100

AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

  • Upload
    dothuy

  • View
    213

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken
Page 2: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

AUGUSTUS- SEPTEMBER 18Gï

Honderd jaar "Das Kap i tal" Jaap Wolff 337 Door de ogen van Marx Theun de Vries 342 Domela Nieuwenhuis en de marxistische economische leer S. van Dongen 353 De aanvallen op Marx' wa3rde- en prijzentheorie Maurice Dobb 365 Marx aan Engels in Manchester 374

Meerwaardetheorie en moderne uitbuiting C. Pothoven 375 Galbraith houdt van een "ordelijk" kapitalisme Catrien Wolft-Bultje 382 Socialisme en humanisme Roger Garaudy 392 De zelfstandigheid van de gemeenten in het gedrang C. IJmkers 402 Na de "zesdaagse" oorlog in het Midden-Oosten J. de Boa 407

BOEKBESPREKINGEN:

Knelpunten in de Algemene Bijstandswet C. de Rover 418

Weten en regeren H. Marinus 421 De rooms-katholieke kerkorganisatie in Nederland A. Roelafs 424

PARTIJDOCUMENTEN:

Oproep van het dagelijks bestuur der CPN Steunt de Vietnam-collecte 430

Ontmoeting CPN-delegatie met Maurer en Manescu 430 Oproep van het dagelijks bestuur der CPN 431

Op de voorpagina: een facsimile van de brief van Marx aan Engels van 16 augustus 1867, twee uur 's nachts, waarin Marx meedeelt, dat hij de laatste hand heeft gelegd aan de correctie van het eerste deel van "Het Kapitaal", dat daarna naar de drukker ging en een maand later, in september 1867, van de pers kwam. De vertaling van deze brief is te vinden op blz. 374 van dit nummer.

POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38

De abonnementsprijs is f 7.20 per jaar, f 3.60 per halfjaar, losse nummers f 0.70

Ons gironummer is 173127, Gem.giro: P 1527

Correspondentie over betaling en verkoop s.v.p. zenden aan de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud aan de redactie van P. & C., Prinsengracht 473,

Amsterdam-C., tel. 62565

Page 3: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

27e jaargang no. 8-9 augustus-september 1967

POLITIEK EN

CULTUUR maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der C.P.N.

Honderd jaar "Das Kapital"

Begin scptcnl'ber 1867 vcrscheen het eerste deel van Das Kapi­tal, het werk waarin Marx de resultaten van zijn economische studies neerlegde. Het bock kwam uit bij een democratisch ge­zinde uitgever in Hamburg, Otto Mcissncr; de oplaag bedroeg duizend exemplaren. Het werk werd door de steunpilaren van de officiële weten­schap aanvankelijk doodgezwegen; men gaf er de voorkeur aan er geen aandacht aan te besteden of er met een neusopha­len aan voorbij te gaan. Doch in weerwil van het feit, dat het hier ging om een moeilijk en geleerd boek, een werk dat wer­kelijk diep groef en veel van zijn lezers eiste, werd de bete­kenis van "Das Kapital" in de zich ontwikkelende arbeiders­beweging wel degelijk beseft. De jonge revolutionaire proleta­rische beweging begreep, dat dit werk de wetenschappelijke grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken­nis van de economische bewegingswetten van de maatschappij het mogelijk zou maken om krachtig op te treden voor de be­langen van de werkers en voor de omvorming van de maat­schappij, die door de kapitalistische ontwikkeling zelf aan de orde wordt gesteld. Het eerste deel van "Das Kapital" was het product van bijna twintig jaar studie. Een werk, dat herhaaldelijk onderbroken moest worden, zowel door ziekte als in het bijzon der door de politieke activiteiten, zoals bv. de vorming van de Eerste In­ternationale. Reeds in het midden van de veertiger jaren van de vorige eeuw was Marx begonnen zich voor economische vraagstukken te interesseren en had hij de werken van de grote economen van 337

Page 4: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

de klassieke school (Adam Smith en David Ricardo) gelezen. Na het revoluüejaar 1848 en in het bijzonder na zijn vestiging te Londen, het hart van de toenmalige kapitalistische wereld, kwam het tot een stelselm2.tig onderzoek van de kapitalisti­sche economie en de theorieën, die over de werking van dit stelsel waren opgesteld. In het Britse Museum werkte Marx overdag en 's avonds ging hij thuis verder. Aanvankelijk ver­wachtte hij zijn studies vrij spoedig te kunnen voltooien. In april 1851 schreef Marx aan Engels: "Ik ben nu zo ver, dat ~k klaar ben met dit geploeter aan de economie. Daarna zal ik mijn boek thuis voltooien ... Het begint me te vervelen ... " Doch deze stemming vcrvloog snel en de studie werd ijverig voortgezet, onderbroken door het schrijven van talrijke arti­kelen voor dagbladen, enz. In december 1857 schreef hij in een brief: "Ik werk als een gek 's nachts door om mijn economi­sche studie te voltooien". In die periode schreef Marx een uit­voerig manuscript, dat te beschouwen is als de voorstudie voor zijn gehele verdere economische werk. Dit manuscript is pas sinds vrij kort ter beschikking van de lezers gekomen. Het werd voor het eerst rondom de oorlogsjaren gepubliceerd, maar kreeg pas werkelijke belangstelling na de publicatie in 1953. Deze "Grundrisse der Kritik der Politischen ökonomie" be­vatten talrijke diepe gedachten, die ook als zij niet in het la­tere werk zijn uitgewerkt, nog steeds de volle aandacht ver­dienen. Voor het publick was de eerste vrucht van Marx' werk, het in 1859 vcrschenen "Zur Kritik der Politischen ökonomie". Het werk ging ook daarna ononderbroken voort. Het hele gebouw van zijn uiteenzetting van de werking van het kapi­talistische stelsel stond, tezamen met een critick op de vooraf­gaande economische theorieën, al in ruwe trekken op papier, toen Marx - waarschijnlijk begin 1866 - begon "Das Kapi­tal" te schrijven. Op 15 januari 1866 schreef hij zijn vriend Kugelmann: " ... wat mijn boek betreft, ik werk twaalf uur per dag om een goed te lezen tekst te maken". In de loop van het jaar bleek hem echter, dat zijn werk niet in één boek sa­men te vatten was en hij besloot een eerste deel afzonderlijk te laten verschijnen. In de loop van de eerste helft van 1867 kwam het manuscript voor dit eerste deel gereed en op 16 augustus corrigeerde Marx de laatste bladzijden, - om twee uur in de nacht was hij klaar, schreef hij opgelucht aan zijn vriend en medestrijder friedrich Engels, die hem met raad en daad terzijde had gestaan. Daarna ging Marx voort rnet het werk aan de andere delen. Daarmee kwam hij, zowel door andere werkzaamheden, ziekte, als ook een soms pijnlijke nauwkeurigheid en de wil om iedere nieuwe ontwikkeling nog te doorgronden en er conclusies uit te trekken, niet gereed. Deze delen werden door Engels voor de druk gereed gemaakt, aan de hand v::Ln de soms onvolledige en ruwe schetsen ervan. In 1885 vcrscheen het tweede deel en in 1894 het derde deel. Het vierde deel, dat de geschiedenis

338 van het economisch denken behandelde, - het moet in ma-

Page 5: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Das llapltal~ Kritik der politischen Oekonomie.

V on

Karl Marx.

Erster Band.

Buch I: Der Produktionsprocess des Kapitals.

D~s Recht der Uebersetzung wird vorbehalten.

Hamburg Verlag von Otto Meissner.

1867.

New·York: L. W. Schmidt. 24 Barclay-Street.

IJe titelpagina van de eerste uitga·z·c van "Das Kapital", die /Jcgin sep-tember 1867 vc~n de pers kwam. 339

Page 6: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

nuscript omstreeks 1862-1863 gereed ZIJn geweest - vcr­scheen voor het eerst pas in 1905.

Toen de samenzwering der stilte geen resultaat bleek te heb­ben en de economische opvattingen van Marx, met name over meerwaarde en uitbuiting, steeds dieper doordrongen in de ar­beidersbeweging, - zij het vaak in de vorm van popularisc­ringen, waarin aan belangrijke aspecten van Marx' opvattin­gen te kort werd gedaan, - werd overgegaan tot een directe bestrijding van Marx' opvattingen. De eerste en meest bekende bestrijder van Marx was de Oostenrijkse econoom von Böhm Bawerk; in Nederland was het Treub, die het zich tot taak stelde in enkele dikke bocken Marx te "vernietigen". Deze be­strijdingcn, die zich kenmerkten door vele verdraaiingen en een even grote hocveelheid wanbegrip, noopten de marxisten eer tot een verbeten verdediging dan tot een voortzetting van Marx' economisch onderzoek. Een Nederlands voorbeeld daar­van is het ellenlange verweer (van de hand van Saks) tegen de aanvallen van Treub, dat rondom de eeuwwisseling vcr­scheen in het maandblad "Nieuwe Tijden" en waarvan de pu­blicatie een enorme tijdsperiode vergde. Meestal werd daarbij "Das Kapital" vooral aangewend om de filosofische en histo­rische facetten van het marxisme te belichten en te verdedigen. Baanbrekend werk bij de ontwikkeling van de marxistische economische theorie werd vooral gedaan door Lenin, die de nieuwe ontwikkeling, welke intrad aan het eind van de 19dc eeuw en zich kenmerkte door een versnelling van het concen­tratieproces en de vorming van monopolies, bestudeerde. Vijf­tig jaar na Marx' "Das Kapital" zag Lenins "Het imperialis­me, als laatste stadium van het kapitalisme" het licht, waarin uit een diepgaande analyse van de veranderingen in het kapi­talisme, revolutionaire conclusies werden getrokken, - con­clusies die in de Oktoberrevolutie tot hun praktische verwer­kelijking werden gebracht. In de jaren dertig, toen de grote economische crisis het kapi­talisme teisterde, en in het bijzonder na de tweede wereldoor­log, zijn naast de nog steeds veel gebruikte methode van het doodzwijgen andere tendenties in de benadering van "Das Ka­pita!" waar te nemen geweest. De ene benadering houdt in, dat een beleefde buiging wordt gemaakt voor Marx en daarna met een bulldozer over zijn ideeën wordt heengegaan. Als voorbeeld moge dienen, de wijze waarop prof. dr. ]. E. Andriessen in zijn boek "Economie in theorie en practijk" (1967, tweede druk) zoiets aanpakt. Er wordt daarin gcsproken over de moeilijk te overschatten be­tekenis van Marx, om vervolgens, op basis niet zozeer van Marx' werken (die liever ongelezen worden gelaten) als van samenvattingen van het slag van Bannings bekende boekje over Marx, zijn ideeën met enkele woorden af te doen. Het is natuurlijk niet zo moeilijk om Marx' opvattingen te bestrijden en te logenstraffen, als dat gebeurt op grondslag van samcn-

340 vattingen, waaruit eerst alle werkelijke betekenis van Marx'

Page 7: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

werk zorgvuldig verwijderd is ... Hoe bij dit soort bestrijdingen bepaalde sprookjes steeds weer ;an het ene boek in het andere worden overgenomen, blijkt ook uit prof. dr. Zimmermans bock "De geschiedenis van het economisch denken" (1963, zesde druk). Daarin wordt het fabeltje herhaald, dat de theorie van de productieprijzen, die in het derde deel van "Das Kapital" wordt uitgewerkt, in strijd zou zijn met de meerwaardeleer, die in het eerste deel wordt gegeven en dat Marx daarmee "uiteindelijk de gehele opzet van zijn waardeleer verlaten heeft" en dat Marx al schrijvende uiteindelijk tot de ontdekking zou zijn gekomen, dat zijn meerwaardetheorie niet houdbaar zou zijn ... Nu is dit op zichzelf al belachelijk als men weet, dat het hoofd­stuk over de productieprijzen in het derde deel van "Das Ka­pita!" al geschreven is voor het definitieve manuscript van het eerste deel klaar was. Maar belangrijker is, dat door zo'n rede­nering aan de werkelijke betekenis van dit probleem als ge­volg van onkunde en gebrek aan kennis voorbijgegaan wordt. Voor een uiteenzetting over dit op zichzelf moeilijke vraag­stuk verwijzen we de belangstellende lezer naar de uiteenzet­ting van M. Dobb elders in dit nummer. Doch er is terzelfder tiid ook een andere benadering gaan ont­staan. Toen de economische crisis van de jaren dertig aantoon­de, dat het kapitalisme in moeilijkheden verkeerde, steeg de be­langstelling voor Marx, die reeds lang daarvoor had aange­toond, dat de tegenstellingen in het kapitalisme zich zouden verdiepen. Economen als Keynes kwamen, zij het met geheel vcrschillende uitgangspunten en bedoelingen, tot opvattingen die Marx' gedachten raakten. Zo kan Keynes' standpunt over de rol van in vesteringen als factor in het con junctuurverloop gezien worden als een variant (zij het een slechtere) van Marx' opvatting over de betekenis van de beweging van het constan­te kapitaal in het productieproces. Na de tweede wereldoorlog - en in het bijzonder toen de problemen van de economische groei druk bezien werden - is door burgerlijke economen gewezen op de betekenis van de reproductieschema's, die in het tweede deel van "Das Kapital" worden gegeven. Ook Marx' opvattingen over de betekenis van de technische ontwikkeling en de stijgende arbeidsproduc­tiviteit krijgen hernieuwde aandacht. Deze belangstelling, die burgerlijke economen hebben opgevat voor Marx' economische uiteenzettingen, is op zichzelf al een aanduiding, dat het eeuwfeest van het verschijnen van "Das Kapital" niet mag worden gevierd als de herdenking bij een of ander oud en eerbiedwaardig monument. Het gaat er niet om lovende redevoeringen te houden en daarna alles weer te vergeten tot een volgend kroonjaar. Nee, het gaat er om verder te gaan op de door Marx' gebaande weg en "Das Kapital" te blijvcm gebruiken als bron en stimu­lans voor verdere studie, voor verder onderzoek en voor ver­dere strijd ter verandering van de maatschappij.

JAAP WOLFF 341

Page 8: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Door de ogen van Marx

"Het Kapitaal" en het Nederlandse kapitalisme

I.

Marx' Kapitaal, waarvan het eerste deel in 1867 verscheen, is niet uit de lucht komen vallen. Integendeel, het is gebaseerd op een reeks van lange, economische studies gedurende een reeks van lange, intensief gebruikte levensjaren. In de mach­tige evolutie van Marx' denken werden zoveel eleme;1ten uit de wetenschap van zijn tijd verwerkt, herschapen, binnenste bui­ten gekeerd, dat uit dit gloeiende proces iets geheel nieuws en oorspronkelijks te voorschijn kwam: het marxisme. En al fi­gureren dan in de voorgeschiedenis daarvan Hclvetius, Hol­bach, Didcrot en Hcgel, Ricardo, Adam Smith en Saint-Simon, al was de term "klassenstrijd" al vóór Marx gebruikt omdat de klassenstrijd als realiteit uit de oudste geschiedenis dateert: nieuwe zin en inhoud vcrkregen deze en vele andere termen bij Marx pas in het wetenschappelijke socialisme, dat hij in samenwerking met Friedrich Engels tot stand bracht en waar­van Het Kapitaal het kernstuk vormt. Kcrnstuk, niet alleen omdat hier het eigenlijke mechanisme van het maatschappe­lijke stelsel onthuld werd dat Marx en Engels op hun weg aan­troffen, maar ook omdat naast de economische, diep door­dringende an~1lysc van dit stelsel een dialectische logica, een historische beschouwingswijze door Marx en Engels werd ont­wikkeld, die de grenzen van dit stelsel trok en aantoonde hoc het als alle voorafgaande maatschappelijke stelsels, door men­sen gemaakt, noodzakelijkerwijs door mensen zou worden om­ver geworpen en door dat van het socialisme en het commu­nisme vervangen. Dá!tr ligt de "dramatische" achtergrond van Marx' hoofdwerk, de onvermijdelijke lol~ica die hij in de bcwcgingswctten van het kapitalisme zelf vaststelde; de "verlossende" kwaliteit van zijn denken, dat de vcrlossing niet van buitenaf in de wereld hoefde te leggen, maar haar onvermijdelijkheid in de gang van de materiële en m:1atschappelijkc processen aanwees. De grote gedachte, dat elk systeem zijn eigen doodgravers voortbrengt, en dat het kapitalisme het moderne industriële proletariaat (in al zijn schakeringen en komende varianten) in het leven ge­roepen heeft en nog dagelijks roept, dat het tot zijn uiterste expansie en daarna tot zijn diepste val zal brengen, is van re­volutionaire draagwijdte. Zij valt even eenvoudig uit te spre­ken, als zij in de menselijke praktijk van ongehoorde, moei­zame verwikkeldhcid blijkt. Het was Marx' intuïtie van deze vcrwikkeldhcid, zijn vurige wens om karakter, werking en verloop van het kapitalisme tot in zijn verborgen levensfunc­ties na te gaan en bloot te leggen, opdat het niet als "ecu wig

342 raadsel", maar als tijdelijke maatschappijvorm zal worden bc-

Page 9: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

grepen, die hem t•)t de "economie" dreef. De rijpe Marx: dat is Marx de "econoom", waarbij men dan wel dient te beseffen, dat in deze "economische" l'vtux de filosoof Marx, de huma­nist en de strijder Marx volledig waren opgenomen - dat juist in het doordringen in het economische raadsel van het kapitalisme Marx' revolutionair humanisme, dat sommigen nog steeds zo ~raag uitsluitend bij de "jonge" Marx menen te moe­ten aantreffen, zijn hoogste verwerkelijking vindt. Zeker, er staan vcd economische formules in H ct !(a pitaal, er zijn lange beschouwingen, inzonderheid in deel IT, die van een ijzeren nuchterheid getuigen - maar er zijn ook die gloeiende pas­sages, waarin Marx nauwelijks in staat is, zijn opgekropte haat tegen de barbaarse praktijken in toom te houden, waarin zijn bittere hoon over de kapitalisten losbarst (,als zij rapporten over de arbeidsslavernij lezen, komt niet hun hart in opstand, maar hun maag') waarin men de diepste en oudste drijfveer van dit in wezen zo aangrijpend geduldwerk herkent. De emigratie waartoe de nederlaag van de democratische be­weging in Duitsland na 1848 hem genoodzaakt had, had Marx naar Engeland, naar Londen geleid, waar de City voor de wereld was wat Wall Street thans is. Engeland was het hoogst ontwikkelde, industriëel "gerevolutioneerde" land, waar me­thoden, bewegingswetten en mechanismen van het moderne kapitalisme zich in heel hun toenmalige macht lieten gelden. Zodoende is het te begrijpen, dat Marx bij de voorstudie van zijn hoofdwerk in zulk een ruime mate teruggrijpt op Brits ma­teriaal: het was toonaangevend, zowel in zijn kapitalistische praktijk, zijn theorieën, zijn fabrieksrapporten, zijn dagelijkse actualiteit. Reeds had hij in zijn Zur K rit ik der politischcn ökonomie van 1859 de eerste grote "ontdekking" van het rijpe marxisme gedaan: hij had aangetoond dat de productie­krachten van de maatschappij op een bepaald peil van hun ontwikkeling in botsing komen met de bestaande productie­vcrhoudingen: dat de sociale revolutie onvermijdelijk wordt en heel de economische grondslag van de samenleving en daarmee de "bovenbouw" - cultuur, levens- en denkwijzen - zal her­scheppen. Das Kapital grijpt verder. Ontstaan als tegen de stroom van de tijd in, die aan de ene kant een onbeperkte kapitalistische en koloniale expansie vertoonde, aan de andere kant de her­nieuwde strijdwil van de uitgebuiten en de democraten, zich uitende in ol van politieke en vakhondsorganisaties in heel West-Europa, opgebouwd midden in de strijd om een inter­nationale organisatie van de arbeiders die in 1864 tot stand kwam, de Internationale Arbeiders Associatie of, populairder, de "Eerste Internation:tle", steeds ondermijnd door armoede en gezinsbeslommeringen, bedreigd door ziekte en onwelzijn die hem vaak aan de voltooiïng van het werk lieten wanho­pen, had Marx het eerste deel voltooid en was het in druk ver­schenen. "Het heeft mij meer gekost aan sigaren alleen dan het mij ooit zal opbrengen", had Marx tegen zijn schoonzoon La-fargue geschertst, en daarin zat een goed stuk galgenhumor. 343

Page 10: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Het is hier niet de bedoeling om een overzicht te geven van Marx' standaardwerk. Het algemene karakter ervan heb ik hierboven proberen weer te geven. De grote onthulling van het werk was het mechanisme van de uitbuiting, in de vorm van de onbetaalde arbeid, de meerwaarde, te hebben gedemon­streerd. Wat burgerlijke economen meer hadden vermoed dan begrepen, wat zij in heilig ontzag voor het systeem waarin zij leefden niet hadden willen of kunnen of durven uitspreken, stond bij Marx onverbiddelijk beschreven als eigenlijk doelwit en daarmee als bewegingskracht van de kapitalistische pro­ductie. Hij analyseerde de arbeidskracht, die door de arbeider wordt aangeboden, als koopwaar, en ging uitvoerig in op het proces waarbij deze koopwaar schijnbaar zijn beloning vindt in het loon, dat in werkelijkheid echter niet anders is dan een soort kostprijs die de kapitalist betaalt, terwijl hij in werkelijk­heid door een reeks van economische listen en lagen de wer­kelijke betekenis en dus de opbrengst van deze arbeidskracht vele malen weet te vcrgroten en in eigen zak te steken. Engeland was, gelijk gezegd, voor Marx het actuele voorbeeld van moderne kapitalistische uitbuiting, waarbij het hem niet ontging, dat het Protestantse karakter van het land een enorm voordcel aan de kapitalisten bood: het aantal werkdagen was er, door afschaffing van de Katholieke feest- en bededagcn, aanzienlijk vergroot, en had daarmee al in de 17 de eeuw een aanmerkelijke rol gespeeld bij de ontstaansgeschiedenis van het kapitaal. Wat Marx hier aangaande het Protestantse karakter van Engeland zegt, gaat natuurlijk ook op voor Nederland, waar door de Hervorming een nieuwe, nijvere en kapitaal-be­luste klasse aan de macht gekomen was. Bij de beschouwing van die klasse raken wc vooral het historische karakter van het kapitalisme, dat wat Marx oorspronkelijke accumulatie (ophoping) van het kapitaal genoemd heeft. Hiermee bedoelde Marx, dat het kapitalisme ergens een uitgangspunt moet heb­ben, en wel de manier waarop het zich "bevrijdt" uit de feo­daliteit. De bevrijding gold vooral de ondernemer: waar deze, om ongebreideld voor de markt te kunnen werken, over "vrije" arbeiders moet kunnen beschikken, vcrkrijgt hij die ook door­dat de producenten zich evenzo losmaken uit feodale dwang, gildevoorschriften en -dienstbaarheid. Maar terwijl de onder­nemer zich ontwikkelt tot een "ridder van de industrie", raakt de producent, d.i. de arbeider, de beschikking over zijn ar­bcidsmiddelen en arbeidsvoorwaarden kwijt, en wordt tot "vcr­koper van zichzelf", d.w.z. van zijn enige resterende koop­waar, zijn arbeidskracht. Bij deze oorspronkelijke accumulatie hebben de Nederlanden uiteraard als een der oudste burgerlijke staten van West-Euro­pa een voor Marx belangwekkende rol gespeeld. Daarbij telt niet alleen de herschepping van feodale arbeidskrachten of producenten in "vrije" arbeiders, of de onteigening van de kleine boer ten gunste van de grote moderne kaste van grote grondbezitters. Marx gewaagt in 't voorbijgaan (Het Kapitaal

344 I, boek VII, hfdst. 24, 2) van hetgeen de Nederlandse stadhou-

Page 11: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

der Willem III van Oranje, door zijn huwelijk met Mary Stuart van 1688-1702 koning van Engeland geworden, op dit gebied als beloning voor bewezen diensten aan allerlei lieden gedaan heeft. Wij tekenen hierbij aan, dat de "glorieuze revo­lutie" van deze stadhouder-koning voor Engeland een enorme bijdrage geweest is tot veiligstelling van de grootburgerlijk­kapitalistische verhoudingen in Engeland tegen de plebejisch­revolutionaire eisen van de Engelse massa's.

Il.

Tot de oorspronkelijke accumulatie echter behoort ook en vooral een sinds de 16dc eeuw opgekomen, geheel nieuw eco­nomisch verschijnsel, en wel dat van het kolonialisme. In deel l van Het Kapitaal, onder de titel "De genesis van het indus­triële kapitalisme", heeft Marx het kolonialisme en zijn rol uitvoerig geschetst.

"Van het Christelijk koloniaal systeem zegt een man, die van het Christendom. zijn specialiteit maakt, W. Howitt: "De barbarijen en gewetenloze gruweldaden van de z.g. Christelijke rassen in elke uithoek van de wereld en tegen elk volk, dat zij konden onderwerpen, vinden geen weerga in één tijdvak van de wereldgeschiedenis, bij één ras, al waren ze nog zo wild en onbeschaafd, meedogen­loos en schaamteloos." [William H owitt: Colonializa­tion and Christianity ... London, 1838, blz. 9. Over de behandeling van slaven een goede opsomming bij Char­les Comte: Traité de la Législation, 3de druk Brussel, 1837. Men moet deze materie tot in onderdelen bestu­deren om te zien, waartoe de bourgeois zichzelf en de arbeider maakt, waar hij de wereld ongegeneerd naar zijn beeld kan vormen. Noot van Marx.] De geschicde­nis van de Nederlandse koloniale heerschappij - en de Nederlanden waren het kapitalistische volk bij uitstek der 17 de eeuw - "ontrolt een onovertroffen tafreel van verraad, omkoperij, sluipmoord en laaghartigheid" [Tho­mas Stamford Raffles, voorm. (Brits) gouverneur-genc­raal van Java: Java and its depcndencies. London, 1817. Noot van Marx.] Niets kenmerkender dan hun systeem van mensenroof op Celebes, om slaven te krijgen voor Java. De mensenrovers worden tot dit doel opgeleid. De dief, de tolk en de vcrkoper waren de belangrijkste agen­ten bij deze handel, inheemse vorsten de belangrijkste verkopers. De weggeroofde jeugd werd in de geheime gevangenissen van Celebes verstopt, tot ze rijp was voor vcrzending per slavenschepen. Een officieel rapport zegt: "Deze ene stad Makassar is bijv. vol geheime gevange­nissen, de een luguberder dan de andere, volgepropt met miserabele mensen, slachtoffers van hebzucht en tyran-nie, in ketens geslagen, met geweld aan hun bloedvcr- 345

Page 12: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

346

wanten ontrukt." Om zich meester te maken van Ma­lakka, kochten de Nederlanders de Portugese gouver­neur om. Hij liet ze in 1641 binnen. Ze renden meteen naar zijn huis en vermoordden hem, om "af te komen" van het uitbetalen van de omkoopsom van 21.875 En­gelse ponden. Waar zij hun voeten zetten, volgde ver­latenheid en ontvolking. Banjuwangi, een Javaanse pro­vincie, telde in 1750 meer dan 80.000 inwoners, in 1811 nog slechts 8000. Dat is de zachtzinnige koophandel!"

Tot de andere, "vormende" elementen van de oorspronkelijke accumulatie behoort ook, zoals Marx vaststelde, het stelsel van openbaar krediet (staatsschulden), dat tijdens de manufactuur­periode, d.w.z. de tweede helft van de 16de eeuw, toen de handwerkers- en thuisproductie begon over te gaan in handen van de ondernemer, de bovenhand kreeg.

"Het koloniale stelsel met zijn overzeese handel en han­delsoorlogen", zegt Marx in het reeds aangehaalde hoofd­stuk, "diende als kweekplaats [van dit openbaar krediet.J Zo vatte het voor het eerst voet in de Nederlanden. De staatsschuld, d.i. de vcrhandelbaarheid van de staat -of die nu despotisch, constitutioneel of republikeins is -drukt haar stempel op het kapitalistische tijdvale Het enige deel van de z.g. nationale rijkdom, dat werkelijk overgaat in het bezit van de moderne volkeren, is - hun staatsschuld. [William Cobbctt merkt op dat in Enge­land alle openbare instellingen als koninklij kc worden omschreven; om dat weer goed te maken bestond echter de nationale schuld. Noot van Mar x.] Vandaar heel con­sequent de moderne leer dat een volk al rijker wordt, hoc dieper het in de schulden komt te zitten. Het openbaar krediet wordt de geloofsbelijdenis van het kapitaal. En met de geboorte van de staatsschuld komt in de plaats van de zonde tegen de heilige geest, waarvoor geen ver­giffenis bestaat, de trouwbreuk jegens de staatsschuld. Openbare schuld wordt een van de energiekste hefbomen van de oorspronkelijke accumulatie. Als met een tik van de wichelroede begiftigt zij het onproductieve geld met verwekkersmacht en vera,ndert het aldus in kapitaal, zonder dat het zich bloot hoefde te stellen aan de van industriële en zelfs woekerbelegging onafscheidelijke moeiten en gevaren. De staatskrediteuren geven in wer­kelijkheid niets, want de geleende geldsom wordt her­schapen in openbare, makkelijk over te dragen schuld­brieven, die in hun handen voortfungeren als bestonden zij geheel uit baar geld. Maar ook afgezien van de aldus geschapen klasse van nietsdoende renteniers en van de geïmproviseerde rijkdom der tussen regering en natie voor middelaars spelende financiers - alsook van de bc­lastingpachters, kooplui, privé-fabrikanten, voor wie een goede portie van elke staatslening de dienst uitoefent

Page 13: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

6

rlîo \\' c r 1 h g r ü s:?. c (•int>r \Yaare hliche dalH·r ronl-'ÜI.llt, wi\rc die zu ihrer Protluktion nlwisl'h!t: Arbritor,dt eon~tailt. LPlzh•n• \V<'ûh· sl'\t aher 'mit jedem \Yed"''l in der Prodnklivkraft d••r Arhei!.

Uit· hodukth·kraft der Arlwit ist durdo manni;;f:;d"' [ms!ände hc­

stimmt. nnteo· :m<lrl'll durd1 den Durehsdmitts;aad de' (;p:.;~hkkt·s <k•r

ArtwitL'l'. dh• Entwi~·ldtmg~~.tnfe der \\ïHst>w~dmft 1md ihrer te<·hnolo .. p;ilwlH'H Ál!Wt'IHlbarkcit i die: g'h~(·IL~dt-nftlie}w t\nnhîHati'm J:h~a Pro ..

dnktionslH'oZ•·sw,. <l••n l:mtiu1p: und di<' \Yirknng:.;l!il•i~k,•it der Pro·

duHion<mitt<•l. twd dttreh 1\ at u r v P r h i\ I t n i";; <2. ll;'O;·•.•·Ihe Qunntum

Arlwit ;-;.lt 1 11t ~il'Îl z. lL wit g-i!n~ti).!\'1' .Jnhrt•szdt iu ~ Hn1'1.lll'l \Vdzr•n d:u·, mît HH~dlll"'tig·,·r in nur 4. 1 )a..,~t·IIJ<' Quantum ~\rlwit liefert mehr

M~~talle in l't•il'ld1altigell 1 ni3 in nruwn :\iinen u. !$. w. lJiam;:wtr~n kouHnen

r·wltt·ll in dt·r Erdrîudc Yol' uwl ihre F!whmg koHtd daL~'r i m I> n 1· eh M

!o\{'hll itt viel Arhl'itRZt•!t. V'olgli<·h :-:teHc:n sie iu ;rt-nlr, Y~~iHmen vit>l A-r·~

bc·it <l:w. .I 11 e oh h:·zw<'ilHt, daso< Gold jemalo; >'einen •;ollen Werth b"· znhlt lint. 1\oeh mdu· gilt die"s vmn Diamnll!. K:wl> E :<" h wc ge

lwHe 1H:?:1 dif• adJtzigjlihd;~e (Jt•Bammtaushettte d(·r 1Jpn~iti.-;dwn Diamant .. \'""<~ gruh~·n twth nicht den ~~ ilr-s 1 t :ljiihrlg:t·ll Pnn·t~~(·indt-ri\produkts dN·

hra~i!i~t·ht·ll Zud.:t't'• <H1{·r 1\:d'fet•pflauzUHg'i'H ~·~Tddd -t ~' "Et reichh:tltigel'CH

UritL,·n würd<• tb>selbP Al'i>dbqn:mtmu sk!t in nwln- Ui:t>"•:ln!en darstel·

kn uni! ihr W t•rth ";\uketer~ (kliugt ,.,. nlil Wc!•ig; A rhrit l~ohle in Din·

tn:Hlt Zll VCl'WHIIdeh; , So katHl :oldU \Y t•rth HtiÜtf t1t:n VOa zj .. •g•2l8lt:•inell fal .. ln1. Allgenwiu: .Je §.\riio"Pr <!;,. t'rotluktivkraft tl .. r Arheit, <ksto klchter

tli" zur llerotcllung dn<·s Artikd;; erlu!Îs<·hk Arhdtr;z••it, •i<·,.to kleiw!r die in ihm krystallisirt•: Arhnitsmas,;c, de;>to kl<·iner sein Wettb. l:mgckehrt,

je kleiner die Produktkkr;lft dt:r Arl•eit, dcshl :;rii>;ser die 7Ur HersleUung dnPs Attikeh~ uothv,~'ettt1i;.re .\l'beitszeit l dustn gl~i'ft'i;<;(•r sein \\\~t·th. Ilie W<Hlhgrösoe ein<•t· W:ml'i• W<'<·hst·lt abo direkt wi<• das Qnan· tum unJ ,;m~ekehrt wiu tlie Proûuktivkraft dm· sich in iiir vor­

\,irklichendcn Arbt·it.

Wir kcmwn jett.t die r; uh st llll z des Wet•th~. E' h1t die Ar he it. \Vir Î\unneu sein GtöSS(lHlntl))S. E<' b•t tlif' Arbeitszeit~ Se.ine r' o r m, die den W û r t h eheu zmn Ta u s <' h • W rrth hkml;elt, bleiht. zu mm!ysiren. \' t•rlter jedodt sind die berd ti; getimdenen hestimmnngen

ctwu8 nähcr zn entwi(·kdu, Eiu Ding kan11 (; c 1Jrunc h s ll' ert h sdu, olme TllllS eh w erth

I:m i"'·~hz.t v.tn de eerste uitgave van "lJas Kapital", waarop Murx cOi'­rccties heeft aangebr.tcbt, die in latere drukken :;;ijn opgenomen. De foto­copie ontvingen wij van het lrztem,aiorza.tl Instituut voor Sociale Geschie-derzis te Amsterdam. 347

Page 14: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

348

van een uit de hemel gevallen kapitaal heeft de staatsschuld de naamloze vennootschappen, de handel met waarde-effecten van elk soort, de speculatic opge­schroefd, met één woord: het beursspel en de moderne bankocratic . . . . Met de staatsschulden ontstond een internationaal kredietstelsel, dat heel vaak een van de bronnen der oorspronkelijke accumulatie bij het een of andere volk verbergt. Zo vormen de laaghartigheden van het Vene­tiaanse roofsysteem een soortgelijke vcrborgen grondslag voor de kapitaalrijkdom van de Nederlanden, aan welke het vervallende V cnetië grote sommen gelcis leende. Een dergelijke verhouding bestaat er tussen de Nederlanden en Engeland. Reeds in het begin van de !8dc eeuw wor­den de manufacturen van Nederland verre overvleugeld en heeft het opgehouden de overheersende handels- en industrienatie te zijn. Een van zijn voornaamste handels­zaken tussen 1701 en 1776 wordt dan ook het uitlenen van reusachtige kapitalen, inzonderheid aan zijn mach­tige concurrent Engeland ...

In dit verband wijst Marx er op dat staatsleningen weliswaar een regering in staat stellen buitengewone uitga ven te bestrij­den, zonder dat de belastingbetaler dit direct voelt, maar da:t het gevolg daarvan toch straks uit verhoging van de belastin­gen bestaat. Doemen er echter nieuwe bijzondere uitgaven op, dan moeten er weer nieuwe staatsleningen worden uitgeschre­ven. Marx zegt dan:

De moderne fiscaliteit, wier draaipunt bestaat uit belas­tingen op de noodzakelijkste levensmiddelen (d.w.z. op hun prijsstijging), draagt daarom in zichzelf de kiem van automatische verhoging. Overbelasting is geen tijdelijk in­cident, maar veeleer een beginsel. In de Nederlanden, w:tar dit stelsel voor het eerst werd ingevoerd, heeft daarom de grote vaderlander (Johan) de Witt het in zijn Maximes*) verheerlijkt als het beste systeem, om de loonarbeider onderdanig, sober, vlijtig en ... overbelast met werk te maken.

Wat hieruit nog meer voortvloeit, is vooral de daardoor be­paalde onteigening van de boer, van de handwerker, van al­lerlei bestanddelen der kleine middenklasse, zo stelt Marx

*) Marx bedoelt hier zonder twijfel het werk van de Leidse econoom Pieter de la Court ("Aanwysing der heilsame politike gronden en m;ni­men van de Republiken van Holland en West Vrieslandt"), waarvan de tweede druk ("Interest van Holland", 1669), door Johan de Witt van kanttekeningen, volgens sommigen zelfs van geheel nieuwe hoofdstukken werd voorzien; het geheel naruurlijk in vroeg-kapitalistische koopmans­geest, d.w.z. een pleidooi voor de regentemtaar en tegen een éénhoofdig (monarchaal) bewind. (Th. de V.)

Page 15: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

ns~. Koloniaal stelsel, staatsschulden, zware belastingen, pro­rcctionele maatregelen en handelsoorlogen - allemaal typisch voor de republiek der Nederlanden - zijn voortbrengselen van de manufactuurperiode en groeien in het tijd vak van de grote industrie nog op reusachtige schaal. Die grote industrie was Nederland in de 19de eeuw ten tijde 1':111 Marx nog niet ten deel gevallen. Integendeel, hij vond bij t.ijn bezoeken aan oom en tante Philips te Zaltbommel de trek­Icbuit kenmerkend voor geest en tempo van het land. Maar .lis historisch voorbeeld voor bepaalde vroq~-kapitalistische verschijnselen en uitspattingen keerde hij ook in zijn hoofd­werk herhaalde malen tot de Nederlanden terug.

III.

Zoals bekend, heeft Marx Het Kapitaal zelf niet kunnen af­maken. Hij heeft, tot ::wn zijn dood in 1883, voorzover ziin praktisch politiek werk en de al ernstiger inzinkingen van zijn gezondheidstoestand dat toelieten, stapels materiaal bijeenge­bracht, schetsen en ontwerpen geschreven. soms hele passages persklaar gemaakt, andere daarentegen in bijna onleesbare krabbels als eerste notities nagelaten. Friedrich Engels, hoewel zelf vervuld van tal van eir;en plannen, heeft in onzelfzuch­tige opofferin~ dit matcriaal verder uitgewerkt, en aldus Marx' grote werk voltooid en afgerond: deel II en TU verschenen resp. 1885 en 1894. (Engels overleed in 1895.) Het tweede deel van Het Kapitaal is een bijna zuiver theore­tisch werk: een onderzoek naar het omloopproces van het ka­pitaal, een uiteenzetting van de kringloop die het kapitaal doormaakt, waarbij het zich beurtelings als bank-. industrie­en handelskapitaal laat gelden. In het derde deel ontleedt Marx het volledige proces van de kapitalistische productie: een studie over de uiteenlopende vormen. die de meerwaarde aanneemt. Scherper dan voorheen stelde hij in dit deel van zijn l(rDte analyse de onvermijdelijkheid van economische crises vast, maar vooral de onverzoenlijkheid tussen het sociale ka­rakter van de productie, waarin miljoenen mensen hun ar­beidskracht verkopen, en het privé karakter van de toeëiRe­ning der meerwaarde door een club van particuliere bezitters, d.w.z. de onhoudbaarheid van het privé-bezit der productie­middelen. Een enorme reeks van economische verschijnselen passeert daarbij zijn doordringende blik: vraagstukken van winst en prijs, prijsbepaling en ontwaarding, de omzetting van e;oederen- en geldkapitaal in koopmanskapitaal, de rol van het krediet, de betekenis van edele metalen en wisselkoersen bij het ontstaan van grondrente, en vele meer. Bij de vraav,stukken van de "verdeling" van de meerwaarde tussen de diverse kapitalistengroepen komt uiteraard weer dL kwestie van de koopmanswinst aan de orde: ze is het pendant van de rente van het bankkapitaal en de pachtprijs van de grondbezitter. Bij de koopmanswinst geeft het de doorslag hoe 349

Page 16: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

t~root de productiviteit is van het industriële kapitaal, met wel­ker waren de koopman handel drijft. De productieprijs van de vva~u wordt door hem ni::t bepaald, zomin als de doorsnee­winstmarge. Dat kon allc·_,,l plaats vinden in vroegere perio­den: "Een zuivere handelscompagnie, zoals de oude (Neder­landse) Oost- I ndischc, die het monopolie had van de pro­ductie, kon zich inbeelden, een hoo,~stens met de begintijd van de kapitalistische productie overeenstemmende methode onder heel andere verhoudingen voort te zetten". (Het Kapitaal III, dl. IV, hfdst. 18.) De oude Oostindisclw Compa,T,nie wordt door Marx in Kapi­taal III nog vaker als voorbeeld gehanteerd. In bock TV, hfdst. 20, waarin histori.sche beschouwingen over het koopmanska­pitaal zijn bijeengebracht, wijst Marx erop hoc de wet, dat de zelfstandige ontwikkeling van het koopmanskapitaal omge­keerd evenredig is aan de ontwikkclingsgraad van de kapit~.­listischc productie. het meest bij de ,,tusscnh<tndelaars" van de historie aan het licht treedt: Venetiane'1, Porwgezcn, Neder­landers. Weer is de O.I.C. voor Marx een exempel van de wijze, waarop het koopmanskapitaal op de duur slechts daar floreert, waar het de productie beheerst. Zodra zich de vol­keren, tussen wie zich de tussenhandel bewoog, :wlf econo­misch gaan ontwikkelen, gaat het monopolie verloren. Het koopmanskapitaal kan zich slechts bij "priPlitieve" economi­sche verhoudingen het vetste brok van de meerwaarde toe­eigen~n: het is daarom voor een groot deel een "plunder­systeem", zoals Marx vaststelt, vcrbonden met zeeroof, mcn­scnroof(sla ven) en koloniale onderdrukking. Pas van lieverlede vcrdringt het eigenlijke industriekapitaal deze vorm van "han­deldrijven": het voorbeeld van Engeland toont aan. dat "koopmanshcers::happij thans aan het ~',rotere of gerin~',ere overwicht van de voorwaard~·n der l',rote industrie is vast:!C­knoopt", oordeelt Marx, maar is ook voor Nederland beslis­send geweest:

De geschicden;s van de ondergang van de Nederlanden als overheersend handelsvolk is de :',eschiedenis van de onderschikking van het kcndclskapitaal onder het in­dustriële kapitaal.

In hfdst. 19 van hetzelfde deel ?,~lat Marx in op de ,,techni­sche bewegin:;cn" die een deel van het industriële kapitaal ten­slotte omzetten in gcldhandclskapitaal. Ook dat verschijnsel heeft zijn historir~: het geldwr~zcn ontwikkelt zich oorspronke­lijk uit het geldwisselaarsberocp. Bij de vroege ontwikkeling van het kapitalisme ontst;-~.an de wisselbanken, waar in plaats van het "lokale" geld goud en zilver worden verhandeld als "wcreldgcld". Hoe oud de wissclb::mk is en hoc hij werkt, toont Marx aan door een citaat uit het "Handboek van praktische 5taathuishoudkunde" V'ln de Nederlandse econoom S. Visse­ring (Amsterdam, 1860). De vulgaire economie, die in Vis-

350 sering een typische vertegenwoordiger had, zoals deze man

Page 17: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

ook de theorie van de "harmonie tussen de klassen" toegedaan was, bewees hier althans één goede zijde. Uitgaande van het feit dat het kapitalisme er is cn er ten eeuwigen dage zijn zal hcschriift de vulgaire econoom als eigenlijke inhoud van de st:lathuishoudkunde de gan·2; van allerlei economische ver­schijnselen en handelingen. Hieraan dankt Marx dan zijn ken­nis va•1 (1e oud··Ncderlandse wisselbank, die er lang vóór de stichting van de beroemde Amsterdamse van 1609 bestond; deze Amsterdamse wisselbank werd trouwens gesticht omdat al te veel partieLdiere wisselaars als kassiers en bankiers optra­den; en de overheid wilde een vinger in deze voordelige pap ... In deze passage van Het Kapitaal III gaat Marx nog verder in op deze wisselprocessen, die het landelijk karakter van het geld opheffen; hij citeert hier nog een andere Nederlander, en wel Elie Luzac, een 18de-eeuwse courantier en publicist, die in zijn "Hollands rijkdom" een soort economisch beeld van de Nederlanden zijner dagen gaf en het typische beeld ontwierp van een oud-Nederlandse kassier, dat al weer door het latere werk van Vissering werd aangevuld.

IV.

Op de hier aangestipte "techniek" van het bankwezen, onmis­baar in het verband van het ontstaan van de geldhandel, komt Marx dan nog eens uitYoeriger terug in boek V, hfdst. 36, dat diverse vóórkapitalistische rente- en woekerverschijnselen schildert. Hij legt er de nadruk op dat de middeleeuwse woe­keraars het kredietwezen zelf vcrstikten door hun slachtoffers de middelen van de "reproductie van het kapitaal" af te ne­men. De moderne bank echter geeft kredieten aan een man zonder ve;mogen, die bereid is als goed kapitalist te functio­neren; uitgaande van de stelling dat mannen van durf, door­zicht, brutaliteit en zakenkennis het terrein van het kapitalis­me slechts in gunstige zin kunnen uitbreiden, wordt de oude woekerprak tijk door moderne rentetrckkerij vervangen, maar nu in het kader van een kapitalistische en niet meer een feo­dale ordening. Als toonbeeld van een soortgelijke ontwikkeling, waarbij de kooplui zich tot heersende klasse maken (in Nederland noem­den zij zich niet voor niets regenten), en waarbij zij door le­ningen en voorschotten de staat al meer aan hun wil onder­wierpen. roept Marx nog eens het 17de-eeuwse Nederland, en btcn wij in dit p;eval gerust zeggen: Holland, op.

De bank van Amsterdam van 1609 betekent evenmin als die van Hamburg (1609) een treffend gebeuren in de ontwikkeling van het moderne kapitalisme. Het was puur een depositobank. De bons, die de bank uitgaf waren inderdaad slechts kwitanties voor het gedeponeerde ge­munte en ongemunte edele metaal, en circuleerden slechts met het endossement [recht op overdracht van eigen- 351

Page 18: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

352

dom] van hun ontvangers. Maar in Holland had zich met de handel en de manufactuur het handelskrediet en de geldhandel ontwikkeld, en was het rentegevend ka­pitaal door het vcrloop van de ontwikkeling zelf onder­geschikt geraakt aan het industriële en handelskapitaal. Dat openbaarde zich al in de lage rentevoet. Holland echter ging in de 17 de eeuw door voor het toonbeeld hij uitstek van de economische ontwikkeling, zoals Enge­land thans. Het monopolie van de ouderwetse woeker, die op de armoede gebaseerd was, was daar vanzelf overboord gegooid. Tijdens heel de 18de eeuw klinkt - en de wetgevinr, handelt in deze zin - met verwijzing naar Holland de roep naar een gewelddadige verlaging van de rentevoet, om het rentegevend kapitaal te onderschikken aan het industriële, inplaats van omgekeerd ...

Tot zover Marx over Nederland. Het had in het kader van het toenmalige zich ontwikkelende kapitalisme, dat snel in imperialisme zou overgaan, voor hem geen andere dan histo­rische betekenis: hij noch zijn tijdgenoten, noch de Nederlan­ders zelf, wisten dat juist in het kader van die laatste impe­rialistische apvlucht het oude Nederland een toplandje van moderne kapitaalsconcentratie en monopolievorming wor­den zou. Of de Nederlandse methodes daarmee veel menslie­vender zouden worden? Het imperialisme pleegt zich ver van huis het meest te misdragen: in de eigen keuken is de moderne arbeidersbeweging een te strenge pottekijker. Het waren de generaties van socialisten en communisten na Marx die gecon­fronteerd werden met deze en andere problemen. Marx' on­sterfelijke verdienste blijft het de bewegingswetten, de wer­king en de eindigheid van het kapitalisme - ook in zijn toen niet overzienbare perspectieven - voor eens en altijd te heb­ben opgespoord en uiteengezet.

THEUN DE VR TES

Page 19: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Domela Nieuwenhuis en de

marxistische economische leer

Bij de popularisering van de economische leer van het marxis­me onder de Nederlandse arbeiders heeft Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) een grote rol gespeeld. Nog in de jaren dat hij dominee was, naderde hij steeds dichter de op­vattingen van de socialisten. Het door hem in maart 1879 op­gerichte blad "Recht voor Allen" kreeg weldra een uitgcspro­ken socialistisch karakter. In 1881 werd hij lid van de Sociaal­Democratische Bond. In die periode bestudeerde Domela Nieuwenhuis ijverig de ge­schriften van Marx. Ook "Het Kapitaal". Later schreef Do­mela Nieuwenhuis daarover: "In 1867 verscheen het eerste deel van zijn (Mar x) beroemd werk "Das Kapital", waardoor hij een wetenschappelijken ondergrond heeft gegeven aan 't socialisme en niemand, die met verstand van zaken wil schrij­ven over het wetenschappelijk socialisme, mag zulks doen zon­der kennis genomen te hebben van dat werk. Zuiver weten­schappelijk en hier en daar vrij afgetrokken (abstract), - dit ligt minder aan den schrijver dan aan het onderwerp - valt dit werk niet onder ieders bereik. Hoeveel menschen zou­den het in ons land werkelijk gelezen en bestudeerd hebben? Oo/e onder hen, die zich op hun ekonomische kennis laten voorstaan en als gidsen en voorlichters dienen voor hun mede­menschen? Een uittreksel in meer ali!,emeen verstaanbaren vorm was noodzakelijk en toen 't socialisme ook hier te lande begon op te komen, toen gevoelde ik de behoefte daaraan en zette mij neder om zulks te doen." (In zijn artikel "Ter gelegenheid van de dood van Karl Marx", dat op 24 maart 1883 in "Recht voor Allen" verscheen.) ln juni 1880 was Domela Nieuwenhuis klaar met dit werk en hij schreef Marx een brief met de mededeling, dat hij een "po­pulair uittreksel" van "Het Kapitaal" had gemaakt. Tevens verzocht hij Marx de tekst te willen nakijken. Marx antwoordde op 27 juni 1880. De dokter had hem voor enige tijd het werken verboden, doch afgezien van zijn ge­zondheidstoestand zou hij het verzoek ook niet kunnen inwil­ligen, omdat hij de Nederlandse taal niet in die mate beheers­te, dat hij kon beoordelen in hocverre deze of gene uitdruk­king met de inhoud in overeenstemming was. "De artikelen, die ik van U in het "Jahrbuch der Sozialwissenschaft" (Eerste jaargang, tweede helft) heb gelezen, doen mij er echter niet in het minst aan twijfelen, dat U juist de geschikte man bent om de Nederlanden een résumé van het "Kapital" te geven." De artikelen waar Marx op doelde, waren recensies over boeken van Von Hartmann en van J. A. Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme). Marx deelde vervolgens nog mede, dat het tweede deel van "Das Kapital" voorlopig niet 353

Page 20: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

zou verschijnen. Typerend is zijn toevoeging, dat dit hem in zoverre welkom was, dat "juist op dit ogenblik zekere econo· mische verschijnselen in een nieuw ontwikkelingsstadium zijn getreden, en dus een nieuwe bewerking verlangen". Domcla Nieuwenhuis ging toen tot de uitgave van zijn be­werking van "Het Kapitaal" over. Het boekje verscheen in de eerste dagen van 18 81 bij Liebers en Co. te Den Haag onder de titel "Kar! Marx - Kapitaal en Arbeid - bewerkt door r. Domela Nieuwenhuis". Het droeg de opdracht "Aan Kar! Marx, den onversaagden denker, den edelen strijder voor de rechten van het proletariaat zij dit werkje als blijk van eer­biedige hulde opgedragen door den schrijver". Op 6 januari 1881 zond Domela Nieuwen:huis een exemplaar naar Marx. Anderhalve maand later, op 22 februari 1881, ant­woordde Marx, dat hij met zijn antwoord op de toezending had gewacht, omdat hij een lijst met veranderingen voor een eventuele tweede druk van "Kapitaal en Arbeid" wilde mee­sturen. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere hinderpalen, was het echter niet gelukt, dit werk te voltooien. De door hem voorgcstelde ver­anderingen zouden details betreffen, in de kern zou de weer­gave echter juist zijn. Marx dankte daarop voor de gedrukte opdracht in het boekje en verklaarde, dat Domela Nieuwen­huis hiermee de burgerlijke tegenstanders de handschoen had toegeworpen. Tot zover de correspondentie van Marx met Domela Nieuwen­huis over deze bewerking van "Het Kapitaal". De lijst met nodig geoordeelde veranderingen is waarschijnlijk nooit door Marx opgesteld en Domela Nieuwenhuis bleef van oordeel, dat zijn werk boven critiek verheven was. Dit verklaart waar­schijnlijk de bittere en hooghartige wijze, waarop hij de aan­vallen op zijn boekje, die in 1896, - toen hij dus al anar­chist was geworden -, in de "Nieuwe Tijd" op zijn uiteen­zetting van de marxistische economische theorie waren gedaan, tegemoet trad. Saks had toen in een bijtend artikel "Kapitaal en Arbeid" uiteengereten. Domela Nieuwenhuis klaagde er na­dien in "Van Christen tot anarchist" over, dat hij opeens als "een weetniet, een onverlaat" beschouwd werd en dat "elk so­ciaaldemokratisch jongetje meent het recht te hebben mij met een schamper medelijden te beschouwen". Tegen Saks speelde hij Marx' brief uit; "het jonge mensch dat zoo schreef, wist niet hoe lelijk hij er met al zijn wijsheid was ingelopen ... " Zo was het nu echter ook niet. Weliswaar doet de scherpte van vele aanvallen thans, - ver verwijderd van het rumoer van de toenmalige politieke strijd -, wat overdreven ::tan, maar het is wel degelijk waar, dat Domela Nieuwenhuis een onvol­doende begrip had van de marxistische economische theorie. Dit gebrek aan doorzicht is ook een der belangrijkste oorzaken, die hem ertoe hebben gebracht om het marxisme als theorie en de socialistische beweging de rug toe te keren. Zijn gevoels­matige reacties overheersten alles en op de revisionistische vcr-

354 draaiïngen van het marxisme door rechtse sociaaldemocrati-

Page 21: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

KARL

()OJ>AELA }

l\r I"

1\.1 AR X"

'S GRAV -~; :SH A Hl~,

L I i:o~ B r; Jt_t:: A:

/)e /itelj>u,~in,r vun /)ome/u Nie~<wenbuis' "l<ûpit,lul en Arbeid", De foto­copit werd ons ·zc·clwillcnd ter bescbikking gesteld door het lJome/11 Nie~<-cè'enhuis Ahtsemn Ie Amsterdam. 355

Page 22: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

sche leiders reageerde hij met een omzwaai naar het anarchis­me, waarbij uiteraard de toenmalige economische toestanden in Nederland een voedingsbodem vormden. Dat Marx wel degelijk critiek had op het résumé van zijn hoofdwerk door Domela Nieuwenhuis is pas veel later geble­ken. In de Duitse Democratische Republiek werd de biblio­theek van een voormalige redacteur van het blad "Vorwärts" in Eisenach overgemaakt aan het Instituut voor het marxisme­leninisme. De medewerkers van dit instituut ontdekten toen, dat het aan Marx gezonden exemplaar van "Kapitaal en Ar­beid" zich onder deze boeken bevond. Het was nooit terug­gevonden in de archieven van de SPD, die de nalatenschap van Marx en Engels had verkregen. Waarschijnlijk is het inder­tijd, toen de nalatenschap van Marx en Engels nog niet van een signatuur voorzien en gestempeld en zodoende in de alge­gcmene in ventaris van de bibliotheek opgenomen was, mee­genomen en uiteindelijk in de bibliotheek van deze "Vor­wärts" -redacteur terechtgekomen, waar het alle gebeurtenis­sen sindsdien heeft doorstaan. Het exemplaar bevat naast de met de hand geschreven opdracht van Domela Nieuwcnhuis, talrijke opmerkingen en aanstrepingen, die door Marx zijn ge­maakt. De opmerkingen en aantekeningen van Marx zijn door des­kundigen in Marx' moeilijk leesbare handschrift ontcijferd en gepubliceerd in de "Beiträge zur Geschichte der deutschen Ar­beiterbewegung" van 1959 (blz. 150 e.v.). In vcrband met de honderdste vcrjaardag van de verschijning van "Das Kapital" worden ze hieronder met de tekst van de passages van 1Jomcla Nicuwenhuis, waarop ze betrekking heb­ben, weergegeven. Ook elders in het boekje heeft Marx talrijke aan- en onderstrepingen gemaakt, doch een reproductie daar­van zou een nieuwe publicatie van het gehele boekje "Kapi­taal en Arbeid" noodzakelijk maken. Alle aan- of onderstre­pingen en andere tekens zijn ook te vinden in het exemplaar van Marx; de aanvullingen die gedaan zijn om de tekst be­grijpelijker te maken zijn door vierkante haakjes aangegeven. Deze critischc opmerkingen van Marx, bij alle lof die hij voor Domela Nieuwcnhuis' werk in het begin van de jaren tachtig had, zijn zeer interessant. Ze tonen hoc diepgaand Marx zich met dit "populaire uittreksel" heeft bezig gehouden en laten zien, dat hij het Nederlands behoorlijk kon lezen en ook wel (zij het veel slechter) schrijven. Het is opvallend, dat in de beschouwingen over Domcla Nieu­wenhuis uit anarchistische kring aan zijn relaties met Marx, Engels en het marxisme vrijwel geen aandacht wordt gewijd. In het laatste werkje over Domcla Nieuwcnhuis uit die hoek, - "Domcla Nieu wenhuis" door A. de Jong (Den Haag 1966) - wordt daaraan zelfs geheel voorbijgegaan. De Jong maakt geen gewag van de briefwisseling die Domcla Nieuwcnhuis met Marx en Engels heeft gevoerd en die al voor de oorlog in het Nederlands is verschenen, noch aan het hierboven behan-

356 deldc werkje van Domela Nicuwenhuis. In de opgave van

Page 23: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

UOOFIJSTUK L

:0. ........

De rijkdom der maatschtpplj ~ertOOfit sieh 11k .., zef>r g.wle vertameliag wattlfi, wm'Vaft de dm wur de $'i'OOdvorm u. Wat 4• ii~e! i& b ft pl!W_., werfld, dflt iá de waar in de ~~

w.a }$ eeD waar? ~ Eeu vOOl"Wnp, dat op Mniaerlei ~ ~ m

de meuadudij!te beftooftcut Nu kan elk voorwerp door v~i~ «iJ~

op temhiitmde maaîer l!tltti~ $ De: a~td vu ten toorw~ · t;'èeft rfl/ tt:i.~tlt -. Ï#Wir' dm~ waardu wordt p«& werkdijkh0id in btt febmik (louumtilt)

R'ttitwc:~a~~ is • v~mdilîg, ~ ~·· ~ .. werpen ~t eih~m·~.tT ~~um, N~ kmt !~ g~t,$\"t:»l·~~Îftl--~.

te 51Jil, dut '1;,~ nu'wt~frie, hlj v~; lueht~ ooJwi.. :bouwde grond, mt. Om iets tot etm 'WfllW te melt1!!3, moet. •*'. ·het niet al~ gebrWbwaarde~mur~ "' .~ cuuleren, rius PlàlitAcltapp$lijl• tOOmik~ · L De men!ieh vindt de (!tOM:sJ .. , bij ..... kt a ._ ;wat hij doet, ii oot veruder$\ va de·~,_ stoft'en. het bcarbeidoo. ervan. Z<to ia de ~d 4iet • fMtge lmm '13ft de geprooutoofde ftlbrm~ .. vma den stotl'elijken rijlulom, aean ~arbeid Î! de vader • ds &arde de mooder ervan" (Pttty).

Er bestut tiut. oo.Wr~eheid tusmMa de _..,. tB oon voorwerp, voor z:4'1ét'e'm} het dient l4l ge/n'tûk a de weerde v•n hetmfde voorwerp. voor ~ bet dient om 14 tuihm.

'Vtooe1lt werd de waar uitn verv1u~:rdigd om '* Mlite.l RUW' alleen woor lG{JUt tij ~ wu voor eipu

!:en pagin,l uit Marx' exemplaar vun "Kapitaal en Arbeid" waarop zijn crcrntekeningcn heel duidelijk zijn. Deze fotocopie is ter beschikking gesteld door het lnsliluul voor hei marxisme-leninisme te Berlijn. 357

Page 24: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

358

Domela Nieuwenhuis' belangrijksiC geschriften ontbreekt het zelfs, ofschoon Domcla Nicuwenhuis er zelf, blijkens zijn wer­ken, veel belang aan heeft gehecht. Deze wijze van benadering betekent niets meer of mil'der dan een vcrminkinh v:tn de fi­guur van Domcla Nieuwenhuis, die toch werkelijk als een der pioniers van het Nederlandse socialisme bct,;r verdient.

Passages uit Nieuwenhuis' en Arbeid"

F. Domeb "Kapitaal

[Uit het hoofdstuk: "De waar".]

[blz. 1 J De rijkdom der maatschappij

vcrtoont zich als een zeer

S. VAN DONGEN

[Door Marx m marge gemaakte mcrkingen] 1

)

de op-

In de tekst staat "maat­

schappijen, wcurin

~apita!istiscl~ produc­ticwijY.e de heersende is'',

grootc vcrzan1cling waren, p. 9

waarvan de enkele waar de

grondvon11 is. \X/at de cel 1s

in de plantenwereld, dat is de

w.ur in de sociologie. + ... R u i I w a a r d c is de ver- * houding-, waarin nuttige voor­

werpen tot elkander staan. Nu kan iets gebruikswaarde- l) hebben, Yonder iets waard te

zijn, dus Y.onder ruilwaarde, bij voorbeeld: lucht, onbe­

bouwde grond, enz. Om iets

tot een waar te tn::tkcn, moet

het niet alleen gebruikswaarde hebben maar gebruikswcurdc

v o o r a n d c r c n, dus

mcutschappelijke gebruiksw.ur-

de. De mcnsch vindt de grond­

stoffen, hij maakt ze niet. Wat

hij doet, is het vcranderen van de vormen der stoffen, het be-arbeiden ervan ...

2 I

not 111 thc sociology

fniet in de sociologie I "De ruilwa.1nle doet :i<:!:. in de eerste p ha ts

voor cds de kwantitatieve

vcrhoudi~1 waarin gebruiks-

waarden van de ene soort

geruild \Vorden tegen ge­

bruikswaarden van een

andere soort"

cf. c (p. 11)

fverg. C (blz. 11)1

[blz. 2] Om ruilwaarde te bezitten cf. I rVerg. I moet een waar gebruikswaar- p.1 blz. 1 2)]

de hebben en men noemt al-leen voorwerpen, die gebruiks-

waarde hebben, waren. Toch

1) De woorden wa,uvoor Man. afkortingen In het Duits heeft gemaakt, /',ijn hier volledig weergegeven. 2) De aangegeven bladzijde heeft betrekking op het onderhavige geschrift

Page 25: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

1s lllet alles wa:tr w:tt r,c­bruikswa:trdc heeft, b. v. licht, 1.onncschijn, een slok w;uer ui1

een bron ..

Wij krijgen op dc;.c wijl.C:

20 cl linnen - Jas. 20 1 t:tfcl. 20 20

20 "

100 pond brood. 40 dekaliter

kolen. 1 bijbel.

[blz. 3] Deze voorwerpen zijn onder­

ling zeer verschillend, maar al­len vertegenwoordigen zij nut­tigen arbeid, vcrbonden aan grondstoffen. Deze + verbin-

ding maakt e het ruilen mo­

gelijk, want niemand ruilt jas tegen jas, linnen tegen linnen. Als wij die waren onderzoe­

ken, dan vinden we dat 111

het linnen weversarbeid steekt,

waarin de vlas, op het land geteeld, veranderd 1s; in de

ps kleermakers werk, laken en wol, wat wederom een na­tuurprodukt is, door den ar­beid der landhouwers ge­kweekt; in de tafel mcubel­

makerswerk, houthakkerswerk en hout; in het brood bak­kerswcrk, molenaarswerk en tarwe of rogge; 111 de kolen

mijnwcrkerswerk; in den bij­

bel papiermakers-, zetters-, drukkers-, boekbinders- en schrijverswerk. In dien verschillenden arbeid

is het lijke,

cenigc gemeenschappc­dat 111 allen men-

s c h e I ij k e a r b e i d s­

k r a c h t schuilt. De gezon­

de mensch kan door onder­richt en oefening al dien :1r-

beid leeren, hoc eenvoudiger

hoc sneller en hoc moeilijker

hoe langzamer. In allen steekt

dus een zekere hoeveelheid

* "Zouden deze dingen geen kwalitatief vcrschillende :;ebruikswaarden zijn en derhalve producten van kw al i tarief verschillende soorten arbeid, dan zouden zij in het geheel niet als waren tegenover elkander kun­nen komen te staan.

Een jas wordt niet geruild tegen een jas, dezelfde gebruikswaarde niet tegen dc:'.elfde gebruikswaarde."

rblz. 16]

Besred Î!2..[_ van menselijke arbeidskracht, is zonder meer menselijke arbeid, eenvoudige gemiddelde arbeid.

359

Page 26: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

360

a I g e m e e n m e n s c h e­

l ij k e n a r b e i d en dus

deze bepaalt de 1 ilwaardc van die zeer ve chiliende voorwerpen. Maar 1 ~t alleen ruilwaarde m 't algemeen,

neen een e v e n g r o o t e

h o e v c e I h e i d r u i I­w a a r d e zit in die al­len ...

[blz. 41 Nemen we bijv. het handwerk en de machine. Niet de tijd,

benoodigd om met de hand te weven wordt aangenomen, maar de tijd in doorsnede be­noodigd tot de vervaardiging.

Door de invoering van ma­

chines is de waarde der pro- + dukten vcrmindenl, zoodanig X

dat de produktie door han­denarbeid veelal met meer kan

bestaan. Men kan dus zeggen, dat de schatting, de waarde der voor­werpen bepaald wordt door den algemeen menschelijken

arbeid voor de vervaardiging

er van benoodigd ... De waarde VJ.n een wJ.ar be­staat in den algemeen mcn-

schelijkcn, maatschappelijk X

noodzakelijken arbeid, geme­

ten in tijd. Verandert een WJ.J.r

door nieuwen arbeid of door verplaatsing, dan komt er zooveel nieuwe arbeid bij als ZlJ algemeen menschelijkcn, maatschappelijk noodzakelij-ken arbeid, gcmeten in tijd, in zich heeft opgenomen. Is dat met de waarde van den ge­

leverden dienst anders? Wij nemen als voorbeeld een geneesheer, die mij den dienst bewijst mijn gezondheid te herstellen. De tijd van zijn be­

zoek is zeer kort en die tijd is maatstaf der waarde van

den geleverden dienst. In ze-

De waarde van het pro­duct daalt dus? Tijd, die maatschappelijk voor de vervJ.ardiging nodig door de machine verminderd; de tijd, die de handarbeider nodig heeft enz. (cf. p. 14) [verg. blz. 14] [Handschrift zeer onleesbaar l

maatschappelijk nood­zakelijke arbeidstijd -de gemiddelde nodige

Algemeen of abstract menselijke arbeid besteding van

menselijke J.rbeidskracht in fysiologische beteken is en in deze hoedanigheid van gelijke menselijke arbeid of van abstract menselijke arbeid vormt hij de waarde van de waar. [21 P·l

Page 27: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

ker opzicht arbeidt hij bij stukloon. Om geneesheer te kunnen worden, is een lange

I blz. SJ tijd van studie noodig, deze zit in den arbeid door hem verricht, er is dus een grooter hoeveelheid van den tijd,

vroeger voor de studie benoo­digd, in zijn werk dan in dat van den handwerker. Daarom in één uur geneesheerswerk is

een groot aan tal uren alge­meen menschelijken arbeid en de waarde van zijn dienst is dus de daarbij aangewende al­gemeen mcnschelijke arbeid,

gcmeten in tijd. Was er maar één universiteit in Europa, dan zou het bezoek van den ge­

neesheer veel duurder ZIJn, omdat er meer algemeen

menschelijke arbeid school tn

zijn dienst. Vandaar dat ge

neesheeren, m minder be-

schaafde landen geroepen,

zooveel meer verdienen, om-~? dat in de studie van den ge­neesheer meer maatschappelijk noodzakelijke tijd voor allen die daar wonen steekt dan bij ons ...

[Uit het hoofdstuk: "Het geld.""]

[blz. 9] Het gevolg van de circulatie * der waren is bet uitzweeten van geld. Zoo is ter bevordering van de warencirculatie het geld cir­

culatiemiddeL Als zoodanig wordt het gemunt. Het aan­munten heeft de staat op zich genommen. Eigentlijk heeft het

muntstuk een symbolische

waarde door den stempel, die

emp is afgedrukt, daar het

metaalgllhalte er willekeurig

overeenkomstig de wet op is

3) Marx gebruikt hier het Nederlandse woord.

cf. [verg.] eerder p. 3 x. Dus totaal uscless thrash [nutteloos geklets]

p. 94 "Kapital", waar de kwestie totaal andere betekenis heeft en voor de circulatie G-W-G voor­komt.

~ cf. [verg.] waarde 3) hier absurd

361

Page 28: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

362

afgedrukt. Ook stempelt men

dingen zonder waarde name­lijk: papieren geld tot waarde

hebbende. Dezen hebben niets dan een symbolische waar­de ...

[blz. 10] ... Er zijn dus als 't ware reservoirs, verzamelplaatsen noodig, waarheen het geld uit den omloop heenvloeit en wc··

derom in omloop gebracht wordt. Dit zijn de b a n k e n. In den handel is het geld mee-

stal rekengeld en geen betaal­

middel. Op papier wordt het

~ afgedaan en zoo ver­

rekenen de verschillende per sonen, die nu eens koopen en dan verknopen met elkander. Alleen het verschil wordt van tijd tot tijd met eigentlijk geld+

verrekend. Ts er nu storing in

dezen omloop, dan noemt men dat een geldkrisis, die zich hierin open baart, dat ieder werkelijk geld wil hebben en

niemand gediend is van die denkbeeldige papieren wactr­dc ...

[Uit het hoofdstuk: "De ver­andering V<ln geld in kapi­taal."l

[blz. liJ ... Bij het handelsbpiLlal

treedt het koupen om duurder te verkonpen het duidelijkste op den voorgrond, maar het industrieele kapitaal heeft de­~.elfde neiging. Waardoor ont- t

staat de meerdere w,urde der waar? Omdat de kapitalisten hun waren hoven de eigent­lijke waarde verknopen. ls dat wel zoo? Neen want de kapi­talisten die verkoopen, moeten ook knopen dus hoven de ei-

p. 119, 70/Capital 119, 120 weer helemaal ver­knoeid 4)

cf. [verg.] Circulatie

E:......!..±!i

~) Marx gebruikt hier het woord "verballhornt". Dit betekent verknoeid 111 die zin, dat getracht wordt om iets beter te zeggen, terwijl het inwerkc­lijkheid daardoor slechter wordt gedaan.

Page 29: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

gcnt1ijke waarde en :t,no zou

de winst op 't cene door het

verkoopen, gedelgd worden

door het knopen. De waarde

vcrmeerdert nier. • Als een * kapitalist b. v. koren van 40

gulden waarde vcrruilt tegen

wijn ter waarde van f 50,-, dan wint hij f 10,- maar de

waarde van beide artikelen,

koren en wijn blijft 90 gul­

den z.oowel vó,\r als na den

koop. De waarde vcrmeerdert

nier door koop en verkoop. 0 Als een koopman uit f 100

door omz.ct van zijn artikel,

koffie, suiker of wat ook 110 gulden heeft gemaakt, dan

brengt elke gulden hem f 1,10. Gaat de koopman nu inkoo­

pen, dan heeft hij 110 gulden

te besteden en die nieuwe 10 gulden brengen evengoed voor­

deel aan als de oorspronke­

lijke 100 gulden. Zoo krijgt

men rente op rente. Bij geld­

zaken noemt men dit woeker­

winst en toch ist het eigent­

lijk, ofschoon in bedekten

vorm bij warenhandel hcrzclf··

de, \vant in den grond der

zaak is het onverschillig of de

waar, waarlil men handelt,

koffie dan wel geld is. Toch

is het bij het eene vcrboden

en bij het andere roegcstaan

als Wll1St .

LUit het hoofdstuk: "liet ar

bcidsloon."]

I bl1. 59 I Voor den arbeider, die voor

12 uur arbeid het wa.Hdcpro­

dukt van (, uren arbcids,j

levert ter w.urde van 2 gul-

den, z.ijn die twee gulden, dus

1.ijn arbeid van 12 uren, het

koopmiddeL [-] Alwissclt de fJ waarde zijner arbeidskracht

daarboven of daaronder, hij

This thc case when they exchange equivalents, but now suppose that they do not exclunge equivalents, that one overreach the other roit is het geval, wanneer :t.ij gelijke waarden ruilen, maar gesteld nu, dat zij "een "clijke waarden ~uilen~ maar dat de een de ander bedric~t l

ontv~lngt, niet levert

1s dus enz. v.tn di twee Gulden'')

') llehalvc het eerste woord 1s deze opmerking letterlijk van Marx. 363

Page 30: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

364

levert steeds 12 uren arbeid. Elke wisseling in de van het equivalent,

verkrijgt, schijnt hem keiijk een wisseling

grootte dat hij

noodza­m de

waarde of prijs tegen 12 ar­beidsuren .

[Uit het hoofdstuk: "A. Tijd­loon."]

[blz. 61] Hetzelfde geldt van de in­

komsten van het arbeiders ge­

zin, zoodra de geleverde hoc­veelheid arbeid van het hoofd des gezins vermeerderd wordt

door den arbeid van de ande­re leden des gezins. Algemee­ne wet is: is de hocveelheid arbeid per dag of week ge­

geven, dan hangt het loon van dag of week af van den ar-

+ beid en deze wisselt 6f met I de waarde der arbeidskracht

6f met de afwijkingen van haar prijs en haar waarde. Is daarentegen de prijs van den

arbeid gegeven, dan hangt het dag - of weekloon af van de hocveelheid dag- of week­arbeid ...

[Uit het hoofdstuk: "B. Stuk· loon."]

[blz. 66] De loonen in de vcrschillende landen loopcn nog al uiteen.

Dit hangt af van de kosten der eerste levensbehoeften, waarde der arbeidskracht, enz. Laag loon drukt een hoogeren + arbeidsprijs uit en hoog loon

een !ageren. "Als de looncn ------laag zijn, is het werk duur.".

van de pnJs van de arbeid

cf. [verg.] p. 584 2. druk van het "Capita!", waar­aan deze zin uit zijn vcrband rukt en daarom hier volslaglin onbegrijpelijk lijkt.

Page 31: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

De aanvallen op M arx' waarde­

en prijstheorie

Dit artikel van de bekende Britse marxistische econoom Maurice Dobb is een discussie met degenen, die Marx' waarde- en prijstheorie aanvallen. Het verschijnt tegelijkertijd in het aan het eeuwfeest van "Das Kapital" gewijde nummer van het Engelse tijd­schrift "Marxism Today" en het Amerikaanse "Science and Society". Ook is het opgenomen in de inleiding bij een zo juist verschenen Italiaanse vertaling van "Das Kapital".

Das Kapital is wel het meest omstreden werk over politieke economie, dat ooit is geschreven. Het werd het onderwerp van meer en scherpere controversen dan Ricardo's Principles en heeft waarschijnlijk meer uitersten aan waardering en afkam­ming op zijn weg gevonden dan welk ander werk van dit soort ook. Het werd vaker "weerlegd" dan de meeste econo­mische theorieën - en als het niet werd weerlegd, werd het in academische kringen niet zelden genegeerd - maar het heeft dit alles overleefd en is in een groot deel van de tegenwoor­dige wereld aanvaard als de gezaghebbende interpretatie van de kapitalistische maatschappij. Zelfs in het laatste tiental ja­ren van de negentiende eeuw kon een vooraanstaande criticus zeggen, dat "Marx de apostel is geworden van een ruime kring van lezers, onder wie velen, die doorgaans niet geneigd zijn moeilijke boeken te lezen" (von Böhm-Bawerk). Ondanks de hartstochten, die door zijn leerstellingen zijn los­gemaakt, zijn er evenwel ook academische critici, die zijn in­tellectuele bijdrage nuchter hebben beoordeeld. Joseph Schutn­peter b.v. zegt in zijn monumentale Ristory of Economie Ana­lysis van Marx, dat "de totaliteit van diens visie, in haar ge­heel, in elk onderdeel tot uiting komt en juist de bron der in­tellectuele bekoring is, die door elkeen, vriend zowel als vijand, die een studie van hem maakt, wordt ondergaan"; en op een andere plaats, dat "in de tijd, waarin zijn eerste deel verscheen, er in Duitsland niemand was, die zich met hem had kunnen meten, noch in denkkracht, noch in theoretische kennis".

Uitbuiting en meerwaarde

De twee concepties, die in het bijzonder in het middelpunt van de meningenstrijd staan, zijn die van het bezitsinkomen als meerwaarde, of de vrucht der uitbuiting, en die van de histo­rische ontwikkeling van de kapitalistische maatschappij naar de revolutionaire omvorming tot socialisme. De eerste gedachte is wel beschouwd als een ontwikkeling van 365

Page 32: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

de zogenaamde "deductielcer" betreffende de winst, die men bij Adam Smith kan vinden (die niet meer was dan een meer­waardetheorie in cmbryon:cle toestand - sommigen zouden zeggen niet meer dan een vage suggestie); of mogelijkerwijs als een ietwat strenger en systematischer versic van ideeën, die al onder de zogenaamde "Ricardo-socialistcn" opgeld deden. De tweede conceptie, die op zic:1 zelf een toepassing is van Marx' algemene geschiedenisopv1.tting en van de rol van de klassenstrijd als de stuwende kracht van de historische veran­dering, kwam in scherp contrast met de heersende opvattingen inzake de economische vooruitgang, aangezien in deze opvat­tingen, zelfs al vertoonden ze, wat vaak het geval was, een tikkeltje bezorgdheid voor de komst van een "stationaire staat", in de verste verte geen historische rol was toebedeeld aan de arbeidersklasse. Een dergelijke rol was de burgerlijke concepties volkomen vreemd, en het introduceren ervan maak­te dadelijk alles anders en was voor traditionele begrippen be­paald onthutsend. Een zuiver be:.r,rijpen van deze beide concepties is afhankeliik van een aanvoelen van de grenzen der politieke economie, zoals Marx die zag. Het moderne economische onderzoek sedert het laatste kwart van de negentiende eeuw vertoont de tendentie, zijn blikveld te beperken tot een bestudcring van het ruilpro­ces, d.w.z. van de markt en het mJ.rktevenwicht onder diverse hypothetische voorwaarden. In zoverre daarbij aan nauwkeu­righeid van formulering gewonnen werd, ging dit samen met een drastische beperkin~ van omvang en bereik van het bestu­deerde gebied. Productievoorwaarden zijn beperkt en vervaa~d tot de onderstelling van gegeven leveranties (of leveringsvoor­waarden) van productiefactoren en van gegeven technische coëfficiënten of zogenaamde productiefuncties; en voorzover er al een of ander productieproces in voorkomt, dan wordt dat ::tls het ware voorgesteld als een in één richting gaande stroom van primaire factoren tot uiteindelijke consumptiegoederen. Alles wat te maken heeft met ei>'endom, elk onderscheid tlls­sen de bezitters en de bezitlozen wordt vcrwezen naar de cate­gorie van sociale of sociolog;ische factoren, die per se buiten het terrein van de economische theorie zouden staan en de for­mele structuur van die theorie niet zouden raken (of misschien louter de waarde van enkele der daartoe behorende verander­lijke grootheden zouden beïnvloeden). Zoals bekend, is de vorm, die een theoretisch model heeft ge­kregen, op zich zelf een keuze van de te onderzoeken feiten en gebeurtenissen; hoc onberispelijk of fraai de logica ervan dus ook moge zijn, ze kan een bevooroordeelde keuze zijn, die ons inzicht in de werkelijke wereld kan verwringen, in plaats van het te verhelderen. Een van de gevolgen van de toenemende formalisering der eco­nomische theorie in de afgelopen tientallen jaren is geweest, dat haar analyse van het marktevenwicht bijna geheel kwan­titatief van aard is geworden, waarbij weinig of geen plaats is

366 opengelaten voor kwalitatieve verschillen en zeker geen ruim-

Page 33: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

te voor vcrschillen van een zo<Tcn::-.amdc sociaal-economische aard. Wat Marx het "warcnfetisjismc" heeft genoemd kan achter deze b2dricglijl<.:e façade dus in onnatuurlijke 111ate groeien. Het kan nauwelijks verbazing wekken, dat een ver­houding als "uitbuiting" of de karakterisering van inkomsten als een "overschot" in dit verband ophoudt enige betekenis te hebben en d::tt zelfs een zo sympathi:oke critica als mevrouw Joan Robinson de bcgripper: uitbuiting en meerwaarde ver­werpt als morele oordelen, die als economische concepties ge­maskeerd zijn. Marx heeft daarentegen de grenzen van de politieke economie veel ruimer getrokken - wat in feite ook geldt voor de klas­sicke politieke economie, zonder dat er sprake was van derge­lijke stellige formuleringen. Voor Marx behoorden de "maat­schappelijke productieverhoudingen" er net zo goed bij als de "productiekrachten" en de voorwaarden van de ruil. Dit vloei­de voort uit zijn historische benadering van de analyse der kapitalistische productie en uit zijn historische conceptie van de productiewijze als de grondslag van een gegeven maatschap­pij en als "de werkelijke bron en het toneel van de gehele ge­schiedenis". De kwalitatieve karakterisering van verhoudin­~en was even belangrijk als een oplossing van het kwantita­tieve waardevraagstuk en van het afleiden van de prijs van de waarde. Vanuit het standpunt der oorzakelijkheid, vooral van beweging en verandering, was een dergelijke karakterisering onmisbaar; en zijn onderzoek was er bij voortduring op uit, "door de uiterlijke vermomming heen te dringen tot het inner­lijke wezen en de innerlijke vorm van het kapitalistische pro­ductieproces", die schuil gaan achter de marktvormen, met het onderzoek waarvan de burgerlijke economen zich tevreden stelden. Als we de termen "uitbuiting" en "onbetaalde arbeid" als een sociaal-economische omschrijving van een verhouding opvat­ten (en per se niet als een morele betiteling), kan men moeilijk inzien, hoe men de juistheid ervan in twijfel kan trekken. Ik denk, dat er zo goed als niemand zal zijn, die de omschrijving van het inkomen van feodale heren als iets dat zijn bron vindt in de toeëigening van een deel van wat door anderen werd voortgebracht, nl. het product van "een onderworpen boeren­massa" om de woorden van de geschiedkundige Marc Bloch te gebruiken, in twijfel trekt. (Marc Bloch zegt: "wat de bron van het inkomen van de edelman ook moge zijn geweest, hij h~eft al6jd ~cleefd van de arbeid van andere mensen".) Ie­mand, die d~t ontkent, verbergt of verdraait een der hoofd­kenmerken van een op de arbeid van horigen gebaseerde econo­mie. Als men een soortgelijke karakterisering op de bezitsinkomsten in een kapitalistische maatschappij toepast, laat men daarmee uitkomen, dat ze in dit opzicht een belangrijke analogie ver­toont met voorafgaande typen van klassenmaatschappijen, en wel ondanks het feit, dat alle economische verhoudingen een vastgcstelde door de markt beheerste vorm hebben. Met andere 367

Page 34: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

368

woorden, kapitaalbezitters blijven "va,n de arbeid van andere mensen leven", ook al is de politiek-wettelijke dwang om voor een baas te werken verv8ngen door de economische dwang, welke de status van bezitlc e nu eenmaal met zich brengt. Zijn die economen soms geen Y oordengoochelaars en obscurantis­ten, die gepoogd hebben een dergelijke stelling met behulp van verschillende varianten van een "productiviteitstheorie" te ontkennen en aan hun ontkenning kracht bijzetten door de activiteiten van een machine of de chemische eigenschappen van grond toe te schrijven aan de passieve rentenier, die er toevallig eigenaar van is? Sommigen zijn, laat ik aannemen abusievelijk, van de veron­derstelling uitgegaan, dat de karakterisering van de winst als meerwaarde op een of andere manier ontleend is aan de ar­beidswaardelecr en dat beide beschouwd moeten worden als begin en einde van een vooropgezette mening. Beide theorieën worden soms ook wel beschouwd als de erfgenamen van aan Locke ontleende begrippen van het natuurrecht - het natuur­lijke recht om het product van zijn eigen arbeid te bezitten. Naar mijn mening is dit een oniuistc interpretatie. Het was eerder (zoals Marx in zijn Loon, Prijs en Winst heeft uiteenge­zet) een geval van het met elkaar in overeenstemming brengen van het feit der meerwaarde met het klassieke begrip, dat in een bestel van vrije handel en vrije concurrentie alle dingen tegen hun waarde worden geruild: een overeenstemming, die Marx bereikte door de arbeidskracht van de arbeid te onder­scheiden; de arbeidskracht was een waar, die zelf waarde had, afhankelijk van de waarde van wat nodig was om haar te ver­vangen of haar in stand te houden. Als er al een stelling was, waarvan het begrip van meerwaarde als een conclusie was af­geleid, dan was dit de definitie van "producent" en van "pro­ductief" opgevat als menselijke activiteit.

Prijzen en productievoorwaarden

De waardetheorie van Marx wortelde in wezen in de klassieke traditie, hocwel er in de formulering door vcrschillende auteurs van de klassieke school dubbelzinnigheden en een zeker gebrek aan duideliikheid voorkwamen, evenals de bekende vcrschillen van opvatting tussen Adam Smith en Ricardo op dit punt. Er is geen twijfel aan, dat Ricardo het dichtst bii Marx stond, -een verwantschap, die wij des te meer naar waarde kunnen schatten, nu we in het bezit zijn van Ricardo's ongepubliceerde en voorheen onbekende geschrift over Absolute and Exchan[!,e­able V alue 1

). Deze waardetheorie verklaarde in wezen de voorwaarden van de ruil aan de hand van productievoorwaar­den en gaf uiteindelijk de prijzen van de productie weer (in het "normale geval" en onder voorwaarden van een vrije en per­fecte concurrentie) als zijnde bepaald door de hoeveelheid ar-

1) Gepubliceerd in deel 4 van Works and Correspondence of David Ri­cardo uitg. Sraffa, Cambridge, 1950. Het geschrift is onvoltooid als gevolg van Ricardo's noodlottige ziekte en dood.

Page 35: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

beid, die hun productie kost, samen met de technische voor­waarden van hun productie, uitgedrukt in wat Marx noemde de "organische samenstelling van het kapitaal". Deze afleiding van ruilvcrhoudingen van productievoorwaarden was, nog­maals, geheel in overeenstemming met Marx' algemene concep­tie van de geschiedenis en met de leidende rol, die daarin door de productiewijze wordt gespeeld. Het was zogezegd een di­recte toepassing van deze historische conceptie en stelt de or­ganische schakel tussen beide voor, die ons in staat stelt over Marx' economische theorie te spreken als in die zin historisch en die de wezenlijke eenheid van zijn gedachte illustreert. Juist deze gedachte, dat de structuur van de prijzen afgeleid kan worden van de productievoorwaarden, heeft de heftigste ontkenning van de kant van economen der subjectieve school uitgelokt. En de beschuldiging, dat de poging van Marx om dit aan te tonen (en dus ook zijn theorie van de winst als meer­waarde) gebaseerd was op een beslissende tegenstrijdigheid, heeft zijn vooraanstaande criticus, de Oostenrijker van Böhm­Bawcrk, in staat gesteld vol vcrtrouwen "het einde van Marx' systeem" te proclameren, waarvoor hij tegelijkertijd een uit­cmzetting van prijzen en inkomsten in de plaats stelde vanuit het standpunt van de grenswaardeleer (zie von Böhm-Bawerks eigen bekende theorie van de kapitaalrente als afhankelijk van de vcrschillen in subjectieve waardering van tegenwoordige en toekomstige goederen). In deel I van Het Kapitaal ging Marx, zoals bekend, bij de behandeling van het vraagstuk van de meerwaarde ervan uit, dat waren tegen hun waarde worden geruild. In dit stadium heeft zijn amlysc slechts betrekking op de meest algemene kenmerken van het kapitalisme, waarop hij ook de aandacht vestigt. In heden ten dage gebruikelijke bewoordingen uitgedrukt, zou men kunnen zeggen, dat het onderzoek in dat stadium wordt vcrricht op het meest macroscopische niveau. Marx maakt zich in dit stadium nog niet druk om afzonderlijke producten en industrieën, doch houdt zich bezig met de "maatschappelijke productieverhoudingen", die bepalen hoe het totale product, gezien als een geheel, tussen de klassen wordt verdeeld. Pas in deel III, in een later stadium, houdt Marx zich meer met on­derdelen van het beeld bezig, voert hij voorwaarden ten to­nele, die de vcrhoudingen tussen de verschillende industrieën r,1ken en stuit hij op verschillen, die op een meer microsco­pisch niveau van het onderzoek zichtbaar en belangrijk wor­den. Hij houdt in het bijzonder rekening met vcrschillen in de technische voorwaarden en in de zogenaamde "organische sa­menstelling van het kapitaal" in de diverse productietakken, t;ccombinecrd met de noodzaak (gegeven voorwaarden van de beweeglijkheid van kapitaal tussen industrieën) van een uni­forme winstvoet van het kapitaal, ongeacht de vraag waar het kapitaal wordt gebruikt. Onder deze voorwaarden, waarvan de oorzaken voldoende bekend geacht mogen worden, wijken de "productieprijzcn", waaronder worden verstaan de normale (of voor lange tijd in even wicht zijnde) prijzen waartegen pro- 369

Page 36: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

ducten worden geruild, af van de waarden; de winst wordt gecompenseerd door een proces van "herverdeling van de to­tale meerwaarde" tussen verschillende industrietakken. De kritiek op Marx concentreerde zich daarna op de verhou­ding tussen de producüeprijzen en de waarde uit deel I. De theorie der meerwaarde was opgebouwd op de onderstelling, dat waren tegen hun waarde werden geruild; in deel III even­wel stond, dat de ruil in de kapitalistische maatschappij plaats­vond op grondslag niet van de waarden, doch van de produc­tieprijzen, die van de waarden verschillen. Wat bleef er dan over van de theorie der meerwaarde en alles, wat daarmee ver­bonden was? Dit was "de grote tegenstrijdigheid" die, volgens von Böhm-Bawerk, de kern van Marx' systeem raakte en de bron van de onvermijdelijke ontbinding ervan vormde. ("Het systeem van Marx heeft een verleden en een heden, doch geen blijvende toekomst".) Wat had het voor zin om over twee ni­veaus van benadering te spreken of over twee stadia van on­derzoek, als het tweede (gegeven de in dat tweede stadium ge­introduceerde aanvullende gegevens) niet van het eerste afge­leid kon worden? Het kon niet gebeuren op de manier, die Marx had aangegeven; en als dat niet kon, dan bood de leer van Marx noch een theorie van de winst, noch een theorie van de prijzen en moest een vcrklaring van zowel de winsten als de prijzen elders gezocht worden. Het zou aantoonbaar onwaar zijn, dat productievoorwaarden bepalend waren voor de ruil­voorwaarden. In de discussie, die daarop over deze kwestie ontstond, werd het vraagstuk van het afleiden der productieprijzen uit de waarden (of van de latere benadering uit de voornaamste ge­gevens, die in een eerdere benadering als juist werden aange­nomen) het transformatievraagstuk genoemd. Deze discussie speelde zich bij vlagen en in het verborgene af; ze beperkte zich tot niet meer dan een handvol ingewijden en was vrijwel onbekend zowel onder marxisten als onder niet-marxistische economen. Maar men kan zeggen, dat als resultaat ervan von Böhm-Bawerks klaarblijkelijk afdoende kritiek op de theoreti­sche structuur, die in de drie delen van het Kapitaal, en vooral in de delen een en drie, is opgebouwd, aan kracht heeft inge­boet. De gewoonlijk zo scherpzinnige von Böhm-Bawerk 2

) had zj,ch op dat punt tevreden gesteld met een minachtende verwer­ping van de door Marx aangeduide bijzondere oplossing en had zich niet de moeite getroost zich af te vragen of het karakter van het vraagstuk het waarschijnlijk of onwaarschijnlijk maak­te dat er een alternatieve oplossing voor gevonden kon worden. Duidelijk is, dat von Böhm-Bawerks methode van argumente­ren alles bijeen te simpel was voor de aard van het onderhavige vraagstuk en dat hij werkelijk geen notie had van het inge­wikkelde geheel, dat neergelegd is in de stelling, dat "de waar­den achter de productieprijzen staan" en "deze uiteindelijk be­palen". Het is waar, dat de rekenkundige voorbeelden, die

370 2) In Zum Abschlusz des M arxschen Systems, 1896.

Page 37: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Marx gebruikt om de afleiding van de productieprijzen van de waarden te illustreren, ontoereikend en onvolledig zijn - een feit, waarvan hij zich zelf bewust was (zoals blijkt uit een passage in Theorien über den Mehrwert 3

).

Bovendien was de simpele redenering, dat de productieprijzen en de waarden, en de winst en de meerwaarde "gemiddeld" aan elkaar gelijk zouden zijn, beslist onvoldoende. Dit vraag­stuk was, zoals ook met andere punten van de delen 11 en III het geval is, on voltooid gebleven en in deze onvoltooide staat was het kwetsbaar voor in elk geval enkele van de tegenwer­pingen, die door van Böhm-Bawcrk en later door Bortkievicz werden gcmaak t. Deze onvolledigheid was daarin gelegen, dat alleen de op­brengsten tot productieprijzen werden getransformeerd, terwijl alle in de producten gestoken kosten (waaronder de arbeids­kracht) in waardetermen uitgedrukt bleven. Het is duidelijk, dat dit niet voldoende is; Marx zag zelf, dat de in de produc­ten gestoken kosten ook in prijzen moesten worden uitgedrukt (de elementen van het constante kapitaal en van de lonen als prijs van de arbeidskracht, die weer afhankelijk is van de prijs van het levensonderhoud van de arbeiders, of de zogenaamde loongoederen ). Als de in de producten gestoken kosten op deze wijze worden getransformeerd, zullen zowel de winstvoet als de prijzen, die de producten opbrengen, erdoor worden be­invloed. Daaruit volgt, dat de winstvoet niet dezelfde zal zijn (uitgezonderd in een speciaal geval) als de winstvoet, die ont­stond uit de meerwaarde van de waardesituatie (door het ge­middelde te nemen); en in Marx' rekenkundige voorbeelden zou de winstvoet vcrschillen van die, waarmee hij zijn produc­tieprijzen construeerde. Maar er volgt niet uit, dat de nieuwe winstvoet niet in een bepaalde verhouding tot de oude winst­voet kan staan (d.w.z. van de waardesituatie) en dientenge­volge tot de mate van meerwaarde, zoals die in de meerwaar­detheorie is omschreven. Er volgt evenmin uit, dat in deze si­tuatie van een complexe wederzijdse afhankelijkheid, waar af­zctprijzen afhankelijk zijn van kostprijzen en de afzetprijzen op hun beurt de kostprijzen beïnvloeden, niet een enkel stel grootheden kan worden gevonden voor alle variabelen, die aan de veronderstelde voorwaarden voldoen. De oplossing, als ze gevonden kan worden, zal net zo iets zijn als de oplossing van een stelsel algebraïsche vergelijkingen, en de mogelijkheid er een te vinden zal formeel afhankelijk zijn van soortgelijke voorwaarden. Het is de vcrdienste van Bortkievicz geweest, in het begin van deze eeuw te hebben aangetoond, dat een dergelijke oplossing inderdaad mogelijk was in het vereenvoudigde geval van drie sectoren of industrieën, die respectievelijk elementen van con­stant kapitaal (de afdeling I van Marx' reproductieschema aan het einde van deel II van het Kapitaal), loongoederen en luxe ~ocdcren, die uitsluitend door kapitalisten worden verbruikt, 3) Zowel in Thcoricn iiber den Mchr-wcrl, deel JIJ, als in Het Kapitaal, deel lil. 371

Page 38: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

3'72

produceren. 4) Hij deed dit met behulp van de voorwaarde (een

voorwaarde van de zogenaamde "eenvoudige reproductie"), dat de opbrengsten van elke categorie gelijk waren aan de in­komens, die voor hun aanschaf werden besteed (te weten ver­vangingsuitgaven voor constant kapitaal, totale lonen en to­tale meerwaarde). Een merkwaardigheid van deze oplossing van Bortkievicz was, dat ze onafhankelijk was van de productievoorwaarden van de derde sector, die voor consumptie door de kapitalisten produ­ceert: de oplossing was uitsluitend afhankelijk van de produc­tievoorwaarden in de twee andere sectoren. 5

) Hij beweerde, dat dit niet zomaar een formeel resultaat was, dooh dat het aantoonde, dat de winst de vrucht der uitbuiting was (of, zoals hij het beliefde te noemen, in de stijl van Adam Smith, dat de winst het karakter van een "deductie" had) en niets te maken had met de productiviteit van het kapitaal. Om Bortkicvicz te citeren: "Als het inderdaad waar is, dat het peil van de winstvoet op geen enkele wijze afhangt van de productievoorwaarden van die goederen, die niet opgaan in de reële lonen, dan moet de oorsprong van de winst wel degelijk gezocht worden in de loonverhoudingen en niet in het vermo­gen van het kapitaal om de productie op te voeren. Want als dit vermogen hiermee in verband zou staan, dan is het onver­klaarbaar, waarom bepaalde productiegebieden voor het vraag­stuk van het winstpeil van geen belang worden." Deze oplossing van Bortkievicz, uitgewerkt voor drie sectoren, was in wezen een oplossing voor drie industrieën, met drie pro­ducten. In plaats daarvan zou men deze oplossing ook kunnen zien als iets dat de r,emiddelde productieprijs voor elke sector oplevert en daarmee aantoont, dat deze gemiddelde prijzen af­geleid kunnen worden van de gegevens van de waardesituatie (d.w.z. productievoorwaarden, gemeten naar de arbeid), ter­wijl de afzonderlijke prijzen van aparte goederen binnen elke sector onbepaald blijven. Het was natuurlijk voor de hand liggend, dat als er een oplos­sing voor het probleem der drie producten mogelijk was, die oplossing naar alle waarschijnlijkheid voor een onbepaald gro­ter aantal producten gevonden moest worden. Gedurende eni­ge tijd echter bleef deze achterwege - een gebrek, dat men misschien mag beschouwen als een blaam op het "scheppende marxisme" van marxistische economische denkers van deze tijd. Het eerste bewijs (voorzover mij bekend), dat een meer alge­mene oplossing voor ieder aantal waren mogelijk was - voor geval met u-producten - werd geleverd door Francis Seton

4) L. von Bortkievicz in jahrbücher /ür Nationalökonomie und Stalistik en in Archiv für Sozialwissenschaft, beide van juli 1907. 13ortkicvio.' oplos­sing was evenwel voorafgegaan (door hem zelf loyaal erkend) door de Russische schrijver W. K. Dmitriew in een weinig bekend werk uit het jaar 1904 (een "opmerkelijk stuk werk", dat "bepaalde echt nieuwe dingen" bevatte, volgens 13ortkievicz). 5) Of, nauw keuriger gezegd, "van die hoeveelheden arbeid en die omslag­periode, die betrekking hebben op de productie en distributie van de goe­deren, welke het reële loonpeil uitmaken" (Bortkievicz).

Page 39: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

(Oxford) in een artikel in Review of Economie Studies for 1956-'57. De conclusie ervan was, dat zij·n onderzoek had aan­getoond, dat de ",ogische bovenbouw" van Marx' theorie "wel degelijk in orde is": een betoog, dat naar sommigen menen aan overtuigingskracht wint door het feit, dat de auteur moeite heeft gedaan om zich los te maken van de gevolgtrekkingen van Marx' meerwaardetheorie. Een dergelijk bewijs (dat in grote trekken overigens al vele jaren eerder is uitgewerkt) is ook te vinden in de vergelijkingen, die de kern vormen van de afleiding van de prijzen van de productievoorwaarden en van de verhouding van de winsten ten opzichte van de lonen, in deel I van Piero Sraffa's werk Production of Cammodities by Mcans of Cammodities (zie met name hoofdstuk II). De uitkomst van de gedurende meer dan een halve eeuw ge­voerde discussie is dus, dat Marx volkomen terecht ervan is uitgegaan, dat de productieprijzen, de werkelijke "evenwichts­prijzen" van een concurrerende kapitalistische economie, be­schouwd kunnen worden als zijnde bepaald door de productie­voorwaarden en productieverhoudingen, waaronder de ver­houding van de uitbuiting, welke in waarde gemeten als de mate van meerwaarde wordt uitgedrukt. De logische structuur van Marx' analyse der kapitalistische productie en de ontwikkeling van deze analyse van het niveau der waardetheorie van deel I tot aan de theorie der prijzen in deel ITI blijven van kracht na een eeuw van heftige, soms spit­se, doch meestentijds wars van elk begrip zijnde kritiek. En wat zijn kwalitatieve kenschetsing van de wezenskenmer­ken van de kapitalistische maatschappij en van haar stuwende krachten betreft, kan er toch geen twijfel over bestaan, dat Marx' analyse een inzicht verschaft, waartoe geen enkele an­dere economische leerstelling in staat is geweest.

MAURICE DOBB

373

Page 40: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Marx aan Engels in Manchester

Het eerste deel van J,Het Kapitaalnis klaar

Op 16 augustus 1867, 's nachts om twee uur, was Marx klaar met de correctie van de drukproeven van het eerste deel van "Het Kapitaal". Hij deelde dit onmiddellijk aan zijn vriend en medestrijder Friedrich Engels mede en dankte hem daarbij voor de geweldige steun, die Engels hem gegeven had om dit werk te volbrengen. Hieronder volgt de tekst van deze brief:

(Londen) 2 uur 's nachts, 16 augustus 1867.

Dear Fred,

Zojuist de laatste strook ( 49ste) van het boek 1) a/gecorri­

geerd. Het aanhangsel - de waardevorm - klein gezet, om­vat J% stroo!e. Voorwoord dito gisteren gecorrigeerd teruggestuurd. Dit deel is dus klaar. Ik heb het alleen aan jou te danken, dat dit mo­gelijk is geweest! Zonder jouw opoffering voor mij had ik on­mogelijk het ontzaglijke werk voor de 3 delen kunnen doen. I!e omhels je, met al mijn dank! Ingesloten 2 stroken schone proeven. De 7 5 Pond Sterling in dank ontvangen. Saluut, mijn beste, dierbare vriend!

je K. Marx

Ik heh de schone proeven pas weer nodig, zodra het hoek in zijn geheel is verschenen.

374 1) het eerste deel van "Het Kapitaal".

Page 41: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Meerwaardetheorie en moderne uitbuiting

In zijn honderd jaar geleden verschenen "Das Kapital", zijn grootste wetenschappelijke werk, heeft Karl Marx de grond­wet van de n<aatschappeliike ontwikkelin1~ blootgelegd en de historische onvermijdelijkheid van de onderp;ang van de kapi­talistische maatschappij aangetoond. In dr ontwikkeling van de maatschappij vormen honderd jaar slechts een betrekkelijk korte periode, maar in deze eeuw is de juistheid van de we­tenschappelijke leer van Marx voortdurend bevestigd, vooral ook omdat zij verder ontwikkeld werd naarmate er nieuwe verschijnselen optraden, die een verklaring behoefden. De hocksteen van de economische theorie van het marxisme is de mcerwaardetheorie. Door deze theorie wordt duidelijk gemaakt wat de grondslag is van de kapitalistische maatschan­pij en waar de winst vandaan komt, die dient als drijfkracht van deze maatschappij. Marx stelde in zijn werk vast, dat de arbeid de enige bron is voor het vormen van nieuwe waarde; de kapitalist, de bezitter van de productiemiddelen, koopt van de arbeider zijn arbeids­kracht en p:!st deze in het productieproces toe; van de gele­verde arbeid krijgt de arbeider slechts een deel in de vorm van loon (de betaling voor de waarde van de arbeidskracht) terug en de rest eigent de kapitalist zich toe. Dit deel van de gele­verde arbeid, dat van de arbeider ontvreemd wordt, vormt de meerwaarde. - lv~t is de bron van de winst, die de kapitalist maakt. Dit is de uitbuitinv,, die zich wetmatig in het kapita­listische stelsel voltrekt. Met deze ontdckkin~; toonde Marx de onverzoenlijke tegen­stelling aan, die er tt;ssen arbeiders en kapitalisten bestaat. Hij liet zien, dat de enige mogelijkheid om deze tegenstelliiW op te heffen, is gelegen in de afschaffing van het kapitalistische stelsel en de vcrvanging ervan door een maatschappijvorm, waarin de productiemiddelen niet langer in het bezit ziin van privé-bezitters, maar in het bezit van de maatschappij zelf. Dan zullen de resultaten van de groeiende productieve kracht van de arbeid niet langer toevallen aan enkelingen, maar aan allen. Het is deze kern van de marxistische theorie, die in de afge­lopen honderd iaar het meest en het felst is aangevallen door burgerlijke economen. Er zijn bibliotheken volgeschreven met studies ter "wecrlcggino;" van de meerwaardetheorie en dui­zenden malen is verklaard, dat zii verouderd is en zichzelf heeft overleefd, door de ontwikkeling van de maatschappij is achterhaald, enz. Doch cvem.ls honderd jaar geleden betalen de kapitalisten de :1.rbciders in de vorm van loon, vacanties en vacantietoesla-gen nog steeds slechts een deel uit van de door hen voortge- 375

Page 42: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

brachte waarde. De rest van de door de arbeider geproduceer­de waarde wordt van hem vcrvreemd en vormt nog steeds de bron van de kapitalistischc winst. Nieuwe verschijnselen in d · kapitalistische maatschappij kun­nen misschien de uiterlijke vorm van de uitbuiting wat ver­anderd hebben, het wezenlijke is gebleven: de productiever­houdingen worden gekenschetst door het aan de ene kant staan van een steeds groter wordende groep loonarbeiders en aan de andere kant een steeds kleinere en meer geconcentreerde groep monopoliekapitalisten die de productiemiddelen in handen heeft.

Bestrijding en eigen ervaring

Dit proces van concentratic en centralisatie, dat later door Lenin diepgaand is geanalyseerd, was door Marx voorzien. Hij had reeds uitecnvezet, dat steeds grotere delen van de midden­fJ:roepen, kleine bezitters, bocren enz. tot de klasse der loon­arbeider~ zouden overgaan en daarmee de tegenstelling met de grote bezitters schemer zou worden. In ons eigen land heeft dit concentratie- en proletariseringsproces met name in de na­oorlogse jaren grote vormen aangenomen. Dc boeren worden vcdwonr;cn tot het vcrlaten van hun stukie grond, de mid­denstanders raken in de m8cht van grote banken en financic­ringsmaatschalJpiien. Het :nntal 8rbeidcrs stijgt snel, niet allern absolunt, maar ook verhoudin~sgewijs. Van 1947 tot 1%0 steef het percentage van de totale beroepsbevolking. dat werk­za::trn is in indmtrie, delfstoffenwinning en bouwnijverheid. van 32,3 tot 41.4 procent. Door de toeneming van het aantal industrie-:1rbeider~ breidt de uitbuiting zich in de breedte uit. Met deze uitbreiding in de breedte gaat ook samen, dat de uit­huitinp;sgraad is verhoogd. Bij hun po~~ingen om de meerwaardetheorie van Marx te weer­leggen, hebben de burgerliike economen vele methoden gc­bmikt. Ze slaagden er evenwel nooit in om de arbeiders aan te praten, dat deze theorie niet in overeenstrmming zou ziin met de werkelijkheid. Zo konden ze ook niet verhinderen, dat deze theorie door steeds meer mensen als juist wordt erkend. Toch blijven ze doorgaan met hun pogingen de opmars van het marxisme te remmen en tegen te houden. Daartoe is men thans zelfs bereid het verleden van het kaoitalisme als het ware te verloochenen, zo in de geest van "weliswaar waren de kapitalisten slecht in het begin van de 19dc en het begin van de 20ste eeuw, maar thans is daar toch geen sprake meer van". Typerend is bv. de uitspraak van John Kenneth Galbraith in zijn boek "De economie van de overvloed". Hij schreef: "Als Marx in de meeste vraagstukken ongelijk had gehad, dan zou zijn invloed spoedig verdwenen zijn geweest. De duizenden mensen, die zich ermee bezig gehouden hebben op zijn vergis­singen te wijzen, zouden zich dan reeds lang aan andere taken hebben kunnen wijden. In vele opzichten heeft Marx echter gelijk gehad, in het bijzonder in het raam van zijn tijd ... De

376 marxisten beweren echter dat Marx niet alleen voor zijn tijd,

Page 43: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

maar voor alle tijden gelijk zou hebben. Dat is echter een moeilijk te bewijzen stelling". Tal van anderen hebben bij dergelijke redencringen aange­knoopt en vooral in de jaren van de hoogconjunctuur, toen de ztrbeidersklasse door haar strijd hogere lonen, langere vacantie en een vijfdaagse werk weck afdwong, kon men steeds weer le­zen, dat het wezen van het kapitalisme zou zijn veranderd. Er zou geen sprake zijn van voortgaande en zich verscherpende uitbuiting, de arbeiders kregen medezeggenschap, het kapitalis­me kreeg een sociaal karakter en de arbeidskracht kon toch niet langer als een waar beschouwd worden, want de arbeid werd erkend als deel van de menselijke waardigheid ... De ervaringen van het laatste jaar hebben wat ons land be­treft de voosheid van al die mooie woorden laten zien. De Limburgse mijnwerkers, die door hun jarenlange arbeid de mijnen tot ontwikkeling brachten, vlogen bij duizenden de laan uit, toen de kapitalisten bemerkten dat er in olie en aard­gas grotere winsten geboekt konden worden. De Twentse tcx­ticbrbcidcrs, op wie herhaaldelijk een beroep was gedaan om hun looneisen te matigen, omdat er door de bedrijven zoveel geld aan investeringen ter modernisering van de bedrijven moest worden besteed, ondervonden aan den lijve de gevolgen van de "Europese samenwerking". Bedrijven die geen kans bo­den op maximale winsten worden door de financiers zonder meer in de steek gelaten en gesloten, en duizenden arbeiders, onder wie vele ouderen, moeten maar zien hoc ze zich redden met tijdelijke uitkeringen en later met een veel lager loon, als ze als ongeschoolden tenminste nog weer elders aan de slag kunn~n komen. Nog sterker getuigt de ontwikkeling in de Rotterdamse ha ven van het on veranderde uitbuitingskaraktcr van het m0dcrnc monopolickapitalismc. Hier is zelfs geen sprake van bedrijven, die minder winst gaan opleveren en daarom gcsloten worden. Het gaat hier om een haven, die de grootste ter wereld is en zich in volle opbloei en ontwikkeling bevindt. Jaarlijks stijgt de hocveelheid goederen, die via deze moderne haven worden vervoerd en worden er nieuwe havens en haveninstellingen gebouwd en in gebruik genomen. En toch komen midden in deze stormachtige ontwikkeling berichten over ontslagen en over de dreiging met verdere ontslagen. Er zijn nieuwe vormen en methodes uitgevonden in het transport, waardoor met minder mensen meer kan worden gedaan. En dan is de logische wet van de kapitalistische uitbuiting: de straat op met de arbeiders, die wc kunnen besparen. De nieu­we ontdekkingen worden alleen benut om voordelen te geven aan de kapitalisten, die aldus hun winsten nog verder willen opvoeren. Er zijn cijfers te over, die dit illustreren en laten zien, dat het heus niet alleen de Twentse textiel- en de Rotterdamse haven­baronnen zijn, die op deze manier de uitbuiting van de arbei­ders verscherpen. Uit het jaarvcrslag van de AKU over 1966 blijkt, dat de om-zet in vcrgelijking met het jaar voordien steeg met 8 procent, 377

Page 44: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

n.l. van 595,7 tot 644 miljoen gulden. De netto-winst steeg van 57,8 tot 58,9 miljoen gulden. Dat resultaat werd bereikt met een personeelsbestand, dat vcrminder d c van 16.100 tot 15.200. Bij het Philips-concern hetzelfde beeld: de omzet steeg met 7 procent van 7.545 miljoen tot 8.069 miljoen gulden. Door­dat enorme bedragen werden uitgetrokken voor investeringen in verband met de voorbereiding van de kleurentelevisie, was het netto-resultaat weliswaar iets minder, maar dat is slechts de basis voor nog grotere winsten in de toekomst. De grotere omzet in 1966 werd bereikt met minder werknemers, want hun aantal liep terug van 252.000 tot 244.000 voor het concern in zijn geheel (met bedrijven in talrijke landen) en voor de be­drijven in Nederland van 87.000 tot 84.000. Bij deze bedrijven is er dus een grotere productie per arbeider bereikt. Hetzelfde blijkt uit de cijfers van de inspecteur-genc­raal van de Staatsmijnen over de afgelopen jaren. De prestatie per man en per dienst van 8 uur, uitgedrukt in kilogrammen gedolven steenkool, steeg op de volgende wijze: 1961: 2055; 1962: 2070; 1963: 2107; 1964: 2140 en 1965: 2197. Bij een ander overheidsbedrijf, de postcheque- en girodienst, werd door de invoering van computers op de productie-afde­lingen een personeelsbesparing bereikt van ruim 57 procent. Bij de belastingdienst konden door automatisering 700 man worden uitgespaard en bij het Centraal Bureau voor de Sta­tistiek werd bij een toename van de werkzaamheden met de helft, het personeel nog ingekrompen. De arbeidsproductiviteit stijgt elk jaar. Stellen wc de produc­tie per werknemer in de industrie in het jaar 1958 op 100, dan zien we, dat volgens de berekeningen van het CBS dit cijfer in 1963 reeds gcstegen was tot 128. In de laatste jaren is die stijging ongetwijfeld nog toegenomen en met de verdere auto­matisering kan men een verdere verhoging verwachten. Zoals de uitbuiting is gebleven en zich heeft verscherpt, zo is ook de arbeidskracht niet opgehouden een waar te zijn die de arbeider moet verkopen aan de kapitalist. De pogingen om dit te ontkennen, doen overigens enigszins komisch aan, als men ziet hoe de ondernemers zelf dit begrip hanteren. Zij spreken onverbloemd over de arbeidsmarkt en in de afgelopen jaren drongen zij steeds aan op maatregelen, die de zogenaamde spanning op de arbeidsmarkt moesten verminderen. Met die spanning bedoelden zij dat er een grotere vraag naar dan aan­bod van arbeidskracht was, een situatie die de arbeiders tc­recht gebruikten om vcrbeteringen af te dwingen. Het is karakteristiek voor het huidige staatsmonopolistische kapitalisme, dat de monopolisten gezamenlijk met de door hen bcheerste staatsorganen optreden om de arbeidsmarkt te be­invlotden. In ons eigen land is dit gebleken uit het forceren van een bestedingsbepnkin:~, die tot werkloosheid leidde. De overheidsinvesteringcn werden ingekrompen, zogenaamd om­dat er anders te veel zou worden uitgegeven en de inflatie zou

378 worden bevorderd, met gevaar van werkloosheid. Maar onder-

Page 45: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

tussen werd er niet bezuinigd op de overheidsuitgaven, die het sterkst de inflatie bevorderen, n.l. die voor bewapening. Nee, er werd bezuinigd op het gebied van de bouwnijverheid, de bouw van woningen en scholen, de aanleg van wegen, enz. Hierdoor ontstond in deze sectoren tijdelijk een grote werk­loosheid. Dit oefende ook invloed uit op de algehele economi­sche gang van zaken, er ontstond onzekerheid en die leidde er weer toe dat de voorraadvorming sterk afnam. Daardoor wer­den moeilijkheden in andere industrietakkon bevorderd, voor­al bij die takken welke al erg gevoelig waren door zware con­currentie uit andere EEG-landen, zoals b.v. de textielindustrie. Het resultaat van dat alles wordt nu in alle vcrslagen en be­schouwingen van ondernemerszijde bejubeld. "Er is ontspan­ning op de arbeidsmarkt", d.w.z. de werkloosheid is gestegen. En direct wordt geprobeerd een toenemende druk op de lonen uit te oefenen, want daarom was het immers allemaal begon­nen! Zo probeerden de monopolies de uitbuiting te vcrscherpen met behulp van door hen zelf opgeroepen en georganiseerde crisis­verschijnselen. Zij hopen de arbeiders daarmee te kunnen in­timideren en de strijd tegen verslechtcringen en ontslagen te kunnen doorkruisen. Vandaar ontslagdrcigingen, geknabbel aan premies en toeslagen, het nu al ingezette gepeuter aan een loonsverhoging voor 1968. Het zijn allemaal geen toevallige gebeurtenissen, die op on­verklaarbare wijze zouden samenvallen en waartegen niets te doen zou zijn, zoals de kapitalisten de arbeiders willen doen geloven. Achter dit alles steekt het oude streven van de be­zitters der productiemiddelen: het vcrscherpen van de uitbui­ting, het vcrhogen van de meerwaarde, ten einde de winsten op te voeren.

De waarde der arbeidskracht

Ook het feit, dat de zorg voor het naakte bestaan in de hoog­ontwikkelde kapitalistische landen niet meer het hoofdpro­bleem van de arbeidersklasse is en dJ_t ook werkloosheid niet direct grote armoe en hongerlijden tot gevolg heeft zoals in de vorige eeuw het geval was, verandert hieraan niets. De vcr­houding tussen arbeiders en kapitalisten en de onverzoenlijke tegenstelling tussen deze klassen is niet opgeheven, doordat het loon hoger is geworden, de arbeidstijd korter en de sociale voorzieningen beter. Deze vcrbeteringen zijn immers juist tot stand gekomen door de klassestrijd van de arbeiders tegen hun uitbuiters en als de­zen het woord "uitbuiting" van de hand wijzen, omdat de toestanden toch wel verbeterd zijn, dan is het goed er even op te wijzen, dat een belangrijk deel van de winsten die de kapi­talisten in hun zak steken worden opgebracht door de honge­rende, slecht gevoede en slecht geklede arbeiders in de zwak­ontwikkelde half-koloniale landen, die gedwongen worden goedkope grondstoffen en arbeidskrachten te leveren. 379

Page 46: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

De marxistische theorie gaat trouwens niet uit van de gedach­te, dat de waarde van de arbeidskracht bepaald zou worden door het absolute bestaansminimum. Met de ontwikkeling van de kapitalistische productie voltrekt zich ook een ontwikke­ling in de waarde van de arbeidskracht; deze ontwikkelt zich zodanig, dat ze in overeenstemming is met "de in een gegeven land en in een gegeven tijd historisch tot stand gekomen wijze om te leven en zich voort te planten". Aldus hield Marx vol­ledig rekening met historische en morele elementen en met de groeiende behoeften, die ontstaan in en door de verdere ont­wikkeling van de kapitalistische maatschappij. Het toenemen van het werkelijke loon en andere verbctcrin~~cn, die door de strijd der arbeiders worden bereikt, zijn dus in het geheel niet: - zoals sommige Marx-"kcnners" het willen doen voorko­men - in strijd met de marxistische bepaling van de waarde van de arbeidskracht en de hierop gebouwde meerwaarde­theorie.

Tot slot zouden we nog iets willen zeggen van het streven van de kapitalisten om langs wetenschappelijke weg de uitbuitings­graad op te voeren, soms zelfs onder het mom vcrbeteringen voor de arbeiders na te streven. Uitgebreide onderzockin~~cn zijn er gedaan inzake de duur van de arbcidsdag en de maxi­male arbeidsintensiteit die bereikt kon worden. Vastgesteld werd dat in vele gevallen, vooral in sterk gemechaniseerde en geautomatiseerde bedrijven de verlenging van de arbcidsdag boven een bepaald aantal uren leidde tot een scherpe daling van de arbeidsintensiteit. Zorgvuldig werd ook vastgesteld bij welk betalingssysteem de hoogst mogelijke productiviteit per arbeider kon worden be­reikt en met welke onderbreking van de arbcidsdag de pro­ductie het meest gebaat was. De Zwitserse economist R. R. Schmidt gaf in zijn proefschrift "Onderzoekingen naar de samenhang tussen arbeidstijd, pres­tatic en vermoeidheid" het volgende voorbeeld: een groep ar­beidsters werkte zonder rustpauzes. Per ploeg produceerden zij 1770 stuks. Van de totale tijd zie zij in het bedrijf waren, werd 78,5 procent rechtstreeks aan de productie besteed. Er werden enkele korte rustpauzes ingevoerd. De productie per ploeg steeg tot 2212 stuks en vastgesteld werd dat nu 87,5 procent van de tijd rechtstreeks a<'.n de productie gewijd was. Dit voorbeeld zou met talloze kunnen worden aangevuld. Be­kend is b.v. hoe bij fabrieken waar aan de lopende band ge­werkt wordt, zoals sigarettenfabrieken of koekfabrieken -als Vcrkade in Zaandam -, muziek gebruikt wordt om de arbeidsprestaties op te voeren. Nauwkeurig is nagegaan op welke momenten bepaalde muziek een stimulerende invloed op de productiecijfers heeft. En in grote reclamecampagnes waarmee vrouwen en meisjes worden aangelokt, heet het dan: kom ook bij ons werken, het is er zo gezellig met die muziek! Hoezeer de ondernemers de vaststelling der werktijden gebrui-

380 ken als een middel om te trachten de productiviteit tot het

Page 47: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

maximaal bereikbare op te voeren, toont ook nog een voor­beeldje van Philips. In de laatste ondernemingsraadsvergade­ring kwam een voorstel aan de orde om de 27ste december van het jaar 1968(!) aan te wijzen als een verplichte collectieve snipperdag. De arbeiders moeten dus één van hun vacantie­dagen volgend jaar reserveren voor deze dag. Die valt namc­lijk op een vrijdag. Met de Kerstdagen en het daarop volgen­de weckeinde krijgen de arbeiders hierdoor een aaneengesloten "vacantie" van vijf dagen. Maar niet dat was de reden, waar­om de directie met dit voorstel kwam. Neen, de reden was dat het aan het bedrijf meer dan een half miljoen zou kosten om op die tussen de Kerstdagen en het weckeinde vallende vrijdag de productie weer op gang te brengen. Van produceren zou op die dag toch weinig terechtkomen. Zo berekenen de kapitalisten ver van tevoren precies op welke wijze er gewerkt moet worden om tot maximale resultaten te komen. Het is goed om steeds op dergelijke verschijnselen te wijzen en ze aan de arbeiders te verklaren. Ze laten zien, dat hoe geraf­fineerd en verhuld het ootreden der ondernemers soms ook is, zij zich bij alles steeds laten leiden door hun streven naar zo scherp mogelijke uitbuiûng, naar maximale winsten. Door de voortdurende ontmaskering van dit klassekarakter van de huidige maatschappij, vcrhogen we het klassebewust­zijn van de arbeiders en vcrsterken we de strijd niet alleen te­gen de uitwassen van het kapitalisme, maar ook voor de op­heffing van dit gehele op uitbuiting berustende stelsel en voor de overgang naar het socialisme.

G. POTHOVEN

381

Page 48: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Galbraith houdt van een

"ordelijk" kapitalisme

Honderd jaar na het vcrschijnen van Marx' baanbrekende werk Het Kapitaal leveren nog steeds hooggeleerde burgerlijke economen slag met de opvattingen van Marx. Zij blijven in de schaduw van het denken van Marx, maar worden belicht door de schijnwerpers van de publiciteit die zoekt naar een nieuwe rechtvaardiging van het kapitalisme. Tot één van de moderne tegenhangers van het marxisme be­hoort de Amerikaanse econoom ]ohn Kenneth Galbraith, die zijn zienswijze op de vraagstukken samenvatte in een se~ic Ic­zingen over "de nieuwe industriële staat" voor de Britse ra­dio-omroep (BBC). De tekst daarvan werd gepubliceerd in het tijdschrift "The Listcner" (nov./dcc. 1967) en is eigenlijk een bloemlezing uit een dit jaar van zijn hand te verschijnen boek, dat - gezien de belangstelling voor Galbraith's tbco­neen - ongetwijfeld ook in Nederland zal worden uitgege­ven. Waarom bij de herdenking van het feit, dat een eeuw geleden het eerste deel van Het Kapitaal het licht zag, aandacht ge­geven aan de bespiegelingen van deze Amerikaanse econoom? Allereerst omdat in diens theorieën de erkenning besloten ligt van de grote betekenis van de marxistische analyse van het kapitalisme. De ouderwetse methode van het "verketteren" van het marxisme, het belachelijk maken van de marxistische maatschappij-critick, het ontkennen van de zakelijke doeltref­fendheid daarvan, of het volkomen negeren van het bestaan, is losgelaten. Eenvoudig omdat dat niet meer houdbaar en in het geheel niet meer overtuigend is, gezien de ervaringen die miljoenen met de praktijk van het kapitalisme hebben opge­daan. Een dergelijke, uit de tijd zijnde benadering is bij Gal­braith vcrvangen door een poging om de cririek op het kapi­talisme te omzeilen. Hij komt Marx een eind tegemoet - zon­der hem te willen zien - door de niet langer te vcrbergen ne­gatieve verschijnselen van het kapitalisme met "werkelijk­heidszin" en "critische begeleiding" om te buigen tot een po­sitief antwoord op de "oude" cririek van Marx. En vcrder door "het bewijs" te leveren dat socialisme en kapitalisme eigenlijk lood om oud ijzer zijn waar het de bchoeften van het maat­schappelijke leven en de technologische revolutie betreft. Met Galbraith hebben de verdedigers van het huidige kapita­lisme ideologisch gcsproken een tweede linie betrokken. Dat is één kant die van belang is met betrekking tot de kwes­ties die de veel-pratende en veel-schrijvende Galbraith met vingervlugge virtuositeit behandelt. Maar in de tweede plaats is er reden om ons met Galbraith's opvattingen bezig te hou­den, aangezien deze juist op het ogenblik - nu er binnen de

382 sociaal-democratie een proces van gisting en nieuwe menings-

Page 49: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

vorming g::tande is - in sociaaldemocratische kringen verbreid worden en ongetwijfeld een punt v::tn discussic zijn.

Techniek als motor van de ontwikkeling

In zijn overzicht laat Galbraith terecht zien welke revolutio­naire rol de technische vooruitgang speelt. Ze heeft tot enorme vcrandcrin~:en in het peil en de organisatie van de producüc ~cleid. Galbraith maakt echter van de techniek een soort af~od. aan de ontwikkeling waarvan alles ondergeschikt is. Vele .,on ge­nukken" van het huidige kapitalisme worden gerechtvaardigd door de eisen die de verdere vooruitgang van de techniek stelt. Ziin hoge waardering voor de technische ontwikkeling leidt rchter niet tot conclusies over de maatschappijvorm en tast zijn verdediging van het kapitalisme niet aan. Nee, Galbraith behoedt zich daarvoor door de kwestie zo ab­stract mogelijk te stellen. Hij voert de technische ontwikkeling ten tonele als een volstrekt autonoom proces, dat los staat van de sociale structuur. Volv,ens Galbraith maakt het niet veel uit wie de productiemiddelen bezitten, maar hij kiest in ziin bijna lyrisclv~ beschouwingen over de grote monopolies die de techniek dienen, voor het kapitalisme. Het "bewijs" voor zijn stellingen vindt Galbraith in de enor­me 'èroei, die het moderne ~<apitalisme in de afgelopen pren van hoogcon junctuur heeft doorgemaakt. Het is echter OD z'n zachtst uitgedrukt erg onwetenschappelijk om bij een maatschanpij-onderzoek de sociale verhoudingen en de mogelijke invloed clie deze op de ontwikkeling van de techniek uitoefenen .. bu~ten beschouwing te laten. Het particuliere bezit van de productiemiddelen drukt namc­lijk zijn stempel op die ontwikkeling. De productie is afp:c­stemd op winst en niet op de algemene behoefte, zodat de techniek wordt ontwikkeld, in het algemeen en in een bepaal­de richting, in zoverre het de bezitters "in hun kraam te pas komt". De tegenstelling juist in dit stadium van het kapitalisme tus­sen het bezit van de productiemiddelen in handen van een klei­ne - in de productie overbodige - groep en de "bezitloos­beid" van een groot deel van de bevolking die de producten voortbrengt, draagt stagnatie in zich. Deze tegenstelling kan in het moderne kapitalisme met behulp van de staat tijdelijk "overbrugd" worden door, zoals Galbraith zegt, steeds nieuwe goederen en nieuwe behoeften te scheppen. Doch de kapitalistische productiewijze brengt onvermijdelijk vroeg of laat stagnatie in de productie met zich mee en daar­mee onderbreking in de groei van de techniek. Reeds nu werkt ze remmend op de ontwikkeling van die technische processen van algemeen belang, die "de waren goedkoper kunnen ma-ken" of de gebruiksduur ervan kunnen verlengen. 383

Page 50: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

De mensen staan echter niet als toeschouwers in het economi­sche proces, zoals Galbraith het doet voorkomen. De tegen­stellingen in de productie uiten zich in de klassenstrijd, die zal leiden tot een socialis · schc maatschappij, waar het bezit van de productiemiddelen ;s overgegaan in handen van de ge­meenschap. Deze bczitsvorm heft de tegengcstelde belangen in de productie op, waardoor stagnatie kan worden voorko­men en de techniek zich onbelemmerd en alzijdig kan ontwik­kelen.

Concentratie van productie en ... macht

Galbraith toont met zeer veel voorbeelden aan hoc de tech­nische ontwikkeling tot concentratic van de productie heeft 1~cleid. De steeds langere productietijd, die een modern pro­duct vereist en de specialisatie die het vraagt, maken grote industriële onderncminfjen nodig. Het opbouwen van een mo­derne vloot kost de grootindustrie twintig jaar ... Het vcr­langt echter bovenal enorme kapitaalsinvesteringen. Dat heeft de grote onderneming doen omzien naar "eigen" kaoitaals­bronncn, die gevonden werden door het vergroeien van in­dustrie- en bJnkkapitaal. Dc7.c hele ontwikkeling voltrekt zich door de ,,zege" van de grote onderncmine; over de kleinere, van de grote bank over de kleine i!eldschietcr. Een oroccs dat nog steeds verder ga:1t, zoals korto;eleden bleek uit de fusie van Zout-Ketjen en Zw::l­ncnberg-Organon, die elk voor die tijd al tientallen kleine en middelgrote bedrijven hadden ingelijfd en verder nauw vcr­bonden zijn met de ook onlangs door samentrekking gevorm­de AMRO-Bank en Al1jcmcne Bank Nederland. Tn het kapitalismc r;aat deze concentratic van productie en kapitaal ~~epaard met concentratie van de economische macht in handen van wat Lenin de financiersoligarchie noemde. Hoe groot die macht is, blijkt uit de voorbeelden die Gal hraith zelf geeft: In de Verenigde Staten hebben de 50 groot­ste ondernemingen een derde van de gehele industriële pro­ductie in handen. Het inkomen van de drie allergrootsten -Ford, Standard Oil en General Motors -- is groter dan dat van alle bocren samen. En op de wereldschaal worden "onze" Unilevcr, Shell en Philips tot de renzen van het grootkapitaal ·<erekend ... Galbraith vcrdiept zich niet in de vraag, wat deze macht be­tekent en met zich mee brengt. Ook bij het bespreken van het concentratieproces laat hij de bezitsverhoudinr;en in de mist hangen. Hij bekijkt het alleen van de "technische kant" en trekt dan de conclusie dat deze ontwikkeling onvermijdelijk en in het algemeen belang is. Natuurlijk, technisch bezien vraagt de moderne productie om grote ondernemingen. Maar het is ondenkbaar, dat degenen die de economische macht in handen hebben, deze ong-ebruikt laten. Zij ontlenen daaraan een grote politieke macht en in-

384 vloed op de regeringspolitiek ,,ten eigen bate" - met vele na-

Page 51: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

deligc gevolgen voor de bcvolkinp; van het eigen land en ... ver daarbuiten. Galbraith schetst als economisch voordcel van de grote onder­neming haar vcrmogen om de prijzen en bchoeften van de be­volking te reguleren, om de verliezen op "mislukte" produc­ten te compenseren en de gevolgen van arbeidsconflicten in een onderneming glad te strijken in een ander deel van de on­derneming in een ander land. Hij toont echter onverbloemd zijn kapitalistische zienswijze door deze voordelen op te die­nen als "algemeen belang". Het zijn evenwel voordelen voor de grote concerns in hun streven naar maximale winsten en er is geen parallelliteit met de werknemersbelangen. In onder­nemersogen is een product "mislukt" als het niet voldoende winst oplevert, onafhankelijk van de vraag of er ergens wel een reële behoefte naar is. Als de grote ondcrneminr.;cn gaan manipuleren met prijzen en de bchoeften van de bevolking trachten te beïnvloeden en te regelen, dan gebeurt dit om de winsten zo hoog mogelijk te btcn zijn. En als door strijd van de arbeiders in een bepaalde onderneming loonsverhoginr.; onontkoombaar wordt, proberen zij dit verlies te verhalen op een andere onderneming of door vergroting van de uitbuiting van arbeiders in een ander land. En waar blijft het werknemersbelang, wanneer als gevolg juist van deze kapitalistische concentratic de werkloosheid toe­neemt, zoals zo duidelijk in het land van Galbraith zelf het geval is? Bovendien is het wel een zeer enge benadering van het begrip "algemeen belang", als Galbraith daaronder voornamelijk de toename van de productie verstaat. Het achterblijven in ont­wikkeling van het onderwijs, de cultuur, de woningbouw en de beperkingen van de democratie, zijn gevolgen juist van deze kapitalistische concentratie, die evenzeer vraagstukken van algemeen belang voor de bevolking zijn.

Het "regelen" van de productie

De concentratic tot grote ondernemingen heeft met zich mee­gebracht, dat de vrije concurrentie in grote delen van de in­dustrie niet meer bestaat. Interessant is de vaststelling van Galbraith, dat er voor technisch hoog-ontwikkelde producten helemaal geen markt in de klassieke betekenis, waar een reeks aanbieders staat tegenover een reeks afnemers, meer bestaat. Gezien deze ontwikkeling heeft de oude kapitalistische theo­rie, volgens welke op de markt door vraag en aanbod de prij­zen worden bepaald en zodoende de productie wordt gere­geld, geen reëel uitgangspunt meer. De vrije concurrentie op de markt heeft juist tot de strijd ge­leid, waarin de groten de kleinen opslokken, en tot het gro­tendeels verdwijnen van de prijsconcurrentie. De monopolies bepalen nu de prijzen. Galbraith gaat van deze aldus gegroeide situatie uit, vcrwerpt 385

Page 52: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

de oude kapitalistische marktthcoric, maar zoekt naar moder­ne argumenten die moeten bewijzen, dat het kapitalisme wel degelijk de productie b.n regelen en het evenwicht tussen pro­ductie en koopkracht op peil kan houden. Als het belangrijkste daarvoor ziet hij het vcrmogen van de grote ondernemingen om de bchoeften van de bevolking zo te beïnvloeden, tht ze in overeenstemming zijn met de afzctbc­hocftr~n van de producerende ondernemingen. Deze beïnvloe­ding is mogelijk geworden, omdat in de kapitalistische landen het bcvrcdi:~en van de meest elementaire bchoeften aan voed­sel, kleding en onderdak, een steeds kleiner deel van het to­tale gebruik '',aat uitmaken. En de rest leent zich voor het dirigeren in de richtinc; die de ondernemers wensen. De reclame met behulp van de moderne massa-media wordt door elke grote onderneming gebruikt om de markt voor zijn product te handh:wcn en uit te breiden. Zij probeert de ver­bruiker er toe te brengen om de goederen weg te doen voor ze zijn versleten en te streven naar bevrediging van steeds nieuwe, grilliger behoeften, van behoeften die kunstmatig worden opgeroepen, dus die geen werkelijke, reëel gevoelde b:'hoeften zijn. Galbraith veronderstelt, dat het geen kwaad zou kunnen als niet alleen de publieke behoefte, n~aar ook die van de staat als grootste consull1ent, zou worden beïnvloed in een richting die de belangen van de grote ondernemingen zou dienen ... Met economische argumenten rechtvaardigt Galbraith hier een systeem, dat niet produceert naar de bchoeften van de be­volking, maar deze bchoeften dirigeert in een richting, die de afzet van de grote ondernemingen moet garanderen. I-let is de onta~udin~~ van het kapitalisme ten voeten uit! Het heeft markten !;eschapen met behulp van publiciteit en massa-psychologie, die wel stabiel kunnen lijken, maar het niet zijn, omdat ze in de kern van de zaak een onechte basis hebben en bij de eerste de beste schok in de economie als een kaartenhuis in clka:u dreigen te vallen. De zogenaamde rege­linl>, van de productie in het kapitalisme is slechts schijn, die ze in de periode van hoogconjunctuur kan hooghouden, maar die ondcrhevit; is aan de tegenstellingen binnen het systeem zelf. De concurrentie is niet uitgeschakeld, al is ze naar een ander niveau dan de eenvoudige prijsconcurrentie gebracht. De concurrentie tussen de grote ondernemingen om de koop­kracht van de bevolkinr;, om de voorsprong op technisch ge­bied en niet als onbelangrijkste om de bewa peningsordcrs, werkt in volle hevigheid. De "anarchie" in de productie blijft en daarmee de onmacht om de totale productie te regelen. De productie om de winst roept tegenstellingen tussen produc­tie en koopkracht op, waarvan de werking door de staat "ver­zacht", maar niet opgeheven kan worden. Dat leidt tot de voortdurend voelbare onzekerheid van het kapitalisme. Nog onlangs werd in de NVV-bondsbladen de vrees uitge­sproken voor het uit balans raken van de economie door het

386 achterblijven van de koopkracht bij de stijgende prijzen, wat

Page 53: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

"een funeste invloed heeft op de werkgelegenheid in vele sec­toren, die het nu nog goed gaat" ... "omdat de consumptie nijwcl de enige bestedingscategorie is, die de afzet nog op peil houdt" ...

Planning als behoefte

Ook de ervaringen van het kapitalisme hebben dus geleerd, dat planning van de productie nodig is. Wat eens als een "vies" socialistisch woord werd uitgesproken, wordt nu ook door Calbraith als onontbeerlijk voor het functioneren van de gro­te ondernemingen gezien. Deze planning van de grote concerns omvat niet alleen de technische en organisatorische kant van de productie, maar het hele productieproces met zijn specialisatie en researchwerk, de benodigde kapitaalsinvesteringen, de omvang van de pro­ductie, de brede organisatie om het product naar de consu­ment te brengen, alsook het vaststellen van de prijzen en het reguleren van het consumentengedrag. Alleen door al deze aspecten in de planning van de grote on­dernemingen op te nemen, kunnen zij haar richten op het be­halen van maximale winsten. Zij dulden daarbij geen enkele inmenging van "ondeskundigen", waaronder de staat, de vak­beweging en de aandeelhouders worden gerekend. Volgens Galbraith terecht, omdat die door eigen doeleinden gedreven "het plan in de war kunnen schoppen". Galbraith zou dan ook beslist de fusie tot Zout-Organon mooi gevonden hebben, want de besprekingen daarover hadden in het grootste geheim plaats en er waren nóch vakbonden bij betrokken, n6ch had de overheid een stem in het kapittel. Fen bewijs, dat deze "autonomie" van de grote ondernemin­gen goed werkt, vindt Galbraith in de vaststelling, dat de honderd grootste ondernemingen in de Verenigde Staten van­af 1957 aldoor winst hebben gemaakt. Is de planning door de grote ondernemingen nu hetzelfde als de planeconomie van een socialistische staat? Volgens Gal­hraith maakt het niet veel uit of de industrie of de staatsplan­commissie_ het doet, omdat hij ook hier weer het wezenlijke vcrschil "verwaarloost" tussen de doeleinden van de produc­tie in privé-bezit en in socialistisch staatsbezit. Maar wel moet Galbraith de "ontoereikendheid" van de plan­ning door de grote ondernemingen toegeven als hij de staat te hulp roept daar, waar de grote onderneming faalt - vooral waar het vraagstukken van depressie of inflatie betreft. Met ~1ndere woorden, daar, waar het gaat om het stelsel van zijn eigen excessen te redden. Ongewild bevestigt hij daarmee, wat Lcnin in "Staat en revolutie" zegt: " ... voor zover zij (de kapitalistische ondernemingen) planmatigheid geven, voor zo­ver zij van te voren de omvang van de productie op nationale of zelfs internationale schaal bepalen, voor zover zij de pro­ductie planmatig regelen, blijven zij toch binnen het kapita-lisme, zij het ook in een nieuw stadium daarvan ... " 387

Page 54: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

De tegenstellingen die in het kapitalisme werken, maken een alomvattende planeconomie onmogelijk. Het kapitalisme is niet, ook niet met behulp van de staat, te veranderen in een net en ordelijk stelsel -- ook al wil Galbraith dat -, omdat het streven naar winst de drijfveer bij de productie blijft. Bovendien heeft Galbra,ith een armza;lige voorstieGing van planeconomie alsof die alleen de productie omvat. Planeco­nomie betekent evenwel niet alleen een planmatige opzet van de ontwikkeling van de industrie, maar ook van de alzijdige ontwikkeling van de mensen, van sociale voorzieningen, me­dische verzorging, enz. Belangrijke aspecten van het leven, die zeker niet tot de zorgen van de grote ondernemers bij hun planning kunnen worden gerekend. I--let feit echter, dat het kapitalisme in zijn ontwikkeling al zo'n eind op de weg van de planning is gegaan, is tegelijker­tijd een argument voor het socialisme, dat door het opheffen van de tegengestelde belangen in de productie een alonwat­rende planeconomie kan voeren, waarin veel van de planma­tige oq~anisatie van de productie inderdaad "zo kan worden overgenomen".

De staat als beschermheilige

Galbraith zoekt alle heil bij de staat om de onvolkomenheden in de revcling v:1n de productie door de grote ondernemingen te verhelpen. Hij oleit voor uitgebreide staatsmaatregelen om de anarchie van de markt te verzachten, om inflatie en de­pressie te voorkomen -- kortom om een kapitalistische .,,plan­economie" mogelijk te maken. Ook hierin schuilt weer de erkenning va-n de juistheid van de m:1rxistische maatschappij-inzichten. Galbraith komt eveneens terecht bij de erkermin" van de betekenis van de staatsmacht - allc-:n gaat het bi i· hem om de kapitalistische staat. Als functie van de staat formuleert Galbraith het vcrrichten van activiteiten, die "boven de macht van de onderneming gaan". Het gaat daarbij echter méér om wat in het belang van de macht van de grote concerns is dan om wat b6ven hun macht gaat. De staat is geen onafhankelijk lichaam, maar meer en meer een comité van zaakwaarnemers voor de grote mono­polies. En als Galbraith dus pleit voor het nog meer inscha­kelen van de staat, dan wil hij bevorderen dat de staat zich in haar activiteiten nog sterker richt op de grote ondernemin­gen en tegen alle niet-monopolistische groepen, met name de kleine en middelgrote producenten. Dat blijkt ook uit het lijstje van activiteiten van de staat, die Galbraith bepleit. De staat moet met haar politiek van staats­inkopen, investeringen, lenin~en, credieten, subsidies, lonen, prijzen en belastingen, garanderen dat de industrie zich blijft ontwikkelen. In de Vereni?;de Staten, vcrtelt Galbraith zelf, wordt 25 pro­cent van de totale industriële productie aan de staat geleverd

388 door de grote ondernemingen. Hier is vooral de bewapcnings-

Page 55: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

industrie aan bod en de belastingpolitiek wordt daaraan on­dergeschikt gemaakt. Hetzelfde geldt voor de loon- en prijspolitiek. De regeringen proberen een loonstop door te voeren, terwijl er van prijsbe­heersing geen sprake is als de monopolies de prijzen opdrij­ven. De uitkomst van het staatsbeleid op economisch gebied is steeds, dat de voordelen bij de grote ondernemingen terecht komen en de kleinere producenten gedoemd zijn om te ver­dwijnen. De staat moet verder, volgens Galbraith, die technisch hoog­ontwikkelde processen uitvoeren, die "voor de grote onderne­mingen te omvangrijk zijn of teveel risico's meebrengen". Met andere woorden: die niet direct winst garanderen en daarom maar uit algemene middelen betaald moeten worden. In deze industrietakken beperkt de taak van de grote ondernemer zich ertoe op te treden als leverancier van grondstoffen of onder­delen of als "ondernemer zonder risico". "Bij de U.S. Atomie Encrgy Commission of de U.S. Air-Force", zegt Galbraith, "is het niet langer gemakkelijk te bepalen waar de publieke sector eindigt en waar de privé-sector begint". Uitgaande van de doeleinden van de grote ondernemingen kunnen wc wel ongeveer schatten waar het begin is of het einde, namelijk daar waar het winst oplevert en daar waar er geen direct eigen voordcel in zit. Wc hebben daarmee erva­ringen opgedaan in ons eigen land. Als de regering was uitge­gaan van algemeen belang, dan zou ze de enorme gasbellen door de staat hebben laten exploiteren en niet - zoals gebeurt - door de Shcll en de Esso, die het voor 6 ct per m3 aan de gcmcenten verkopen. Om deze belangenbehartiging door de staat nog steviger te garanderen, ban teren de bczi tters niet alleen hun economische macht om de staat tot een bepaalde politiek te pressen, maar bezetten ze ook sleutelposities in datzelfde staatsapparaat. Het opduiken van ministers, generaals en admiraals in de leidin­gen van de grootindustrie, en omgekeerd, is tot een dagelijks vcrschijnsel geworden. De "nieuwe industriële staat", die Galbraith zich als ideaal voorstelt, is niets anders dan een volledige vcrstrengeling van het monopolistische kapitalisme met de staat om het hele eco­nomische en politieke leven aan zijn doeleinden ondergeschikt te maken. Dit soort "planeconomie" tast de belangen van alle niet-monopolistische groepen van de bevolking aan.

Verdwijnt het kapitalisme vanzelf?

Galbraith ontkent het monopolistische klassekarakter van de door hem geroemde nieuwe industriële staat, omdat - zo re­deneert hij - wc met de huidige ontwikkeling gewoon uit het kapitalisme groeien. De aandeelhouders van vandaag hebben :ti geen invloed meer op de productie, omdat zij gescheiden t.ijn van de werkelijke leiding in de grote ondernemingen. Door overerving, belastingen, filantropie, eigen onderhoud en 389

Page 56: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

andere geneugten van de niet-functionele erfgenamen, is het aandelenbezit bovendien versplinterd. De macht van de kapi­talistische bezitter, voor wie het bij de productie om de winst ging is al verdwenen en de werkelijke leiders van de produc­tie, volgens Galbraith, zijn de managers en technici geworden, die zich alleen maar richten op het goed functioneren en uit­breiden van de onderneming. Daardoor zou het algemeen maatschappelijk belang de belangrijkste drijfveer ZIJn gewor­den. Met zijn vaststelling, dat de aandeelhouders geen rol meer in de productie spelen, bevestigt Galbraith in feite dat de kapi­talisten maatschappelijk gezien volmaakt overbodig zijn ge­worden en alleen maar met "niets doen" parasiteren op de por­temonnaie van de gewone mensen. Bovendien blijkt echter hieruit, welke volksbedriegerij wordt bedreven met de campagne onder de arbeiders om door het nemen van kleine aandelen "medezeggenschap" in het bedrijf te krijgen. En dit terwijl de grote aandeelhouders al niets meer te zeggen hebben ... Maar wie hebben er dan wèl wat te zeggen? Is het de onder­neming als een onpersoonlijke en naamloze kracht? Zijn er dan werkelijk geen individuele bezitters meer die invloed uit­oefenen op de productie? Galbraith hult zich, evenals de mo­derne kapitalisten zelf, in de mist. Natuurlijk, de kapitalisten bestaan niet meer in de gedaante van die ene bezitter van de fabriek, die de productie zelf leid­de en dus goed zichtbaar was. Zij zitten nu verscholen in het web van vele draden, die de banken, verzekerings- en beleg­gingsmaatschappijen verbinden met de grote ondernemingen, waarin ze zich door betaalde krachten laten vertegenwoordi­gen, of waar ze zelf vermomd als manager deel uitmaken van directies en raden van commissarissen. Het is een verhoudings­gewijs kleine groep die de economische macht in handen heeft. Dit feit springt al naar voren bij het aandelenbezit. Het aan­delenpakket van de miljardairsfamilie Morgan bedraagt nau­welijks 5 procent van de door haar gecontroleerde maatschap­pijen met een totaal-omvang van 65 miljard dollar. Dit is vol­doende om de volledige zeggenschap in handen te hebben. Een kleine groep verschaft zich macht door: - gebruik te maken van de versplintering in het aandelen­bezit, waardoor het tegenwoordig in Amerika al voldoende is om 10 procent van de aandelen van een ondeneming te be­zitten (in het voorbeeld Morgan 5 procent!) om de beslissende stem te hebben; - het opstellen van bijzondere reglementen over de vorming van het bestuur van de onderneming - de z.g. oligarchische clausules; - het innemen van plaatsen in de raden van commissarissen en directies van tientallen ondernemingen en banken tegelijk; - het zich laten vertegenwoordigen door betaalde managers of het afhankelijk maken van managers door ze ook aandelen-

390 bezit te verschaffen.

Page 57: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Zij - en niet de overheid - stellen de managers aan. Aldus neemt in het huidige kapitalisme de financiersoligarchie sleu­telposities in, zowel in de economie als in het staatsapparaat. Zij verrijkt zich zelf met de tantièmes van tientallen banken en ondernemingen tegelijk, alleen al door het bijwonen van de jaarlijkse commissarissen- en aandeelhoudersvergaderingen. En zij hanteren hun macht om de winsten steeds verder op te schroeven. Geen enkele werkelijke manager komt daaraan te pas, laat staat dat zijn drijfveren beslissend zouden zijn. Het beeld van de managers wordt slechts gehanteerd om in de ogen van de bevolking het harde, egoïstische beeld van het kapitalisme te verzachten.

De nieuwe industriële staat of socialisme

Alleen als men - zoals Galbraith - het kapitalistische ka­rakter van de productie en de staat ontkent, kan men "geloven" dat het moderne kapitalisme in staat is een planeconomie te ontwikkelen, die gericht is op het algemeen welzijn van de bevolking. Zo redenerend komt Ga.lbraith ook tot de conclu­sie, dat zowel het kapitalisme als het socialisme zich beide op weg bevinden naar een "nieu wc industriële staat". Natuurlijk, "technisch" en "organisatorisch" bezien toont de moderne industrie in beide stelsels vele overeenkomsten. Maar Galbraith's betogen zijn niets anders dan een moderne poging om de weerstand tegen het kapitalisme en de strijd voor het socialisme te verzwakken. Daarbij wordt hij - dat moet ge­zegd worden - geholpen door campagnes in de Sowjet-Unie, zoals vooral ten tijde van Chrocstsjow, om Amerika waar het de productie betreft als het voorbeeld te stellen. Terwijl Galbraith's opvattingen over de onmacht van de grote ondernemingen in grote vraagstukken als inflatie, depressie, anarchie van de markt, de moaernste techniek, enz. enerzijds een erkenning inhouden van de juistheid van de marxistische zienswijze over het falen van de kapitalistische maatschappij, poogt hij anderzijds het geloof in deze maatschappij staande te houden door de stelling, dat met behulp van staat en plan­ning alles netjes geregeld kan worden. Galbraith klaagt armoede aan, hij verzet zich tegen een agressieve buitenlandse politiek en het volledig ondergeschikt maken van het onderwijs, de vrijheid en vele andere aspecten van het leven aan de industriële doeleinden. Maar hij hoopt en vertrouwt, dat de staat en de managers als nieuwe pressic­groep zullen voorkomen, dat er een politiek wordt gevoerd, die alleen maar gericht is op de ontwikkeling van de techno­logie ten koste van gevaren, die onaanvaardbaar zijn. Ford en General Motors rechtvaardigen die hoop echter niet. lntc~endccl. Alleen het uitschakelen van hun monopolistische macht door het overbrengen van de productiemiddelen in al­gemeen bezit kan verdere alzijdige ontwikkeling garanderen.

CATRIEN WOLFF-BULT.JE 391

Page 58: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

392

Socialisme en humanisme

Kort geleden verscheen in Frankrijk bij de uitgeverij Seghers een nieuw boek van de bekende marxistische fi­losoof Roger Garaudy onder de titel "Le problème chi­nois" (Het Chinese vraagstuk). Garaudy, die lid is van het politiek bureau van de Franse communistische par­tij, publiceerde dit boek als een persoonlijke stellingname. Het boek is direct na zijn verschijning in het weekblad van de Franse communistische partij "F rance Nouvelle" door een ander lid van het partijbestuur aangevallen. Garaudy wijst namelijk in zijn boek de onvoorwaarde­lijke veroordeling van alles wat Chinees is af. Dit wordt echter door de topleiders van de Franse communistische partij steeds gedaan. Het is de mening van Garaudy, dat geprobeerd moet worden het Chinese vraagstuk te be­grijpen en er van te leren en dat het verkeerd is ten aan­zien van China een "prikkeldraad"-politiek te voeren. In zijn boek critiseert Garaudy de internationale lijn, die de leiding van de Chinese communistische partij propa­geert en in het bijzonder het pogen China als wereldcen­trum voor te stellen en fracties in andere landen te vor­men. Doch dit neemt niet weg, dat het nodig is de ont­wikkeling in China nauwkeurig te volgen en te begrij­pen, dat in een land, waar een langdurige koloniale on­derdrukking heeft plaats gehad en dat op een laag ont­wikkelingspeil is gehouden, zich bij de opbouw van het socialisme bijzondere problemen voordoen en geheel ei­gen wegen moeten worden begaan, - wegen die niet kunnen gelden voor in industrieel opzicht ontwikkelde landen. Garaudy probeert in zijn boek een analyse te geven ~·an de bijzonderheden, waarmee de Chinese communisten te maken hebben. Hij wijst daarbij op de geheel eigen ont­wikkeling, die China in economisch opzicht heeft door­gemaakt en op de geheel eigen ontwikkeling van het fi­losofische denken. In deze analyse is hij, vooral waar het actuele problemen betreft, niet geheel consequent; hij vervalt nog vaak in de bekende tirades tegen de Chinese communisten, die sinds Chroesjtsjow tot een gewoonte zijn geworden en besteedt onvoldoende aandacht aan het zoeken naar de achtergronden, o.a. op internationaal­politiek terrein. Dit is b.v. ook merkbaar in zijn behan­deling van de gebeurtenissen in Indonesië, waar hij in plaats van de generaalskliek de communisten de schuld geeft van de ontwikkeling sinds oktober 1965. Deze oppervlakkige beoordeling, waarbij vaak een over­dreven betekenis aan krantenartikelen wordt gehecht, is ook niet geheel afwezig in het hieronder afgedrukte deel uit het boek, dat de verhouding tussen socialisme en hu­manisme behandelt. In China heeft men het humanisme

Page 59: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

vaak: alleen leren kennen uit de mond van de imperia­listen, die veel humanistische frasen gebruikten maar te­gelijkertijd zonder schroom een inhumane politiek door­voerden. Dit deel geeft evenwel een interessant beeld van de marxistische benadering van het humanisme en de be­tekenis die het marxistische humanisme heeft.

In de discussies die in de internationale communistische bewe­~inr; worden gevoerd, is niet alleen het vraagstuk van de we­~icn naar het socialisme aan de orde, doch ook de vraag wat het socialisme zelf inhoudt. Er zijn daarbij twee fundamentele vraagstukken ten aanzien van de opvatting van het socialis­me naar voren gekomen: - hoc denkt men over een "ver­bruiksmaatschappij" volgens kapitalistisch type; - wat is de betekenis van het marxistisch humanisme.

1. Het "model" van een verbruiksmaatschappij volgens kapitalistisch type

De term "verbruiksmaatschappij" t;eeft aanleiding tot verwar­ring aangezien hij doet vcrmoeden dat zich onder een kapi­talistisch bewind een uniforme en voor allen onbeperkte uit­brcidinv, van het goederenverbruik laat verwerkelijken. Het spreekt vanzelf, dat wat wij nu juist in twijfel trekken in de eerste plaats deze belangenwaan is, vervolgens ook het denk­beeld dat het socialisme zich zou kunnen tevreden stellen met een zuiver kwantitatieve toename van de behoeften en hun bevrediging. Het typische voorbeeld van wat men nu eenkeer een "ver­hruiksmaatschappij" is gaan noemen, wordt ons verschaft door het Amerikaanse systeem: met alle middelen van radio, pers, film, TV, wordt een oneindige ren naar rijkdommen en invloed aangewakkerd. Die richtin1~ vloeit voort uit de aard van het kapitalistisch bewind zelf, waar de productie niet ten doel heeft maatschap­pelijke behoeften te bevredigen, maar de winsten van de on­dernemers te garanderen. Het eerste doelwit is daarom de mensen dusdanig te beïnvloeden dat zij kopers worden van winstgevende handelswaren. Bij een dergelijk perspectief lciGt een kwalitatief belangrijker verbruik niet noodzakelijk tot een kwalitatief bevorderen van de bchoeften van de mens. Wij hebben daarvan ervaring opgedaan in een land als Frank­rijk, waar twee gelijktijdige verschijnselen van toename van het verbruik aan de dag treden, maar geen van beide de voor­waarden schept voor een menselijke ontplooiïng.

a) De propagandisten van het kapitalistisch bewind presen­tcren vaak als maatstaf voor een vcrhoging van het levenspeil wat in werkelijkheid een manier is: niet om nieuwe behoeften te bevredigen die het leven verrijken en veredelen, maar om 393

Page 60: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

te voldoen aan een elementaire .,dierlijke" en geen culturele be­hoefte, en wel op een 11liddcllijke en dure manier. Terwijl bij­voorbeeld het natuurlijke milieu van de mens vcrwoest wordt door de anarchistische, voortkankerende uitbreiding van krot­woningen of woonkazernes, kan aan de elementaire en be­scheiden behoefte aan lucht, licht en groen niet meer voldaan worden tenzij door het aanschaffen van een auto, een onweer­staanbaar ticworden behoefte, want alleen deze zal kunnen maken dat men er 's zondags of op betaalde vakantiedagen op uittrekt. Hetzelfde geldt voor het TV-scherm, het goed­koopste ersatz voor reizen die men niet kan maken en schouw­spelen die men niet betalen kan.

b) Zolang de wet van de maximale winst de enige regelaar van de productie blijft en daarmee consequent ook van het verbruik, zal de koopmanswaarde van al wat cultuur is, to­neel, boeken, grammofoonplaten enz. in de meeste gevallen niet tot de ontplooiïng en cultuur van typisch menselijke be­hoeften leiden, maar allereerst tot de exploitatie van de ge­weids- en sex-instincten, tot verminking. van het oordeel en de goede smaak, tot fabricage van valse waarden en bcdrie!!;­lijkc mythen, met hc::l hun nasieeD van gcvodscliché's die de vervreemding en een vlucht uit de werkelijkheid bevorderen.

De kunstmati1;c verheviging van elementaire behoeften sluit een niet minder kunstmatige onvoldaanheid in zich, die als een noodlot wordt ondergaan. Engels haalt aan het slot van zijn "Oorspron~ van het gezin, de eigendom en de staat" vol lof het oordeel van Morgan over deze "vcrbruiksnnatschao­pij" aan: "Sedert de intrede van de beschaving is de groei van de rijkdom zo ontzaglijk geworden ... , zijn beheer wordt zo handig in het belang van de bezitters gevoerd, dat deze rijk­dom tegenover het volk tot een niet te overweldigen macht is geworden. De menselijke geest staat radeloos en verstomd voor zijn eigen schepping. Maar toch zal de tijd komen, dat het menselijke vernuft sterk genoeg zal worden om over de rijk­dom te heersen ... De blote jacht naar rijkdom is niet de eind­bestemming v:1n de mensheid, wanneer anderzijds vooruitgang de wet van de toekomst blijft, zoals hij het was in het ver­Icden ... Het vcrval van de maatschappij staat dreigend voor ons als het slot van een historisch verloop, waarvan het enige einddoel de rijkdom is" (Ned. uitg. blz. 173-174). Men zou het socialisme als taak niet een overwinning in de wedloop met het kapitalisme kunnen toewijzen die zich slechts op dit plan zou bewegen. Het "model" voor cc:n gedragslijn, dat aan de dag treedt in de manier waarop in China het socialisme wordt opgebouwd, is de verloochenin~~ zelf van het "model" van de vcrbruiksmaat­schappij, ofschoon er nergens sprake van is om de productie­middelen niet te ontwikkelen of het verbruik niet te vergro­ten, nóch ook om iedere stoffelijke prikkel tot arbeid princi-

394 piecl weg te nemen.

Page 61: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Moeten wij hieruit nu de slotsom trekken, dat wij hier de "zuivere" antithese hebben v:'.n de burgerlijke levensopvatting, dat welvaart een contra-revolutionair denkbeeld is, en dat het 1ocialisme een collectivisatie van de armoede kan en moet zijn? Ook al is de weigering om het socialisme gelijk te stellen met het model van de verbruiksmaatschappij onweerlegbaar posi­tief, toch behoort men het communisme niet te vcrwarren met de gclijkheidsdroom van arme boertjes. Terwijl de verplette­rende economische achterstand, erfenis van het Aziatisch ver­Icden in feodale en koloniale zin, van de Chinese communis­ten gedurende jaren van gewapende strijd en nog lange tijd gedurende de opbouw van het socialisme een heldhaftige zelf­ontzegging heeft geëist, dan verklaart dat waarom op het eer­ste plan waarden worden gesteld, die radicaal verschilkn van die welke sterker door de geschiedenis bevoorrechte maat­schappijen voortbewegen. Deze inspanning, die van een heel volk wordt gevergd, heeft een ruwe grootheid en dwingt res­pect af.

En men begrijpt dan ook dat bepaalde ironische spotternijen over een socialisme van "luitjes met verheven denkbeelden, mur met een lege maag, die in volslagen gelijkheid rondom een lege tafel zitten" 1

) niet bepaald gewaardeerd werden, of­schoon het nodi~; is eraan te herinneren dat, bij wat voor ,,mo­del" van socialistische opbouw ook waarvan de uitwerking :1fhangt van de objectieve voorwaarden die elk land op zich­zelf eigen zijn, er één opvatting van het socialisme bestaat, die alle marxisten gcmeen hebben: die opvatting berust geenszins on zelfontzcg1;ing, maar integendeel op een harmonische ont­plooiïng en de bevrediging van de natuurlijke en culturele be­hoeften van alle mensen. Voor ons is het dus onmogelijk om in het ideaal van een voor­hoede met Spartaanse deugden het oorspronkelijkste aanzicht van het Chinese model van het socialisme te zien. Men hoede zich ervoor om van datgene wat de ontoereikendheden van het vcrleden weerspie~;elt een wezenstrek te maken van het ;:czicht van de toekomst. Als een Chinees filosoof, professor aan de universiteit van Pe­king, nadenkende over het vraagstuk van het geluk en de zin van het leven, als c<.~n niet weg te laten maar integraal deel van het geluk de vrede: en niet de oorlog, de welvaart waar­naar alle mensen hunkeren, de liefde en de harmonie tussen het mensenpaar beschouwt, antwoordt hem een van zijn criti­ci: "De proletariërs weten dat het verhevendste levensdoel hierin bestaat, de meerderheid van de bevolking van China en de wereld te dienen, en te strijden voor de volledige overwin­ning van het communisme in China en heel de wereld" (Dag­blad van het Licht, 25 dcc. 1964 ). Geen enkele vorm van com­nmnisme kan de waarde van het offer en de zelfvcrlooche­ning ontkennen, nóch de volstrekte noodzaak om die op het 1) Dit is een v:tn de sch:tmpcre uitl:ttingen v:tn Chroesrsjow over de Chi­nese economie, die hier dus, zij het in zeer z:tchtzinnigc bewoordingen en ïondcr duidelijk namen te noemen, wordt gccritiseerd. (Redactie). 395

Page 62: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

396

eerste plan te zetten in moeilijke tijdperken van revolutie, na­tionale oorlog, opbouw van het socialisme. Maar de misvat­ting begint wanneer men van datgene wat een tijdelijke nood­?.aak is een eeuwigdurende en hoogste deugd wenst te maken. De opoffering van de enkeling is een smartelijke en grote cis bij de opbouw van de toekomst. Maar ze kan daarvan niet het einddoel zijn. Het laatste doel van de krachtsinspanningen en strijd der communisten is niet de slachtofferin~?; van de enke­ling, maar integendeel zijn ontblocseming in de gemeenschap .,Het rijk der vrijheid", schrijft Marx zo magnifiek, "begint inderdaad pas daar waar de arbeid, die door armoede en uit­wendige doelm::ttigheden bepa::tld wordt, ophoudt ... Zoals de wilde met de natuur moet worstelen om zijn bchoeften te be­vredigen, moet ook de bescluafdc mens het, en hij moet het in alle ma::ttschapoijvormen en onder alle mo~?;elijke productie­wijzen. Met zijn ontwikkeling breidt zich dit riik van de na­tuurlijke noodza::tk uit. omdat de behoeften groeien; m::tar tc­~elijkertiid breiden zich de productiekr::tchtcn uit om dc7.e hc­hoeftel1 te bevredigen. De vrijheid op dit gebied kan slechts bestaan in het feit dat de maat~ch1.ooelijk gr~worden mens, de mf't elkaar verbonden producenten. deze stofwisseling hunner­zijds met de natuur op redelijke wijze regelen ... en wel met de minste krachtsinsoanning en onder de voor hun menselijke aard waardie-ste en meest a:mP."epaste voorwaarden. Ma:tr dit hlijft nOP: steeds e~'n riik v:tn de noodzakelijkheid. Pas da:trna be~int de menselijke krachtsantwikkeling die 7.ichzelf al~ eind­doel stelt, het ware rijk van de vrijheid" (Het Kapitatd, bock JTI, hfdst. 24 ).

2. De betekenis van het marxistisch humanisme

Aldus komt men op het vraagstuk van de marxistische op­vatting van de mens en het humanisme en de meninl~sverschil­len die hierover bestaan. Eens te meer kan dit vraagstuk niet juist gesteld worden dan wanneer men begint bij de samenhangen die China eigen zijn, d.w.z. uitgaande van de tradities van de Confuciaanse bescha­ving 2) die ook vandaag nog loodzwaar op het Chinese den­ken wegen, en eveneens uitgaande van de huidige polemieken tussen de Chinese leiders. De zedeleer van Confucius was humanistisch in deze zin, dat zij de mens niet oprieo zich af te keren van de wereld om 7.ich naar een God ,.aan de overzijde" te wenden in naam van een tweeslachtig spiritualisme 3), maar dat zij integendeel het den­ken en handelen van de mens op aardse, menselijke taken richt­te.

2) Confucius (Latijnse vorm van het Chinese Kong Poe-tse) leefde in de 5de eeuw vóór onze j.urtelling. In ~.ijn groots opgezet denksysteem over­heerst de gedachte van een vaste onwrikbare orde, waarvan de keizer de spits vormt (Red.). 3) Denkrichting, die de materialiteit ontkent en alle zijn afleidt uit de "geest" (Red.)

Page 63: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Bovendien werd de mens in dit perspectief niet beschouwd als çcn individu, maar wezenlijk in zijn betrekkingen met de sa­menleving. De traditionele beschouwing van de mens in China is daarom volslagen vreemd aan het individualistisch huma­nisme, dat zich in het Westerse denken sinds de renaissance zo diep ingeprent heeft. liet humanisme in Europa van de 16de tot het midden der l9dc eeuw is gegrondvest op een metafysisch individualisme, op de opvatting van het menselijk wezen of van de "mense­lijke natuur", die men eens en voor altijd zou kunnen defi­niëren, butten tijd en geschiedenis en ook buiten de samenle­ving om. In de trant van een in de natuurkunde optredend mechanisch atomisme beschouwt men de enkeling als een in zichzelf afgeronde eenheid, bepaald door eeuwige psychologi­sche karaktertrekken. Tussen die atomen zouden zich dan maatschappelijke betrekkingen kunnen vestigen, die principi­eel buiten het individu omgaan. Die abstracte en metafysische opvatting van de mens als enkeling heeft echter in Europa een positieve rol gespeeld bij het breken van de traditionele poli­tieke en maatschappelijke orde, de feodale rangen en klassen, die door een goddelijke orde gewijd zouden zijn en waarin de plaats van een ieder voor alle eeuwigheid door de Voorzienig­heid zou z1jn aangewezen. De burgerlijke opvatting van het individu, dat losbreekt uit de onbeweeglijke ordening en de rangen en standen van het verleden, heeft een bevrijdende rol gespeeld van de renaissance af tot de Franse Revolutie (1789) toe. In China was het heel anders gesteld. De intellectuele bewe­ging correspondeert met hetgeen zich voordoet op het politieke en sociale plan, waarop men onmiddellijk vanuit een Aziati­sche maatschappij van het feodale type naar het marxistisch collectivisme is overgegaan. De etappe van het kapitalisme, die ook de periode is van het burgerlijk individualisme, heeft men vriJwel overgesprongen. En dat wel zo goed, dat zelfs het begrip "humanisme", gelijk­gesteld met de mdi vidualistischc en metafysische vorm die dit in het Westen had aangenomen, in blok als een burgerlijk be­grip werd verworpen. liet marxisme putte in China niet uit dezelfde bronnen als Marx. Het was niet het voorbijstreven van de wijsgeren waar­mee Marx zich had gevoed: die van de Franse materialisten uit de 18dc eeuw en Rousscau, die van Adam Smith, Fichte en Kant, die allen zo sterk de nadruk legden op de rol van het individu en de rol van het "ik". Het is dus niet verwonderlijk, dat de houding der Chinese theoretici ten aanzien van het humanisme een heel andere is dan die van Marx, zoals heel hun opvatting van de dialectiek veel minder doortrokken was met de invloed van Hegel dan die van Marx. De theoretische grondslag van de vcrwerping van het huma­nisme vindt men bij Mao Tsc-tocng die daaraan de zeer pre-cieze formulering geeft in zijn redevoeringen te J e11an in 397

Page 64: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

398

1942 4) over literatuur en kunst. Dit is een kritiek op het be­

grip van het "wezen van de mens", gebaseerd echter op een mechanistische weerspiegelingstheorie ten aanzien van cultuur en kunst: "Alle cultuur is weerspiegeling in de denk wijze van de politiek en de economie van een gegeven samenleving". Uitgaande van dit basis-axioma zei Mao te Jcnan: "Nemen wij bijvoorbeeld de ,theorie over het wezen van de mens'. Be­staat er ter wereld zo iets als het menselijk wezen? Zeer zeker. Maar er bestaat in de wereld slechts een concreet menselijk wezen, en geenszins een abstract. In de klassenmaatschappij bestaat slechts een menselijk wezen, dat zich in een nauw be­paald klassekarakter hult, en geen menselijk wezen dat buiten de klassen omgaat. Wij zijn voor het proletarisch menselijk wezen, voor het menselijk wezen van de grote volksmassa, terwijl de landhcn~n en de bourgeoisie, ofschoon zij dat met woorden heel niet toegeven het wezen van de mens zonder meer vcrkondigen ... Het wezen van de mens waarover zij het hebben is in feite niet anders dan het burgerlijk individua­lisme". Wij hebben daar in enkele regels een samenvatting van alle begripsfouten aangaande het humanisme. Zij berusten: 1. Op een mechanistische wcerspiegclingstheorie; 2. Op het terugbrengen van de mens tot de productieverhou­

dingen; 3. Op de vcrwarring van het marxistisch humanisme met

burgerlijk individualisme. Als men inderdaad uitgaat van de mechanistische vooropstel­ling volgens welke alle cultuur slechts de weerspiegeling is van de maatschappij waarin ze werd geboren, waarbij men het kenmerkend clement van het dialectisch materialisme van Marx uitsluit, te weten het actief moment van de kennis en het subjectief moment van de actie, d.w.z. het moment van het menselijk initiatief in de schepping van de mens door de mens, waarbij dan in feite de weerspiegeling langs natuurlijke weg en tegelijk verdwijnt met hetgeen ze weerspiegelt, ja, dan wordt het belachelijk om van de mens in 't algemeen te spre­ken: dan resten alleen het feodale, burgerlijke, proletarische wezen van de mens. Een dergelijke visie op ons cultureel vcr­leden leidt tot nihilisme. Bij dat perspectief wordt het onbe­grijpelijk, waarom Homerus of Shakespcare en zelfs Beethoven ons nog altijd vcrmogen te ontroeren, omdat wij niets meer gemeen zouden hebben met een menselijkheid die door andere productievcrhoudingen is bepaald dan de onze. Om de mens van onze tijd te smeden, zou men ze moeten uitbannen als schadelijke dragers van een vcrgaan verleden. Wil dat zeggen dat wij, om niet door die noodlottige gevolg­trekkingen in het nauw gedreven te worden, ons maar zouden moeten vastklampen aan de metafysische opvatting van een "menselijke natuur" of van een "wezen van de mens", dat ab-

4) Hoofdstad van het eerste tijdens de Chinese revolutie en burgeroorlog gestichte communistische gebied, waarvan Mao de leiding had (Red.).

Page 65: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

stract en onwrikbaar is en kenmerkend voor het burgerlijk humanisme? - Geenszins. Het is reeds voldoende om de mens 11ict eigenmachtig te herleiden tot de klasserelaties waarin hij noodwendig en steeds verwikkeld is, om de mens niet te be­schouwen als een simpele steunbalk van productieverhoudin­gen. Wij vinden in Marx' Kapitaal de analytische methode, die de grondslag vormt van het theoretische en praktische humanis­ine van Marx op een heel andere basis dan het metafysisch humanisme. Marx omschrijft "het wezen van de mens", dat wil zeggen datgene wat de mens van alle andere diersoorten onderscheidt, niet door een relatie van de mens met andere mensen en de samenleving, maar in de eerste plaats door zijn relatie met de natuur, door zijn handelend optreden waardoor l1ij de natuur herschept en dankzij deze herschepping ook zich­zelf. Dat handelend optreden is de arbeid, onder zijn bijzon­der menselijk aanzicht, d.w.z. arbeid die voorafgegaan wordt door een nauwkeurig bewustzijn van zijn doel en opzet. Met die arbeid begint de eigenlijke menselijke geschiedenis, die zich onderscheidt van de geschiedenis der natuur door het feit, dat de mens zijn eigen geschiedenis en niet die van de natuur gemaakt heeft (Het Kapitaal). Daar hebben wij al een radicaal onderscheid tussen de marx­istische en de metafysische opvatting aangaande het menselijk wezen: "het wezen van de mens", door Marx omschreven als arbeid voorafgegaan door het besef van zijn doelstelling, is iets historisch". Dat wezen verrijkt zich aanhoudend: in plaats van "wezens van de mens" die op elkaar volgen en vreemd zijn aan elkaar: feodaal, burgerlijk, proletarisch, slechts omschreven als functie v,zn prodHctieverhoudingen zonder meer, verrijkt zich het wc­zen van de mens dankzij de arbeid gedurig door de ontwik­keling die er plaats vindt in de productiekrachten (d.w.z. van de technieken en van de mens die ze op gang brengt). Die ontplooiïng van de productiekrachten stelt de mens in staat zich te objectiveren in werkprestaties die tegelijk zijn zin­tuigen zullen vcrfijnen en zijn bchoeften vergroten: die, kort­om, zijn cultuur doen toenemen. Die cultuur - en, algemener gezegd, die mens - is dus maar niet een simpele weerspiegeling van klasscrelatics, van produc­tieverhoudingen; ze is het totaal-generaal van wat de mens in duizenden jaren tot stand gebracht heeft, alsmede de gedaan­tcveranderingen van de mens, zijn denkbeelden, zijn gevoelens, te beginnen bij deze opgestapelde scheppende prestaties. Men vcrsta wel: die arbeid waardoor "het wezen van de mens" bepaald wordt, en die "productiekrachten" welker ontwik­keling aan de aanvang staat van 's mensen historische groei, kunnen slechts worden bevat in welomschreven productiever­houdingen: er bestaat, beha! vc in een roman als Robinson Cru­soi;, geen arbeid die niet betrokken is op producticvcrhoudin­hm L'll daardoor wordt gevoed. (Zelfs Robinson, die de tech-nische werktuigen gebruikt die hij van het wrak heeft gered, 399

Page 66: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

hangt door die technieken en de kennis daaromtrent die hij heeft bewaard, van alle vroegere verworvenheden van het mensdom af, en zodra hij, met Vrijdag, met een ander mens begint samen te werken, zullen de relaties die zich tussen hen vestigen geconditioneerd worden èn door deze "productie­krachten" èn door de herinneringen aan de productievcrhou­dingen in andere menselijke samenlevingen.) Men kan die twee momenten dus slechts door een wetenschap­pclijk abstraheren van elkaar onderscheiden. Maar het zou een wonderlijke schijnredenering zijn als we daaruit wilden op­maken, dat het menselijk wezen herleid kan worden tot pro­ductievcrhoudingen en niet bc:;taat, onder voorwendsel dat men het in feite niet kan grijpen dan uitsluitend door het net­werk van de productieverhoudingen heen. Marx heeft ons geleerd niet in dergelijke d·walingen te verval­len. Als hij in zijn Zesde These over Feuerbach schrijft, dat het "wezen van de mens geen abstractie is, eigen aan het op zich­zelf staande individu ... het is het totaal-generaal van zijn maatschappelijke relaties", dan verheldert hij bewonderens­waardig die definitie in de Dwtsche Ideologie door te onder­strepen dat "de waarachtige intellectuele rijkdom van de en­keling geheel afhangt van zijn werkelijke relaties". Hij preci­seert dat die relaties niet enkel productievcrhoudingen zijn, maar ook "een totaal van productiekrachten, een relatie met de natuur en met de individuen". Marx houdt met klem vast aan dit principieel onderscheid tus­sen de enkeling en de klasse waartoe hij behoort: "De enke­lingen ... vinden hun levensomstandigheden bij voorbaat al gearrangeerd, zij ontvangen van hun klasse hun positie in het leven, en terzelfdertijd ook hun persoonlijke ontwikkeling ge­heel uitgestippeld, en zijn daaraan onderworpen". Het pro­bleem van Marx is nu juist om de mens, ieder mens, als indi­vidu te vcrlossen uit de klasserclatir:s die hem hun juk opleg­gen; daarom voegt hij er ten aanzien van deze "onderwerping van de op zichzelf staande enkelingen aan de arbeidsdeling" aan toe: "Dat verschijnsel kan niet worden afgeschaft tenzij men de particuliere eigendom afschaft". Dan, zo zegt hij, "on­derwerpen de individuen opnicu w deze objectieve krachten aan zich" en "de individuen nemen als individuen deel aan de gemeenschap". Marx vat dit alles samen terwijl hij er ondubbelzinnig de na­druk op legt dat "er een vcrschil is tussen het leven van iedere enkeling in de mate waarin dit persoonlijk is en zijn leven in de mate waarop het is onderworpen aan de een of andere tak van de arbeid en de omstandigheden die daarbij behoren". Tn dezelfde passage preciseert hij: "Daaronder moet men niet vcr­staan dat de couponknipper of de kapitalist bijvoorbeeld op­houden personen te zijn; maar hun persoonlijkheid wordt ge­conditioneerd door klasserelaties". Marx wacht er zich dus wel voor het individu op te lossen in de klasscverhoudingcn, om van de enkeling een marionet te

400 maken die door productieverhoudingen aan het dansen ge-

Page 67: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

bracht wordt. Daarom voegt hij eraan toe, na Bentham 5) vcr­

weten te hebben dat hij "de menselijke natuur" omschreven heeft met ka rak tertrekken die typisch zijn voor de kleinbur­ger van /.ijn tijd: "Het gaat er in de eerste plaats om de men­selijke natuur in het algemeen te vcrdiepen en er tenslotte de wijzigingen van te bevatten die eigen zijn aan elk historisch tijdvak" (Kapitaal). De tegenstelling tussen de enkeling en datgene wat de schik­kingen van het kapitalisme ervan proberen te maken is bij M:~rx zo fundamentcel en kenschetst zo goed zijn theoretisch en praktisch humanisme, dJ.t hij in zijn Kapitaal doorlopend de historische noodzaak onderstreept om "het versplinterde individu, de drager van smarten, in zijn ondergeschikte pro­ductieve functie te vervanr>en door het intc<!rale individu" (Kapitaal). ,, ' Wat dus aan het gebrek aan begrip voor het humanisme bij Mao Tse-toeng ten grondslas~ ligt, is het terugbrengen van alle maatschappelijke relaties tot productievcrhoudingen zonder meer, tot klasscrelatics, een terugdrukken van de enkeling tot een weerspic~~eling van deze relaties. ~o ge~ft men aan het marxisme een aanzicht dat daaraan niet c1gcn JS.

Want men vcrwerpt 111et slechts vanuit een oogpunt van schoonheid de erfenis van alle grote culturele creaties uit het vcrleden die ons blijven ontroeren, zelfs terwijl alle maatschap­pelijke relaties van de Sc1menleving waarin ze geboren zijn al verdwenen zijn, omdat wij da:1rin het diepste "menselijke we­J.cn" terugvinden: te weten het moment w:1arin de bestaande omstandigheden voorbijgeschoten worden (zelfs als deze his­torische omstandigheden ver van de onze af liggen, als in het geval van Antigonc of Faust). 6

)

Men ontkr:nt tevens de simpel menselijke mogelijkheid van ge­voelens of problemen die steeds en noodwendig het merkteken dr.1gcn v:1n klasscrclatir~s zonder dat men ze daartoe nog her­leidt. "Als men over liefde moet spreken, d:1n kan ook die liefde in de kbsscnnnatschappij slechts een klasseliefde zijn", aldus M:10 Tse-toeng. Op dir manier tast men, uitgaande van een gerechtvaardigde \'croordcling van het huichelachtige gebruik d::tt in de kbssen­nn:ltsclnppij gemaakt wordt van de liefde die abstract tegen­over de klassenstrijd wordt gezet, de mens in één v:1n zijn fun­damentele geaardheden aan. Tn deze controverse, is dus de zin zelf van het marxisme, zijn theoretische en praktische zin voor de toekomst van de mens a,111 de orde.

ROGER GARAUDY

5) Jcrcmy Bentham (18c eeuw), wijsgeer van de ,nuttigheid': men moet de nuatschappij zo inrichten dat er voor het grootste aantal mensen het grootste nut en welbehagen uitkomt ( RedJ 6) Antigone, treurspel van de Griekse dichter Sofokles (Sc eeuw vó6r onze jaartellin~; Faust, dr:~matisch dichtwerk van J. W. von Goetlw (1749-1832) (Red.J. 401

Page 68: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

De zelfstandigheid van de

gemeenten in het gedrang

In een vorig artikel *) werd aandacht besteed aan de aantas­ting van de gemeentelijke autonomie mede door de financiële vcrhouding rijk-gemeenten. De verdediging van deze autono­mie is een democratische strijd die zich vooral richt tegen de opdringende invloed van de monopolies op het terrein van de gemeentcpolitick. De weerstand in de gemeenteraden tegen de regeringsmaatregelen die voortvloeien uit de monopoliebelan­gen, neemt hand over hand toe. Door de communisten wordt dan ook ve.:l waarde gehecht aan de handhaving en uitbrei­ding van de gcm::cntelijke autonomie en alles wat daarmee ver­band houdt. Inmiddels is het eerste deel van een voorontwerp voor een nieuwe gemeentewet verschenen. Het blijkt d:tt deze tot nu toe (de andere delen moeten nog verschijnen) in grote lijnen alles bij het oude wil laten. Op enkele punten wordt voorge­steld de bevoegdheid van de raad iets uit te breiden, zo:t!s ten :t:tnzie'1 van het zelf kunnen vergroten van het :tantal raads­Icden en wethouders. De mogelijkheid tot het afzetten van wet­houders is wat beperkt. Daar te<>enover staat dat volgens het voorontwerp de raads niets te zeggen zal krijgen over de be­noeming van de burgemeester - om van vcrkiezing maar te zwijgen. Als nieuw verschijnsel wordt voorgesteld zonodig niet-raadsleden te be10cmcn in opengevallen wet~oudersplaat­sen. Te zijner tijd hopen we nog nader op dit voorontwerp van de nieuwe gemeentewet in te gaan. In het huidi<~c artikel willen wc de zelfstandigheid van de ?,e­

mcente bezien. dit temeer omdat er een aantal wetten in voor­bereiding zijn die een aanslag op de zelfstandigheid van een reeks gemeenten inhouden. Zo vcrscheen onlane:s een lijvig rap­port van prof. A. D. Belinfante over de Za:1nstreck met als voornaamste conclusie dat negen Zaanse gemeenten tot één stad dienen te worden samengevoegd. Ook is de instelling van een raad voor Groot-Amsterdam binnen niet al te lange tijd te verwachten. En vcrder verschijnen in de pers rep;elmatig ver­klaringen van de voorzitter van de Rijnmondraad, Marijnen, die aandringt op vcrgrotin~I van de bevoegdheid van deze raad. Hoe al dit soort instellin~en zich vcrhoudt ten op zich te van de gemeentelijke zelfstandigheid zullen we hierna nader toelichten. De discussie over het aantal, de omvang en de samenwerking van de gemeenten is de laatste jaren opnieuw in het middel­punt van de belangstelling gekomen. De steeds vcrder voort­schrijdende verstedelijking en het aaneen groeien van de ver­schillende plaatsen heeft dit vraap;stuk verscherpt. De discus­sie over deze problematiek is niet nieuw. Reeds in 1851, bij het inwerking treden van de Gemeentewet, die met een aan-

402 *) Zie P. en C. <lpril 1967, blz. 14:'>.

Page 69: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

tal in de loop der tijd aangebrachte WlJZtgmgen thans nog fieldt, was het met name Thorbecke die het aantal van 1208 gcmcenten te veel vond. Volgens hem zouden plaatsen met minder dan 2 <l 3.000 inwoners niet in staat zijn voldoende bekwame bestuurskrachten te leveren. Volgens de CBS-cijfers van 1965 telde ons land 967 gemeen-ten, waarvan

12 met minder dan 500 mwoners 64 met minder dan 1000 mwoners

101 met minder dan 2000 Inwoners 498 met minder dan 5000 lilWOners

Op 1 januari 1967 waren er nog maar 944 gemeenten over, in twee jaar dus een terugp.;ang van 23. Op dezelfde datum was de opheffing van 65 gcmeenten in onderzoek, terwijl van 101 gcmcenten de grenzen in discussic waren. Van 1851 tot 1965 vcrminderde het aantal gcmeenten met 241, ~~cmiddcld twee per jaar. Dit tempo is de laatste jaren wel bij­zonder versneld. Vooral door het kabinet-Cals met staatssecre­taris Westcrbout op binnenlandse zaken is hard gewerkt aan de opheffing en samenvoeging van een reeks lagere bestuurs­organen. De huidige opvatting gaat in de richting, dat ge­meenten met minder dan 5000 inwoners eigenlijk niet lcvens­l'atbaar zouden zijn. Dit houdt dus in, dat in feite de helft l'an het huidige aantal opgeheven zou moeten worden! Er zijn echter opvattingen die nog verder gaan, n.l. dat slechts ge­nJcenten met meer dan 30.000 in woners in staat zijn alle van­daag de dag noodzakelijke diensten naar behoren te laten vcr­richten. Rczien wc de toestand in enkele nabuurlanden dan blijken Rclgië 2586, West-Duitsland 24.476 en Denemarken 1388 ge­meenten te tellen. Ook het gemiddelde inwonertal ligt in ons land hoger n.l. 12.500, in Belp.;ië 3625, Noorwegen 5317 en Prankrijk 1276. Uit deze cijfers spreekt wel duidelijk dat de toestand in ons land zeker niet achter loopt bij de rest van West-Europa. Het trekken van een grens bij een bepaald inwonertal is ech­tn een onjuiste maatstaf. Er bestaan bloeiende kleine en sla­pende grotere gcmeenten en ook het omgekeerde is het geval; andere zaken moeten dus hier de doorslag geven. Veelal blij­ken dan ook bij de behandeling van een annexatievoorstel en soms ook bij het aangaan van intergemeentelijke samen wer­king de belangen van de industrie een voorname rol te spelen. Tn de regel blijkt bij annexatie het inwonertal een onderge­schikte plaats in te nemen. Eén van de laatste opgeheven ge­meenten Zwollerkerspel telde bijna 14.000 inwoners, toen het bij Zwolle werd gevoegd. A:1n de hand van de mogelijkheden die de wetgeving biedt, willen wc hier wat nader ingaan op de diverse vormen van samenwerking tussen de gemeenten. 403

Page 70: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

1. Wet gemeenschappelijke regelingen

Deze wet, die in 1950 in werking is getreden, schept de moge­lijkheid dat twee of meer bur?,cmecstcrs, colleges van B en \Y/ en gemeenteraden samenwerking aangaan. Elke regeling - die slechts één onderdeel mag bevatten - heeft in de regel een bestuur, dat meestal uit een aantal van de betrokken burge­meesters en wethouders wordt samengesteld. Het toetreden tot een gemeenschappelijke regeling geschiedt vrijwillig, terwiil uittreden eveneens geregeld dient te worden. Het aantal re­gelingen w:taraan een gemeente kan deelnemen, kan soms tot enkele tient:t!lcn oplopen. Gewoonlijk hebben deze betrekking op: streekziekenhuizen, keuring van w:trcn, :tmbulanccdicnsten, br:tndweer, diverse soorten onderwijs, GSW-werkplaatsen, bejaardentehuizen, 7.wembaden, sporthallen, };as-, wner- en clcctricitcitslcvering, verkeer, cultuur, ruimtelijke ordening, enz. De meeste taken zijn vandaag niet meer door de gc111eentcn afzonderlijk te verwezenlijken, vandaar dat deze regelingen zo een grote vlucht hebben genomen. Een nadeel is, dat indien de raad eenma:tl aan de instellin<~ v:tn een gemeenschappelijke regeling haar goedkeuring heeft gegeven, zij er nog ter nau­wenlOod aan te pas komt. Prijzen en t1.rieven mogen in de re­gel achteraf door (1e raad bekrachtigd worden. De besluitvor­ming en de controle dnrop is zowel voor de r;1.ad :1ls voor de bevolkin~; onvoldoende doorzichtig, omdat 1.lles zich in het beslotene voltrekt. Ook kunnen Provinciale Statr~n een regelin}; oplcggr'n. ir~di~n tenminste de helft van de deelnemende gemeenten d:urtcv,rn geen bezwaar heeft.

De financiële gevolgen van een regeling zijn voor kosten van de betrokken gemeenten. Op basis van dezelfde wet zijn een aant:1l gemeenten er toe overgega:ln een agglomeratieraad te vormen, die het mov,eliik mo<:>t maken op een a:1ntal gebieden een gemeenschappelijk bdcid te kunnen voeren. Het bekendste voorbeeld hiervan is Eindhoven e.o., maar ook in de oostelijke mijnstreek, Rand­stad Twente en in meerdere streken is dit het geval. De s::tmen­wcrking op een dergelijke basis in de ITmond is weer verbro­ken, omdat geen gemeenschappelijk standpunt kon worden be­reikt ten aanzien van de vraag welke ~cmccntc in dit gebied zou moeten worden opgeheven en door de andere geannexeerd. Ook in de oostelijke mijnstreek ontstaan over deze materie re­gelmatig conflicten, die met veel lawaai naar buiten komen. Deze agglomeratieraden zijn niet door de bevolking gekozen, doch door de betrokken gemeenteraden aangewezen en bestaan meestal uit burgemeesters en wethouders en soms ook nog een aantal raadsleden. De gcmeenten bchouden echter hun zelf­standigheid, over een aantal zaken van gemeenschappelijk be­lang heeft de raad echter nog maar weinig of niets in te bren-

404 gen.

Page 71: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

2. Openbaar lichaam

Als enig openbaar lichaam kennen wij tot nu toe de Rijnmond. Deze is rechtstreeks door de bevolking gekozen. De bevoegd­heid is echter beperkt tot het aangeven van het bestemmings­plan, hetgeen bij in gebreke blijven van een gemeente door de Rijnmondraad kan worden opgelegd. Vcrder kan de Rijnmondraad richtlijnen vaststellen betreffen­de havens, industrie, wegen, openbaar vervoer, woningbouw, reereatic en bestrijding van lucht- en waterverontreiniging. Indien tenminste de helft van de deelnemende gemeenteraden met een richtlijn instemt, dan is deze voor allen bindend. De financiële uitga ven van Rijnmond komen voor rekening van de deelnemende gemeenten. Inmiddels is de voorbereiding tot het instellen van een open­baar lichaam Groot-Amsterdam in een vcrgevorderd stadium. Oe opzet is dit lichaam een grotere bevoegdheid tot ingrijpen in de gcmcenten te geven dan de Rijnmondraad. Dat zou moe­ten gebeuren, indien een gemeente nalatig zou zijn voorzienin­gen te treffen, of niet bij machte zou zijn een maatregel te nemen of indien de cfficiëncy van de bestuurshandeling dit zou vergen. Een zeer ruime mogelijkheid tot ingrijpen dus! De belangrijkste vcrschillen tussen een openbaar lichaam en cm bestuur op basis van de wet gcmeenschappelijke regelin­gen zijn dus: Een openbaar lichaam wordt rechtstreeks door de bevolking gekozen, de besluitvorming is openbaar. Een be­stuur voor een gcmeenschappelijke regeling wordt door de be­trokken gemeentebesturen aangewezen, de besluiten worden binnenskamers genomen. De taak van een openbaar lichaam ,llsmede de bevoegdheid tot ingrijpen in de gang van zaken in de gcmcenten zijn groter. Deelnemen en uittreden bij een ge­meenschappelijke regeling is vrijwillig. Bij een openbaar lichaam worden de gcmcenten per wet aangewezen, desnoods zonder instemming van de gemeenteraad. Voor Groot-Amster­dam is er zelfs een bepaling dat, indien het lichaam in werking is getreden, de ministerraad bij algemene maatregel van be­stuur (dus zonder het parlcment er in te kennen) bepaalde ge­meenten kan aanwijzen, die dan verplicht worden tot toetre­den! Over het algemeen bchouden echter de gcmeenten hun m de grondwet omschreven bevoegdheden. Gewaakt dient te worden d~t de gemeentelijke autonomie, in zoverre deze beantwoordt aan de huidige te stellen eisen, ge­waarborgd blijft. Ten slotte zij nog vermeld, dat een openbaar lichaam bij de wet door het parlement dient te worden inge­steld: een gcmeenschappelijke regeling behoeft slechts de goed­keuring van Gedeputeerden (het dagelijks bestuur van de Pro­vinciale Staten) en heeft na publicatie in de Staatscourant wets­kracht.

3. Samenvoeging van gemeenten

Samenvoeging van twee of meer gemeenten dient eveneens 405

Page 72: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

406

door het parlement per wet te geschieden. Een wetsontwerp daartoe kan worden voorbereid op vcrzoek van één der ge­meenten aan Gedeputeerde Staten, op verzoek van Gedepu­teerde Staten zelf, of door de regering. Over het algemeen is bet een tijdrovende procedure die soms tientallen jaren in be­slag neemt. In de regel gaan annexaties gepaard met oplevin­gen van lokaal chauvinisme en andere emoties. Het zonder meer samenvoegen van gemeenten heeft een reeks bezwaren. Eén van de hoofdbezwaren is wel, dat de afstand bestuur-be­volking dermate wordt vergroot dat de directe invloed van de bevolking op het bestuur in belangrijke mate vermindert. Het instellen van wijkraden of dorpsraden, zoals dit volgens de gemeentewet mogelijk is, kan dit bezwaar niet oplossen omdat deze slechts een adviserende bevoegdheid hebben.

De opzet van dit artikel was een beknopt overzicht van deze materie te geven, niet om een oordeel uit te spreken welke methode de voorkeur verdient. Ook hier geldt de regel, dat per plaats met inachtneming van de geldende omstandigheden bezien moet worden wat in het belang van de bevolking is.

C. IJMKERS

Page 73: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Na de "zesdaagse oorlog" in het Midden-Oosten

Het is thans ruim drie maanden geleden, dat in het Midden­Oosten het gewapende conflict uitbrak tussen Israël enerzüds en Egypte, Jordanië en Syrië anderzijds. De militaire activi­teiten duurden slechts zes dagen - van 5 tot 11 juni -, maar de nasleep zal zich nog lang doen gevoelen. De feitelijke toestand na deze korte oorlog is, dat Israëlische troepen in het zuiden de Gaza-strook en de Sinai-woestijn tot aan het Suez-kanaal bezet houden, in het westen zijn opgerukt tot de rivier de Jordaan en Jeruzalem geheel hebben gean­nexeerd en in het noorden in Syrië zijn doorgedrongen tot aan de pijpleiding, die olie uit Saoedi-Arabië naar de Middellandse Zee-havens brengt. Het Suez-kanaal is sinds begin juni voor alle scheepvaartverkeer verboden en de tankschepen uit de oliegebieden aan de Perzische Golf moeten nu de weg via Kaap de Goede Hoop gaan. Sinds de Veiligheidsraad besloot een bevel te geven tot het sta­ken van het vuren is er weinig veranderd. De troepen staan nog steeds tegenover elkaar en een handjevol UNO-waarne­mers houdt toezicht in het gebied van het Suez-kanaal. In weerwil van druk diplomatiek verkeer blijven de spanningen evenwel voortduren en er bestaat nog steeds gevaar, dat het opnieuw tot een oplaaien van het conflict zal komen.

Verantwoordelijkheid

De vraag rijst wie voor het uitbreken van het conflict de groot­ste verantwoordelijkheid draagt en wie er op het ogenblik het meest van profiteren. Daarbij is het nodig zich steeds duidelijk voor ogen te stellen welke betekenis het Midden-Oosten heeft voor de oliemonopo­lies. Deze monopolies produceren in dit gebied, dat beschikt over de rijkste oliereserves in de kap~talistische wereld, een groot deel van de in West-Europa gebruikte olie. Vooral ook door de lage kostprijzen worden er enorme winsten gemaakt. Alleen al in 1966 bedroeg de winst van de Amerikaanse en Europese oliemaatschappijen op de winning van de olie in het Midden-Oosten 2,5 miljard dollar. In dit gebied voltrekken zich reeds tientallen jaren verwoede botsingen om de olievind­plaatsen vast in handen te houden. De heersende kringen in de bnden van het Midden-Oosten zijn bovendien met de oliecon­cerns in een voortdurende strijd gewikkeld om de hoogst mo­gelijke royalties te verkrijgen. Deze strijd om de olie en om de winsten die de olie oplevert, spelen ook dit maal een belangrij­ke rol. Daarnaast is ook de strategische ligging van het Midden-Oos-ten ten aanzien van Zuid- en Oost-Europa, Voor-Azië en Afri- 407

Page 74: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

ka een factor van betekenis. Vlak na de oorlog van juni haal­de het Amerikaanse blad US News and World Report een vcr­klaring aan van admiraal Arthur Radford, indertijd chef van de generale staf van de Verenigde Staten, die hierover zeer openlijk sprak. Radford zei: "De betekenis van het Midden­Oosten voor de vrije wereld is zowel in militair als in econo­misch opzicht moeilijk te overschatten. Vooral door zijn reus­achtige oliereserves, die een groot deel van de Europese be­hoeften dekken en waarvan het verlies een catastrofe zou be­tekenen. In de tweede plaats speelt de geografische ligging van dit gebied, dat op de verbindingslijn tussen het oosten en het westen ligt, een grote rol." Bij de overwegingen over de stra­tegische betekenis van dit gebied wordt herhaaldelijk de beeld­spraak benut, dat van hieruit de "weke onderbuik" van Euro­pa, - daarmee worden Zuidoost- en Oost-Europa bedoeld, - kan worden bestreken. Daarbij wordt ook een verband ge­legd met de ontwikkeling in Griekenland en het langdurige conflict rondom Cyprus. Deze redeneringen over de "weke on­derbuik" spelen een rol in de strategische concepties, zowel van de NAVO-generaals als van de generaals van het Warschau­pact. Zowel om de oliebelangen te beschermen, als om strategische posities te behouden, heeft het imperialisme er belang bij, dat de "verdeel-en-heers" -politiek te allen tijde kan worden ge­voerd. Met dit doel worden de vcrschillende staten in dit ge­bied stelselmatig tegen elkaar opgezet en worden botsingen ge­provoceerd. Dit wordt ook als het beste uitgangspunt be­schouwd om de nationale bevrijdingsbeweging in deze landen in te kapselen en de strijd voor sociale vooruitgang te belem­meren.

Het geheim van de oorlog

Ofschoon de preciese gang van zaken met betrekking tot het uitbreken van de oorlog in het Midden-Oosten nog niet vol­ledig is opgehelderd, kan uit de reeds beschikbare gegevens wel de conclusie worden getrokken, dat de Amerikaanse imperia­listen zich hebben ingespannen om beide partijen tot de oorlog op te zetten. Aan de vooravond van het conflict heeft het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken een koortsach­tige activiteit ontwikkeld om beide zijden tot bepaalde stap­pen te bewegen, vanwaar geen terug meer mogelijk was. Zo hebben de Amerikaanse di plomaten in de weken, die voor­af gingen aan de oorlog, talrijke bezoeken gebracht aan Israël. Er werden langdurige besprekingen gevoerd in Tel Aviv, waarbij een speciale plaats was ingeruimd voor overleg met hoge officieren uit de fsraëlische generale staf. In Egypte wer­den tegelijkertijd, o.a. door middel van zogenaamde lekken in de Amerikaanse geheime dienst, geruchten in omloop gebracht, dat het Israëlische leger klaar stond om Syrië aan te vallen.

408 Mede op grond daarvan besloot de Egyptische regering tot

Page 75: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

maatregelen aan haar grenzen met Israël. De Straat van Tiran, die de vcrbinding vormt tLJssen de Rode Zee en de Israëlische havenstad Eilath aan de Golf van Akaba werd tot Egyptisch territoriaal gebied verklaard. Terzelfdertijd werd van de UNO-troepen, die sinds 1956 in de Gaza-strook, bij Sjarm-el­Sjcik en langs de noordelijke grens waren gelegerd, verlangd dat zij hun stellingen zouden verlaten. Opmerkelijk was, dat de secretaris-generaal van de UNO, Oe Thant, direct en zonder enige slag of stoot het Egyptische vcr­zoek inwilligde. Volgens sommige diplomatieke waarnemers geschiedde dit onder Amerikaanse aanmoediging; anderen wij­zen op het feit, dat twee van de landen die troepen hadden geleverd voor het UNO-contingent, namelijk Joegoslavië en India, niet bereid bleken te zijn nader overleg in UNO-vcr­hand af te wachten en op stel en sprong hun eenheden afvoer­den. Van de zijde der Israëlische heersende kringen werd het af­sluiten van de Straat van Tiran, - ofschoon ook voor Israël economisch van geen groot belang, aangeduid als een schending van het internationale recht en als een oorlogsdaad. Fen reeks NAVO-mogendheden, met uitzondering van ftalië, - sloot zich bij deze protesten aan. Toen Oe Thant echter in C:tïro vcrscheen om met de Egyptische autoriteiten te spreken over de ontstane toestand, vcrzekerde hij hun alles te zullen doen om politiek overleg met Israël over dr?ze kwestie te bevorderen. Bovendien zou Nasscr in dezelfde periode een boodschap van de Amerikaanse regering hebben ontvangen, volgens welke Israël niet tot militaire tegenmaatregelen 7.0U

overgaan. Tussen Washington en Caïro werd de <1fspraak ge­maakt, dat de Egyptische vice-president Mohicddin op 7 juni naar de Verenigde Staten zou reizen om naar een oplossing van de vcrwikkelingen te zoeken. In die zelfde dagen sprak Nasser evenwel zijn bekende rede uit, w:-tarin hij vcrklaarde dat in geval van oorlog het belangrijkste doel van Egypte de \'Crnictiging van Israël zou zijn. Het geheim van het ontstaan van de oorlog (om Lcnins be­kende term te gebruiken) is met de opsomming van deze ge­gevens uiteraard nog niet opgelost. Wel komt er uit naar vo­ren, dat er een reeks manoeuvres door de imperialisten is vcr­richt, om door middel van ophitsing en misleiding een situatie te scheppen, die tot een oorlog zou kunnen leiden. Op de ochtend van de Sde juni was het zover. De Egyptische luchtmacht werd op de grond vernietigd. De Israëlische land­macht rukte snel op naar het Sucz-kanaal en naar de Tordaan. Het was het begin van de korte oorlog, die op 11 juni met een staakt-hct-vuren werd besloten. Nadat de Veiligheidsraad uiteindelijk een staakt-het-vuren had weten te bereiken, werd op voorstel van de regering van de Sowjet-Unie een bijzondere zitting van de Algemene Vcrga­dering van de Verenigde Naties bijeengeroepen. Er was binnen de Veiligheidsraad geen meerderheid te vinden geweest om de Israëlische troepen tot terugtrekking te dwingen en Israël als 409

Page 76: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

agressor aan te wijzen; de overweging was dat dit in de Algc­mene Vcrgadering wellicht wel zou gelukken. Voor deze ge­legenheid reisde de .S<lwjet-prcmÏr'r Kosygin met een omvang­rijke delegatic naar Ncw York. Wekenlang sloeg een golf van rcdevo·,Tingcn door het UNO­gebouw. Alleen een resolutie, waarin de administratieve maat­regelen van Israël ten :unzicn van de inlijving van Jeruzalem werden afgewe;r.en, verkrec,~ de vereiste twee-derde meerder­heid. Alle vcrdergaande ontwerpen werden verworpen. Daar­bij was het opvallend, dat ook de meeste Afrikaanse staten weigerden Israël zonder meer als de enige schuldige aan het conflict te veroordelen. Compromis-resoluties, waarover in de laatste dagen van de bijeenkomst werd onderhandeld in de wandelgangen en waarbij een vorm van erkenning van Israël gekoppeld was aan de cis van terugtrekking van de Israëlische troepen, konden als gevolg van de houding van onder meer Boumedienne (Algerije) en Al Atassi (Syrië) niet worden in­gediend. Opv:1llend ·w1s. dat van Sowjet-zijde te~cn dit blok­keren van c(~n oplossing. die een erkennin~; van het bestaans­recht v:1n lsra0l zou inh')Uden, niet openlijk en duidelijk stel­ling werd genomen. De UNO-zitting eindigde met het terug­dirigeren van de :~ehele kwestie nnr de Veiligheid~raad.

Klasse-analyse noodzakelijk

In de woordenstrom''n, die in de UNO zijn gesruid en die in de afgelopen pcriodc in allerlei organen ten !jehore zijn ge­bracht, werd niet uitgegaan van de reële toestanden in het Midden-Oosten en in de afzonderlijke landen in dit gebied. Aan de ene kant werd Israël vaak voorgesteld in oud-testa­mentische vergelijkingen, waardoor elk nuchter oordeel van te voren onmogelijk werd gemaakt en aan de andere kant werden de Arabische land~n voorgesteld als ware bolwerken van anti­imperialisme en pro,;r:cssiviteit. Daarbij werden zelfs allerlei pan-arabische ideeën, die in het vcrleden altijd door de reactie zijn verspreid, als laatste snufjes van vooruitstrevend denken geëtaleerd. Bezien we eerst de Arabische land'èll. Het is toch absolum on­mogelijk deze alL~ aan elkaar gelijk te verklaren, alleen omdat het Arabisch er de landstul is. In Marokko, Lybië, Jordanië m Saoedi-Arabië hebben we te maken met absolute monar­chieën van een heel- of half-feodaal type. De feodale heer­sers proberen in deze landen toestanden te laten voortbestaan. die herinneren aJ.n de zwartste tijden van de middeleeuwen. Naast de enorme rijk dommen van de kleine heersende groep staat de afgrijselijke armoede van de hoofdzakelijk uit boeren en herders bestaande bevolking, die een wreed en vaak op sla­vernij gelijkend juk moet dragen. In andere landen, als bv. Koeweit, Qatar, Bahrein en nog een dozijn sjeikdommen aan de Perzische Golf zetden regiems, die steenrijk zijn geworden

410 door de royalties die ze van de oliemonopolies ontvangen en

Page 77: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

die voor het grootste deel in het buitenland, voornamelijk in de Londense City, zijn gedeponeerd. In Egypte, Irak, Syrië en i\lgcrije l',ijn militaire regcringen a~1n het bewind, die de macht l·ehhen veroverd door de omverwerping van de oude feodale heersers of, in het geval van Algerije, door de verdrijving van de koloniale bewindvoerders. Daar bestaan echter nog vele reodalc en hal f-fcodalc toestanden en daarnaast w i] de bour­:;coisic in deze landen zich beperken tot het vcrvangen van de lcodak exploitatie door de moderne kapitalistische uitbuiting, waarbij niet teruggedeinsd wordt voor het toe !a ten van nco­koloniale uitzuigsystemen. Voor alle landen in dit gebied geldt in meerdere of mindere mate, dat de buitenlandse imperialisten er hun vertakkingen hebben en grote invloed uitoefenen. In Egypte bv. wordt de pas ontdekte olierijkdom ontgonnen door Amerikaanse maat­schappijen; het land is afhankelijk van Amerikaanse graan­importen en staat met name bij de V crenigde Staten diep in de schuld. Een land als Lybië heeft nauwe relaties met \'Vest­Duitsland opgebouwd en in Algerije worden de regeringsplan­nen op economisch gebied veelal afgestemd op de economische phnncn, die onder het bewind van De Gatdie worden opge­steld. Natuurlijk uiten zich hier de imperialistische belangen­tc:;cnstdlingcn. De Engelse invloed, die vroeger in deze ge­bieden overheersend was (bv. in Egypte en Jordanië), is voor ccn deel teruggedrongen en heeft plaats gemaakt voor Ame-­rikaanse penetratie. Elders proberen de Franse imperialisten verloren gegane posities weer in te nemen. ln de laatste jaren zijn ook Wcstduitsc, Italiaanse en .Japanse belangengroepen op:;etreden, die in het Midden-Oosten invloedssferen proberen lL' verwerven. Ik opvatting, dat al deze regiems in de Arabische landen naar hun aard zonder meer progressief zouden zijn en recht zou­dm hebben op onvoorwaardelijke steun, vindt geen rechtvaar­diging in de feiten. De politiek, die door Chroestsjow in de Sowjet-Unie werd ingeleid en waarbij de heersende groepen in deze Arabische landen als consequent anti-imperialistische regcringen werden voorgesteld, die "wcialistischc" doeleinden wudcn nastreven, heeft niets gcmeen met de marxistisch-lenin­istische bcnadcri1w van de vrijhcidsbcwcgiiw der onderdrukte l'olkcn. De vrijhdid van de volken wordt ·,~iet gediend door Lcnin-orden uit te reiken aan figuren, die in hun landen de communistische partijen vcrbicden en de communisten vervol­:;cn en elke vorm van klasse-organisatie van de arbeiders en .1rn1c bocren met terreur en geweld tegengaan. Onvoorwaar­delijk toegezegde steun, ook met behulp van uitgebreide wa­penleveranties, betekent op geen enkele wijze dat de werkelijk sociaal-vooruitstrevende krachten in deze landen worden ge­holpcil. Blijkbaar zijn de stratcP;ische concepties over de ver­dediging van de "weke onderbuik" sterker dan de marxistische opvatting, dat een verandering van het sociale regiem moet 1teunen op de ontplooiing van de klassebeweging van arbeiders en bocren in deze door het imperialisme en het feodalisme ge- 411

Page 78: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

knechtc en tot een toestand van ondcr-ontwikkcldhcid ge­doemde landen. Na het echec, dat de revisionistische politiek in deze Arabische landen heeft geleden, worden nu ook critische geluiden }-\C­

hoord over dit gebrek aan klassenana.lyse. Zo schrijft bv. D. Wolsky in het augustus-nummer van het in de Sowjet-Unie vcrschijnende tijdschrift Wereldeconomie en Internationale Bc­trekk~ingen, dat niet uit het oog mag worden verloren dat er in Egypte een "militaire bourgeoisie" bestaat, die er achterlijke opvattingen over sociaal-politieke vraagstukken op na houdt en dat uit de rol, die deze t~rocp gespeeld heeft, vele fouten en zwakheden van Egypte te vcrklaren zouden zijn. In dit artikel wordt echter geen werkelijk diepgaande analyse gegeven van de bestaande klassenverhoudingen en -tegenstellingen, die voor en na het conflict van invloed waren en zijn. Een dergelijke beperkte benadering, die alleen het bestaan van een "mili­taire bourgeoisie" ziet en vanuit deze benadering bepaalde da­den van militaire bevelvoerders in leger en luchtmacht criti­scert, blijft slechts oppervlakkig en is onvoldoende voor een juiste beoordeling van de klassenvcrhoudingen in Egypte en andere Arabische landen. Van eenzelfde politieke kortzichtigheid is de stcllingn:tmc, dat Israël zou moeten worden beschouwd als één imperialistische en zionistische poel. Alle Israëlicrs, of het nu kapitalisten, mid­denstanders, arbeiders of bocren zijn, worden daarbij over een kam geschoren. Wie echter Israël goed beziet. komt direct tot

de conclusie, dat het een staat is waar dezelfde klassentegen­stellingen als in andere kapitalistische landen bestaan. Rechtse partijen, opgericht en gestimuleerd door de bourr,eoisie. al dan niet met buitenlandse invloeden, bedrijven er hun praktijken. Hun belangen staan lijnrecht t<:genover die van de arbeiders­beweging en haar organisaties. V66r het uitbreken van de strijd in het Midden-Oost<:'l was de werkloosheid 2;cstegen tot tien procent van de beroepsbe­volking en er hadden in Tel Aviv herhaaldelijk clemonstratics van werklozen pla:-tts. Op dit moment is - blijkens een cor­respondentie in de Britse Times - volgens regeringsmcdede­lingen het aantal werklo7en weer opgelopen tot minstens 35.000 en het zou volgens voorlopige schattingen van niet-of­ficiële zijde zelfs al zijn gestegen tot 70.000, - op een aantal van 950.000 arbeidskrachten een ~~root aantal. Alleen in de maanden juni en iuli bleek het werkloosheidscijfer zeer laag te zijn, maar door de demobilisatie van de troepen is het oude orobleem in alle scherpte weer aan de oppervlakte gebracht. De zestig buitenlandse bankiers en zakenlieden, onder wie De Rothschild, die onlangs in Tel A viv vergaderden, waren niet zozeer begaan met de "joodse" staat en zijn bewoners als wel met hun eigen plannen om forse winsten te bchalen door mid­del van nieuwe investeringen. Zij vcrtelden de regcring-Esjkol, dat de economische positie van Israël zou afhangen van de vraag of het "klimaat voor privé-investeringen" zou worden

412 verbeterd. Dergelijke activiteiten hebben zich in het vcrleden

Page 79: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

al vaker voorgedaan en Israëls economie is er door onder ster­kc invloed van buitenbndse kapitaalsgroeperingen gebracht. Wztt voor de Arabische landen geldt, is ook op Israël van toe­p:tssing: er bestaan klassentegenstellingen, die niet door alge­mene leuzen of wilde taal verdoezeld kunnen worden.

Verwerpelijke leuze

Daarom ook is de leuze van "vernietiging van Israiil" in elk opzicht verwerpelijk en is steun aan deze leuze van de zijde van socialistische staten volslagen on-marxistisch. Deze leuze dateert uit 1948, toen de feodale vorsten - Pa­rock uit Egypte, Abdoellah uit Transjordanië en Ibn Saocd uit Saoedi-Arabië - weigerden de stichting van de staat Is­r,lël op grondslag van een UNO-besluit te aanvaarden en een oorlog ontketenden. Deze strijd bracht hun geen succes, maar ,lis gevolg ervan annexeerde Egypte toen de Gaza-strook en Abdoellah trok het Palestijnse Cisjordanië bij zijn rijk, dat la­tl'f dan ook omgedoopt werd van Transjordanië tot Jordanië. Deze regiems, die luide riepen om de "vernietiging van Israël" werden toen in feite door het Britse koloniale lelpitaal als ge­dresseerde waakhonden gebruikt. In mei 1950 werd door een overeenkomst van de Amerikaanse, Engelse en Pranse impcria­listen de status quo in dit gebied "bevroren", - waarbij het ontbreken van een werkelijke vrede met erkenning van de staat Israël steeds weer aanleiding was tot het ontstaan van hernieuwde botsinvcn. Dit laat ovcrduidc,lijk zien, waar de "vernictigings"-lcuze van­daan komt. Ze is opgesteld door feodale heersers als Farocl<, die later smadelijk verjaae;d werd en door Koning Hocsscins voorganger Abdoellah en het imperialistische optreden nadien was er op gericht deze leuze te bestendigen ter meerdere glo­rie van hun eigen belangen in dit gebied. De "progressieve" regcringen van Egypte, Syrië e.d. hanteren dus een leuze, die indertijd door feodale potentaten was opge­steld om de aandacht van de binnenlandse chaos en de onder­drukking in hun landen af te leiden. Het handhaven van deze leuze heeft uiteraard niets progressiefs. Toch heeft deze kreet llll al negentien jaar geklonken in de hoofdsteden van de Arabische landen. Zij het, dat ze soms met korte of langere tussenpoos niet werd gehoord, omdat er be­langrijker zaken aan de orde waren, zoals de toe te juichen nationalisatie van het Sucz-kanaal en het tot stilstand brengen van de Frans-Brits-Israëlische agressie in 1956, die deze na­tionalisatie ongedaan moest maken. Terwijl bepaalde groepcringen binnen de Israëlische bour­geoisie honderdduizenden Arabische vluchtelingen - slacht­offers van de oorlog van 1948 - aan hun lot overlieten en geen vinger uitstaken om hun lot te helpen verlichten, trokken figuren als Sjockairy, die zich opwerpt als leider van een zo­genaamd "Palestijns bevrijdingsfront" langs de vluchtelingen-kampen in Gaza en het Jordaanse grensgebied om de vern ie- 413

Page 80: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

t1gmg van Israël te prediken. Amerikaanse dollars vloeiden in stromen om deze kampementen in stand te houden en de be­woners van het hoogst noodzakelijke aan voedsel en kleding te voorzien, - zonder dat er iets gedaan werd om hun een nieuw leven mogelijk te maken. Sjoekairy, die in de jaren van de tweede wereldoorlog een duistere rol gespeeld heeft, kreeg in Caïro een eigen kantoor en bezocht na de jongste gevechts­handelingen ministersconferenties van de Arabische landen. Het is beslist verwerpelijk, dat in de Chinese pers Sjoekairy een speciale plaats toebedeeld krijgt en bij min of meer als een "revolutionair" wordt voorgesteld in de strijd tegen "zionisme en imperialisme". Even verwerpelijk is het echter als de Sowjet-journalisten Bel­jajew en Primarkow het in een serie beschouwingen in de Prawda pogen voor te stellen alsof alleen Sjoekairy de vernie­tigingsleuze uitkraamt. Zij schreven, dat de opvattingen van Sjoekairy niet gedeeld worden door de regcringen van bepaal­de Arabische landen en dat diens rassistische taal niet door de regcring-Nasser zou worden gesteund. Dit is in strijd met de waarheid en een halfslachtige poging om de zaken mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid zijn. Tot dusver hebben noch Nasser, noch Al Atassi van Syrië of Arcf van Irak ooit ge­zegd, dat het bestaansrecht van Israël moet worden erkend. Wie een geluid in die richtin" laat horen, zoals de Tunesische president Bourguiba, wordt van alle kanten aangevallen. Het verbergen van deze zaken en de weigering om deze leuze open­lijk te critiseren, kan alleen maar tot nieuwe misrekeningen leiden. Ook de jongste conferentie in Khartoem van regeringsleiders en ministers van Arabische landen heeft ten aanzien van deze essentiële kwestie geen andere - op de realiteit gerichte -uitspraak opgeleverd. Zoals trouwens ook het "vredesplan" van Tito, waarover in de weken voorafgaand aan de debatten in de Veiligheidsraad en de Algemene Vcrgadering in talrijke d'i­plomatensalons druk wordt gepraat, op dit punt uitmunt door de grootst mogelijke vaagheid. Dit geldt ook voor de beoordeling van de toestand in Israël. Het dulden van de vernietigingsleuze speelt namelijk in de kaart van ultra-rechtse kringen als Dajan, Begin, Allon en an­deren, die in een overwinningsroes plannen voor een "groot­Israël lanceren. Zij prijzen een blijvend militair bestuur in de veroverde gebieden aan. Hun uitspraken in die zin worden veelal niet tegengesproken door de regering-Esjkol, die de be­zette gebieden als een soort van onderhandelingsobject wil ge­bruiken bij de door haar gewenste bilaterale besprekingen met de Arabische landen. Dajans "Palestijnse autonomie" onder militair bestuur en Begins "geen handbreed aarde opgeven" en andere annexatieplannen lijken als twee druppels water op cl­kaar. Deze plannen vormen niet de uitweg uit de bestaande conflicten en kunnen de bevolking van lsraël alleen maar na­deel bezorgen. Bovendien geeft dit optreden de extremisten in

414 de Arabische landen nieuwe brandstof om een avonturcnpoli-

Page 81: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

tick ten opzichte van het "op cxpanstc beluste" Israël te vcr­langen.

De positie van de Israëlische communistische partij

De Israëlische communistische partij, die geleid wordt door Mikocnis, heeft zich in haar program scherp gekeerd tegen de Dajans en andere militaristen, die chauvinistische en op ge­biedsuitbreiding gerichte taal uitslaan. Zij heeft als uitgangs­punt voor haar optreden, dat elke oplossing uit moet gaan van de belangen van de bevolking van Israël zowel als van de vol­ken van Egypte, Syrië, Jordanië en de andere Arabische lan­den. Voor de nu door Israël bezette gebieden heeft de Israëli­sche communistische partij in haar program een aantal gedach­ten ontvouwd, die op deze stellingname zijn gebaseerd. Zij houden in, dat de Arabische bewoners van deze gebieden zelf geraadpleegd dienen te worden en bij de toekomstige vcrhou­ding tot de staat Israël betrokken moeten worden. llrt optreden van de Israëlische communistische partij tegen de ultra-rechtse groepcringen binnen de Israëlische bourgeoisie vcrdient alle aandacht en de beschuldiging, dat zij "is afgezakt tMar nationalistische posities en de agressieve politiek van de burgerlijke partijen van Israël ondersteunt" (een uitspraak in een artikel in het CPSU-orgaan Kommunist, 1967, nr. 11) is volkomen onjuist. Een dergelijke benadering van een commu­nistische partij, die onder moeilijke omstandigheden de strijd voert voor de belangen van de arbeidersklasse van haar land is revisionistisch van inslag en geeft lieden van het allooi Da­jan een steuntje in de rug. De Israëlische communistische par­tij heeft volledig het recht zelfstandig haar politieke koers te bepalen, ook al komt deze niet overeen met de buitenlandse politiek die de regering van de Sowjet-Unie op een bepaald tnoment volgt. Men kan zich zelfs de vraag stellen of het vcr­breken van de diplomatieke betrekkingen met de regering in Tel Aviv door de Sowjet-regering, - een stap die door andere Oosteuropese landen met uitzondering van Roemenië werd gevolgd, - ertoe heeft bijgedragen de toestand in het Midden­Oosten tot normalere proportics terug te brengen. Toen India en Pakistan in een militair conflict verwikkeld waren en gro­te troepenmachten naar Kasjmir stuurden, gebeurde dit ook niet, maar trad premier Kosygin in Tasjkent als bemiddelaar op, zoals Mikoenis nog onlangs in een reactie op het geciteer­de artikel in de Kommunist in herinnering bracht. Juist nu vcrdienen de communisten van Israël de solidariteit van de progressieve krachten in de wereld, die de ,diehards' van Israël een halt willen toeroepen en oplossingen nastreven, die een einde moeten maken aan de gcspannen toestand.

De houding van de CPN

De CPN heeft vanaf het begin van de crisis in het Midden- 415

Page 82: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Oosten duidelijk gemaakt, dat de oorlog niet in het belang van de volken van Israël en van de Arabische landen was en dat achter dit conflict de belangen van de grote olieconcerns en de imperialisten schuil gingen. Zij alleen zijn gebaat met een voort­durende haard van onrust en spanning en het aanwakkeren van tegenstellingen. Daarom heeft de communistische partij het hoofd geboden aan de ophitsende campagne die in de Nederlandse pers gevoerd werd en die ten doel had een soort oorlogshysterie op te wek­ken onder de bevolking. De CPN heeft vastgehouden - en heeft dat bij herhaling uiteengezet - aan het principe dat het bestaansrecht van Israël onvervreemdbaar is en dat alles ge­daan moet worden om de oorlogsbrand te blussen. Om deze reden was de CPN-fractie in de Tweede Kamer mede-onder­tekenaar van een motie, waarin het parlement de regering op­droeg in deze geest in de Verenigde Naties op te treden. De gebeurtenissen van de afgelopen drie maanden hebben aan­getoond, dat deze beoordeling juist is. Bijna dagelijks komen er berichten, waaruit blijkt dat de olieconcerns als Shell, Esso en BP de ontstane situatie aangrijpen om de olieprijzen op een ongehoorde wijze op te drijven. "Oude" olievoorraden worden tegen hogere prijzen op de markt gebracht; gas- en electrici­teitstarieven worden kunstmatig omhoog gejaagd, terwijl in het Midden-Oosten de oliemagnaten elkaar concessiegebieden aan het betwisten zijn. Waar Engelse of Amerikaanse concerns een duwtje krijgen, duiken Japanse, Westduitse en Franse on­dernemingen haastig op om te proberen opengevallen plaatsen te bezetten. In de V crenigde Staten zelf spannen de vertegen­woordigers van de pas in en na de tweede wereldoorlog opge­komen oliebedrijven zich in van de toestand in het Midden­Oosten gebruik te maken om markten te veroveren voor hun (tegen hogere kostprijzen gewonnen) olie. De zelfstandige koers van de CPN in een gecompliceerde situ­atie, zoals deze bij het conflict in het Midden-Oosten duide­lijk tot uiting kwam, heeft bepaalde rechtse kringen in ons land in een ware razernij gebracht. Deze kringen hebben er belang bij om de communisten "gelijkgeschakeld" te houden op wat zij simplistisch als "Moskou" aanduiden. Het is een opvatting, die o.a. ook terug te vinden is in een vcrklaring van een aantal Ne­derlandse predikanten (Nieuwe Rotterdamse Courant, 17 au­gustus 1967), die zich tot de W creldraad van Kerken wendden met een klacht, dat door de lauwheid van kerkelijke kringen "moslims en marxisten gesterkt worden in hun afwijzing van de ontplooiing van de staat Israël". Met "marxisten" wordt klaarblijkelijk gedoeld op de diplomatic van de Sowjet-Unie en een reeks andere Oosteuropese landen, doch deze diplomatic wordt dan meteen maar tot het standpunt van alle marxisten verklaard. Marxisten gaan echter bij hun oordeel uit van een analyse van de bestaande klassenvcrhoudingen en -tegenstellin­gen en dit marxistische oordcel wordt niet bepaald door tac­tische of diplomatieke overwegingen. Als Nederlandse waar-

416 nemers zich met de houding van marxisten willen bezig hou-

Page 83: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

drn, dan zullen zij er goed aan doen hun blikken niet altijd over de grens te laten gaan ... ! Bij het zoeken naar oplossingen van de problemen van het Midden-Oosten moet worden uitgeg;:tan van een onderzoek naar de reële krachtsverhoudingen en klassentegenstellingen. Alleen dan zal de strijd tegen het imperialisme efficiënt en consequent worden gevoerd en zullen de volken van het Mid­den-Oosten worden geholpen een menswaardig bestaan, vrij van imperialistische onderdrukking, op te bouwen.

]. DE BOO

417

Page 84: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

418

Boekbesprekingen:

Knelpunten in de Algemene

Bijstandswet

De Dr. Abraham Kuyperstichting, het wetenschappelijke bu­reau van de AR Partij, heeft een nota samengesteld inzaK.e een aantal knelpunten in de uitvoering van de Algemene Bijstands­wet (ABW). 1

)

Het betreft een onderzoek naar de toepassing van de ABW. Daaruit worden gevolgtrekkingen gemaakt, die verder gaan dan de opvattingen die de A~ -vertegenwoordigers in de open­bare lichamen in het algemeen voorstaan. Gemeenteraadsleden kunnen er aanknopingspunten in vinden, die in de praktijk van het gemeenteraadswerk te pas kunnen komen. De nota bevat interessante beschouwingen over de interpre­tatie van de "noodzakelijke kosten van het bestaan", dat de ABW als criterium stelt voor het verlenen van bijstand. Geconstateerd wordt, dat het criterium niet bedoeld is "om in biologische zin in het leven te blijven", doch dat daarmee meer bedoeld dient te worden. Hieruit volgt, dat het begrip "noodzakelijke kosten van het bestaan" niet een statisch maar een dynamisch begrip is, dat steeds weer aanpassing en her­ziening behoeft. Achtereenvolgens worden de voor- en nadelen nagegaan van de verschillende berekeningsmetboden voor de hoogte van de bij­stand. De conclusie is, dat de budgetmethode (gebaseerd op de kosten van het levensonderhoud) zich minder goed leent voor een slag­vaardig volgen van de algemene ontwikkeling van het levens­peil. Het voortdurend aanpassen van de bijst2.•1dsnormen aan de nrijsschommelingcn van de afzonderlijke componenten vormt een bezwaar tegen deze methode. De loonmethode (gekoppeld aan het minimumloon) heeft het nadeel, dat de vaste uiteenlopende kosten, als bijvoorbeeld huur, er te weinig in weerspiegeld worden. Deze bezwaren worden grotendeels ondervangen door de zo­genaamde gemengde methode. waarbij wordt uitgegaan van het geldende minimumloon, dat tot basisbedrag voor de bij­stand wordt herleid. Boven dit basisbedrag worden per geval de werkelijke huishuur, de ziekenfondspremie en eventueel an­dere toeslagen uitgekeerd. Men kan instemmen met de gevolgtrekking, dat de richtlijnen voor de bijstand volgens de gemengde methode, doordat zij

1) "Uitvoering Algemene Bijstandswet", uitgave van Antirevolutionaire Par­tijstichting, Den Haag. Prijs f 1,-.

Page 85: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

parallel loopt met de loonontwikkeling, terwijl rekening wordt gehouden met de vaste uiteenlopende (huur)kosten, zieken­fondspremie e.d., de voorkeur verdient boven de budget- en de loonmethode. De in de ABW voorgeschreven uitvocringsmaatregel, waarbij de regering aangeeft in welke bestaanskosten de bijstand ten­minste moet voorzien, kenschetst de nota als een maatregel, die eerder belemmerend dan bevorderend werkt voor een verant­woorde ontwikkeling van het bijstandsbeleid. Gepleit wordt voor invoering van bijstand in de vorm van een crcdiethypotheek, die voorheen onder de Armenwet een nuttige functie heeft verricht, doch in de ABW ontbreekt. Dit gemis heeft er toe geleid, dat een aantal gemeenten buiten de ABW om verordeningen in het leven hebben geroepen, op grond waar­van geldleningen onder hypothecair verband aan bejaarden worden verstrekt, die in het bezit zijn van een eigen woning en daardoor niet voor bijstand krachtens de ABW in aanmerking komen. Introductie in de ABW van de eredierhypotheek acht de nota een urgente zaak. In het geschrift wordt de gedachte gelanceerd om het crite­rium van de ABW, de noodzakelijke kosten van het bestaan, te relativeren. De ABW wordt aangevraagd door personen met uiteenlopende inkomens. Het kan ook gebeuren, dat dit boven het bedrag van de bijstandsnormen ligt. Toch kunnen dne personen genoodzaakt worden tot het doen van bijzon­dere uitgaven, die hun draagkracht te boven gaan. Vooral wanneer het personen betreft met een inkomen, dat aanmer­kelijk hoger ligt dan de geme:~ntclijke bijstandsnormen, komt de vr~<ag op, welke de vcrhouding is tussen het algemeen lc­\'ensniveJ.u van de betreffende personen enerzijds en hun draag­kracht anderzijds. De draagkracht, zo wordt verder gesteld is niet een absoluut begrip, rechtstreeks af te lezen uit de cij­fers van het inkomen, doch een relatief begrip. Aldus wordt de draagkracht mede bepaald door de concrete levensomstan­di!jhcden, waarin iemand verkeert. In de nota wordt betreurd, dat deze zienswijze niet algemeen wordt aanvaard, zodat er geen ruimte wordt gelaten voor een individualisering naar draagkracht wegens sociale verschillen. De samenstellers van de nota zien dit als een eenzijdige en te be­perkte interpretatie van het begrip "noodzakelijke kosten van hrt bestaan". De gedachte, dat elke aan vraag om bijstand in principe moet worden afgestemd op het principe van de laagste inkomens­groepen wordt verwerpelijk geacht. Dit temeer, omdat het zich laat :1anzien, dat het bijstandsbeleid zich in de toe­komst zal toespitsen op bijstandsverlening in bijzondere koe ten en wegens bijzondere omstandigheden. Het gaat daarom niet op, dat de inkomens- en vermogenspositie van de betref­fende personen "eerst tot het laagste niveau van de gemeente­lijke richtlijnen gereduceerd moet worden, willen zij voor bij­zondere bijstand in aanmerking komen" ... Er worden verder nog een aantal knelpunten opgesomd. Daar- 419

Page 86: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

420

bij wordt o.a. gewezen op de toepassing van de criteria van de Rijksgroepsregelingen voor zelfstandigen, die in de praktijk tot vcrschillende uitleg leidt. Wenselijk is, dat aan bejaarden, die in tehuizen verblijven, voor persoonlijke uitgaven een gelijk bedrag wordt verstrekt. Het komt voor, dat in een tehuis dikwijls bejaarden uit diverse ge­meenten zijn ondergebracht. De bedragen, die deze gcmeenten voor persoonlijke uitgaven verlenen, vcrtonen voor bejaarden, die overigens in gelijke om­standigheden verkeren, vaak niet onaanzienlijke verschillen. De betreffende bejaarden ondergaan dit begrijpelijk als een vorm van discriminatie. Anderzijds huldigt de nota de mening het bedrag voor de per­soonlijke uitgaven in overeenstemming te brengen met de ont­wikkeling, belangstelling en behoeften van de betrokkenen. Het kan tot onbillijkheden leiden, indien aan personen met uiteen­lopende behoeften eenzelfde bedrag voor persoonlijke uitgaven wordt verstrekt. Dan houdt men b.v. geen rekening met de draagkracht van iemand, die bepaalde vakliteratuur wil bij­houden, die bij gelegenheid een bibliotheek in een andere plaats wil raadplegen, teneinde niet geheel buiten het culturele leven te komen staan. Een oplossing zou wellicht gevonden kunnen worden door een bepaald pcrcenta~c van het inkomen vrii te stellen en niet een vast bedrag, zoals tot nu toe gebruikelijk is. De opvatting, dat culturele behoeften zouden samenhangen met de grens van iemands inkomen, laten wij uiteraard voor rekening van de samenstellers van de nota. Een apart en uitvoerig hoofdstuk wordt gewijd aan de finan­ciering van de ABW. Een deel van de financiering wordt via een ingewikkeld systeem door het gemeentefonds met circa 80 procent aan de gemeenten vergoed. Inmiddels zijn de lasten van vele gemeenten door de inwerking­treding van de ABW sterk gestegen, mede door uitbreiding van de verzorgingstehuizen voor bejaarden. Dit geldt met name in het bijzonder voor de gemeenten met een relatief groot aantal bejaarden en waarvan de begrotingstekorten jaarlijks met grote en niet meer te dekken bedragen stijgen. De aandrang in de nota om het huidige systeem van vergoedin­gen in de kosten voor sociale zorg uit de begroting van het ge­meentefonds (waarvan de voeding van a!Ierlei factoren afhan­kelijk is) over te brengen naar de rijksbegroting, zal ongetwij­feld in gemeentelijke kringen bijval vinden. Al met al houdt het geschrift een aantal suggesties in, die aan te bevelen zijn.

C. DE ROVER

Page 87: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

VVeten en regeren

Het boekje "Weten en regeren van dr. A. A. de Boer*) is, zo laat de achterflap ons weten, "een strijdschrift voor de vernieuwing van de democratie". Maar wie nu, hierdoor aan­gemoedigd, de pennevrucht van dr. De Boer begint te lezen, merkt van strijd niet veel. Strijd vooronderstelt een tegenstan­der die moet worden bestreden, en voor de lezers van ons blad behoeft het wel geen betoog, dat op het gebied van de demo­cratie, zoals op zo veel andere gebieden, deze tegenstander in de eerste plaats wordt gevormd door de grote monopolies. Deze immers maken in ons land en dat geldt ook voor de re­gering - de schrijver zegt immers over het "regeren" te wil­len spreken? - voor een groot deel de dienst uit. Eerst op blz. 106 van het boekje evenwel wordt het woord "monopo­list" gebruikt - een monopolist, die de gehele markt beheerst, kan ztjn aanbod vcrminderen en zijn prijs verhogen, wat "voor die producent bepaald in hoge mate lonend (kan) zijn ... Het 1s duidelijk, dat hier van een minder wenselijke vorm van winstmaximalisering (dat wil zeggen het zo hoog mogelijk op­voeren van de winst, H. M.) sprake is, en wel als gevolg van het feit dat de concurrentie die tot prijsverlaging aanleiding geeft, hier niet meer optreedt". De schnJver gaat voort: "De consument wordt de dupe: hij betaalt een hogere prijs dan onder concurrentie het geval zou zijn. Vandaar, dat de concurrentie als een gunstig werkende regulator wordt beschouwd", waarna de lezer nog de verze­kcring ontvangt, dat de volledige monopolist weinig voor­komt. Dit is dus het "vonnis" van de schrijver over de mono­polies: "minder wenselijk" wat hun manier van winst maken betreft. En bij dit fronsen van de wenkbrauwen laat het "striJdschrift" het dan ook wel. liet zal duidelijk zijn, dat de schrijver - werkzaam bij Eura­tom - nu hij voor de in ons land en de aangrenzende landen heersende machten zó ongevaarlijk blijkt, zich het met een ge­mst hart kan permitteren, "progressief" te zijn, althans zich met progressic vc veren te tooien. T cm eer waar hij, blijkens een door hem aangehaalde definitie, onder politieke progressivi­teit vcrstaat "een opvatting, die gekenmerkt wordt door het doel de in een samenleving bestaande ongelijkheid ten aanzien van de vcrdeling van een bepaalde waarde volgens een be­paald vcrdclingscriterium ... te verminderen" (blz. 139). De­ze definitie lijkt ons, afgezien van het aantal gebruikte woor­den, wat erg magertjes uitgevallen.

De "progressieve" dr. A. A. de Boer heeft zich nu aan het werk gezet. Reeds op blz. 25 verwijst hij naar een door schrij­vers ontwikkelde methode, "die dient tot meerdere glorie van

*) Dr. A. A. de Boer, Weten en regeren. De noodzaalc van een nieuwe. politiek. Uitgeverij: N.V. De Arbeiderspcrs, Amsterdam, 1967. Prijs f 8,50. 421

Page 88: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

de auteur zelf en die meestal begint met: ,Naar ik elders heb uiteengezet' of ,eerder heb ik in dit tijdschrift aangetoond', met als voetnoot de uitgebreide vcrmelding van een ander ar­tikel van dezelfde auteur". Dr. A. A. de Boer vcrvolgt dan: "dit is niet eens meer een ingewikkelde vorm van wetenschap­pclijk doen, maar ijdelheid. In een in 1962 vcrschenen bock, getiteld Economische aspecten van de ontwikkeling der kern­energie presteert de auteur, een zekere dr. A. A. de Boer, het (de lezer begrijpt toch wel, dat nog steeds dr. A. A. de Boer aan het woord is? - H. M.) in de literatuurlijst maar liefst twintig maal naar zich zelf te verwijzen op een totaal van 89 referenties. Dit zijn trucjes, die niet meer imponeren; in dit speciale geval heb ik kunnen constateren, dat acht van de twintig aangehaalde publicaties weinig met de tekst van het bock uitstaande hebben en dat een door de schrijver aange­haaki bockwerkje van hemzelf uitvcrkocht en nooit herdrukt blijkt te zijn". Als bij het in dit citaat genoemde boek de werkmethode van dr. De Boer z6 is, dat acht van de twintig aanhalingen weinig met de tekst te maken hebben, dan zal het ook wel nauwelijks verbazingwekkend mogen heten, dat de auteur ons in het on­derhavige werkje, uitgaande van dezelfde werkmethode, mee­neemt op een soort aardse kosmonautcnracc: wc toeven een wijle bij Einstcins relativiteitstheorie, bezoeken de Deense fy­sicus Nicls Bohr in diens moeilijkheden met de mechanica van het atoom, volgen het conflict tussen Churchills adviseur Lord Cherwell en diens tegenvoeter Sir Henry Tizard over de En­gelse wetenschappelijke oorlogvoering tegen de Duitsers tij­dens de tweede wereldoorlog, begrijpen dat de theoloog Ram­sey het positivisme als een uitdaging voelt - ach, wat niet al. Toch bekruipt ons het kregelige gevoel: wat wil de schrijver nu toch eigenlijk? Hij jaagt ons van hoofdstuk naar hoofdstuk voort, we vcrwachten iets van een ontknoping: waar komen wc terecht, wat is de clou? Wc kunnen ons heel goed voor­stellen, dat de schrijver een thriller heeft geschreven - dat staat tenminste op de achterflap vcrmeld -: hij slaagt er na­melijk prima in de mensen in spanning te houden. Alleen was - alweer volgens de achterflap - de thriller humoristisch; van het onderhavige boekje kan dat nu niet direct worden ge­zegd. Moeten wc als belangrijkste mededeling van het boekje het feit beschouwen, dat de schrijver een structuuraanpassing wenst? Als gevolg van de automatic zouden volgens dr. De Boer, bij handhaving van de huidige "structuur", massa's ar­beidskrachten op straat komen te staan en tot nieuwe paupers worden. Er zou maar één manier zijn om dit te voorkomen, en dat zouden geen maatregelen zijn als werktijdvcrkorting en betere sociale voorzieningen. Ook belastingmaatregelen en im­portregulcring zouden op lange termijn ontoereikend blijken. Neen, het gaat om een echte structuuraanpassing, roept dr. De Boer uit: hij spreekt er dan van, dat "wij afstand moeten doen

422 van het oude principe dat men betaald moet worden naar wat

Page 89: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

men aan de samenleving bijdraagt" (blz. 13 5 ), terwijl hij op dezelfde bladzijde, kennelijk met instemming, het citaat brengt: "de maatschappij zal socialistisch zijn of ze zal niet zijn". Nu zou men geneigd zijn te denken: een socialistische maatschappij plus het loskoppelen van beloning en prestatie - dat begint aardig op een communistische maatschappij te ]ijken. Maar af­gezien van het feit, dat men zulk een maatschappij niet op bevel in elkaar kan zetten, zou, blijkens andere uitlatingen van de auteur, deze van de gedachte alleen al schrikken. Wat hij zich dan wel voorstelt wordt niet duidelijk. Een algemene loondaling van alle industrie-arbeiders misschien? Op bladzijde 134, even voor het boven aangehaalde citaat, zegt hij namc­lijk over de automatic: "De hogere arbeidsproduktivitcit is niet aantrekkelijk wanneer de daaruit voortvloeiende verhoging van de welvaart niet op de een of andere wijze wordt uitge­smeerd; anders is de hogere beloning een voorrecht voor de kleine groep van gelukkige wcrkncincrs, die actief aan de pro­duktie in de strikstc zin deelnemen. Zolang deze ingrijpende structuurverandering niet plaats vindt kan men niet vcrwach­ten van de vcrtegenwoordigers der arbeiders dat zij enthou­siast zullen zijn over de automatic". Dit laatste in vcrband met het door de auteur vcrmelde vcrzet tegen de automatie van de vakbonden in de V crcnigdc Staten. Of zijn het belangrijkste de ellenlange beschouwingen, die dr. De Boer wijdt aan de tegenstelling tussen politiek en weten­schap? ln allerlei toonaarden wordt het gezegd en herhaald: de wetenschap dient zich te houden aan een door de politicus opgegeven probleem en dit dient zij uit te werken, daarvoor dient zij de mogelijkheden tot oplossing, als het ware naast elkaar, aan de politicus voor te leggen. Spreekt de weten­schapsbeoefenaar desondanks een voorkeur uit, dan mag hij dat alleen doen, wanneer hij begrijpt dat hij daarmee de gren­zen van de wetenschap overschrijdt en in de politiek terecht komt, dus als het ware politicus wordt. Politiek zou beteke­nen: kiezen. De wetenschap geeft de mogelijkheden aan, waar­uit moet worden gekozen. Het lijkt ons, dat het onderhavige "probleem" behoort tot een genre der tot in het oneindige opgeblazen problemen met wei­nig praktisch belang, waarin men zich in bepaalde intellectu­ele kringen naar hartelust vermeit. Het is zeer de vraag, of dit niet behoort bij afleidingsmanoeuvres van een politiek ka­rakter. Zolang immers de mensen zich met dit soort "proble­men" bezighouden, houden zij zich niet bezig met de problemen zonder aanhalingstekens, dus met de strijd. En hiermee zijn wc teruggekeerd naar ons uitgangspunt. Overigens kunnen we de verleiding niet weerstaan, aan de hand van een paar voorbeelden aan te tonen, dat dr. De Boer met al zijn schijnbare progressiviteit en al zijn wenkbrauw­fronsen en mopperen op rechts, tot conclusies komt, die wer­kelijk progressieve mcnSê'n vals in de oren klinken. Up bladzijde 115: liet " ... is ... duidelijk dat het voor jonge opkomende Jan- 423

Page 90: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

424

den verschil maakt, ja bepalend kan zijn voor het effect, of een investering van arbeidsintensieve aard is of niet. Effi­ciënte machines hebben ... vaak een minder nuttig effect dan installaties die voor hun toepassing een grote arbeidsprestatie eisen". Of, in eenvoudiger Nederlands: de volken van de min­der ontwikkelde gebieden zijn goed genoeg voor slavenwerk! Op bladzijde 138: Behalve aan de rechterzijde hoort men "ook aan de linker­zijde ... geluiden die te veel zijn geïnspireerd op wat vroeger als enig middel gold en sindsdien als hoogste doel wordt be­schouwd. De roep om integrale (dat is algehele, H. M.) natio­nalisatie van het ,grote' bedrijfsleven is er een voorbeeld van. Wat in deze vorm van discussies aan misverstanden wordt gecreëerd door het gebruik van (een term) als . . . ,eigendom van het volk' ... is voldoende om de kiezers op een dwaal­spoor te brengen". Commentaar overbodig. Op bladzijde 14 5: "Een radicale oplossing voor het probleem van de Limburgse mijnen kwam ... in zicht toen de econoom Andriessen (als mi­nister, H. M.) werd afgelost door de progressieve politicus Den Uyl". Mogen we hierbij veronderstellen, dat sommige oliebelangen voor een en ander dankbaarder zullen zijn dan de met werkloosheid bedreigde Limburgse bevolking?

Ten slotte willen we nog vermelden, dat het boekje zich voor­al zorgen maakt over "de voorlichting van de elite". Dit mo­ge dan toevallig op bladzijde 16 als ondertitel vermeld staan, de term "elite" keert bij voortduring terug. Blijkbaar hebben schrijvers als dr. De Boer niet de gedachte, dat deze term op zich zelf een onderscheid aangeeft tussen een smaakvolle en een onsmakelijke bevolkingsgroep, welke gedachte nu niet di­rect van smaak getuigt, om het nu nog maar heel zacht te zeg­gen. Wij geloven, dat wij met bovenstaande opmerkingen wel genoeg, en misschien zelfs te veel, aandacht aan dit boekje hebben besteed.

H. MARINUS

De rooms-katholieke kerkorganisatie in Nederland

Hoewel de ontwikkelingen in het Nederlandse katholicisme de laatste jaren binnen en buiten de grenzen een veelbcsproken thema vormen, is het aantal studies speciaal gewijd aan de structuur van de rk kerk in Nederland tot dusver vrij gering. Een poging in deze lacune te voorzien is het onlangs vcrsche­nen proefschrift "De Rooms-Katholieke Kerkorganisatie in Ne­derland" van drs. H. C. Laan, priester en docent aan het se­minarie Hageveld van het bisdom Haarlem. *)

*) "De Rooms-Katholieke Kerkorganisatie in Nederland", van drs. H. C. Laan. Uitgegeven bij Bijleveld te Utrecht.

Page 91: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Het boek draagt als ondertitel "een sociologische structuur­analyse van het bisschoppelijk bestuur" en bevat uiteraard veel, dat vooral van belang is voor een relatief kleine kring van kerkelijke functionarissen en voorts als achtergrond-infor­matic voor geïnteresseerden. Het proefschrift is echter tevens bedoeld als bijdrage aan de discussie binnen de rk kerk in Nederland. De auteur stelt vast, dat er binnen de Nederlandse katholieke kerk grote menings­verschillen bestaan en hij stelt zich ten doel een bijdrage te leveren tot het vinden van een oplossing voor die crisis door te streven naar een nieuwe consensus binnen de kerk, d.w.z. naar een nieuwe basis voor ecnsP"czindheid. Hiervoor zouden ook bepaalde maatregelen van structurele aard nodig zijn. De richting waarin hij de oplossing zoekt, komt overeen met wat de laatste tijd ook wel door anderen is betoogd. Vcrschil­lende elementen ervan lijken, tot op zekere hoogte, ook aan­wezig in het beleid van de Nederlandse bisschoppen. Ruwweg kan die richting hier wellicht worden aangeduid met: pluriformiteit en vernederlandsing.

Pluriformiteit en vernederlandsing

Dr. Laan schetst de structuur van de rk wereldkerk, zoals die in de loop der eeuwen is gegroeid, als die van een typische "rechtskerk": een streng verticaal opgebouwd geheel waarin door het hoogste gezag krachtens een uitgewerkt kerkelijk rechtssysteem bindende voorschriften worden opgelegd. Bin­nen dit geheel van de wereldkerk geldt de katholieke kerk in de afzonderlijke landen slechts als een "provincie", onderge­schikt aan het Romeinse gezag. De schrijver constateert dat, zeker in Nederland, dit oude ka­rakter van de rk kerk met dogmatisch geformuleerde eisen van eenvormigheid in opvatting en gedrag (ook politiek gedrag, zie het Mandement - R.) niet langer wordt aanvaard. Voor de t;ang van zaken binnen de kerk heeft dit "grote problemen" tot gevolg, zo zegt hij. De auteur beschrijft bijvoorbeeld de gevolgen van het teloor­gaan van de oude consensus onder de priesters, d.w.z. onder de kaderleden van de rk kerkorganisatie:

"De samenwerking tussen oudere pastoors en jongere kape­laans wordt steeds moeilijker. Ze blijken de verschijnselen van alle dag geheel anders te interpreteren en laten niet na, in naam des Heren, deze uiteenlopende interpretaties aan het ge­lovige volk mee te delen. Dit werkt fnuikend op de consensus binnen de kerkorganisatie. De zekerheid die dogmatische formuleringen tot voor kort aan de mensen gaven, en die door middel van het katechismus­onderwijs reeds vroeg werden ingeprent, is verdwenen".

De conclusie van de schrijver is, dat bij een vasthouden aan de

~

~

~

~ 11 ~

~

~ 425 ~

~

~

Page 92: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

oude, van hogerhand bindend voorgeschreven, eenvormigheid d:? problemen onoplosbaar zullen blijken. Voor de rk kerk is "acceptatie van de pluriformit~it in haar eigen gelederen on­ontkoombaa:·". En omdat de uniformiteit juist berust op het eigen kerkelijk rechtssysteem krachtens welk de voorschriften worden opgelegd, zou tevens dit kerkelijk rechtssysteem afge­schaft dienen te worden. "Waarom moet de J,erk een rechtssysteem hebben en waarom zijn organisatieregels niet voldoende?", zo vraagt hij. Hij ver· wijst daarbij naar de Wereldraad van Kerken te Genève. De schrijver stelt dat "de Wereldraad van Kerken als interna­tionale organisatie van kerkelijke signatuur met de Katholieke Kerk te vergelijken is". Hij werkt deze vcrgelijking niet ver­der uit, maar opgemerkt kan worden, dat binnen de Wereld­raad de aangesloten (meest nationale) kerken zelfstandig zijn. Zoals bekend om v:lt de Wereldr::tad het merendcel van de pro­testantse kerken, de ltnglic:unsc kerk en enkele orthodoxe kerken. In logische samenhang met dit pleidooi voor pluriformiteit en afschaffing van het (internationale) rechtskarakter van de rooms-katholieke kerk staat de kwestie van de eigen plaats van de Nederlandse rk kerk in de internationale katholieke wereldorganisatie. Bij het bezien van deze kwestie moet men als buitenstaander voor ogen houden, dat het karakter van de :~atholieke kerk in een aantal opzichten sterk vcrschilt van dat van alle andere grote kerkgenootschappen in Nederland. Binnen de traditionele structuur van de rk kerk is zoals ge­zegd de kerk in een afzonderlijk land slechts een "provincie" van de centraalb:èstuurde wereldkerk. Zeker in de opvatting in de Romeinse Curie is voor enige zelfstandigheid van de af­zonderlijke "kerkprovincies" geen plaats.

Historie

Voor Nederland zitten aan deze verhouding nog wel enkele historische, bijzondere kanten vast. Tijdens de protestantse Hervorming in de tweede helft van de zestiende eeuw waren de bisschoppen uit Nederland verjaagd. Het duurde tot 1853 alvorens het !,wam tot het "herstel van de bisschoppelijke hiërarchie" in Nederland. Meer dan 250 jaar heeft de katholieke kerk in Nederland dus geen eigen bisschoppen gehad. Evenals in sommige eerdere studies wordt in het proefschrift van dr. Laan aannemelijk gemaakt dat het z.g. herstel van de hiërarchie in 1853 voor een belangrijk deel moet worden ge­zien als de "consequentie van de nationaliserin~stcndens on­der de katholieken" en als "de erkenning van een stuk zelf­standig Nederlands katholicisme". Na tuurlijk was het "herstel" óók de formele erkenning door de

426 Nederlandse overheid van het recht van de rk kerk in Neder-

Page 93: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

land op eigen leiding. Wat dit betreft had het "herstel" echter veel eerder kunnen gebeuren, want al in 1796 was in Neder­land de grondwettelijke gelijkstelling van alle kerken tot stand :·,ckomen. Het uitstel tot 1853 is volgens deze visie mede veroorzaakt door de houding van Rome. Duidelijk is in ieder geval dat ook in die tijd de vcrhouding mcl Rome dikwijls al gcspannen was. liet officiële hoofd van de katholieke kerkorganisatie in Ne­dcrland was de pauselijke nuntius (ambassadeur) bij het Habs­burgse hof in Brussel. Bij het uitbreken in 1792 van de oorlog tussen het revolutionaire Frankrijk en het reactionaire Oosten­rijk-Pruisen, vluchtte de nuntius voor de Franse troepen naar Den Haa~;. Van deze nuntius, een Italiaan genaamd Cesare Bra•Jcadcrc), wordt meegedeeld, dat de meeste Nederlandse [1ricsters weigerden zijn algemene zendbrieven aan de gelovi­·~m voor te lezen. De meerderheid van de Nederlandse katho­lieken stond sympathiek tegenover de ideeën van de Franse revolutie en had genoeg van het stadhouderschap van Willem V m eveneens van de inmenging in de Nederlandse zaken door de nuntius. De erkenning van de eigenstandigheid van de rk kerk in Ne­derland in 1853 werd Rome mede afgedwongen door een ster­kc beweging onder de Nederlandse katholieken, die een einde wensten van de Italiaanse bevoogding. In deze beweging speel­den "leken" (niet-priesters) een grote rol. Overigens heeft ook het "herstel" van 1853 geen eind gemaakt un de bevoogding. Rome hield de benoeming der bisschoppen aan zich, er kwam geen nationaal bestuurscollege van de rk kerk ;n Nederland, de invloed van onderop bleef gering en tot 1908 ressorteerde de Nederlandse "kerkprovincie" onder het Curie-departement, dat de "missie-3ebicden" beheert ... D~1ar komt bij dat voor de gehele rooms-katholieke wereld­kerk de afgelopen eeuw een periode is geweest van vcrstcrki•ng van het centrale gezag aan de top. Het eerste Vaticaanse con­cilie VJn 1870 proclameerde de onfeilbaarheid van de paus en werd gevolgd door de uitwerking van de Codex (het kerkelijk wetboek), waarvan de bepalingen in 1924 door het provinci­.nl concilie van Utrecht met grote volgzaamheid op de struc­tuur van de Nederlandse "provincie" van toepassing werden g':bracht. In het proefschrift van dr. Laan zijn over verschillende van deze problemen beschouwingen te vinden. Zij vormen de ach­tergrond van een pleidooi voor w<J.t gcmakshalve door ons is aangeduid als "vernederlandsing". De schrijver zelf gebruikt clit woord overigens niet.

Nationaal bestuur

Geen heil ziet de schrijver daarbij in een vcrlegging van bc-­.dissingsbevocgdhcden van Rome naar de afzonderlijke Ncdcr­Llndsc bisschoppen. Naar zijn oordcel zou dit zelfs een stap

~

~

~

~ 11 11

~

~ 427 ~

~

~

Page 94: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

terug betekenen gezien "de sterke nationaliseringstendens" in Nederland. In plaats van naar een versterking van de bevoegd­heden van de zeven afzonderlijke N ederlandsc bisschoppen zou gekoerst moeten worden op een katholiek "nationaal ker­kelijk gezag" in Nederland, dat dan echter niet alleen door de bisschoppen zou moeten worden gevormd, zo meent hij. Een dergelijk nationaal gezag bestaat tot dusver in de Neder­landse rk kerk niet. De Nederlandse bisschoppen zijn zelf­standig en volgens de regeling uit de vorige eeuw, elk voor zich verantwoordelijk tegenover Rome. Het ontbreken van een of­ficieel nationaal bestuurscollege leidt er toe, dat in theorie zelfs contact van de Nederlandse rk kerk met de Nederlandse regering via Rome zou moeten gaan. Namelijk via de "procu­rator van de Nederlandse Kerkprovincie" in Rome, een ker­kelijk functionaris van Nederlandse nationaliteit, die tevens als honorair ambassaderaad verbonden is aan de Nederlandse ambassade bij het Vaticaan. In de eerste van zijn stellingen bij het proefschrift heeft de schrijver zijn opvatting neergelegd dat een formeel nationaal bestuurscollege ook voor de eenheid van de rk kerk in Neder­land van groot belang zou kunnen zijn.

Toespraak kardinaal Alfrink

Enkele elementen uit de onderhavige studie zijn hiermee kort belicht. Ongetwijfeld zijn dit elementen die in de gebeurtenis­sen van de laatste tijd factoren van belang zijn gebleken. V erschiliende vraagstukken vindt men, ten dele anders ge­steld, b.v. terug in de toespraak waannee kardinaal Alfrink begin juli in Noordwijkerhout de bijeenkomst van Europese bisschoppen opende. De kardinaal stelde daarbij, dat lang de tendens heeft bestaan "een eenzijdige, overtrokken betekenis toe te kennen aan de zgn. Wereldkerk ten koste van de eigen fun­damentele betekenis der plaatselijke kerken". Hij sprak over de onvermijdelijkheid van pluriformiteit waarbij de plaatselijke kerk zijn gestalte zou moeten vinden "overeenkomstig de mo­gelijkheden van eigen temperament, milieu, cultuur en ge­schiedenis". De wijze waarop dit diende te geschicden zou in de eerste plaats moeten worden overgelaten aan de betrokken plaatselijke kerk en haar leiders. "Dat is een verantwoordelijk­heid die haar van nature toekomt. Pluriformiteit verzet zich daarom tegen een al te straffe centralisatie. Zij is uiteraard een pleidooi voor een betrekkeliike autonomie", aldus de Neder­landse kardinaal in zijn toespraak tot de aanwezige Europese bisschoppen. Wat betreft de eenheid van de rk kerk legde de Nederlandse kardinaal sterk de nadruk op de functie van de nieuwe inter­nationale Bisschoppensynode, die eind september in Rome voor de eerste maal bijeen zal komen. De kern van zijn opmerkin­gen was dat de eenheid van de katholieke wereldkerk vooral

428 tot uiting komt in deze synode van de bisschoppen, die samen

Page 95: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

met de paus (de bisschop van Rome) beraadslaagt. Aan de "eigen gestalte van de eigen plaatselijke Kerk" zou daarmee dan geen afbreuk worden gedaan. "Deze blijft onverminderd van kracht en kan door niemand van buiten af worden overgeno­men". Opgemerkt mag worden, dat in deze beschouwingswijze feitc­lijk geen plaats meer is ingeruimd aan de Curie.

Katechismus

!-loc moeilijk de verhoudingen praktisch liggen IS mtusscn nog eens gedemonstreerd door de problemen rond de Nederlandse Nieuwe Katechismus. De vcrtalingen van deze door de Ne­derlandse bisschoppen goedgekeurde geloofsverkondiging zijn door de Romeinse Curie praktisch geblokkeerd nadat in West­Duitsland de aartsbisschop van Frciburg het "imprimatur" had geweigerd. De Curie-experts hebben in de N edcrlandse kate­chismus, zo wordt gezegd, niet minder dan 24 grote en 48 kleinere "dwalingen" ontdekt, die sindsdien door de bemoeie­nis van de paus aan een speciale Kardinaalscommissic ter be­studering zijn voorgelegd. Naar de mening van velen moeten de moeilijkheden rond de Nederlandse katechismus o.a. in vcrband worden gezien met de komende zitting van de Bisschoppensynode. Volgens sommi­ge berichten is de autoritaire Curie-stroming - die van "plu­riformiteit" en nationaliseringstendensen niets moet hebben -I'Oornemens op de Bisschoppensynode een aanval te lanceren op de in Nederland bestaande opvattingen. In de internationale pers hebben deze kwesties de afgelopen weken grote aandacht getrokken, waarbij ook de felle reacties in Nederland op de pauselijke encycliek over het verplichte priestercelibaat (in Nederland immers volop in discussie) niet over het hoofd werden gezien.

A. ROELOfS

429

Page 96: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

Partijdocumenten:

Oproep van het dagelijks bestuur van de CPN

Steunt Vietnam-collecte!

Het dagelijks bestuur van de Communistische Partij van Ne­derland heeft na zijn zitting van maandag 24 juli j.l. de vol­gende oproep uitgegeven:

Elke dag neemt het Nederlandse volk via pers, radio en tele­visie kennis van de verschrikkingen waaraan het Vietnamese volk is blootgesteld. In een nu reeds jarenlang voortdurende agressie-oorlog pogen de Amerikaanse machthebbers hun ko­loniale regiem te handhaven. In de gehele wereld neemt het verzet tegen het barbaarse optreden van de Amerikaanse mi­litaristen toe en vcrwerft het moedig voor zijn vrijheid strij­dende Vietnamese volk steeds meer sympathie. Ontelbaar zijn inmiddels de slachtoffers onder de burgerbe­volking in Vietnam, vooral ook onder vrouwen en kinderen, die blootgesteld zijn aan bombardementen, o.a. met verzengen­de napalmbommen en moordende staalsplinterbommen. De Amerikaanse agressors deinzen er niet voor terug de meest geraffineerde vernietigingswapens, waaronder chemische stof­fen en giftige gassen, op het Vietnamese volk te beproeven.

Het dagelijks bestuur van de CPN doet een beroep op de vre­desstrijders en anti-koloniale krachten in ons land het Vietna­mese volk en het Bevrijdingsfront te helpen bij het lenigen van zoveel menselijk leed. Zij roept alle leden van de CPN en haar vrienden op steun te geven aan en zich ook te melden als col­lectant voor de straatcollecte, die a.s. zaterdag in Amsterdam plaats vindt op initiatief van het "Comité Hulp aan Vict­nan1". *)

*) Deze collecte vond plaats op 29 juli j.l. en br,1cht f 15.781,38 op.

(De Waarheid, 26 juli 1967).

Ontmoeting CPN -delegatie met

Maurer en Manescu Op 21 juli 1967 vcrscheen ir De Waarheid het volgende be­richt:

Hedenmorgen hebben de leden van het dagelijks bestuur van 430 de CPN, de kameraden Paul de Groot (voorzitter van het

Page 97: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

partijbestuur van de CPN en oud-lid van de Tweede Kamer), Hcnk Hoekstra (secretaris van het partijbestuur en lid van de Tweede Kamer) en Joop Wolff (lid van het dagelijks bestuur Cil lid van de Tweede Kamer) een bezoek gebracht aan de Roemeense ambassade te Den Haag om aldaar te begroeten de kameraden I. G. Maurer (lid van het Executieve Comité en van het permanente presidium van het Centraal Comité van de Roemeense Cor.1munistische Part;j en voorzitter van de raad van ministers) en C. Manescu (lid van het Centraal Co­mité van de Ro:::mc:cnse Communistische Partij en minister v:tn buitenlandse zaken), die momenteel een officieel bezoek bren­gen aan Nederland.

(De Waarheid, 21-7-'67).

Oproep van het dagelijks bestuur der CPN

De werkers van de Communistische Partij zijn begonnen met een nieuwe, grote inzameling voor partij en krant. Zij stellen rich ten doel, het komende jaar minstens 350.000 gulden bij­een te brengen om de activiteiten van de CPN en de verschij­ning van D;:: Waarheid te financ:eren.

Dit jaar zal veel strijd vragen. 1\ctie zal nodig zijn tegen de ondernemerspolitiek van de re­gering-D;:: Jong, tegen werkloosheid en hoge pnJZCn, voor loonsverhoging en vcrkorting van de werkdag.

Strijd is geboden tegen de aan vallen op de demoeratic in ons land en, nauw vcrbonden daarmee, tegen de anti-democrati­,,che machtsgrepen in andere landen; voor de solidariteit met de strijders tegen het generaalsbewind in Indonesië en tegen de fascistische dictatuur in Griekenland. D2 inspanningen vooï het beteugelen van de Duitse atoom­nnniakkcn en het beëindig::n van de wrede Amerikaanse oor­log in Vietnam moeten vcrveel voudigd worden.

In deze strijd spelen de Communistische Partij en De \'Vaar­beid een beslissende rol. !:ij gaan d::tarin voorop en geven de richting aan. Zij vormen tevens de band tussen de volksbeweging in Nederland en die in andere landen - zoals m:t de Israëlische communisten, die .1ls enigen in het Midden-Oosten een initiatief-plan voor een vreedzame regeling hebben gelanceerd, op grond van het be­staansrecht van Isr:1ël evenals van de Arabische staten. Groot zijn de mogelijkheden voor deze strijd, groot is ook de geestdrift bij velen zich daaraan te wijden. Maar de materiële eisen die hiervoor gesteld worden, zijn niet ~:cring. 431

Page 98: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

432

De politiek van geldontwaarding en prijsopdrijving, die wer­kers en bejaarden stelselmatig berooft van iedere verbetering die zij bevochten hebben, en die het kleine bedrijf ruïneert, keert zich ook tegen de arbeidersorganisaties en hun pers.

De socialisten moeten aanzien dat Het Vrije Volk, dat toch in de loop der jaren voor vele tientallen miljoenen aan adver­tentiegelden van grote ondernemingen heeft ontvangen, wordt losgemaakt van de PvdA om straks een onderdeel van een door anti-socialistische krachten overheerst concern te worden. Maar De Waarheid is en blijft zelfstandig. Zij heeft ad vertenticboycot en processen, beslagleggingen en directe terreur doorstaan, dankzij de toewijding van haar le­zers en vrienden. Een toewijding, die door de resultaten van de strijd waarin onze partij en krant vooraangaan, duizendvoudig beloond is. Het dagelijks bestuur van de CPN doet daarom vol vertrou­wen een nieuw beroep op al diegenen, die van de onmisbaar­heid van onze partij en haar krant overtuigd zijn, om dit dui­delijk te doen blijken. Reeds werd in de zomer, in een korte campagne, een fors be­drag binnengebracht. Wij roepen U thans op deze krachtsinspanning te verdubbelen en te helpen reeds voor het Waarheidfestival van 10 septem­ber een bedrag van 100.000 gulden vast te leggen. Het is een financieel offer dat wij vragen. Maar dan een offer dat regelrecht leidt tot vcrsterkte strijd voor ons levenspeil, onze veiligheid, onze menselijke en demo­cratische rechten - en dat daarom méér dan gerechtvaardigd lS.

Versterkt de CPN! Vcrsterkt De Waarheid!

(De Waarheid, 11 augustus '67 ).

Page 99: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken

LENIN OVER

TIEN DAGEN DIE DE WERELD DEDEN WANKELEN

Dit is een boek, dat ik in een miljoenenoplage gedrukt eu in alle talen vertaald zot~ willen zien. Het geeft een ll'(tarheidsgetrouw en levendig beeld van de gebeurtenisseu, die t'oor het begrijpen van het werkelijke wezen van de proletarische revolutie en de dictatuur van het jJro!etariaat zo belangrijk zijn ...

TIEN DAGEN DIE DE WERELD DEDEN WANKELEN

Een legendarisch boek, voor het eerst sinds lange jaren weer verkrijgbaar! 371 blz. geïllustreerd geb. f 11.90

EEN UITGAVE VAN PEGASUS AMSTERDAM

verkrijgbaar bij Uw boekverkoper

Page 100: AUGUSTUS-SEPTEMBER 18Gï - pubnpp.eldoc.ub.rug.nlpubnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/tijdschrift/PolitiekenCultuur/... · grondslag voor haar handelen uiteenzette en dat pas de ken