijk en welgezind,
wanneer dat lieve kind
haar buikje rond gegeten heeft.
Ik heb haar zo lief dat mijn hart ervan beeft,
God zal het weten,
want er is niets dat haar kopzorgen geeft
dan slapen en eten.
En dit mag ook wel een wonder heten:
als ik op haar gezondheid wil drinken,
hoe vriendelijk dat haar oogjes dan pinken.
Ze is in mijn hart een diamantje,
ik ben haar klantje
en onze liefde zal nooit verkoelen;
en geef ik haar een glas in haar handje,
dan zegt ze: ‘Pandje,
God zal ‘t je lonen’, zo warm van gevoelen.
‘Poezenwind,’ zeg ik, ‘ik wil wat kroelen,
want jij bent zo mollig.’
Dan zegt ze: ‘Ga je mond maar spoelen,
wat ben je weer lollig.’
Dan kijkt ze me aan en dan lacht ze zo drollig,
ja, ‘t is om er heel diep in weg te zinken,
hoe vriendelijk haar oogjes dan pinken.
Haar jurk is grauw van het bakken en koken
en het komt van het stoken
dat haar handen zo wit zijn als roet.
Geen mond heeft ooit zo naar knoflook geroken
en als zij heeft gesproken,
dan staat mijn hart in een warme gloed.
‘Met sint-juttemis, onthoud dat maar goed,
Literatuur 73
Pampoeseken Ideaal
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke 3 soorten rederijkersrefreinen zijn er naar de inhoud alweer? Bij welke soort
behoort dit gedicht? ____________________________________________________________
Beschrijf het karakter van Pampoeseken ________________________________________
Pampoesekens uiterlijk wordt grotesk voorgesteld. Ze is een omkering van de stereo-
tiepe vrouwelijke schoonheid. Zet in de linkerkolom haar eigenschappen. Zet in de
rechterkolom wat dus wellicht als schoonheidsideaal moet gegolden hebben in die tijd.
Wat is de boodschap van dit gedicht en waar vind je die? __________________________
______________________________________________________________________________
35
40
Wy houweden ghereedt!
Ende als ick haer wille verclaren dit
Lachtse duymen breedt.
Hy en leeft niet die ten volle weet,
Als ick segghe: Pampoeseken, ghaen wy drincken!
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quicken.
Prinche
Ghelijcke treckt tot ghelijcken:
Natuere can selden haer helden mincken!
Ick en lite u nemmermeer vol gheblijcken,
Hoe vriendelijck dat haer ooghskens quincken.
(Anthonis De Roovere (1430-1482), rederijkerska-
mer De Heilige Geest te Brugge)
draag jij het bruidskleed.’
Als ik haar met die woorden begroet,
lacht ze duimenbreed.
Niemand die hier het fijne van weet,
als ik zeg: ‘Poezenwind, zullen wij drinken’,
hoe vriendelijk haar oogjes dan blinken.
Prins
Gelijken zoeken gelijken:
moeder natuur laat zich niet verlinken.
Ik kan echt niet genoeg laten blijken
hoe vriendelijk haar oogjes blinken.
(vertaling Willem Wilmink)
Literatuur 74
De gouden eeuw: het sonnet
Inleiding
a. Stel je even voor dat de kloktijd uit het leven gebannen wordt. Dus geen klassieke of
elektronische tijdmeting meer. Alleen nog de 'natuurlijke' tijd volgens de gang van de
zon en de seizoenen! Wat zou dat geven?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Anekdote: Christiaan Huygens, zoon van één van de grote dichters van de Hollandse
Gouden eeuw Constantijn Huygens, vond de slingerklok uit.
b. Noteer de betekenis van enkele spreekwoorden waarin het begrip 'tijd' een rol
speelt.
Er is een tijd van komen en een tijd van gaan. ____________________________________
De tijd vliegt. _________________________________________________________________
Komt tijd, komt raad. __________________________________________________________
Andere tijden, andere zeden.____________________________________________________
De tijd is de beste medicijn. _____________________________________________________
De tand des tijds ______________________________________________________________
Ken je er nog twee?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hooft
De grote voorbeelden Petrarca en Schakespeare kenden navolging in heel Europa. Ook
in de lage landen werden ijverig sonnetten geschreven. Als hoogtepunt van de Neder-
landstalige sonnetschrijfkunst wordt door velen P.C. Hooft (1581-1647) beschouwd,
omdat hij niet alleen aandacht heeft voor de inhoudelijke boodschap van zijn sonnet,
maar eveneens de formele conventies weet te ‘gebruiken’ om zijn dichterlijke visie
kracht bij te zetten. Een prachtig voorbeeld vormt het sonnet Gezwinde grijsaard,
waarin het voortschrijden van de tijd wordt uitgedrukt door een slepend ritme met
veel beklemtoonde lettergrepen.
Literatuur 75
Hooft schreef dit gedicht op 17 februari 1610 voor Christina Van Erp met wie hij drie
maanden later zou trouwen.
Sonnet
Geswinde grijsaert, die op wackre wiecken staech,
De dunne lucht doorsnijt, en sonder seil te strijcken,
Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken,
Doodtvyandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech.
Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech
Verslockt, verslint, verteert al watter sterck mach lijcken
En keert, en wendt, en stort Staeten en Coninckrijcken;
Voor ijder een te snel, hoe valt dij mij soo traech?
Mijn lief sint ick u mis, verdrijve’ jck met mishaeghen
De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen
Met arbeidt avontwaerts; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen,
Maer ‘t schijnt verlangen daer sijn naem af heeft gecreghen,
Dat jck den Tijdt, die jck vercorten wil, verlang.
Hoe sluit de inhoud van het gedicht aan bij wat er voor de lectuur over tijd en tijdsbe-
leving werd besproken?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke stijlfiguur, typisch voor de barok, zit al verborgen in de titel van het sonnet
‘gezwinde grijsaard’?
______________________________________________________________________________
In de eerste 2 strofen spreekt de dichter iemand aan met 3 synoniemen. Zoek ze.
______________________________________________________________________________
Wie is het? ____________________________________________________________________
Het gedicht is in alexandrijnen opgesteld. Tel de lettergrepen. Hoe lang is zo’n versre-
gel dus? _______________________________________________________________________
Hoe zijn de klemtonen (heffingen) verdeeld? _____________________________________
Hoe noemden we deze versvoet alweer? __________________________________________
In de tweede strofe treedt ‘antimetrie’ (het afwijken van de versmaat) op. Waar? ____
Literatuur 76
Dit is geen ‘foutje’ van de dichter maar heeft een functie: de ondersteuning van de in-
houd. Leg uit.
______________________________________________________________________________
In de alexandrijn ligt de ‘cesuur’ meestal na de 6de lettergreep. Hooft verbreekt dit pa-
troon soms, bijvoorbeeld in de laatste strofe. In welke regel? _______________________
Waarom zou hij dit doen? _______________________________________________________
Het gedicht is zeer zorgvuldig geconstrueerd. Hij werkt met een heleboel stijlfiguren
(typisch barok). Geef voorbeelden van:
alliteratie _____________________________________________________________________
tegenstelling __________________________________________________________________
personificatie _________________________________________________________________
asyndeton_____________________________________________________________________
assonantie ____________________________________________________________________
woordspeling __________________________________________________________________
oxymoron _____________________________________________________________________
chiasme ______________________________________________________________________
gradatie ______________________________________________________________________
epitheton ornans ______________________________________________________________
De laatste strofe is opgebouwd naar een pointe toe. Zie je die?
______________________________________________________________________________
Sonnet: vormkenmerken
Zoek op:
Literatuur 77
Ronsard sonnnet ______________________________________________________________
aantal regels: _________________________________________________________________
kwatrijn/terzine/octaaf/sextet ___________________________________________________
rijmschema ___________________________________________________________________
metrum _______________________________________________________________________
cesuur ________________________________________________________________________
Pas nu deze kenmerken op het sonnet van Hooft toe. Keer daarvoor terug naar de pa-
gina waar het sonnet staat.
Het Shakespeare-sonnet
Sonnet 18
Zal ik je met een zomerdag vergelijken?
Veel zachter en veel zonniger ben jij.
Te snel weer moet de tijd van zomer wijken;
De wind striemt soms de bloesems al in mei.
Het hemeloog kan soms verblindend zijn,
En dikwijls is zijn schijn van korte duur,
Waardoor de glans van schoonheid weer verdwijnt
Door ‘t lot of door de loop van de natuur.
Jouw zomer zal voor eeuwig zomer blijven,
En nooit jouw pracht verloren laten gaan;
De dood zal jou niet in zijn schaduw krijgen,
Wanneer jij in mijn zinnen blijft bestaan.
Zolang als er nog iemand leest en leeft,
Zolang leeft ook de zin die leven geeft.
(vertaling Arie van der Krogt)
Welke vormverschillen merk je tussen het Ronsard-sonnet en dit Shakespeare-sonnet?
______________________________________________________________________________
Literatuur 78
Guido Gezelle
dichter in de romantiek Inleiding
Wat weet je over het ‘Poëziecentrum?
Wat? _______________________________________
Waar?______________________________________
Doelstelling?________________________________
Wie zijn deze 2 figuren? ____________________________
Waarom zou dit centrum voor deze twee dichters geko-
zen hebben om op hun affiche te plaatsen?
______________________________________________________________________________
Plaats de correcte naam bij de personen op de affiche.
Wat betekent ‘romantisch’ voor de volgende 3 (bekende) Vlamin-
gen.
Brigitte Raskin: _______________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Monica Van Paemel: ___________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Michel Wuyts: _________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Weet gij?
Luister naar een muzikale interpretatie van een gedicht van Gezelle door Pieter Em-
brechts. Vul de tekst aan van het gedicht
Weet gij waar de wind geboren,
waar de (. . . . . . . . . . .) geboren is?
Weet gij kunstig op te sporen
wat hierbij, (. . . . . . . . . . . . ) is?
Weet gij wat de sterren zijn, en
wat de (. . . . . . . . . . ), de mane? Wat
in de bergen, in de mijnen
ligt, en in de zee bevat?
Literatuur 79
Weet gij iets (. . . . . . . . . . ) uit te leggen
van al ‘t geen me u (. . . . . . . . . . . ) kan?
(. . . . . . . . . . . . . .) dan en wilt mij zeggen:
Dichten... wat is dichten dan?
Wat vond je van de tekst en de interpretatie?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Pieter Embrechts: “’Wat is dichten?’ gebruik ik ook. Het stelt gewoon heel veel in
vraag. Voor mij past de titel ‘De vragenverzamelaar’ bij het gedicht. Wat is de wereld?
Wat is hierboven? Wat is de natuur? Het is uiteraard een godsvraag, maar veel dingen
zijn, als je erover nadenkt, godsvragen. Als je naar de oorsprong der dingen op zoek
gaat, dan kun je daar niet buiten.”
Tom Lanoye: “Gezelle was zijn tijd lichtjaren vooruit. Hij schreef meesterlijke poésie
pure op een moment dat ze dat elders in Europa nog niet ontdekt hadden. Als ik uit
onze Vlaamse literatuurgeschiedenis drie grote monumenten op een rijtje moet plaat-
sen, dan zou Gezelle de reeks openen voor Van Ostaijen en Walschap. Gezelle is de
grote originele vernieuwer. We hebben het mooiste liefdesgedicht uit de Nederlandse
letterkunde ‘Dien avond en die rooze’ aan Guido Gezelle te danken.”
Hoe wordt Gezelle hier getypeerd? Bewijs met tekst. ______________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
‘T ER VIEL NE KEER (Herinnering aan Beethoven's Septuor)
Dit is één van Gezelles muzikaalste gedichten, erg experimenteel voor die tijd. Het is
pas na zijn dood gepubliceerd. Zoals je aan de ondertitel zag, liet hij zich inspireren
door een stuk kamermuziek van Beethoven ‘Septuor’.
Luister ernaar en beschrijf wat je hoort:
het ritme _____________________________________________________________________
de sfeer _______________________________________________________________________
tussen welke instrumenten is er samenspel? _____________________________________
‘t Er viel ‘ne keer een bladtjen op
het water
‘t Er lag ‘ne keer een bladtjen op
het water
En vloeien op het bladtje dei
dat water
Literatuur 80
En vloeien dei het bladtjen op
het water
En wentelen winkelwentelen
in ‘t water
Want ‘t bladtje was geworden lijk
het water
Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als
het water
Zoo lijzig en zoo leutig als
het water
Zoo rap was ‘t en gezwindig als
het water
Zoo rompelend en zoo rimpelend
als water
Zoo lag ‘t gevallen bladtjen op
het water
En m' ha' gezeid het bladtjen ende
‘et water
‘t En was niet ‘t een een bladtje en ‘t an-
der water
Maar water was het bladtje en ‘t blad-
tje water
En ‘t viel ne keer een bladtjen op
het water
Als ‘t water liep het bladtje liep.
Als ‘t water
Bleef staan, het bladtje stond daar op
het water
En rees het water ‘t bladtje rees
en ‘t water
En daalde niet of ‘t bladtje daalde
en ‘t water
En dei niet of het bladtje dei't
in ‘t water
Zoo viel der eens een bladtjen op
het water
En blauw was ‘t aan den Hemel end'
in ‘t water
En blauw en blank en groene blonk
het water
En ‘t bladtje loech en lachen dei
het water
Maar ‘t bladtje en wa' geen bladtje neen
en ‘t water
En was nie' meer als ‘t bladtjen ook
geen water
Mijn ziele was dat bladtjen: en
dat water?-
Het klinken van twee harpen wa'
dat water
En blinkend in de blauwte en in
dat water
Zoo lag ik in den Hemel van
dat water
Den blauwen blijden Hemel van
dat water!
En ‘t viel ne keer een bladtjen op
het water
En ‘t lag ne keer een bladtjen op
het water
Welke vier middelen gebruikt Gezelle om hetzelfde ritme te krijgen?
______________________________________________________________________________
Literatuur 81
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke woorden uit het gedicht geven de sfeer van het Septuor weer?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe roept Gezelle het samenspel tussen het bladtjen en het water op?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Ook de opbouw herinnert aan een muziekstuk.
Wat zijn de motieven? __________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de themazin? Waar wordt die herhaald?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waar zit de climax? Waarom?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Dit gedicht is niet louter een natuurgedicht. Het beroert hemzelf ook.
Waar signaleert hij dat aan de lezer? ___________________________________________
Literatuur 82
______________________________________________________________________________
Probeer het metaforische van het bladtjen en het water te doorgronden.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat verlangt Gezelle op het einde van het gedicht?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe kan hij dat verlangen stillen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waarom kan je dit een romantisch gedicht noemen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Decleir op’t water
Onze grootste acteur bracht zijn versie van dit gedicht. Sluit je ogen en geniet!
Probeer ritme en sfeer te omschrijven ___________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat vind je ervan? Motiveer!
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Literatuur 83
Vaardigheden 1
Taalbeschouwing
Taalbeschouwing 2
Onomastiek (naamkunde)
Voornamen
Lachen met dokters mag soms
Tot voor kort had niemand van haar gehoord. Mary Stoddard was een bescheiden medewerk-
ster van de Health Science Library in Arizona. In die hoedanigheid kwam ze via de computer
regelmatig in contact met artsen, aan wie ze allerlei informatie moest doorspelen. Stoddard
had al langer opgemerkt dat sommige artsen wel heel bizarre namen hebben, althans in rela-
tie tot de geneeskundige specialiteit die ze beoefenen. Dr. Dick Finder is bijvoorbeeld uroloog.
Stoddard begon een lijst samen te stellen met grappige namen van artsen. Onlangs plaatste
ze de lijst op het Internet. In Amerikaanse medische kringen heeft de lijst inmiddels legendari-
sche vormen aangenomen. Vandaag staan er 160 artsen op de lijst en dagelijks komen er bij.
Stoddard controleert telkens of de naam inderdaad bestaat en toebehoort aan een arts met
een specifiek specialisme. We geven een kort overzicht.
Bij de cardiologen vind je de onvermijdelijke dr. Hart, maar ook dr. Valentine; bij de chiroprac-
tors de dokters Bonebrake, Butcher en Bender, bij de tandartsen dr. Pullman, dr. Fear, dr.
Harm, dr. Hurter dr. Toothaker. Bij de dermatologen is dr. Frye gespecialiseerd in brandwon-
den en dr. Cure werkt op de spoedafdeling. Dr. Ill en dr. Doctor zijn huisartsen, dr. Strange zit
in de geestelijke gezondheidszorg, dr. Brain is neuroloog, dr. Looney en dr. Dement zijn psy-
chiaters. Bij de gynaecologen zullen dr. Dick, dr. Biggerstaff en dr. Finger allicht voor veront-
ruste blikken zorgen, maar misschien biedt dr. Nippel enige geruststelling. Ook de oogarts dr.
Seymore biedt hoop op verbetering en bij de kinderartsen kunnen dr. Sno White en dr. Toy de
kinderen allicht op hun gemak stellen. Bij de chirurgen voorspellen dr. Kutteroff, dr. Hacker, dr.
Payne, dr. Killam, dr. Slaughter en dr. Butcher niet veel goeds, terwijl bij de urologen dr. Rain-
water, dr. Dick, dr. Spear, dr. Dick Chopp en dr. Dick Finder hun specialisme alle eer aan-
doen. Bij de dierenartsen ten slotte zijn het dr. Woof, dr. Katz, dr. Barker en dr. Howell die
door hun naam geplaagd worden. Ook in Vlaanderen zijn er artsen die hun naam alle eer aan-
doen. Dr. De Pypere en dr. Vrijens zijn gynaecologen, dr. Fonteyne uroloog en dr. Vierendeels
is chirurg.
(JDZ) De Morgen
Het nut of belang van een voornaam komen we op verschillende manieren tegen in on-
ze cultuur: in gedichten, uitdrukkingen en verhalen.
Mijn moeder is mijn naam vergeten,
mijn kind weet nog niet hoe ik heet.
Hoe moet ik mij geborgen weten?
Noem mij, bevestig mijn bestaan,
laat mijn naam zijn als een keten.
Noem mij, noem mij, spreek mij aan,
o, noem bij mijn diepste naam.
Voor wie ik liefheb, wil ik heten.
Neeltje Maria Min
Wat is het probleem waarmee de dichteres geconfronteerd wordt?
Taalbeschouwing 3
Welk effect heeft het volgens de dichteres wanneer iemand je naam kent en je bij je
naam noemt?
Repelsteeltje: wie kan dit bekende sprookje nog eens navertellen?
Dit sprookje geeft ons een andere boodschap over het belang van een naam. Welke?
Ook in bekende uitdrukkingen wordt het belang van een naam aangekaart. Wat bete-
kent de uitdrukking ‘what’s in a name?’
Weet je waar deze uitdrukking vandaan komt?
Ook de uitdrukking ‘nomen est omen’ is met naamgeving verbonden. Wat betekent ze?
Je merkt dus dat mensen een voornaam altijd zeer belangrijk hebben gevonden. Mis-
schien heb je dit zelf al eens meegemaakt.
Lees het volgende krantenartikel
Een naam voor de eeuwigheid?
Taalbeschouwing 4
'Thomas en Laura zijn de populairste voornamen'
Bart [nummer 1 in 1970] Beirlant
In de eerste zes maanden van 1995 werden in Vlaanderen 1.945 verschillende meis-
jesnamen en 1.617 jongensnamen gegeven. Bij de meisjes was Laura de favoriete
naam, gevolgd door Julie, Sarah, Charlotte, Jolien, Sofie, Ellen, Jana, Eline en Lisa.
Bij de jongens zag de top-tien er zo uit: Thomas, Jonas, Kevin, Simon, Robin, Jens,
Bram, Michiel, Ruben en Sam. Namen als Thomas, Jonas. Kevin en Jens doen het
al goed sinds het begin van de jaren negentig. Maar de namen die in Vlaanderen het
meest voorkomen, zijn nog altijd Maria en Jan.
Waarom de voorkeur naar bepaalde namen uitgaat, is niet steeds duidelijk. Een
naam duikt op, valt in de smaak, krijgt weerklank en zakt na een bloeiperiode lang-
zaam weer weg. Namen blijken wel onderhevig aan het tempo van de consumptie-
wereld. Dat houdt in dat een naam momenteel veel minder lang meegaat dan vroe-
ger Dit heeft ook te maken met de grotere zelfstandigheid van de ouders: de traditie
waarbij de naam van grootvader op kleinzoon werd doorgegeven, brokkelde af
Ooit was dat anders. Maria voerde tussen 1900 en ‘50 onafgebroken de Vlaamse
top-tien van meisjes- en jongensnamen aan. In het begin van de eeuw kregen één
op vier meisjes de naam Maria, zodat er vandaag nog altijd meer dan 225.000 zijn.
Ook Jan is een naam voor de eeuwigheid. Hoewel hij nooit zo dominant werd als
Maria, blijkt hij onverslijtbaar. In de eerste helft van 1995 kregen de 56.000 Jannen
er nog 49 Jantjes bij. Overigens gaan modern klinkende namen vaak terug op oude
voornamen. In de jaren vijftig en zestig werd Anna vervangen door Anita, later werd
dat aangepast naar Ann, An en Anke. Maria evolueerde tot Mariette, Marijke en Mie-
ke.
Bekende figuren vormden steeds een bron van inspiratie, al zijn zulke tendensen
nooit echt dominant. In ons tv-tijdperk hebben mediafiguren de rol van koningen en
prinsen overgenomen. In 1915 steeg de naam Albert van één tot vijftien procent door
de rol van de gelijknamige koning in de Eerste Wereldoorlog. Boudewijn kende zijn
hoogtepunt met 63 gevallen of 0,15 procent in 1951, het jaar van zijn troonsopvol-
ging. Na het koninklijk huwelijk in 1961 was er een gelijkaardig verschijnsel voor de
meisjesnaam Fabiola. Opdat de naam echt door zou breken moet het al gaan om
een sterke mediafiguur. In Franstalig België kwam de naam Eddy niet voor, maar
door toedoen van Eddy Merckx werden er in 1970 396 Franstaligen zo genoemd. De
groeiende internationalisering levert soms verrassingen op: in 1995 kregen vijf jon-
getjes de voornaam Senna, zes Ayrton - naar de populaire FI-rijder. Mogelijk doet
zich hetzelfde verschijnsel voor in de toename tot 101 jonge Gilles (voetballer De
Bilde) die in dezelfde periode het levenslicht zagen.
In ons land circuleren 129.854 verschillende namen. De aanpassing van de wetge-
ving in 1987 zit daar voor veel tussen, al was het namenbestand ook voordien al vrij
ruim (110.000 namen). Voorheen liet de wet enkel voornamen toe van historische
figuren of namen die voorkwamen op kalenders. Nu is de keuze in principe vrij. Ove-
rigens hebben Belgen een voorkeur voor korte namen: er circuleren 72.221 namen
van zes letters, 63.869 van vijf en 59.610 van zeven. Tot nader order blijft Janae Eli-
sabeth dus eerder een uitzondering...
(uit De Standaard)
Welke levensweg kent een naam?
Taalbeschouwing 5
Wat is de invloed van de consumptiemaatschappij?
Ken je voorbeelden van 'eeuwige' namen?
Zijn alle moderne namen 'modern'?
Wat leer je over de wetgeving van namen?
Opdracht/groepswerk:
Ga met zijn vieren samen zitten, duid een verslaggever aan en beantwoord de volgen-
de vragen eerst indiviudeel. Nadien maak je er een gezamenlijk verslag van dat door
de verslaggever aan de klas zal gepresenteerd worden.
Vraag 1: Hoe sta je tegenover je eigen voornaam?
- Positief? Past hij bij je persoonlijkheid? Waarom?
- Neutraal?
- Negatief? Zou je een andere voornaam willen hebben? Welke? Waarom?
Vraag 2: Weet je waarom je ouders deze naam gekozen hebben
Taalbeschouwing 6
Vraag 3: Welke criteria zou jijzelf hanteren als je zelf een naam zou moeten kiezen
voor je kind?
Vraag 4: Word je soms geplaagd met je naam (vervormingen, misverstanden)?
De verslaggever brengt mondeling verslag uit aan de klas van de resultaten in de hele
groep.
Betekenis en oorsprong van onze voornamen
Tot de belangrijkste en persoonlijkste geschenken die ouders hun kinderen voor het gehele
leven kunnen meegeven, behoren de voornamen. Zij kunnen uit liefde of piëteit iemand ver-
noemen naar een grootouder en wensen dat iets van de persoonlijkheid van de vernoemde
zal overgaan op de naar hem of haar genoemde jonggeborene; zij kunnen een naam louter
Taalbeschouwing 7
geven, omdat ze deze mooi vinden of omdat er een wens ten aanzien van de toekomst van
het kind in verscholen ligt. Hoe dan ook, niemand staat er onverschillig tegenover, zeker niet
de drager van de voornaam, omdat deze een nog persoonlijker bezit is dan zijn familienaam,
die pas betrekkelijk laat de belangrijkste is geworden in het maatschappelijk verkeer.
Wel zijn er meer familienamen dan voornamen, maar de eerste kan men niet kiezen, terwijl er
ten aanzien van de voornamen veel vrijheid bestaat sinds de nieuwe wet van 1987 bepaalt dat
de ambtenaar van de Burgerlijke Stand slechts namen weigert die ongepast zijn, of die over-
eenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen
zijn. Hoewel vroeger die vrijheid nog enigszins beperkt werd door de wet van 11 germinal XI
(1 april 1803), een Franse wet dus, die slechts namen toeliet voorkomende in de verschillende
(heiligen)kalenders en van personen, bekend uit de oude geschiedenis, dus de Griekse en de
Romeinse, terwijl hieraan in 1815 de van oudsher in ons land in gebruik zijnde namen werden
toegevoegd en ook afleidingen daarvan. (…)
We kunnen onze voornamen in twee grote groepen indelen: de Germaanse namen en de
vreemde namen, in de loop van de tijd geïmporteerd. Verreweg het grootste deel van de Ger-
maanse namen bestond oorspronkelijk uit twee elementen, naamstammen (b.v. Wil-helm).
Aanvankelijk zullen deze twee stammen samen een zinvol geheel hebben opgeleverd, maar
later werden vaak nieuwe namen gevormd door helften van verschillende namen bijeen te
voegen (een deel van de naam van de vader en een deel van die van de moeder) die samen
niets betekenden (Wil + helm = wil + helm). Al van de oudste tijden af komen dergelijke bete-
kenisloze combinaties voor. Dikwijls wordt daarom bij Germaanse namen slechts de betekenis
van de twee elementen gegeven: de lezer mag desnoods trachten daaruit een zinvol geheel
af te leiden.
Het principe van de tweestammigheid is niet alleen Germaans, maar Indogermaans, hetgeen
dus wil zeggen dat we het in verwante taalgroepen ook aantreffen: in het Oudindisch, de Sla-
vische talen, het Grieks, de Keltische talen enzovoort.
Veel van de Germaanse namen zijn in de loop der eeuwen verkort; men denke aan de vaak
vrijwel onherkenbare Friese namen. We spreken van eenstammige verkorting, indien een deer
beide stammen geheel weggevallen is (bijvoorbeeld Bert uit Albert); van tweestammige ver-
korting, wanneer beide stammen hun sporen in de verkorte vorm hebben achtergelaten
(bijvoorbeeld Wim uit Wilhelm).
De in de Germaanse namen gebruikte elementen hebben veelal betrekking op wapens
(Gerhard), strijd (Kunigonde) en overwinning en eigenschappen die daarbij te pas komen,
vaak metaforisch uitgedrukt in diernamen (Bernhard = beer + sterk).
De vreemde namen zijn vooral met het christendom binnengekomen. Zijn het bijbelse, dan zijn
ze voornamelijk Hebreeuws en Grieks. De Hebreeuwse bestaan vaak uit woordgroepen die
betrekking hebben op God (Daniël = God spreekt recht); de Griekse zijn, zoals hierboven ge-
zegd is, opgebouwd volgens het Indogermaanse principe van de tweestammigheid (Nicolaas
= nico (overwinnaar) + laos (volk).
Bij de Romeinse is dit niet het geval. Deze bereikten hun toppunt van nuchterheid, toen men
de kinderen ging nummeren: Primus, Secundus, Tertius, Quartus, Quintus, Sextus, enz.
Vreemde invloeden zijn bij ons in alle tijden merkbaar geweest; reeds in de middeleeuwse
literatuur met namen als Olivier en Parcifal. Ook film- en tv-sterren dragen bij tot de import van
namen, vooral van Angelsaksische en Keltische oorsprong. Ook voor politici (Winston, Fran-
klin), ruimtevaarders (Glenn, Yoeri) en zelfs voor wielrenners (Fausto) uit men zijn bewonde-
ring in de naamgeving. (…)
We komen door de moderne communicatiemiddelen, de literatuur, de film enzovoort dagelijks
met zoveel vreemde namen in aanraking, dat ze ook tot onze passief beheerste woordenschat
behoren.
(Van der Schaar, J., Prisma Voornamen, Het Spectrum, 1964)
Wat bepaalt volgens dit artikel de keuze die mensen maken betreffende voornamen?
Taalbeschouwing 8
Wat weet je nu meer over de wetgeving betreffende voornamen in vergelijking met het
artikel van Bart Beirlant?
Wat bedoelt men met tweestammigheid in de Germaanse naamgeving?
Welke verkortingssystemen bestaan er voor Germaanse voornamen? Geef ook een
voorbeeld.
Naast de eigen Germaanse namen, bemerken we ook vreemde invloeden in de naamge-
ving. Som ze chronologisch op.
Welke oorzaken worden er daarvoor in de tekst gegeven?
Toepassingen
Germaanse naamgeving: lees de hieronder vermelde vaak gebruikte Germaanse stam-
men en hun betekenis
(h)er=leger / bald, boud=koen, stoutmoedig / diet=volk / fred=vrede, bescherming /
gond=strijd / hild=strijd / rik=machtig / ul(d)=erfgrond / walt=heersen, heerser /
wig=strijd / win=vriend
Taalbeschouwing 9
Verklaar nu volgende Germaanse namen:
Boudewijn
Diederik
Dieter
Erwin
Frederik
Herman
Herwig
Hildegonde
Manfred
Ulrike
Walter
Winifred
In uitdrukkingen komen vaak namen voor. Vul de juiste naam in en geef de betekenis
van de uitdrukking:
dat mag … weten
nieuwsgierig …
… en alleman
wijntje en …
… met de pet
een brave …
een ongelovige …
… Modaal
de ware …
Taalbeschouwing 10
… Rap en zijn maat
een kuise …
… hagel
magere …
de grote … uithangen
een dolle …
voor … Snot staan
Taalbeschouwing 11
Middelnederlands De literaire teksten die we in het eerste semester lezen, zijn geschreven in het Middel-
nederlands. Het Middelnederlands is de tweede fase in de ontwikkeling van het Neder-
lands (na het Oudnederlands) en werd gesproken tussen 1100 en 1500.
Man over Woord
Hoe kunnen we weten hoe het Nederlands vroeger klonk? Er zijn toch geen opnames?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Tot wanneer zouden ze ons in het verleden verstaan?
______________________________________________________________________________
Welke verschillen met de standaardtaal zijn er toch rond 1500
______________________________________________________________________________
Wat zijn de kenmerken van het Nederlands in het jaar 1000?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe klonk het Nederlands in het jaar 500?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 12
OLC Module: Voornamen
Opdracht 1 De Nederlandse voornamenbank
Wat kan je allemaal vinden in deze databank? Noteer alvast 3 mogelijkheden.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke namen zijn helemaal passé (voor jongens en meisjes)?
______________________________________________________________________________
Welke dingen kunnen onderzoekers te weten komen uit deze data?
______________________________________________________________________________
Welke invloeden ondergaan we wanneer we een naam kiezen voor onze kinderen? Geef
er 2.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Betekenis van je eigen voornaam
Noteer hieronder wat je naam betekent en uit welke taal of talen hij afkomstig is.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 13
Opdracht 2
Hoeveel Belgen dragen er momenteel jouw naam? ________________________________
Schets hieronder de grafiek van de populariteit van jouw voornaam
Opdracht 3
Gebruik de website van Kind & Gezin hieronder en ga op zoek naar en noteer:
de top 5 van meisjesnamen het voorbije jaar in Vlaanderen
_________________________
_________________________
_________________________
_________________________
_________________________
de top 5 van jongensnamen het voorbije jaar in Vlaanderen
_________________________
_________________________
1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020
Taalbeschouwing 14
_________________________
_________________________
_________________________
Vergelijk deze lijsten met de top 10 van jongens- en meisjesnamen 10 jaar geleden .
Selecteer daarvoor onderaan 2001 - 2002.
Formuleer twee conclusies op je invulsjabloon.
Conclusie 1 ___________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Conclusie 2 ___________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Opdracht 4
Hoe verschilt de top 5 van motieven voor jongensnamen van die van de meisjesnamen?
______________________________________________________________________________
Hoe kun je die verschillen verklaren?
______________________________________________________________________________
Welk motief hadden jouw ouders om jouw naam te kiezen?
______________________________________________________________________________
Ken je voorbeelden van mensen uit je omgeving die naar een beroemdheid vernoemd
zijn? Zo ja naar wie?
______________________________________________________________________________
Wat vind je zelf het belangrijkste motief? Leg uit.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 15
Opdracht 5
Lees op de site van de stad Leuven de regels voor naamgeving in België.
Verzin vijf verschillende soorten voornamen die de Burgerlijke Stand om telkens een
andere reden waarschijnlijk zal weigeren.
Vermeld ook de reden waarom de naam zal geweigerd worden in je antwoord;
_________________________ omdat
_________________________ omdat
_________________________ omdat
_________________________ omdat
_________________________ omdat
Opdracht 6
Ga hieronder na hoeveel baby's vorig jaar in België ook jouw voornaam kregen? Ge-
bruik hiervoor de zoekoptie 'Ik heb een voornaam en wil weten hoe populair die is'.
_____________________________________________________________________________
Bekijk hoe dat voor de naam van je vader en moeder is. Wat kun je daaruit besluiten?
_____________________________________________________________________________
_____________________________________________________________________________
Besluit: ______________________________________________________________________
Taalbeschouwing 16
Familienamen
Luister naar dit komische liedje
van Willem Vermandere
Voilà c'est ça. (fragment)
't Is mijn keppe zei Steppe,
't Is een trutte zei Delputte
Een kalle zei Vandewalle,
't Is mijn lief zei Yves
't Is een kloeke zei Broucke,
Een klinke zei Vincke
Een tange zei Delanghe,
Z'is zot zei Verlodt
Z'is wijs zei Seys,
Z'is preus zei Degeus
Nen droom zei Doom,
Nen bijou zei Madou
'k Ga naar huis zei Versluys,
Naar mijn kot zei Desodt
Naar mijn kooie zei Verhooye,
Naar mijne nest zei Verkest.
Al die zever zei Dewever,
Dat krakeel zei Rosseel
Dat gejank zei Verbanck,
Dat lawaai zei Vanderstaey
't Is dat bier zei Casier,
't Is die rook zei Vandeloock
Die gitare zei Simpelaere,
Die klarinet zei Desmedt
Die trompette zei Cornette,
Dien tamboer zei Delcour
Ie zeingt vals zei Spitaels
Tedju zei Becue,
Miljaar zei Gerard
Verdomme zei Vantomme,
't Is 't een en 't andere
zei Vermandere.
(Willem Vermandere)
Taalbeschouwing 17
Geschiedenis
Lees de volgende tekst en beantwoord de erna volgende vragen. Gebruik een fluostift
om de belangrijkste elementen te onderstrepen.
Blonde Jan wordt Jan De Witte
Het begint allemaal zo rond 1200, want tot die tijd hadden mensen – bij ons althans – slechts
één naam: een voornaam. Omdat ze over het algemeen in kleine gemeenschappen leefden,
zorgde dat niet echt voor verwarring. Maar omstreeks 1200 begon de maatschappij sterk te
veranderen: de leefgemeenschappen werden groter, waardoor ook de nood aan onderschei-
ding groeide. Magda Devos: “België was in die tijd al vrij dicht bevolkt. Officieel was er nog
geen sprake van familienamen, maar officieus raakten die wel geleidelijk aan in zwang. Wan-
neer er meer dan één Jan in een dorp woonde, kregen die allemaal een bijnaam, vaak geba-
seerd op uiterlijke kenmerken. De blonde Jan werd dan bijvoorbeeld ‘Jan De Witte’ en de lan-
ge Jan ‘Jan De Grote’. Ook mijn naam, Devos, verwijst vermoedelijk naar een uiterlijk ken-
merk. Ik heb zelf rode haren, en je moet er maar eens op letten in hoeveel families Devos er
roodharigen vookomen. Een tweede mogelijkheid is natuurlijk een verwijzing naar het karakter
van de persoon in kwestie: een sluw, geslepen iemand. Soms verwezen namen naar de
plaats van herkomst: dat is duidelijk zo in namen als Van Gent, Van Brussel, Van Lo enzo-
voort. Maar ook een naam als Vereecken, bijvoorbeeld, verwijst naar een plaats en betekent
letterlijk van het eikenbos. En dan heb je nog de beroepen – De Smet, ‘de smid’ - en de afge-
leiden van voornamen: Peeters, ‘de zoon van Peter’, is een klassiek voorbeeld. In elk geval:
in die begintijd stierven bijnamen af op het moment dat de drager ervan doodging. Maar om-
dat de bevolking bleef aangroeien, werden ze geleidelijk aan erfelijk. Pas in 1794 werd de
burgerlijke stand officieel ingevoerd door Napoleon Bonaparte: vanaf dat moment moest elk
kind dat geboren werd de familienaam van de vader dragen.”
Waarom Vlaamse namen gewoner zijn dan Nederlandse
Het is op zijn minst vreemd te noemen dat de familienamen in Vlaanderen en Nederland, waar
toch dezelfde taal gesproken wordt, zo sterk verschillen. En daarbij kunnen we niet ontkennen
dat de Vlaamse namen doorgaans braver en ernstiger – en misschien ook saaier - klinken dan
de Nederlandse. Het verhaal gaat dat de Nederlanders geen geloof hechtten aan het feit dat
Napoleon de naamgeving officieel wilde invoeren, en dat velen zomaar ter plekke iets geks
verzonnen. Generaties later zijn hun nazaten hen daar nog steeds ‘dankbaar’ voor…
Maar het verhaal is natuurlijk iets complexer. Magda Devos: “Bij ons was de invoering van de
burgerlijke stand niet zo’n probleem: de meeste mensen hadden al generaties lang een offici-
euze familienaam. Maar Nederland was in die tijd lang niet zo dichtbevolkt als België, en heel
wat mensen hadden de nood aan zo’n familienaam nog niet aan den lijve ondervonden. Toen
zij enkele jaren later – in 1804 – ook verplicht werden zich te registreren met familienaam,
moest vaak snel-snel nog iets verzonnen worden. Sommigen kozen meteen een ernstige
naam, anderen verzonnen zomaar iets. Je mag de Nederlandse naamgeving ook niet los zien
van de Joodse gemeenschap daar. Joden kenden al eeuwenlang de traditie om kinderen de
naam van de moeder te geven, en dan was daar ineens die wet die hen verplichtte de naam
van de vader op te geven. Uit protest hebben zij toen de gekste namen verzonnen. Om de
draak te steken met de nieuwe wet, inderdaad. En zo krijg je namen als ‘Naaktgeboren’,
‘Citroen’, en meer van die dingen.
Uit: ‘Elke naam heeft zijn eigen verhaal’, Libelle.
in zwang raken: in gebruik
officieus: niet officieel; half-ambtelijk
Schets de groei van de familienaam in Vlaanderen
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke soorten familienamen ontstonden er?
Taalbeschouwing 18
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe komt het dat er in Nederland zoveel bijzondere familienamen zoals Citroen,
Naaktgeboren zijn?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Man bijt hond
Maar ook in Vlaanderen zitten mensen met een ‘vreemde’ familienaam opgezadeld.
Kijk maar naar deze bijdrage in ‘Man bijt hond’.
Hoeveel kost een naamsverandering? ___________________________________________
Hoe staan deze mensen tegenover hun vreemde naam? ___________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Oefeningen
1. De volgende lijst illustreert de meeste courante categorieën die in familienamen te
vinden zijn. Benoem ze.
Florizoone, Willems, Serclaes: __________________________________________________
De Backer, De Scheerder, Temmerman: _________________________________________
Brusselmans, Van Damme, Uitterhoeven, Vermeersch: ___________________________
Bruynooghe, De Wilde, De Slegte: _______________________________________________
2. Noteer bij de volgende namen tot welke categorie ze behoren.
Taalbeschouwing 19
Bruggeman, De Pelsmaecker, De Geselle, Decorte, Defraye, De grijse, Deweerde,
______________________________________________________________________________
Frans, Geerts, Guldemond, Hansen, Mariën, Servranckx, Slachmuylder, Smits,
______________________________________________________________________________
Suyckerbuyck, Van de Capelle, Vandevoorde, Verlinde, Westerlinck.
______________________________________________________________________________
Eponiemen
3. Verbind de linker- met de rechterkolom
Coppieters Kind van Hugo
Decuyper Een grijsharige
Demuynck Kind van Elisabeth
Grijspeerdt Kind van Jacob-Pieter
Huygens Een vatenmaker
Sanders Een monnik
Verellen Kind van Alexander
Beelen Beeldhouwer
Calcoen Bloedverwant
Cloet Gerechtelijk ambtenaar
Cremer Hoefsmid
De Maeght Iemand die wielen maakt
De Maerschalck Iemand die woont bij een open plek in het bos
De Reeper Iemand die woont bij een moeras of drassig stuk grond
De Praeter Kind van Isabelle
De Belder Kleermaker
Naaktgeboren Naam gegeven aan een vondeling
Rademaekers Persoon afkomstig uit Ricquebourg
Rijckeboer Scheldnaam voor een sukkel
Schoutteet Stalknecht
Schreurs Touwslager
Van Laere Weideopzichter,boswachter
Vandenbroecke winkelier
Taalbeschouwing 20
4. Welke familienamen passen niet in het rijtje en waarom?
Maaykens/Verellen/Lissens/Roels _______________________________________________
Einhand/Caluwé/Mulder/Lankhaar______________________________________________
Stevens/Dierickx/Brusselmans/Janssens _________________________________________
Van de Ven/Ceustermans/Hoppenbrouwers/De Weerdt ____________________________
Adriaenssen/Mariën/Janssen/Michielsen _________________________________________
Portael/Trap/Claessen/Verbrugge _______________________________________________
Jongens en Wetenschap: Verspreiding familienamen
Wie verstrekt de gegevens voor het onderzoek naar de spreiding van familienamen?
______________________________________________________________________________
Welke factoren leiden ertoe dat sommige familienamen uitsterven?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Komen er ook nieuwe namen bij? Hoe?
______________________________________________________________________________
Welke regels voor naamsverandering worden vermeld?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Mensen met dezelfde familienaam zijn niet altijd familie. Hoe komt dit?
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 21
OLC Onomastiek deel 2: Familienamen
Opdracht 1: Verspreiding van je familienaam
Zoek de verspreiding op van je eigen familienaam en die van je moeder. Noteer steeds
het aantal.
eigen naam: ___________________________________________________________________
naam moeder: _________________________________________________________________
In welke regio’s is de concentratie het hoogst? Kan je dit verklaren?
regio’s:________________________________________________________________________
verklaring? ___________________________________________________________________
Zoek een familienaam die zeer frequent (>20000) voorkomt.
______________________________________________________________________________
Zoek een familienaam die bijna niet (<10) voorkomt.
Taalbeschouwing 22
______________________________________________________________________________
Opdracht 2: Opzoeken!
Ga op zoek naar de betekenis van je familienaam.
verklaring: ____________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
PS: Ook hiervoor heb ik een naslagwerk dat je kan raadplegen wanneer je twijfelt of je
naam niet vindt in de lijsten.
Opdracht 3: Man bijt hond ‘Vreemde familienamen’
Stel dat Eddy Poep toch niet zo tevreden was met zijn naam. Zou hij dan zijn naam
kunnen veranderen?
Mag hij zijn naam veranderen? Waarom (niet)?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoeveel zal dat kosten? ________________________________________________________
Hoe lang zal de procedure duren?
Wat zijn de gevolgen voor zijn bestaande 2 kinderen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 23
Toen de dieren nog spraken
In Reinaert de vos kom je allemaal sprekende dieren tegen. Dat lijkt wel heel verge-
zocht. Maar dieren communiceren toch wel. Is dat dan een taal? We zoeken het uit …
Welk werkwoord gebruik je voor de communicatiegeluiden van de volgende dieren:
nijlpaarden: ___________________________________________________________________
olifanten: _____________________________________________________________________
apen: _________________________________________________________________________
dolfijnen: _____________________________________________________________________
walvissen: ____________________________________________________________________
Is dit een taal? Waarom (niet)?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Mogen we verwachten dat in de toekomst de chimpansee zal beginnen spreken?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke verschillen zijn er met de mens waardoor wij kunnen spreken?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe is de evolutie van het menselijke ‘spreken’ verlopen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 24
Onomastiek Toponymie (plaatsnaamkunde)
1 Toponymische sagen
1. Antwerpen
Geef een synoniem voor toponymische sage: ______________________________________
Wat is de sage en de wetenschappelijke verklaring van ‘Antwerpen’’?
sage: _________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
toponymische verklaring: _______________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
2. Interview Paul Kempeneers
Welke definitie van toponymie wordt er gegeven? _________________________________
______________________________________________________________________________
Welke andere wetenschappen hebben baat bij de toponymie? ______________________
______________________________________________________________________________
Wat is de eerste stap in zijn werkwijze? Waarom is dit nodig? ______________________
______________________________________________________________________________
Wat is 'De tafel van de Heilige Geest' en waarom is ze belangrijk in het toponymisch
onderzoek? ____________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de tweede stap in zijn onderzoek? _________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de betekenis van ‘Landen’? Met welke andere stad vertoont deze naam veel ge-
Taalbeschouwing 25
lijkenis?
______________________________________________________________________________
Wat betekent Roeferdinge? _____________________________________________________
______________________________________________________________________________
Wat betekent Zoutleeuw? ______________________________________________________
______________________________________________________________________________
3. Straatnamen: het Strontstraatje
Welke 2 verklaringen worden er gegeven voor deze bijnaam van de St-Katharinastraat
in Tienen? ____________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waar komt de officiële benaming ‘St-Katharinastraat’ vandaan?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
2 Quiz deel 1
De rivier de Ijzer is _______oud en is afkomstig van het _______________________ volk.
Hij bevat volgende elementen ____________________ die ___________________________
betekenen.
Leuven is vernoemd naar het laaste deel van de rivier de _______________,
wat ___________________ betekent in het _________________________.
Waar komt de naam ‘Lovenjoel’ vandaan en wat is de betekenis? ___________________
_____________________________________________________________________________ .
De uitgang -eke zoals in Denderwindeke, Kemzeke en Moerzeke betekent ____________
__________________, zoals ook in Kontich wat _____________________________betekent.
Taalbeschouwing 26
3 Geschiedenis
Keltische bestanddelen vinden we terug in namen van ____________ en van
______________plaatsen. Bijvoorbeeld de riviernaam Maas betekent ________ en Ijzer
__________. Ook een plaatsnaam als Gent is Keltisch en betekent ________________
van de Leie in de Schelde.
Nadien kwamen de Romeinen en hun overheersing heeft 4 tot 5 eeuwen geduurd
en liet heel wat sporen na in onze plaatsnamen.
vicus: __________________________________________________ zoals in _______________
castellum: _______________________________________________ zoals in _____________
castrum: _________________________________________________ zoals in ____________
trajectum: ________________________________________ zoals in ____________________
-anum of –acum: _____________________________ zoals in _________________________
Toen de Romeinen verslagen waren door de Germanen vestigden zich in onze stre
ken Germaanse stammen zoals de Franken en de Saksen. Onze meeste plaatsnamen
zijn voornamelijk van Frankische oorsprong.
-gem, -kum en –kom gaat terug op _____ en betekent_____________zoals in ________ .
-zele of –sel gaat terug op _________ en betekent _________________ zoals in _________.
-tün is Saksisch en betekende oorspronkelijk ____________ en later ______ zoals in
____________.
Ook al was de christelijke invloed aanvankelijk beperkt, toch zijn er ook voorbeelden
van te vinden zoals __________________ dat ___________________ betekent en bijvoor
beeld in de plaatsnaam _______________________ te vinden is.
Ook verwijzingen naar kerken en kapelletjes is voor de hand liggend zoals in
_________________. En patroonheiligen worden ook vaak vernoemd zoals in
____________________________
Taalbeschouwing 27
4 Bestanddelen
Raadpleeg de website en ga op zoek naar de betekenis van de volgende bestanddelen.
Zorg ervoor dat je ze noteert en studeert:
aard __________________________________________________________________________
(i)acum ______________________________________________________________________
broek _________________________________________________________________________
burg __________________________________________________________________________
donk _________________________________________________________________________
gem __________________________________________________________________________
hout __________________________________________________________________________
laar __________________________________________________________________________
lo, le, el _______________________________________________________________________
meer _________________________________________________________________________
muide ________________________________________________________________________
munster ______________________________________________________________________
rode __________________________________________________________________________
sel ___________________________________________________________________________
voorde ________________________________________________________________________
waes _________________________________________________________________________
Welke toponiemen gaan schuil achter volgende verklaringen? Google Maps helpt je!
Prov. Oost-Vlaanderen, weg van Gent naar Brugge (niet de autostrade!): zoals blijkt
uit de naam samengesteld uit 'eik' en een van de oudste woudbenamingen (beboste
hoogte) was deze plaats oorspronkelijk een hoogvlakte met eiken.
______________________________________________________________________________
Prov. Limburg, bij Hasselt; 'hout' wijst hier op de omgeving van dennenbossen.
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 28
Prov. Antwerpen, bij Lier; betekent 'versterkte burcht'; was gelegen aan een Romeinse
heirbaan.
______________________________________________________________________________
Prov. Brabant, weg van Aarschot naar Diest; op een spitse heuvel gelegen.
______________________________________________________________________________
Prov. West-Vlaanderen, weg van Brugge naar Ieper; een wisselvorm van de naam van
de Kempische hoofdstad; beide toponiemen betekenen 'turfwoud'.
______________________________________________________________________________
5 Quiz deel 2
Welke plaatsnamen bevatten een suffix dat ‘heuvel’ betekent? _____________________
______________________________________________________________________________
Welke niet? ___________________________________________________________________
Wat zou hun suffix betekenen? __________________________________________________
Met welke bestanddelen worden in toponiemen verwijzingen naar ‘bos’ gedaan?
______________________ zoals in _________________________________________________
Het bestanddeel ‘leeuw’ betekent ________________________ zoals in ________________
Wat betekent hun suffix? _______________________________________________________
De betekenis ‘zaal’ zit in volgende bestanddelen____________zoals in _______________
Wat is de langste plaatsnaam ter wereld? Noteer de landen top-3 en de lengte.
6 Plaatsnamen verklaren
Met de kennis die je nu opgedaan hebt moet je in staat zijn enkele van de volgende
plaatsnamen toponymisch te verklaren.
· Aarsele______________________
. Aarschot ______________________
· Bazel (Barsela) ______________________
· Boekhout ______________________
· Bosvoorde (vroeger: Boudesfort; Baldo=persoonsnaam) ______________________
Taalbeschouwing 29
· Breda______________________
· Breendonk______________________
· Buggenhout ('buggen=beuken) ______________________
· Denderleeuw______________________
. Diskmuide______________________
· Eekhout ______________________
· Ertvelde (vroeger: Artevelde) ______________________
· Geluwe ______________________
· Hasselt ______________________
· Heist-op-de-Berg ______________________
· Hoeilaart (Holar) ______________________
· Lotenhulle (vroeger: Loo ten Hulle) ______________________
· Meerhout ______________________
· Watermaal -Bosvoorde______________________
· Westkapelle (vroeger: Wascapella) ______________________
· Zwijndrecht ______________________
7. Spotnamen
Wat is de spotnaam van de inwoners van:
Oudenaarde ___________________________________________________________________
Mechelen _____________________________________________________________________
Aalst _________________________________________________________________________
Geraardsbergen _______________________________________________________________
Blankenberge _________________________________________________________________
Brugge _______________________________________________________________________
Gent _________________________________________________________________________
Veurne _______________________________________________________________________
Brussel ______________________________________________________________________
Lier __________________________________________________________________________
8. Quiz deel 3
Het bestanddeel donk is verwant met _______________ , ____________________ en
______________________ wat verwijst naar ____________________________zoals in ____
Taalbeschouwing 30
Etymologie
1. Tien voor taal: de etymologische ronde
Wat is de juiste etymologische verklaring van de volgende woorden en uitdrukkingen?
a. Mennegat
Boeren moeten met paard en wagen naar hun bouwland kunnen rijden om de oogst te kunnen ver-
voeren. Mennen betekent oogsten. Mennegat is een landweg die naar de achterliggende akker loopt.
Brabants voor pisoir; immers oorspronkelijk een gat in de vloer waarin mannen urineren.
Iemand die vroeger koetsier wilde worden, kreeg zijn opleiding in een manege: hij leerde daar paar-
den mennen. Vandaar de verbastering van manege tot mennegat.
b. Zand erover
In bruine cafés strooit men zand op de vloer. Dit kan de gemorste drank (voornamelijk bier) absor-
beren zodat het geen kleddertroep wordt.
Een graf wordt afgedekt met zand; over de doden niets dan goeds.
Als men vroeger een brief had geschreven, strooide men er fijn zand over om de inkt te laten dro-
gen; je kon dan niets meer aan de brief veranderen.
2. Man over woord: ‘Hangmat’
Noteer de oorsprong en evolutie van dit woord:
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
3. Influenza
Lees de onderstaande tekst en doe de volgende opdrachten:
a. Wat is de belangrijkste boodschap die je in de tekst aantreft?
b. Vul het schema aan dat je na de tekst vindt.
Influenza Taal verandert, maar minder snel dan de werkelijkheid. In taal vindt men zodoende veel dat op
een vroeger wereldbeeld teruggaat. Zo zeggen we dat de zon opkomt en ondergaat, daarmee
suggererend dat onze werkelijkheid nog altijd een precopernicaanse is. Toch weten we al
eeuwen dat de zon niet om de aarde draait. In een Bulkboek dat in 1984 door Utrechtse medi-
ëvisten samengesteld is en waarin onder de titel Vensters naar vroeger eenentwintig school-
vakken in middeleeuws perspectief geplaatst zijn, trof ik meer van dit soort voorbeelden aan.
Onder het hoofd "biologie" wordt een middeleeuws dierkundeboek, het Bestiarium, geciteerd.
Daarin staat onder meer dat welpen van een beer ter wereld komen als vormeloze klompjes
behaard vlees, die de moeder door dagenlang likken in de juiste vorm modelleert. Vandaar dat
Taalbeschouwing 31
wij een onbeschaafd, onbehouwen individu een ongelikte beer noemen. In hetzelfde Bestiari-
um leest men dat geen vogel mooier zingt dan de zwaan en deze zingt op zijn mooist als hij
weet dat zijn laatste uur geslagen heeft. Zo komen wij aan het woord zwanenzang. Krokodil-
lentranen, tranen van gehuichelde smart of geveinsd berouw, gaan eveneens terug op de
middeleeuwen. Van de krokodil dacht men dat hij, na het verslinden van zijn prooi grote tranen
huilde.
Niet alleen uitdrukkingen maar ook woorden zijn vaak een weerspiegeling van een vroeger
wereldbeeld. Een fraai voorbeeld is het woord oriënteren, een afleiding van oriënt, het oosten.
Er zijn meerdere verklaringen geopperd voor het belang dat klaarblijkelijk aan het oosten toe-
gekend werd. De simpelste is dat daar "de zon opkomt" en dat daarom die windstreek als een
vast oriëntatiepunt gezien werd. Dat is in mijn ogen nogal onwaarschijnlijk. In een landstreek
die men niet kent, en zeker in het open veld, weet men na enig dwalen niet meer waar de zon
opgekomen is. Overigens heeft het opkomen van de zon wel een benaming opgeleverd. In het
Frans noemt men de opgaande zon le soleil levant.
Een andere verklaring voor het belang van het oosten heeft men wel gezocht in de bijbel. Je-
ruzalem, dat naar men dacht het middelpunt van de aarde vormde, en de overige plaatsen
van het Heilig Land liggen in het oosten. Daarom zijn katholieke kerken gebouwd met hun
lengteas in die richting. Dit verschijnsel heet oriëntatie van hier naar onze gewone betekenis-
sen is slechts een stap.
De verklaring die in het Bulkboek gegeven wordt, gaat eveneens terug op de bijbel. maar is
veel leuker. In het oosten lag het aards paradijs, waaruit de mensen bij de zondeval verdreven
zijn. Vanwege dit paradijs was het oosten voor middeleeuwers belangrijker dan enige andere
windstreek. Vandaar dat hun wereldkaarten "georiënteerd" zijn: de bovenkant van zo’n kaart
geeft het oosten aan en niet zoals bij ons het noorden.
Niet alleen de vroege middeleeuwen hebben hun sporen nagelaten. Van iets later stamt de
uitdrukking een blauwe maandag. W.G. klooster heeft in zijn rede bij de opening van de nieu-
we behuizing van de Amsterdamse letterenfaculteit de verklaring gezocht in een vroegere
bijbetekenis van blauw, namelijk onbeduidend. Dit lijkt me niet geheel correct. Een blauwe
maandag was immers geen onbelangrijke, maar een vrije dag. De oorsprong moet gezocht
worden in de tijd dat wol nog blauw geverfd werd met wede. Daarvoor moest het weefsel ge-
durende lange tijd in een bad ondergedompeld liggen - dit gebeurde op een dag dat men niet
mocht werken, de zondag, en vervolgens even lang aan de lucht blootgesteld worden. Dit was
op maandag, waarop er dus evenmin gewerkt kon worden.
Elke tijd heeft zijn eigen ideeën : deze worden uitgedrukt in taal en blijven zodoende, impliciet,
nog lang bewaard. Via taal hebben onze voorgangers nog invloed op ons, ook al zijn we ons
dat zelden bewust. Immers, wie realiseert zich dat als hij griep heeft, hij aan een invloed, een
influenza, lijdt ? Nog minder zijn wij er ons van bewust dat deze invloed vroeger aan hemelli-
chamen werd toegeschreven.
Uit: C. Hamans, Over taal.
ongelikte beer:_______________________________________________________________
Oorsprong: ____________________________________________________________________
zwanenzang: _________________________________________________________________
Oorsprong: ____________________________________________________________________
krokodillentranen: __________________________________________________________
Oorsprong: ____________________________________________________________________
oriënteren: __________________________________________________________________
Oorsprong: ____________________________________________________________________
blauwe maandag: ____________________________________________________________
Taalbeschouwing 32
Oorsprong: ____________________________________________________________________
influenza: ____________________________________________________________________
Oorsprong: ____________________________________________________________________
4. De etymologie van ‘etymologie’
Het woord etymologie duikt pas vanaf de 11de eeuw in het Frans op, vier eeuwen later
volgen het Nederlands, Duits en Engels.
Dit oorspronkelijke Griekse woord, dat via het Latijn in het Frans werd opgenomen,
betekent “de leer van de “etumon” ofwel “de leer van het werkelijk ware”. De Griekse
filosofen waren van mening dat je in elk woord het werkelijke wezen van het daardoor
uitgedrukte begrip kon terugvinden. Deze wetenschap omvatte dus in de eerste plaats
een zoektocht naar de ware aard der dingen. Uiteraard weten we nu dat dit slechts
voor weinige woorden opgaat. Weet je welke?
______________________________________________________________________________
Pas in de 17de eeuw veranderde dit en begon men in deze studie zich toe te leggen op
de historische oorsprong van een woord. Dat dit niet altijd even wetenschappelijk ge-
beurde bewijst de anekdote over de humanist Becanus u verteld door Pieter Embrechts
in ‘Man over woord
Welke stellingen gebruikte Becanus om het Antwerps de oertaal te vinden?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe kwam die taal van het aards paradijs in Antwerpen terecht?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
In de 19de eeuw werd de etymologie of woordafleidkunde een wetenschap die zich be-
zighield met de geschiedenis van de woorden op drie vlakken: hun klank, hun vorm en
hun betekenis. Eind achttiende eeuw werd het Sanskriet bekend, de heilige taal van
de Indiërs. Voordien beschouwden taalkundigen het Hebreeuws als de oertaal. Na ja-
ren van wetenschappelijk onderzoek van het Sanskriet kwamen de geleerden tot een
aantal klankwetten zodat men een beter beeld kreeg van de ontwikkeling van de Ger-
maanse talen, waartoe ook het Nederlands behoort. Bovendien kon men nu de ver-
wantschap van verschillende talen beter bestuderen.
Taalbeschouwing 33
5. ‘De domme dief met een
appel in zijn bakkes is vier-
duizend jaar oud.’
Man over woord: Interview met Marlies
Philippa over ‘poepen’.
Welke verschillen in betekenis blijken
uit dit kleine onderzoekje tussen
Vlaanderen en Nederland?
Vlaanderen: ___________________________________________________________________
Nederland: ____________________________________________________________________
Waar komt dit verschil in betekenis vandaan?
Vlaanderen: ___________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Nederland: ____________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Lees op de volgende pagina het interview met Marlies Philippa. Na het interview vol-
gen een aantal opdrachten.
6. Man over woord: ‘groggy
Noteer de oorsprong en evolutie van dit woord:
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
7. Bronnen van de Nederlandse woordenschat Het huidige Nederlands bestaat enerzijds uit wat wij noemen de Germaanse erfwoordenschat,
d.w.z. die woorden die uit het Oudnederfrankisch stammen en van oudsher verwant zijn met
woorden in andere Germaanse talen en in veel gevallen ook met woorden in andere Indo-
Germaanse talen. Anderzijds dateert een groot deel van onze woordenschat van later tijden.
Meestal zijn dat dan woorden, die in een latere ontwikkelingsfase aan andere talen werden
Taalbeschouwing 34
Taalbeschouwing 35
Taalbeschouwing 36
Taalbeschouwing 37
Taalbeschouwing 38
Hou oud is het Nederlands? ____________________________________________________
Hoe weten we dat? _____________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Geef vier voorbeelden van in het Nederlands voorkomende woorden die eigenlijk nog
veel ouder zijn: ________________________________________________________________
Wat zijn substraattalen? _______________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hoe weet je wanneer je met een substraatwoord te maken hebt?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Geef twee redenen waarom een bezettersvolk woorden van de lokale bevolking zou
overnemen:
reden 1 _______________________________________________________________________
reden 2 _______________________________________________________________________
Welk kordaat antwoord kan een etymoloog geven aan de mensen die vinden dat we
momenteel veel te veel Engelse woorden overnemen in het Nederlands?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke 2 vormen van etymologie kunnen we onderscheiden?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welk verhaal zit er achter het woord ‘bestek’?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 39
ontleend. In de eerste plaats ontleenden wij aan andere Indo-Germaanse talen.
Het Latijn is daarbij een van de voornaamste bronnen. Woorden als kaas (Latijn caseus) date-
ren al van de periode van de Romeinse bezetting. Het gebruik van dergelijke woorden kan
ofwel een aanwijzing zijn dat de Romeinse cultuur door de Germanen als superieur aan de
hunne werd gevoeld, ofwel dat zij met de typisch Romeinse producten ook de daarbij horende
namen importeerden. Met de komst van het christendom, met zijn Latijnse liturgie, werd de
Latijnse invloed versterkt. En nog in de Middeleeuwen en ten tijde van het humanisme was
Latijn de taal van geleerden, theologen, artsen en juristen. maar ook de schrijftaal van vele
auteurs.
Ondertussen mogen wij erop wijzen dat via het Latijn, dat sterk door het Grieks was beïn-
vloed, ook veel Griekse woorden binnenkwamen. Boter (van boutyrum) is daarvan een voor-
beeld, maar ook kerk (van kuriakon).
Een andere zeer belangrijke bron voor de uitbreiding van onze woordvoorraad was het Frans,
eveneens op grond van cultureel overwicht. In het oudste ons bekende Nederlands is dit al
het geval, maar ook veel later, tot vrijwel in onze tijd, vond men het chic om wat Frans te spre-
ken. Omdat het Frans een Romaanse taal is, die vooral stoelt op het Latijn, zijn er in dit woor-
denboek nogal wat woorden aan te wijzen waarvan gezegd wordt dat zij aan het Frans zijn
ontleend, maar die evengoed rechtstreeks uit het Latijn gekomen kunnen zijn. Het Latijn was
immers een internationale taal waaruit Fransen, maar ook Nederlanders, gemakkelijk konden
putten. Ook het Hoogduits. Engels. Italiaans en Spaans leverden, voornamelijk in de periode
van cultureel overwicht, bijdragen aan onze taal.
Ook werd ontleend aan talen van buiten de Indo-Germaanse familie. In de eerste plaats aan
het Hebreeuws, dat op diverse manieren tot ons kwam. Via de bijbel, maar ook via het Bar-
goens, dat voor een deel rechtstreeks teruggaat op het Hebreeuws vergelijk beissie voor
"dubbeltje", maar dat ook via Jiddisch en Rotwelsch (de Duitse dieventaal) op het Hebreeuws
stoelt.
Een andere Semitische bron is het Arabisch, dat een vrij aanzienlijk aantal woorden opleverde
via middeleeuws Latijn of via Romaanse talen, vooral in de Middeleeuwen, toen de Arabische
culturele invloed sterk was. Er is wat de etymologie van woorden van Semitische afkomst
aangaat, sprake van verwaarlozing door de auteurs van Nederlandse etymologische woorden-
boeken. Dit kan een gevolg zijn van de ontdekking van en de gerichtheid op het Indo-
Germaanse taalsysteem, dat de aandacht in sterke mate heeft opgeëist, maar ook van de
lange periode van Europacentrische geschiedbeschouwing.
Het koloniale verleden heeft het Nederlands verrijkt met tal van woorden, die goeddeels uit
het Maleis stammen. In de periode na 1945 heeft de exponentiële groei van de media, van het
toerisme en van de toenemende handelscontacten grote aantallen vreemde woorden tot ge-
meengoed gemaakt. Uitheemse woorden krijgen een Nederlandse vorm, maar ook het oor-
spronkelijke Nederlands is in de loop der tijden veranderd en staat nog steeds aan verande-
ring bloot, hoewel de invoering van de standaardschrijftaal dit veranderingsproces in sterke
mate vertraagt.
Uit Van Dale Etymologisch woordenboek
8. Pseudo-etymologie en volksetymologie
a. Pseudo-etymologie is de woordafleidkunde die men bedreef voor men op de hoog-
te was van de verwantschappen die er tussen de talen bestaan. Ook als men nu
etymologie bedrijft zonder dat men gebruik maakt van die kennis en men enkel
op zijn intuïtie afgeeft spreekt men van pseudo-etymologie. Het voorbeeld van
het woord “godsvrucht” illustreert dit heel duidelijk. Waarom?
Taalbeschouwing 40
b. Volksetymologie heeft niks met etymologie te maken. Het is een bepaalde manier
van woordvorming die ontstaan is wanneer men woorden die niet helemaal als norma-
le Nederlandse woorden klinken, veranderd heeft totdat ze wel op gewone Nederlandse
woorden leken.
Er zijn drie soorten :
I. pure klankverandering zonder dat er een verband bestaat met de betekenis van het vervormde
woord (Bijvoorbeeld ‘jakhals’ en ‘scheurbuik’);
II. klankverandering met een verband met de betekenis van het oorspronkelijke woord (hangmat,
punaise-pinijzer, tulband);
III. geen klankverandering, maar wel een betekenisverandering (potig).
c. Even proberen? Tot welke soort behoren volgende woorden?
- ‘rosbief’ uit het Engelse ‘roastbeef’;
- ‘biefstuk’ uit het Engelse ‘beefsteak’, het Engelse woord ‘steak’ betekent “geroosterd”
of “gebakken”.
- ‘nachtmerrie, uit ‘nachtmare’, het tweede deel betekende “nachtspook, een nachtelij-
ke kwelgeest;
- ‘wildbraad’, oorspronkelijk uit ‘braad’: zacht, week, vlees, had het niets met braden te
maken (gaar maken door verhitting).
- halster (halsriem van paarden), uit het Middelnederlands ‘halfter’ of ‘halchter’
Taalbeschouwing 41
Naamgeving: handelsnamen
And the winner is …
Toen Dexia besloot van naam te veranderen kon je op voorhand je stem uitbrengen
voor één van de vele voorstellen.
Naar welke naam gaat je voorkeur uit? Waarom?
______________________________________________________________________________
Welke naam zie je helemaal niet zitten? Waarom niet?
______________________________________________________________________________
Begrijp je de hoge score voor het voorstel ‘Bebank’?
Taalbeschouwing 42
Bekijk het volgende nieuwsitem. Probeer 1 argument pro en 1 argument contra deze
nieuwe merknaam te formuleren.
pro: __________________________________________________________________________
contra: ________________________________________________________________________
Dexio? (interview in Joos met Marc Michils, CEO van Saatchi & Saatchi)
In het radio1-programma Joos werd de dag voordien een reclamemaker aan de tand
gevoeld over de gevaren en voordelen die een nieuwe merknaam met zich meebrengt.
Luister en noteer het antwoord op volgende vragen:
a. Wat zijn de risico’s voor een naamsverandering?
______________________________________________________________________________
b. Waarom is het met Dexia wel verantwoord?____________________________________
______________________________________________________________________________
c. Wat moet een goede merknaam hebben? _______________________________________
Uitzonderingen? _______________________________________________________________
d. Wat zijn geen goede ideeën? Waarom? _________________________________________
______________________________________________________________________________
e. Wat moet een goede bankennaam bezitten?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
d. Wat vindt hij van ‘Bebank’?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Columnist Tom Naegels
Kleren van de keizer
zaterdag 03 maart 2012
Weet u hoe het bureau heet dat de naam 'Belfius' heeft bedacht? Remarkable. Dat is
geen slechte naam voor een merkenbureau. Er zit 'merk' in, en het zegt wat het is: ze
menen van zichzelf dat ze opmerkelijk zijn.
Taalbeschouwing 43
Dat de naam zegt wat het is: dat is ook opmerkelijk. Dit is het bureau dat niet alleen 'Belfius'
bedacht, maar ook 'Umicore', 'Cumerio' en 'Fintro'. Allemaal woorden die in geen enkele taal
bestaan, op het eerste gehoor zelfs een beetje belachelijk klinken, maar waar dan 'waarden'
bij worden verzonnen als 'speelsheid' of 'intimiteit' of 'een sauna en een frisse Martini'. En
toch: als dat bureau voor zichzelf een naam moet kiezen, kiest het voor het doodgewone Re-
markable.
Het blijkt een algemeen verschijnsel te zijn. De naam 'Dexia' is bedacht door Bessis Marques.
'Marques' is Frans voor 'merken', en 'Bessis' is de achternaam van de baas. 'Ethias' en 'ING'
werden gemunt door Minale Design Strategy, een bedrijf dat design en strategie verkoopt en
genoemd is naar de oprichter, Marcello Minale. En 'Ageas' komt uit de koker van Famous.
Niet 'Fameas', 'FLame-us' of 'FamoXio*'(waarbij de * staat voor verbeelding, creativiteit, en het
onzegbare).
De vraag dringt zich op: waarom doen die bureaus hun klanten namen aan, die ze om de
dooie dood nooit voor zichzelf zouden kiezen? Waarom maken ze hen wijs dat succes valt of
staat met een bizar neologisme dat in iedere taal moet bekken, en bovendien vanaf dag één
de juiste onbewuste respons moet opwekken? In de echte wereld werkt het toch niet zo? Ons
leven bulkt van de namen, en over de meeste is nauwelijks nagedacht, of we hebben ze zelf
niet kunnen kiezen. Ik heet Tom Naegels. Ik heb geen idee welke 'waarden' die naam bij u
oproept, maar de kans is groot dat uw associatie gebaseerd is op sommige teksten die ik ge-
schreven heb, niet op de volle, uitnodigende kracht van de O, die uitloopt in de romige afdronk
van de M, die staat voor genot, smaak en vaderlijke goedkeuring. In 'Naegels' leest u 'egels',
kleine, schattige diertjes, en bij 'Na' denkt u spontaan aan gedachteloos geneurie tijdens een
zomerse boswandeling, of aan het lied van De Smurfen. Mijn hele naam roept blijdschap en
bescherming op! Nee, spreek me niet tegen.
Het is een gevoel dat ik wel vaker heb als ik marketeers aan het woord hoor: dat er in hun
kringen (en dus die van hun klanten) een parallelle werkelijkheid is
ontstaan, gebaseerd op een te doorgedreven lezing van allerlei
massapsychologische theorieën. Onlangs las ik in deze krant een
verslag van een studiedag voor woordvoerders. Ze kregen de ge-
bruikelijke humbo-jumbo te horen over het belang van kleding, kap-
sel en snedige taal, maar dan tot in het absurde doorgedacht.
'Mensen hebben maar drie seconden nodig om, op basis van een
eerste indruk, een definitief oordeel te vellen', aldus een van de ex-
perts, die vervolgde met een kritiek op Servais Verherstraeten:
(foto) 'Een man met een leuke stijl, die zijn gekleurde sjaaltjes op
een hippe, hedendaagse manier knoopt. Maar zijn haar? Daar is
iets aan dat niet klopt, dat is duidelijk niet mee geëvolueerd. En dat
verstoort het ganse plaatje.'
Het ganse plaatje, hoort u dat? Marketing en communicatie leren
niet: kleed u een beetje netjes, en zorg dat u helder praat - de nor-
male vuistregels die u en ik ook toepassen. Nee, het is de religieus-
orthodoxe versie ervan: u hebt drie seconden om een goede indruk
te maken, anders vergaat de wereld. Als u zich geen 'Belfius' noemt
maar een of andere belachelijke amateuristische naam bedenkt, die
to-taal de verkeerde waarden weerspiegelt, ik zeg maar wat:
'Belfidus' bijvoorbeeld, met die debiele d, of 'Belfios', ocharme zeg, precies uit Jommeke: ja,
dan moet u niet komen klagen. Vertrouw ons: wij kennen de mensen beter dan ze zichzelf
kennen. De mens is gelijk een ijsberg. Alleen wij weten wat er onder 't water wriemelt.
Terwijl ieder van ons, elk moment van elke dag in contact komt met mensen die niet perfect
gekleed gaan. Mijn vrouw lacht nog altijd met de broek die ik aanhad op onze eerste date. En
toch heeft zij niet na drie seconden gezegd: loser, ik ben weg, je had maar een cursus Mar-
com moeten volgen.
Als er weer bespaard moet worden bij de bedrijven, misschien kan het personeel dan eens
ontzien worden. Ik ken een afdeling waar gewéldig hard in kan worden gesneden.
Tom Naegels
Woordenschat:
Taalbeschouwing 44
de kleren van de keizer: ________________________________________________________
neologisme: ___________________________________________________________________
bekken: _______________________________________________________________________
respons _______________________________________________________________________
bulken: _______________________________________________________________________
marketeers: ___________________________________________________________________
humbo-jumbo: _________________________________________________________________
marcom: ______________________________________________________________________
ergens in snijden (fig) __________________________________________________________
Inhoud:
Wat moet een goede merknaam doen volgens Naegels? ____________________________
______________________________________________________________________________
Wat is de kritiek die hij heeft op deze ‘business’? _________________________________
______________________________________________________________________________
Welke afdeling bedoelt hij met die laatste regel denk je? __________________________
Taalbeschouwing 45
En toen ging het mis …
Waarom werden deze merknamen beter in de prullenbak gegooid?
Nigaz ________________________________________
Pajero _______________________________________
Chroma ______________________________________
Heineken Masterbeer _________________________
Waar moet je dus als reclame- en marketingbe-
drijf rekening mee houden ? ____________________________________________________
______________________________________________________________________________
Beroemde merknamen en hun oorsprong
Kies uit volgend lijstje: Starbucks, Nike, adidas, 3M, Amazon, Audi, Intel, Canon, Co-
ca-Cola, Lego, VW, Sony, Saab, Pepsi, Nokia, Ikea.
Taalbeschouwing 46
Tendensen:
1. genoemd naar de naam van hun stichter: Guinness, Nestlé
2. genoemd naar de naam van de vestingsplaats: Texaco, zelfs een huisnummer:
4711
3. genoemd om een idee van kwaliteit weer te geven: Vitabis
4. genoemd om sfeer uit te stralen: J’ai osé
5. sommige fabrikanten geven per taalgebied een aangepaste namen om onaange-
name associaties te vermijden
6. vaak gebruiken ze fonetische spelling, afkortingen of letterwoorden om zich in-
ternationaal te profileren: IBM, Adidas
7. waarbij de oorspronkelijke betekenis verloren gaat: INNO
Stichter Ingvar Kamprad werd in Elmtaryd Agunnard (Zweden) geboren.
Genoemd naar aromatische blaadjes en noten die erin worden gebruikt.
De naam komt van het Latijnse woord voor ‘Luister!’ en de 4 cirkels verwijzen naar de fusie
met DKW, Horch en Wanderer
De originele naam was de Minnesota Mining and Manufacturing Company. Een beetje lang
…
Adolf Dassler was de stichter van dit bedrijf.
De Griekse godin van de overwinning schonk haar naam aan dit bedrijf.
Een verkorting van ‘Integrated Electronics’
Het Deense ‘Leg Godt’ betekent ‘goed spelen’.
Genoemd naar de Fins stad waar houtpulpbedrijf ook rubber begon te produceren.
Genoemd naar een enzyme dat de spijsvertering bevordert.
Een verkorting van Svenska Aeroplan Aktiebolaget (Zweeds Vliegtuig Bedrijf)
Genoemd naar een personage uit Herman Melvilles roman ‘Moby Dick’.
Genoemd naar de grootste rivier ter wereld omdat de stichter hoopte dat zijn bedrijf ook zo
groot zou worden.
Omdat het een wagen voor iedereen moest worden.
Genoemd naar de Chinese bodhisattva van Groot Mededogen ‘Guanyin’.
Genoemd naar het Latijnse woord voor ‘geluid’.
Taalbeschouwing 47
Bij welke categorie horen volgende namen?
Tupperware: __________________________________________________________________
3M ___________________________________________________________________________
Sano _________________________________________________________________________
Absorba ______________________________________________________________________
ESSO ________________________________________________________________________
Bass (pale ale bier) ____________________________________________________________
Knorr ________________________________________________________________________
Dunlop _______________________________________________________________________
Betterfood ____________________________________________________________________
Omega _______________________________________________________________________
Sunlight ______________________________________________________________________
Heinz ________________________________________________________________________
Chiquita ______________________________________________________________________
Peaudouce ____________________________________________________________________
BiFi __________________________________________________________________________
Phildar _______________________________________________________________________
Tipp-ex _______________________________________________________________________
Bio-tex _______________________________________________________________________
Q8 ___________________________________________________________________________
Tienen ________________________________________________________________________
Onderzoek de naamgeving van enkele bieren, frisdranken, chips, kazen, automerken
of parfums. Presenteer je resultaten aan de klas.
Taalbeschouwing 48
Merkverwatering
Is er een naam voor het verschijnsel dat merknamen soortnamen worden,
zoals bij luxaflex en maggi?
Nee, voorzover wij weten bestaat hiervoor geen algemeen gangbare term. In vakkringen wordt
wel het woord merkverwatering gebruikt, dat goed aangeeft wat merkhouders van deze ont-
wikkeling vinden.
Merkhouders zijn over het algemeen niet blij als hun merknaam een soortnaam wordt; het
woord kan dan ook voor slechtere (en goedkopere) producten gebruikt worden, wat afbreuk
doet aan de reputatie van hun eigen product. Toch is het proces meestal moeilijk tegen te
gaan; zeker als het gaat om woorden waar geen (goed) algemeen woord voor bestaat, zoals
bij luxaflex en walkman.
Een gelegenheidsaanduiding is generigram, waarin het bijvoeglijk naamwoord generisch of
generiek ('algemeen, merkloos') zit. Het tweede deel van de samenstelling is het achtervoeg-
sel -gram ('iets wat geschreven, geregistreerd e.d. is op de door het grondwoord genoemde
wijze'). In de praktijk wordt dit woord echter weinig gebruikt. Het woord generoniem lijkt in op-
komst te zijn.
In het Engels zijn voor dit proces meerdere woorden in omloop; het gebruikelijkst is generici-
de, waar net als in generigram het woord generisch of generiek zit. Het achtervoegsel -cide
betekent '-doder, -moord'; het komt ook voor in woorden als genocide en bactericide. In gene-
ricide past deze betekenis eigenlijk niet; iets als brandicide ('merkmoord') komt meer overeen
met wat het woord moet uitdrukken. Naast genericide wordt ook genericization redelijk veel
gebruikt.
Een proces dat enigszins vergelijkbaar is met merkverwatering is het proces waarbij namen
van personen 'gewone' woorden worden. Deze woorden worden eponiemen genoemd. Voor-
beelden zijn sandwich (genoemd naar John Montagu, de vierde graaf van Sandwich), diesel
(genoemd naar Rudolf Diesel, de uitvinder van de dieselmotor) en casanova (naar de acht-
tiende-eeuwse Italiaanse avonturier Casanova). Afleidingen van merknamen vallen hier echter
niet onder.
Kan je nog een aantal voorbeelden geven van ‘merkverwatering’? Je krijgt er alvast
enkele als inspiratie:
bic: balpen; pamper: luier; jeep: terreinwagen van Jeep; baxter: infuis
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 49
Lees de volgende tekst en beantwoord de erna gestelde vraag.
De eerste hooligan was een Ier.
De ‘hooligans’ hebben op relatief korte tijd het Engelse voetbal in heel Europa (en daarbuiten)
een zeer bedenkelijke reputatie meegegeven.
In het licht van het vandalisme en van de criminele wandaden die naar aanleiding van sport-
manifestaties aangericht zijn, moeten moderne Engelse woordenboeken hun definitie van het
begrip ‘hooligan’ wellicht gaan aanpassen. Een bepaling als ‘een levendig, behoorlijk ruw
maar niet noodzakelijk kwaadaardig of meestal niet misdadig type'’klinkt nogal onschuldig of
zelfs enigszins sympathiserend.
De naam ‘hooligan’ zou trouwens voortkomen van een soms vrij sympathiek voorgestelde
Ierse familie die rond 1890 in het oude Londen woonde, in Southwark (waar Chaucer in de
veertiende eeuw in de herberg ‘The Tabard’ de pelgrims ontmoette met wie hij op bedevaart
naar Canterbury reed). Daar in Southwark stonden de Hooligans op het einde van de negen-
tiende eeuw bekend als een familie die wist wat ‘joie de vivre’ was. Een lid van die familie, een
man met de onvervalste Ierse voornaam Patrick zou het bijzonder bont hebben gemaakt,zo
bont dat het helemaal niet meer prettig was.
Patrick Hooligan stond aan het hoofd van een bende jonge mannen die heel inventief hun kost
verdienden en die bereid waren tegen de geringste vergoeding allerhande linke streken uit te
halen. Ze gapten het geld uit de zakken van voorbijgangers, en deinsden er niet voor terug
neer te kloppen wie zich durfde verzetten. Patrick Hooligan werkte een tijd als uitsmijter in
diverse etablissementen, tot hij eens ruzie kreeg met een politieman die hij doodsloeg en
wiens lichaam hij op een vuilniswagen gooide. Dat luidde zijn einde in: hij ging achter de tra-
lies, werd in de gevangenis ziek, en stierf korte tijd later.
1 Maak zelf een definitie van het begrip eponiem.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
2 Welke soortnamen vinden hun oorsprong in de volgende gebeurtenissen?
Aboe Dja’far Mohammed ibn Moesa werd in 780 na Chr. geboren in Chwarizmi in Per-
zië. Hij werd een belangrijk wiskundige en kreeg de bijnaam ‘al Chwarizmi. Hij nam
het decimaal stelsel over uit Voor-Indië en zijn boek “Opmerkingen van al Chwarizmi
over de kunst van het rekenen met Indiase cijfers” kreeg in de 12de eeuw, in Latijnse
vertaling bekendheid in Europa. Hierbij werd zijn bijnaam verbasterd. Het boek intro-
duceerde in Europa het decimaal stelsel, de nul en de Arabische cijfers.
______________________________________________________________________________
De jongen die op 21.09.1756 in Ayr (Schotland) werd geboren, kreeg van zijn ouders de
voornamen John Loudon. Op zijn 27ste werd hij ‘inspecteur der straatwegen’, en om-
dat de wegen zo slecht waren, begon hij op eigen kosten te experimenteren. Zijn con-
clusie was dat de wegen moesten worden verhard met verschillende lagen grof en fijn
steenslag op een onderlaag van keien en breuksteen. Elke laag moest eest door het
verkeer worden vastgereden, voordat een nieuwe laag werd gestart. De weg moest ook
iets hoger liggen dan het land en van een afvoer voorzien zijn. In 1815 legde hij in de
buurt van Bristol een proefweg van 150 mijl aan en in 1824 werd zijn systeem in Enge-
land algemeen geaccepteerd.
______________________________________________________________________________
Taalbeschouwing 50
Helen Porter Mitchell kwam met haar ouders van Melbourne (Australië) naar Europa,
waar ze zangles nam. Na een huisconcert, waarbij ze optrad onder een pseudoniem dat
afgeleid was van de naam van haar geboorteplaats, sloeg haar debuut in 1887 in de
Munt in Brussel in als een bom. Tournees volgden en tijdens een van die tournees
kreeg ze het aan de stok met Georges Auguste Escoffier, chef-kok van het Savoy-hotel
in Londen. Voor een galasouper wilde de diva ‘pêche flambées’ als dessert, Escoffier
wilde ijs serveren. Het compromis werd een nieuw gerecht.
______________________________________________________________________________
Hij werd op 14.11.1863 in Gent geboren, promoveerde tot doctor in de natuurweten-
schappen, en trok in 1889 naar Amerika. Nadat hij zijn uitvinding van een fotografie-
papier (patent en fabriek) in 1899 voor 1 miljoen dollar aan Eastman verkocht had,
had hij de middelen en de tijd om zich met laboratoriumwerk bezig te houden. In het
eerste decennium van de 20ste eeuw ontdekte hij dat een reactie van formaldehyde op
fenol een harde kunststof gaf, die hitte- en vochtbestendig was en elektriciteit slecht
geleidde. Hij noemde dit eerste volledig synthetische kunsthars naar zichzelf.
______________________________________________________________________________
Hij wordt beschouwd als de grondlegger van de biochemie en bacteriologie. In 1866
ontdekte hij, bij een onderzoek naar de verzuring van wijn, dat de micro-organismen
die daarvoor verantwoordelijk zijn, door verhitting worden gedood. Het door verhitting
onschadelijk maken van bacteriën kreeg zijn naam.
______________________________________________________________________________
Vjatselav Michajlovitsj Skrjabin (09.03.1890) had meegedaan aan een bolsjevistische
opstand en nam daarom een schuilnaam aan, die hij zijn verdere leven zou gebruiken.
In 1917 speelde hij een rol in de Oktoberrevolutie, werd rechterhand van Stalin en
leidde zuiveringen in de jaren dertig. Sinds mei 1939 was hij minister van Buitenland-
se Zaken. In die functie ondertekende hij met zijn Duitse collega Von Ribbentrop een
niet-aanvalsverdrag. Eind 1939 vielen de Russen Finland binnen. De Finnen verdedig-
den zich o.a. door primitieve brandbommen (flessen, gevuld met benzine, en met een
geïmpregneerde lap als lont) te gooien naar de luchtroosters en de kijkspleten van de
tanks. Hun ongenoegen uitten ze ook door de naam van die brandbommen.
______________________________________________________________________________
Hij werd geboren in een zeer rijke Etruskische familie en streefde geen politieke of mi-
litaire carrière na. Toch werd hij adviseur en vriend van Augustus, en werd o.a. belast
met het toezicht op de culturele zaken in het Romeinse rijk. Jonge talenten onder-
steunde hij op materieel vlak.
______________________________________________________________________________
Uitsmijter: Rowan Atkinson: Smut!
De bekende acteur neemt ‘s morgens in de klas de absenties op. Een klas vol leerlingen
met wel erg vreemde familienamen!
Vaardigheden 1
Vaardigheden
Vaardigheden 2
Vaardigheden 3
Vaardigheden 4
Vaardigheden 5
Vaardigheden 6
Vaardigheden 7
Vaardigheden 8
Vaardigheden 9
Vaardigheden 10
Naam: ………………………………………………………………………………………. Klas: ………. Nr: …..
Luistertoets (met giscorrectie MC 3 opties- 0.5; MC 2 opties: -1 )
Noem uw kind geen Kevin
1 In welk land werd dit onderzoek uitgevoerd?
A België
B Engeland
C Duitsland
2 Welke associatie wordt met de naam Kevin in verband gebracht?
A allochtoon
B lage sociale afkomst
C hooligan
3 Wanneer was de naam Kevin populair in Vlaanderen?
A jaren 50-60
B jaren 70-80
C jaren 90
4 Voor meisjes zijn er ook Kevinnamen. Welke naam is geen Kevinnaam?
A Britney
B Cindy
C Elien
5 Waar wordt de naam Kevin niet mee geassocieerd?
A middenklasse
B populaire cultuur
C kansarmoede
6 Welk voorbeeld van Kevins in onze cultuur werd niet gegeven?
A Boerke Kevin
B We need to talk about Kevin
C Kevin Janssens
7 De geïnterviewde professor is zelf een illustratie van de associaties die mensen met de naam Kevin
meekrijgen.
A Waar
B Niet waar
8 De interviewster Ruth Joos ondervindt ook vooroordelen omtrent haar voornaam.
A Waar
B Niet waar
9 Welke uitdrukking wordt gebruikt om het belang van naamgeving te onderstrepen?
A what’s in a name
B nomen est omen
C er wordt geen uitdrukking gebruikt
10. Welke meisjesnaam roept in Duitsland vooroordelen op?
A Chantal
B Britney
C Kimberley
Vaardigheden 11
1 2 3
4 5 6 7
8 9 10
Naam: Klas Nr /3
Welke drie prentjes staan niet op de juiste plaats: __________________________________________________
Vaardigheden 12
Terry Jones: De ridder Kijk- en luisteroefening
Wat zijn de idealen van de ridder die we in de ‘boeken’ (literatuur) ontmoeten? Som er
2 op.
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Waar komt de term ‘hoofsheid’ in het Engels etymologisch vandaan? (chiyvalry)?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke doelen (‘idealen’) worden er door de ridder in het echte leven nagestreefd?
doel 1 _________________________________________________________________________
doel 2 _________________________________________________________________________
doel 3 _________________________________________________________________________
Welke oplossing werd er gevonden voor de nogal gewelddadige inborst van de ridders?
door de kerk: __________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
door de koning b.v. Edward III) _________________________________________________
______________________________________________________________________________
Welke functie had het wapenschild (blazoen) in de ridderwereld?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
En wat moeten we geloven van de hoofse code dat ridders voor de zwakken in de maat-
schappij opkwamen? Illustreer je antwoord met een voorbeeld uit de uitzending. (2 pt)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Vaardigheden 13
Luistervaardigheid: leren noteren met een t-
schema
Vaardigheden 14
Spreek- en leesvaardigheid: klasdiscussie Stap 1: Doe de test van De Standaard en noteer hier je score op 15: ________________
Stap 2: Analyseer je resultaat. Goed, gemiddeld of slecht? In alle domeinen of slechts
in enkele (economie, politiek, geschiedenis, …)?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Stap 3: Lees de columns, interviews en opinieartikels die verschenen naar aanleiding
van dit onderzoek. Elk lid van je groepje leest een ander artikel.
Stap 4: Je vertelt binnen je groepje wat er in jouw artikel stond. Je bent voorbereid om
vragen van je medeleerlingen te kunnen beantwoorden.
Stap 5: Iedereen is nu voorbereid om aan een zinvolle discussie over dit probleem deel
te nemen. Let the games start!
Vaardigheden 15
A
B
Vaardigheden 16
C
Vaardigheden 17
D
Vaardigheden 18
E
Vaardigheden 19
Het gedocumenteerd opstel
Stap 1: OLC (2 lessen)
Je gaat op zoek naar een stelling die je wil verdedigen. Een aantal platgetreden paden
vermijden we (euthanasie, doodstraf, …). Zie ook de powerpoint op de ELO!
Schrijfdoel: overtuigen (persuasief)
Je moet je lezer willen overtuigen van jouw gelijk. Denk daarom goed na hoe je de stel-
ling gaat formuleren. Dat is een belangrijke fase!
Bijvoorbeeld: niet: “Verboden middelen in de wielersport” / Wel: “Doping maakt de wie-
lersport kapot” of “Doping is onvermijdelijk in de wielersport omdat wedstrijden zoals
de Tour de France bovenmenselijke krachten vergen”
Lengte: Je tekst is 1200 woorden lang in de huisstijl (Arial, 12 pt, 1.5 interlinie)
Publiek: Je artikel zal verschijnen in een populaire krant, genre ‘Het Laatste Nieuws’
of ‘Gazet van Antwerpen’. Dit heeft gevolgen voor een aantal dingen, bijvoorbeeld voor
de woordkeuze (vermijd jargon, leg moeilijke begrippen uit, …)
Stap 2: Je schrijft je tekst rond je zelf gekozen stelling.
Je gebruikt hiervoor als hoofdstructuur de ‘betoogstructuur’. Dit is een vorm die per-
fect bij het persuasieve schrijfdoel past.
Je standpunt (dit zal je inleiding zijn)
Je argumenten (dit zal het grootste deel van je midden zijn)
De tegenargumenten (die je probeert ongeldig te maken!) (Dit zal een
kleiner onderdeel van je midden zijn)
Je conclusie (dit is je slot waarin je de stelling herhaalt en je belangrijkste
argument nog eens aanhaalt)
Binnen deze hoofdstructuur zijn er nog andere structuren die je kunnen helpen. Wan-
neer je bijvoorbeeld een argument met onderzoeksgegevens wil staven, dan kan je dat
onderzoek kort weergeven aan de hand van de onderzoeksstructuur:
Wat werd er onderzocht?
Volgens welke methode?
Wat waren de resultaten?
Wat waren de conclusies?
Vaardigheden 20
Stap 3: Op zoek gaan naar een pakkende titel en inleiding
Een goede titel is goud waard! Besteed daar voldoende tijd aan. Een voorbeeld om aan
te duiden wat een goede titel is:
- de suffe titel : Orgaantransplantatie
- de redelijke titel: Zorgen nieuwe organen voor een langer leven?
- de uitdagende titel: Zijn jouw hersens ook 100.000 euro waard?
Het is goed om hier wat extra oefening aan te besteden want dit blijkt een klassiek
probleem te zijn en dat is jammer.
Titels en inleidingen
De belangrijkste taak van een schrijver is ervoor zorgen dat de lezer de tekst léést en
doorgaat met lezen. Het is dus van groot belang de aandacht van de lezer te trekken
en deze vast te houden door de tekst toegankelijk te maken. Hoe kun je dat doen?
a. Titel
De titel is de eerste aandachttrekker. Een leuke, opvallende, mysterieuze titel doet al
heel wat. Een - best korte - titel moet de inhoud (het onderwerp), of de stelling (het
centrale thema) weergeven.
Het weekblad Humo is gekend voor zijn originele en grappige titels. Dat heeft zeker
heel wat te maken met zijn hoofdredacteur Guy Mortier die ook in de serie ‘Alles kan
Beter’ en vroeger in het radioprogramma ‘De taalstrijd’ zijn kunsten kon tonen. Een
kennismaking met deze nobele kunst.
Seks in de jaren ‘90: stijf van de schrik.
De naakte waarheid over naturisme (van onze man in de schaamstreek)
Gruwelijke kettingbotsing zorgt voor : file américain
Sprinkhanenplagen: mag niet van de dierenbescherming.
Urologencongres opgeluisterd door blaaskapel.
Garagehouders kiezen voor big band.
Bij te korte pijpen dreigt … Kruistocht (artikel over de kruistochten in de middeleeuwen)
Incestdader seropositief: “Je kunt je eigen kinderen niet meer vertrouwen!”
(diefstal op de Boekenbeurs) Literatuur: mooi meegenomen
Impotentie teruggedrongen? Een fluitje van een cent.
Safe sex ...Als u maar zorgt dat de kluisdeur niet dichtklapt.
Kuurne heeft een nieuw feministisch cafetaria: Binnen zonder ballen.
b. Inleiding
Lees de volgende inleiding
Op een koude wintermiddag liep Fumiko Kimusa kalm de woelige Stille Oceaan in. Ze had
haar zoontje van vier en haar zes maanden oude dochtertje bij zich. Ze wou zichzelf en haar
Vaardigheden 21
kinderen het leven ontnemen nadat ze ontdekt had dat haar man haar jarenlang had bedro-
gen met een andere vrouw. De kinderen verdronken, maar Fumiko zelf werd gered en veroor-
deeld voor moord.
Voor ons, westerlingen,lijkt de manier van doen van Fumiko niet bepaald normaal. Voor Ja-
panners echter, die al eeuwen vertrouwd zijn met ‘seppuko’ (rituele zelfmoord) in gevallen van
gekrenkte eer, komt de daad van Fumiko niet abnormaal over. Wat is dan ‘normaal’? De term
‘normaal’ ...
Waarover zou de tekst gaan waarvan bovenstaand fragment de inleiding is?
______________________________________________________________________________
Waarom zou de schrijver de tekst met deze anekdote beginnen?
______________________________________________________________________________
Kan je zelf andere manieren bedenken om een tekst over zo’n onderwerp te beginnen?
______________________________________________________________________________
Functies van inleidingen
1. thema en belangrijkste onderdelen aanduiden zodat de lezer de tekst die volgt gemakkelijk kan volgen;
2. aandacht trekken van de lezer en overbrengen op het onderwerp;
3. de toon zetten van de tekst (ernstig, spottend, amuserend, …).
In welke toon staat de inleiding hierboven? Kies uit de onderstaande mogelijkheden:
ernstig wetenschappelijk, humoristisch, spottend, dramatiserend, relativerend, over-
drijvend, ...
Soorten aandachtstrekkers
het onderwerp, de hoofdzaak meteen vermelden
een vraag
een citaat, spreekwoord of gezegde
een definitie van een begrip dat met het onderwerp te maken heeft
een anekdote
twee parallelle opgebouwde zinnen
historische informatie
een woordspeling (letterlijk/figuurlijk)
figuurlijke taal (vergelijking, metafoor, metonymie)
statistische gegevens
een serie feiten, beweringen
Vaardigheden 22
Welke aandachtstrekker(s) werd(en) er in onderstaande inleidingen gebruikt?
a. Zal je fitter worden in een zaal?
Een staat van fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, die meer is dan alleen maar de afwe-
zigheid van ziekte of handicap. Dat is de zeer ernstige definitie die de Wereldgezondheidsor-
ganisatie geeft voor het begrip gezondheid. Sinds een tiental jaar geven wij ons rekenschap
van het uitermate groot belang van lichaamsbeweging voor ons algemeen welzijn. Wie in goe-
de conditie verkeert, of fit is, zoals dat tegenwoordig gezegd wordt – zal emotioneel en gees-
telijk ook evenwichtiger zijn. Wie regelmatig aan sport doet, denkt helderder en wordt even-
wichtiger omdat hij of zij de stress die het lichaam belaagt, kan afreageren. Obstakels zijn dan
makkelijker te overwinnen of te omzeilen. Sommige vormen van depressie worden trouwens
behandeld met een uitgekiend bewegingsprogramma.
___________________________________________________________________________
b. Mode
Kleding en juwelen zijn zo oud als de mens zelf. Al bij geraamten uit de oertijd worden vaak
resten van opsmuk gevonden: aaneengeregen slakkenhuisjes, kleurige stenen, schelpen en
sieraden uit beenderen vervaardigd. Resten van kledingstukken zijn veel zeldzamer. De ver-
gankelijkheid van de gebruikte materialen is hier de oorzaak van.
___________________________________________________________________________
c. Wijn
Van alle vruchten van de landbouw heeft de druif het het verst geschopt: er worden er in de
wereld gemiddeld 50 miljoen ton per jaar van gekweekt en de wijn die ervan gemaakt wordt
(350 miljoen hl.) haalt in sommige gevallen prijzen als die van vloeibaar goud. In het zog van
de monniken en legers, over rivieren, zeeën en, meer recent, per spoor, is wijn de hele ge-
schiedenis lang vervoerd naar gebieden waar het voor de druivenstok te koud is en waar wijn
met een aureool van exotische zeldzaamheid op tafel komt.
Ongehinderd door de crisis gaat de invoer van wijn in België nog altijd in stijgende lijn: 2.28
miljoen hl. In 1983.En van alle niet-wijnproducerende landen, is de consumptie per hoofd van
de bevolking met haast 21 liter in België het hoogst.
___________________________________________________________________________
d. Tieners en trends
Over smaak en kleur moet men niet discussiëren. Met dit oude – en wijze – gezegde ga je
beslist akkoord als het over kleding gaat: wat de ene mooi vindt, is voor een andere weer le-
lijk, en wat tieners leuk vinden is voor volwassenen vaak volstrekt ontoelaatbaar.
Toch zijn er een aantal mensen die dezelfde ideeën hebben inzake hun kleren, want hoe ver-
klaar je anders het fenomeen mode? Of gaat het hier toch om een groep mensen die zich
laten inpakken door vernuftige reclame? Top nam overal eens een kijkje en vroeg jullie me-
ning hierover.
___________________________________________________________________________
e. Transplantatie
Hoe zit het in de wereld van de orgaantransplantaties? Wat kan er en wat niet? Wat mag er en
wat niet? Vragen voor professor Ben Van Camp en Dokter Jaak Sennesael. De ene is dienst-
hoofd van de afdeling bloedziekten van de VUB in Jette, de andere is er adjunct-kliniekhoofd
van de dienst nierziekten. Allebei hebben ze dagelijks met orgaanoverplantingen te maken.
___________________________________________________________________________
f. Dossier huwelijksbureaus
De weg naar het moeras van de huwelijksbureaus betreedt men op eigen risico,zoals de ge-
duchte Kyberpas, want alles speelt zich af in een juridisch vacuüm. Alles kan en mag: in deze
twilight zone gelden wet noch decreet. Niemand kan u garanderen dat de zachtgemoduleerde
heer achter het bureau geen bankroet verklaarde sokkenverkoper is, annex ijsroomventer in
de zomer, en helemaal niet geïnteresseerd in het geluk van de Gesch. Wed. en Ongeh. De
vraag is dus: hoe vind je in deze mesthoop het handvol eerlijke koppelaars? Zelfs Test-
Aankoop durft er niet aan te beginnen: “Alleen een grootscheeps onderzoek, waarbij honder-
den Test-Aankopers gedurende jaren worden ingezet, zou de relatiemarkt in kaart kunnen
brengen”, schrijft het consumentenblad zuchtend.
___________________________________________________________________________
Vaardigheden 23
g. Paloma Picasso
Weken na Pablo Picasso’s begrafenis in april 1973 stopte voor het hek van Vauvenargues,
zijn kasteel in het zuiden van Frankrijk, een zwarte limousine met zijn erfgenamen. Zijn doch-
ter Paloma,toen 24 jaar oud, zat in de wagen. Sedert Picasso’s tweede huwelijk bijna tien jaar
eerder, waren zij en haar broer Claude van hun vader vervreemd. Roque had hun zelfs verbo-
den de begrafenis bij te wonen. Maar ze wilden Picasso absoluut een laatste groet brengen
en hij lag begraven op het domein. Paulo, hun halfbroer,had vooraf gebeld om toegang te
krijgen. Nu stonden ze voor het hek en weigderde de bewaker hen binnen te laten.
___________________________________________________________________________
h. En ze leefden lang en gelukkig
Waarom leven mensen nu langer dan vroeger? Volgens een Amerikaanse onderzoeker ligt
dat niet in de eerste plaats aan de vooruitgang van de geneeskunde of aan een betere voe-
ding. De sleutel tot een lang en gelukkig leven zou het moderne gezin zijn: een gezin waarin
iedereen met de ander meeleeft en meevoelt. Kinderen die in een evenwichtig gezin opgroei-
en waar ze steeds liefdevolle aandacht krijgen, worden slimmer en veerkrachtiger. Ze groeien
beter, hebben meer weerstand tegen ziekte en blijken ook langer te leven.
___________________________________________________________________________
Stap 4 Correct citeren en je bibliografie opmaken
Als je uit een bron citeert (letterlijk of via parafrase) moet je dat ook duidelijk maken
door in een voetnoot te refereren aan het artikel waaruit het citaat afkomstig is. Hoe je
dat doet lees je in het document dat op de ELO staat.
Daarnaast heb je een aantal artikels verzameld rond je stelling. Je gaat nu 5 zo divers
mogelijke artikels ook afdrukken en samen met een correct opgemaakte bibliografie bij
je opstel steken.
Zo’n bibliografische notatie verschilt naargelang de bron (krantenartikel, tijdschriftar-
tikel, internetartikel enz)
Op de ELO vind je een document met meer uitleg en voorbeelden. Gebruik het!
Vaardigheden 24
Vaardigheden 25
Vaardigheden 26
Vaardigheden 27
Vragen bij de tekst
1. Voorbereiding inhoudelijke analyse
a. Woordenschat:
essay: ________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
volksverheffing: _______________________________________________________________
Koning Kijkcijfer: ______________________________________________________________
meerwaardezoeker: ____________________________________________________________
verzuchting: __________________________________________________________________
literator: ______________________________________________________________________
een gevoelige zenuw raken: _____________________________________________________
propaganda: __________________________________________________________________
fulmineren: ___________________________________________________________________
vermaledijd: __________________________________________________________________
marktgedreven: _______________________________________________________________
humaniseringsmedium: ________________________________________________________
visionair: _____________________________________________________________________
kijkpijp: ______________________________________________________________________
verknechten: __________________________________________________________________
marktwerking: ________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
hunkeren: ____________________________________________________________________
getormenteerd: ________________________________________________________________
sciëntisme: ____________________________________________________________________
Vaardigheden 28
b. Cultureel referentiekader:
Marc Coenen: _________________________________________________________________
Wie schrijft die blijft: ___________________________________________________________
neoliberalisme: ________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Jeroen Brouwers: ______________________________________________________________
Vaclav Havel: _________________________________________________________________
Ken Saro_Wiwa: _______________________________________________________________
Solzjenitsyn: __________________________________________________________________
Madame Bovary: ______________________________________________________________
Anna Karenina: _______________________________________________________________
Joke Schauvliege:______________________________________________________________
2de wet van de thermodynamica: ________________________________________________
______________________________________________________________________________
On the origin of species: ________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hamlet: _______________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Macbeth: ______________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
José Saramago: ________________________________________________________________
2. Inhoudelijke analyse
Wat zijn de gelijkenissen en verschillen tussen vinkenzetters en schrijvers volgens
Ceulaers?
______________________________________________________________________________
Vaardigheden 29
______________________________________________________________________________
Welke bedenking maakt de auteur bij de doelstelling(en) van het nieuwe boekenpro-
gramma (of boekenprograma’s tout court)?
______________________________________________________________________________
Welk misverstand heerst er bij de makers van het boekenprogramma en Marc Reuge-
brink?
______________________________________________________________________________
Welke verschillende kwaliteiten en eigenschappen hebben fictie en non-fictie volgens
Ceulaers?
ficitie: ________________________________________________________________________
non-fictie: _____________________________________________________________________
Welke parallelle zinsconstructie gebruikt hij om dat in een aforisme samen te vatten?
______________________________________________________________________________
Wat wordt bedoeld met ‘the two cultures’ in de toespraak van C.P. Snow?
______________________________________________________________________________
Kan je de illustratie bij het essay hiermee in verband brengen?
______________________________________________________________________________
Lees het volgende krantenartikel over politierechter Peter D’Hondt.
Lezen of rijbewijs inleveren
De gevangenissen zitten vol, laten we de boosdoeners naar de biblio-
theek sturen. Een vonnis van de Dendermondse politierechter Peter
D'Hondt gaat aardig in die richting. Vrijdag veroordeelde hij een dertig-
jarige ingenieur uit Grembergen. De man werd in juli 2011 betrapt ter-
wijl hij tegen hoge snelheid rondjes draaide op een rotonde.
D'Hondt legde hem een boete van 2.750 euro op en een rijverbod van
drie jaar met probatie-uitstel. Dat houdt in dat de betrokkene zijn rijbe-
wijs mag houden, als hij zich aan enkele voorwaarden houdt. Hij moet
onder meer een cursus over verkeersagressie volgen en twintig uur in
een revalidatiecentrum voor verkeersslachtoffers helpen. Opvallender is
dat hij ook het boek ‘Tonio' moet lezen, een turf van 632 bladzijden,
waarin de Nederlandse auteur A.F.Th. van der Heijden schrijft over de
dood van zijn zoon, die omkwam bij een verkeersongeval. En het is D-
Vaardigheden 30
Hoe zou Joel De Ceulaer dit opmerkelijke vonnis beoordelen?
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Hondt menens: de probatiecommissie zal nagaan of de betrokkene het boek
heeft gelezen.
D'Hondt staat bekend als een verwoed lezer. Nog meer naam heeft hij als
strenge rechter, die vaak hard is voor verkeersovertreders en al verschillende
veelbesproken uitspraken heeft gedaan. Hij stelt geregeld de selectieve ver-
ontwaardiging bij de Belgen aan de kaak. Die noemen het overdreven als ie-
mand een boete krijgt voor het negeren van een rood licht, maar spreken
schande als iemand die een dierbare heeft doodgereden, niet zwaar genoeg
wordt gestraft.
Waar het D'Hondt om te doen is: dat het boek zoveel indruk maakt dat de be-
stuurder zijn rijgedrag aanpast en nooit nog stommiteiten achter het stuur
uithaalt. Haalt het niets uit, dan is de les simpel: doe dan maar weer harde
repressie.
Veel weerklank
Het vonnis krijgt veel weerklank, zeker in Van der Heijdens thuisland Neder-
land. Op Twitter regent het (veelal positieve) reacties genre ‘goed zo, rechter',
‘D'Hondt is een held' of ‘kunst als lering.' Anderen vinden het idee (of het
boek) maar niets. Of verwijten de rechter mediageilheid.
Criminoloog Brice De Ruyver (UGent) weigert D'Hondt af te vallen. ‘Wat hij
doet, is onorthodox, maar als het de bedoeling was dat de straf ontradend
werkt, dan keur ik ze niet a priori af. Een rijverbod is een vervelende straf,
maar nadien blijft er weinig van hangen. Mogelijk brengt het lezen van dit
aangrijpende boek meer teweeg.' Daar komt bij dat het vonnis veel media-
aandacht krijgt. ‘Je mag er zeker van zijn dat dit bij de gestrafte harder aan-
komt. Het is als een publieke veroordeling,' aldus De Ruyver.
‘D'hondt dient een eerbaar doel', voegt de criminoloog eraan toe. ‘Hij streeft
naar een meer verkeersveilige samenleving en vindt daarvoor veel steun in de
maatschappij. Vergeet niet dat in alle veiligheidsstudies verkeer bovenaan
staat als grote bekommernis bij de mensen.'
Volgens De Ruyver is het de eerste keer dat het lezen van een boek opduikt in
een vonnis.
Uit: De Standaard, 30 januari 2012.
Vaardigheden 31
Luisteroefening: aanloop tot de ‘Gouden
Eeuw’ (Hollandse 17de eeuw) Je krijgt voor deze luisteroefening een grof stramien van de inhoud van deze documen-
taire. Je gebruikt het om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen.
Deel I: Bezeten van boeken (veranderingen in de 16de eeuw)
Leeshonger (Luther, Lieven de Zomere, Mainz, Gutenberg)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Jagen op teksten (Petrarca, Boccaccio, Cicero, ad fontes)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Ik wijk voor niemand (Erasmus, Luther, Wittenberg)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
De geest uit de fles (Seneca, Plautus, Terentius, Horatius, Vergilius, Janus Secun-
dus, Landjuweel)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Vaardigheden 32
Luisteroefening: De wellust van uw mond Je krijgt voor deze luisteroefening een grof stramien van de inhoud van deze documen-
taire. Je gebruikt het om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen.
De minnaar als dwaas (Hooft, liefde als ziekte)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Aangename raadsels (gevecht tegen de zintuigen, emblemata, onderdelen, dubbele
betekenissen, Cats)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Microkosmos, Macrokosmos (samenhang, Huygens, Hofwyck, metaforen)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Beter kijken (wetenschap, Descartes, van Leeuwenhoek, Christiaan Huygens)
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
______________________________________________________________________________
Dichters: Welke dichters zag je hier de revue passeren?
______________________________________________________________________________
Leesdossier 1
Leesportfolio
Leesdossier 2