41
AMC-LP (M1) inhoudstafel les 1. Geluid les 2. MAAT RITME TEMPO les 3. SLAGWERK les 4. Membranofonen les 5. Idiofonen les 6. evaluatie 1 les 7. MELODIE les 8. BLAZERS & ZANGSTEMMEN les 9. Houtblazers les 10. Koperblazers les 11. andere aerofonen (orgel accordeon...) les 12. evaluatie2 les 13. HARMONIE les 14. SNAREN (CHORDOFONEN) les 15. Strijkers les 16. speeltechnieken strijkers les 17. clavecimbel & piano les 18. andere chordofonen (harp, gitaar, mandoline...) les 19. evaluatie 3 les 20. DYNAMIEK les 21. KAMERMUZIEK ensembles (strijk4, blaas5, koper5...) les 22. het klassiek ORKEST (opstelling + groepen) les 23. het orkest, evolutie. les 24. evaluatie 4 les 25. KLANKKLEUR les 26. popinstrumentarium les 27. barokinstrumenten les 28. renaissanceinstrumenten les 29. volksinstrumenten les 30. examenoefening les 31. examen

cursus AMC M1 - Telenet.beusers.telenet.be/jan.van.damme7/Website/AMC_1.pdf · Het slagwerk is een heel grote en zeer verscheiden instrumentengroep. Om toch een overzicht op dit uitgebreide

Embed Size (px)

Citation preview

AMC-LP (M1) inhoudstafel les 1. Geluid les 2. MAAT RITME TEMPO les 3. SLAGWERK les 4. Membranofonen les 5. Idiofonen les 6. evaluatie 1

les 7. MELODIE les 8. BLAZERS & ZANGSTEMMEN les 9. Houtblazers les 10. Koperblazers les 11. andere aerofonen (orgel accordeon...) les 12. evaluatie2

les 13. HARMONIE les 14. SNAREN (CHORDOFONEN) les 15. Strijkers les 16. speeltechnieken strijkers les 17. clavecimbel & piano les 18. andere chordofonen (harp, gitaar, mandoline...) les 19. evaluatie 3

les 20. DYNAMIEK les 21. KAMERMUZIEK ensembles (strijk4, blaas5, koper5...) les 22. het klassiek ORKEST (opstelling + groepen) les 23. het orkest, evolutie. les 24. evaluatie 4

les 25. KLANKKLEUR les 26. popinstrumentarium les 27. barokinstrumenten les 28. renaissanceinstrumenten les 29. volksinstrumenten les 30. examenoefening les 31. examen

LES 1: GELUID

Er zijn 3 elementen nodig om geluid waar te nemen.

Een TRILLINGSBRON Een GELEIDER Een ONTVANGER

Plaats de woorden in één (of meerdere) kolom(men)

Oor / Snaar / Luchtkolom / Water / Microfoon / Membraan / Lucht Luidspreker / Metaal / Gas

Trillingsbron Geleider ontvanger

Kleur in deze tabel de geluiden als volgt:

• natuurgeluiden: GROEN • toevallige geluiden: GEEL • geluiden voor communicatie: BLAUW • muziek: ROOD

motor vogels hobo schoolbel krekels mixer orkest trein viool claxon trompet wind zee typmachine bekkens ringtone triangel donder koor lawine regen drilboor gitaar wekker grasmaaier

Welke van de toevallige -, of communicatiegeluiden kunnen ook muziek zijn?

.........................................................................................................................

Teken in het schema: • Met BLAUW een hoge, zachte, korte toon. • Met ROOD een lage, luide, lange toon. • Met GROEN een ruistoon

UITWIJKING SNAAR IN RUST UITWIJKING TIJDSVERLOOP Wat betekent Muziek voor jou? .........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

Probeer een definitie van muziek te maken

.........................................................................................................................

LES 2: MAAT RITME EN TEMPO

Maat ........... opeenvolging van zware en lichte tellen,...

Tempo......... snelheid waarmee de tellen elkaar opvolgen.

Ritme ......... opeenvolging van korte en lange klanken of tonen,

al dan niet geënt op een maat.

Karakter...... sfeer die door muziek opgeroepen wordt,

onder andere mee bepaald door de maat, het ritme en tempo...

Kleur in deze partituur : De tekens in verband met de MAAT ............ ROOD TEMPO.......... BLAUW RITME........... GEEL KARAKTER.... GROEN Duid de zware tellen aan met “Z”, de lichte met “L”.

Volg deze werkwijze om de maatsoort van de luistervoorbeelden te bepalen: 1. Tik de eerste tel van de maat mee. 2. Tel de tussenliggende tellen 3. luister naar de onderverdeling van de tellen

luister-oefening: 1. .................

2. .................

3. .................

4. .................

Maak in 2 heel verschillende maatsoorten een ritme. Geef het een gepaste tempo - & karakteraanduiding. Voer het uit

We beluisteren “Let’s stick togheter” van Brian Ferry en Roxy Music. Maak de oefening op de volgende bladzijde

Let’s stick together van Brian Ferry en Roxy Music - Luister naar het ritme dat de saxofoon speelt. - Hieronder vind je de 4 maten waaruit dat ritme is samengesteld. Met deze vier maten kom je toe, dus er zijn er die herhaald worden.

- Schrijf het ritme in de juiste volgorde. Je kan misschien eerst de nummers die je hoort boven de opeenvolgende maten schrijven.

Wat is de maatsoort?.........................................................................................

Hoeveel maten telt het geheel? ..........................................................................

Dat is typisch voor een .....................................................................................

Duid met een kruisje onder de notenbalk aan waar een nieuw akkoord begint.

De akkoorden wisselen om de ………………….maten.

Noteer welke verschillende notenwaarden in dit ritme worden gebruikt.

.........................................................................................................................

Klap het ritme.

Welke karakteraanduiding en tempo-aanduiding passen hierbij?

Schrijf het ritme hieronder over in 2/4

LES 3: SLAGWERK

Het slagwerk is een heel grote en zeer verscheiden instrumentengroep. Om toch een overzicht op dit uitgebreide instrumentarium te krijgen verdelen we het als volgt. INSTRUMENTEN MET EEN VEL: MEMBRANOFONEN ZELFKLINKERS: IDIOFONEN

De meeste slagwerkinstrumenten worden op een bepaalde manier (of op verschillende manieren) bespeeld: aangeslagen, gestreken, gewreven, geschud getokkeld...

Slagwerk in het orkest De pauken vormen de kern van het slagwerk in het orkest.

Vaak spelen de pauken de TONICA en de DOMINANT. Noteer de toonaard waarin deze pauken spelen.

1 ............................. 2.............................. 3 ..............................4 ............................. Luister, en noteer het vervolg van deze pauken partij (uit “Also sprach Zaratustra” van Richard Strauss)

Slagwerk in het popmuziek Het drumstel vormt de kern van het slagwerk in de popmuziek.

Hieronder zie je één van de mogelijke manieren om drums te noteren. Let ook op de bijzondere sleutel.

Gebruik deze notatie om de drumpartij van het luistervoorbeeld (bij benadering) te noteren:

Welke percussie-instrumenten hoor je naast het drumstel in dit luistervoorbeeld. .........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

Knip deze instrumenten uit en kleef ze op de juiste plaats in les 4 of 5.

LES 4: MEMBRANOFONEN

MEMBRANOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstaat door het trillen van een vel (membraan). Dit vel wordt opgespannen op een klanklichaam dat verschillende vormen kan hebben, onder andere: Recht/Zandloper/Lijst/Ton/Kom We onderscheiden: MEMBRANOFONEN met vaste toonhoogte (met een komvormig klanklichaam) MEMBRANOFONEN zonder vaste toonhoogte (andere vormen) Membranofonen kunnen bespeeld worden door het vel aan te slaan of aan te wrijven. De klank kan o.a. gevarieerd worden door verschillende stokken te gebruiken (met harde of zacht kop, met spitse of ronde punt...) Membranofonen hebben 1 vel of 2 vellen. Het onderste vel is soms voorzien van snaren die meetrillen.

Membranofonen met vaste toonhoogte:

Naam: ...................................................................... Membranofonen zonder vaste toonhoogte

Naam Welke membranofonen hoor je in het dit luistervoorbeeld? .........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

LES 5: IDIOFONEN IDIOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstat door het trillen van het instrument zelf (een duidelijk voorbeeld: de triangel, de woodblock) We onderscheiden: IDIOFONEN van HOUT, METAAL, andere materialen IDIOFONEN met vaste toonhoogte IDIOFONEN zonder vaste toonhoogte Idiofonen kunnen bespeeld worden door het instrument aan te slaan, aan te wrijven, aan te strijken, ermee te schudden, erover te raspen, enz...

Idiofonen van hout, met vaste toonhoogte

Naam: Idiofonen van hout, zonder vaste toonhoogte

Naam: Idiofonen van metaal

Met vaste toonhoogte Schrijf de namen erbij.

Zonder vaste toonhoogte Schrijf de namen erbij

LUISTEROEFENING: Welke idiofonen hoor je in dit luistervoorbeeld? ......................................................................................

......................................................................................

......................................................................................

......................................................................................

......................................................................................

LES 6: EVALUATIE 1. Dit moet je kennen:

Er zijn 3 elementen nodig om geluid waar te nemen.

Een TRILLINGSBRON Een GELEIDER Een ONTVANGER

Maat ........... opeenvolging van zware en lichte tellen, pulsen...

Tempo......... snelheid waarmee de tellen elkaar opvolgen

Ritme ......... opeenvolging van korte en lange klanken of tonen,

al dan niet geënt op een metrum

Karakter...... sfeer die door muziek opgeroepen wordt,

o.a. mee bepaald door maat, ritme en tempo...

MEMBRANOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstaat door het trillen van een vel (membraan). Dit vel wordt opgespannen op een klanklichaam dat verschillende vormen kan hebben, onder andere: Recht/Zandloper/Lijst/Ton/Kom We onderscheiden: MEMBRANOFONEN met vaste toonhoogte (met een komvormig klanklichaam) MEMBRANOFONEN zonder vaste toonhoogte (andere vormen) Membranofonen kunnen bespeeld worden door het vel aan te slaan of aan te wrijven. De klank kan o.a. gevarieerd worden door verschillende stokken te gebruiken (met harde of zacht kop, met spitse of ronde punt...) Membranofonen hebben 1 vel of 2 vellen. Het onderste vel is dan soms voorzien van snaren die meetrillen.

IDIOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstat door het trillen van het instrument zelf (een duidelijk voorbeeld: de triangel) We onderscheiden: IDIOFONEN van HOUT, METAAL, andere materialen IDIOFONEN met vaste toonhoogte IDIOFONEN zonder vaste toonhoogte Idiofonen kunnen bespeeld worden door het instrument aan te slaan, aan te wrijven, aan te strijken, ermee te schudden, erover te raspen, enz... :

LES 7: MELODIE

Melodie: een samenhangend en geordend geheel van na elkaar klinkende tonen Volgende zaken zorgen onder andere voor samenhang en orde binnen een melodie De gebruikte maatsoort & ritmes, en het tempo. De gebruikte toonaard Verder bepalen de klankkleur (instrumentatie) en de gebruikte klanksterktes (dynamiek) Het uiteindelijke karakter van de melodie.

Bovendien:

• De opeenvolgende tonen (frequenties) losgekoppeld van de maat, het ritme en het tempo, noemen we het melos.

• Als we de laagste en de hoogste noot van een melodie noteren zien we de tessituur (toonbereik, of ambitus) van de melodie.

• Over vorm en bouw van melodieën leren we meer in het tweede jaar. Schrijf een melodie met het volgende melos. Je mag noten herhalen. Bepaal zelf de maatsoort, het ritme, het tempo, de instrumentatie en de dynamiek

Toonaard:.........................................

voorbeeld:

Luisteroefening Geef de kenmerken van de melodie die je hoort (maatsoort/tempo/gebruikte ritmes,

instrumentatie, toonaard (grote of kleine tertstoonladder, dynamiek, karakter....)

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

LES 8: BLAZERS & ZANGSTEMMEN

Bij de BLAASINSTRUMENTEN ("aerofonen") ontstaat de klank door het trillen van een LUCHTKOLOM, die meestal gevangen zit een een buis of een pijp. We kennen: HOUTBLAZERS : een bonte verzameling van instrumenten (zie les 9) KOPERBLAZERS : een grote familie van instrumenten (zie les 10)

Blaasinstrumenten worden vaak in verschillende maten gebouwd en krijgen dan de benamingen van de verschillende zangstemmen: Sopraan Alt Tenor Bas hoge ♀-stem lage ♀-stem hoge ♂-stem lage ♂-stem hoge blazer _____________________ tot en met _____________________ lage blazer korte buis _____________________ tot en met______________ lange buis

Plaats de woorden en de bijhorende verklaringen bij de luistervoorbeelden

1. gemiddelde vrouwenstem; mezzo-sopraan (tussen sopraan en alt) ........................

2. .............................................................................................................................

3. ..............................................................................................................................

4. ..............................................................................................................................

5. ..............................................................................................................................

6. ..............................................................................................................................

• zangstuk zonder tekst/lage mannenstem/gemiddelde mannenstem/komische bas/zéér hoge mannenstem/zéér hoge vrouwenstem/gemiddelde vrouwenstem/ hoge mannenstem /

• contratenor /basse-buffo/bas/vocalise/ bariton/mezzo-sopraan/falset-stem/ coloratuursopraan/tenor/sopraan.... Blaasinstrumenten hebben deze onderdelen: MONDSTUK & BUIS (+klankbeker) Kleur de mondstukken van koperblazers blauw/van houtblazers rood Teken de buisvormen, en schrijf de namen ervan in de buis: conische buis 1 / conische buis 2 / open pijp / halfopen pijp / cylindervormige buis / bolvorm / parabolische buis MONDSTUK BUIS (luchtkolom) klankbeker

Gat (lipplaat)

Enkel riet

Komvormig mondstuk

Dubbel riet

Trechtervormig mondstuk

Stel hieronder zelf enkele (al dan niet bestaande) blaasinstrument samen met een mondstuk, buisvorm, klankbeker.

LES 9: HOUTBLAZERS

INSTRUMENTEN: HOUTBLAZERS Fluiten de lucht wordt gesplitst bijvoorbeeld rechte fluiten-----------------------------------------kena fluiten met gat in de buiswand -------------------dwarsfluit fluiten met een kernspleet en een labium ------blokfluit Rietblad instrumenten Een riet doet de luchtkolom trillen bijvoorbeeld met enkel riet----------------------------------------klarinet, saxofoon met dubbel riet --------------------------------------hobo, fagot

We beluisteren de houtblazers: Schrijf bij elk instrument de naam, en kies uit onderstaande lijst woorden die de klankkleur goed verwoorden. Vol, rond, klaar, scherp, iel, wollig, neusklank (nasaal), schril, vet, diep, helder, dof, schraal, hoog, warm, dun, ruig, week, doordringend, omfloerst, hol, briljant, ...(enz.) 1 ..............................................

................................................

2 ..............................................

................................................

3 ..............................................

................................................

4 ..............................................

................................................

We beluisteren ook enkele andere houtblazers. Schrijf hun naamin onderstaande tabel 5 ...................................... ........................................ Fluiten Enkelriet Dubbelriet

Schrijf deze woorden en tekens op de juiste plaats in de partituur.6 .....................

(deze partituur geeft de vaste volgorde van de houtblazers in de orkest-partituur weer) .......................

Tessituur , & , hobo, ##, transponerend instrument, ?, klarinet, fagot, B .

...............

...............

...............

...............

LES 10: KOPERBLAZERS KOPERBLAZERS werken allemaal volgens hetzelfde principe: de luchtkolom wordt aan het trillen gebracht doordat de speler lucht in een pijp blaast en daarbij zijn lippen in een mondstuk doet trillen. Er bestaan 2 manieren om de buis te verlengen: 1. Door middel van drie of meer ventielen. 2. Door middel van een telescopische buis. Door de ventielen te combineren, of de buis uit te trekken, kan je 7 verschillende buislengten maken. Op elke buislengte kan je een zestal tonen spelen (boventonen). Dit zijn de koperblazers, in de volgorde waarin ze in de orkestpartituur staan: Hoorn – trompet – trombone – (bas-)tuba

Naam Mondstuk Buisvorm mechaniek Klankkleur (zieles 9) Hoorn

Trompet

Trombone

Tuba

Trechtervormig, komvormig // cilindrisch, conisch //kantel- of schuifventielen, telescopische buis.

Boventonen:

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Werking van de ventielen:

LES 11: ANDERE AEROFONEN Andere AEROFONEN zijn: Klavierinstrumenten: Het pijporgel, harmonium, Volksinstrumenten: de doedelzak (dubbelriet), tin-whistle (fluit), ...Oude instrumenten: de kromhoorn en de pommer, de worstfagot. Instrumenten met vrijslaand riet: accordeon, harmonium, mondharmonica....(Zie ook les 26-29)

VIDEO: Welke orgeltypes krijgen we te zien?.............................................................

Met welke woorden beschrijft de organist de klankkleur van deze registers;

trompette ................................................ trompete ...................................................

Hoeveel pijpen heeft het "Schyven"-orgel? .................................................................

De grootste pijp meet ............... meter, de kleinste is.................................................

Wat zie je met de klavieren gebeuren als de organist meerdere registers combineert:

.................................................................................................................................

Een register is ...........................................................................................................

Accordeon: ...............................................Mondharmonica:......................................

Kromhoorn:.............................................. Pommer: ..................................................

Oefeningen (Dit zijn geen eenvoudige oefeningen, maar je krijgt elk fragment meermaals te horen.) 1. Luister welke blazers achtereenvolgens het fuga-thema spelen en plaats ze in de juiste volgorde (Fugue" uit het Septuor pour instruments à vent van Charles Kœchlin)

Hoorn Hobo Altsax Althobo Klarinet Fagot dwarsfluit 1

2 3 4 5 6 7

2.Het eerste deel uit de 1ste Symfonie van Sjostakovitsj begint met een stoet van blaasinstrumenten. Vul volgende instrumenten bij de cijfers in. Doorstreep de 2 instrumenten die je niet hoort.

Luiken reservoir Windkast generator ventilator Open pijp Hoofdwerk Pedaal registerknoppen schuiven Open gaten Balg Tongpijp Zwelkast Gedekte pijp Pedaaltoren Zwelpedaal Manualen manuaal zwelmanuaal 1. ..................................................... 2 ...................................................... 3 ...................................................... 4 ...................................................... a ...................................................... b ...................................................... c ...................................................... d ...................................................... e ...................................................... f ....................................................... g ...................................................... h ...................................................... i ....................................................... j ....................................................... k ...................................................... l ....................................................... m ..................................................... n ...................................................... o ...................................................... p ......................................................

LES 12: EVALUATIE 2. Dit moet je kennen:

MELODIE: een samenhangend en geordend geheel van na elkaar klinkende tonen De gebruikte maatsoort & ritmes, en het tempo. De gebruikte toonaard (grote- of kleine tertstoonladder, of andere toonladders)

De klankkleur (instrumenten) De gebruikte klanksterktes (dynamiek)

bepalen mee het uiteindelijke karakter van de melodie.

ZANGSTEMMEN: Sopraan Alt Tenor Bas hoge ♀-stem lage ♀-stem hoge ♂-stem lage ♂-stem zangstuk zonder tekst:VOCALISE

Bij de BLAASINSTRUMENTEN ("aerofonen") ontstaat de klank door het trillen van een LUCHTKOLOM, die meestal gevangen zit een een buis of een pijp.

HOUTBLAZERS Fluiten de lucht wordt gesplitst bijvoorbeeld rechte fluiten-----------------------------------------kena fluiten met gat in de buiswand -------------------dwarsfluit fluiten met een kernspleet en een labium ------blokfluit Rietblad instrumenten Een riet doet de luchtkolom trillen bijvoorbeeld met enkel riet----------------------------------------klarinet, saxofoon met dubbel riet --------------------------------------hobo, fagot Dit zijn de houtblazers, in de volgorde waarin ze in de orkestpartituur staan: Fluit (+ piccolo) Hobo (+ althobo of "engelse hoorn") Klarinet (+ basklarinet) Fagot (+ contrafagot)

KOPERBLAZERS werken allemaal volgens hetzelfde principe: de luchtkolom wordt aan het trillen gebracht doordat de speler lucht in een pijp blaast en daarbij zijn lippen in een mondstuk doet trillen. Er bestaan 2 manieren om de buis te verlengen: 1. Door middel van drie of meer ventielen. 2. Door middel van een telescopische buis. Dit zijn de koperblazers, in de volgorde waarin ze in de orkestpartituur staan: Hoorn Trompet Trombone Tuba

Andere AEROFONEN zijn: Klavierinstrumenten: Het pijp-orgel, harmonium, Volksinstrumenten: de doedelzak (dubbelriet), tin-whistle (fluit), ...Oude instrumenten: de kromhoorn en de pommer, de worstfagot. Instrumenten met vrijslaand riet: accordeon, harmonium, mondharmonica....

LES 13: HARMONIE & STEMVOERING HARMONIE : het samenklinken van 2 of meer tonen met een verschillende toonhoogte. We noemen een samenklank CONSONANT (welluidend) wanneer hij aangenaam klinkt. We noemen een samenklank DISSONANT (onwelluidend) wanneer hij wrang, hard... klinkt. Onze westerse harmonieleer is gebasseerd op het verbinden van de drieklanken en vierklanken die we terugvinden in grote- en kleine-tertstoonladders. STEMVOERING Wanneer muzikanten over de "stemvoering" praten, hebben ze het over 1. het aantal partijen of stemmen (één- of méérstemmig). 2. hoe die partijen zich tot elkaar verhouden (homofoon / polyfoon / melodie met begeleiding)

OEFENING 1 Noteer welke samenklanken je consonant (C) of dissonant (D) vindt, en zet de nummers bij het juiste akkoord. 1. Groot septiemakkoord 2. Dominant septiemakkoord 3. Dominant none-akkoord 4. Kleine drieklank

5. Grote septiem 6. Grote drieklank 7. Kwartakkoord 8. Cluster

C of D nr

OEFENING 2 Luister naar de voorbeelden: éénstemmig of méérstemmig? OEFENING 3: Polyfoon/homofoon / melodie + begeleiding

.......................................................

.......................................................

.......................................................

OEFENING 4: Luister naar de voorbeelden en vertel iets over de harmonie en de stemvoering

1. .............................................................................................................................. ................................................................................................................................. 2. .............................................................................................................................. .................................................................................................................................

LES 14: SNAREN (CHORDOFONEN) Bij de SNAARINSTRUMENTEN ("chordofonen") ontstaat de klank door het trillen van een SNAAR. We kunnen de snaar doen trillen door : Tokkelen, Strijken, Aanslaan, (Aanblazen) Verschillende toonhoogtes ontstaan: door voor elke toonhoogte een andere snaar te gebruiken (piano,...) door de snaren te verkorten op een toets, al dan niet met fretten.

(geef telkens een voorbeeld van een instrument) 1. De snaren opspannen

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

2. De snaren laten trillen

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

3. De klank versterken (luider maken)

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

4. Verschillende toonhoogtes maken

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

................................................................................................. ____________________

LES15: STRIJKERS

De STRIJKERS van het orkest: Viool: is de hoogst klinkende strijker. Heeft een briljante, heldere klank. 1ste en 2de viool in het orkest. Altviool: klinkt wat lager, warmer en minder briljant. Cello: zeer expressief instrument. Rijke diepe tonen en een zangerige, lyrische hoogte. Contrabas: klinkt vol in de diepte, een beetje hees in de hoge noten. klinkt een octaaf lager dan genoteerd.

Plaats deze woorden bij de afbeeldingen: achterblad, toets, kinsteun, fijstemmers, f-of "galm"gaten, boog, bovenblad, kam, hals, stemschroeven, krul, steunpin, kielhoutje,snaren, schroevenkast, staartstuk,punt,slof. 1. de viool stemming _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________

2. de altviool stemming _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________

3. de cello stemming _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________

4. de contrabas

stemming _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________ _____________________________________________________________________

We beluisteren het begin van het eerste strijkkwartet van R. Schumann. De instrumenten beginnen één voor één. Noteer de volgorde:

1. ............................ 2..............................

3 ............................. 4..............................

We beluisteren nog enkele fragmenten. Noteer de titel, componist en de bezetting.

1. .............................................................

................................................................

2 ..............................................................

................................................................

3 ..............................................................

................................................................

BOUW

BOUW

LES 16: SPEELTECHNIEKEN STRIJKERS De strijkers kennen een groot aantal speeltechnieken met een ruim palet aan klankschakeringen (andere klankkleuren) en articulatiemogelijkheden. (legato-staccato-...) Enkele veelgebruikte speelwijzen zijn:

ARCO................................................................................................................

PIZZICATO........................................................................................................

TREMOLO.........................................................................................................

CON SORDINO..................................................................................................

Volgende speeltechnieken kan je onder andere tegenkomen in partituren voor strijkers. Beluister de voorbeelden en schrijf de letters bij de woorden. Letter : ARCO.................................. PIZZICATO.......................... CON SORDINO ................... TREMOLO........................... SUL PONTICELLO............... SUL TASTO......................... SUL G (of sul D, A, E).......... FLAGEOLET (flautando)...... ARPEGGIATO...................... DUBBELGREPEN................ COL LEGNO........................ NATURALE (ordinario) ........ RICOCHET.......................... DIVISI (<>unisono).............. GLISSANDO........................

A. Één noot zeer snel herhalen B. Twee snaren terzelfdertijd aanstrijken C. Dicht bij de kam strijken D. Een melodie op één snaar spelen. E. Een akkoord over de vier snaren breken F. Van één noot naar een andere glijden G. Met de boog de snaren aanstrijken H. Met het hout van de boog de snaren aanslaan I. Met de vingers de snaren tokkelen J. Terug gewoon spelen (na bv. gedempt) K. Boventonen laten klinken L. Spelen met een demper op de kam M. De boog op de snaren laten kaatsen N. Dicht bij de toets strijken O. Één strijkersgroep in partijen verdelen

Welke speeltechnieken herken je in volgende luistervoorbeelden.

1. ......................................................................................................................

2. ......................................................................................................................

3. ......................................................................................................................

We beluisteren nog enkele fragmenten met strijkers, beschrijf bij elk voorbeeld een

opvallende muzikale gebeurtenis, in verband met speelwijzen van strijkers.

1 .......................................................................................................................

2 .......................................................................................................................

3 .......................................................................................................................

LES 17: CLAVECIMBEL EN PIANO Het CLAVECIMBEL is een snaarinstrument. De snaren worden getokkeld door een pennetje. Eén pennetje tokkelt één snaar. Je kan op een klavecimbel slechts één klanksterkte maken, en de toon sterft snel weg. De PIANO is een snaarinstrument. De snaren worden aangeslagen door vilten hamertjes. Een hamertje slaat één tot 3 snaren aan. Je kan op de piano van zeer stil tot erg luid spelen. De piano en de klavecimbel zijn beiden ook toetsinstrumenten.

Kleur: het hamertje of het pennetje rood de snaren blauw, de toetsen geel, de dempers groen.

Waarvoor dienen de 2 of 3 pedalen van de piano? Buffetpiano:

Linkse : .............................................................................................................

Rechtse : ...........................................................................................................

Vleugelpiano:

Linkse : .............................................................................................................

Middenste: ........................................................................................................

Rechtse: ............................................................................................................

We beluisteren de clavecimbel, en verschillende piano’s. Noteer hieronder de componist, de titel van het werk en het type instrument. 1 Componist......................................................................................................

werk..................................................................................................................

instrument........................................................................................................

2 Componist......................................................................................................

werk..................................................................................................................

instrument........................................................................................................

3 Componist......................................................................................................

werk..................................................................................................................

instrument........................................................................................................

LES 18: ANDERE CHORDOFONEN

De familie van de snaarinstrumenten is (net als alle andere instrumentenfamilies) erg groot.

Hieronder zie een aantal snaarinstrumenten. Zoek hun naam in het kader en schrijf hem bij het instrument. Schrijf daarna de naam van het instrument naast een land.

Z K O G I T A K O L

U P O I L M A N D U

A S R T B A N J O I

B H I A O N O A U K

M S A A R D L N K P

I P B R F O A K U I

R I M A P L B I L A

E N A T U I M E E M

B E G I P N I B L A

H T T S G E C O E F

Italië:

Amerika:

Hongarije:

Hawaï:

Spanje:

Japan:

India:

Duitsland:

Brazilië:

Europa:

LES 19: EVALUATIE 3. Dit moet je kennen HARMONIE : het samenklinken van 2 of meer tonen met een verschillende toonhoogte. We noemen een samenklank CONSONANT (welluidend) wanneer hij aangenaam klinkt. We noemen een samenklank DISSONANT (onwelluidend) wanneer hij wrang, hard... klinkt. Onze westerse harmonieleer is gebasseerd op het verbinden van de drieklanken en vierklanken die we terugvinden in grote- en kleine-tertstoonladders. STEMVOERING Wanneer muzikanten over de "stemvoering" praten, hebben ze het over 1. het aantal partijen of stemmen (één- of méérstemmig). 2. hoe die partijen zich tot elkaar verhouden (homofoon / polyfoon / melodie met begeleiding)

Bij de SNAARINSTRUMENTEN ("chordofonen") ontstaat de klank door het trillen van een SNAAR. We kunnen de snaar doen trillen door : Tokkelen, Strijken, Aanslaan, (Aanblazen) Verschillende toonhoogtes ontstaan: door voor elke toonhoogte een andere snaar te gebruiken (piano,...) door de snaren te verkorten op een toets, al dan niet met fretten.

De STRIJKERS van het orkest: Viool: is de hoogst klinkende strijker. Heeft een briljante, heldere klank. 1ste en 2de viool in het orkest. Altviool: klinkt wat lager, warmer en minder briljant. Cello: zeer expressief instrument. Rijke diepe tonen en een zangerige, lyrische hoogte. Contrabas: klinkt vol in de diepte, een beetje hees in de hoge noten. klinkt een octaaf lager dan genoteerd.

De strijkers kennen een groot aantal speeltechnieken met een ruim palet aan klankschakeringen en articulatiemogelijkheden. Enkele veelgebruikte technieken zijn: ARCO: de snaren met de boog aanstrijken

PIZZICATO: de snaren met de vingers tokkelen

TREMOLO: met de boog snel over en weer strijken op één snaar. (Één noot snel

hernalend).

CON SORDINO: met een demper op de kam spelen.

Het CLAVECIMBEL is een snaarinstrument. De snaren worden getokkeld door een pennetje. Eén pennetje tokkelt één snaar. Je kan op een klavecimbel slechts één klanksterkte maken, en de toon sterft snel weg. De PIANO is een snaarinstrument. De snaren worden aangeslagen door vilten hamertjes. Een hamertje slaat één tot 3 snaren aan. Je kan op de piano van zeer stil tot erg luid spelen. De piano en de klavecimbel zijn beiden ook toetsinstrumenten.

LES 20: DYNAMIEK

Met het woord DYNAMIEK duiden muzikanten alles aan wat te maken heeft met klanksterkte (luid en zacht.) We kennen

vlakke dynamiek, contrastdynamiek, overgangsdynamiek, echodynamiek....

Kleur in deze partituur de tekens die iets Hoe zou jij vlakke dynamiek uitleggen: over de dynamiek vertellen rood 1. "In zo'n muziek is er geen dynamiek."

................................................................. 2. "In zo'n muziek zijn er weinig of geen dynamische verschillen te horen" 3. nog anders, namelijk: " .........................

..............................................................."

Onderlijn de woorden die voor jou dezelfde gedachte uitdrukken: Contrastdynamiek: Plannendynamiek / vensterdynamiek / conflictdynamiek / terrassendynamiek / kofferdynamiek / scheidingsdynamiek / trappendynamiek / flessenhalsdynamiek / luchtzakdynamiek... Overgangsdynamiek: Wegsterfdynamiek / appeldynamiek / zwel & krimpdynamiek / traploze dynamiek / crescendo-dynamiek / perforatordynamiek / naderende onheilsdynamiek / spiraaldynamiek / spoorwegdynamiek...

Maak zelf een kleurrijke grafische voorstelling van Vlakke dynamiek Contrastdynamiek Overgangsdynamiek Echoynamiek Duid aan welke dynamiek je hoort in de luistervoorbeelden: 1. vlakke dynamiek – contrastdynamiek – overgangsdynamiek - echodynamiek

we beluisterden:................................................................................................ 2. vlakke dynamiek – contrastdynamiek – overgangsdynamiek - echodynamiek

we beluisterden:................................................................................................ 3. vlakke dynamiek – contrastdynamiek – overgangsdynamiek - echodynamiek

we beluisterden:................................................................................................

LES 21: KAMERMUZIEK - ENSEMBLES

KAMERMUZIEK We spreken over kamermuziek wanneer alle uitvoerders een eigen partij hebben. Enkele veelvoorkomende combinaties zijn: Het strijkkwartet / Het blaaskwintet / Het blokfluitkwartet / Het koperkwintet / het pianotrio /Eén of meerdere instrumenten of zangers met piano, klavecimbel, luit of ... / één instrument / het vocaal kwartet / het kamerkoor (3à4 zangers per partij!) / enzovoort...

Het woord "kamermuziek" vind zijn oorsprong wel in de praktijk deze muziek uit te

voeren in een............................................maar al zeer lang wordt deze muziek ook

uitgevoerd in de ....................................... We moeten dus een andere manier vinden

om kamermuziek te onderscheiden van ..

De eenvoudigste manier is het aantal uitvoerders te vergelijken met het aantal

partijen in de partituur. Zijn deze gelijk dan spreken we over kamermuziek

Een partituur is ....................................... ........................................................

Een partij is ............................................. ........................................................

Naar gelang het aantal spelers spreken we over een

Solo / duo / trio / ........../ ........../ ........../ ........../ ........../ ........../ ............../enz.

1.HOMOGENE ENSEMBLES (samengesteld uit 1 instrumentengroep.) Luister naar de voorbeelden en noteer de bezettingen

Strijkkwartet

Koperkwintet of

Blokfluitkwartet

Klarinettenkwartet

Of

Of

Of

Blaaskwintet

2. HETEROGENE ENSEMBLES (de instrumentengroepen gemengd.) Luister naar de voorbeelden en noteer de bezettingen

Pianotrio

Pianokwintet

Klarinetkwintet

Trio-sonate (Barok-genre)

Of

Of

Noteer de bezetting van dit voorbeeld

Benoem de instrumenten en de ensembles:

Aanvullende luistervoorbeelden .....................................................................................................................

.....................................................................................................................

.....................................................................................................................

.....................................................................................................................

.....................................................................................................................

Instrumenten:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Ensemble:……………………………………………………………………………

Instrumenten:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Ensemble:……………………………………………………………………………

Instrumenten:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Ensemble:……………………………………………………………………………

Instrumenten:…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….. Ensemble:……………………………………………………………………………

LES 22: HET ORKEST

We spreken over orkestmuziek wanneer een aantal uitvoerders in groep één partij

van een partituur spelen.(in het symfonisch orkest zijn dat de ………………………….

Het orkest bestaat meestal uit “de 4 orkestgroepen”

1 ............................. 2.............................. 3 ..............................4 .............................

Knip de instrumenten uit het volgende blad en kleef ze hier op de juiste plaats

Noteer hieronder de orkestgroepen en daarnaast de instrumenten, in de volgorde zoals ze in de partituur staan. 1 ................... a ................... b................... c ................... d................... 2 ................... a ................... b................... c ................... d...................

3 ...................a ................... b ................... c.................... d ................... 4 ...................a ................... b ................... c.................... d ...................

LES 23: HET ORKEST; EVOLUTIE

In elke stijlperiode ziet het orkest er anders uit. Het orkest wordt groter en groter, er komen nieuwe instrumenten bij en instrumenten verdwijnen, de verhouding tussen de verschillende orkestgroepen en de rol die ze in de muziek spelen verandert, enzovoort….

RENAISSANCE

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

BAROK

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

KLASSIEK

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

................................................................

ROMANTIEK

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

20ste EEUW .................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

.................................................................................................................................

LES 24: EVALUATIE 4. Dit moet je kennen:

Met het woord DYNAMIEK duiden muzikanten alles aan wat te maken heeft met klanksterkte (luid en zacht.) We kennen

vlakke dynamiek, contrastdynamiek, overgangsdynamiek, echodynamiek....

KAMERMUZIEK We spreken over kamermuziek wanneer alle uitvoerders een eigen partij hebben. Enkele veelvoorkomende combinaties zijn: Het strijkkwartet / Het blaaskwintet / Het blokfluitkwartet / Het koperkwintet / het pianotrio /Eén of meerdere instrumenten of zangers met piano, klavecimbel, luit of ... / één instrument / het vocaal kwartet / het kamerkoor (3à4 zangers per partij!) / enzovoort...

ORKESTMUZIEK

We spreken over orkestmuziek wanneer een aantal uitvoerders in groep één partij

van een partituur spelen. (in het symfonisch orkest zijn dat de ………………………….

Het orkest bestaat meestal uit “de 4 orkestgroepen”

1 ............................. 2.............................. 3 ..............................4 .............................

In elke stijlperiode ziet het orkest er anders uit. Het orkest wordt groter en groter, er komen nieuwe instrumenten bij en instrumenten verdwijnen, de verhouding tussen de verschillende orkestgroepen en de rol die ze in de muziek spelen verandert, enzovoort….

LES 25: KLANKKLEUR

In muziek krijg je verschillende klankkleuren door gebruik te maken van

verschillende ..................................

Even herhalen; Vul in: Ritme: een opeenvolging van ...............................................................

al dan niet geënt op een..............................................(toonduur)

Maat: een opeenvolging van................................................................

Tempo: .................................................................................................

Melodie een geordend geheel van ............................................(toon............)

Harmonie het ........................van 2 of meer tonen met een verschillende ........

Dynamiek alles wat te maken heeft met de ...............................................

We beluisteren tweemaal de "promenade" uit Moessorgski's "Schilderijen-tentoonstelling" noteer de verschillen.

Versie1..............................................................................................................

Versie2.............................................................................................................. Op welke manieren kan een muzikant of een componist verschillende klankkleuren bekomen? • . ...................................................................................................................

• . ...................................................................................................................

• . ...................................................................................................................

Met welke kleuren associeer jij de instrumenten uit volgende luistervoorbeelden?

1.

2.

3.

We bekijken een fragment uit "Fantasia" van Walt Disney. Op welke manierworden de verschillende instrumentengroepen hier in beeld gebracht? .........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

Welke kleur heeft jouw instrument?..................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

LES 26: POPINSTUMENTARIUM

Popmuziek dankt z'n klankkleur aan z'n eigen instrumentarium.

Popmuziek maakt gebruik van......................................................en

................................................instrumenten.

De podium apparatuur van een popgroep. Bekijk de andere kopie en plaats de juiste nummers en letters bij de woorden. zangmicrofoon Versterker

zang/drum luidsprekers Mengpaneel

voor monitors

P.A. installatie stopcontacten drums Lage tonen luidsprekers

basgitaar monitors sologitaar Mengpaneel voor P.A.

Hoge tonen luidsprekers

Orgel/keyboards gitaarversterkers Middentonen luidsprekers

P.A.: .................................................................................................................. Zang:.................................................................................................................

.........................................................................................................................

(Electrische) gitaar: ...........................................................................................

.........................................................................................................................

(Electrische) Basgitaar: .....................................................................................

.........................................................................................................................

Drumstel:..........................................................................................................

.........................................................................................................................

Keyboard/synthesiser: ......................................................................................

.........................................................................................................................

Percussie: .........................................................................................................

.........................................................................................................................

Computers/samples:.........................................................................................

.........................................................................................................................

Luistervoorbeelden:

Stijl: bezetting.............................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

Stijl: bezetting.............................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

Stijl: bezetting.............................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

LES 27: BAROK-INSTRUMENTEN Barok-instrumenten hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken:

Ze hebben vaak een heldere, klare, schitterende klankkleur In vergelijking met de huidige instrumenten hebben ze een geringere klanksterkte De afwerking is vaak sierlijk, en voorzien van ornamenten of beschildering

Elke stijlperiode kent zijn eigen instrumenten. Aan welke andere zaken kan je een bepaalde stijlperiode nog herkennnen? .........................................................................................................................

.........................................................................................................................

.........................................................................................................................

......................................................................................................................... Video-fragment: Muziekquiz met Bernstein: noteer de kwisvragen en hun antwoord: 1. ...................................................................................................................... 2. ...................................................................................................................... 3. ...................................................................................................................... 4. ...................................................................................................................... 5. ...................................................................................................................... We beluisteren een aantal instrumenten uit de barok-periode. Probeer te horen uit welke instrumentenfamilie elk voorbeeld komt, en schrijf de naam bij de afbeelding. 1. ......................................................................................................................

2. ......................................................................................................................

3. ......................................................................................................................

4. ......................................................................................................................

We beluisteren nog enkele muziekfragmenten. Probeer, op basis van de instrumenten

die je hoort te horen of het om barokmuziek gaat of niet.

1 .......................................................................................................................

2 .......................................................................................................................

3 .......................................................................................................................

4 .......................................................................................................................

LES 28: RENAISSANCE-INSTRUMENTEN

RENNAISSANCE De middeleeuwse en renaissance-instrumenten hebben vaak een heel doordringende of net een heel zacht klank. Ze hebben vaak een redelijk kleine tessituur, en kunnen maar in enkele toonaarden vlot bespeeld worden.

Noteer hieronder de naam van de instrumenten, iets over hun klankkleur en schrijf

ook op van welk modern instrument ze misschien de voorloper zijn.

Naam Klankkleur Voorloper van

Houtblazers

Koperblazers

Slagwerk

Snaarinstrumenten

LES 29: VOLKSINSTRUMENTEN

Volksinstrumenten bestaan in grote aantallen. Hun veelheid wordt overzichtelijker

als we ze indelen volgens hun geografische oorsprong en volgens de classificatie van

de instrumenten.

Westerse volksinstrumenten

Blazers

Snaren

Slagwerk

Exotische instrumenten

Land van herkomst

Blazers

Snaren

Slagwerk

FUJARA

LES 30: EXAMEN Er zijn 3 elementen nodig om geluid waar te nemen. 1. een trillingsbron (vb.snaar) 2. een geleider (vb.lucht) 3.een ontvanger (vb. oor)

MAAT: opeenvolging van zware en lichte tellen, pulsen... TEMPO: snelheid waarmee de tellen elkaar opvolgen RITME : opeenvolging van korte en lange klanken, al dan niet geënt op een metrum

MELODIE: een samenhangend en geordend geheel van na elkaar klinkende tonen

HARMONIE : het samenklinken van 2 of meer tonen met een verschillende toonhoogte. We noemen een samenklank CONSONANT (welluidend) wanneer hij aangenaam klinkt. We noemen een samenklank DISSONANT (onwelluidend) wanneer hij wrang, hard... klinkt. STEMVOERING Wanneer muzikanten over de "stemvoering" praten, hebben ze het over 1. het aantal partijen of stemmen (één- of méérstemmig). 2. hoe die partijen zich tot elkaar verhouden (homofoon / polyfoon / melodie met begeleiding)

Met DYNAMIEK duiden we alles aan wat te maken heeft met klanksterkte. We kennen: vlakke dynamiek, contrastdynamiek, overgangsdynamiek (crescendo...)

KLANKKLEUR: In muziek krijg je verschillende klankkleuren door gebruik te maken van verschillende instrumenten en/of speeltechnieken.

ZANGSTEMMEN: Sopraan / Alt hoge/lage ♀-stem ; Tenor / Bas hoge/lage ♀-stem (VOCALISE: zangstuk zonder tekst)

SLAGWERK

• MEMBRANOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstaat door het trillen van een vel (membraan). We onderscheiden:

MEMBRANOFONEN met vaste toonhoogte (met een komvormig klanklichaam) MEMBRANOFONEN zonder vaste toonhoogte (andere vormen)

• IDIOFONEN zijn slagwerkinstrumenten waarbij de klank ontstaat door het trillen van het instrument zelf We kennen:

IDIOFONEN van HOUT, METAAL, andere materialen IDIOFONEN met vaste toonhoogte, IDIOFONEN zonder vaste toonhoogte

BLAASINSTRUMENTEN ("aerofonen") de klank ontstaat door het trillen van een luchtkolom, die meestal gevangen zit een een buis of een pijp.

• HOUTBLAZERS Fluiten: dwarsfluit, lokfluit Rietblad instrumenten met enkel riet: klarinet, saxofoon met dubbel riet: hobo, fagot

Dit zijn de houtblazers, in de volgorde waarin ze in de orkestpartituur staan:Fluit Hobo Klarinet Fagot

• KOPERBLAZERS Dit zijn de koperblazers, in de volgorde waarin ze in de orkestpartituur staan: Hoorn Trompet Trombone Tuba

SNAARINSTRUMENTEN ("chordofonen") de klank ontstaat door het trillen van een snaar. We kunnen de snaar doen trillen door : Tokkelen, Strijken, Aanslaan. De strijkers van het orkest: Viool Altviool Cello: Contrabas:

De strijkers kennen een groot aantal speeltechnieken met een ruim palet aan klankschakeringen en articulatiemogelijkheden. Enkele veelgebruikte technieken zijn: arco, pizzicato, tremolo, con sordino De Klavecimbel is een snaarinstrument met een klavier. De snaren worden getokkeld. De Piano is een snaarinstrument met klavier. De snaren worden aangeslagen. Andere tokkelsinstrumenten zijn o.a. : de gitaar, de luit, de mandoline.

KAMERMUZIEK: alle uitvoerders hebben een eigen partij hebben. Enkele veelvoorkomende combinaties zijn: Het strijkkwartet / Het blaaskwintet / Het blokfluitkwartet / Het koperkwintet / het pianotrio /Eén of meerdere instrumenten of zangers met piano, klavecimbel, luit of ... / één instrument / het vocaal kwartet / het kamerkoor / enzovoort...

ORKESTMUZIEK: een aantal uitvoerders spelen een partij in groep. Verschillende orkesten:

• Het SYMFONISCH orkest. Dit bestaat meestal uit 4 instrumenten-groepen: Houtblazers, koperblazers, slagwerk, strijkers.

• Het BAROK-orkest Basso-continuo (begeleidingspraktijk met een bas- en een akkoordinstrument) Strijkers deze vormen samen met de basso continuo de kern van het orkest Aangevuld met enkele hout en soms ook koperblazers, soms pauken en slagwerk.

• Andere orkesten

Harmonie-orkest, mandoline-orkest, show-orkest....

Elke stijlperiode of muzikaal milieu kent zijn eigen instrumenten. Bijvoorbeeld: Pop-, Barok-, renaissance-, volksinstrumenten

ZIE OOK ALLE GEMAAKTE LUISTEROEFENINGEN

AMC M1 EXAMEN OEFENING Gemeentelijke Muziek- en Woord Academie Zoltan Kodaly, Wijnegem/Schilde

NAAM: .............................................................. /20 KLAS AMC M1 A/B/C, Datum: .........................

1. Geef de partituur de gevraagde kleuren. Rood: alles in verband met maat, metrum. Blauw: alles in verband met dynamiek. Geel: alles in verband met tempo. Groen: alles in verband met klankkleur. 2. Beluister de partituur en schrijf de namen van de instrumenten voor de notenbalken. Altviool, Cello & Contrabas, Pauken, Dwarsfluit, Hoorns, 1ste violen, Hobo, 2de violen, Fagot. 3. Noteer of de volgende akkoorden dissonant of consonant klinken. 4. Luister naar de luistervoorbeelden en vul de tabel in. Oefening 1 Welke instrumenten hoor je? Welk ensemble? Houtblazers Koperblazers Slagwerk Snaarinstrumenten

Oefening 1 Welke instrumenten hoor je? Welk ensemble? Houtblazers Koperblazers Slagwerk Snaarinstrumenten

5. welke stemvoering, en welke dynamiek hoor je in volgende luistervoorbeelden? Oefening 1 Dynamiek Vlakke - Overgangs- Contrast- Echo- Stemvoering Eenstemmig Homofoon Polyfoon Melodie + begeleiding Oefening 2 Dynamiek Vlakke - Overgangs- Contrast- Echo- Stemvoering Eenstemmig Homofoon Polyfoon Melodie + begeleiding