Upload
others
View
1
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN TEL: 0032 16 32 32 70 DEPARTEMENT POLITIEKE WETENSCHAPPEN FAX: 0032 16 32 32 67 E. VAN EVENSTRAAT 2 A - B-3000 LEUVEN - BELGIE E-mail: [email protected]
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT
LEUVEN
Burgergericht Besturen: Kwaliteit en Vertrouwen in de Overheid
Beleidsaanbevelingen
Dr. Jarl K. Kampen Steven Van de Walle
Onder leiding van
Prof. dr. Geert Bouckaert Prof dr. Bart Maddens
Maart 2004
Het project Burgergericht Besturen
Het project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en Ver-
trouwen in de Overheid, uitgevoerd door het Insti-
tuut voor de Overheid (K.U.Leuven), is gesitueerd
binnen het Programma Beleidsgericht Onderzoek
(PBO 99B/1/14) van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap. Het onderzoeksproject heeft als doel
te peilen naar oorzaken en niveaus van wantrouwen
en ontevredenheid bij gebruikers van overheidsdiensten
en burgers, hetzij op macro (de overheid als geheel),
meso (politiek, beleid en bestuur) of micro niveau (het
niveau van dienstverlening van de overheidsinstellin-
gen). Het onderzoek startte in november 2000 en
loopt tot en met oktober 2004. Eerder verschenen al:
1. Klantentevredenheidsmetingen bij de overheid
(2001)
2. Identity vs. performance: an overview of theo-
ries explaining trust in government (2002)
3. Meten en operationaliseren van de concepten
tevredenheid met en vertrouwen in de overheid
binnen de context van survey onderzoek (2002)
4. Een staalkaart van het vertrouwen: het beeld
van de ambtenaar bij de Vlaamse burger en te-
vredenheid met overheidsdienstverlening (2003)
5. De effecten van context en methode op de
uitkomsten van surveyonderzoek (2003)
6. Stereotype beelden over ambtenaren en over-
heidsdiensten (2003)
7. Dienstverlening van de overheid door de Vla-
ming beoordeeld (2003)
Informatie en publicaties zijn te vinden op
www.kuleuven.ac.be/io/trust.
Over de auteurs
Prof. Dr. Geert BOUCKAERT is gewoon hoogleraar
aan de K.U. Leuven en tevens directeur van het
Instituut voor de Overheid. Hij is promotor van het
onderzoeksproject Burgergericht Besturen: Kwaliteit
en Vertrouwen in de Overheid.
Dr. Jarl K. KAMPEN is doctorandus in de psy-
chologie (Rijksuniversiteit Groningen), doctor in de
sociale wetenschappen (K.U. Brussel), en voltijds
onderzoeker aan het Instituut voor de Overheid
(K.U. Leuven).
Prof. Dr. Bart MADDENS is als docent verbon-
den aan de afdeling Politologie van het Departement
Politieke Wetenschappen. Hij is eveneens promotor
van het onderzoeksproject Burgergericht Besturen:
Kwaliteit en Vertrouwen in de Overheid.
Steven VAN DE WALLE is licentiaat in de Poli-
tieke Wetenschappen (K.U. Leuven) en Master in
Public Administration (K.U. Leuven & Budapest Uni-
versity of Economic Science & Public Administration).
Depotnummer D/2004/10107/008
Copyright c© 2004 Instituut voor de Overheid.
Alle rechten voorbehouden.
Beknopte samenvatting van het
lopende onderzoek
Het project ‘Burgergericht Besturen: Kwaliteit
en vertrouwen in de Overheid’, uitgevoerd in
opdracht van het ministerie van de Vlaamse
Gemeenschap, wil nagaan of en onder welke om-
standigheden beter presterende openbare dien-
sten zullen leiden tot meer vertrouwen in de
overheid. Onderzoek heeft aangetoond dat
moderne democratieen lijden aan een negatief
imago bij de bevolking. Het verbeteren van de
kwaliteit van de overheidsdienstverlening is een
van de meest zichtbare strategieen in de pogin-
gen om het vertrouwen van de burger in de
overheid te herstellen. De redenering luidt dat
een kwaliteitsvolle dienstverlening leidt tot een
grotere tevredenheid van de gebruikers en dat
de grotere tevredenheid op haar beurt leidt tot
een hoger vertrouwen in de overheid. Deze re-
denering kent echter vele stappen die theoretisch
noch empirisch onderbouwd zijn, en zelfs worden
aangevochten.
Evaluatiecriteria
Burgers kunnen in hun beoordeling van de overheid
verschillende criteria gebruiken, die over het algemeen
kunnen worden opgedeeld in prestatie- en identiteits-
gerelateerde criteria. De beoordeling hangt bovendien
af van contextuele factoren (bv. de manier van be-
vraging, maatschappelijke trends, politieke cultuur).
De prestatiehypothese is op te splitsen in twee hoofd-
stromingen. Een eerste stroming benadrukt vooral
de inflatie, werkloosheidsgraad en economische groei
als evaluatiecriteria (macro-performance); een tweede
benadrukt het belang van de kwaliteit van over-
heidsdienstverlening als de belangrijkste factor (micro-
performance). Het vertrouwen in de overheid lijkt
echter de rusten op drie pijlers: het vertrouwen in
de overheidsdiensten, het vertrouwen in het politiek
bedrijf en de tevredenheid met de werking van de
democratie. Deze drie pijlers zijn op hun beurt ver-
ankerd in de sociaal-culturele opvattingen (identiteit)
van burgers.
Vraagtekens bij causaliteit
Over het vermeende causale verband tussen de te-
vredenheid met de prestaties van de overheid en het
vertrouwen dat erin wordt gesteld zijn veel vragen te
stellen. Op de eerste plaats omdat burgers het onder-
scheid tussen de publieke en private sector niet altijd
maken en sommige overheidsinstellingen (zgn. high
3
4 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
impact agencies) een zwaarder gewicht wordt toege-
kend dan andere. Op de tweede plaats omdat burgers
andere criteria dan prestatie hanteren in de evaluaties
van de overheid. Beoordelingen van de overheid staan
vaak helemaal los van ervaringen met haar diensten
en administraties. Er is bovendien sprake van ste-
reotypering van de overheid en van ambtenaren. Er
wordt bijvoorbeeld vastgesteld dat burgers vaak een
vrij negatief beeld hebben van “ambtenaren” en “de
overheidsdiensten”, terwijl de burger meestal positief
is over specifieke overheidsdiensten (bv. het onderwijs,
de VDAB, de vuilnisophaaldienst, enz.). Op politiek
niveau wordt geconstateerd dat dalingen (stijgingen)
van het vertrouwen in de regering worden voorafge-
gaan door dalingen (stijgingen) van het consumenten-
vertrouwen. De samenhang van de mate van tevre-
denheid met de werking van de democratie en van
consumentenvertrouwen in veel landen van de Eu-
ropese Unie (waaronder Belgie) kan mogelijk wor-
den verklaard uit maatschappelijke stemmingen (so-
cial mood). De grondhouding van Vlamingen ten
opzichte van de overheid bepaalt in grote mate het
niveau van tevredenheid en vertrouwen dat de Vla-
ming rapporteert over de diverse overheidsdiensten en
-instellingen.
De kloof: crisis of creatie?
Beleidsmakers en opinieleiders maken zich zorgen over
het vertrouwen van de burger in de overheid, een
bekommernis die vaak is gebaseerd op “een aanvoelen
van wat er echt leeft bij de mensen”: objectieve infor-
matie over de staat van het vertrouwen wordt zelden
gehanteerd. De vertrouwenskloof met de burger wordt
vaker geponeerd dan vastgesteld. Media en politici
begonnen te spreken over een kloof tussen burger en
overheid op een moment dat deze uit de peilingen
van La Libre Belgique nog niet was vast te stellen;
de “kloof met de burger” begon pas te ontstaan na-
dat deze op de politieke agenda werd gezet. Uit de
beschikbare tijdreeksen van vertrouwen in de over-
heid (La Libre Belgique, APS, ISPO verkiezingsstu-
dies, Europees Waardenonderzoek) en tevredenheid
met de werking van de democratie (Eurobarometer)
valt echter enkel af te leiden dat, zo er al een vertrou-
wenskloof tussen burgers en overheid groeide, deze in-
middels grotendeels is overbrugd of althans niet groter
is dan in de jaren tachtig van de twintigste eeuw (zie
Figuur 1).
Vinger aan de pols
Aan de andere kant stellen we vast dat bijna vijf-
tig procent van de Vlamingen vindt dat de overheid
te weinig informatie geeft; twee op de drie Vlamin-
gen meent dat de overheid geld over de balk gooit;
slechts een op drie vindt dat de overheidsdiensten ef-
ficient werken; ondanks alle hervormingen is slechts
een op drie van mening dat de administraties nu beter
werken dan vijf jaar geleden, en een even groot aan-
deel meent dat het imago van de administratie erop
achteruit is gegaan. En tenslotte, een op de vier
Vlamingen stemt in met de stelling: Zeggen dat de
overheid goed werk levert is erom vragen uitgelachen
te worden. Opgeteld bij het feit dat bijna twaalf pro-
cent van alle Vlamingen het standpunt (zeer) weinig
vertrouwen te hebben in de overheid combineert met
het standpunt (zeer) ontevreden te zijn met de dienst-
verlening van de overheid, lijkt overdreven optimisme
voorbarig en het houden van een vinger aan de pols
noodzakelijk.
Noodzaak van een vertrouwensmonitor
De vertrouwenskloof neemt een belangrijke plaats in
in het politieke discours, maar de data om deze vast te
stellen en te analyseren zijn vaak ontoereikend. Analy-
ses van de vermeende vertrouwenskloof berusten vaak
Instituut voor de Overheid c© 2004 5
Figuur 1 — Vertrouwen in de regering (getrokken) en tevredenheid met de werking van democratie in
Belgie (gestippeld) tussen 1976—2003 (gestandaardiseerd)
Bron: La Libre Belgique; Eurobarometer
op de data die toevallig voorhanden zijn, en de in-
tervallen tussen de metingen zijn dikwijls te groot of
te grillig om een optimaal beleidsmatig gebruik ervan
toe te laten. Tevredenheids- en vertrouwenspeilingen
moeten recurrent en gestandaardiseerd plaatsvinden,
omdat de methode van afname (post, face-to-face),
de context (wie organiseert de enquete, waarover gaan
de vragen) waarin een survey wordt uitgevoerd en het
tijdstip van afname belangrijke invloed hebben op de
absolute niveaus van tevredenheid en vertrouwen die
worden opgetekend. Schommelingen (soms tot 10
procentpunten) in de niveaus van vertrouwen en van
hun statistische associatie betekenen dus niet noodza-
kelijk dat burgers meer of minder vertrouwen krijgen,
maar kunnen enkel en alleen het gevolg zijn van de
gebruikte methode. Er moet daarom werk moet wor-
den gemaakt van een standaardvragenlijst die door de
Vlaamse overheid op regelmatige tijdstippen kan wor-
den afgenomen, en die bij de burger de ontwikkelin-
gen van de tevredenheid en vertrouwen opvolgt. Deze
vertrouwensbarometer moet een ruime portefeuille be-
leidsvelden en overheidsdiensten omvatten. Niet enkel
Vlaamse diensten, maar ook high impact agencies
zoals het onderwijs, de gemeentelijke administratie en
de politie. Alleen op deze manier kunnen de effecten
van beleidsinterventies op de tevredenheid en het ver-
trouwen van de burger op een betrouwbare en effec-
tieve manier worden nagegaan.
Het profiel van de ontevreden en
wantrouwende Vlaming
Bijna 12% van de ondervraagde Vlamingen com-
bineerde in 2002 een lage tevredenheid met de
werking van de overheidsdiensten met een laag
vertrouwen in de overheid (zie Tabel 1). De groep
die ontevreden is met de overheidsdiensten en
wantrouwen heeft in de overheid dient centraal
te staan in de initiatieven tot vertrouwensherstel.
Socio-demografie en stemgedrag
Het socio-demografische profiel van de heel ontevre-
denen en wantrouwenden is onduidelijk. Bijna geen
enkele socio-demografische variabele houdt lang stand
in de analyses, met enkele uitzonderingen (zie Figuur
2). Religieuze personen die regelmatig erediensten be-
zoeken zijn minder vaak ontevreden. Bij de heel on-
tevredenen vinden we minder vaak kaderleden, studen-
ten en bedienden. De gepensioneerden zijn verdeeld
in een groep (uiterst) negatief gestemden en (uiterst)
positief gestemden; dit is het gevolg van de hetero-
geniteit van deze bevolkingsgroep. De verklarende
kracht van socio-demografische variabelen blijft echter
heel beperkt. De groep negatief gestemden is dus
allesbehalve een homogene groep. Deze groep heeft
wel een uitgesproken stemprofiel (zie Figuur 3). Bij
Vlaams Blok stemmers vinden we meer wantrouwen-
den/ontevredenen, bij Agalev aanzienlijk minder. Bij
NVA-stemmers valt op dat het vooral het wantrouwen
in de overheid is dat zich manifesteert, en minder de
ontevredenheid met de werking van de overheidsdien-
sten. Bij de VLD’ers zien we een grotere ontevreden-
heid met de overheidsdiensten.
Evoluties
De overheidsdiensten worden niet zo negatief beoor-
deeld als algemeen wordt aangenomen. Het onderwijs,
de huisvuilophaling, de Post, de VRT, de Lijn, de poli-
7
8 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Tabel 1 — Vertrouwen in de overheid en tevredenheid met de werking van de overheidsdiensten
(percentages)
(heel) niet (heel)
ontevreden (on)tevreden tevreden
(heel) weinig vertrouwen 11,7% 11,8% 6,2%
niet veel, niet weinig vertrouwen 4,0% 24,8% 19,1%
(heel) veel vertrouwen 1,0% 3,7% 17,7%
Bron: WADO 2002 (interviews)
tie, de NMBS, de gemeentelijke administratie en de
VDAB behoren tot de meest vertrouwde instellingen
in Vlaanderen. De Vlaamse administratie bevindt zich
in de betere middenmoot (11,6% weinig vertrouwen,
40,4% veel vertrouwen, en de overige 48,0% nemen
een neutrale middenpositie in). Volgens het Europees
Waardenonderzoek had 46,1% van de Belgen in 1999-
2000 vertrouwen in de administratie. Het vertrouwen
in de administratie situeert zich op het niveau van dat
in onze voornaamste buurlanden. Nederland en Duits-
land scoren zelfs iets lager. De Eurobarometermetin-
gen naar vertrouwen in de overheidsdiensten tonen dat
Belgie sinds 1997 de sterkste stijger is op Europees
vlak. Toch vindt slechts 33,4% van de Vlamingen dat
overheidsdiensten nu beter werken dan vijf jaar gele-
den. We vinden hen die een vooruitgang waarnemen
vooral terug onder de hoger opgeleiden.
Generaliseringen
Burgers hebben een negatief beeld van ‘de admini-
stratie’, ‘de overheid’, ‘Brussel’, en ‘de bureaucratie’.
Burgers hebben een positief beeld van vele concrete
overheidsdiensten. ‘Ambtenaren’ hebben een slecht
imago, terwijl specifieke groepen ambtenaren zoals
leraars, politie-agenten en brandweerlieden erg wor-
den gewaardeerd. Centrale administraties en mi-
nisteries worden door het brede publiek niet hoog
aangeschreven, maar datzelfde publiek is meestal posi-
tief over de lokale administratie en specifieke over-
heidsdiensten (bv. politie, VDAB). Gemeten tevreden-
heid wordt niet alleen bepaald door ervaringen met
overheidsdiensten; stereotyperingen en grondhoudin-
gen spelen vaak een grotere rol.
De kloof voorbij
Terwijl administraties goed of neutraal worden be-
oordeeld is het vertrouwen in politieke organen heel
laag. De Belgische en Vlaamse regering (resp. 31,1
en 34,1% vertrouwenden) worden iets meer vertrouwd
dan het Belgische en Vlaamse parlement (resp. 29,1
en 29,2% vertrouwenden). Politieke partijen bengelen
aan de staart. De Vlaamse politieke partijen komen
in geen enkele van onze metingen boven de 23%
vertrouwenden uit, voor de Waalse politieke partijen
Instituut voor de Overheid c© 2004 9
Figuur 2 — Wantrouwen in de overheid, ontevredenheid met
de werking van de overheidsdiensten, levensovertuiging en
beroep
Figuur 3 — Wantrouwen in de overheid, ontevredenheid met
de werking van de overheidsdiensten, en partijvoorkeur
De figuren moeten zo worden gelezen: uit Figuur 2 volgt dat
de groep ambtenaren uit 11,2% (zeer) ontevredenen en 18,0%
(zeer) wantrouwenden bestaat. Ten opzichte van het gemid-
delde X horen de ambtenaren dus eerder bij de positief gestemde
burgers. Onder kerksen worden Katholiek gelovigen verstaan
die zeker wekelijks naar de mis gaan; de kerkelijken gaan min-
der vaak naar de mis terwijl de randkerkelijken enkel bij speciale
gelegenheden een kerk bezoeken.
Bron: WADO 2002 (interviews)
is dit cijfer slechts 7,7%. Indien er een vertrouwens-
crisis is, dan situeert deze zich eerder bij de politiek
dan bij de administratie. Toch lijken er maar weinig
aanwijzingen te zijn dat het nu slechter is gesteld met
het vertrouwen in de overheid dan vroeger. Er zijn
geen redenen om aan te nemen dat de huidige “ver-
trouwenscrisis” substantieel verschilt van de situatie
die we kenden voor de jaren ’90 (zie Figuur 1). Geen
enkele bron die het vertrouwen reeds lange tijd opvolgt
toont een consequente dalende tendens. De kloof met
de burger die we in de jaren ’90 kenden lijkt voorbij.
De tevredenheid met de werking van de democratie in
Belgie situeert zich in de Europese middenmoot (Eu-
robarometer). Het klopt dus niet dat we in Belgie in
het algemeen en Vlaanderen in het bijzonder met een
uitzonderlijk laag vertrouwen in de overheid zouden
hebben te kampen.
Stemmingen in de maatschappij
Het vertrouwen in de Belgische regering vertoont een
opvallende samenloop met het consumentenvertrou-
wen, waarbij het consumentenvertrouwen optreedt als
precursor van het politieke vertrouwen. Vertrouwen
in de overheid maakt deel uit van maatschappelijke
evoluties. Maatschappelijke stemmingen beınvloeden
de houding ten aanzien van de overheid. “Vertrou-
wen in de overheid” wordt niet alleen bepaald door
de ervaringen van burgers met die overheid. Ontevre-
denheid met de werking van de administratie heeft
ook te maken met maatschappelijke tendensen en per-
soonlijke predisposities. De ontevredenheid en het
wantrouwen worden veralgemeend. Een algemene on-
tevredenheid met de werking van de overheidsdiensten
komt bijna altijd neer op een hogere gerapporteerde
ontevredenheid met de meeste specifieke overheids-
diensten.
10 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
De grondhouding
De grondhouding van Vlamingen ten opzichte van de
overheid bepaalt dus in grote mate het niveau van te-
vredenheid en vertrouwen dat de Vlaming rapporteert
over de diverse overheidsdiensten en -instellingen.
Een manier om de tevredenheidsniveaus met speci-
fieke diensten te corrigeren voor de predispositie ten
opzichte van de overheid is door de ruwe tevreden-
heidsmetingen te relateren aan het gerapporteerde
niveau van “tevredenheid met de werking van de over-
heidsdiensten”. Zo kunnen drie groepen worden on-
derscheiden: zij, die ontevredener met een bepaalde
dienst zijn dan met “de overheidsdiensten” (de teleur-
gestelden); zij die er even tevreden mee zijn; en zij
die tevredener zijn (de contenten). In Figuur 4 wor-
den, ter illustratie, per type levensovertuiging (zie ook
Figuur 2) de percentages ontevredenen met de dienst-
verlening van de politie afgezet tegen de percentages
relatief ontevredenen. De “ruwe” tevredenheid met
de politie verschilt significant als functie van levens-
overtuiging: Christelijk gelovigen zijn tevredener, en
het verschil met “anders” gelovigen bedraagt ruim 17
procentpunten. Als we echter kijken naar de relatieve
tevredenheid, dan zien we dat het verschil tussen de
meest extreme posities terugloopt tot acht procent-
punten, en dit verschil is statistisch niet significant.
Met andere woorden, als we de maat voor tevreden-
heid corrigeren voor de grondhouding ten opzichte
van de overheidsdiensten, dan zijn er geen verschillen
tussen de typen levensovertuiging. Het wegvallen van
significante verschillen tussen groepen is ook waar te
nemen voor, bijvoorbeeld, partijkeuze. Waar (met
name) de Vlaams Blok kiezer significant ontevredener
is met de (ruwe maat voor) dienstverlening van de poli-
tie dan burgers met een andere partijvoorkeur, valt
dat verschil (en alle andere) weg wanneer we de re-
latieve tevredenheid met de politie in beschouwing
nemen. Het probleem dat zich met betrekking tot
Figuur 4 — Illustratie van het verschil tussen “ruwe”
tevredenheid en “relatieve” tevredenheid met de
dienstverlening van de politie
In deze figuur worden per type levensovertuiging de “ruwe” te-
vredenheid met de dienstverlening van de politie afgezet tegen
de relatieve tevredenheid met de dienstverlening van de politie.
Het gaat steeds om de percentages aan de negatieve kant van
die schalen; de (zeer) ontevredenen respectievelijk de (zwaar)
teleurgestelden. Bron: WADO 2002 (interviews).
de tevredenheids- en vertrouwensmetingen stelt komt
neer op de moeilijkheid de metingen te callibreren
i.e. ijken. Dit probleem is in de wetenschappelijke lite-
ratuur niet onbekend maar wordt in de praktijk zwaar
onderschat.
Wantrouwen als positief gegeven
Wantrouwen en ontevredenheid zijn niet noodzakelijk
negatief. Een kritische houding is essentieel om per-
manente verbetering te waarborgen. Kritiek is geen
uiting van vervreemding, maar van een wil van bur-
gers het systeem beter te laten functioneren. Wan-
trouwen en ontevredenheid zijn enkel een probleem
wanneer deze worden veralgemeend. Een situatie waar
de overheid te veel vertrouwd wordt is minstens even
problematisch als een waar dit vertrouwen totaal ont-
breekt.
Beleidsaanbevelingen
De Beleidsaanbevelingen voortvloeiende uit het
onderzoek ‘Burgergericht Bestuur: Kwaliteit en
vertrouwen in de overheid’ werden onderverdeeld
in vijf rubrieken: beleidsadviezen naar perceptie,
naar doelgroep, naar hervormingen, naar moni-
toring en naar methode. Elk advies berust op de
observatie van een of meer feiten, een visie op die
feiten, en een voorstel. De beleidsaanbevelingen
worden nog eens kort opgesomd in de executive
summary op pagina 25 e.v.
— Naar perceptie
1. Administratieve hervormingen als gezamenlijk
project
Feit — Burgers brengen een duidelijke twee-
deling aan in de instellingen van de overheid,
namelijk tussen de politieke instellingen ener-
zijds en de dienstverlenende en administratieve
instellingen anderzijds. Deze vaststelling kan
worden gemaakt op basis van analyses van
de periodieke APS surveys en op basis van
de “Werken Aan De Overheid” (WADO) sur-
veygegevens. Bovendien staat vast dat het
begrip “overheid” in de ogen van de Vla-
ming eerder aanleunt bij de politieke instellingen
(bv. Belgische en Vlaamse regering/parlement,
de Europese Commissie). De politieke instellin-
gen worden door de Vlaming eerder niet, de
overheidsdiensten en -administraties eerder wel
vertrouwd. Het vertrouwen van de burgers in de
overheid hangt vooral samen met de beoordeling
van politieke organen. De administratie weegt
minder sterk door in de algemene beoordeling
van de overheid.
Visie — Kritiek leveren op de administra-
tie, bureaucratic bashing, is een vrij gemakke-
lijke manier voor politici om hun populariteit
te verhogen door in te spelen op ongenoegen
in de maatschappij, maar de overheid snijdt
zich door die taktiek in de eigen vingers om-
dat haar meest vertrouwde onderdeel wordt on-
11
12 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
dergraven. Politiek eigenaarschap van de ad-
ministratieve hervormingen en verbeteringen is
belangrijk. Dit eigenaarschap zichtbaar maken
kan positief afstralen op het politieke vertrou-
wen. De modernisering van de administratie en
het verder bouwen aan een competente en on-
afhankelijke administratie kan wellicht positieve
effecten hebben voor het volledige politieke sys-
teem. Politieke daadkracht in het initieren van
administratieve hervormingen kan het vertrou-
wen in de politieke instellingen verhogen wan-
neer er duidelijk projecteigenaarschap is.
Voorstel — Administratieve hervormingen
moeten worden uitgedragen als een gezamen-
lijk constructief project van administratie en
politiek. Politiek leiderschap staat daarbij cen-
traal. De volgende lijnen moeten worden aange-
houden:
(a) Kritiek vanwege politici op de administra-
tie moet op de eerste plaats tot verbeterin-
gen aanleiding geven en mag geen politieke
strategie op zich zijn
(b) In de overheidscommunicatie moet een
duidelijker onderscheid worden gemaakt
tussen administratie en beleidsvoorberei-
ding/uitvoering enerzijds, en politiek en
beleidsbepaling anderzijds.
2. Het politieke systeem als prioriteit in de her-
vormingen
Feit — Slechts een kwart van de Vlamingen
heeft een (zeer) positief beeld van politici, ter-
wijl de helft van de Vlamingen een (zeer) posi-
tief beeld heeft van de ambtenaar. De zes
meest vertrouwde overheidsinstellingen/functies
waren in 2002 respectievelijk het lager on-
derwijs (79% vertrouwenden), huisvuilophaling
(77%), De Post (71%), de VRT (65%), de
Lijn (59%) en de politie (56%). De lijst minst
vertrouwde instellingen wordt aangevoerd door
de Waalse politieke partijen (7,7% vertrouwen-
den), de Vlaamse politieke partijen (23%),
de Europese Commissie (26%), het Belgisch
parlement (29%) en het Vlaams parlement
(29%). Het vertrouwen in de politieke in-
stellingen in 2002 neemt af naarmate men
negatiever t.o.v. minderheden staat, zich poli-
tiek vervreemd voelt en politiek cynischer is, ter-
wijl het vertrouwen toeneemt naarmate men het
democratisch systeem steunt, een sterke leid-
ing voorstaat, individualistisch is ingesteld, zich
eerder Belg dan Vlaming voelt, en naarmate
men verwacht in de toekomst tevreden te zijn
met de zittende federale en Vlaamse regeringen.
Visie — Politici zijn en blijven een van de
meest zichtbare elementen van de overheid.
Het laagste vertrouwen wordt waargenomen met
betrekking tot het politiek bedrijf, en vindt
uitdrukking in stellingen als “stemmen heeft
geen zin, de politieke partijen doen toch wat
zij willen”, “politici zijn corrupter dan gewone
mensen”, “het huidige politieke systeem is
verrot” en “het parlement kan best worden
afgeschaft want hij lost toch geen probleem
op”. Politieke vervreemding, politiek cynisme
en etnocentrisme vormen drie domeinen die es-
sentieel zijn voor vertrouwensherstel. Politici
dienen omzichter om te springen met opportu-
niteiten die enkel betrekking hebben op de per-
soonlijke carriere. Zinspelen op het wantrouwen
van de burger in de overheid is een permanent
thema geworden in het politieke machtsverwer-
vingsproces; deze strategie werkt contraproduc-
tief wanneer vertrouwensherstel beoogd wordt.
Instituut voor de Overheid c© 2004 13
Voorstel — Het verbeteren van de dienstver-
lening alleen volstaat niet om het vertrouwen
in de overheid te verhogen: een grote inspan-
ning op het politieke niveau is prioritair. Politici
moeten vertrouwenswekkende maatregelen ne-
men om het imago van hun beroepsgroep te
verbeteren.
3. Rekening houden met de economische conjunc-
tuur
Feit — Politiek vertrouwen hangt sterk samen
met consumentenvertrouwen. Het consumen-
tenvertrouwen in Belgie hangt op zijn beurt
samen met het consumentenvertrouwen in de
Verenigde Staten (zie Figuur 5). Aangaande
het verband tussen consumentenvertrouwen in
de Verenigde Staten en Belgie wordt steeds een
vertraging (time-lag) van een a anderhalf jaar
geconstateerd. Het vertrouwen in de regering
valt, toeval of niet, tussen 1987 en 1995 vrij-
wel samen met het consumentenvertrouwen in
Belgie. Vanaf 1995 volgt het vertrouwen in de
Belgische regering de trend van het Belgisch
consumentenvertrouwen met een vertraging van
ongeveer een jaar.
Visie — Het consumentenvertrouwen en het
vertrouwen in de regering volgen cycli die on-
afhankelijk blijken te zijn van electorale cy-
cli. Zij lijken bovendien causaal gerelateerd:
vertrouwen in de regering volgt het afgelopen
decennium, met ruim een jaar vertraging, op
consumentenvertrouwen in Belgie die zelf de dy-
namiek volgt van het consumentenvertrouwen in
de Verenigde Staten. Een hoog politiek vertrou-
wen volgend op een periode van economische
hoogconjunctuur is daarom niet op het conto te
schrijven van de politieke overheid. Andersom
hoeft een daling van het vertrouwen volgend
Figuur 5 — Consumentenvertrouwen (Belgie, VS) en
vertrouwen in de Belgische regering 1984—2003
(gestandaardiseerd)
Rood (stippellijn): Consumentenvertrouwen in de VS. Grijs:
Consumentenvertrouwen in Belgie. Zwart: Vertrouwen in de
Belgische regering. Data en gemodelleerde trend.
Bron: Kampen & Van de Walle (2004)
op een periode van economische laagconjunc-
tuur geen evaluatie te zijn van het gevoerde
beleid. Vertrouwensoordelen zijn een reflectie
van maatschappelijke stemmingen en evoluties.
Voorstel — Het gepeilde vertrouwen in de
regering moet worden geınterpreteerd rekening
houdend met de staat van de economie in het
algemeen en het consumentenvertrouwen in het
bijzonder.
4. De zichtbaarheid van de hervormingen
Feit — Analyses van de uitkomsten van ge-
bruikersbevragingen zoals afgenomen door de
Dienst Studietoelagen, de VDAB, het Vlaams
Fonds1 en de ABAFIM2 tonen aan dat een grote
meerderheid (rond de 70%) van de bevraagde
1We bedoelen steeds het Vlaams Fonds voor Sociale Inte-
gratie van Personen met een Handicap.2Administratie Budgettering, Accounting en Financieel
Management
14 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
gebruikers in zijn/haar vertrouwensoordeel geen
onderscheid maakt tussen de Vlaamse en fede-
rale overheid. Ruim de helft van de gebruikers
maakt evenmin onderscheid tussen de overheids-
administraties en de Vlaamse en federale over-
heid. Een andere gerelateerde bevinding is dat
op de vraag wie volgens de Vlaming verantwoor-
delijk is voor de organisatie van het lager onder-
wijs, niet minder dan 32% de federale overheid
noemt en slechts 2,3% de bevoegdheid legt bij
de privesector terwijl in werkelijkheid ruim 60%
van de lagere scholen op prive initiatief worden
georganiseerd. Tenslotte geldt dat 21,5% van
de Vlamingen de laatste vijf jaar geen verbete-
ring van de werking van de overheidsdiensten
hebben opgemerkt.
Visie — We komen niet onder de vaststelling
uit dat de Belgische overheidsstructuur voor
de gewone burger onoverzichtelijk is, met als
gevolg op de eerste plaats dat er een hoge graad
van generalisering van evaluaties optreedt, en
op de tweede plaats dat de scheiding tussen pu-
blieke en private bevoegdheden niet wordt ge-
kend. Hervormingsinitiatieven en kwaliteitsver-
beteringen op het niveau van de Vlaamse over-
heid kunnen het vertrouwen in de overheid
daarom maar ten dele beınvloeden. De ketting is
zo sterk als de zwakste schakel: de perceptie van
hervormingsprojecten op federaal niveau heeft
zijn weerslag op de perceptie van de werking
van de overheid op Vlaams niveau. Ook het feit
dat politici op alle kieslijsten (lokaal, Vlaams, fe-
deraal en Europees) staan en gedurende een le-
gislatuur mandaten in verschillende bestuursla-
gen aannemen werkt het differentieren tussen de
verschillende bestuurslagen evenmin in de hand.
De Vlaamse overheid moet zich in haar hervor-
mingsgezindheid daarom niet laten ontmoedigen
wanneer kwaliteitsverbeteringen niet leiden tot
zichtbaar verhoogd vertrouwen.
Voorstel — De administratie moet niet alleen
hervormen, maar deze hervormingen moeten
ook gezien worden. Effectieve hervormingen, die
ook door de burger als zodanig als verbetering
kunnen worden gepercipieerd, zijn hervormingen
die doorheen alle bestuurslagen worden doorge-
voerd.
— Naar doelgroep
1. — De grondhouding van de burger tegenover de
overheid
Feit — De gerapporteerde tevredenheids- en
vertrouwensniveaus van respondenten blijken in
hoge mate samen te hangen met de predisposi-
tie (grondhouding) van de respondent. Dat wil
zeggen dat een laag vertrouwen in de overheid
en een lage tevredenheid met de werking van de
overheidsdiensten samengaat met een laag ver-
trouwen in quasi alle overheidsinstellingen. De
predispositie hangt samen met leeftijd en levens-
overtuiging: bijna in alle gevallen (politie, lager
onderwijs, De Post, De Lijn) vonden we dat ou-
dere respondenten en actief katholiek gelovigen
het meest tevreden zijn en het meest vertrou-
wen hebben van allemaal — en dit ongeacht of
deze respondenten de betrokken dienst hebben
gebruikt of niet. De tevredenheidsniveaus kon-
den in ons onderzoek worden corrigeerd voor
de predispositie door de tevredenheidsniveaus
te relateren aan het gerapporteerde niveau van
“tevredenheid met de werking van de over-
heidsdiensten”. Dit geeft de resultaten zoals
weergegeven in Tabel 2, waar drie groepen wor-
den onderscheiden: de teleurgestelden, die on-
tevredener zijn over de betreffende dienst (lager
Instituut voor de Overheid c© 2004 15
Tabel 2 — Relatieve tevredenheid (percentages)
Teleurgestelden Neutralen Contenten
lager onderwijs 7,5% 35,1% 57,3%
vuilnisophaaldienst 9,1% 33,0% 56,3%
De Post 13,4% 38,9% 46,2%
De Lijn 15,0% 40,2% 38,5%
politie 16,7% 46,9% 36,3%
Bron: WADO 2002 (interviews)
onderwijs, politie, enz.) dan over “de overheids-
diensten”; de neutralen, die geen verschil aan-
tekenen; en de contenten die tevredener zijn met
de specifieke dienst dan met “de overheidsdien-
sten”.
Visie — De grondhouding van Vlamingen ten
opzichte van de overheid bepaalt in grote mate
het niveau van tevredenheid en vertrouwen dat
de Vlaming rapporteert over de diverse over-
heidsdiensten en -instellingen. Het verschijnsel
van de predispositie van burgers ten opzichte
van de overheid is van kardinaal belang voor
de formulering van remediele maatregelen tegen
ontevredenheid (en wantrouwen) in termen van
doelgroepen. De doelgroep “ontevredenen”
wanneer de ruwe maat van tevredenheid wordt
gebruikt, is een andere doelgroep wanneer de re-
latieve maat voor tevredenheid wordt gebruikt.
Immers, met betrekking tot de politie (zie
Figuur 4), dienen zich in het eerste geval niet-
gelovigen en Vlaams Blokkers aan als doelgroep,
terwijl in het tweede geval (met betrekking tot
levensbeschouwing en partijvoorkeur) een doel-
groep niet kan worden geıdentificeerd.
Voorstel — Tevredenheid mag niet als een ab-
soluut cijfer worden gezien (bv. x% is tevreden
met dienst A), maar moet steeds relatief worden
gezien: de houding tegenover dienst A is posi-
tiever/negatiever dan de houding ten opzichte
van de overheid. Een bevraging naar de houding
ten opzichte van de overheid als geheel dient
daarom een integraal deel te zijn van elke tevre-
denheidsbevraging.
2. Aandacht voor de negatief gestemden
Feit — In Figuur 6 laten we het gedrag zien van
de relatieve tevredenheid met de politie (hori-
zontale as) en met een aantal gerelateerde en
niet gerelateerde metingen van attitudes (ver-
tikale as). In het geval van de politie onder-
zoeken we het verband met het vertrouwen in
de politie (absoluut) en de tevredenheid met het
veiligheids- en ordehandhavingsbeleid. Voor de
16 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Figuur 6 — Relatieve tevredenheid met de politie, vertrouwen
in de politie (getrokken), en tevredenheid met het veiligheid-
en ordehandhavingsbeleid (gestippeld)
Bron: WADO 2002 (interviews)
groep respondenten wiens tevredenheid met de
dienstverlening van de politie lager is dan de te-
vredenheid met de werking van de overheids-
diensten (de teleurgestelden) geldt dat zij sig-
nificant minder vertrouwen hebben in de poli-
tie dan de neutralen en de (relatief) contenten.
Ook zijn de teleurgestelden minder tevreden met
het beleid ten aanzien van de veiligheid en orde-
handhaving. De vermindering van vertrouwen
en tevredenheid is recht evenredig met de mate
waarin men relatief minder tevreden is met de
politie, en we noemen dit het afbraakeffect. Aan
de andere kant, het vertrouwen in de politie
neemt heel lichtjes toe naarmate men de politie
positiever beoordeelt dan de overheidsdiensten;
dit is een opbouweffect. Voor het beleid geldt
dat de tevredenheid ermee een plateau bereikt
voor de relatief tevredenen met de politie; voor
de positief gestemden is dus noch een opbouw
noch een dissonantie effect te bespeuren. Af-
braakeffecten worden ook gevonden met be-
trekking tot de relatieve tevredenheid met het
lager onderwijs, huisvuilophaling, De Post en De
Lijn.
Visie — De analyses met betrekking tot de re-
latieve tevredenheid met de politie (maar ook
andere diensten) laten zien dat een diepgaand
onderzoek naar de relativiteit van tevredenheid
en vertrouwen tot een doorbraak kan leiden
met betrekking tot het vinden van verklarende
en causale factoren. Het afbraakeffect dat we
vinden bij de “zwaar teleurgestelden”, gepaard
aan de relatieve constantheid van het vertrou-
wen bij de relatief tevredenen doet vermoe-
den dat vertrouwen wel kan worden afgebro-
ken, maar niet of nauwelijks kan worden opge-
bouwd. Indien door verbeteringen van de dienst-
verlening het aandeel “zwaar teleurgestelden” in
het klantenbestand kan worden teruggedrongen
kan echter wel degelijk het gewenste effect —
verhoogd vertrouwen in de overheid — worden
gesorteerd. Dat het hier gaat om een traag pro-
ces staat buiten kijf: vertrouwen opbouwen gaat
stukken langzamer dan vertrouwen afbreken.
Het asymmetrische mechanisme bij teleurgestel-
den, neutralen en contenten noodzaakt een ge-
differentieerde aanpak waarbij de goede werking
van de overheidsdiensten potentieel belangrijk
blijft.
Voorstel — De overheid kan de grootste re-
sultaten behalen door de groep van zgn. zwaar
teleurgestelden centraal te stellen in de hervor-
mingsinitiatieven.
3. Focusgroepen van zwaar teleurgestelden
Feit — Uit gebruikersbevragingen afgenomen
door o.a. de VDAB, het Vlaams Fonds voor So-
ciale Integratie van Personen met een Handicap
en de ABAFIM is gebleken dat een groep van
Instituut voor de Overheid c© 2004 17
Tabel 3 — Beoordeling overheidspersoneel op dimensies van service
Het personeel van de overheid helemaal niet eens, helemaal
is over het algemeen: oneens oneens niet oneens eens eens
Behulpzaam 1,2% 1,7% 26,7% 58,4% 3,0%
Vriendelijk 1,3% 1,7% 34,8% 49,9% 3,3%
Betrouwbaar 0,9% 1,1% 36,7% 49,7% 2,6%
Snel 8,2% 41,1% 33,8% 15,7% 1,1%
Begrijpelijk 1,8% 2,1% 48,0% 36,3% 1,8%
Bekwaam 1,6% 9,1% 41,8% 45,0% 2,6%
Toegankelijk 2,6% 18,6% 35,0% 41,5% 2,2%
Bron: WADO 2002 (interviews)
ca. 15% van de bevraagden (gebruikers van de
dienst) gekenmerkt wordt door een consistent
patroon van het geven van positieve scores op
eender welke bevraagde overheidsinstelling. In
de WADO enquetes werd daarnaast vastgesteld
dat er een harde kern van burgers bestaat, de
(zwaar) teleurgestelden, die een algemene on-
tevredenheid met de overheidsdiensten rappor-
teert (zie Tabel 2). Zij vormen, afhankelijk van
de bevraagde overheidsinstelling, tussen de 10
en 15% van de Vlaamse populatie. Statistische
analyses laten zien dat er een sterk negatief ver-
band is tussen de mate van teleurgesteldheid en
vertrouwen in de dienst, en dat er een verwaar-
loosbaar verband is tussen de mate van con-
tentheid en het vertrouwen in de dienst. Er is
met andere woorden wel een afbraakeffect bij
de teleurgestelden maar geen opbouweffect bij
de contenten.
Visie — Klanten- en burgerbevragingen geven
een algemeen beeld van de houding van ge-
bruikers en leveren vaak ook verbeterpunten op.
Ze laten echter niet altijd toe een diep inzicht
te krijgen in de redenen voor ontevredenheid.
Diensten kunnen de grootste resultaten behalen
door zich te richten op de meest ontevrede-
nen. Ontevredenheid moet steeds worden gezien
binnen de grondhouding van de gebruiker ten
opzicht van de overheid. Burgers hebben een
predispositie ten opzichte van de overheid en
tevredenheids- en vertrouwensoordelen van een
specifieke dienst moeten steeds kunnen worden
vergeleken met deze predispositie. De groep
respondenten die relatieve ontevredenheid met
de werking van een dienst combineert met ab-
solute ontevredenheid, de groep van zgn. zwaar
teleurgestelden, moet centraal staan in de her-
vormingsinitiatieven.
18 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Voorstel — Het bestuderen van focusgroepen
van ontevreden gebruikers kan helpen inzicht te
ontwikkelen in de gronden van de ontevreden-
heid. Bij de opzet van gebruikersbevragingen
dient met deze mogelijkheid rekening te worden
gehouden.
— Naar hervormingen
1. De snelheid als prioritaire doelstelling
Feit — In het kader van de WADO burgersur-
vey werd aan Vlamingen gevraagd in hoeverre
ze het ermee eens waren dat het personeel van
de overheid behulpzaam, vriendelijk, betrouw-
baar, snel, begrijpelijk, bekwaam en toeganke-
lijk is (zie Tabel 3). Uit de WADO survey van
2002 blijkt dat de snelheid van het personeel
van de overheid als minst gunstig wordt beoor-
deeld. De vraag is natuurlijk of er een verband
is tussen negatieve evaluaties van het overheids-
personeel enerzijds, en de tevredenheid met de
dienstverlening van de overheid en het vertrou-
wen in de overheid anderzijds. We illustreren dat
verband in Figuur 7. Daar staan de aandelen
wantrouwenden (van de overheid) en ontevre-
denen (met de werking van de overheidsdien-
sten) in functie van evaluaties van overheids-
dienstverlening, waarbij we twee groepen onder-
scheiden: de positieven (die het eens of hele-
maal eens zijn met de stellingen over het over-
heidspersoneel) en de negatieven (die het met
de stelling oneens zijn). Uit de grafiek kan wor-
den afgeleid dat de begrijpelijkheid, snelheid en
vriendelijkheid eerder te maken hebben met ver-
trouwen in de overheid, terwijl de bekwaamheid,
betrouwbaarheid en toegankelijkheid eerder met
de tevredenheid hebben te maken. Burgers die
een negatieve evaluatie van de behulpzaamheid
van het overheidspersoneel geven behoren ook
Figuur 7 — Aandelen wantrouwenden en ontevredenen in
functie van evaluaties van overheidsdienstverlening
Bron: WADO 2002 (interviews).
eerder tot de wantrouwende en ontevreden bur-
gers.
Visie — Het is tentatief maar ook riskant om
de verbanden tussen evaluaties van het over-
heidspersoneel, de tevredenheid met de over-
heidsdienstverlening en het wantrouwen van de
overheid als causale relaties te interpreteren.
Duidelijk is wel dat de snelheid en de toe-
gankelijkheid van het overheidspersoneel door
de Vlaamse burgers als problematisch worden
gezien. Toch geven de cijfers geen aanlei-
ding te geloven dat het aanpakken van de
toegankelijkheid het vertrouwen in de over-
heid en de tevredenheid met haar dienstver-
lening belangrijk zal verhogen: de aandelen
ontevreden en wantrouwende burgers binnen
de groepen die deze dimensie positief respec-
tievelijk negatief waarderen verschillen immers
nauwelijks. Veeleer lijkt het erop dat de moei-
lijke toegankelijkheid als fait accompli wordt er-
varen. Daarom is de veronderstelling gerecht-
vaardigd dat het aanpakken van de snelheid van
Instituut voor de Overheid c© 2004 19
Tabel 4 − Overheidsdienst en organisatie
Wie zou ... De Post Huisvuil- VDAB De Lijn Politie Lager
het beste organiseren? ophaling onderwijs
Privesector 31,1% 26,2% 21,1% 20,6% 13,8% 10,9%
Overheid 34,2% 37,2% 44,2% 46,4% 56,7% 59,7%
Geen verschil 30,7% 33,9% 27,3% 29,3% 25,3% 26,1%
Bron: WADO 2002 (interviews)
het overheidspersoneel, en niet het verhogen
van de toegankelijkheid, tot de grootste winst
zal leiden. De overheid moet onderzoeken of
de verwachtingen ten aanzien van de snelheid
van een dienst overeenstemmen met de reele en
met wat haalbaar is, deze verwachtingen waar
nodig bijsturen, en de snelheid waar mogelijk
verhogen.
Voorstel — De overheid moet bij de hervormin-
gen die betrekking hebben op haar dienstverle-
ning prioriteit geven aan de snelheid, zonder dat
dit ten koste gaat van de kwaliteit van de dienst-
verlening. De overheid moet de verwachtingen
ten aanzien van de snelheid waar nodig bijstu-
ren, en de snelheid waar mogelijk verhogen.
2. Privatisering
Feit — De wenselijkheid van privatisering van
overheidsdiensten hangt af van de bevraagde
dienst (zie Tabel 4). De Post wordt volgens 31%
van de Vlamingen best door de private sector
georganiseerd, terwijl 34% kiest voor de over-
heid. Bij de andere bevraagde diensten ligt de
voorkeur voor de private sector lager. De idee
dat de privesector beter is geplaatst voor de or-
ganisatie van sommige onderdelen van de over-
heid is een gedachte die het meest leeft bij werk-
ende dertigers die samenwonen met hun partner
en kinderen en die een relatief hoge opleiding
hebben genoten.
Visie — Een lagere tevredenheid met een over-
heidsdienst hangt samen met een hogere wens
de dienst geprivatiseerd te zien. De vraag blijft
echter of de lage tevredenheid is ingegeven door
de voorkeur voor privaat initiatief, dan wel dat
de voorkeur voor privatisering een reactie is op
de slechte werking van de overheidsdiensten. Zo
zien we dat zowel het vertrouwen in de overheid
als de tevredenheid met de werking van over-
heidsdiensten lager liggen bij de voorstanders
van privatiseringen. Oorzaak en gevolg zijn van-
uit dit onderzoek dus niet te onderscheiden.
Voorstel — Voorstanders van de privatisering
van sommige overheidsdiensten drukken in feite
een verkapt tevredenheidsoordeel uit, en priva-
tiseren op zich zal daarom de tevredenheid met
20 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
de overheidsdienstverlening niet doen stijgen.
— Naar monitoring
1. Benchmarken in functie van de aard van de
dienst
Feit — Analyses van de uitkomsten van gebrui-
kersbevragingen zoals afgenomen door de Dienst
Studietoelagen, de VDAB, het Vlaams Fonds en
de ABAFIM die drie verschillende gebruikers-
groepen heeft bevraagd (huiseigenaren, huisei-
genaren die bij de ABAFIM klaagden, en gebrui-
kers van de cel Leegstand) laten zien dat de aan-
delen ontevreden en wantrouwende gebruikers
sterk fluctueren tussen deze vier Vlaamse over-
heidsdiensten. In Figuur 8 geven we de aandelen
(zeer) ontevredenen en (zeer) wantrouwenden
voor deze vier Vlaamse overheidsdiensten. Het
meest positief zijn de gebruikers van het Vlaams
Fonds; het meest ontevreden zijn de gebruikers
van de cel Leegstand terwijl het hoogste wan-
trouwen wordt gevonden bij de gebruikers van
de cel Onroerende Voorheffing die een klacht
hebben neergelegd bij de ABAFIM (huiseigena-
ren II).
Visie — Het soort dienst heeft grote invloed op
de door gebruikers gerapporteerde mate van te-
vredenheid met zijn dienstverlening en vertrou-
wen in zijn personeel/bestuur. Een opgelegde
belasting wordt geheel anders gewaardeerd dan
een toegekende subsidie. Maar ook de homo-
of heterogeniteit van diensten heeft invloed op
de beoordeling. Een dienst die enkel busreizen
aanbiedt (De Lijn) kan niet zondermeer wor-
den vergeleken met een dienst die opleidingen,
stages en werkgelegenheid aanbiedt (de VDAB).
Overheidsdiensten die een positief gewaardeerd
product leveren, zoals de Dienst Studietoelagen,
Figuur 8 — Aandelen wantrouwenden (van het personeel van
de dienst) en ontevredenen (met de dienstverlening) in
gebruikersbevragingen
Bron: WADO 2002 (interviews)
hebben steeds een voorsprong op de overheids-
diensten die een belasting opleggen (cel On-
roerende Voorheffing, cel Leegstand). Maar een
volgens de regels der kunst geleverde weigering
van toekenning van een subsidie of toelage, dat
wil zeggen een dienst die snel, duidelijk en met
vriendelijkheid werd geleverd, zal niettemin lei-
den tot een lager tevredenheidsoordeel. Omge-
keerd zal een dienst die onvoldoende scoorde
op procesvariabelen maar een positieve output
voortbracht onevenredig positief gewaardeerd
worden.
Voorstel — Bij het vaststellen van bench-
marks van de kwaliteit van overheidsdienstver-
lening moet steeds rekening worden gehouden
met de homo- en heterogeniteit van de dienst,
en met de positieve of negatieve waardering van
het “product” van de dienst.
Instituut voor de Overheid c© 2004 21
2. Beleid als integraal onderdeel van gebruikersbe-
vragingen
Feit — Gebruikersbevragingen zijn bruikbaar
voor de hervorming van de dienstverlening en
processen, maar geven onvoldoende informatie
over de wenselijkheid van bepaalde diensten, de
behoefte eraan, de sympathie met de missie van
de dienst en de houding met betrekking tot het
beleid in de betreffende overheidssector.
Visie — De tevredenheid met een dienst wordt
bepaald door andere factoren dan de kwaliteit
van de dienstverlening. Predisposities ten
aanzien van de overheid spelen een belangrijke
rol. Er bestaat momenteel geen mogelijkheid
om deze predisposities uit de bekomen resul-
taten weg te filteren. Ontevredenheid moet
steeds worden gezien binnen de bredere houding
van de gebruiker ten opzicht van de overheid.
Een gebruikersbevraging is maar volledig wan-
neer ook een meting gebeurt naar het resultaat
van het contact met de dienst, de sympathie
met de missie van de dienst en de houding met
betrekking tot het beleid in de betreffende sec-
tor. Het niet toelaten beleid te bevragen in de
gebruikersbevragingen bij de Vlaamse overheid
is een maatregel die niet vanuit kwaliteitsover-
wegingen kan worden gemotiveerd. De inter-
pretatie van gebruikerstevredenheid kan echter
enkel gebeuren wanneer ook vragen naar beleid
worden gesteld.
Voorstel — Elke gebruikersbevraging dient een
batterij vragen rond het resultaat van het con-
tact met de dienst, de sympathie met de missie
van de dienst, vertrouwen in de overheid en te-
vredenheid met gerelateerde beleidsdomeinen te
bevatten omdat deze noodzakelijk zijn om pre-
disposities ten opzichte van de overheid weg te
Figuur 9 — Verwachting werkloosheid en tevredenheid met
werkgelegenheidsbeleid in 2003
Zwart getrokken lijn: tevredenheid werkgelegenheidsbeleid
(stippellijn is gemodelleerde trend). Grijs getrokken lijn: mate
dat wordt verwacht dat de werkloosheid in de komende 12
maanden zal dalen.
Bron: WADO 2003 (post)
filteren uit het tevredenheidsoordeel.
3. Een Vlaamse vertrouwensbarometer
Feit — Empirisch onderzoek toonde meermaals
aan dat evoluties in het vertrouwen moeilijk zijn
vast te stellen doordat de bestaande metingen
sterk onderhevig zijn aan methode- en context-
effecten. Een predispositie van tevredenheids-
en vertrouwensoordelen wordt met andere woor-
den niet enkel opgewekt door groepsdynamische
processen, maar ook door de manier waarop
de oordelen worden bekomen. Ook het tijd-
stip waarop een survey wordt afgenomen kan
de resultaten beınvloeden. Figuur 9 toont de
invloed van een aantal significante gebeurtenis-
sen in 2003 op de tevredenheid met het te-
werkstellingsbeleid alsook op het aantal Belgen
dat verwacht dat de werkloosheid in Belgie zal
dalen in de komende 12 maanden. Op woens-
dag 1 oktober (week 40) kondigt Ford Genk
22 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Figuur 10 — Vertrouwen in de NMBS in de eerste helft van
2002
Bron: WADO 2002 (interviews)
massa ontslagen aan. Op 23 oktober (week 43)
kondigt de NMBS ontslagen aan. En rond de
Kerst (week 51) kondigt DHL Zaventem de cre-
atie van 20.000 banen aan. De weerslag van
deze gebeurtenissen is duidelijk zichtbaar in de
opgetekende data. Ook op het niveau van het
vertrouwen van een specifieke overheidsdienst
hebben gebeurtenissen merkbare invloed. Zie
voor een voorbeeld Figuur 10, waarin het ver-
trouwen in de NMBS tussen week 12—30 van
2002 staan. De figuur toont een eerste daling
en herstel van het vertrouwen in de NMBS in
week 19-21 van 2002, wanneer deze instelling
werd geconfronteerd met problemen gerelateerd
aan het benoemen van een nieuwe topman. De
tweede daling komt er nadat ongenoegen was
ontstaan over de wettelijkheid van de nieuwe be-
noeming.
Visie — Gebruikersbevragingen zijn in hun
huidige vorm te beperkt om alle factoren te
dekken die te maken hebben met het opsporen
van redenen van ontevredenheid en wantrouwen.
Het organiseren van tevredenheidsmetingen bij
burgers kan twee doelstellingen dienen:
(a) het beschikken over een rapporteringin-
strument (naar de sturende overheid,
het management, de politieke verantwo-
ordelijken, de maatschappij)
(b) het opsporen van tekortkomingen en het
sturen van veranderingen.
Indien de eerste doelstelling de belangrijkste is,
dan is de huidige vorm van gebruikersbevraging
omslachtig, duur en bovendien inadequaat. Een
doelgerichter instrument is aangewezen, en de
ontwikkeling van de vertrouwensbarometer dient
te worden versneld3. Die barometer moet die-
nen als een early warning systeem op verschil-
lende niveaus. De huidige tevredenheids- en
vertrouwensmetingen kunnen niet worden ge-
bruikt om de effecten van nieuw beleid of van
administratieve hervormingen te meten. De re-
sultaten van deze Vlaamse vertrouwensbarome-
ter, afgenomen bij gebruikers en niet-gebruikers,
kunnen worden gelegd naast de gebruikersbevra-
gingen van de Vlaamse overheidsdiensten en in-
stellingen.
Voorstel — Er is een instrument nodig dat
op regelmatige tijdstippen (bv. wekelijks) het
niveau van vertrouwen en de tevredenheid met
overheidsinstellingen en de belangrijkste beleids-
velden meet. Dit instrument moet eenmalig
worden opgesteld en daarna onveranderd blij-
ven. Alleen een dergelijk gestandaardiseerd in-
strument kan de effecten van beleidsinterventies
op de tevredenheid en het vertrouwen van de
burger op een betrouwbare en effectieve manier
peilen.3Beleidsbrief Ambtenarenzaken, 2002
Instituut voor de Overheid c© 2004 23
4. Samenwerking bij het organiseren van burger-
bevragingen
Feit — De tweejaarlijkse Canadese “Citizens
First” surveys peilen naar de houding van bur-
gers ten aanzien van de overheidsdiensten. Aan-
vankelijk was dit een initiatief van Treasury
Board Secretariat of Canada, Canada Post en
de regionale overheden van Ontario, Manitoba,
New Brunswick en Newfoundland. De onder-
steuning en financiering van het initiatief werd
geleidelijk aan uitgebreid, en de projectsponsors
omvatten nu naast een reeks departementen van
de centrale overheid ook alle provincies en zelfs
een aantal steden.
Visie — Veel burgers differentieren niet tussen
overheidsdiensten in de complexe Belgische
overheidsstructuur. Dieper inzicht in de per-
cepties van de burger en de maatschappelijke
verschuivingen gaat alle overheidsniveaus, van
lokaal tot federaal aan. Omwille van de fi-
nanciele winst, de verhoogde analysecapaciteit,
en het tegengaan van enquete-moeheid bij de
burger, is een multi-level multi-actor samen-
werking in het meten van de perceptie van
de burger aangeraden. Vertrouwensmetingen
kunnen worden georganiseerd door het mini-
sterie van de Vlaamse Gemeenschap in samen-
werking met andere overheden zodat een brede
waaier van relevante administraties, diensten,
beleidsvelden op regelmatige basis kan worden
bevraagd.
Voorstel — De Vlaamse overheid dient te over-
wegen de huidige burgerbevragingen te opti-
maliseren door het aantal betrokken overheids-
niveaus en -instellingen (multi-level multi-actor)
te verhogen.
Figuur 11 — Ontevredenheid met de werking van de
overheidsdiensten, wantrouwen van de overheid, en
mediagebruik (kranten, radio en televisie)
Bron: WADO 2002 (interviews)
— Naar communicatie
1. De keuze van communicatiekanalen van de
Vlaamse overheid
Feit — De mate van ontevredenheid met de
dienstverlening van de overheid en het vertrou-
wen in de overheid hangt sterk samen met me-
diagebruik (zie Figuur 11). Het aandeel ontevre-
denen en wantrouwenden is beduidend hoger bij
lezers van het Belang van Limburg en het Laat-
ste Nieuws, bij VTM kijkers en Radio 2 luis-
teraars. Een derde van de groep ontevredenen
en wantrouwenden geeft aan geen enkele infor-
matiebron te vertrouwen. De meest vertrouwde
informatiebronnen zijn in volgorde van belang-
rijkheid tv, radio en krant, waarbij tv door bijna
de helft wordt aangeduid als meest betrouwbaar.
Vooral kranten worden aanzienlijk minder ver-
trouwd door de groep negatief gestemden (on-
tevredenen en wantrouwenden) dan door de an-
dere groepen.
24 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Visie — Het is geweten dat de ambtenaar in
tv-fictie zelden als een held wordt afgebeeld,
noch als een lichtend voorbeeld. De slechte
werking van de administratie wordt in de me-
dia ook vaak geıllustreerd aan de hand van indi-
viduele gevallen of horror stories. Het is echter
onmogelijk om uit te maken of bepaalde me-
dia leiden tot een negatievere evaluatie van de
overheid. Maar het is duidelijk dat als de doel-
groepen die men wil bereiken de ontevredenen
en/of wantrouwenden zijn, dat met name de
VTM, Radio 2 en Het Laatste Nieuws als com-
municatiekanalen de voorkeur verdienen. Daar-
bij moet voorop worden gesteld dat de televisie
het meest wordt vertrouwd door de ontevrede-
nen en wantrouwenden.
Voorstel — De hervormingen van de Vlaamse
overheid en de prestaties van haar ambtenaren
worden best aan de specifieke doelgroep van
negatief gestemden gecommuniceerd op de
kanalen die door deze groep het meest worden
gebruikt (met name VTM, Radio 2 en Het Laat-
ste Nieuws).
2. De openbaarheid van burger- en gebruikersbe-
vragingen
Feit — Er bestaat bij de Vlaamse overheid soms
terughoudendheid om slechte resultaten van ge-
bruikersbevragingen openbaar te maken.
Visie — Een bevraging schept verwachtingen
bij de gebruikers. Het spreekt voor zich dat
openbaarheid een basisvereiste is. Volledige
openbaarheid houdt een verplichting in ten
aanzien van de bevraagden, en kan in die zin een
stimulans betekenen om hervormingen daadwer-
kelijk door te voeren. Op die manier wordt de
meting niet het doel, maar hetgeen met de re-
sultaten wordt aangevangen. Het effect op de
publieke opinie van het bekendmaken van nega-
tieve resultaten kan getemperd worden wanneer
simultaan concrete voorstellen tot verbetering
worden voorgesteld.
Voorstel — De overheid kan door het bekend-
maken van de resultaten van bevragingen, ook
wanneer zij negatief zijn uitgevallen, een eerlijk
en integer imago opbouwen.
— Naar methode
1. Een gestandaardiseerd gebruikersbevragingsin-
strument
Feit — Er ontbreekt een algemene richtlijn over
de opmaak van gebruikersbevragingen, waar-
door er een wildgroei is aan systemen. Hierdoor
is benchmarking, zowel tussen diensten als in de
tijd, zo goed als onmogelijk.
Visie — Er dient dringend meer harmonisatie
tussen de verschillende bevragingen te komen.
Hierdoor wordt de mogelijkheid voor bench-
marking gewaarborgd, worden de diensten ont-
last van een deel van de controle- en voorberei-
dingsactiviteiten, en dalen de ontwikkelingskos-
ten omdat er niet in elk contract een post voor
de opmaak van het instrument moet worden
voorzien.
Voorstel — De Vlaamse overheid moet een
eigen gestandaardiseerd instrument voor gebrui-
kersbevragingen ontwikkelen door het definieren
van een template, minimumnormen en argumen-
tatiestramien dat dan door diensten die een ge-
bruikersbevraging willen uitvoeren dient te wor-
den overgenomen modulo aanpassingen voor
dienstspecifieke behoeften.
2. Kwaliteitscontrole van gebruikersbevragingen
Feit — Door de verhoogde populariteit van
Instituut voor de Overheid c© 2004 25
gebruikersbevragingen bestaat er een aanbod-
schaarste van partners, zodat het MVG een
zwakke onderhandelingspositie heeft. Tegelij-
kertijd is de nodige expertise om de kwaliteit van
het aanbod te beoordelen niet in alle afdelingen
van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
beschikbaar.
Visie — Voor de uitvoering van de tevreden-
heidsmetingen is het MVG afhankelijk van pri-
vate firma’s. Het is daarom wenselijk om in de
nodige ondersteuning te voorzien voor de me-
thodologische kwaliteitscontrole. De nodige ex-
pertise met betrekking tot data-analyse en ver-
werking moet daartoe worden aangeworven dan
wel gezocht worden bij de Vlaamse onderzoeks-
gemeenschap.
Voorstel — Er dient te worden overwogen
de methodologische kwaliteitscontrole op uitbe-
stede tevredenheidsonderzoeken te professiona-
liseren en te stroomlijnen.
3. Opdrijven van de ondersteuning voor gebruikers-
bevragingen
Feit — De aanvankelijke wil4 om in de
maatschappelijk meest relevante sectoren van
de Vlaamse overheid een gebruikersbevraging
operationeel te hebben tegen 1999 is niet
gehaald. Omwille van die reden zal het ook on-
mogelijk zijn om vast te stellen of de tevreden-
heidsgraad is gestegen tussen 1999 en 2002.
Visie — Er is een volgehouden inspanning
nodig om gebruikersbevragingen te stimuleren.
Dikwijls hangt het doen van een bevraging af
van enkele personen binnen een administratie.
Wanneer deze stimulerende personen of andere
vormen van druk en middelen wegvallen, wor-
den ook vaak geen gebruikersbevragingen meer4Strategisch Plan voor Vlaanderen, 1996
gedaan, getuige het voorbeeld van de aanvanke-
lijk succesvolle maar inmiddels gesneuvelde fede-
rale Kwaliteitsbarometer.
Voorstel — Een verdere opdrijving en onder-
steuning van gebruikersbevragingen in de dien-
sten en administraties van de Vlaamse overheid,
bijvoorbeeld door die bevragingen op te nemen
als onderdeel van een integrale kwaliteitsstrate-
gie, is noodzakelijk.
4. Archivering en ontsluiting van gebruikers- en
burgerbevragingen
Feit — Zowel productiviteit en prestaties als
tevredenheid worden door verschillende over-
heidsgeledingen gemeten. Er bestaat echter
geen gecoordineerd beleid inzake archivering van
data, wat er in gevallen toe leidt dat sommige
gegevens alleen met de grootste moeite kunnen
worden getraceerd. Een dergelijke archivering
gebeurt bij voorkeur op een manier die ervoor
zorgt dat alle gegevens ook voor burgers makke-
lijk toegankelijk zijn.
Visie — Er dient een geıntegreerde website
of databank te worden ontwikkeld waar de re-
sultaten van vertrouwens-, tevredenheids- en
prestatiemetingen kunnen worden geraadpleegd.
Een betere opslag en een gebruikervriendelijke
ontsluiting van het verzamelde surveymateri-
aal door het verbeteren van de bestaande ini-
tiatieven (Belgian Archives for the Social Sci-
ences en APS) is dringend nodig wil het in
het verleden met overheidsgeld verzamelde ma-
teriaal optimaal toegankelijk blijven. Het Ne-
derlandse Steinmetz archief, het Duitse Zen-
tralarchiv fur Empirische Sozialforschung en de
European Social Survey worden als voorbeelden
naar voren geschoven.
26 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
Voorstel — Er moet werk gemaakt worden
van:
(a) Een inventarisering van surveys afgenomen
in opdracht van of met betrekking op de
Vlaamse overheid: welke datasets bestaan
er, in welke formaten (SPSS, SAS, Excel,
Access, enz.), waar en hoe zijn ze raad-
pleegbaar.
(b) Een geıntegreerde dataset van de APS sur-
veys die nu reeds verschillende jaren wor-
den afgenomen dient breed beschikbaar te
worden gesteld aan de onderzoeksgemeen-
schap.
(c) De mogelijkheid van online consultatie van
codeboeken, vragenlijsten en source-books
aan de hand van zoekfuncties moet wor-
den ontwikkeld. Gedetailleerde fiche met
modaliteiten voor gebruik en bestelling van
het materiaal.
5. Postenquetes als betrouwbaar en goedkoop in-
strument
Feit — Postenquetes zijn veel goedkoper dan
surveys met interviewers: het gaat hier om een
factor vijf tot tien. De postenquetes zoals uit-
gevoerd door het Instituut voor de Overheid
(WADO) hebben een totale nonrespons die van
dezelfde orde van grootte is als die van (face-
to-face) interviews: tussen de dertig en veertig
procent. Zij bereiken bovendien dezelfde doel-
groep; d.w.z. dat op socio-demografische ken-
merken geen verschillen worden geconstateerd
tussen postenquete en interviews. De post-
survey kent minder item nonresponse, d.w.z.
weggelaten antwoorden bij (batterijen) vragen.
En de postsurvey kent een hogere spreiding van
antwoorden bij lange (eentonige) vragenbatte-
rijen, wat een aanwijzing is dat de kwaliteit van
de antwoorden hoger is dan bij de interviews.
Op attitudemetingen (i.e. metingen van “softe”
indicatoren als vertrouwen in de overheid) con-
stateren we dat de postsurvey leidt tot negatie-
vere evaluaties qua tevredenheid en vertrouwen
in alle onderdelen van de overheid.
Visie — Een belangrijke kritiek op de
postenquete luidt dat er nooit zekerheid kan
bestaan wie de enquete heeft ingevuld en wie
bij het invullen ‘geassisteerd’ werd door familie
of vrienden. Wat betreft geslacht en geboorte-
datum konden wij nagaan in hoeverre deze in
de teruggezonden enquetes verschilden van die
van geadresseerden. Afwijkingen werden gevon-
den in 3% van de gevallen. Wij constateerden
echter belangrijke interviewereffecten op items
in de face-to-face editie van de enquetes. In-
terviewereffecten in Belgische surveys werden
eerder ook door andere onderzoekers vastge-
steld. De betrouwbaarheid van het instrument
vormt, door de beperkingen die beide methodes
hebben, geen doorslaggevend argument om in-
terview boven postenquete te prefereren. Dan
blijven enkel overwegingen met betrekking tot
de doelpopulatie en de kostprijs over. Wat
betreft de doelpopulatie konden wij geen ver-
schillen ontdekken tussen de enquetes. Wan-
neer we dan in aanmerking nemen dat de meeste
meningen worden gevormd in samenspraak met
anderen, en ook belangrijke variabelen als par-
tijvoorkeur schriftelijk worden bepaald in het
stemhokje, dan lijkt het bijna onmogelijk om een
argument in stelling te brengen dat het gebruik
van de goedkope postenquete afwijst.
Voorstel — De postenquete lijkt een betrouw-
bare en betaalbare manier om een vertrouwens-
barometer te realiseren.
Executive summary
— Beleidsaanbevelingen naar perceptie
1. Administratieve hervormingen als gezamenlijk
project
Administratieve hervormingen moeten worden
uitgedragen als een gezamenlijk constructief
project van administratie en politiek. Politiek
leiderschap staat daarbij centraal. De volgende
lijnen moeten worden aangehouden:
(a) Kritiek vanwege politici op de administra-
tie moet op de eerste plaats tot verbeterin-
gen aanleiding geven en mag geen politieke
strategie op zich zijn
(b) In de overheidscommunicatie moet een
duidelijker onderscheid worden gemaakt
tussen administratie en beleidsvoorberei-
ding/uitvoering enerzijds, en politiek en
beleidsbepaling anderzijds.
2. Het politieke systeem als prioriteit in de her-
vormingen
Het verbeteren van de dienstverlening alleen
volstaat niet om het vertrouwen in de over-
heid te verhogen: een grote inspanning op het
politieke niveau is prioritair. Politici moeten
vertrouwenswekkende maatregelen nemen om
het imago van hun beroepsgroep te verbeteren.
3. Rekening houden met de economische conjunc-
tuur
Het gepeilde vertrouwen in de regering moet
worden geınterpreteerd rekening houdend met
de staat van de economie in het algemeen en
het consumentenvertrouwen in het bijzonder.
4. De zichtbaarheid van de hervormingen
De administratie moet niet alleen hervormen,
maar deze hervormingen moeten ook gezien
worden. Effectieve hervormingen, die ook door
de burger als zodanig als verbetering kun-
nen worden gepercipieerd, zijn hervormingen
die doorheen alle bestuurslagen worden doorge-
voerd.
— Beleidsaanbevelingen naar doelgroep
1. — De grondhouding van de burger tegenover de
overheid
Tevredenheid mag niet als een absoluut cij-
fer worden gezien (bv. x% is tevreden met
dienst A), maar moet steeds relatief worden
gezien: de houding tegenover dienst A is posi-
tiever/negatiever dan de houding ten opzichte
van de overheid. Een bevraging naar de houding
ten opzichte van de overheid als geheel dient
daarom een integraal deel te zijn van elke tevre-
denheidsbevraging.
2. Aandacht voor de negatief gestemden
De overheid kan de grootste resultaten behalen
door de groep van zgn. zwaar teleurgestelden
centraal te stellen in de hervormingsinitiatieven.
3. Focusgroepen van zwaar teleurgestelden
Het bestuderen van focusgroepen van ontevre-
27
28 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
den gebruikers kan helpen inzicht te ontwikke-
len in de gronden van de ontevredenheid. Bij de
opzet van gebruikersbevragingen dient met deze
mogelijkheid rekening te worden gehouden.
— Beleidsaanbevelingen naar hervormingen
1. De snelheid als prioritaire doelstelling
De overheid moet bij de hervormingen die be-
trekking hebben op haar dienstverlening prior-
iteit geven aan de snelheid, zonder dat dit ten
koste gaat van de kwaliteit van de dienstverle-
ning. De overheid moet de verwachtingen ten
aanzien van de snelheid van een dienst waar
nodig bijsturen, en de snelheid waar mogelijk
verhogen.
2. Privatisering
Voorstanders van de privatisering van sommige
overheidsdiensten drukken in feite een verkapt
tevredenheidsoordeel uit, en privatiseren op zich
zal daarom de tevredenheid met de overheids-
dienstverlening niet doen stijgen.
— Beleidsaanbevelingen naar monitoring
1. Benchmarken in functie van de aard van de
dienst
Bij het vaststellen van benchmarks van de
kwaliteit van overheidsdienstverlening moet
steeds rekening worden gehouden met de homo-
en heterogeniteit van de dienst, en met de posi-
tieve of negatieve waardering van het “product”
van de dienst.
2. Beleid als integraal onderdeel van gebruikersbe-
vragingen
Elke gebruikersbevraging dient een batterij vra-
gen rond het resultaat van het contact met
de dienst, de sympathie met de missie van de
dienst, vertrouwen in de overheid en tevreden-
heid met gerelateerde beleidsdomeinen te bevat-
ten omdat deze noodzakelijk zijn om predisposi-
ties ten opzichte van de overheid weg te filteren
uit het tevredenheidsoordeel.
3. Een Vlaamse vertrouwensbarometer
Er is een instrument nodig dat op regelmatige
tijdstippen (bv. wekelijks) het niveau van ver-
trouwen en de tevredenheid met overheidsinstel-
lingen en de belangrijkste beleidsvelden meet.
Dit instrument moet eenmalig worden opgesteld
en daarna onveranderd blijven. Alleen een
dergelijk gestandaardiseerd instrument kan de
effecten van beleidsinterventies op de tevreden-
heid en het vertrouwen van de burger op een
betrouwbare en effectieve manier peilen.
4. Samenwerking bij het organiseren van burger-
bevragingen
De Vlaamse overheid dient te overwegen de
huidige burgerbevragingen te optimaliseren door
het aantal betrokken overheidsniveaus en -
instellingen te verhogen.
— Beleidsaanbevelingen naar communicatie
1. De keuze van communicatiekanalen van de
Vlaamse overheid
De hervormingen van de Vlaamse overheid en de
prestaties van haar ambtenaren worden best aan
de specifieke doelgroep van negatief gestemden
gecommuniceerd op de kanalen die door deze
groep het meest worden gebruikt (met name
VTM, Radio 2 en Het Laatste Nieuws).
2. De openbaarheid van burger- en gebruikersbe-
vragingen
De overheid kan door het bekendmaken van
de resultaten van bevragingen, ook wanneer zij
Instituut voor de Overheid c© 2004 29
negatief zijn uitgevallen, een eerlijk en integer
imago opbouwen.
— Beleidsaanbevelingen naar methode
1. Een gestandaardiseerd gebruikersbevragingsin-
strument
De Vlaamse overheid moet een eigen gestan-
daardiseerd instrument voor gebruikersbevra-
gingen ontwikkelen door het definieren van een
template, minimumnormen en argumentatie-
stramien dat dan door diensten die een gebrui-
kersbevraging willen uitvoeren dient te worden
overgenomen modulo aanpassingen voor dienst-
specifieke behoeften.
2. Kwaliteitscontrole van gebruikersbevragingen
Er dient te worden overwogen de methodolo-
gische kwaliteitscontrole op uitbestede tevre-
denheidsonderzoeken te professionaliseren en te
stroomlijnen.
3. Opdrijven van de ondersteuning voor gebruikers-
bevragingen
Een verdere opdrijving en ondersteuning van ge-
bruikersbevragingen in de diensten en admini-
straties van de Vlaamse overheid, bijvoorbeeld
door die bevragingen op te nemen als onderdeel
van een integrale kwaliteitsstrategie, is noodza-
kelijk.
4. Systematisering en ontsluiting van gebruikers-
en burgerbevragingen
Er moet werk gemaakt worden van:
(a) Een inventarisering van surveys afgenomen
in opdracht van of met betrekking op de
Vlaamse overheid: welke datasets bestaan
er, in welke formaten (SPSS, SAS, Excel,
Access, enz.), waar en hoe zijn ze raad-
pleegbaar.
(b) Een geıntegreerde dataset van de APS sur-
veys die nu reeds verschillende jaren wor-
den afgenomen dient breed beschikbaar te
worden gesteld aan de onderzoeksgemeen-
schap.
(c) De mogelijkheid van online consultatie van
codeboeken, vragenlijsten en source-books
aan de hand van zoekfuncties moet wor-
den ontwikkeld. Gedetailleerde fiche met
modaliteiten voor gebruik en bestelling van
het materiaal.
5. Postenquetes als betrouwbaar en goedkoop in-
strument
De postenquete lijkt een betrouwbare en betaal-
bare manier om een vertrouwensbarometer te re-
aliseren.
Bibliografie
Bouckaert, G. & Van de Walle, S. (2003). Compar-
ing measures of citizen trust and user satisfac-
tion as indicators of ’good governance’: Difficul-
ties in linking trust and satisfaction indicators.
International Review of Administrative Sciences
69(3): 329-344.
Bouckaert, G. & Van de Walle, S. (2003). Quality
of public service delivery and trust in govern-
ment. In: Salminen, A. (Ed.). Governing Net-
works. Amsterdam: IOS Press, pp. 299-318.
Kampen, J. K., B. Maddens & J. Vermunt (2003).
Trust and satisfaction: a case study of the micro
performance hypothesis. In: A. Salminen (Ed.).
Governing networks. Amsterdam: IOS Press.
Kampen, J. K. & Van de Walle, S. (Under review).
On the relationship of political change, politi-
cal trust and consumer confidence in Belgium
(1984—2003). Political Psychology.
Kampen, J. K. & S. van de Walle (Under review).
Benchmarking customer satisfaction and trust
in government: The impact of survey methodol-
ogy and timing. Journal of the Royal Statistical
Society A.
Kampen, J. K. & Swyngedouw, M. (2000). The or-
dinal controversy revisited. Quality & Quantity
34: 87-102.
Kampen, J. K., S. Van de Walle, B. Maddens
& G. Bouckaert, Intra and extra governmen-
tal determinants of trust in government. Pa-
per presented at the European Group for Public
Administration (EGPA) Congress, Berlin, Ger-
many, 2002
Kampen, J. K. & S. Van de Walle (2003). Het ver-
trouwen van de Vlaming in de overheid opges-
plitst naar dimensies en indicatoren, Vlaanderen
Gepeild 2003: 177-197.
Kampen, J. K. & G. Molenberghs (2002). Ver-
trouwen in de regering en tevredenheid met het
gevoerde beleid. In: Swyngedouw, M. & J. Bil-
liet (Eds.). De kiezer heeft zo zijn motieven.
Leuven: ACCO.
Kampen, J. K., G. Molenberghs & J. Billiet, Con-
stituents of trust in government in Flanders
(1995-1999): an exploration. Paper presented
at the European Group for Public Administra-
tion (EGPA) Congress, Vaasa, Finland, 2001
Kampen, J. K., Van de Walle, S. & Bouckaert, G.
(2003). On the Relative Role of the Public Ad-
ministration, the Public Services and the Po-
litical Institutions in Building Trust in Govern-
ment in Flanders. Paper prepared for ASPA’s
64th National conference “The Power of Public
Service”, Washington D.C., March 15-18, 2003.
Session 237: The Power to Create Trust: The
Impact of Public Sector Reforms on Citizens 25.
Van de Walle, S. (2004). Context-specific images
of the archetypical bureaucrat: persistence and
31
32 Beleidsaanbevelingen Project Burgergericht Besturen: Kwaliteit en vertrouwen in de overheid
diffusion of the bureaucracy stereotype. Public
Voices 7(1): 3-12.
Van de Walle, S., J. K. Kampen & G. Bouckaert
(2003). Deep impact for high impact agencies?
Assessing the role of bureaucratic encounters in
Evaluations of government. Paper presented at
the EGPA annual conference, Oeiras, Portugal.
Van de Walle, S. & Bouckaert, G. (2003). Public
service performance and trust in government:
the problem of causality. International Journal
of Public Administration 26(8-9): 891-913.
Van de Walle S., G. Bouckaert, J. K. Kampen
(2001). Klantenmanagement: gebruikersbevra-
gingen bij de overheid. Nieuwsbrief Overheids-
management 30: 25-29.
Van de Walle, S., J. K. Kampen & G. Bouckaert
(2001). Gebruikersbevragingen bij de overheid,
Newsletter Quality 78: 10-12.
Van de Walle & J. K. Kampen (2004). Maatschap-
pelijke stemmingen als determinant van consu-
mentenvertrouwen en politiek vertrouwen. Tijd-
schrift voor economie en management (Te ver-
schijnen).
Van de Walle, S. & Kampen, J. K. (2003). De
kloof met de burger: crisis of creatie? Terzake
10: 8-10.
Van de Walle, S. & Kampen, J. K. (2003)
Ambtenaren zijn lui! Een poging tot verkla-
ring van stereotype beelden over ambtenaren en
overheidsdiensten, Burger, Bestuur en Beleid 0:
23-38.
Van de Walle, S., Kampen, J. K. & Bouckaert, G.
(2004). Deep impact for high impact agencies?
Assessing the role of bureaucratic encounters in
evaluations of government. Public Performance
and Management Review. (Te verschijnen.)
Van de Walle, S. & J. K. Kampen (2002). Over de
zin en onzin van klantentevredenheidsmetingen
bij de overheid, Tijdschrift voor Politiek, Beleid
en Maatschappij 3: 146-155.