Upload
others
View
7
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Brandweerstatistiek2013
Uitgave 2014
CBS_B5_Cover_Brandweerstatistiek.indd Alle pagina's 20-10-14 11:07
2013Brandweerstatistiek
Colofon
UitgeverCentraal Bureau voor de StatistiekHenri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haagwww.cbs.nl
Prepress: Textcetera, Den Haag en Grafimedia, Den HaagOntwerp: Edenspiekermann
InlichtingenTel. 088 570 70 70, fax 070 337 59 94Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice
[email protected] 045 570 62 68ISBN 978-90-357-1989-7ISSN 2351-9959
© Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2014.Verveelvoudigen is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld.
05083 201401 W-35
Verklaring van tekens
. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
– Nihil
– (Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2013–2014 2013 tot en met 2014
2013/2014 Het gemiddelde over de jaren 2013 tot en met 2014
2013/’14 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2013
en eindigend in 2014
2011/’12–2013/’14 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2011/’12 tot en met 2013/’14
In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven
totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.
Inhoud
Samenvatting 5
Inleiding 6
1. Meldingen 7
1.1 Meldingen 9
1.2 Loos alarm 10
2. Branden 13
2.1 Aard van de brand 15
2.2 Uitruktijden, rijtijden en opkomsttijden 16
2.3 Objecten en oorzaken van buiten- en binnenbranden 19
2.4 Objecten en oorzaken van buitenbranden 20
2.5 Slachtoffers en reddingen bij brand 21
2.6 Branden in woningen 22
3. Hulpverleningen 25
3.1 Aard van de hulpverlening 28
3.2 Slachtoffers, reddingen en eerste hulp 31
4. Personeel van de brandweer 33
4.1 Personeel, werkzaam in een repressieve brandweerfunctie 35
4.2 Overig personeel van de brandweer 37
5. Uitgaven aan de brandweer 38
5.1 Uitgaven van de veiligheidsregio’s 40
5.2 Uitgaven per inwoner per veiligheidsregio 40
Bijlagen 42
A. Statistische bijlage 42
B. Bronnen en methoden 74
Begrippen 78
Medewerkers 81
Inhoud 3
Samenvatting
In 2013 kwamen in totaal 139 duizend brandmeldingen of verzoeken om hulp-
verlening bij de brandweer binnen, 2 procent minder dan in het voorgaande jaar.
Dit komt overeen met 8,3 meldingen per duizend inwoners. Van de brand- en
hulpverleningsmeldingen was 36 procent loos alarm en daarmee was het aan deel
loze meldingen lager dan voorgaande jaren. Het aantal brandmeldingen daalde,
terwijl het aantal meldingen om hulpverleningen juist steeg.
Er werden meer branden (ruim 36 duizend) bestreden dan in 2012. Het aantal
buitenbranden nam daarbij af, maar het aantal binnenbranden nam juist toe.
Met 9 minuten en 38,5 seconden was de brandweer nagenoeg even snel bij de
branden als in 2012. Wel werd zij met meer doden geconfronteerd dan in de jaren
ervoor.
In 2013 heeft de brandweer ruim 49 duizend terechte verzoeken om hulpverlening
ontvangen, een stijging van meer dan 6 duizend ten opzichte van 2012. De belang-
rijkste oorzaak van deze stijging zijn de twee zware stormen die over Nederland
hebben geraasd aan het eind van 2013. Het bevrijden of redden van mensen en
het bestrijden van wateroverlast en stormschade besloeg ongeveer een derde van
de hulpverleningsactiviteiten, waarvan de werkzaamheden bij het CBS bekend
waren.
Bij de brandweer werkten per 1 januari 2014 bijna 30 duizend mensen. Ruim
25 duizend hadden een repressieve (brandbestrijdende) functie. Daarvan was
80 procent vrijwilliger. Het aantal vrouwelijke brandbestrijders vormde 5 procent
van het totaal.
Voor 2013 hebben de Nederlandse gemeenten 1 113 miljoen euro begroot voor
de financiering van de brandweer. Dat is gemiddeld 66 euro per inwoner. De
veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geeft in absolute zin het meest uit aan
de brandweer, terwijl de inwoners van Amsterdam-Amstelland het meeste per
persoon uitgeven.
Samenvatting 5
Inleiding
De brandweer speelt een belangrijke rol bij de zorg voor veiligheid met
als belangrijkste taak het blussen van branden, maar ook het verlenen van
(technische) hulp, bijvoorbeeld bij verkeersongelukken en rampen.
De brandweer had tot kort geleden in heel Nederland een gemeentelijke taak
en iedere gemeente had een eigen gemeentelijke brandweer. Per 1 januari
2014 zijn alle brandweertaken overgedragen aan de 25 veiligheidsregio’s in
Nederland. Deze gemeenschappelijke regeling tussen gemeenten in die regio
regelt de samenwerking ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg,
rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverleningsorganisatie en
handhaving van de openbare orde en veiligheid.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) beschikt over brand(weer)gegevens
vanaf het jaar 1933. Deze informatie over de brandweer verschaft inzicht in de
rol die zij speelt in de samenleving. Dat is belangrijk voor het brandweerveld zelf,
maar zeker ook voor bestuur, beleid en wetenschap die met brandweerzorg te
maken hebben.
In deze publicatie worden gegevens over de brandweer betreffende het jaar 2013
weergegeven. Daarbij geldt dat de cijfers over 2013 voorlopig zijn en de cijfers
over 2012 definitief gemaakt zijn. Het responspercentage in 2013 lag op 92 pro-
cent, iets lager dan de 94 procent in 2012. Uitleg over bronnen en methoden
worden vanaf deze editie behandeld in bijlage B in plaats van, zoals in voorgaande
edities, in de hoofdstukken zelf.
Hoofdstuk 1 gaat in op de brandmeldingen en meldingen voor hulpverlening
die bij de brandweer zijn binnengekomen, inclusief loos alarm. Hoofdstuk 2 gaat
dieper in op achtergronden van de branden die de brandweer heeft moeten
bestrijden. Hoofdstuk 3 behandelt de achtergronden van de hulpverlenings-
activiteiten. De personele bezetting van de brandweer komt in hoofdstuk 4 aan de
orde en ten slotte worden in hoofdstuk 5 de uitgaven van de veiligheidsregio’s aan
brandweer en rampenbestrijding beschreven.
Deze publicatie is gratis te downloaden in pdf-formaat via de CBS-website
(www.cbs.nl). De cijfers over de beschreven onderwerpen zijn kosteloos te
raadplegen via Statline, de elektronische databank van het CBS op www.cbs.nl.
In veel gevallen kan het CBS op aanvraag ook meer gedetailleerde informatie
verschaffen. Inlichtingen hierover zijn te verkrijgen bij de infoservice van het CBS
(e-mail: [email protected] of telefoon: 088 570 70 70).
6 Brandweerstatistiek 2013
Meldingen 1.
In 2013 kwamen in totaal 139 duizend brandmeldingen of verzoeken om
hulpverlening bij de brandweer binnen, 2 procent minder dan in het voor-
gaande jaar. Dit komt overeen met 8,3 meldingen per duizend inwoners. Van
de brand- en hulpverleningsmeldingen was 36 procent loos alarm en daarmee
was het aandeel loze meldingen lager dan voorgaande jaren. Het aantal brand-
meldingen daalde, terwijl het aantal meldingen om hulpverleningen juist steeg.
In 2013 zijn bij de brandweer 139 duizend meldingen binnengekomen: 87 duizend
brandmeldingen en 52 duizend verzoeken om hulpverlening. Het totale aantal
meldingen is met 2 procent gedaald ten opzichte van 2012. Dit komt hoofdzakelijk
door de daling van het aantal brandmeldingen (9 procent). Het aantal verzoeken
om hulpverlening steeg juist. Dit was 12 procent meer dan in het voorgaand jaar
(zie grafiek 1.0.1).
Net zoals voorgaande jaren ging het ook in 2013 bij een groot deel van de
meldingen om loos alarm. In totaal ontving de brandweer ruim 53 duizend loze
meldingen, waarvan het merendeel uit loze brandmeldingen bestond. Loos alarm
maakte daarmee 37 procent uit van het totale aantal meldingen (zie tabel 1.1 in
bijlage A).
Bij de brandmeldingen was 58 procent loos alarm en bij de hulpverleningen was
dit 5 procent (zie tabel 1.3 en 1.4 in bijlage A).
1.0.1 Meldingen naar type1)
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.1 in bijlage A.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
'13*'12'11’10’09’08’07’06’05’04’03’02’01’00’99’98’97’96’95’94’93’92’91’90
x 1 000
Branden (excl. loos alarm) Hulpverleningen (excl. loos alarm) Loos alarm
8 Brandweerstatistiek 2013
1.1 Meldingen
In 2013 kwamen in totaal 138,9 duizend brandmeldingen of verzoeken om
hulpverlening bij de brandweer binnen. Dit komt overeen met 8,3 meldingen per
duizend inwoners. De provincie Zuid-Holland had relatief de meeste meldingen
(11,3 per duizend inwoners), de provincie Groningen het minst met 5,6 per
duizend inwoners (zie tabel 1.2 in bijlage A).
Van het totaal aantal meldingen in 2013 hadden er 86,7 duizend betrekking op
brand. Van deze brandmeldingen was 58 procent een loze melding. Het aantal
brandmeldingen is met 9 procent gedaald ten opzichte van 2012. Dit komt
voor namelijk door de afname van het aantal loze alarmingen van 59,8 naar
50,6 duizend. Ook het aantal buitenbranden en (middel) grote binnenbranden nam
af. Alleen het aantal kleine binnenbranden nam toe (zie tabel 1.3 in bijlage A).
Geen loos alarm: kleine binnenbrand
1.1.1 Brandmeldingen naar type en aard, 2013*1)
Loos alarm Geen loos alarm: (middel)grote binnenbrand
22,3%
15,5%
1,8%2,0%
41,6%
Geen loos alarm
Geen loos alarm: schoorsteenbrand
Geen loos alarm: buitenbrand
58,4%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.3 in bijlage A.
Het aantal hulpverleningsmeldingen steeg, van 46,5 duizend in 2012 tot
52,2 duizend in 2013. Van de binnengekomen meldingen bestond ruim 5 procent
uit loos alarm. Ruim 54 procent van de terechte meldingen voor hulpverlening had
betrekking op werkzaamheden in of aan gebouwen en ruim 40 procent daarbuiten
(zie grafiek 1.1.2).
8 Brandweerstatistiek 2013 Meldingen 9
Geen loos alarm: gebouwen
1.1.2 Brandmeldingen naar type en aard, 2013*1)
Geen loos alarm Geen loos alarm: geen gebouwen
40,3%
54,4%
94,6%
Loos alarm
5,4%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.4 in bijlage A.
1.2 Loos alarm
Van de 139 duizend brand- en hulpverleningsmeldingen in 2013 waren er ruim
53 duizend een loos alarm (37 procent). Dit was minder dan in voorgaande
jaren. De daling betrof zowel de brand- als de hulpverleningsmeldingen (zie
grafiek 1.2.1). Bij brandmeldingen in 2013 was 58 procent loos alarm; bij
hulpverlenings meldingen steeg dit 5 procent (zie tabel 1.3 en 1.5 in bijlage A).
Tussen 16:00–18:00 uur komen op een dag de meeste loze brandmeldingen binnen
Cc10 Brandweerstatistiek 2013 Meldingen 11
1.2.1 Loos alarm bij branden en hulpverleningen1)
0
10
20
30
40
50
60
’13*’12’11’10’09’08’07’06’05’04’03’02’01’00’99’98’97’96’95’94’93’92’91’90
x 1 000
Hulpverleningsmeldingen
Brandmeldingen overig
Brandmeldingen via brandmeldinstallatie
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.7 in bijlage A.
Ook in 2013 lag de piek qua aantal loze brandmeldingen rond het middaguur
en tussen 16:00 uur en 18:00 uur. Tussen 4 en 6 uur ’s nachts is het aantal
brandmeldingen het laagst (zie grafiek 1.2.2).
Van de ruim 50 duizend loze brandmeldingen in 2013 kwamen er bijna 42 duizend
binnen via een brandmeldinstallatie (BMI), 15 procent minder dan in 2012.
Loos alarm via een BMI kan worden veroorzaakt door werkzaamheden of door een
storing in de apparatuur, maar meestal ligt de oorzaak elders (zie grafiek 1.2.3).
Ook de brandmeldingen die via een andere manier bekend werden, daalden van
10 duizend meldingen in 2012 naar ruim 8,5 duizend in 2013 (zie tabel 1.6 in
bijlage A).
De meeste loze meldingen via een BMI kwamen uit de gezondheidszorg en woon-
gebouwen. Er kwamen 6,4 duizend loze meldingen uit de gezondheidszorg,
meestal uit verpleeghuizen. Woongebouwen, en dan meestal verzorgingshuizen,
zorgden voor 5,8 duizend loze meldingen via een BMI.
Geen loos alarm: gebouwen
1.1.2 Brandmeldingen naar type en aard, 2013*1)
Geen loos alarm Geen loos alarm: geen gebouwen
40,3%
54,4%
94,6%
Loos alarm
5,4%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.4 in bijlage A.
1.2 Loos alarm
Van de 139 duizend brand- en hulpverleningsmeldingen in 2013 waren er ruim
53 duizend een loos alarm (37 procent). Dit was minder dan in voorgaande
jaren. De daling betrof zowel de brand- als de hulpverleningsmeldingen (zie
grafiek 1.2.1). Bij brandmeldingen in 2013 was 58 procent loos alarm; bij
hulpverlenings meldingen steeg dit 5 procent (zie tabel 1.3 en 1.5 in bijlage A).
Tussen 16:00–18:00 uur komen op een dag de meeste loze brandmeldingen binnen
Cc10 Brandweerstatistiek 2013 Meldingen 11
1.2.2 Loos alarm bij brandmeldingen naar tijdstip van de melding1)
0
500
1 000
1 500
2 000
2 500
3 000
3 500
4 000
22:00-23:00
20:00-21:00
18:00-19:00
16:00-17:00
14:00-15:00
12:00-13:00
10:00-11:00
08:00-09:00
06:00-07:00
04:00-05:00
02:00-03:00
00:00-01:00
Gemiddelde 1995–2012 2013*1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.5 in bijlage A.
Voor alle soorten gebouwen gold dat de meeste meldingen een andere oorzaak
hadden dan werkzaamheden of storingen in apparatuur. De brandmelder ging
dan bijvoorbeeld af door douchen, koken of roken. In ziekenhuizen, kantoor- en
bijeenkomst gebouwen ging de BMI ook vaak af als gevolg van werkzaamheden en
storing in apparatuur (zie tabel 1.8 in bijlage A).
Loos alarm door andere oorzaak
1.2.3 Brandmeldingen via brandmeldinstallaties naar oorzaak, 2013*1)
Loos alarm door storing apparatuur
79,5%
9,4%
Loos alarm door werkzaamheden11,1%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 1.8 in bijlage A.
12 Brandweerstatistiek 2013
Branden 2.
In 2013 werden iets meer branden (ruim 36 duizend) bestreden dan in 2012.
Het aantal buitenbranden nam af, maar het aantal binnenbranden nam juist toe.
Met 9 minuten en 38,5 seconden was de brandweer nagenoeg even snel bij de
branden als in 2012. Wel vielen er meer doden dan de jaren ervoor.
In 2013 zijn meer dan 36 duizend branden geregistreerd, iets meer dan in 2012.
Dit komt vooral door een afname van het aantal buitenbranden en grote branden.
Alleen het aantal kleine binnenbranden nam toe.
De opkomsttijd van de brandweer is in 2013 ongeveer gelijk gebleven aan de jaren
ervoor. De tijd tussen melding en alarmering en de tijd tussen alarmering en uitruk
nam af, terwijl de rijtijd juist toenam.
Bij de branden vielen 92 dodelijke slachtoffers. Daarmee ligt het dodental hoger
dan in de periode 2009 t/m 2012. Verder was er sprake van bijna 700 gewonden
en werden ongeveer 500 personen bij een brand gered, waarvan viervijfde door
de brandweer.
2.0.1 Branden: totaal, binnen-, buiten- en woningbranden1)
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.1, 2.7, 2.8 en 2.10 in bijlage A.
0
10
20
30
40
50
60
2013*20122011201020092008200720062005
x 1 000
Woningbranden Binnenbranden Buitenbranden Branden totaal
14 Brandweerstatistiek 2013
2.1 Aard van de brand
In 2013 zijn 36,1 duizend branden uitgebroken. Het ging hierbij om 19,3 duizend
buitenbranden, 13,4 duizend kleine en 1,6 duizend grote binnenbranden.
Het aantal schoorsteenbranden was 1,7 duizend (zie tabel 2.1 in bijlage A).
Het aantal branden in 2013 steeg licht met 0,7 procent. Dit kwam vooral door
een stijging van het aantal kleine binnenbranden van 12,6 duizend in 2012 naar
13,4 duizend in 2013. Daarentegen daalde het aantal grote binnenbranden met
zo’n 200 stuks en het aantal buitenbranden met bijna 400. De buitenbranden laten
al langere tijd een dalende trend zien. Mogelijk dat preventieve maatregelen, zoals
rond Oud en Nieuw, hieraan een positieve bijdrage blijven leveren. Het aantal
schoorsteenbranden bleef nagenoeg gelijk.
De meeste branden vonden plaats in de provincie Zuid-Holland; in de provincies
Zeeland en Flevoland het minste.
Het totaal aantal branden in 2013 kwam overeen met 215 per 100 duizend
inwoners. Zuid-Holland telde met 290 per 100 duizend inwoners relatief veel
branden; de provincie Overijssel met 150 branden en de provincie Utrecht met
155 branden telden er juist weinig (zie grafiek 2.1.1).
Relatief veel buitenbranden vonden plaats in Flevoland met 151 per 100 duizend
inwoners. De provincies Overijssel en Utrecht hadden relatief weinig buitenbranden
(beiden minder dan 100 per 100 duizend inwoners).
Met bijna 151 per 100 duizend inwoners kwamen, net zoals in voorgaande jaren,
relatief veel binnenbranden voor in Zuid-Holland. Dit kwam voornamelijk door
het hoge aandeel kleine binnenbranden. Met 6 per 100 duizend inwoners was
het relatieve aantal grote binnenbranden in Zuid-Holland juist een van de laagste.
Alleen Flevoland was lager.
Het aantal schoorsteenbranden liep uiteen van 5 per 100 duizend inwoners in
Zuid-Holland tot 17 in Drenthe.
36 100 branden in Nederland
Bb
14 Brandweerstatistiek 2013 Branden 15
2.1.1 Branden per provincie, absoluut en per 100 duizend inwoners, 2013*1)
Absoluut
Minder dan 1 000
1 000 tot 2 000
2 000 tot 3 000
Meer dan 3 000
Per 100 duizend inwoners
Minder dan 175
175 tot 200
200 tot 250
Meer dan 250
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.1 en 2.2 in bijlage A.
2.2 Uitruktijden, rijtijden en opkomsttijden
De uitruktijd is in 2013 ten opzichte van 2012 licht gedaald. De gemiddelde
uitruktijd ging van 4,1 minuten in 2012 naar 4 minuten in 2013. Vooral de tijd
tussen alarmering en uitruk verbeterde. De rijtijd daarentegen nam wel iets toe
van 5,5 minuten in 2012 naar 5,6 minuten in 2013. De totale opkomsttijd bleef
gelijk op 9,6 minuten (zie grafiek 2.2.1).
16 Brandweerstatistiek 2013
2.2.1 Gemiddelde opkomsttijd bij brand1)
0
2
4
6
8
10
12
2013*20122011201020092008200720062005
Gemiddelde (minuten)
Rijtijd Tijd tussen melding en alarmeringTijd tussen alarmering en uitruk1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.3 in bijlage A.
In 2013 was bij 57 procent van de branden de uitruktijd korter dan vier minuten,
dat is meer dan het voorgaande jaar. Tussen de provincies zijn zeer grote
verschillen zichtbaar in de uitruktijd. In Zuid-Holland was dit in 78 procent van de
gevallen korter dan 4 minuten. In Flevoland, Noord-Holland en Limburg was dit
het geval bij meer dan 50 procent van de branden, terwijl de provincie Drenthe
en Zeeland de laagste percentages hebben. Dit kan te maken hebben met de
verhouding tussen vrijwillgers en beroepskrachten in een korps. De al aanwezige
beroepskrachten kunnen voor een kortere uitruktijd zorgen op het moment van
alarmering (zie grafiek 2.2.2).
In tegenstelling tot de uitruktijd is in 2013 de rijtijd iets toegenomen (zie
grafiek 2.2.3). In 2012 was bij 38 procent van de branden sprake van een rijtijd
van meer dan zes minuten, in 2013 was dat bijna 49 procent. In 42 procent van de
branden lag de aanrijtijd tussen de 7 á 8 minuten. Het percentage branden waarbij
de rijtijd meer dan 10 minuten bedroeg daalde wel van 4,7 procent in 2012 naar
3,8 procent in 2013 (zie tabel 2.5 in bijlage A).
16 Brandweerstatistiek 2013 Branden 17
2.2.2 Branden naar uitruktijd, per provincie, 2013*1)
0
20
40
60
80
100
6 minutenof meer
minder dan6 minuten
minder dan3 minuten
minder dan2 minuten
%
Langzaamste provincie Gemiddelde Nederland Snelste provincie1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.4 in bijlage A.
2.2.3 Branden naar rijtijd per provincie, 2013*1)
0
20
40
60
80
100
10 minuten of meer
minder dan 10 minuten
minder dan 8 minuten
minder dan 6 minuten
minder dan 4 minuten
%
Langzaamste provincie Gemiddelde Nederland Snelste provincie1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.5 in bijlage A.
18 Brandweerstatistiek 2013
Bij bijna 25 procent van de branden is een opkomsttijd van minder dan acht
minuten gerealiseerd (zie grafiek 2.2.4). Deze tijd werd bij 44 procent van de
woningbranden gehaald (zie tabel 2.11 in bijlage A). De gemiddelde opkomsttijd
bij alle branden was in 2013 net zoals het voorafgaande jaar 9,6 minuten.
Per provincie zijn er duidelijke verschillen in de opkomsttijd. De brandweerlieden
in Noord-Holland en Limburg waren in respectivelijk 43 en 37 procent van de
branden korter dan acht minuten. In Drenthe, Overijssel en Zuid-Holland lagen
deze percentages tussen de 10 en 20 procent (zie tabel 2.6 in bijlage A).
2.2.4 Branden naar opkomsttijd per provincie, 2013*1)
0
20
40
60
80
100
15 minuten of meer
minder dan 15 minuten
minder dan 9 minuten
minder dan 7 minuten
minder dan 5 minuten
%
Langzaamste provincie Gemiddelde Nederland Snelste provincie1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.6 in bijlage A.
2.3 Objecten en oorzaken van buiten- en binnenbranden
In 2013 vonden 15 duizend binnenbranden plaats, een stijging ten opzichte
van 2012. Van alle binnenbranden in 2013 met een bij het CBS bekend gebouw type
vond 4,7 duizend plaats in woongebouwen. Verder betrof 1,1 duizend branden
in objecten uit de sector industrie, landbouw of veeteelt en vond 1,0 duizend
18 Brandweerstatistiek 2013 Branden 19
plaats in de sector gezondheidszorg. Bijeenkomstgebouwen zoals winkels,
restaurants, cafés, bioscopen en sportcomplexen vonden bijna 750 branden plaats.
Bij 6,6 duizend van de binnenbranden was het gebouwtype niet bekend of niet
opgegeven (zie tabel 2.7 in bijlage A).
Van de binnenbranden waarvan in 2013 de oorzaak bij het CBS bekend was,
werd 42 procent veroorzaakt door defecte apparatuur of verkeerd gebruik ervan.
Van alle binnenbranden was bijna eenvijfde aangestoken (zie grafiek 2.3.1).
In woongebouwen was dit in bijna de helft van de gevallen de oorzaak defecte
apparatuur of het verkeerd gebruiken ervan (zie tabel 2.7 in bijlage A).
Broei/zelfverhitting
2.3.1 Binnenbranden naar oorzaak (excl. anders/onbekend), 2013*1)
Brandstichting
Brandgevaarlijke werkzaamheden
19,2%
17,1%
12,0%
6,7%1,6%
Defect/verkeerd gebruik apparaat/product
Roken
Vuurwerk
Spelen met vuur door kinderen
1,3%
42,1%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.7 in bijlage A.
2.4 Objecten en oorzaken van buitenbranden
Het aantal buitenbranden in 2013 bedroeg ruim 19 duizend, een lichte daling in
vergelijking met het voorgaande jaar. Van bijna 13 duizend buitenbranden was
het object bekend. De papier- en vuilcontainerbranden vormden met 4 duizend
branden hierbinnen de grootste groep. Met 3,4 duizend van de branden vormden
de berm-, bos-, heide- en natuurbranden ook een belangrijk deel. Nog eens
3,2 duizend branden betroffen branden in personenauto’s samen met overige auto
(zie tabel 2.8 in bijlage A).
20 Brandweerstatistiek 2013
Bij 85 procent van de buitenbranden, waarbij in 2013 de oorzaak bij het CBS
bekend was, werd brandstichting of vandalisme als oorzaak vermeld. Behalve
bij afval op afgesloten terreinen lag de oorzaak bij alle soorten objecten voor
minimaal drie kwart bij brandstichting of vandalisme. Bij afval op afgesloten ter-
reinen was het verbranden hiervan of het afbranden van bermen de belangrijkste
oorzaak (zie grafiek 2.4.1).
Afbranden van bermen, verbranden van afval
2.4.1 Buitenbranden naar oorzaak (excl. anders/onbekend), 2013*1)
Vandalisme
Spelen met vuur door kinderen
18,8%
10,2%
4,2%1,2%
Brandstichting
Ongeluk, aanrijding65,7%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.8 in bijlage A.
2.5 Slachtoffers en reddingen bij brand
In 2013 zijn bijna 1,3 duizend personen slachtoffer geworden van brand,
300 personen minder dan het voorgaande jaar. Wel lag het aantal dodelijke
slachtoffers (92) hoger dan in de periode 2009 t/m 2012. Het aantal gewonden
bij brand daalde naar 700 personen. Verder zijn er 500 personen bij een brand
gered, waarvan 400 door de brandweer (zie grafiek 2.5.1).
20 Brandweerstatistiek 2013 Branden 21
2.5.1 Slachto�ers en reddingen bij brand1)
0
200
400
600
800
1 000
1 200
2013*20122011201020092008200720062005
Doden Reddingen Gewonden1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.9 in bijlage A.
2.6 Branden in woningen1)
In 2013 zijn er 4 duizend woningbranden door de brandweer geregistreerd, een
kleine 200 branden minder dan in 2012. In Noord-Holland vonden de meeste
woningbranden plaats, het minste in Flevoland.
1) Onder woningen worden de volgende typen gebouwen begrepen: etagewoning, portiekflat, portiekwoning, duplex-woning, vrijstaande woning, eengezinswoning, galerijflat, hoogbouwflat en (grote) villa. Verzorgingshuizen, woonboten, vakantiehuisjes e.d. worden niet als woning beschouwd.
4 025 woningbranden in 2013*
Aa
22 Brandweerstatistiek 2013
Opkomsttijd bij branden in woningen
In 44 procent van de woningbranden lukte het de brandweer om binnen
acht minuten ter plaatse te zijn. Dat was iets meer dan in 2012. In Noord-
Holland was de brand weer in 65 procent van de woningbranden binnen acht
minuten ter plaatse. In Drenthe was de brandweer bij slechts 16 procent van
de woningbranden binnen acht minuten ter plaatse. Het relatief hoge aantal
vrijwillgers in combinatie met een laag gemiddeld aantal brandweerkazernes in
dunbevolkte gebieden kunnen voor langere opkomsttijden zorgen (zie tabel 2.11
in bijlage A).
2.6.1 Woningbranden en opkomsttijd binnen acht minuten, per provincie, 2013*1)
0 20 40 60 80 100
Limburg
Noord-Brabant
Zeeland
Zuid-Holland
Noord-Holland
Utrecht
Gelderland
Flevoland
Overijssel
Drenthe
Friesland
Groningen
Opkomst binnen 8 minuten (%, rechteras)Woningbranden (abs., linkeras)
02004006008001 000
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.10 en 2.11 in bijlage A.
De opkomsttijden waren relatief lang bij vrijstaande woningen en villa’s en relatief
kort bij etage- en portiekwoningen en flats. Waarschijnlijk heeft dit ook weer te
maken met de mate van stedelijkheid van de gebieden (zie tabel 2.12 in bijlage A).
22 Brandweerstatistiek 2013 Branden 23
Woningbranden naar oorzaak
Van de branden in etage- en eengezinswoningen in rij was de meest voor komende
oorzaak een defect of verkeerd gebruik van een apparaat, zoals een wasdroger,
frituurpan, televisie of fornuis.
In hoogbouwflats was daarnaast brandstichting een veel voorkomende oorzaak.
Meer dan een kwart van de branden in die flats werd aangestoken (zie tabel 2.13
in bijlage A).
Slachtoffers bij branden in woningen
In 2013 zijn er 40 dodelijke slachtoffers gevallen bij branden in woningen. Dat
waren er 12 meer dan voorgaand jaar. Jaar op jaar verschilt dit aantal. Iets meer
dan 43 procent van alle dodelijke slachtoffers bij brand vielen bij woningbranden.
Daarnaast raakten bijna 400 personen gewond bij branden in woningen, waarvan
152 in een eengezinswoning in rij. In portiekflats vielen er 78 gewonden en bij
branden in vrijstaande woningen waren dat er 49 (zie grafiek 2.6.2).
Etagewoning
2.6.2 Doden en gewonden bij woningbranden (excl. brandweerpersoneel), 2013*1)
Vrijstaande woning
62%
3%
7%
15%
5%
Eengezinswoning in rij
Overige typen woningen2)
Portiekwoning
Portiekflat zonder doorgekoppeld balkon
8%
38%
17%
6%
16%
11% 12%
Doden Gewonden
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 2.14 in bijlage A.2) Onder de overige typen woningen vallen portiekflats met doorgekoppeld balkon, duplexwoningen, galerijflats,
hoogbouwflats (inpandige gang), en grote villa's.
24 Brandweerstatistiek 2013
Hulpverleningen 3.
In 2013 werden er beduidend meer hulpverleningsverzoeken door de
brandweer afgehandeld dan in de jaren ervoor. Twee zware stormen in de
maanden oktober en december zorgden voor pieken door het bestrijden van
wateroverlast en stormschade.
In 2013 heeft de brandweer ruim 49 duizend terechte verzoeken om hulpverlening
ontvangen, een stijging van meer dan 6 duizend ten opzichte van 2012. De
belangrijkste oorzaak van deze stijging zijn de twee zware stormen die over
Nederland raasden aan het eind van 2013. De maanden oktober en december
vertoonden daardoor veel meer hulpverleningsactiviteiten dan de jaren ervoor.
Met een aantal van bijna 16 duizend vonden de meeste hulpverleningen
plaats in de provincie Zuid-Holland. De provincie Zeeland had met minder dan
700 hulpverleningen het laagste aantal.
Het bevrijden of redden van personen en het bestrijden van wateroverlast en
stormschade maakten een groot deel uit van het aantal hulpverleningen.
Het aantal doden dat in 2013 viel bij hulpverleningsactiviteiten bedroeg ruim 500
en er vielen ruim 4,8 duizend gewonden. Er zijn ruim 10 duizend personen gered
en bij 5 duizend personen is eerste hulp verleend.
3.0.1 Hulpverleningen, totaal en per 100 duizend inwoners1)
30 000
35 000
40 000
45 000
50 000
55 000
20132012201120102009200820072006200520042003200220012000
Hulpverleningen per 100 duizend inwoners (rechteras)Hulpverleningen totaal (linkeras)
100
150
200
250
300
350
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.1 in bijlage A.
26 Brandweerstatistiek 2013
Het gemiddeld aantal hulpverleningen in 2013 per 100 duizend inwoners kwam
voor heel Nederland uit op 294 (zie ook tabel 3.1 in bijlage A). In Groningen en
Overijssel was dit aantal met 165 per 100 duizend inwoners het laagst, terwijl
Noord-Holland met 460 hulpverleningen per 100 duizend inwoners relatief het
hoogst scoorde (zie grafiek 3.0.2).
3.0.2 Hulpverleningen per provincie, absoluut en per 100 duizend inwoners, 2013*1)
Absoluut
Minder dan 1 000
1 000 tot 2 500
2 500 tot 5 000
5 000 en meer
Per 100 duizend inwoners
Minder dan 175
175 tot 200
200 tot 300
Meer dan 300
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.1 in bijlage A.
49 400 hulpverleningen verricht door de brandweer
Aa26 Brandweerstatistiek 2013 Hulpverleningen 27
In 2013 hebben de Nederlandse brandweerkorpsen de meeste hulpverleningen
verricht in de maanden oktober en december: het ging om respectievelijk ruim
8 duizend en bijna 6 duizend hulpverleningen. De zware stormen van 28 oktober
en van 5 op 6 december 2013 zorgden voor deze hoge pieken in de hulpverlening.
Het laagste aantal heeft de maand februari met bijna 2,7 duizend hulpverleningen
(zie ook tabel 3.2 in bijlage A).
3.0.3 Hulpverleningen naar maand, 2012 en 2013*1)
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DecNovOktSepAugJulJunMeiAprMrtFebJan
x 1 000
2012 2013*1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.2 in bijlage A.
3.1 Aard van de hulpverlening
De ruim 49 duizend terechte verzoeken om hulpverlening die in 2013 bij de
brandweer binnenkwamen, zijn onder te verdelen in verschillende soorten
werkzaamheden. Per verzoek kunnen er meerdere soorten werkzaamheden
worden uitgevoerd. Van de genoemde verleningsactiviteiten was het bevrijden
of redden van personen met 6,9 duizend het meest genoemd. Met 6,7 duizend
worden het bestrijden van wateroverlast of stormschade ook vaak genoemd.
Dit laatste was beduidend vaker dan in 2012, toen dit 4,6 duizend hulpverleningen
betrof. In 2,4 duizend gevallen moesten er dieren bevrijd worden. In 2,1 duizend
gevallen was geen hulp van de brandweer (meer) nodig (zie ook grafiek 3.1.1).
28 Brandweerstatistiek 2013
3.1.1 Hulpverleningen naar soort werkzaamheden, 2012 en 2013*1)2)
0 5 10 15 20 25 30 35 40
Bevrijden of redden van personen
Wateroverlast of stormschade
Geen hulp meer nodig
Bevrijden van dieren
Openen van deuren
Reinigen van wegen of terreinen
Bergen of verwijderen van auto
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.3 in bijlage A.2) Percentage van de hulpverleningen, excl. anders/onbekend.
%
2012 2013*
Er wordt onderscheid gemaakt tussen hulpverleningen in en aan gebouwen
en in de open ruimte. Ruim 28 duizend hulpverleningen hadden betrekking op
gebouwen. Woongebouwen vormde de grootste categorie binnen de gebouwen
waarin hulpverleningen plaatsvonden. In meer dan de helft van de incidenten was
het soort gebouw onbekend of niet ingevuld. Bij de hulpverleningen in of aan
woongebouwen bestonden de werkzaamheden van de brandweer vooral uit het
bevrijden of redden van personen (44 procent), het bestrijden van water overlast of
stormschade (27 procent) en het openen van deuren (18 procent) (zie tabel 3.4 in
bijlage A).
Winkels
3.1.2 Hulpverleningen (gebouwen) naar object, 2013*1)
Zieken-, bejaarden-, verzorgingshuis
60,0% 1,8%1,6%
2,8%
5,7%
Woongebouwen
Onbekend/niet ingevuld
Andere
Overig2)
28,1%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.4 in bijlage A.2) Horecabedrijven, chemische industrie, overige industrie,
onderwijs, werkplaatsen.
28 Brandweerstatistiek 2013 Hulpverleningen 29
Hulpverleningen in de open ruimte kwam meer dan 21 duizend keer voor
in 2013. Dat waren er 4,2 duizend minder dan in 2012. Voor alle hulpverleningen
gold dat het bestrijden van wateroverlast of stormschade een derde van de
werkzaamheden betrof. Het bevrijden of redden van personen in de open ruimte
kwam in 27 procent van de gevallen voor.
Van de hulpverleningen in de open ruimte hadden 6,7 duizend gevallen in 2013
betrekking op wegen, straten, bermen en terreinen. Hiervan bestond ruim
65 procent uit het bestrijden van wateroverlast of stormschade en ruim 22 procent
uit het reinigen van wegen of terreinen.
Verder vonden 3,1 duizend hulpverleningen in de open ruimte plaats bij personen-
auto’s. Binnen deze categorie was het bevrijden of redden van personen veruit
de meest voorkomende soort werkzaamheid (70 procent). In 21 procent van de
gevallen hoefde de brandweer niet (meer) in actie te komen. Het reinigen van
wegen of terreinen omvatte 8 procent en het bergen of verwijderen van auto’s
e.d. 7 procent van de werkzaamheden (zie grafiek 3.1.3).
Water
3.1.3 Hulpverleningen (geen gebouwen) naar object, 2013*1)
Personenauto
32,3%
11,0%
4,2% 5,9%
14,9%
Wegen, straten, bermen en terreinen
Onbekend/niet ingevuld
Andere
Overig2)
31,7%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.5 in bijlage A.2) Woonschip, andere motorvoertuigen,
spoorwegmateriaal, scheepvaart, opslagterreinen.
28% van de hulpverleningen vond plaats in woongebouwen
Aa
30 Brandweerstatistiek 2013
3.2 Slachtoffers, reddingen en eerste hulp
Het aantal doden dat in 2013 viel bij hulpverleningsactiviteiten bedroeg 527.
In 2012 waren het er 541. Van de dodelijke slachtoffers zijn er 139 overleden als
gevolg van beknelling en 47 door verdrinking of verstikking. Bij de 341 andere
dodelijke slachtoffers was er sprake van een andere oorzaak of was de oorzaak
onbekend).
Het aantal gewonden kwam in 2013 uit op ruim 4,8 duizend, ruim 600 minder dan
in 2012. Bij 60 procent van de gewonden was er sprake van bevrijden of redden
van personen. Hieronder vallen ook de door de brandweer verrichte reanimaties en
afhijsingen uit gebouwen van personen die vanuit hun woning naar het ziekenhuis
gebracht moesten worden.
Er zijn ruim 10 duizend personen bij een hulpverleningsactiviteit gered. Dat waren
er bijna 900 minder dan het jaar ervoor. Bijna alle reddingen zijn uitgevoerd door
brandweerpersoneel.
Bij 5 duizend personen is er eerste hulp verleend; bijna 200 personen minder
dan in 2012. In 70 procent van de gevallen werd eerste hulp verleend door een
arts of ambulancepersoneel en in 25 procent van de gevallen door de brandweer
(zie tabel 3.6 en 3.7 in bijlage A en grafiek 3.2.1).
Hulpverleningen in gebouwen
In 2013 zijn in of aan gebouwen 112 dodelijke slachtoffers aangetroffen (zie
tabel 3.8 in bijlage A). Er vielen 80 dodelijke slachtoffers in of bij woongebouwen.
Bij gebouwen vielen ook bijna 1,2 duizend gewonden. Vaak betrof het hier het
afhijsen uit gebouwen van personen.
Daarnaast zijn er ook bijna 5 duizend reddingen uitgevoerd bij een hulpverlenings-
activiteit van de brandweer. Zo’n 250 reddingen zijn door anderen gedaan. Bij
3,7 duizend reddingen door brandweerpersoneel ging het om woongebouwen.
Hier zijn ook weer afhijsingen een deel van.
Door de brandweer is bijna 500 keer eerste hulp verleend in of bij gebouwen.
Hulpverleningen in de open ruimte
Bij hulpverleningen in de open ruimte waren er 415 dodelijke slachtoffers. De
meesten hiervan vielen in een personenauto, namelijk 142.
30 Brandweerstatistiek 2013 Hulpverleningen 31
Meer dan de helft van de 3,3 duizend gewonden bij hulpverleningen kwam voor in
en bij personenauto’s.
Ook bij de 5 duizend reddingen had bijna 40 procent betrekking op personenauto’s
(zie tabel 3.8 in bijlage A).
3.2.1 Slachto�ers en reddingen bij hulpverleningen, naar werkzaamheden1) 2)3)
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 3.6 in bijlage A.2) Exclusief brandweerlieden in functie. 3) Het is mogelijk dat per slachto�er meerdere werkzaamheden zijn verricht.
x 1 000
Doden
0
2
4
6
8
10
12
14
2013*2012201120102009200820072006200520042003200220012000
Gewonden Eerste hulp Reddingen
Eerste hulp
Bij eerste hulp die in gebouwen plaatsvond, ging het in 79 procent van de
gevallen om woongebouwen. Hierbij werd een kwart door de brandweer, in bijna
70 procent door arts/ambulancepersoneel en in 5 procent door anderen eerste
hulp verleend (zie tabel 3.8 in bijlage A).
In de open ruimte werden de meeste slachtoffers aangetroffen in of bij personen-
auto’s (53 procent) en bijna 5 procent van de gevallen in of rond het water.
Op wegen en straten vonden 8 procent van de eerste hulpverleningen plaats. De
brandweer houdt zich tegenwoordig ook vaak bezig met reanimatie als zij als
eerste bij een noodgeval is.
32 Brandweerstatistiek 2013
Personeel van de brandweer
4.
Bij de brandweer werkten in 2014 bijna 30 duizend mensen. Ruim 25 duizend
hadden en repressieve brandbestrijdende functie; daarvan was 80 procent
vrijwilliger. Het aantal vrouwelijke brandweerlieden vormde 5 procent van het
totaal aantal brandbestrijders.
In totaal waren op 1 januari 2014 bij de verschillende veiligheidsregio’s
29,5 duizend mensen in dienst: 25,5 duizend brandweerlieden werkzaam met een
repressieve (brandbestrijdende) functie en 4,1 duizend overige personeelsleden.
Van de repressieve brandweerlieden was 80 procent vrijwilliger en 95 procent
man.
Onderverdeeld naar rangniveau behoorde 72 procent van de repressieve
brandweer lieden tot het lagere personeel en 28 procent tot het middelbaar en
hoger personeel (zie grafiek 4.0.1).
4.0.1 Brandweerlieden naar dienstverband en geslacht, op 1 januari1)
x 1 000
Beroepskrachten
0
5
10
15
20
25
2014*201320122011201020092008200720062005
Vrijwillig1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 4.1 in bijlage A.
34 Brandweerstatistiek 2013
4.1 Personeel, werkzaam in een repressieve brandweerfunctie
Begin 2014 waren bij de brandweer 25,5 duizend brandweerlieden werkzaam
in een repressieve (brandbestrijdende) brandweerfunctie. Dit aantal is in
de laatste 5 jaar steeds gedaald (zie tabel 4.2 in bijlage A). Het repressieve
brandweerpersoneel kan worden onderverdeeld in 5,1 duizend beroepskrachten
en 20,4 duizend vrijwilligers.
Het totale aantal vrouwen per 1 januari 2014 vormde ruim 5 procent van het
repressieve brandweerpersoneel (zie grafiek 4.1.1). Hiervan zijn 1,1 duizend
vrijwilligers en bijna 240 beroepskrachten.
Vrouwen beroeps en vrijwillig
4.1.1 Brandweerlieden naar dienstverband en geslacht, op 1 januari 2014*1)
Mannen beroeps
Vrouwen vrijwillig
82,0%
18,0%
5,1%
19,0%
Mannen vrijwillig
Vrouwen beroeps
75,8%
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 4.1 in bijlage A.
Het personeel in een repressieve brandweerrang bestond voor 80 procent uit
vrijwilligers. Daarbij zijn de regionale verschillen groot: van 28 procent vrijwilligers
in de regio Amsterdam-Amstelland tot bijna 95 procent in de regio Noord- en Oost-
Gelderland.
34 Brandweerstatistiek 2013 Personeel van de brandweer 35
Van alle brandweerlieden in een repressieve rang behoorde 72 procent tot het
lager personeel en 28 procent tot het middelbaar en hoger personeel. Op enkele
regio’s na bestaan er nauwelijks verschillen. De regio’s Rotterdam-Rijnmond,
Amsterdam-Amstelland en Limburg-Zuid hebben verhoudingsgewijs iets meer lager
personeel dan de andere regio’s (zie grafiek 4.1.2).
4.1.2 Brandweerlieden, werkzaam in een repressieve brandweerrang, 1 januari 2014*1)
0
5
10
15
20
25
LagerHoger en middelbaarVrijwilligBeroeps
x 1 000
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 4.3 in bijlage A.
Landelijk waren er op 1 januari 2014 gemiddeld 151 brandweerlieden per
100 duizend inwoners. Het gemiddelde aantal brandweerlieden in een
repressieve brandweerrang, per 100 duizend inwoners verschilt sterk per regio.
In Zeeland (342 per 100 duizend inwoners) waren er begin 2014 relatief meer
dan 4 keer zoveel brandweerlieden werkzaam als in de regio Haaglanden en
Amsterdam-Amstelland met respectievelijk 79 en 83 per 100 duizend inwoners
(zie grafiek 4.1.3).
5% van de repressieve brandweerlieden is vrouw
Dd36 Brandweerstatistiek 2013
4.1.3 Brandweerlieden met een repressieve functie, per veiligheidsregio, per 100 duizend inwoners, op 1 januari 2014*1)
Per 100 duizend inwoners
Minder dan 100
100 tot 150
150 tot 200
Meer dan 200
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 4.4 in bijlage A.
4.2 Overig personeel van de brandweer
Een deel van het personeel van de brandweer heeft géén repressieve taken, maar
is belast met ondersteunende of beheersmatige taken. Op 1 januari 2014 waren in
deze functies bij de brandweer bijna 4,1 duizend personen werkzaam. Dat komt
neer op 14 procent van het totale personeel werkzaam voor de brandweer in
Nederland.
De regio Brabant-Zuidoost heeft per 100 duizend inwoners het meeste overig
personeel (47 per 100 duizend inwoners), gevolgd door Utrecht en Gooi en
Vechtstreek met bijna 40 per 100 duizend inwoners (zie tabel 4.5 in bijlage A).
36 Brandweerstatistiek 2013 Personeel van de brandweer 37
Uitgaven aan de brandweer
5.
Voor 2013 hebben de Nederlandse gemeenten 1 113 miljoen euro begroot1)
voor de financiering van de brandweer. Dat is gemiddeld 66 euro per inwoner.
De veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geeft in absolute zin het meeste uit
aan de brandweer, terwijl de inwoners van de Amsterdam-Amstelland het
meeste per persoon uitgeven.
De uitgaven van de brandweer worden voor een belangrijk deel door de
gemeenten gefinancierd. Gemeenten krijgen hiervoor een bijdrage uit het
Gemeente fonds. Naast deze financieringsbron geeft de Rijksoverheid een recht-
streekse bijdrage aan de veiligheidsregio’s2), waar ook de brandweer onder valt.
In 2013 bedroegen de begrootte netto-uitgaven van de gemeenten aan de brand-
weer en rampenbestrijding 1 113 miljoen euro. Dat is ruim 5 miljoen euro meer
dan de werkelijke uitgaven van 2012. In 2013 hadden 15 van de 25 veiligheids-
regio’s hogere uitgaven begroot dan zij in 2012 daadwerkelijk uitgaven. Ten
opzichte van 2005 (724 miljoen euro) gaven gemeenten 54 procent meer uit aan
de brandweer en rampenbestrijding.
De gemiddelde uitgaven per inwoner van Nederland bleven in 2013 met 66 euro
nagenoeg gelijk ten opzichte van de jaren daarvoor. Dat was bijna anderhalf keer
zoveel als in 2005, toen dit nog 44 euro was (zie grafiek 5.0.1).
5.0.1 Uitgaven door gemeenten aan brandweer en rampenbestrijding1)
x mln euro
0
200
400
600
800
1 000
1 200
2013*20122011201020092008200720062005
Gemiddeld per inwoner (rechteras)Totale uitgaven (linkeras)
0
20
40
60
80
100
120
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 5.1 in bijlage A.
1) Ten tijde van het schrijven van de publicatie waren er nog geen gegevens beschikbaar van de werkelijke uitgaven over het jaar 2013.
2) Sinds 1 januari 2014 zijn alle gemeentekorpsen samengevoegd tot veiligheidsregio’s.
Uitgaven aan de brandweer 39
5.1 Uitgaven van de veiligheidsregio’s
De veiligheidsregio’s verschillen nogal van elkaar, bijvoorbeeld voor wat betreft
grootte, aantal brandgevaarlijke objecten, stedelijkheid en de verhouding tussen
beroepspersooneel en vrijwilligers. Dit is van invloed op de hoogte hun uitgaven.
De veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft in 2013 de hoogste uitgaven
begroot met 94 miljoen euro. Utrecht en Amsterdam-Amstelland volgden met
respectievelijk 86 miljoen en 83 miljoen euro. De regio’s met de laagste begroting
waren Gooi- en Vechtstreek (19 miljoen euro) en Flevoland (23 miljoen euro).
Ten opzichte van 2005 zijn de begrootte uitgaven in Rotterdam-Rijnmond met
bijna 30 miljoen euro gestegen. In Utrecht werd 26 miljoen euro meer begroot.
In Gooi- en Vechtstreek was de toename met ruim 6 miljoen euro het laagst
(zie tabel 5.1 in bijlage A).
5.2 Uitgaven per inwoner per veiligheidsregio
Een hoog uitgavenniveau van een veiligheidsregio wil niet zeggen dat deze regio
relatief veel uitgeeft aan de brandweer. Daarom wordt in deze paragraaf de totale
uitgaven gerelateerd aan het inwoneraantal van de veiligheidsregio. Inwoners van
de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland betalen relatief het meest met ruim
84 euro per persoon. Ook inwoners van Zaanstreek-Waterland betalen met bijna
84 euro meer dan gemiddeld.
In de veiligheidsregio Fryslân waren de begrootte uitgaven het laagst met 44 euro
per hoofd van de bevolking. Ook de veiligheidsregio Brabant-Noord begrootte met
ruim 49 euro relatief weinig.
66 euro per inwoner
Aa
40 Brandweerstatistiek 2013
In vergelijking met 2005 wordt gemiddeld over Nederland 22 euro per
inwoner meer uitgegeven aan de brandweer. In de veiligheidsregio Twente
was de toename met 39 euro per hoofd van de bevolking het grootst. Ook in
Kennemerland en Hollands-Midden was de stijging per hoofd van de bevolking
meer dan 30 euro. De stijging was het laagst in de veiligheidsregio’s Fryslân en
Gelderland-Midden, met respectievelijk 7 en 11 euro per hoofd van de bevolking
(zie grafiek 5.2.1).
5.2.1 Uitgaven aan de brandweer, per inwoner, per veiligheidsregio, 2013*1)
Minder dan 50 euro
50 tot 60 euro
60 tot 70 euro
70 euro en meer
1) Voor achterliggende cijfers zie tabel 5.2 in bijlage A.
Uitgaven aan de brandweer 41
Bijlagen
A. Statistische bijlage
A1.1 Meldingen naar type
Brand Hulpverlening
Totaal
waarvan loos alarm
x 1 000 x 1 000 %
1995 81,1 37,8 118,9 39,2 32,9
2000 91,7 46,5 138,2 52,8 38,2
2005 101,4 42,3 143,7 63,6 44,2
2009 109,6 46,9 156,5 67,7 43,3
2010 102,2 48,6 150,8 66,3 44,0
2011 107,2 48,3 155,5 68,7 44,2
2012 95,6 46,5 142,2 63,4 44,6
2013* 86,7 52,2 138,9 53,4 36,5
Groningen 2,1 1,1 3,2 1,2 33,0
Friesland 2,9 1,2 4,1 1,6 38,5
Drenthe 2,8 0,9 3,7 1,7 44,8
Overijssel 5,7 2,2 7,9 4,3 50,0
Flevoland 2,1 0,8 3,0 1,3 43,1
Gelderland 9,0 4,8 13,8 5,7 38,3
Utrecht 5,7 3,0 8,7 4,2 43,5
Noord-Holland 12,9 13,1 26,0 8,1 28,9
Zuid-Holland 24,0 16,2 40,3 14,0 34,0
Zeeland 1,9 0,7 2,6 1,1 40,0
Noord-Brabant 11,7 5,5 17,2 6,8 37,5
Limburg 5,7 2,6 8,3 3,5 39,8
Bron: CBS.
42 Brandweerstatistiek 2013
A1.2 Meldingen naar type, per duizend inwoners
Brand Hulpverlening
Totaal
waarvan loos alarm
per 1 000 inwoners
1995 4,8 2,3 7,1 2,3
2000 5,8 2,9 8,7 3,3
2005 6,2 2,6 8,8 3,9
2009 6,6 2,8 9,5 4,1
2010 6,2 2,9 9,1 4,0
2011 6,4 2,9 9,3 4,2
2012 5,7 2,8 8,5 3,8
2013* 5,2 3,1 8,3 2,6
Groningen 3,7 1,9 5,6 2,1
Friesland 4,5 1,9 6,3 2,5
Drenthe 5,8 1,9 7,6 3,4
Overijssel 5,0 2,0 6,9 3,8
Flevoland 5,4 2,1 7,4 3,2
Gelderland 4,5 2,4 6,9 2,8
Utrecht 4,6 2,4 7,0 3,3
Noord-Holland 4,7 4,8 9,6 1,9
Zuid-Holland 6,7 4,5 11,3 1,9
Zeeland 5,0 1,9 6,9 2,9
Noord-Brabant 4,7 2,2 7,0 2,7
Limburg 5,1 2,3 7,4 3,1
Bron: CBS.
42 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 43
A1.3 Brandmeldingen naar type en aard
Totaal Loos alarm
Geen loos alarm
totaalschoorsteen-
branden buitenbrandkleine
binnenbrand(middel)grote
binnenbrand
x 1 000
1995 81,1 35,0 46,1 2,2 30,3 12,3 1,3
2000 91,7 45,7 46,0 1,7 30,4 12,4 1,5
2005 101,4 58,2 43,2 1,5 28,5 11,2 1,9
2009 109,6 62,5 47,1 1,9 29,7 12,9 2,5
2010 103,2 61,1 42,0 2,1 24,4 12,9 2,7
2011 107,2 65,2 41,9 1,8 25,7 12,5 2,0
2012 95,6 59,8 35,8 1,7 19,7 12,6 1,8
2013* 86,7 50,6 36,1 1,7 19,3 13,4 1,6
%
2013* 100 58,4 41,6 2,0 22,3 15,5 1,8
Bron: CBS.
A1.4 Meldingen voor hulpverlening naar type en aard
Totaal Loos alarm
Geen loos alarm
totaal gebouwen geen gebouwen
x 1 000
1995 37,8 4,2 33,6 14,0 19,6
2000 46,5 7,1 39,4 15,0 24,4
2005 42,3 5,4 36,9 15,3 21,6
2009 46,9 5,2 41,7 21,9 19,8
2010 48,6 4,9 43,7 23,3 20,4
2011 48,3 3,4 44,9 21,0 23,8
2012 46,5 3,5 43,0 17,8 25,2
2013* 52,2 2,8 49,4 28,4 21,0
%
2013* 100 5,4 94,6 54,4 40,3
Bron: CBS.
44 Brandweerstatistiek 2013
A1.5 Loos alarm bij brandmeldingen naar tijdstip van de melding
Gemiddelde 1995–2012 2013*
x 1 000
00:00–01:00 uur 1,5 1,1
01:00–02:00 uur 1,2 1,1
02:00–03:00 uur 1,1 1,0
03:00–04:00 uur 1,0 0,8
04:00–05:00 uur 0,9 0,7
05:00–06:00 uur 0,9 0,7
06:00–07:00 uur 1,1 1,0
07:00–08:00 uur 1,7 1,6
08:00–09:00 uur 2,5 2,3
09:00–10:00 uur 2,6 2,6
10:00–11:00 uur 2,8 2,8
11:00–12:00 uur 3,1 3,2
12:00–13:00 uur 3,1 3,3
13:00–14:00 uur 2,7 2,8
14:00–15:00 uur 2,7 2,7
15:00–16:00 uur 2,6 2,5
16:00–17:00 uur 2,9 3,2
17:00–18:00 uur 3,6 3,9
18:00–19:00 uur 2,9 2,9
19:00–20:00 uur 2,5 2,4
20:00–21:00 uur 2,3 2,2
21:00–22:00 uur 2,1 2,0
22:00–23:00 uur 1,9 1,7
23:00–24:00 uur 1,7 1,9
Bron: CBS.
Bijlagen 45
A1.6 Loos alarm bij branden en hulpverleningen
Brandmeldingen via brandmeldinstallatie
Brandmeldingen overig
Hulpverlenings-meldingen
1990 17 961 6 601 2 790
1991 20 382 7 259 2 333
1992 21 148 6 863 2 590
1993 22 492 7 817 3 258
1994 25 852 7 472 3 453
1995 26 745 8 249 4 159
1996 26 591 10 498 4 561
1997 29 943 10 417 5 072
1998 35 286 6 240 5 316
1999 33 427 7 388 4 915
2000 34 031 11 709 7 056
2001 36 868 8 919 6 302
2002 41 818 8 652 6 167
2003 41 531 9 821 4 812
2004 42 635 10 778 5 196
2005 47 782 10 429 5 345
2006 52 759 10 297 5 709
2007 52 130 8 689 5 611
2008 55 645 8 409 4 686
2009 52 946 9 565 5 184
2010 48 099 13 040 4 887
2011 54 093 11 152 3 441
2012 49 603 10 230 3 535
2013* 41 978 8 658 2 801
Bron: CBS.
46 Brandweerstatistiek 2013
A1.7 Loos alarm naar aard
Totaal Branden Hulpverlening
x 1 000
1995 39,2 35,0 4,2
2000 52,8 45,7 7,1
2005 63,6 58,2 5,3
2009 67,7 62,5 5,2
2010 66,0 61,1 4,9
2011 68,7 65,2 3,4
2012 63,4 59,8 3,5
2013* 53,4 50,6 2,8
Groningen 1,2 1,1 0,2
Friesland 1,6 1,6 0,1
Drenthe 1,7 1,7 0,0
Overijssel 4,3 3,9 0,3
Flevoland 1,3 1,3 0,0
Gelderland 5,7 5,3 0,4
Utrecht 4,2 3,8 0,4
Noord-Holland 8,1 7,5 0,6
Zuid-Holland 14,0 13,7 0,3
Zeeland 1,1 1,0 0,1
Noord-Brabant 6,8 6,5 0,3
Limburg 3,5 3,3 0,2
Bron: CBS.
46 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 47
A1.8 Loos alarm via brandmeldinstallaties naar object en oorzaak, 2013*
Totaal
waarvan ten gevolge van
werkzaamheden storing apparatuur andere oorzaak
x 1 000 %
Totaal 42,0 11 9 80
Gezondheidszorg 6,4 18 11 71
waaronder
verpleeghuis 3,1 22 11 67
ziekenhuis 1,0 22 17 62
psychiatrisch ziekenhuis 0,7 13 7 80
Woongebouwen 5,8 14 10 76
waaronder
verzorgingshuis 2,1 10 10 80
gezinsvervangend tehuis 1,2 14 7 79
opvangtehuis 0,5 9 11 80
Bijeenkomstgebouw 2,9 21 16 63
(ontmoeting, verzamel)
Logiesgebouw 1,6 14 10 76
waaronder hotel, motel 1,3 15 9 77
Kantoorgebouw 1,4 23 20 57
Overig 23,9 7 7 86
Bron: CBS.
48 Brandweerstatistiek 2013
A2.1 Branden naar aard, per jaar en per provincie
Alle brandenSchoorsteen-
brand Buitenbrand
Binnenbrand
totaal kleine brand grote brand
x 1 000
1995 46,1 2,2 30,3 13,6 12,3 1,3
2000 46,0 1,7 30,4 13,9 12,4 1,5
2005 43,2 1,5 28,5 13,1 11,2 1,9
2009 47,1 1,9 29,7 15,4 12,9 2,5
2010 42,0 2,1 24,4 15,6 12,9 2,7
2011 41,9 1,8 25,7 14,5 12,5 2,0
2012 35,8 1,7 19,7 14,4 12,6 1,8
2013* 36,1 1,7 19,3 15,0 13,4 1,6
Groningen 1,1 0,1 0,6 0,4 0,3 0,1
Friesland 1,3 0,1 0,7 0,5 0,5 0,1
Drenthe 1,2 0,1 0,6 0,4 0,3 0,1
Overijssel 1,7 0,2 1,0 0,6 0,4 0,1
Flevoland 0,9 0,0 0,6 0,2 0,2 0,0
Gelderland 3,8 0,3 2,1 1,3 1,1 0,2
Utrecht 1,9 0,1 1,2 0,6 0,6 0,1
Noord-Holland 5,4 0,2 2,7 2,5 2,2 0,3
Zuid-Holland 10,4 0,2 4,8 5,4 5,2 0,2
Zeeland 0,9 0,0 0,5 0,3 0,2 0,1
Noord-Brabant 5,3 0,4 2,9 2,0 1,8 0,3
Limburg 2,4 0,1 1,6 0,7 0,6 0,1
Bron: CBS.
Bijlagen 49
A2.2 Branden per 100 duizend inwoners naar aard, per jaar en per provincie
Alle brandenSchoorsteen-
brand Buitenbrand
Binnenbrand
totaal kleine brand grote brand
x 1 000
1995 299 14 196 88 80 9
2000 290 10 192 88 78 10
2005 265 9 175 81 69 12
2009 286 12 180 94 78 15
2010 254 13 147 94 78 16
2011 252 11 154 87 75 12
2012 214 10 118 86 75 11
2013* 215 10 115 90 80 9
Groningen 183 9 108 65 52 13
Friesland 203 13 107 83 72 12
Drenthe 235 17 131 88 69 19
Overijssel 150 14 87 49 37 12
Flevoland 217 7 151 59 57 2
Gelderland 186 15 105 66 55 10
Utrecht 155 11 93 51 45 6
Noord-Holland 198 6 100 91 82 9
Zuid-Holland 290 5 134 151 145 6
Zeeland 225 13 140 72 57 14
Noord-Brabant 213 14 116 83 73 10
Limburg 213 9 139 66 54 11
Bron: CBS.
50 Brandweerstatistiek 2013
A2.3 Gemiddelde opkomsttijd bij brand
Tijd tussen melding en alarmering
Tijd tussen alar mering en uitruk Rijtijd Opkomsttijd
2000 0,5 2,8 4,2 7,5
2001 0,6 3,0 4,3 7,9
2002 0,8 3,1 4,4 8,3
2003 1,2 3,4 4,8 9,3
2004 1,7 3,3 4,5 9,5
2005 1,8 3,5 4,6 9,9
2006 2,0 3,5 4,8 10,3
2007 2,0 3,3 4,9 10,3
2008 2,1 3,2 4,9 10,1
2009 1,9 3,1 5,0 10,1
2010 1,6 3,1 5,1 9,8
2011 1,4 3,2 5,1 9,7
2012 1,2 3,0 5,5 9,6
2013* 1,2 2,8 5,6 9,6
Bron: CBS.
50 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 51
A2.4 Branden naar uitruktijd, per jaar en per provincie
Totaal
waarvan met een uitruktijd van
<2 minuten 2-3 minuten 4-6 minuten >6 minuten
x 1 000 % van totaal aantal uitrukken
1995 46,1 23,1 40,9 29,2 6,8
2000 46,0 17,0 40,6 32,7 9,7
2005 43,2 5,6 25,3 40,3 28,8
2009 47,1 7,5 32,5 36,4 23,7
2010 42,0 8,7 35,0 34,8 21,5
2011 41,9 8,6 35,7 35,9 19,8
2012 35,8 6,9 39,2 34,7 19,1
2013* 36,1 7,6 49,2 28,9 14,3
Groningen 1,1 2,9 27,7 40,2 29,1
Friesland 1,3 3,6 30,5 39,2 26,7
Drenthe 1,2 1,3 15,1 43,5 40,1
Overijssel 1,7 1,5 24,0 42,9 31,6
Flevoland 0,9 7,1 46,1 29,8 17,0
Gelderland 3,8 4,3 24,6 43,8 27,3
Utrecht 1,9 5,7 32,7 43,0 18,6
Noord-Holland 5,4 20,6 49,0 21,3 9,2
Zuid-Holland 10,4 2,0 75,6 17,2 5,3
Zeeland 0,9 3,3 18,2 52,2 26,4
Noord-Brabant 5,3 8,7 32,5 41,8 17,0
Limburg 2,4 15,2 43,0 27,6 14,2
Bron: CBS.
52 Brandweerstatistiek 2013
A2.5 Branden naar rijtijd, per jaar en per provincie
Totaal
waarvan met een rijtijd van
<4 minuten 4-6 minuten 7-8 minuten 9-10 minuten >10 minuten
x 1 000 % van totaal aantal uitrukken
1995 46,1 46,6 37,0 8,7 3,9 3,8
2000 46,0 46,4 38,2 9,0 3,5 2,9
2005 43,2 42,5 36,4 11,1 4,8 5,2
2009 47,1 36,9 35,9 16,2 5,0 6,0
2010 42,0 35,0 35,9 18,0 5,0 6,0
2011 41,9 34,6 35,9 18,8 4,9 5,8
2012 35,8 31,8 30,4 29,0 4,1 4,7
2013* 36,1 24,6 26,5 41,8 3,3 3,8
Groningen 1,1 31,1 38,0 19,5 6,2 5,2
Friesland 1,3 29,2 33,7 25,8 5,5 5,8
Drenthe 1,2 26,4 36,3 21,2 7,4 8,8
Overijssel 1,7 30,2 28,4 32,0 4,1 5,3
Flevoland 0,9 27,5 39,9 16,9 7,1 8,7
Gelderland 3,8 34,8 35,5 20,3 4,4 5,0
Utrecht 1,9 35,4 36,9 19,9 4,0 3,9
Noord-Holland 5,4 30,6 31,6 31,8 2,8 3,3
Zuid-Holland 10,4 11,2 9,4 77,6 0,8 0,9
Zeeland 0,9 44,3 35,5 12,1 4,1 4,0
Noord-Brabant 5,3 31,8 39,7 16,5 5,5 6,5
Limburg 2,4 26,8 40,7 17,7 7,0 7,9
Bron: CBS.
Bijlagen 53
A2.6 Branden naar opkomsttijd, per jaar en per provincie
Totaal
waarvan met een opkomsttijd van
<5 minuten 5-7 minuten 8-9 minuten 10-15 minuten >15 minuten
x 1 000 % van totaal aantal uitrukken
1995 46,1 18,3 40,6 18,6 18,9 3,6
2000 46,0 14,8 38,9 21,5 21,8 3,0
2005 43,2 6,4 25,0 22,0 35,4 11,2
2009 47,1 6,5 26,0 21,6 34,2 11,7
2010 42,0 6,9 26,9 22,4 32,5 11,3
2011 41,9 6,5 27,0 22,4 33,5 10,6
2012 35,8 5,3 23,1 31,8 30,0 9,8
2013* 36,1 4,7 20,1 36,1 31,6 7,5
Groningen 1,1 3,2 22,8 19,1 40,0 14,8
Friesland 1,3 4,0 18,3 25,1 37,9 14,7
Drenthe 1,2 1,3 11,3 17,9 47,6 21,9
Overijssel 1,7 2,5 17,2 21,0 42,9 16,4
Flevoland 0,9 5,7 27,7 22,0 33,8 10,8
Gelderland 3,8 3,4 21,8 23,4 40,2 11,2
Utrecht 1,9 4,3 28,6 24,5 34,0 8,6
Noord-Holland 5,4 11,1 31,6 30,2 21,6 5,6
Zuid-Holland 10,4 1,7 8,7 56,8 30,3 2,6
Zeeland 0,9 3,7 23,9 26,6 34,8 11,0
Noord-Brabant 5,3 4,7 27,0 25,6 33,3 9,3
Limburg 2,4 8,1 29,1 23,5 29,4 10,0
Bron: CBS.
54 Brandweerstatistiek 2013
A2.7 Binnenbranden naar object en oorzaak
Totaal
waarvan met als oorzaak
brand-stichting
spelen met vuur door
kinderen roken
brand-gevaarlijke werkzaam-
heden
defect/ verkeerd
gebruik apparaat/
product
broei/zelf-
verhitting vuurwerk anders onbekend
x 1 000
1995 13,6 2,3 0,6 0,4 0,8 4,1 0,6 0,1 2,3 2,3
2000 13,9 2,5 0,4 0,5 0,7 3,8 0,5 0,1 2,5 2,9
2005 13,1 1,5 0,2 0,4 0,5 3,2 0,4 0,1 2,5 4,3
2009 15,4 1,4 0,1 0,4 0,5 2,8 0,5 0,1 3,5 6,1
2010 15,6 1,1 0,1 0,4 0,4 2,5 0,5 0,1 4,1 6,3
2011 14,5 1,1 0,1 0,4 0,5 2,3 0,7 0,1 4,0 5,4
2012 14,3 0,8 0,1 0,3 0,5 2,1 0,7 0,1 3,8 6,0
2013* 15,0 0,7 0,0 0,3 0,5 1,6 0,7 0,1 3,4 7,7
x 1 000 % van de binnenbranden (excl. anders/onbekend)
2013* 15,0 19,2 1,3 6,7 12,0 42,1 17,1 1,6 . .
waaronder
woongebouwen 4,7 16,5 1,7 6,0 8,2 48,7 17,3 1,7 . .
logiesgebouw 0,2 6,6 2,6 17,1 18,4 42,1 13,2 – . .
kantoorgebouw 0,2 10,3 – 8,0 19,5 39,1 19,5 3,4 . .
onderwijsgebouw 0,1 32,1 5,1 1,3 11,5 29,5 10,3 10,3 . .
gezondheidszorg 1,0 20,6 0,5 19,1 18,7 35,9 4,7 0,5 . .
industrie, landbouw, veeteelt 1,1 8,7 0,3 2,1 22,6 35,4 31,0 – . .
bijeenkomstgebouw 0,7 18,8 0,3 4,3 9,4 44,7 20,7 1,8 . .
overige gebouwen 0,3 105,1 3,0 8,1 14,1 28,3 4,0 5,1 . .
Bron: CBS.
54 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 55
A2.8 Buitenbranden naar object en oorzaak
Totaal
waarvan met als oorzaak
brand-stichting
vanda-lisme
spelen met vuur door
kinderen
afbranden van bermen/verbran-
den van afval ongeluk/
aanrijding andere onbekend
x 1 000
1995 30,3 7,9 7,3 1,3 0,9 0,3 4,3 8,2
2000 30,4 9,1 7,9 0,8 0,7 0,2 3,6 8,1
2005 28,5 8,3 5,4 0,7 0,6 0,2 3,2 10,1
2009 29,7 8,5 4,0 0,5 0,7 0,2 3,6 12,3
2010 24,4 6,7 2,4 0,3 0,7 0,1 3,2 10,9
2011 25,7 7,1 2,3 0,4 0,8 0,2 3,8 11,1
2012 19,7 5,3 1,5 0,3 0,7 0,1 2,8 9,0
2013* 19,3 4,2 1,2 0,3 0,6 0,1 3,0 10,0
x 1 000 % van de buitenbranden (excl. anders/onbekend)
2013* 19,3 65,7 18,8 4,2 10,2 1,2 . .
waaronder . .
papier-, vuilcontainer, afvalbak, los afval 4,0 67,1 26,8 2,2 3,8 0,0 . .
afval op afgesloten terreinen, particulier 1,0 42,1 10,5 3,4 44,0 – . .
berm, bos, heide,natuurterreinen e.d. 3,4 59,2 15,3 11,1 14,0 0,4 . .
personenauto (incl. sloopauto) 2,6 85,7 6,2 0,2 0,5 7,4 . .
overige auto's (incl. autobussen) 0,6 82,1 12,6 – – 5,3 . .
overige objecten 1,2 69,8 18,0 3,2 7,4 1,5 . .
Bron: CBS.
A2.9 Slachtoffers en reddingen bij brand
1995 2000 2005 2009 2010 2011 2012 2013*
Doden 82 62 67 57 65 63 72 92
waarvan
brandweerpersoneel 3 – – – 1 – – –
anderen 79 62 67 57 64 63 72 92
x 1 000
Gewonden 1,0 1,2 1,0 1,0 1,0 0,9 0,8 0,7
waarvan
brandweerpersoneel 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0
anderen 1,0 1,2 1,0 1,0 0,9 0,9 0,8 0,7
Reddingen 1,1 1,0 0,6 0,6 0,6 0,6 0,7 0,5
waarvan gered door
brandweerpersoneel 0,6 0,6 0,4 0,4 0,4 0,4 0,5 0,4
anderen 0,5 0,4 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1
Bron: CBS.
56 Brandweerstatistiek 2013
A2.10 Branden in woningen indien bekend, per provincie
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
Nederland 7 110 6 849 5 069 . 5 097 4 723 4 209 4 025
Groningen 276 205 107 . 137 145 157 193
Friesland1) 213 207 132 . 73 75 156 162
Drenthe 159 135 160 . 96 162 165 179
Overijssel 434 381 317 . 245 254 245 202
Flevoland 110 134 130 . 155 90 20 46
Gelderland 681 726 493 . 502 523 444 522
Utrecht 510 479 344 . 299 302 334 272
Noord-Holland1) 1 545 1 293 747 . 991 1 091 947 800
Zuid-Holland 1 712 1 892 1 537 . 1 633 1 026 626 563
Zeeland 109 110 122 . 94 98 92 113
Noord-Brabant 923 860 727 . 595 592 699 689
Limburg 438 427 253 . 277 365 324 284
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
A2.11 Branden in woningen indien bekend, per provincie, met een opkomsttijd van minder dan acht minuten
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
% van het aantal woningbranden
Nederland 71,0 64,5 44,8 . 48,1 48,0 42,7 44,0
Groningen 54,0 59,0 21,5 . 22,6 24,1 22,9 36,8
Friesland1) 47,0 45,9 28,0 . 19,2 26,7 23,7 29,0
Drenthe 47,0 43,0 26,9 . 27,1 19,8 15,8 16,2
Overijssel 66,0 50,7 46,1 . 41,6 31,5 23,3 24,8
Flevoland 55,0 54,5 31,5 . 31,0 31,1 30,0 34,8
Gelderland 62,0 56,3 33,9 . 40,6 36,3 38,1 35,6
Utrecht 75,0 64,5 34,9 . 46,5 46,7 44,6 45,2
Noord-Holland1) 85,0 76,3 55,2 . 57,9 62,6 56,6 64,9
Zuid-Holland 79,0 77,0 60,2 . 56,6 56,1 49,7 47,8
Zeeland 57,0 48,2 11,5 . 26,6 25,5 38,0 46,0
Noord-Brabant 61,0 54,8 34,7 . 40,2 46,3 39,8 39,5
Limburg 57,0 45,4 36,4 . 46,2 49,9 48,8 47,5
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
56 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 57
A2.12 Aandeel woningbranden met een opkomsttijd korter dan acht minuten, naar soort woning1)
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
%
Totaal met opkomsttijd minder dan 8 min. 71,0 64,5 44,8 . 48,1 48,1 42,7 44,0
etagewoning 85,0 80,9 63,4 . 57,5 66,4 58,9 66,1
portiekflat 76,0 74,7 54,9 . 67,5 62,1 53,5 57,9
portiekwoning 89,0 78,6 69,6 . 65,9 62,0 52,7 62,4
duplexwoning 67,0 54,3 38,2 . 40,4 45,2 47,5 50,9
vrijstaande woning 49,0 40,1 18,6 . 29,1 29,4 25,4 24,8
eengezinswoning in rij 67,0 57,7 40,2 . 42,7 44,2 41,2 42,1
galerijflat 73,0 66,4 47,0 . 61,3 60,4 50,6 46,8
hoogbouwflat (inpandige gang) 77,0 66,5 54,2 . 47,9 55,8 50,0 55,7
grote villa 78,0 57,1 39,6 . 48,9 41,7 45,5 10,3
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
58 Brandweerstatistiek 2013
A2.13 Branden in woningen indien bekend naar soort woning en bij het CBS bekende oorzaak1)
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
x 1 000
Totaal 7,1 6,8 5,1 . 5,1 4,7 4,2 4,0
waaronder
etagewoning 1,4 1,4 0,9 . 1,3 0,8 0,6 0,6
eengezinswoning in rij 2,5 2,5 2,1 . 1,9 1,9 1,8 1,7
hoogbouwflat (inpandige gang) 0,3 0,2 0,1 . 0,1 0,1 0,1 0,1
Etagewoning
Brandstichting 13,9 15,9 17,1 . 15,7 14,7 10,2 7,8
Spelen met vuur door kinderen 3,9 5,5 3,1 . 2,1 2,1 0,4 0,5
Roken 5,8 7,2 6,0 . 8,9 8,6 13,0 11,7
Brandgevaarlijke werkzaamheden 8,0 6,2 4,5 . 7,3 9,8 8,1 6,3
Defect/verkeerd gebruik apparaat/product 59,8 58,5 60,5 . 57,0 49,1 50,4 50,5
Broei/zelfverhitting 7,9 5,4 6,8 . 8,4 13,5 15,9 22,3
Vuurwerk 0,5 1,4 2,1 . 0,7 2,1 2,0 1,0
Eengezinswoning in rij
Brandstichting 10,8 13,5 9,7 . 13,2 13,4 12,0 12,8
Spelen met vuur door kinderen 5,8 5,0 2,4 . 3,0 2,2 1,1 1,7
Roken 4,5 4,4 4,4 . 4,3 3,9 2,3 3,4
Brandgevaarlijke werkzaamheden 9,0 6,8 7,7 . 6,4 7,1 3,9 8,5
Defect/verkeerd gebruik apparaat/product 63,7 64,2 68,0 . 62,5 56,4 58,2 51,2
Broei/zelfverhitting 4,8 4,6 6,4 . 8,2 14,7 19,0 19,9
Vuurwerk 1,5 1,5 1,4 . 2,4 2,3 3,5 2,4
Hoogbouwflat (inpandige gang)
Brandstichting 37,3 45,3 36,1 . 29,7 18,6 23,4 27,4
Spelen met vuur door kinderen 16,4 4,1 – . 1,6 2,3 – –
Roken 5,1 6,8 12,0 . 9,4 11,6 15,6 9,7
Brandgevaarlijke werkzaamheden 4,5 6,8 4,8 . 6,2 – – 1,6
Defect/verkeerd gebruik apparaat/product 33,9 35,8 44,6 . 51,6 60,5 46,9 41,9
Broei/zelfverhitting 2,3 1,4 – . 1,6 – 10,9 16,1
Vuurwerk 0,6 – 2,4 . – 7,0 3,1 3,2
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
Bijlagen 59
A2.14 Doden en gewonden bij woningbranden (excl. brandweer-personeel)
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
Totaal doden 42 38 25 . 35 22 28 40
etagewoning 7 5 4 . 7 1 6 6
portiekflat zonder doorgekoppeld balkon 2 3 2 . 1 1 1 3
portiekflat met doorgekoppeld balkon 2 1 – . 1 – – –
portiekwoning 1 3 6 . – 1 1 1
duplexwoning 2 – – . 1 – – –
vrijstaande woning 8 3 3 . 4 5 8 2
eengezinswoning in rij 16 21 3 . 14 11 11 25
galerijflat 1 1 3 . 5 1 1 –
hoogbouwflat (inpandige gang) 1 1 2 . 1 2 – 3
grote villa 2 – 2 . – – – –
Totaal gewonden 583 799 632 . 570 501 472 397
etagewoning 127 204 159 . 192 88 115 42
portiekflat zonder doorgekoppeld balkon 87 84 75 . 99 48 69 65
portiekflat met doorgekoppeld balkon 26 25 13 . 10 13 19 13
portiekwoning 31 19 31 . 17 29 28 22
duplexwoning 13 19 8 . 3 11 9 11
vrijstaande woning 43 33 18 . 50 48 41 49
eengezinswoning in rij 178 315 262 . 136 195 167 152
galerijflat 49 61 43 . 47 35 15 26
hoogbouwflat (inpandige gang) 23 33 22 . 14 29 9 11
grote villa 6 6 1 . 2 5 – 6
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
60 Brandweerstatistiek 2013
A3.1 Hulpverleningen per provincie
1995 2000 2005 20091) 2010 2011 2012 2013*
x 1 000
Nederland 33,7 39,4 36,9 41,7 43,7 44,9 43,0 49,4
Groningen 1,0 1,0 0,9 0,9 1,0 1,1 0,8 1,0
Friesland 0,7 1,0 1,0 0,9 1,0 0,9 1,2 1,1
Drenthe 0,9 1,0 1,1 1,0 1,0 0,9 1,0 0,9
Overijssel 1,9 2,0 2,0 2,3 1,8 1,5 1,5 1,9
Flevoland1) 0,4 0,7 0,6 . 0,8 0,7 0,7 0,8
Gelderland 3,5 4,3 4,1 3,9 4,1 3,7 3,8 4,4
Utrecht 1,9 2,8 2,2 2,8 3,1 2,7 2,5 2,6
Noord-Holland1) 6,8 7,1 8,0 . 10,9 10,6 10,0 12,5
Zuid-Holland 8,9 10,9 9,6 12,1 11,6 14,1 13,5 15,9
Zeeland 0,4 0,6 0,7 0,7 0,6 0,6 0,5 0,7
Noord-Brabant 4,2 5,0 4,5 5,0 5,0 5,3 4,9 5,2
Limburg 3,1 3,0 2,3 2,5 2,8 2,6 2,5 2,4
per 100 duizend inwoners
Nederland 218 249 226 253 264 269 257 294
Groningen 173 176 160 158 171 183 146 165
Friesland 113 164 150 135 159 140 184 177
Drenthe 198 222 222 210 209 190 195 185
Overijssel 178 186 180 201 160 129 134 165
Flevoland1) 154 230 165 . 201 182 182 207
Gelderland 187 226 207 197 206 184 189 216
Utrecht 178 250 192 230 250 223 199 210
Noord-Holland1) 276 280 308 . 410 396 371 460
Zuid-Holland 268 322 277 348 330 401 380 446
Zeeland 111 154 175 190 167 162 143 172
Noord-Brabant 184 211 188 204 204 217 199 211
Limburg 277 261 198 220 246 234 222 214
Bron: CBS.1) Cijfers over 2009 niet beschikbaar wegens onvoldoende betrouwbaarheid.
60 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 61
A3.2 Hulpverleningen naar maand
1995 2000 2005 2009 2010 2011 2012 2013*
x 1 000
Totaal 33,7 39,4 36,9 41,7 43,7 44,9 43,0 49,4
januari 3,2 2,3 3,2 3,9 3,6 3,3 4,5 3,2
februari 2,3 2,2 2,6 2,8 3,5 3,4 4,4 2,7
maart 2,7 2,4 2,7 2,9 3,2 2,9 2,9 3,3
april 2,3 2,7 2,7 2,9 3,0 3,4 3,0 3,3
mei 3,0 7,7 3,0 4,7 3,1 3,5 3,5 3,5
juni 2,9 3,5 3,5 3,5 3,7 4,4 3,8 3,8
juli 3,9 3,3 3,9 4,1 5,5 5,2 3,7 4,5
augustus 3,2 3,1 3,0 3,4 5,0 3,9 3,8 3,6
september 2,9 3,1 2,8 3,3 2,9 4,3 3,6 3,9
oktober 2,5 3,8 2,6 3,4 2,8 3,5 3,3 8,0
november 2,2 2,6 4,4 3,5 3,4 3,2 3,2 3,6
december 2,6 2,6 2,5 3,4 4,0 3,9 3,3 5,9
Bron: CBS.
A3.3 Hulpverleningen naar soort werkzaamheden1)
Totaal1)
Geen hulp (meer)
nodig
Bevrijden of redden van
personen
Bergen of verwijderen
van auto e.d.
Reinigen van wegen
of terreinenOpenen
van deuren
Bestrijden van water-overlast of
stormschadeBevrijden
van dieren
Andere werkzaam-
heden (incl. onbekend)/
niet ingevuld
x 1 000
1995 33,7 2,4 5,9 1,7 7,3 2,5 5,1 3,4 7,2
2000 39,4 2,3 6,3 1,4 7,4 2,4 8,5 2,8 11,4
2005 36,9 2,3 4,8 0,7 3,5 1,7 5,5 2,5 17,8
2009 41,7 3,1 4,2 0,4 1,5 1,7 3,0 1,8 27,3
2010 43,7 3,4 5,7 0,5 1,9 2,0 4,6 2,2 24,8
2011 44,9 2,3 7,3 0,4 2,2 1,8 4,6 2,3 25,4
2012 43,0 2,2 7,9 0,4 2,0 1,5 4,6 2,7 22,4
2013* 49,4 2,1 6,9 0,3 1,6 1,6 6,7 2,4 28,8
Groningen 1,0 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,1 0,2 0,3
Friesland 1,1 0,1 0,2 0,0 0,1 0,0 0,2 0,1 0,5
Drenthe 0,9 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,2 0,1 0,3
Overijssel 1,9 0,1 0,4 0,0 0,1 0,0 0,3 0,2 0,9
Flevoland 0,8 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,3
Gelderland 4,4 0,3 0,9 0,0 0,2 0,1 1,1 0,3 1,5
Utrecht 2,6 0,2 0,5 0,0 0,2 0,1 0,8 0,3 0,7
Noord-Holland 12,5 0,3 1,9 0,0 0,1 0,8 1,4 0,4 7,7
Zuid-Holland 15,9 0,3 0,7 0,0 0,1 0,2 0,9 0,4 13,3
Zeeland 0,7 0,1 0,2 0,0 0,0 0,0 0,1 0,0 0,2
Noord-Brabant 5,2 0,4 1,1 0,1 0,6 0,2 1,1 0,3 1,6
Limburg 2,4 0,1 0,3 0,0 0,1 0,0 0,3 0,0 1,6
Bron: CBS.1) Het is mogelijk dat in of op een object meerdere werkzaamheden zijn verricht.
62 Brandweerstatistiek 2013
A3.4 Hulpverleningen (gebouwen) naar object en soort werkzaamheden1)
Totaal
Geen hulp (meer)
nodig
Bevrijden of redden van
personenOpenen van
deuren
Bestrijden van wateroverlast of
stormschadeBevrijden
van dieren
x 1 000 % van de werkzaamheden (excl. anders/onbekend)
1995 14,0 9,2 35,4 22,2 29,1 8,2
2000 15,0 9,4 33,9 23,2 32,2 5,9
2005 15,3 11,4 29,5 20,2 38,6 5,0
2009 21,9 20,6 33,6 20,1 23,8 7,9
2010 23,3 16,1 36,7 20,5 25,5 6,1
2011 21,0 10,7 45,8 19,6 23,0 5,6
2012 17,8 8,1 47,3 15,9 26,5 5,4
2013* 28,4 9,1 44,1 17,6 27,3 5,4
woongebouwen 8,0 7,4 46,8 21,5 25,6 3,8
gebouwen chemische industrie 0,0 75,0 25,0 0,0 0,0 0,0
gebouwen overige industrie 0,4 16,7 26,3 5,9 36,0 15,1
werkplaatsen 0,1 13,0 43,5 4,3 34,8 8,7
winkels 0,4 7,9 33,1 13,6 47,1 5,0
onderwijs gebouwen 0,2 14,1 27,1 8,2 52,9 1,2
zieken-, bejaarden-, verzorgingshuis 0,5 12,7 60,8 13,3 16,2 0,6
horecabedrijven 0,2 10,2 40,2 7,9 39,4 3,9
andere 1,6 11,5 37,2 9,2 29,4 11,5
onbekend/niet ingevuld 17,0 16,4 31,1 3,4 28,6 13,9
Bron: CBS.1) Het is mogelijk dat in of op een object meerdere werkzaamheden zijn verricht.
62 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 63
A3.5 Hulpverleningen (geen gebouwen) naar object en soortwerkzaamheden1)
Totaal
Geen hulp
(meer) nodig
Bevrijden of redden
van personen
Bergen of verwijderen
van auto's e.d.
Reinigen van
wegen of terreinen
Openen van
deuren
Bestrijden van water-overlast of
stormschadeBevrijden
van dierenBergen van
een lijk
x 1 000 % van de werkzaamheden (excl. anders/onbekend)
1995 19,6 8,7 13,9 10,9 46,1 0,7 12,9 15,9 1,8
2000 24,4 7,3 16,2 7,6 39,7 0,5 28,8 12,0 1,8
2005 21,6 12,2 21,7 6,3 29,9 0,9 21,6 17,8 2,4
2009 19,8 21,1 24,9 4,2 17,5 3,6 17,6 16,6 2,2
2010 20,6 19,1 24,7 3,8 16,0 2,6 23,3 16,0 1,7
2011 23,8 12,2 31,2 3,2 17,1 2,2 23,5 15,5 1,8
2012 25,2 12,3 33,1 2,9 15,2 2,4 20,0 17,8 1,7
2013* 21,0 10,9 27,2 2,0 11,3 2,2 34,8 14,7 1,4
woonschip 0,1 11,1 44,4 0,0 0,0 0,0 48,1 0,0 0,0
wegen, straten, bermen en terreinen 6,7 4,3 4,2 0,7 22,3 0,2 65,3 5,7 0,3
personenauto 3,1 21,3 70,2 6,7 7,7 2,4 0,0 0,3 1,7
andere motorvoertuigen 0,5 23,5 49,1 12,8 20,6 2,1 2,8 1,1 4,6
spoorwegmateriaal 0,1 30,9 17,0 2,1 29,8 2,1 0,0 1,1 34,0
scheepvaart 0,1 21,6 47,3 2,7 0,0 1,4 27,0 0,0 0,0
opslagterreinen 0,1 29,2 20,8 0,0 8,3 4,2 33,3 8,3 4,2
water 1,2 18,1 15,6 2,9 0,5 0,2 4,9 54,8 5,0
andere 6,8 9,6 33,4 0,3 1,3 5,1 24,6 26,4 0,7
onbekend/niet ingevuld 2,3 20,2 20,2 0,0 3,5 3,5 37,0 17,3 0,6
Bron: CBS.1) Het is mogelijk dat in of op een object meerdere werkzaamheden zijn verricht.
A3.6 Slachtoffers en reddingen bij hulpverleningen, naar soort werkzaamheden1)2)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013*
Doden 660 738 815 808 630 582 639 562 576 441 495 603 541 527
Gewonden 6 723 6 237 6 140 5 299 4 854 4 015 3 646 3 924 3 225 4 116 4 256 5 344 5 480 4 827
Reddingen 12 373 13 283 12 427 11 381 9 683 8 123 8 380 8 887 8 292 7 061 9 477 11 177 11 033 10 174
Eerste hulp 6 198 6 297 5 637 4 903 4 174 3 484 3 170 3 748 3 449 3 134 3 999 5 477 5 199 5 000
Bron: CBS.1) Exclusief brandweerlieden in functie.2) Het is mogelijk dat per slachtoffer meerdere werkzaamheden zijn verricht.
64 Brandweerstatistiek 2013
A3.7 Slachtoffers en reddingen bij hulpverleningen, naar soort werkzaamheden, 2013*1)2)
Totaal
Geen hulp
(meer) nodig
Bevrijden of redden
van personen
Bergen of verwijderen
van auto e.d.
Reinigen van
wegen of terreinen
Openen van
deuren
Bestrijden van water-overlast of
stormschade
Bevrij-den van
dieren
Bergen van een
lijk
Overig incl. onbekend/
niet ingevuld
Doden 527 39 283 11 17 37 1 1 78 128
beknelling 139 7 120 6 5 6 1 – 10 8
verdrinking/verstikking 47 4 18 2 1 1 – – 17 9
anders/onbekend 341 28 145 3 11 30 1 1 51 110
Gewonden 4 827 298 2 871 118 209 191 23 5 42 1 623
kneuzingen/breuken 774 29 589 24 40 30 4 3 5 166
snijwonden 160 8 107 11 20 8 7 – – 41
bedwelming 225 9 37 – 24 23 1 – – 157
ander/onbekend letsel 3 668 252 2 138 83 125 130 11 2 37 1 260
Reddingen 10 174 156 8 946 96 138 761 11 10 37 1 005
brandweerpersoneel 9 461 27 8 634 75 107 735 10 8 34 748
anderen 713 129 312 21 31 26 1 2 3 256
Eerste hulp 5 000 299 2 665 133 159 236 29 8 51 2 009
brandweerpersoneel 1 246 21 756 51 29 62 4 3 20 446
arts/ambulancepersoneel 3 481 235 1 784 75 118 171 19 5 31 1 464
anderen 273 43 125 7 12 3 6 – – 99
Bron: CBS.1) Exclusief brandweerlieden in functie.2) Het is mogelijk dat per slachtoffer meerdere werkzaamheden zijn verricht.
64 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 65
A3.8 Slachtoffers en reddingen bij hulpverleningen, naar object, 2013*1)
Geen gebouwen
Gebouwen waarvan
totaalwaarvan
woongebouwen totaalwegen, straten,
terreinen e.d.personen-
auto's water
Doden 112 81 415 36 142 44
beknelling 3 – 136 4 99 2
verdrinking/verstikking 8 6 39 3 6 18
anders/onbekend 101 75 240 29 37 24
Gewonden 1 491 1 175 3 335 240 1 792 131
kneuzingen/breuken 239 163 535 38 354 5
snijwonden 49 33 111 13 70 –
bedwelming 70 54 155 11 14 –
andere wonden/onbekend 1 133 925 2 534 178 1 354 126
Reddingen 5 110 3 776 5 064 485 1 984 247
brandweerpersoneel 4 752 3 523 4 709 447 1 818 195
anderen 358 253 355 38 166 52
Eerste hulp 1 933 1 527 3 067 244 1 639 144
brandweerpersoneel 482 258 764 60 379 47
arts/ambulancepersoneel 1 345 1 199 2 136 168 1 186 81
anderen 106 70 167 16 74 16
Bron: CBS.1) Exclusief brandweerlieden die bij de hulpverlening waren betrokken.
66 Brandweerstatistiek 2013
A4.1 Brandweerlieden naar dienstverband en geslacht, op 1 januari
Beroepskrachten Vrijwilligers
Totaal brandweer-
lieden totaal mannen vrouwen totaal mannen vrouwen
x 1 000
1995 26,8 4,3 4,2 0,1 22,5 22,2 0,3
2000 26,9 4,8 4,6 0,1 22,1 21,5 0,6
20051) 27,3 5,3 5,0 0,3 22,0 20,9 1,1
20061) 27,4 5,4 5,1 0,3 22,0 20,8 1,2
20072) 27,1 5,4 5,1 0,3 21,6 20,5 1,2
20082) 27,0 5,5 5,2 0,3 21,5 20,2 1,3
20092) 27,2 5,5 5,2 0,3 21,6 20,3 1,3
20102) 27,1 5,5 5,2 0,3 21,6 20,3 1,3
20113) 26,6 5,4 5,1 0,3 21,2 20,0 1,2
20123) 26,2 5,3 5,0 0,3 21,0 19,8 1,2
20133) 26,0 5,2 4,9 0,3 20,8 19,6 1,2
2014*3) 25,5 5,1 4,8 0,2 20,4 19,3 1,1
% brandweerlieden
2014*3) 100,0 20,0 19,0 0,9 80,0 75,8 4,2
100,0 95,4 4,6 100,0 94,7 5,3
Bron: CBS.1) Personeel in operationele dienst.2) Brandweerpersoneel werkzaam in hun rang.3) Brandweerpersoneel, werkzaam in een repressieve functie.
66 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 67
A4.2 Brandweerlieden, per regio, op 1 januari
1995 2000 20051) 20061) 20072) 20082) 20092) 20102) 20113) 20123) 20133) 2014*3)
x 1 000
Totaal 26,9 26,9 27,3 27,4 27,1 27,0 27,2 27,1 26,6 26,2 26,0 25,5
01 Groningen 0,8 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,8 0,8 0,8
02 Fryslân 1,2 1,2 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3
03 Drenthe 0,8 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,8
04 IJsselland 0,8 0,8 0,9 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9
05 Twente 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 0,9 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9
06 Noord- en Oost-Gelderland 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,6 1,5 1,6 1,5 1,5 1,4 1,4
07 Gelderland-Midden 1,1 1,1 1,1 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,0 1,0 1,0 1,0
08 Gelderland-Zuid 1,0 0,9 0,9 0,9 1,0 0,9 0,9 0,9 0,9 1,0 1,0 1,0
09 Utrecht 2,0 2,1 2,2 2,1 2,1 2,0 2,1 2,1 2,0 2,1 2,1 1,9
10 Noord-Holland-Noord 1,4 1,4 1,5 1,5 1,5 1,5 1,4 1,4 1,4 1,4 1,4 1,5
11 Zaanstreek-Waterland 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8
12 Kennemerland 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,7 0,7 0,7 0,7 0,7 0,6 0,6
13 Amsterdam-Amstelland 1,0 1,1 1,0 0,9 1,0 0,8 0,9 0,9 0,8 0,8 0,8 0,8
14 Gooi en Vechtstreek 0,4 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,5 0,5 0,4 0,4 0,4
15 Haaglanden 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,1 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9 0,8
16 Hollands Midden 1,3 1,3 1,2 1,2 1,2 1,3 1,3 1,3 1,1 1,2 1,2 1,1
17 Rotterdam-Rijnmond 1,5 1,7 1,7 1,7 1,6 1,5 1,6 1,6 1,6 1,7 1,6 1,5
18 Zuid-Holland-Zuid 1,0 0,9 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 0,9 0,9
19 Zeeland 1,3 1,2 1,3 1,3 1,3 1,3 1,3 1,4 1,4 1,4 1,3 1,3
20 Midden- en West-Brabant 2,0 1,9 1,8 1,8 1,8 1,7 1,8 1,7 1,7 1,6 1,6 1,6
21 Brabant-Noord 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,0 1,1 1,1
22 Brabant-Zuidoost 1,1 1,0 1,0 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,0 1,0 1,0
23 Limburg-Noord 0,8 0,9 0,9 1,0 0,9 0,8 1,0 1,0 1,0 0,9 0,9 0,9
24 Limburg-Zuid 0,7 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,7 0,7 0,7 0,6 0,7 0,7
25 Flevoland 0,4 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
Bron: CBS.1) Personeel in operationele dienst.2) Brandweerpersoneel werkzaam in hun rang.3) Brandweerpersoneel, werkzaam in een repressieve functie.
68 Brandweerstatistiek 2013
A4.3 Brandweerlieden, werkzaam in een repressieve brandweerrang, per regio, op 1 januari 2014*
Dienstverband Rangniveau
Totaal brandweer-
lieden beroeps vrijwillighoger en
middelbaar lager
absoluut
Totaal 25 460 5 086 20 374 7 185 18 275
01 Groningen 827 122 705 219 608
02 Fryslân 1 261 138 1 123 358 903
03 Drenthe 833 110 723 232 601
04 IJsselland 933 149 784 237 696
05 Twente 921 161 760 290 631
06 Noord- en Oost-Gelderland 1 380 74 1 306 379 1 001
07 Gelderland-Midden 978 150 828 275 703
08 Gelderland-Zuid 973 169 804 323 650
09 Utrecht 1 858 245 1 613 550 1 308
10 Noord-Holland-Noord 1 456 150 1 306 494 962
11 Zaanstreek-Waterland 783 129 654 217 566
12 Kennemerland 585 173 412 152 433
13 Amsterdam-Amstelland 823 593 230 164 659
14 Gooi en Vechtstreek 398 83 315 125 273
15 Haaglanden 829 525 304 212 617
16 Hollands Midden 1 139 170 969 358 781
17 Rotterdam-Rijnmond 1 497 669 828 301 1 196
18 Zuid-Holland-Zuid 889 102 787 222 667
19 Zeeland 1 301 126 1 175 427 874
20 Midden- en West-Brabant 1 622 298 1 324 474 1 148
21 Brabant-Noord 1 068 205 863 304 764
22 Brabant-Zuidoost 1 007 162 845 284 723
23 Limburg-Noord 918 123 795 262 656
24 Limburg-Zuid 670 161 509 153 517
25 Flevoland 511 99 412 173 338
Bron: CBS.
68 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 69
A4.4 Brandweerlieden, werkzaam in een repressieve brandweerrang, per regio, naar dienstverband en rangniveau per 100 duizend inwoners, op 1 januari 2014*
Dienstverband Rangniveau
InwonersBrandweer-
lieden beroeps vrijwillighoger en
middelbaar lager
x 1 000 per 100 duizend inwoners
Totaal 16 828 151,3 30,2 121,1 42,7 108,6
01 Groningen 583 141,9 20,9 121,0 37,6 104,4
02 Fryslân 646 195,1 21,4 173,8 55,4 139,7
03 Drenthe 489 170,4 22,5 147,9 47,4 122,9
04 IJsselland 513 181,7 29,0 152,7 46,2 135,6
05 Twente 626 147,0 25,7 121,3 46,3 100,7
06 Noord- en Oost-Gelderland 811 170,1 9,1 161,0 46,7 123,4
07 Gelderland-Midden 668 146,5 22,5 124,0 41,2 105,3
08 Gelderland-Zuid 540 180,0 31,3 148,8 59,8 120,3
09 Utrecht 1 254 148,2 19,5 128,7 43,9 104,3
10 Noord-Holland-Noord 646 225,5 23,2 202,3 76,5 149,0
11 Zaanstreek-Waterland 327 239,5 39,5 200,0 66,4 173,1
12 Kennemerland 529 110,5 32,7 77,8 28,7 81,8
13 Amsterdam-Amstelland 993 82,9 59,7 23,2 16,5 66,3
14 Gooi en Vechtstreek 245 162,4 33,9 128,5 51,0 111,4
15 Haaglanden 1 051 78,9 49,9 28,9 20,2 58,7
16 Hollands Midden 771 147,7 22,0 125,7 46,4 101,3
17 Rotterdam-Rijnmond 1 270 117,9 52,7 65,2 23,7 94,2
18 Zuid-Holland-Zuid 484 183,7 21,1 162,6 45,9 137,8
19 Zeeland 381 341,8 33,1 308,7 112,2 229,6
20 Midden- en West-Brabant 1 088 149,1 27,4 121,7 43,6 105,6
21 Brabant-Noord 644 165,9 31,8 134,1 47,2 118,7
22 Brabant-Zuidoost 748 134,6 21,6 112,9 38,0 96,6
23 Limburg-Noord 516 177,9 23,8 154,1 50,8 127,2
24 Limburg-Zuid 604 110,9 26,7 84,3 25,3 85,6
25 Flevoland 400 127,8 24,8 103,0 43,3 84,5
Bron: CBS.
70 Brandweerstatistiek 2013
A4.5 Overig personeel van de brandweer, per regio, op 1 januari 2014*
Inwoners Overig personeel van de brandweer
x 1 000 absoluut per 100 duizend inwoners
Totaal 16 828 4 069 24,2
01 Groningen 583 178 30,6
02 Fryslân 646 51 7,9
03 Drenthe 489 181 37,0
04 IJsselland 513 74 14,4
05 Twente 626 205 32,7
06 Noord- en Oost-Gelderland 811 297 36,6
07 Gelderland-Midden 668 94 14,1
08 Gelderland-Zuid 540 66 12,2
09 Utrecht 1 254 496 39,6
10 Noord-Holland-Noord 646 106 16,4
11 Zaanstreek-Waterland 327 109 33,3
12 Kennemerland 529 149 28,1
13 Amsterdam-Amstelland 993 307 30,9
14 Gooi en Vechtstreek 245 94 38,3
15 Haaglanden 1 051 243 23,1
16 Hollands Midden 771 95 12,3
17 Rotterdam-Rijnmond 1 270 165 13,0
18 Zuid-Holland-Zuid 484 64 13,2
19 Zeeland 381 87 22,9
20 Midden- en West-Brabant 1 088 279 25,7
21 Brabant-Noord 644 49 7,6
22 Brabant-Zuidoost 748 351 46,9
23 Limburg-Noord 516 89 17,3
24 Limburg-Zuid 604 162 26,8
25 Flevoland 400 78 19,5
Bron: CBS.
70 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 71
A5.1 Uitgaven door gemeenten aan brandweer en rampenbestrijding, per regio
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013*1)
x mln euro
Totaal 724,0 818,6 913,3 1 016,6 1 093,5 1 125,1 1 101,9 1 107,5 1 112,8
01 Groningen 21,0 27,2 29,3 34,7 36,3 36,2 36,6 36,6 37,3
02 Fryslân 23,5 25,1 24,7 28,2 30,1 31,1 31,8 32,0 28,1
03 Drenthe 19,5 15,1 16,0 26,3 29,7 28,6 29,0 29,4 29,4
04 IJsselland 22,4 27,4 31,1 31,6 35,8 36,6 35,2 34,6 35,8
05 Twente 19,2 22,8 34,1 37,3 41,5 41,8 42,8 42,8 43,6
06 Noord- en Oost-Gelderland 30,6 33,6 37,4 41,7 46,2 47,0 44,8 44,5 47,3
07 Gelderland-Midden 29,1 32,4 34,5 38,0 39,9 40,4 38,9 38,9 37,4
08 Gelderland-Zuid 23,8 28,1 29,2 32,9 34,4 35,0 34,8 34,5 37,6
09 Utrecht 60,2 66,0 74,5 81,9 89,8 90,4 88,0 86,7 86,3
10 Noord-Holland-Noord 31,0 31,5 35,3 36,9 41,7 42,8 43,3 44,3 42,8
11 Zaanstreek-Waterland 17,0 16,1 13,5 20,5 24,3 25,9 24,7 26,0 27,2
12 Kennemerland 23,1 23,8 27,0 41,5 42,3 45,1 44,7 43,1 42,3
13 Amsterdam-Amstelland 62,4 68,4 80,2 85,7 88,2 92,6 83,8 82,5 82,8
14 Gooi- en Vechtstreek 12,6 17,3 18,5 17,4 18,6 20,5 19,0 18,9 18,7
15 Haaglanden 56,0 67,2 71,9 74,2 82,6 76,4 78,0 81,5 82,0
16 Hollands Midden 27,0 35,0 39,5 43,0 47,5 47,4 50,4 48,9 51,3
17 Rotterdam-Rijnmond 64,1 70,7 84,6 89,5 93,8 97,3 92,8 95,5 93,6
18 Zuid-Holland-Zuid 23,7 29,3 30,6 32,7 35,3 36,5 35,0 38,0 36,9
19 Zeeland 19,0 21,0 28,2 25,7 28,8 28,3 29,0 29,7 26,2
20 Midden- en West-Brabant 42,2 37,4 39,8 44,7 47,5 59,3 61,6 62,8 63,5
21 Brabant-Noord 19,2 23,5 27,0 29,9 32,7 33,9 28,2 29,6 31,6
22 Brabant-Zuidoost 20,2 33,3 35,8 38,3 40,2 41,6 40,0 38,6 40,6
23 Limburg-Noord 19,9 23,1 25,3 28,8 30,1 32,7 30,2 31,2 30,6
24 Limburg-Zuid 21,9 23,9 24,7 32,7 35,1 36,1 36,9 34,7 37,4
25 Flevoland 15,3 19,3 20,8 22,7 20,9 21,7 22,1 22,1 22,5
Bron: CBS.1) Ten tijde van het schrijven van de publicatie waren er nog geen gevens beschikbaar van de
werkelijke uitgaven in 2013. De uitgaven in 2013 zijn daarom begrootte uitgaven; andere jaren
betreffen de werkelijke uitgaven.
72 Brandweerstatistiek 2013
A5.2 Uitgaven door gemeenten aan brandweer en rampenbestrijding, per regio, per inwoner
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013*1)
x mln euro
Totaal 44,4 50,1 55,8 62,0 66,3 67,9 66,2 66,2 66,3
01 Groningen 36,5 47,4 51,1 60,5 63,1 62,7 63,2 63,0 64,1
02 Fryslân 36,6 39,1 38,5 43,8 46,6 48,1 49,2 49,5 43,5
03 Drenthe 40,3 31,3 32,9 53,9 60,6 58,3 59,1 59,9 60,1
04 IJsselland 45,5 55,2 62,4 63,1 71,1 72,3 69,2 67,8 69,9
05 Twente 31,1 36,9 55,1 60,2 66,8 67,1 68,4 68,4 69,6
06 Noord- en Oost-Gelderland 37,9 41,7 46,4 51,6 57,2 58,0 55,3 54,8 58,2
07 Gelderland-Midden 45,5 50,5 53,5 58,6 61,2 61,5 59,0 58,6 56,3
08 Gelderland-Zuid 45,4 53,4 55,3 62,1 64,9 65,7 65,1 64,3 69,7
09 Utrecht 51,4 56,0 62,5 68,2 74,2 74,1 71,6 70,1 69,3
10 Noord-Holland-Noord 48,9 49,6 55,5 57,9 65,2 66,7 67,3 68,7 66,3
11 Zaanstreek-Waterland 54,5 51,2 42,7 64,8 76,5 81,0 76,6 80,5 83,5
12 Kennemerland 46,1 47,0 52,9 80,9 81,8 86,7 85,5 82,1 80,2
13 Amsterdam-Amstelland 68,7 75,2 88,1 93,5 95,0 98,1 87,5 85,1 84,4
14 Gooi- en Vechtstreek 52,1 71,4 76,4 71,8 76,6 84,2 77,9 77,1 76,5
15 Haaglanden 56,9 67,9 72,5 74,4 82,0 75,1 76,0 78,4 78,5
16 Hollands Midden 35,9 46,3 52,2 56,8 62,7 62,3 66,0 63,8 66,7
17 Rotterdam-Rijnmond 51,7 57,3 68,8 72,7 75,8 77,9 73,8 75,5 73,9
18 Zuid-Holland-Zuid 49,7 61,3 64,2 68,7 73,9 76,1 72,8 78,8 76,3
19 Zeeland 50,0 55,4 74,1 67,5 75,7 74,1 76,1 77,8 68,6
20 Midden- en West-Brabant 39,9 35,3 37,5 42,0 44,5 55,3 57,3 58,1 58,6
21 Brabant-Noord 30,7 37,5 42,9 47,3 51,6 53,2 44,1 46,2 49,2
22 Brabant-Zuidoost 27,8 45,8 49,2 52,5 54,9 56,6 54,1 52,0 54,5
23 Limburg-Noord 38,9 45,1 49,3 56,2 58,6 63,4 58,6 60,4 59,2
24 Limburg-Zuid 34,9 38,6 40,2 53,6 57,6 59,4 60,7 57,1 61,7
25 Flevoland 41,8 52,1 55,5 59,8 54,5 55,9 56,4 55,9 56,5
Bron: CBS.1) Ten tijde van het schrijven van de publicatie waren er nog geen gevens beschikbaar van de
werkelijke uitgaven in 2013. De uitgaven in 2013 zijn daarom begrootte uitgaven; andere jaren
betreffen de werkelijke uitgaven.
72 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 73
B. Bronnen en methoden
B.1 Toelichting bij hoofdstuk 1De verzoeken om assistentie die de brandweer ontvangt (de meldingen), zijn
onder te verdelen in brand- en hulpverleningsmeldingen. Van een brandmelding
is sprake wanneer er bij het brandweerkorps via een meldkamer, een verzoek
binnenkomt om een brand te blussen en de gevolgen te beperken. Van een
hulpverleningsmelding is sprake, wanneer het een verzoek betreft voor het
verrichten van werkzaamheden ter beperking en bestrijding van gevaar voor
mensen en dieren bij ongevallen.
In dit hoofdstuk gaat het alleen om meldingen die bij de 112 centrale zijn
binnengekomen. Meldingen bij een regionaal meldpunt of particuliere alarm-
centrale, die niet aan de brandweer doorgegeven zijn, zijn niet in de cijfers
opgenomen.
Niet alle korpsen leveren echter (continu) gegevens aan. Daarom heeft het CBS een
methode ontwikkeld om de niet ontvangen brand- en hulpverleningsrapporten
te schatten en deze toe te voegen: voor korpsen die één of meerdere maanden
geen of niet alle meldingen rapporteren, worden gegevens toegevoegd aan de
hand van rapportages uit gemeenten die vergelijkbaar zijn. Hierbij wordt rekening
gehouden met het inwonertal, de mate van stedelijkheid van de gemeente, de
maand en het type en de aard van de brand- of hulpverleningsmelding. In 2013
is 8 procent van het totale aantal brand- en hulpverleningsmeldingen geschat.
In 2012 was dit met 6 procent iets beter.
Daarnaast zijn dit jaar enkele handmatige correcties toegepast, omdat een deel
van de gegevens niet automatisch bijgeschat konden worden, en omdat bij een
deel van de brandmeldingen niet juist was aangegeven of ze wel of niet een loos
alarm betrof.
B.2 Toelichting bij hoofdstuk 2Branden worden naar aard onderscheiden in binnenbranden, buitenbranden
en schoorsteenbranden. Een buitenbrand is gedefinieerd als een brand in de
open lucht waarbij geen gebouwen of opstallen betrokken zijn. Binnenbranden
vinden plaats in of aan gebouwen en zijn onderverdeeld in kleine en grote
binnenbranden. Een grote brand is een binnenbrand waarbij de eerst uitgerukte
bluseenheid versterking nodig heeft van ten minste één andere bluseenheid.
De rubricering van de branden vindt plaats aan de hand van de opgave door de
brandweer zelf. In deze publicatie worden de door de brandweer als middel-
branden aangeduide binnenbranden tot de grote binnenbranden gerekend.
De branden die in dit hoofdstuk vermeld staan, zijn exclusief loos alarm.
74 Brandweerstatistiek 2013
Verder ontvangt het CBS van de brandweer per brand gegevens over de eventuele
geredde personen, gewonden en dodelijke slachtoffers. Er is sprake van een
dode door brand indien het slachtoffer binnen zes weken na de brand, als gevolg
hiervan, is overleden. Het aantal doden bij brand is bepaald aan de hand van
gegevens over niet-natuurlijke doden, verkregen van het Openbaar Ministerie.
Deze cijfers waren ten tijde van het schrijven van de publicatie zeer voorlopig.
Onder woningen worden de volgende typen gebouwen begrepen: etagewoning,
portiekflat, portiekwoning, duplexwoning, vrijstaande woning, eengezinswoning,
galerijflat, hoogbouwflat en (grote) villa. Verzorgingshuizen, woonboten, vakantie-
huisjes e.d. worden niet als woning beschouwd. Doordat deze subobjecten niet
altijd in de enquêtes ingevuld worden, zijn niet alle woningbranden bij het CBS
bekend.
De tijd tussen het moment waarop een brand wordt gemeld en het moment dat de
brandweer ter plekke aankomt, kan worden gesplitst in uitruktijd en rijtijd. Onder
de uitruktijd wordt de tijd verstaan tussen het moment van melden van het incident
bij de meldkamer en het moment dat het eerste voertuig de brandweerkazerne
verlaat. De rijtijd is de tijd die nodig is om van de kazerne naar de plaats van de
brand te komen. De opkomsttijd is de som van beide tijden. De uitruktijd, rijtijd
en opkomsttijd zijn berekend aan de hand van door de brandweer opgegeven
tijdstippen van melding, uitruk en aankomst (afgerond op hele minuten).
Bij slachtoffers wordt onderscheid gemaakt tussen gewonden en doden.
Gewonden zijn personen die ten gevolge van de brand naar een ziekenhuis zijn
getransporteerd. Dit kunnen ook brandweerlieden zijn die hun werkzaamheden
niet hebben kunnen vervolgen. Dodelijke slachtoffers zijn degenen die als gevolg
van de brand binnen zes weken zijn overleden.
Daarnaast zijn dit jaar enkele handmatige correcties toegepast, omdat een deel
van de gegevens niet automatisch bijgeschat kon worden.
B.3 Toelichting bij hoofdstuk 3Per hulpverlening kan de brandweer meerdere werkzaamheden verrichten. Hier-
door kan een optelling in de staten over de afzonderlijke werkzaamheden of
activiteiten hoger uitkomen dan het vermelde totaal van het daarbij behorende
aantal hulpverleningen. De hulpverleningen die in dit hoofdstuk vermeld staan,
zijn exclusief loos alarm.
De brandweerkorpsen vermelden niet altijd de verrichte werkzaamheden, waar-
door de categorieën ‘Andere werkzaamheden’ of ‘Onbekend/niet ingevuld’ vaak
worden ingevuld. Dit geldt ook voor de vermelding van het object, het aandeel
‘anders/onbekend’ is hierdoor groot.
74 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 75
B.4 Toelichting bij hoofdstuk 4Het CBS vraagt bij elke veiligheidsregio naar de omvang van het eigen (brand-
weer) personeel op 1 januari van het jaar. Daarbij geldt een onderscheid tussen
beroeps- en vrijwillig personeel, onderverdeeld naar geslacht en rang, en het
overige personeel verdeeld naar opleidingsniveau. De repressieve brandweer-
lieden worden als volgt verdeeld over de volgende rangniveaus (geldend sinds
2011):
— lager personeel: Aspirant-Brandwacht, Brandwacht en Hoofdbrandwacht.
— middelbaar personeel: Aspirant-Onderofficier en Brandmeester.
— hoger personeel: Aspirant-Officier, Hoofdbrandmeester en hogere rangen.
De Wet op de Veiligheidsregio’s is per 1 oktober 2010 in werking getreden.
Deze heeft tot doel een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie van
de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de rampenbestrijding
en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke regie te realiseren. Uiterlijk
1 januari 2014 moet de gemeentelijke brandweer in de 25 veiligheidsregio’s zijn
opgegaan.
Een veiligheidsregio is een gemeenschappelijk orgaan van gemeenten in een
regio, die onder andere de rampenbestrijding en crisisbeheersing regelt.
Het CBS verzamelt geen informatie over personeel van bedrijfsbrandweerkorpsen
en brandweertaken binnen bedrijfshulpverleningsorganisaties. Een uitzondering
vormt het personeel van de Gezamenlijke Brandweer, een samenwerkingsverband
tussen de gemeente Rotterdam en bedrijven in de Rotterdamse haven. Dit perso-
neel is opgeteld bij de brandweer in de (veiligheids)regio Rotterdam-Rijnmond.
B.5 Toelichting bij hoofdstuk 5In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de uitgaven van de gemeenten die
betrekking hebben op de brandweer en rampenbestrijding in een veiligheidsregio.
De uitgaven zijn ter dekking van de personele en materiële kosten. De inkomsten
bestaan voornamelijk uit opbrengsten uit dienstverlening.
De uitgaven die in dit hoofdstuk staan zijn de netto-uitgaven; de uitgaven minus
de inkomsten. Bron voor uitgaven en inkomsten zijn de gemeenterekeningen
voor de jaren 2005 t/m 2012 en de gemeentebegrotingen voor het jaar 2013.
De uitgaven en inkomsten worden verantwoord op de post Brandweer en rampen-
bestrijding (functie 120) van deze rekeningen. De uitgaven voor het jaar 2013
hebben een voorlopig karakter.
76 Brandweerstatistiek 2013
B.6 Veiligheidsregio’s op 1 januari 2014
Taartdiagram:- linkerkantlijn over 3 kolommen
B6 Veiligheidsregio’s op 1 januari 2014
Provincie Groningen: 01 Groningen
Provincie Friesland: 02 Fryslân
Provincie Drenthe: 03 Drenthe
Provincie Overijssel: 04 IJsselland05 Twente
Provincie Gelderland: 06 Noord- en Oost-Gelderland07 Gelderland-Midden08 Gelderland-Zuid
Provincie Utrecht:09 Utrecht
Provincie Noord-Holland:10 Noord-Holland-Noord11 Zaanstreek-Waterland12 Kennemerland13 Amsterdam-Amstelland14 Gooi- en Vechtstreek
Provincie Zuid-Holland: 15 Haaglanden16 Hollands-Midden17 Rotterdam-Rijnmond18 Zuid-Holland-Zuid
Provincie Zeeland: 19 Zeeland
Provincie Noord-Brabant:20 Midden- en West-Brabant21 Brabant-Noord22 Brabant-Zuidoost
Provincie Limburg: 23 Limburg-Noord24 Limburg-Zuid
Provincie Flevoland: 25 Flevoland
02
06
03
01
20
04
23
05
25
22
09
21
10
07
08
19
17
16
18
19
24
12
15
11
13
14
10
76 Brandweerstatistiek 2013 Bijlagen 77
Begrippen
Beroepspersoneel brandweer
Het deel van het brandweerpersoneel dat brandweerdienst als hoofdbaan heeft.
Binnenbrand
Brand in een (min of meer) gesloten ruimte, bijvoorbeeld in gebouwen.
Brand (juridisch)
Rook- of vuurontwikkeling waarvan een brandmelding bij de brandweer binnen-
komt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen schoorsteenbranden, binnen branden
en buitenbranden.
Brandmelding
Melding voor brandbestrijding die bij de brandweer wordt gedaan; inclusief
loosalarmmeldingen.
Brandweer
Overheidsorganisatie die in het bijzonder belast is met brandpreventie, brand-
bestrijding en technische hulpverlening. De organisatie maakt onderdeel uit van
een veiligheidsregio.
Buitenbrand
Brand in de open lucht, waarbij in het algemeen geen gebouwen zijn betrokken.
Eerste hulp (door brandweer)
Verlenen van eerste medische hulp bij andere gebeurtenissen dan brand, waarvoor
de hulp van de brandweer werd ingeroepen.
Grote of middelgrote binnenbrand
Binnenbrand waarbij de eerst uitgerukte bluseenheid versterking van tenminste
één andere bluseenheid nodig heeft.
Hoger brandweerpersoneel
Brandweerpersoneel met de rangniveaus Aspirant-Officier, Hoofd brandmeester en
hoger.
Hulpverlening (brandweer)
Alle activiteiten van de brandweer, anders dan brandbestrijding, bijvoorbeeld het
bevrijden/redden van personen, het openen van deuren en het bestrijden van
78 Brandweerstatistiek 2013
wateroverlast. Preventieve taken, zoals voorlichting en administratie vallen hier
niet onder.
Hulpverleningsmelding brandweer
Melding aan de brandweer voor activiteiten anders dan brandbestrijding, bij-
voorbeeld het bevrijden/redden van personen, het openen van deuren en het
bestrijden van wateroverlast; inclusief loosalarmmeldingen.
Kleine binnenbrand
Binnenbrand waarbij de uitgerukte eenheid geen versterking nodig heeft.
Lager brandweerpersoneel
Brandweerpersoneel met de rangniveaus Aspirant-Brandwacht, Brandwacht tot en
met Hoofdbrandwacht.
Loosalarmmelding
Al dan niet opzettelijke brandmelding of hulpverleningsmelding bij de brandweer,
waarbij naderhand geen sprake blijkt van brand of benodigde hulpverlening.
Middelbaar brandweerpersoneel
Brandweerpersoneel met de rangniveaus Aspirant-Onderofficier en Brandmeester.
Operationeel personeel brandweer
Het deel van het brandweerpersoneel met een opleiding om brand- en hulp-
verleningsactiviteiten te mogen verrichten. Ook het personeel dat een
leidinggevende functie heeft is hierbij inbegrepen.
Opkomsttijd brandweer
Tijdsverloop tussen het moment van brandmelding en het moment dat het eerste
brandweervoertuig de plaats van de brand bereikt. De opkomsttijd is gelijk aan de
som van de uitruktijd en de rijtijd van de brandweer.
Overig personeel brandweer
Het deel van het brandweerpersoneel dat geen brand- en hulpverlenings-
activiteiten verricht. Te denken valt daarbij aan administratieve taken en
preventieve taken, zoals voorlichting.
Redding door brandweer
Het bevrijden van personen door de brandweer uit een situatie waar ze op eigen
kracht niet uit kunnen komen. De situaties betreffen gebeurtenissen waarbij
geen sprake is van brand, maar waarbij wel de hulp van de brandweer wordt
ingeroepen.
78 Brandweerstatistiek 2013 Begrippen 79
Rijtijd brandweer
Tijd die het eerste brandweervoertuig dat de brandweerkazerne verlaat nodig
heeft om de plaats van de brand te bereiken.
Schoorsteenbrand
Brand in een rookafvoerkanaal.
Slachtoffer van brand
Dode of gewonde als gevolg van een gebeurtenis waarvoor de hulp van de
brandweer is ingeroepen, bijvoorbeeld bij brand. Het kan hierbij ook gaan om een
hulpverlener.
Totaal personeel brandweer
Het totaal van de werknemers in dienst van een gemeentelijk of regionaal
brandweerkorps. Zowel beroepspersoneel plus vrijwillig personeel als opera-
tioneel plus overig personeel telt op tot het totale personeel.
Uitruktijd brandweer
Tijdsverloop tussen het moment van brandmelding en het moment dat het eerste
brandweervoertuig de kazerne verlaat.
Veiligheidsregio
De veiligheidsregio is een samenwerkingsvorm van gemeenten in een regio, die
gezamenlijk de hulpverlening van de brandweer, ambulancediensten, politie en
gemeentelijke diensten regelt. Per 1 januari 2014 zijn alle brandweertaken aan
de veiligheidsregio’s overgedragen.
Vrijwillig personeel brandweer
Brandweerpersoneel dat brandweerdienst als bijbaan heeft. Dit deel van het
brandweerpersoneel is oproepbaar bij calamiteiten en woont daarvoor ook
trainingen bij. In ruil daarvoor krijgen zij een vergoeding en van deze vergoeding
ook een jaaropgave.
80 Brandweerstatistiek 2013
Medewerkers
G. Batenburg
Mw. M.J. Korpel
Drs. H. Rietveld
G.W.L. Roseboom
P.J. Spaans
N.P. Steenbrink
J. Visser
W.T. Vissers
De medewerkers van de veiligheidsregio’s
Eindredactie
Mw. mr. drs. N.E. de Heer – de Lange
Bc. M. Vlemmings
Medewerkers 81