Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
GZIM MEEUWISSEN
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN
afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: PROF. DR. Sami ZEMNI
COMMISSARIS: DR. Koenraad BOGAERT
COMMISSARIS: Pascal DEBRUYNE
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
Algerije en de VS sinds 9/11: een welgekomen
bondgenootschap in de strijd tegen terreur?
aantal woorden: 24941
1
2
Abstract
This treatise will discuss the political alliance between the Algerian and the American
government since 9/11. The focus will be on the consequences of this alliance for the security
situation in Algeria and the Sahel region. The methodology is a study of literature. We will
find that after 9/11 and after the Bush administration declared a war against Al-Qaeda, the
Algerian regime presented itself as an American ally, and presented the GSPC – the main
Algerian terrorist organization – as an affiliate of Al-Qaeda, which it wasn‟t. Well before, but
particularly after the kidnapping of 32 tourists in the Algerian desert in 2003, the Bush
administration categorized the western Sahel region as a hotbed of terrorists and as a security
threat for the international community. Since then the western Sahel became increasingly
militarized through the implementation of counterterrorism programs. However, the Bush
administration never addressed or showed any comprehension for the root causes of the
GSPC insurgency. Moreover, the counterterrorism programs, as well as the Algerian-
American alliance itself, were used as an important political ground by the GSPC to
legitimize its operations. Only in 2007 the Sahel became a real „space of terror‟, after the
GSPC subscribed itself into the global struggle of Al-Qaeda and broadened its operations
across the western Sahel. The Obama administration continued with the counterterrorism
programs in the western Sahel, but seemed more sensitive for democracy in the Arab world.
Particularly since the Arab Spring in 2011 the call for political reforms became more
emphatic towards the Algerian regime.
3
Inhoudstafel
1. Onderzoeksvraag, onderzoeksmethodologie en bronnen 5
2. Theorie en achtergronden 6
2.1. Terrorisme en de War on Terror 6
2.1.1. Definitie van terrorisme 6
2.1.2. Verschillen met conventionele oorlogsvoering 6
2.1.3. Spaces of terror 6
2.1.4. De War on Terror, de 21ste
eeuwse kruisvaart? 7
2.2. De Algerijnse impasse 8
2.2.1. Economische en politieke malaise 8
2.2.2. De jihad 11
2.2.3. De GSPC 12
2.2.4. Bouteflika en de Burgerlijke Eendracht 12
2.3. Algerijns-Amerikaanse betrekkingen voor 9/11 14
3. Bush en Bouteflika: het „ideologische‟ bondgenootschap 17
3.1. De opportuniteit van 9/11 17
3.2. Algerijnse „terroristische‟ organisaties, een bedreiging voor de VS? 20
3.3. Amerikaanse politieke en militaire steun 22
3.3.1. Bouteflika‟s herverkiezing 25
3.4. Bouteflika‟s gemanoeuvreer in het binnenland 26
3.4.1. Bouteflika‟s tanende interne legitimiteit 26
3.4.2. Algerijnse reacties op de Amerikaanse oorlog in Irak 27
3.4.3. Bouteflika‟s vergeetpolitiek versus het bondgenootschap 28
3.5. Naar het einde van het geweld? 29
4. Terreur in de Sahel? 30
4.1. De ontvoering door El Para 30
4.1.1. De officiële versie 30
4.1.2. De complottheorie 31
4.1.3. El Para, een terrorist of een DRS-agent? 35
4.2. Een nieuw front in de GWOT en het Pan-Sahel Initiative (PSI) 38
4.2.1. Amerikaanse of Afrikaanse belangen? 41
4.3. Het Trans-Sahara Counter-Terrorism Initiative (TSCTI) 42
4.4. Militaire en inlichtingensamenwerking 44
4
4.4.1. Een Amerikaanse militaire basis in Tamrasset? 45
4.5. Bouteflika verstevigt zijn positie 46
4.5.1. Bouteflika en de generaals 46
4.5.2. Bouteflika‟s gebrek aan interne legitimiteit 47
4.5.3. Bouteflika‟s tweede amnestiewet 47
4.6. De interne machtsstrijd en crisis bij de GSPC 49
5. GSPC transformeert in „Al-Qaida in het Land van de Islamitische Maghreb‟ (AQIM) 53
5.1. Osama bin Laden en de Algerijnse jihad, een korte historiek 53
5.2. Een teken van zwakte 57
5.3. De faciliterende context van de War on Terror 58
5.4. Nieuwe strategieën 61
5.4.1. Verspreiding van het geografisch actieterrein 62
5.4.2. Nieuwe oorlogstactieken 63
5.4.3. De mediatieke jihad 65
5.5. Interne verdeeldheid 66
5.6. Reacties van de Algerijnse staat 67
6. Terreur, ontvoeringen en smokkel in de Sahel: de globaal-regionale jihad van AQIM 69
6.1. Ontvoeringen in de Sahel: een nieuwe space of terror 69
6.2. Compliciteit van de Toeareg? 72
6.3. Mokhar Belmokhtar: smokkel en de decentralisering van AQIM 73
6.4. Een space of terror voor de Amerikanen? 77
7. Obama en Bouteflika: een pragmatische relatie 79
7.1. Bracht Obama change in het terreurbeleid? 79
7.2. Bouteflika, de kleine dictator 80
7.3. De impact van de Arabische Lente 81
7.4. Recente ontwikkelingen binnen AQIM 85
8. Conclusie 88
Bibliografie 97
Bijlagen 100
5
1. Onderzoeksvraag, onderzoeksmethodologie en bronnen
Wat in deze verhandeling zal onderzocht worden is wat de gevolgen zijn van de aanslagen
van 9/11 voor de politieke betrekkingen tussen Algerije en de VS. In het bijzonder zal
gekeken worden naar hoe beide regeringen het „terroristisch probleem‟ in Algerije (en de
Sahelregio) hebben behandeld sinds 9/11. In de eerste plaats zal gekeken worden naar de
veiligheidsinitiatieven (deze wegen immers door), op de tweede plaats naar de politieke
initiatieven zoals democratiseringsiniatieven. Dit laatste kan misschien verwonderen, maar in
een van de inleidende hoofdstukken zal het verband aangetoond worden tussen de Algerijnse
politieke (en politiek-economische) impasse en het ontstaan van het Algerijns terrorisme. De
gevolgen van de gemeenschappelijke initiatieven tussen de Algerijnse en Amerikaanse
regeringen zullen geëvalueerd worden, met als belangrijkste criterium of ze het terrorisme
hebben doen reduceren in Algerije (en de Sahelregio). Op het einde van deze verhandeling zal
specifiek meer ingegaan worden op de gevolgen van het verschijnen van AQIM voor de
veiligheid in Algerije en de Sahelregio.
De onderzoeksmethodologie is een literatuurstudie. Er werd gebruik gemaakt van
wetenschappelijke literatuur, journalistieke artikels, en online-informatie. Steeds werd de
inhoud zoveel mogelijk „gedubbelcheckt‟, de ene auteur laat immers meer dan de andere zijn
verbeelding de vrije loop. Enkel overzichtswerken waren handig als basis, zoals het
geëngageerde werk over de Algerijnse geschiedenis van Evans en Phillips (2007) en het
vernuftige werk over Al-Qaida van Burke (2004). Andere werken en artikels die zijn gebruikt
zijn teveel om op te noemen, mits zowat alle gebruikte literatuur cruciale informatie bevatte
die slechts als puzzelstukjes de mogelijkheid boden om een zo goed mogelijk beeld te
schetsen van wat er zich afspeelt in Algerije en de Sahel. De gedetailleerde studie over de
eerste massale ontvoering van toeristen in Algerije in 2003 van Keenan (2009) bevatte
bijvoorbeeld een ongeëvenaarde gedetailleerdheid, maar tezelfdertijd moet met het werk van
Keenan met bijzondere oplettendheid worden omgegaan aangezien hij zich eerder lijkt te
leiden door zijn geloof in complottheorieën dan door „wetenschappelijke neutraliteit‟.
Vanwege de politiek-wetenschappelijke inzichten waren de werken van Zemni (2001, 2004)
ook bijzonder nuttig. Deze verhandeling heeft tenslotte, maar niet in het minst, heel veel te
danken aan talloze uitstekende artikels van The New York Times (NYT) en El Watan (vaak
van de hand van Salima Tlemçani). Een interessant en bruikbaar theoretisch concept, space of
terror, werd ontleend van Ayinde (2010), en werd toegepast daar waar gepast.
2. Terrorisme en de War on Terror
2.1. Definitie van terrorisme
6
Er bestaan meer dan honderd definities van „terrorisme‟, van academische en diplomatieke
makelij. Er zijn echter drie aspecten die het meest frequent voorkomen bij alle definities: het
gewelddadige karakter; de aanwezigheid van een politieke doelstelling; en de intentie om de
doelgroep angst aan te jagen.1 Als terrorisme politiek gemotiveerd is, zijn terroristen vaak een
bedreiging voor de politieke elite. Officiële definities zullen daarom meestal staatsterrorisme
uitsluiten. Maar omdat terrorisme in de eerste plaats over een tactiek gaat, is volgende
consensusdefinitie, die zal gelden in deze verhandeling, niet alleen bruikbaar, maar ook
neutraal en objectief:
“Terrorism is the premeditated and deliberate use of violence by a politically-motivated
individual or group of people along with intimidations or threats towards a social group,
exerted via immediate victims.”2
2.2. Verschillen met conventionele oorlogsvoering
Het gebrek aan codes of oorlogsregels, en de psychologische impact van terrorisme op de
slachtoffers zijn twee factoren die wellicht het belangrijkste onderscheid vormen met
conventionele oorlogsvoering. Terreuraanslagen zijn vaak aanslagen op „niet-geëngageerde‟
doelwitten, terwijl bij conventionele oorlogsvoering aanvallen op de eerste plaats rechtstreeks
gericht tegen soldaten en tegen de regering die men aanvalt.3 Het gebruik van criminele
praktijken zoals afpersing, diefstal, en ontvoeringen, om financiën te verkrijgen, is ook een
verschijnsel dat vaak opduikt met terroristische praktijken.4 Al deze vaak voorkomende
bijverschijnselen dragen bij tot de vaak zeer negatieve bijklank van de term „terrorist‟.
2.3. Spaces of terror
Ayinde wijst erop dat niet enkel een momentane daad van terreur zoals een bomaanslag of
een zelfmoordaanslag als „terrorisme‟ geclassicificeerd kan worden. Als we ons beperken tot
sub-Sahara Afrika, wordt er soms van uitgegaan dat vóór de bomaanslagen op de
Amerikaanse ambassades in Oost-Afrika in 1998, geen terrorisme aanwezig was in dit deel
van de wereld. Ayinde beschrijft echter hoe lang voordien ook al „(tijd)ruimtes van terreur‟
(spaces of terror) bestonden op het Afrikaanse continent. Zo werd door de kolonisering van
Afrika door de Europeanen een „ruimte van terreur‟ gecreëerd in tal van lokale
1 Coolsaet, 2010: 363
2 Buesa & Baumert, 2010: 5
3 Buesa & Baumert, 2010: 4
4 Buesa & Baumert, 2010: 4
7
gemeenschappen. Het angsteffect van het gebruik van brutaal geweld zorgde ervoor dat deze
gemeenschappen konden „gepacificeerd‟ worden, en dat massaal aan gedwongen arbeid,
slavenhandel en slavendeportatie kon gedaan worden.5 Het concept „ruimte‟ is hier wel
mobiel, in de zin dat een „terreurruimte‟ noch continu hoeft voor te komen, noch iedere
burger dient te beïnvloeden.6
2.4. De War on Terror, de 21ste
eeuwse kruisvaart?
Amerikaans president George Bush verklaarde na 9/11 de War on Terror. Hij verklaarde
echter enkel de oorlog aan Al-Qaida en andere terroristische organisaties met een „globaal
bereik‟.7 In wezen had Bush het enkel over terroristische organisaties vanuit salafi-
jihadistische hoek.8 Als je echter meent de strijd aan te gaan tegen „terreur‟ – wat op zich al
bizar is aangezien het slechts een methode van oorlogsvoeren is, maar in praktijk enkel
islamitische terreurorganisaties doelwitten vormen, dan krijgt „terreur‟ een zeer tendentieuze
betekenis. Hoe de Bush administratie communiceerde over haar strijd tegen de terreur was al
even tendentieus. De Bush administratie sprak over terrorisme als een “modern barbarism”,
“a threat to western civilization”, “a menace to western moral values”.9 President Bush sprak
ook snel over de “war on terrorism” als een “crusade”.10
De War on Terror werd dus in de
discursieve logica van de Bush administratie een kruisvaart van de beschaafden tegen de
gewelddadige barbaren, ter bescherming van de westerse waarden.11
De barbaar kon echter, in
tegenstelling tot „de wilde‟ in de koloniale periode, niet gered of beschaafd worden, maar
5 Ayinde, 2010: 51-65
6 Ayinde, 2010: 64
7 President Bush‟s address to a joint session of Congress and the nation, schriftelijke versie te
raadplegen via: http://www.washingtonpost.com/wp-
srv/nation/specials/attacked/transcripts/bushaddress_092001.html (laatst geraadpleegd: 01/05/2011) 8 De term salafisme is afgeleid van „vrome voorvaders‟ (al-salaf al-salih), de eerste drie generaties
moslims die beschouwd werden als de ultieme voorbeelden van de goede manier van leven. Als een
middel om terug te keren naar de „oorspronkelijke zuiverheid‟ van de islam predikt het salafisme een
terugkeer naar de studie van de basisbronnen van de islam, de Koran en de hadith. De basisspanning
binnen het salafisme is die tussen de strenge doctrine van complete onderwerping aan God (de doctrine
van de Eenheid van God (tawhid)) en de eisen die dit stelt om zich hieraan te houden. De vraag is of de
gelovige politieke macht kan accepteren, zelfs als de leider zich niet aan de islamitische wet (sjaria)
houdt, en of de gelovige zich in dat geval moet concentreren op tarbiya (onderwijs) en da‟wa (het
prediken van het geloof), of de afgeweken leider verbaal moet corrigeren of zelfs tegen hem in opstand
moet komen (via een jihad (heilige oorlog)). Dit was een dilemma waarmee de salafistische
heroplevingsbewegingen doorheen alle periodes geconfronteerd zijn geweest, waaronder ook het
wahhabisme (gesticht door ibn Abd al-Wahhab (1703-1792)). In het wahhabisme werd eenieder die de
doctrine van tawhid niet aanhing, beschouwd als ongelovige of afvallige en kon geëxcommuniceerd
worden (takfir), een voorwaarde om de jihad tegen hem te verklaren. Toen het wahhabisme later in
contact werd gebracht met het Westen, verwierp het – in tegenstelling tot de laat 19de
eeuwse
salafistische bewegingen – alle westerse modellen. (Meijer, 2009: x, xv, 3-7) 9 Smith, 2010a: 7
10 Bush zou bedoeld hebben de term slechts te gebruiken in de betekenis van „een lange harde fysieke
en morele strijd‟. (Smith, 2010a: 7) 11
Smith, 2010a: 8
8
moest vernietigd worden.12
Bovendien was het terrorisme “a menace to global order” en “a
menace to humankind”, wat dus een globaal antwoord vroeg, een “global war on terror”.13
Het post-9/11 discours fungeerde volgens velen als een legitimerend middel waardoor de
Bush administratie een veiligheidsbeleid kon doorduwen die ontworpen werd om de globale
suprematie van de VS te projecteren en behouden, een agenda die al in kaart gebracht werd in
het neo-ceonservatieve Project for a New American Century.14
De neo-conservatieven kregen
een grote invloed op de Amerikaanse regering na 9/11 en zagen in 9/11 de opportuniteit om
de wereldheerschappij van de VS (Pax Americana) te vestigen.15
Bij vele mensen in het
Midden-Oosten bestaat ook de overtuiging dat de echte bedoeling van de Irakoorlog het
vestigen van de dominantie is van de VS over het Midden-Oosten, of zelfs een samenzwering
is om de islam te vernietigen.16
Toch benadrukte president Bush meerdere keren, vooreerst in
zijn belangrijkste toespraak na 9/11 op 20 september 2001, dat de islam niet het probleem was
en een vredelievende godsdienst was.17
Wat Bush toen zei werd echter snel vergeten, ook
omdat andere figuren rond de Bush administratie ervan uitgingen dat de islamitische cultuur
wel inherent vijandig was tegenover het Westen en de democratie.18
Ook de Amerikaanse
media cultiveerden na 9/11 de Huntington-these (de clash of civilizations).19
2.2. De Algerijnse impasse
2.2.1. Economische en politieke malaise
Sinds de jaren 1980 en in het bijzonder vanaf oktober 1988 zit Algerije in een politieke en
politiek-economische impasse, waarvan het Algerijnse regime pretendeerde dat deze voorbij
was toen president Bouteflika via een amnestiewet voor zij die geweld hadden gebruikt
tijdens de burgeroorlog, een einde had kunnen maken aan de excessieve en grootschalige
vormen van geweld.
12
Smith, 2010a: 9-10 13
Smith, 2010a: 7-9 14
Smith, 2010a: 12 15
Coolsaet, 2010: 148-156 16
Coolsaet, 2005: 75-76 17
President Bush‟s address to a joint session of Congress and the nation, schriftelijke versie te
raadplegen via: http://www.washingtonpost.com/wp-
srv/nation/specials/attacked/transcripts/bushaddress_092001.html (laatst geraadpleegd: 01/05/2011) 18
Coolsaet, 2005: 8 19
Abrahamian, 2002
9
Die burgeroorlog was er gekomen nadat in de jaren 1980 het neo-patrimoniale systeem –
waarbij de politieke macht verdeeld werd tussen het FLN,20
het leger en de ambtenarij – onder
grote druk kwam te staan door enerzijds forse dalingen van de olie- en gasprijzen op
verschillende momenten in de jaren 1980 en waarop het systeem teerde, en anderzijds de
economische liberale hervormingen van Chadli Bendjedid – president tussen 1979 en 1991 –
die komaf wilde maken met het socialisme. De werkloosheid steeg daardoor aanzienlijk,
alsook de staatsschuld, en de bevolking verpauperde.21
De onophoudelijke economische neergang en sociale verpaupering in combinatie met een
enorme demografische groei22
deed op 5 oktober 1988 een tijdbom ontploffen. Duizenden
jongeren in Algiers en andere steden kwamen op straat en richtten massaal plunderingen
aan.23
Generaal Nezzar drukte de opstand hard neer en het leger kreeg een vrijgeleide om op
betogers te schieten en gearresteerde betogers te folteren. Een zeshonderdtal doden waren in
de volgende dagen het gevolg.24
Bendjedid kondigde na een week aan dat democratische
hervormingen zouden doorgevoerd worden, wat de introductie van een multipartijsysteem en
de scheiding tussen de staat en het FLN zou gaan betekenen.25
Het belang van Zwarte
Oktober als keerpunt kan echter niet hard genoeg benadrukt worden. Door het schieten op de
eigen burgers was er voor het eerst sinds 1962 een band gebroken tussen het leger en het volk,
maar ook met de regering die het leger niet had teruggefloten.26
Voor het eerst sinds 1962
werd staatsterrorisme toegepast om nationaal verzet tegen het systeem gewelddadig te
onderdrukken. Oktober 1988 betekende de omvorming van de publieke ruimte in een
terreurruimte. De politieke doelstelling hierbij was duidelijk: het behouden van de macht en
de politieke status-quo, en dus het behouden van het patronagesysteem waar de politieke en
militaire elite van genoot.
De politieke hervormingen en de nieuwe grondwet leidden in de praktijk niet tot het
reduceren van het leger tot een puur militaire rol. Generaal Nezzar, inmiddels stafchef van het
leger en Minister van Defensie vanaf juli 1990, zag als minister toe op de transformatie van
de Sécurité Militaire in het Département du Renseignement et de la Sécurité (DRS), waarbij
20
Het Front de Libération Nationale, toen de enige toegelaten partij. 21
Evans & Phillips, 2007: 71-118; Zemni, 2001: 250-253, 308-310 22
Tussen 1966 en 1987 verdubbelde de Algerijnse bevolking bijna tot 23 miljoen waarvan tweederde
onder de 25 jaar was, wat een generatiekloof met zich had meegebracht met de oude politieke elite, die
symbool stond voor de malaise. (Evans & Phillips, 2007: 106-107) 23
Evans & Phillips, 2007: 102-104 24
Zemni, 2001: 312 25
Evans & Phillips, 2007: 104-106 26
Evans & Phillips, 2007: 105, 140-142
10
sleutelposities aan leden van zijn militaire kliek werden gegeven.27
Op deze manier
verzekerde het leger zijn machtspositie. Burgers konden nu wel zelf politieke organisaties
vormen, waardoor de weg naar een multipartijsysteem werd geopend.28
Vele partijen werden opgericht, maar enkel het wahhabistisch geïnspireerde Front Islamique
du Salut (FIS) had een populaire basis. Het FIS wilde een islamitische staat vestigen,
gebaseerd op de sjaria, en wilde niets weten van de parlementaire democratie dat voor hen
een „Frans concept‟ was, bedoeld om haat en verdeeldheid te zaaien onder moslims.29
Het FIS
won met enorme marges zowel de lokale verkiezingen voor de gemeentes en wilaya‟s
(provincies) in juni 1990, als de eerste ronde van de nationale wetgevende verkiezingen op 26
december 1991.30
Het FLN haalde twee keer telleurstellende resultaten. Alvorens de tweede
ronde kon doorgaan, die het FIS ongetwijfeld een absolute meerderheid in het parlement zou
hebben opgebracht, verklaarde Bendjedid op 11 januari plots zijn ontslag en deelde mee dat
het parlement al een week voordien ontbonden was. Het leger had een zachte staatsgreep
gepleegd.
Het FIS werd officieel ontbonden door een rechtbank, en het FIS viel uit elkaar na de
arrestatie van hun leiders. De noodtoestand werd uitgeroepen na gewelddadige rellen en vele
opgehitste jongemannen trokken naar de bergen om daar de jihad voor te bereiden. De vurige
„Afghaanse veteranen‟31
die teruggekeerd waren van het front in Afghanistan, vormden hun
eigen gewapende groep of sloten zich aan bij reeds bestaande groeperingen en brachten
belangrijke militaire expertise mee.32
2.2.2. De jihad
27
Mohamed Médiène werd hoofd van de DRS dat onderverdeeld werd in drie takken: contraspionage
met aan het hoofd generaal Smaïn Lamari; externe veiligheid met aan het hoofd generaal Saïdi Fodhil;
en legerveiligheid met aan het hoofd generaal Kamel Abderrahmane. (Evans & Phillips, 2007: 146) 28
Evans & Phillips, 2007: 141-146 29
Evans & Phillips, 2007: 130-150 30
Evans & Phillips, 2007: 157-170 31
Deze Algerijnse vrijwilligers hadden gevochten tegen de Sovjets die Afghanistan hadden bezet
tussen 1979 en 1989. Onder meer de Saoedi-Arabische Osama bin Laden had er gerekruteerd via zijn
netwerk van rekruteringsbureaus over de hele moslimwereld. In Pakistan werden de strijders van bin
Laden opgeleid in kampen door Abdullah Azzam, een Palestijnse Jordaniër met een radicale
wahhabistische ideologie. Voor bin Laden en Azzam was het verslaan van de Sovjet-Unie een
goddelijke daad geweest die geleid had tot de val het communisme. Waar het pan-Arabisme gefaald
had om Israël te verslaan, waren de jihadi‟s in staat om het Rode Leger op de knieën te krijgen. Voor
beiden eindigde de jihad echter niet in Afghanistan. De vrijwilligers hadden nu de plicht om terug te
keren naar hun land en de oorlog te verklaren aan hun eigen „goddeloze‟ regimes. Dit was een visie die
de Algerijnse veteranen konden waarderen gezien de hechte banden van hun regime met de Sovjet-
Unie en Cuba. Tussen 300 en 2.800 Algerijnen hebben meegevochten in de Afghaanse jihad. (Evans &
Phillips, 2007: 134-137; Burke, 2004: 47, 72-84) 32
Evans & Phillips, 2007: 165-168; 182-183
11
In de Algerijnse Atlasbergen werden veilige havens gecreëerd door de opstandelingen van
waaruit de heilige oorlog tegen de „ongelovigen‟ gelanceerd werd. Er waren verschillende
groepen en cellen met hun eigen uitvalsbasissen en leiders. Nooit zou er een verenigde
structuur komen. Tegen 1993 zouden de gewapende groepen in totaal tot 22.000 mannen
gegroeid zijn. Zij trachtten een space of terror te creëren voor de veiligheidsdiensten en het
regime, met als politieke doelstelling het omverwerpen van het regime en het vestigen van
een nieuw islamitische staat gebaseerd op de sjaria.33
De belangrijkste groepen werden
collectief bekend als de Groupe Islamique Armé (GIA).34
De GIA-activiteiten gingen echter tot
frustratie van de bevolking ook samen met krijgsheerschappij en gangsterpraktijken. Als emirs
(prinsen; leiders) eigenden zij zich onder meer het recht toe aan afpersing („belastinginning‟) te doen.35
De GIA verklaarde eind oktober 1993 ook de terdoodveroordeling aan alle buitenlanders,
joden, christenen en ongelovigen die in het land aanwezig waren.36
De jihad ontspoorde tussen eind 1994 en 1998, toen het GIA-leiderschap viel onder de
bloeddorstige Zitouni, die weinig kennis had van de Koran, en later Zouabri. Tussen 1996 en
1998 veranderde vooral de Mitidja-vallei in een bloedbad. Dorpelingen vluchtten meer en
meer naar de steden waar ze in miserabele omstandigheden samenhokten in sloppenwijken.37
De GIA-emirs geraakten ook verstrikt in smokkel, afpersing, verkrachting en diefstal,
waardoor alle volkssteun wegviel. Hoe langer hoe meer werd al wie de GIA niet actief
steunde, beschouwd als een afvallige die geëxcommuniceerd en gedood moest worden. De
rivaliteit en het wantrouwen tussen de gewapende groepen, die geïnfiltreerd en gemanipuleerd
werden door de DRS, steeg ook ten top. Onder Zitouni werd bovendien Frankrijk een
doelwit.38
33
Evans & Phillips, 2007: 183-184 34
De GIA richtte zich vooral op wat Belhadj, de nummer twee van het FIS, als de overblijfselen van
het Franse kolonialisme beschouwde, met name de secularisten, liberalen, communisten, feministen en
andere „goddelozen‟. Vooral francofone intellectuelen die de coup hadden gesteund waaronder
academici, leraars, schrijvers, journalisten en advocaten waren een doelwit. Veel viel ook buiten de
logica van de jihad of zelfs religieus puritanisme. Haat tegen het regime, klassenhaat en seksuele
frustratie en afwijzing lagen ten grondslag van vele gruweldaden. (Evans & Phillips, 2007: 191-194) 35
Evans & Phillips, 2007: 184-194 36
Tegen juli 1994 waren 51 buitenlanders vermoord. (Evans & Phillips, 2007: 195-196) 37
Evans & Phillips, 2007: 216-234 38
Op 24 december werd een vliegtuig van Air France met bestemming Parijs, gekaapt in Algiers door
vier opstandelingen, die evenwel twee dagen later in Marseille overmeesterd werden door Franse
elitetroepen. Op 25 juli 1995 ontplofte een bom aan het Saint-Michel metrostation in Parijs waardoor
10 doden en 57 gewonden vielen. Een 24-jarige Algerijnse Fransman die zich buitengesloten voelde
van de Franse samenleving en zelf contact zocht met de GIA, werd verantwoordelijk gehouden. Een
ex-DRS-agent zou achteraf verklaren dat de bommen in Parijs gepland waren door de DRS om zo de
islamisten in het diskrediet te brengen en de Franse publieke opinie aan de kant van het regime te
krijgen. Op 3 december 1996 ontplofte in het Port Royal metrostation in Parijs een bom met drie doden
en honderd gewonden tot gevolg. De aanslag werd niet opgeëist maar had het kenmerk van de GIA. Op
24 december verscheen een brief van de GIA aan president Chirac om geen steun meer te verlenen aan
12
Onder de nieuwe president Zeroual kwam er een nieuwe grondwet waarin de macht van de
president verstevigd werd. Het presidentschap was voortaan wel beperkt tot twee termijnen.
In augustus en september 1997 volgden nog gruwelijke slachtpartijen in de Mitidja-vallei,
waarna het leger verweten werd niet tussenbeide te komen en zelfs betrokken te zijn.39
2.2.3. De GSPC
In 1998 begon het leger de bovenhand te krijgen en begon het geweld af te nemen. Op 11
september 1998 kondigde een afgematte Zeroual aan dat hij aftrad als president voor het
einde van zijn termijn. De regering beweerde dat de overblijvende verzetshaarden op het punt
stonden weggeveegd te worden, wat wel voor het gebied ten westen van Algiers gold, waar de
restanten van de GIA-groepen ontaard waren in gangsterpraktijken, maar dit was minder het
geval in Kabylië en regio‟s van oostelijk Algerije. Daar was het dat de Groupe Salafiste pour
la Prédication et le Combat (GSPC)40
onder leiding van Hassan Hattab, een 32-jarige ex-
mechanieker en paratroeper, zich in 1998 had afgesplitst van de GIA.41
De GSPC beschuldigde de GIA geïnfiltreerd te zijn door de geheime diensten en keurde de
slachtingen van burgers af als moordzuchtig en contraproductief. De GSPC streefde ernaar de
resterende groepen samen te smeden en concentreerde zich op aanvallen tegen de
veiligheidsdiensten. Tegen eind 1999 had het 500 à 1.000 manschappen en had het een mate
van populaire steun opgebouwd. Hattab wilde eerst de krachten bundelen en de verschillende
netwerken die de GIA-groepen ontwikkeld hadden in het buitenland, heropbouwen.42
2.2.4. Bouteflika en de Burgerlijke Eendracht
Adelaziz Bouteflika werd naar voren geschoven als nieuwe presidentskandidaat door de
legertop.43
Cruciaal was dat Bouteflika nooit betrokken was bij het geweld. Bouteflika
het regime, waarbij de Fransen aangeduid werden als „godslasteraars‟ en „de gevaarlijkste vijanden van
moslims‟. (Evans & Phillips, 2007: 206-207, 211-213, 233) 39
Op 29 augustus werden 300 mensen afgeslacht in Sidi Raïs in de Mitidja. Op 5 september werden 50
burgers afgeslacht nabij Béni-Messous, en in de nacht van 22 op 23 werden in Bentalha meer dan 400
mensen afgeslacht. Telkens kon of wilde het leger niet tussenkomen, en meerdere malen spraken
overlevenden over terroristen die valse baarden droegen. (Evans & Phillips, 2007: 234-242) 40
In het Arabisch: el-Jama‟a es-Salafiyya li Da‟wa wal Qital. 41
Evans & Phillips, 2007: 247-251; 259-260 42
Evans & Phillips, 2007: 259-260 43
Met zijn korte gestalte was Bouteflika, geboren in 1937, de „bijna man‟ van de Algerijnse politiek.
Hij had bijna Boumediène opgevolgd als president in 1979 en bijna overgenomen in 1994. Bouteflika
had de reputatie van een verstandig iemand die opkwam tijdens de bevrijdingsoorlog als een leidend lid
van de Oujda-clan van Boumediène voor zijn lange dienst bij de VN. Goed ingewijd in de
13
beloofde het geweld te doen stoppen en een dynamiek van nationale verzoening op gang te
zullen brengen. De zes tegenstanders van Bouteflika klaagden echter meer en meer over
fraude en corruptie en trokken zich één dag voor de stembus terug. Op 15 april 1999 werd
Bouteflika verkozen tot president met officieel 73,8 procent van de stemmen. Ondanks de
belofte dat de verkiezingen eerlijk zouden verlopen, liet het volk haar wantrouwen blijken
door een beschamende opkomst van 20 procent.44
Net zoals onder Zeroual was er bij de verkiezingen een „formele democratische ruimte‟ (met
een vrije markteconomie), maar de machtsstructuren en dus de belangen van de oude elite
bleven onaangetast.45
Gematigde islamistische partijen en hervormers werden in het systeem
opgenomen, maar aan het cliëntelistische clansysteem werd niet geraakt.46
Om zijn belofte na te komen nam Bouteflika initiatief om de periode van het geweld af te
sluiten. Hij zocht discreet toenadering tot de AIS-leiding, en na lange onderhandelingen ging
het AIS akkoord om de wapenstilstand te formaliseren in een permanente regeling wat leidde
tot de amnestiewet van de Burgerlijke Eendracht (Concorde Civile) die kort nadien door de
Nationale Volksvergadering werd aangenomen.47
Toen de Burgerlijke Eendracht op 16 september in een referendum werd voorgelegd werd
simpelweg verzocht om „voor‟ of „tegen‟ te stemmen op de vraag: „Bent u voor of tegen het
initiatief van de President van de Republiek om vrede en nationale verzoening te vestigen?‟.
Zulke formulering was opzettelijk vaag omdat Bouteflika niet wenste ingedijkt te worden in
zijn onderhandelingen met de gewapende groepen. Burgers waren echter wanhopig voor een
sprenkeltje hoop en keurden het initiatief goed met 98 procent. De Burgerlijke Eendracht
negeerde evenwel drie sleutelonderwerpen: het probleem van de verdwijningen; het
beëindigen van de noodtoestand; en de toekomstige wettelijke status van het FIS. Bouteflika
ontweek deze onderwerpen en drukte een transitiemodel door van bovenaf, de bevolking werd
niet geconsulteerd.48
geplogenheden van de internationale diplomatie, werd hij beschouwd als een pro-westerse liberaal. In
1981 ging Bouteflika in vrijwillige ballingschap om aan corruptieaanklachten te ontsnappen die men
later liet vallen. In 1987 keerde hij terug naar Algerije toen hij zijn handtekening toevoegde aan een
protestbrief van 18 historische figuren die de brutaliteit van het leger veroordeelden tijdens oktober
1988. Hij werd gezien als een schoon paar handen die een terugkeer kon betekenen naar de vredige
tijden onder Boumediène. (Evans & Phillips, 2007: 255-256) 44
De verkiezingscampagne was dan ook niet eerlijk vanaf het begin. Bouteflika werd behandeld als de
verkozene door de regeringsgezinde pers en tv, terwijl de andere kandidaten genegeerd werden.
Officieel was de nationale opkomst 60 procent. (Evans & Phillips, 2007: 255-257; Zemni, 2004: 78-79) 45
Zemni, 2004: 69-70 46
Zemni, 2004: 79, 81-82 47
Evans & Phillips, 2007: 262; Zemni, 2004: 79-80 48
Evans & Phillips, 2007: 262-263; Zemni, 2004: 79
14
Bouteflika had schijnbaar een einde gemaakt aan de cyclus van geweld en won de
broodnodige legitimiteit toen hij werd geprezen als „de vredestichter‟. Maar het
transitieproces lokte ook een groeiend gevoel van woede uit.49
In het overhalen van de
opstandelingen om hun wapens neer te leggen werd niet gesproken over „overgeven‟. Ze
moesten worden toegelaten naar de samenleving terug te keren met opgeheven hoofd, zodat
ze konden doen alsof het vechten niet tevergeefs was geweest. Dit betekende: immuniteit
voor vervolging; het recht om hun oorlogsbuit te behouden; en de mogelijkheid om het FIS te
legaliseren. Niemand werd ter verantwoording geroepen voor het geweld. De Burgerlijke
Eendracht offerde gerechtigheid, maar ook waarheid op. De bevolking werd gedwongen het
nabije verleden te begraven.50
De Burgerlijke Eendracht deed begin 2000 een zesduizendtal strijders de wapens inleveren
wat leidde tot een belangrijke reductie in terreuractiviteit. Een opiniepeiling begin 2001 gaf
echter aan dat minder dan de helft van de bevolking de Burgerlijke Eendracht nog steunde.
Het gebrek aan een levensvatbaar economisch herstelprogramma zorgde voor meer
ontmoediging, vooral bij de jeugd die niet geloofde in de oude Bouteflika. Er was ook nog
steeds het probleem van de sloppenwijken en de werkloosheid was alleen maar toegenomen.51
3. Algerijns-Amerikaanse betrekkingen voor 9/11
Met de Clinton administratie had het Algerijnse regime steeds een ambivalente relatie. De
democraten waren bezorgd over de mensenrechtensituatie alsook over het nieuws van de
groeiende ontwikkeling op nucleaire vlak van Algerije in samenwerking met China. Maar
door de burgeroorlog, en vooral na de bomaanslagen op de Amerikaanse ambassades in Oost-
Afrika in 1998, werd Algerije een belangrijk knooppunt in het opsporen van transnationale
islamistisch terreurnetwerken. De CIA, die al in 1985 een bureau had geopend in Algiers, was
de Algerijnse situatie van dichtbij aan het monitoren tegen de late jaren 1990.52
49
Theoretisch werd amnestie enkel verleend aan diegenen die niet schuldig waren aan verkrachting,
moord of terrorisme maar in realiteit werden weinig vragen gesteld. Het hele proces was opzettelijk
duister, vermoedelijk deels omdat dit dubbele agenten toeliet te verdwijnen in de obscuriteit. In de
weken die volgden op de amnestie keerden honderden strijders terug naar huis, voor het grootste deel
jonge mannen tussen 18 en 20. Zij geloofden dat de amnestie hen onaantastbaar had gemaakt,
gedroegen zich als veroveraars en drukten zelden spijt uit. (Evans & Phillips, 2007: 263-264) 50
Evans & Phillips, 2007: 263 51
Tegen 2001 leefde 27 procent van de bevolking op minder dan een dollar per dag (de officiële
armoedegrens van de VN), en de werkloosheid had 35 procent bereikt, waarvan 80 procent jonger was
dan 30. In 2002 meldde Liberté ook nog eens een nieuw en verontrustend product van de crisis: een
epidemie van zelfmoorden onder jonge mannen. (Evans & Phillips, 2007: 265, 270-272)
15
Toen Bouteflika bij een zeer lage opkomst verkozen werd tot president in 1999 na meldingen
van fraude, reageerden de VS (en andere westerse landen) teleurgesteld, hoewel van een
regelrechte veroordeling ook geen sprake was. Terugvallend op zijn tijd op het internationale
podium onder Boumediène deed Bouteflika aanvankelijk enorme inspanningen om uit het
diplomatieke isolement te breken dat het land omknelde sinds 1992. Hij wilde alles doen om
de belangrijke westerse partners van Algerije te overtuigen terug op een normale manier
zaken te doen.53
Na een driedagenlang staatsbezoek aan Frankrijk in juni 2000 en een bezoek van de Spaanse
eerste minister aan Algerije in juli 2001, trok diezelfde maand Bouteflika naar Washington
om de Amerikaanse president George Bush en zakenlui te ontmoeten, het eerste bezoek aan
Washington van een Algerijns staatshoofd sinds Bendjedid in 1985.54
Bouteflika sprak er met
Bush en ook met Dick Cheney, de vice-president en directeur van Halliburton, een groot
dienstverlenend bedrijf voor de olie-industrie, en waarvoor Cheney voordien al belangen had
gevestigd in Algerije.55
President Bush zou Bouteflika aangespoord hebben om verdere
politieke en economische hervormingen door te voeren, maar de nadruk lag op investeringen
in de oliesector.56
Bouteflika zou ook gevraagd hebben aan Bush om militair materiaal te
verkopen om de strijd tegen de opstandelingen op te drijven.57
Ondertussen was er in Frankrijk een gestadige stroom van onthullingen over de „vuile oorlog‟
gekomen. Qui a Tué à Bentalha? (2000) en La Sale Guerre (2001) bespraken in detail de
folteringen en andere mensenrechtenschendingen door het Algerijnse leger.58
De publicaties
en de ruwe repressie van vreedzame opstanden in Kabylië in de lente van 2001 (met een
52
Evans & Phillips, 2007: 173-174, 253-254, 318 53
Hij brak dan ook een barrière op de begrafenis van de Marokkaanse koning Hassan in juli 1999 door
publiekelijk de hand te drukken met de eerste minister van Israël, Ehud Barak, wat indruk zou gemaakt
hebben op president Clinton (en het radicale Palestijnse Hamas tot woede zou hebben gewekt). (Evans
& Phillips, 2007: 257-259) 54
Evans & Phillips, 2007: 259 55
De oliebedrijven Conoco, Exxon Mobil en Anadarko Petroleum waren tegen 2001 ook al aanwezig
in Algerije. (NYT, 13/07/2001, Oil High on Agenda as Bush Meets Algerian Leader, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2001/07/13/world/oil-high-on-agenda-as-bush-meets-algerian-leader.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 56
NYT, 13/07/2001, Oil High on Agenda as Bush Meets Algerian Leader, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2001/07/13/world/oil-high-on-agenda-as-bush-meets-algerian-leader.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 57
Volgens World Tribune bevestigde Bouteflika na zijn bezoek dat hij aan Bush gevraagd had om
specifiek materiaal te kunnen aankopen dat hem in staat zou stellen om „vrede, veiligheid en stabiliteit‟
te behouden in Algerije en dat de Amerikanen zijn verzoek gingen bestuderen. Verder zou Bush
verklaard hebben dat de militaire relaties erop vooruit gingen, waaronder ook de Amerikaanse
opleiding van het Algerijnse leger, en dat Bouteflika tevreden was over de resultaten. (World Tribune,
16/07/2001, Algeria seeks weapons systems from U.S., te raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2001/af_algeria_07_16.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011))
16
tweehonderdtal doden als gevolg), uitgebreid gerapporteerd in de westerse media, betekende
dat het regime ook geconfronteerd werd met druk vanuit de internationale politieke wereld.
Ondanks de buitenlandse campagne van Bouteflika om de pariastatus van het Algerijns
regime van zich af te schudden, bleef het regime door de kritiek over de
mensenrechtenschendingen, geïsoleerd op de internationale scène. Twee maanden na het
bezoek van Bouteflika aan Washington, zou een buitengewone gebeurtenis Bouteflika doen
terugkeren naar Washington: de terroristische aanslagen van 9/11.59
3. Bush en Bouteflika: het „ideologische‟ bondgenootschap
3.1. De opportuniteit van 9/11
58
Evans & Phillips, 2007: 280-281
17
Na de terreuraanslagen van 9/11 verklaarde Amerikaans president George Bush aan de natie
en het Congres op 20 september 2001:
“Deliver to United States authorities all of the leaders of Al Qaeda who hide in your land. […]
And hand over every terrorist and every person and their support structure to appropriate
authorities. […] Our war on terror begins with Al Qaeda, but it does not end there. It will not
end until every terrorist group of global reach has been found, stopped and defeated. And we
will pursue nations that provide aid or safe haven to terrorism. Every nation in every region
now has a decision to make: Either you are with us or you are with the terrorists.” 60
Bouteflika zag hierin de uitgelezen kans om zijn regime uit het internationale isolement te
halen, zijn eigen binnenlandse positie te verzekeren en eventueel financiële en militaire steun
te ontvangen van de VS. De internationale gemeenschap was immers sinds de staatsgreep in
1992 terughoudend geweest om wapens te verkopen aan Algerije.61
Wat het Algerijnse
regime te bieden had was een blik van binnenuit in de waarden, motivaties en denkpatronen
van terroristische organisaties „zoals Al-Qaida‟.62
Al snel na 9/11 gaf de Algerijnse regering
aan Washington een lijst van 1.500 namen van verdachte islamitische terroristen,63
en een lijst
met 350 namen van Algerijnse islamistische militanten waarvan men wist dat ze in het
buitenland waren en waarvan de Algerijnse inlichtingen meenden dat ze banden hadden met
Osama bin Laden.64
Amerikaanse ambtenaren zoals Onderminister van Financiën, Kenneth
Dam, verklaarden toen dat de GSPC een „alliantie‟ had met Al-Qaida:
59
Op 11 september 2001 kaapten 19 jonge Arabische mannen, de meeste van Saoedi-Arabië, vier
Amerikaanse vliegtuigen waarvan er twee in de WTC-torens in New York en een in het Pentagon in
Washington werden gecrasht. Er vielen bijna 3.000 doden. (Evans & Phillips, 2007: 274-277) 60
President Bush‟s address to a joint session of Congress and the nation, te raadplegen via
http://www.washingtonpost.com/wp-srv/nation/specials/attacked/transcripts/bushaddress_092001.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 61
Op 9 november 2001 zei een Amerikaanse veiligheidsadiveur aan Human Rights Watch dat Algerije
gevraagd had aan de VS “to be more forthcoming” over het toelaten van private wapenverkopen, maar
voegde toe dat de VS zijn “go-slow” aanpak bleef handhaven en dat de VS niet veranderd waren in hun
tegenkanting om aan Algerije nachtkijkersmateriaal te verkopen, wat de Algerijnen al lang zochten.
(Keenan, 2009: 162-163; NYT, 10/12/2002, U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight
Militants, te raadplegen via: http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-
algeria-to-help-it-fight-militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 62
Evans & Phillips, 2007: 277-278 63
World Tribune, 05/11/2001, Algeria seeks U.S. help against terror, te raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2001/af_algeria_11_05.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 64
Het State Department en de National Security Council (NSC) wilden geen commentaar geven over
de lijsten, mogelijk omdat vele vermeende banden met Al-Qaida die aan de namen op de lijst werden
gehecht, vals waren. Mogelijk waren namen op de lijst niet alleen „terroristen‟, maar ook geweldloze
politieke vijanden van het Algerijnse regime, of zelfs onschuldige burgers die voor het FIS hadden
gestemd en Algerije ontvlucht waren. (Evans & Phillips, 2007: 279; Keenan, 2009: 164)
18
“And being a transnational entity means that Al Qaida behaves like one, often merging,
absorbing and forging alliances with other prominent terrorist groups, like […] Algeria‟s
Salafist Group for Call and Combat.”65
Mogelijk had het Algerijnse regime samen met de lijst met 1.500 namen dus ook
„toegevoegd‟ dat de GSPC de „voetsoldaten‟ waren van Osama bin Laden.66
Of sterker nog,
mogelijk stelde Algerije de GSPC (en de GIA) voor als een onderdeel van een strak
georganiseerd wereldwijd complot dat Algerije al sinds 1992 aan het aanvallen was.
Amerikaanse beleidsmakers negeerden mogelijk inlichtingenmanipulatie door de Algerijnse
geheime diensten of het feit dat sommige inlichtingen gehaald werden uit foltering.
Bovengeciteerde verklaring toont trouwens ook aan hoe de Bush administratie blijkbaar
vooral uitging van de dreiging van Al-Qaida, dat men na 9/11 verantwoordelijk hield voor de
9/11-aanslagen. Dat Al-Qaida beschikte over een zeer machtig netwerk, of gewoonweg de
naam was van een „collectie‟ terroristische organisaties, is een beeld dat door Bush zelf
geprojecteerd werd toen hij in zijn toespraak van 20 september zei:
“The evidence we have gathered all points to a collection of loosely affiliated terrorist
organizations known as al Qaeda.”67
Dat Bush het woord loosely gebruikt was deels een juiste voorstelling van het fenomeen, maar
door de collectie „Al-Qaida‟ te noemen worden andere organisaties die banden hadden met
Al-Qaida automatisch gedefinieerd als „Al-Qaida‟, wat wel onterecht is, mits Al-Qaida op dat
moment slechts een knooppunt in een complex netwerk was. Als het Algerijnse regime dus
pogingen ondernam om de GSPC voor te stellen als een filiaal van Al-Qaida, dan werd dit
zeker vergemakkelijkt door de vooringenomenheid van de Bush administratie. De GSPC zou
op 23 september 2001 door de Bush administratie op de lijst gezet worden van „terroristische‟
organisaties.68
De VS begonnen in november met diplomatieke inspanningen om internationale steun te
verzekeren voor de oorlog in Afghanistan en de War on Terror. Op 5 november 2001 werden
zo Bouteflika en stafchef van het leger, generaal Mohamed Lamari, uitgenodigd naar
65
World Tribune, 05/11/2001, Algeria seeks U.S. help against terror, te raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2001/af_algeria_11_05.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 66
Evans & Phillips, 2007: 278-279 67
President Bush's address to a joint session of Congress and the nation, te raadplegen via:
http://www.washingtonpost.com/wp-srv/nation/specials/attacked/transcripts/bushaddress_092001.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 68
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
19
Washington voor een bezoek van een week.69
De wens van Bouteflika ging dus in vervulling
en het regime had de kans zijn imago te verbeteren.70
Dat Bouteflika één van de eerste
presidenten was die werd uitgenodigd, vóór Frans president Chirac, gaf extra zelfvertrouwen.
Zowel Amerikaanse als Algerijnse ambtenaren verklaarden vooraf dat beide landen een
gemeenschappelijk belang hadden in de strijd tegen het terrorisme. De woordvoerder van
Bouteflika zou gezegd hebben dat de bereidwilligheid van Algerije zou benadrukt worden om
volledig deel te nemen aan de Amerikaanse campagne tegen het terrorisme.71
Het nieuwe
internationale klimaat bood het Algerijnse regime ook meer „ademruimte‟, aangezien
verwacht werd dat westerse regeringen nu minder de neiging zouden hebben te luisteren naar
klachten van internationale mensenrechtenorganisaties en Algerijnse democratische
activisten.72
Bouteflika sprak tijdens het bezoek met president Bush en andere hoge ambtenaren,
waaronder Nationaal Veiligheidsadviseur Condoleezza Rice.73
Er is veel speculatie over wat
de presidenten tegen elkaar gezegd hebben, de realiteit is echter dat we dat niet precies weten.
Op de dag van hun gesprek zei Bouteflika tegen journalisten wel dat Algerije:
“comprend peut-être mieux que d‟autres la douleur des familles des victimes du 11 septembre,
entend évidemment assumer son engagement et ses responsabilités internationales dans la
lutte antiterroriste, car elle en connaît la nécessité et l‟importance par le combat qu‟elle a
mené seule, au cours d‟une décennie tragique, dans l‟indifférence des uns et l‟ingratitude des
autres. Malgré la cruauté de l‟ennemi à abattre, cette lutte doit, dans toute la mesure du
possible, épargner les civils et les innocents : elle doit être celle du monde civilisé contre la
«barbarie» […] l‟Algérie soutient l‟initiative américaine de lancer une action internationale
contre le terrorisme, avec le souci d‟impliquer les Nations-Unies dans les différentes étapes
de cette lutte”.74
Bouteflika wilde dus duidelijk een loyale en strategische partner zijn voor Bush en het is niet
ondenkbaar dat hij en Lamari uitvoerig „straffe‟ verhalen vertelden over hun strijd tegen de
terroristen die al in 1992 begonnen was, hoe de Algerijnse ervaring het precedent was van
69
Zoubir, 2002: 78 70
Minder dan een week voor het bezoek had Bush al andere Afrikaanse naties opgeroepen de Algiers
Conventie over Terrorisme van 1999 te ratificeren. (Zoubir, 2002: 78) 71
BBC, 05/11/2001, Algeria eyes new US relationship, artikel te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/1638986.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 72
BBC, 05/11/2001, Algeria eyes new US relationship, artikel te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/1638986.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 73
Le Sueur, 2010: 86 74
Webblog Bouteflika, s.d., http://bouteflika.skyrock.com (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
20
9/11, en dat zij alle expertise hadden om terroristen te bestrijden.75
De verklaringen die
Bouteflika gaf over het feit dat zijn land tot nu toe altijd alleen had gestaan in de strijd tegen
het terrorisme zijn wellicht te begrijpen als subtiele hints dat hij graag militair materiaal zou
aanschaffen bij de VS.76
Voor de VS was Algerije belangrijk omdat zij één van de weinige
landen waren die eerstehands ervaring hadden met islamistisch geïnspireerd terrorisme, waar
ook Al-Qaida deel van uitmaakte.77
De VS en Algerije hadden elkaar terug gevonden na de
wispelturige relaties tijdens de jaren 1990. Het imago van Bouteflika‟s regime werd
heropgevijzeld en de VS en Algerije werden vitale bondgenoten in de strijd tegen terreur.
3.2. Algerijnse „terroristische‟ organisaties, een bedreiging voor de VS?
In het Amerikaans staatsrapport Patterns of Global Terrorism (PoGT) van 2001 werd
gesproken over de GSPC en de GIA, en over de toenemende dreiging van deze Algerijnse
terroritische organisaties voor de VS:
“Since 1999, Algerian extremists operating abroad also have stepped-up their anti US
activities, a development that has contributed to a closer, mutually beneficial counterterrorism
relationship between our two countries. For example, in April, Algerian authorities
announced the arrest of international fugitive Abdelmajid Dahoumane, as he tried to re-enter
the country. Dahoumane is an accomplice of Ahmed Ressam, who is awaiting sentencing for
planning a thwarted attack on the Los Angeles International Airport in December 1999”.78
Het Ressam-voorval was echter geen product van een systematische bedreiging vanuit
Algerije, wel integendeel, het ging over een semi-amateuristische en eerder geïsoleerde
aanslagpoging van een door omstandigheden geradicaliseerde Algerijnse migrant in Canada
75
Evans & Phillips, 2007: 278 76
Bouteflika zou tijdens zijn bezoek aan de VS in Philadelphia gesproken hebben met belangrijke
Amerikaanse bedrijven die gespecialiseerd zijn in vliegtuig- en militaire industrie en sterke banden hadden
met het Pentagon, met name met Northrop Grumman, Lockheed Martin en Raytheon. (APS Diplomat
Strategic Balance in the Middle East, 18/02/2002, ALGERIA - Aftermath Of Sept. 11 - The External
Linkages, te raadplegen via: http://findarticles.com/p/articles/mi_hb6510/is_2_43/ai_n28898643/ (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 77
Volgens Zoubir was Bouteflika‟s doelstelling ook het overtuigen van Bush dat de strijd tegen het
terrorisme tevergeefs zou zijn als de wortels niet zouden worden aangepakt, met name de armoede en
ongelijkheid die door de globalisering nog werden versterkt. Bouteflika verwachtte dat de VS Algerije
economisch zou helpen en de schulden misschien zouden omzetten in investeringen, zodat het land zijn
stabiliteit zou kunnen herwinnen en een van de bronnen van het politiek extremisme kon uitroeien. Ook
op de agenda stond het probleem van de Westelijke Sahara, aangezien volgens het Algerijnse standpunt
regionale stabiliteit afhangt van een oplossing van dit conflict. (Zoubir, 2002: 78) 78
United States Department of State, Patterns of Global Terrorism 2001, mei 2002: 52, te raadplegen
via: http://www.state.gov/documents/organization/10319.pdf (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
21
die een pion werd „Afghaanse Algerijnen‟ die banden hadden met de GIA.79
De enige vitale
groep na 1999 was bovendien de GSPC die noch bezig was met een globale jihad, noch
buitenlanders viseerde. Merkwaardig genoeg werd dit laatste ook erkend in de PoGT-
rapporten van 1999 en 2000. Sterker nog, in beide rapporten werd noch gesproken over een
dreiging voor de VS, noch over het geval Ressam.80
Dat de Clinton en Bush administraties dit
geheim wilden houden is uitgesloten omdat het Ressam-voorval al ruim bediscussierd was in
de media.81
De reden was hoogstwaarschijnlijk dat men voor 9/11 het Ressam-voorval
beschouwde als een geïsoleerd „incident‟, en dat men dit na 9/11 – net zoals andere aanslagen
– heeft geherinterpreteerd als deel van een wereldwijd jihadistisch complot tegen de VS.
Verschillende verklaringen lijken erop te wijzen dat Amerikaanse ambtenaren mogelijk
geloofden dat Ressam deel was van een groep die handelde op de directieven van Osama bin
Laden.82
Enkel Frankijk is op een bepaald moment een feitelijk doelwit geweest van de GIA,
79
Ressam was iemand die van een religieuze, maar geen islamistische familie kwam, en het plan had
om te studeren aan de universiteit, wat door gezondheidsproblemen niet lukte, waarna hij in september
1992 naar Frankrijk vertrok op zoek naar werk. Als illegale immigrant kreeg hij problemen met de
Franse autoriteiten en vluchtte hij 18 maanden later naar Canada. In Montréal leefde Ressam een
marginaal bestaan en overleefde hij via kruimeldiefstallen, kredietkaartfraude en overheidsuitkeringen.
Nu hij in het Westen leefde zonder geld, deel van een etnische minderheid en met het gevoel
uitgesloten te worden, viel hij onder de „vloek‟ van twee landgenoten, Fateh Kamel en Abderraouf
Hannachi. Beide mannen waren Afghaanse veteranen verbonden aan de Assuna Annabawiyah moskee
in Montréal, gekend voor zijn salafistische versie van de islam en gefinancierd door Saoedi-Arabië, en
beide hadden banden met de GIA, maar van welke aard was onduidelijk. Ressam werd verleid door
Kamel‟s argument dat hij Algerije moest zien als een deeltje in een groot westers complot om de islam
te vernederen. Het was zijn heilige plicht om terug te slaan in naam van onderdrukte moslims over heel
de wereld en geweld zou van hem een martelaar maken. Hannachi contacteerde Abu Zubaydah (een
Palestijns hulpje van bin Laden) en in maart 1998 trok Ressam via Pesjawar (Pakistan) naar het
trainingskamp van Khaldan (Afghanistan) met een aantal andere Algerijnse rekruten. Zes maanden
later trok hij met enkele andere uitverkorenen naar Darunta voor een meer gespecialiseerde training,
waar hij bommen leerde maken. In deze periode beraamde Ressam met zijn kompanen het plan voor
een aanval op de VS, en Abu Doha bezocht bin Laden in Kandahar voor de financiering. Begin 1999
trok Ressam uiteindelijk alleen terug naar Canada (de anderen werden gearresteerd of waren vermist)
en belde van daaruit naar bin Laden om de aanslag te kunnen plegen in zijn naam (het plan was altijd
van Ressam geweest, hij had bin Laden bovendien nooit ontmoet). Op 14 december werd Ressam op
een kille avond zwetend achter het stuur tegengehouden en gearresteerd aan de Canadees-Amerikaanse
grens met zijn autokoffer volgepropt met sulfaatpoeder, ureum en nitroglycerine, bedoeld om
honderden mensen te doden in de internationale vlieghaven van Los Angeles op de vooravond van het
nieuwe millennium. (Burke, 2004: 198-212; NYT, 15/01/2001, Dissecting a Terror Plot From Boston
to Amman, te raadplegen via: http://www.nytimes.com/2001/01/15/world/dissecting-a-terror-plot-
from-boston-to-amman.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 80
Voor het PoGT 2000 rapport over Algerije zie: http://www.state.gov/s/ct/rls/crt/2000/2438.htm
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011). Voor het PoGT 1999 rapport zie:
http://www.state.gov/www/global/terrorism/1999report/patterns.pdf (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
(dat de Amerikaanse administratie „geen tijd‟ had om het Ressam-voorval te rapporteren is uitgesloten,
omdat het rapport werd gepubliceerd in april 2000). 81
Zie o.a.: NYT, 31/12/1999, Radical Islamic Network May Have Come to U.S., te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/1999/12/31/us/radical-islamic-network-may-have-come-to-
us.html?ref=ahmedressam (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 82
In het proces tegen Ressam zei de Amerikaanse regering dat hij deel uitmaakte van een groep die
Abu Doha coördineerde en die hij wou doen samenwerken met het netwerk van bin Laden. De
Amerikanen zouden ervan overtuigd zijn geweest dat bin Laden controle had over de groep rond
22
maar dit heeft vooral te maken met het feit dat het de voormalige kolonisator was.83
Alles
toont aan dat het internationaliseren van de jihad nooit een (hoofd)doel was geweest, noch
van de GIA-groepen, en zeker niet van de GSPC, of dat ze daar niet toe in staat waren.84
De GSPC had nooit een ander land geviseerd dan Algerije, maar nadat door Algerije de
verdachtenlijst met 1.500 namen werd gegeven aan de VS, bracht de GSPC op 19 september
2001 een communiqué uit waarin westerlingen in Algerije bedreigd werden een doelwit te
vormen als Afghanistan aangevallen zou worden, waarna de veiligheid rond westerse
ambassades en bedrijven verhoogd werd.85
De enige relevante terreurorganisatie in 2001, de
GSPC, begon dus pas met het viseren van westerlingen in Algerije nadat de VS en Algerije
begonnen samen te werken in de „strijd tegen terreur‟. Maar de GSPC ging nog niet over tot
het internationaliseren van de jihad. De VS hadden dus geen reden om zich op eigen
grondgebied bedreigd te voelen.
3.3. Amerikaanse politieke en militaire steun
De militaire akkoorden die het Algerijnse regime zocht lieten lang op zich wachten. Er
volgden wel regelmatige bezoeken aan Algiers door hooggeplaatste VS-officieren zoals
generaal Ralston, toenmalig hoofdcommandant van EUCOM, en het International Military
Education and Training Program (IMET) ging omhoog van 121.000 dollar in 2001 tot
200.000 dollar in 2002 en 550.000 dollar in 2003.86
De militaire uitrusting en de
wapenssystemen die het Algerijnse regime wilde, kwamen voorlopig niet.87
Dit had te maken
Ressam (hij heeft echter nooit een vaste groep gehad, wel werd hij in Afghanistan getraind met andere
Algerijnse Canadezen) (zie Burke, 2005: 208). Ook veiligheidsdiensten in Frankrijk geloofden dat het
netwerk van de GIA lange „tentakels‟ had (van Algerije, over gans West-Europa, tot in Bosnië,
Afghanistan en Turkije) en dat de „Algerijnse connectie‟ mogelijk de VS had bereikt. Ongetwijfeld
hebben zij de VS daarover ingelicht. (NYT, 31/12/1999, Radical Islamic Network May Have Come to
U.S., te raadplegen via: http://www.nytimes.com/1999/12/31/us/radical-islamic-network-may-have-
come-to-us.html?ref=ahmedressam (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 83
Bovendien was de Parijse bomaanslag in 1995 niet op initiatief van de GIA, maar van een Algerijnse
Fransman die zich buitengesloten voelde. En het is ook mogelijk dat de DRS achter de anti-Franse
campagne van de GIA zat om de steun van de Fransen te krijgen. 84
Als men bovendien de zogenaamde Europese „cellen‟ van de GIA en de GSPC bestudeert (onder
meer in Frankrijk, België en Spanje), wordt het snel duidelijk dat het meestal gaat over personen die
niet op de directieven werken van Algerijnse terreurorganisaties, dat ze banden hebben met meerdere
organisaties die deel uitmaken van een complex en vaag netwerk en dat hun motivatie niet voorkomt
uit enige sympathie voor de Algerijnse jihad. Dit betekent niet dat de dreiging geminimaliseerd moet
worden, wel betekent dit dat de rol van de GIA/GSPC in Europese netwerken niet eenduidig is.
(Schanzer, 2005: 106-119) 85
Evans & Phillips, 2007: 279 86
Keenan, 2009: 165, 243; NYT, 10/12/2002, U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight
Militants, te raadplegen via: http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-
algeria-to-help-it-fight-militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 87
Wel bleef de economische samenwerking erop vooruit gaan. (Human Rights Watch: World Report
2002, http://www.hrw.org/legacy/wr2k2/mena1.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011))
23
met de schijnbare neiging in de Bush administratie om rekening te houden met kritiek van
mensenrechtengroepen tegen het „brutale‟ Algerijnse regime.88
Een tweede mogelijke reden
was de afname van het terrorisme in Algerije sinds 2000, waardoor trouwens ook de
Algerijnse Sahara terug geopend werd voor toeristen. Maar de hoofdreden was misschien wel
dat de Bush administratie bezorgd was dat een wapenverkoop of verkoop van militaire
uitrusting islamistische aanslagen zou kunnen uitlokken tegen de VS.89
Meer dan een jaar na 9/11, op 10 december 2002, verklaarden leden van de Bush
administratie dat militaire uitrusting ging verkocht worden aan Algerije om het te helpen de
islamitische militanten te bestrijden. De ambtenaren zeiden dat niet beslist was hoe groot het
pakket van militaire uitrusting was of wat verkocht zou worden, maar wel dat
nachtkijkersmateriaal er waarschijnlijk zou tussen zitten. Wapens zouden voorlopig niet
verkocht worden. Een Amerikaanse ambtenaar zei: “[t]hus far, no lethal equipment has been
authorized, but down the road we might consider it […] if we believe they contribute to the
counterterrorism effort”.90
Verder werd gezegd dat de VS traag zou vooruit gaan met de
militaire hulp, deels vanwege de kritiek van mensenrechtenactivisten. De Bush administratie
was er gevoeliger voor geworden gepercipieerd te worden als anti-islamitisch omdat toen al
de oorlog in Irak ter sprake kwam en het geweld in het Midden-Oosten steeg. Een ambtenaar
zei echter ook dat er geen duidelijk bewijs was dat Al-Qaida in Algerije geopereerd had, maar
dat er wel verschillende groepen waren die een „thuis‟ hadden gevonden in Algerije en die de
VS wilden achterna jagen. Een van de ambtenaren zei ook dat de IMET-samenwerking
uitstekend verliep en dat “[t]he Algerians have been helpful to us in general, and we want to
be helpful to them”.91
Een dag voor deze verklaringen, op 9 december 2002, was William Burns, Onderminister van
Buitenlandse Zaken voor het Nabije Oosten en Noord-Afrika, op bezoek geweest in Algiers
om de bilaterale banden te versterken. Op het einde van zijn bezoek verklaarde hij dat
“[t]hese steps aim at intensifying the security cooperation between the countries”.92
Hij zei
88
NYT, 10/12/2002, U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight Militants, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-algeria-to-help-it-fight-
militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 89
Keenan, 2009: 166 90
NYT, 10/12/2002 U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight Militants, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-algeria-to-help-it-fight-
militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 91
NYT, 10/12/2002, U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight Militants, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-algeria-to-help-it-fight-
militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 92
The Guardian, 10/12/2002, US arms Algeria for fight against Islamic terror, te raadplegen via:
http://www.guardian.co.uk/world/2002/dec/10/alqaida.terrorism?INTCMP=SRCH (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
24
ook vol bewondering of mogelijk met de gedachte dat de Algerijnen misschien ongeduldig
werden voor de aankoop van militair materiaal: “Washington has much to learn from Algeria
on ways to fight terrorism.”93
Verder zie Burns: “We are putting the finishing touches to an
agreement to sell Algeria military equipment to fight terrorism”.94
Hij ging niet in detail over
het soort militair materiaal dat de VS wilden verkopen, maar voegde toe dat het Witte Huis
bezig was met het ontwerpen van een voorstel aan het Congres om de militaire hulp te
verhogen aan Algerije, met de bedoeling de veiligheidssamenwerking te versterken.95
Steunbetuigingen zoals die van Burns gingen verder doorheen 2003. De Bush administratie
beschreef het regime als het “most democratic in the Arab world” en in december 2003
bezocht de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell op zijn beurt Algerije
waar hij de “exceptional cooperation in the war on terrorism” prees.96
Powell riep tijdens zijn
bezoek ook op tot electorale transparantie, waarna Bouteflika in april 130 internationale
monitoren toeliet in het land. Aan de roep voor democratische hervormingen gaf Bouteflika
op een handige manier toe door vóór de verkiezingen enkele vrouwelijke oppositiepolitici aan
te wijzen voor ministerposten in zijn coalitieregering, waaronder aan Khalida Toumi die in
mei 2003 Minister van Cultuur en Informatie was geworden. Invloed op het beleid hadden ze
echter niet.97
Versterkt door de Amerikaanse steun bleef het leger de restanten van de gewapende groepen
tegenslagen toebrengen waaronder het meest spectaculair het doden van Antar Zouabri in
februari 2002. Met hun belangrijkste emir dood werd over de GIA-groepen gezegd dat ze
gereduceerd waren tot ongeveer 100 strijders die in groepjes verspreid overbleven in het
hinterland van Algiers terwijl een ander groepje opereerde bij Sidi-bel-Abbès. De dood van
93
The Guardian, 10/12/2002, US arms Algeria for fight against Islamic terror, te raadplegen via:
http://www.guardian.co.uk/world/2002/dec/10/alqaida.terrorism?INTCMP=SRCH (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 94
The Guardian, 10/12/2002, US arms Algeria for fight against Islamic terror, te raadplegen via:
http://www.guardian.co.uk/world/2002/dec/10/alqaida.terrorism?INTCMP=SRCH (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 95
Er zijn tegenstrijdige berichten over het militair akkoord. Evans & Phillips (2007: 288) en The
Guardian (10/12/2002, voor link zie voetnoot hierboven) schrijven alsof er effectief al sprake was van
een wapenverkoop, maar de New York Times (10/12/2002, voor link zie voetnoot 115) verklaart zeer
nadrukkelijk via een correctie die achteraf in het artikel werd toegevoegd, dat er geen sprake was van
een wapenverkoop. 96
Evans & Phillips, 2007: 288 97
Ondanks doodsbedreigingen en pogingen tot aanslagen vanwege islamisten – waartegen zij erg
gekeerd was – bleef ze actief in de politiek voor het RCD (Rassemblement pour la Culture et la
Démocratie) en aanvaardde ze het aanbod van Bouteflika om zo in de regering te kunnen ijveren voor
vrouwenrechten. Tot nu toe heeft ze echter nog weinig kunnen verwezenijken en heeft ze Bouteflika
ook nog niet kunnen overtuigen de Familie Code van 1984 (die vrouwenrechten aanzienlijk inperkte) te
herzien, wat er dus op wijst dat deze zetten van Bouteflika vooral voor de schijn waren. (Le Sueur,
2010: 89-90)
25
Zouabri werd toegejuicht als een verdere stap op de weg naar normalisering, die verder
bevestigd werd door de wetgevende verkiezingen van 30 mei 2002 die een nipte overwinning
opleverde voor het FLN, ook al was er weer sprake van manipulatie en was er slechts een
opkomst van 46 procent, het laagste sinds 1962.98
3.3.1. Bouteflika‟s herverkiezing
Dat de politieke steun nauwelijks beperkingen kende bleek vooral toen de Bush administratie
de herverkiezing van Bouteflika als president op 8 april 2004 warm verwelkomde. Bouteflika
had officieel 85 procent van de stemmen gehaald bij een magere opkomst van 58 procent.
Tweede met een schamele 6,4 procent werd Ali Benflis, eerste minister vanaf 2000 tot hij
door Bouteflika vervangen werd door Ahmed Ouyahia in mei 2003.99
Benflis schilderde de
verkiezingen af als een schijnvoorstelling en beweerde dat er onregelmatigheden waren in
duizenden verkiezingsbureau‟s doorheen het land. 100
Abdel Monem Said, directeur van het
Al-Ahram Centrum voor Politieke en Strategische Studies in Cairo, concludeerde dat wanneer
een president een herverkiezing kan winnen met 83 procent, er wel sprake moet zijn van
manipulatie.101
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS deed echter smalend over
deze beweringen en meende dat Bouteflika‟s herverkiezing vrij was van fraude en de eerste
democratische presidentiële verkiezing was van Algerije.102
President Bush zette hier kracht
achter door op 3 juli 2004 in een persoonlijke boodschap te verklaren:
“America continues to rely on Algeria as its partner in the fight against terrorism as well as in
the crucial role of spreading democracy and promoting prosperity in the world.”103
Dankzij de VS ging Bouteflika‟s externe legitimiteit dus pijlsnel omhoog.104
Deze externe
legitimiteit versterkte de positie van Bouteflika terwijl hij de leiding bleef nemen over
veranderingen die als hoopvol werden ontvangen in het Westen, waaronder zijn engagement
98
Evans & Phillips, 2007: 279-280 99
Le Sueur, 2010: 89 100
Voor de verkiezingen hadden de voormalige eerste ministers Mouloud Hamrouche en Ahmed
Benbitour, en gepensioneerd generaal Rachid Benyelles, zich teruggetrokken, bewerend dat er
corruptie in het spel was, waarna ze opriepen tot een boycot. (Le Sueur, 2010: 89) 101
Evans & Phillips, 2007: 288 102
Evans & Phillips, 2007: 288-289 103
Evans & Phillips, 2007: 289 104
In het spoor van de VS volgden immers ook andere landen met felicitaties voor Bouteflika, zoals
Frans president Chirac en de Belgische Anne-Marie Lizin, toen hoofd van de Senaatscommissie van
Buitenlandse Zaken, die beiden meenden dat deze verkiezing een grote stap naar de democratie was.
(Evans & Phillips, 2007: 289, 321)
26
voor duidelijk en transparant bestuur en het aansprakelijker maken van de militaire macht ten
opzichte van de civiele macht (cf. infra).105
3.4. Bouteflika‟s gemanoeuvreer in het binnenland
3.4.1. Bouteflika‟s tanende interne legitimiteit
De legitimiteit die Bouteflika nu genoot in het buitenland stond in schril contrast met zijn
binnenlanse legitimiteit. Nog steeds was het Algerijnse volk misnoegd over de straffeloosheid
van gruwelijke daden die vergeven werden door de Burgerlijke Eendracht, terwijl bovendien
het terrorisme nog steeds bleef voortsluimeren, waaronder ook het afslachten van families.106
Daar kwam ook nog eens de jaarlijkse vernieuwing van de noodtoestand bij, ondanks dat het
regime beweerde dat het geweld voorbij was. Vele burgers waren daarover onthutst en
begonnen daarom te vermoeden dat de repressieve noodwetgeving gehandhaafd bleef om het
volk onder de knoet te houden, waardoor ze het liberaliseringsproces niet zouden uitdagen
dat, door het laten begaan van de zwarte markt, een minderheid nog steeds toeliet op grote
schaal te profiteren van smeergeld, fraude en belastingsontduiking.107
Wat de Amerikanen dus te weinig beseften is dat zij een regime steunden dat maar weinig
legitimiteit had bij de Algerijnse bevolking en in het bijzonder de Algerijnse jeugd. Met nog
steeds endemische werkloosheid was de kloof tussen het oude regime en de jongeren nog
steeds enorm.108
Die kloof verbreedde zich nog door het klimaat van censuur dat Bouteflika
herintroduceerde na zijn herverkiezing als president. Redacteurs, journalisten en cartoonisten
die kritisch waren voor de president en zijn regering, werden net zoals in de jaren 1990
opnieuw onderdrukt.109
105
Algerije was toen een van de leidende landen, samen met Egypte, Nigeria, Senegal en Zuid-Afrika,
achter een pan-Afrikaans initiatief, het New Partnership for African Development (Nepad), om
corruptie te monitoren en goed bestuur aan te moedigen. Het initiatief werd gelanceerd door de
Organisatie van Afrikaanse Eenheid (in 2002 omgevormd tot de Afrikaanse Unie) in juli 2001. (Evans
& Phillips, 2007: 321) 106
Zie: http://www.algeria-watch.org/mrv/2002/chrono/chrono_2001a.htm en http://www.algeria-
watch.org/mrv/2002/chrono/chrono_2001b.htm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 107
Evans & Phillips, 2007: 273 108
Evans & Phillips, 2007: 289 109
Mohamed Benchicou, de redacteur van Le Matin, werd in 2004 gevangengezet omdat hij Bouteflika
aanviel in de pers. In december 2005 werd de straf van Benchicou verlengd met zes maanden en het
blad, gedwongen tot het stopzetten van publicatie, werd bevolen een boete te betalen van 2,5 miljoen
dinar. De journalisten van Le Matin Sid Ahmed Semiane en Ghada Hamrouche en de dagelijkse
cartoonist van Liberté Ali Dilem werden ook veroordeeld tot zes maanden gevangenis. (Evans &
Phillips, 2007: 289)
27
3.4.2. Algerijnse reacties op de Amerikaanse oorlog in Irak
Bouteflika moest ook vaak een spreidstand innemen om enerzijds het sentiment van zijn
bevolking niet te kwetsen en anderzijds de VS te vriend te houden. Vooral de Amerikaanse
campagne in Irak vanaf maart 2003 en de langdurige Amerikaanse aanwezigheid ter plaatse
illustreerde dit. Net zoals tijdens de Eerste Golfoorlog in 1991 was ook nu de Algerijnse
bevolking gekant tegen wat als een nieuwe uiting werd gezien van „Amerikaans
imperialisme‟. Bouteflika moest al vanaf de aanloop naar de invasie een delicate
evenwichtsoefening uitvoeren. Hij koos zijn woorden voorzichtig en paste ze aan, afhankelijk
van wie luisterde. Zonder een directe veroordeling uit te spreken, bekritiseerde hij
Washington voor het niet volgen van het internationaal recht en zei hij dat de oorlog niet iets
was waar de mensheid trots op diende te zijn. Terugdenkend aan hoe de Golfoorlog in 1991
de Algerijnse politiek gedestabiliseerd had, wilde Bouteflika de volkswoede deze keer
beheersen. Hij liet daarom geen betogingen toe tegen de Irakoorlog, vermoedelijk ook in de
vrees dat de volkswoede kon uitmonden in kritiek voor zijn eigen regime. Het enige moment
waarop een publieke uitstorting van het anti-Amerikaanse sentiment getolereerd werd was
tijdens het bezoek van Frans president Chirac op 2 maart 2003, wiens oppositie tegen de
nakende invasie van Irak door het volk hartstochtelijk werd toegejuicht in Algiers. Bouteflika
verklaarde toen dat Chirac voor zijn oppositie tegen de Irakoorlog de Nobelprijs voor de
Vrede moest krijgen.110
Het meest negative effect voor de VS was dat door de Irakoorlog vele Algerijnen besloten om
te gaan vechten tegen de Amerikaanse bezetter. Er waren daarvoor rekruteringsnetwerken
aanwezig in Algerije, waar de GSPC aan participeerde.111
Algerijnse vrijwilligers waren
aanvankelijk een kleine minderheid in Irak, maar sinds 2005 steeg hun aanwezigheid tot
aanzienlijke proporties.112
Er waren er trouwens ook honderden die naar Afghanistan trokken
met de bedoeling zich aan te sluiten bij Al-Qaida – wiens internationale ideologie ondertussen
110
Evans & Phillips, 2007: 284; Le Sueur, 2010: 88 111
Steinberg & Werenfells, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 112
In juni 2006 kondigde het Amerikaanse leger aan dat 20 procent van de zelfmoordaanslagen uit
Algerije kwamen en 5 procent uit Tunesië of Marokko. In juli 2005 arresteerde de Algerijnse
autoriteiten een Egyptenaar, Yasir al-Misri, die een „reisbureau‟ in Algiers gebruikt had om GSPC-
strijders naar Irak te sturen. In september 2006 werd een Al-Qaida-verdachte, Abu al-Ham,
gearresteerd in Algiers voor het assisteren van de GSPC in het doorsturen van strijders naar Irak via
Syrië waar hij had gewoond totdat hij naar Algerije ging om het „reisbureau‟ verder uit te baten. (Pham,
2011: 243-244)
28
een enorme aantrekkingskracht had verworven in de Maghreb – en eveneens daar tegen de
Amerikaanse bezetter te strijden.113
3.4.3. Bouteflika‟s vergeetpolitiek versus het bondgenootschap
Meer nog dan het beletten van betogingen tegen de Irakoorlog, was de onvermijdelijke
contradictie van Bouteflika‟s politieke manoeuvres wellicht de meest pijnlijke zaak voor het
Algerijnse volk. Dat Bouteflika met de Burgerlijke Eendracht het geweld heeft doen dalen
werd erkend, maar dat het ook een koele politieke berekening was werd misschien het meest
duidelijk na 9/11, wanneer het Algerijnse regime al het mogelijke deed om de banden met de
VS aan te halen in hun gemeenschappelijke strijd tegen het terrorisme. Algerijnse burgers
werden tezelfdertijd gedwongen het gruwelijke recente verleden te vergeten, alsook de
kwestie van de onopgeklaarde verdwijningen, terwijl Bouteflika zich ondertussen voorstelde
als de partner waar Bush kon op rekenen. Deze dubbele politiek ontging het Algerijnse volk
niet en zou de afkeer ten opzichte van het eigen regime slechts vergroten.114
Bovendien zagen
sommige jongeren in de samenwerking tussen de Amerikaanse en Algerijnse regering een
motief om te gaan vechten in Irak tegen de Amerikaanse bezetter.115
Hoewel de Bush administratie wel rekening meende te houden met kritiek van internationale
mensenrechtenorganisaties, is het redelijk onwaarschijnlijk – gezien alle openlijke
steunbetuigingen – dat het na 9/11 nog lastige vragen stelde over het verleden die het
Algerijnse regime konden destabiliseren.116
De Bush administratie was vooral geïnteresseerd
in investeringen in de olieindustrie, en na 9/11 in de samenwerking tegen het jihaditerrorisme.
Conclusie is dat de War on Terror zodanig dominant werd in het Amerikaanse buitenlandse
beleid, dat de samenwerking tegen „de terreur‟ belangrijker werd dan het aanmoedigen tot
politieke (democratische) hervormingen. Algerije werd zelfs beschouwd als een volwaardige
democratie.
4.5. Naar het einde van het geweld?
Vanaf 2003 dacht men te kunnen spreken van een verdere en zelfs definitieve normalisering
van het Algerijnse leven. Met de GIA al op sterven na dood kreeg nu ook de GSPC stevige
113
Steinberg & Werenfells, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 114
Quotidien d‟Oran, 04/12/2003, te raadplegen via: http://www.algeria-
watch.org/fr/article/analyse/we_are_leche.htm (laatst geraadpleegd op 31/07/2011) 115
Zemni, 2008: 16 116
Evans & Phillips, 2007: 292
29
klappen van het leger, wat toegejuicht werd door de Bush administratie. In september 2003
werden nabij Sétif 150 terroristen gedood en in januari 2004 werd een enorm wapenarsenaal
gegrepen aan de Algerijnse zuidgrens met Mali. Op dat moment scheen de GSPC aan de rand
van een complete nederlaag te staan, zeker na meldingen van het aftreden van Hassan Hattab
op 8 oktober 2003 als nationale emir.117
Andere tekenen van de op gang zijnde normalisering kwamen er onder andere met de
terugkeer in 2003 van Air France en British Airways naar Algiers, na hun jarenlange boycot
van Algerijnse vlieghavens, en het feit dat 2003 aangeduid werd als „het jaar van Algerije‟ in
Frankrijk met een reeks tentoonstellingen en speciale gebeurtenissen. Het uiteindelijke
symbool van de overwinning van het regime kwam toen op 2 juli 2003 Abassi Madani en Ali
Belhadj, de twee belangrijkste FIS-leiders in het verleden, vrijgelaten werden nu dat zij hun
gevangenisstraffen van 12 jaar hadden uitgezeten. Belangrijk was dat hun vrijlating geen
grote publieke reactie uitlokte.118
117
Evans & Phillips, 2007: 286-287; Le Sueur, 2010: 150, 154-155 118
Respectievelijk 72 en 47 jaar oud werden ze verbannen van alle vormen van politieke activiteit en
niet toegelaten te stemmen. (Evans & Phillips, 2007: 284, 289)
30
4. Terreur in de Sahel?
4.1. De ontvoering door El Para
4.1.1. De officiële versie
Terwijl de normalisering zich voltrok en de GSPC op haar laatste krachten leek, kreeg het
Algerijns terrorisme plots een nieuwe dimensie door de spectaculaire ontvoering van 32
Europese toeristen die begin 2003 door de Sahara reisden.119
De ontvoering gebeurde door
een zestigtal terroristen onder leiding van Abderrezak Lamari, alias Amari Saifi, maar vooral
bekend via zijn bijnaam „El Para‟, een naam afgeleid van zijn tijd als parachutist in het
Algerijnse leger. Hij werd door de Algerijnse autoriteiten voorgesteld als de nummer twee
van de GSPC, dat door dezelfde autoriteiten voorgesteld werd als een deel van Al-Qaida.120
Op 13 mei werden 17 gijzelaars bevrijd door een raid van Algerijnse soldaten,121
waarna de
andere groep van 15 gijzelaars werd gedwongen een tocht van wellicht 1.000 à 1.500 km te
ondernemen tot in Mali, wat leidde tot de dood van een Duitse vrouw.122
Na een maand
onderhandelen tussen de Duitse en Malinese autoriteiten via een aantal tussenpersonen en
Algerije werden op 18 augustus de overige 14 gijzelaars vrijgelaten. Hoewel het ontkend
werd door de Duitse autoriteiten is het algemeen verondersteld dat de Duitse, Zwitserse en
Oostenrijkse overheid 5 miljoen euro losgeld betaalde in de vorm van herstelbetalingen aan
de Malinese overheid dat hetzelfde bedrag uitkeerde aan de gijzelnemers.123
119
Tussen 21 februari en 11 april 2003 verdwenen zeven verschillende groepjes toeristen, ontvoerd die
per meestal per motor of jeep waren. Gezamenlijk ging het om vijftien Duitsers, tien Oostenrijkers, vier
Zwitsers, een Nederlander en een Zweed). Nadien verdween nog een Duitse archeoloog. Allen waren
ze van de piste aan het reizen zonder gidsen en verdwenen ze in de brede driehoek tussen Ouargla,
Tamanrasset en Djanet. (Keenan, 2009: 1, 13-15) 120
Evans & Phillips, 2007: 287; Keenan, 2009: 1, 21, 97; Le Monde Diplomatique, februari 2005,
Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te raadplegen via: http://www.monde-
diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 121
De aanval op „een schuilplaats van de GSPC‟ zou over de grond gebeurd zijn in steun van een
helikopter. De schuilplaats bevond zich in de regio van Gharis. De andere gijzelaars bevonden zich
toen nabij Tamelrik, 300 km ten oosten van Gharis. (Keenan, 2009: 1, 26, 31-32, 43-45) 122
De Duitse vrouw, Michaela Spitzer, stierf door een hitteberoerte kort na hun vertrek. De tocht van
Tamelrik naar het noorden van Mali duurde zo‟n zes weken. Keenan beweert dat het om 3.000 km
gaat, wat niet alleen betekent dat de groep erg gezigzagd moet hebben, maar ook dat de gijzelaars elke
nacht door droog woestijngebied zo‟n 70 km of meer hebben moeten afleggen, wat niet realistisch is.
(Keenan, 2009: 1, 31) 123
Of er voor de eerste groep losgeld is betaald is niet duidelijk. Er werd door de media verondersteld
dat de bevrijding er gekomen was na de betaling van enkele miljoenen dollars. Zwitserland, Duitsland
en Oostenrijk ontkenden dit krachtig. (Evans & Phillips, 2007: 287; Le Monde Diplomatique, februari
2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te raadplegen via: http://www.monde-
31
Na vier maanden in Mali werden El Para en zijn mannen124
verdreven uit hun schuilplaatsen
in de woestijn ergens ten noorden van Timboektoe en werden ze door een combinatie van
Amerikaanse, Malinese, Nigerese en Algerijnse strijdkrachten achterna gejaagd doorheen de
Sahel, van het noordoosten van Mali, de Aïrbergen en de Ténéréwoestijn in het noorden van
Niger, tot in het Tibestigebergte in het noorden van Tsjaad.125
Daar werden ze op 8 maart
2004 omsingeld door troepen van het Tsjadische leger gesteund door Amerikaanse
verkenningspatrouilles in de lucht. Er werden in het driedagen durende gevecht 43 mannen
van El Para gedood. El Para kon met een paar kompanen ontsnappen, maar viel in de handen
van Tsjadische rebellen van de Mouvement pour la Démocratie et la Justice au Chad
(MDJT).126
4.1.2. De complottheorie
Er gebeurden tijdens het dramastuk echter merkwaardige dingen, om te beginnen de
voortdurende tegenstrijdige officiële berichtgeving. Hier is niet de ruimte om alles te
overlopen,127
maar het meest merkwaardige voorval gebeurde op 19 mei 2003 toen op de
Algerijnse radio werd gemeld door generaal Mohamed Lamari dat de tweede groep van 15
gijzelaars bevrijd was geworden door een andere militaire aanval, maar dit werd nog dezelfde
dag door hemzelf ontkend. Mogelijk was er geen losgeld betaald aan de gijzelnemers, zoals
mogelijk afgesproken tussen hen en de Algerijnse veiligheidsdiensten.128
diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Keenan, 2009: 1, 26, 31,
65-66, 71-72) 124
Een zestigtal, 62 volgens de gijzelaars, beweert Keenan. (Keenan, 2009: 1, 33) 125
Dat de VS troepen op de grond had werd ontkend door kolonel Vic Nelson, directeur van het beleid
voor West-Afrika in het Pentagon. Een Nigerese defensieambtenaar bevestigde wel volgens Keenan dat
Amerikaanse special forces geholpen hadden El Para op te sporen van Mali naar Niger en Tsjaad en
tenminste tijdens één gevecht aanwezig waren. (Keenan, 2009: 37-40) 126
Keenan, 2009: 1-2, 37-40 127
Voor alle tegenstrijdige berichten vanuit de Algerijnse regering en de veiligheidsdiensten, zie:
Keenan, 2009: 21-31 ev. 128
Via de gijzelaars meent Keenan te weten dat de tweede groep toen al uit Tamelrik vertrokken was
(op 16 mei) en dat de ontvoerders hadden gezegd dat ze naar Illizi gingen, waar ze de dag erna
vrijgelaten zouden worden. Maar ze vertrokken in een andere richting, terwijl El Para zou gezegd
hebben dat er iets was misgelopen en dat de plannen veranderd waren. Ze vertrokken een paar dagen
later om de andere gijzelnemers op te pikken en vertrokken naar Mali op 26 juni. Wat er mogelijk is
misgelopen tussen 13 en 16 mei volgens Keenan, is dat de Algerijnen de Europese Tiger Attack-
helikopter wilden van de Duitsers, na de weigering van de Amerikanen en Fransen gevechtshelikopters
te verschaffen. Een andere verklaring is dat losgeld was beloofd maar niet is uitbetaald geweest. Een
andere mogelijkheid is dat de Algerijnen de eerste bevrijding moesten laten doorgaan alvorens een deal
kon gesloten worden, omdat ze de plaats waar de gijzelaars zich bevonden niet langer geheim konden
houden, vanwege een nomade die het spoor van de ontvoerders gevolgd had nadat twee kamelen van
hem gestolen werden, aldus volgens Keenan. (Keenan, 2009: 27-28, 66-69)
32
Het vermoeden dat de Algerijnse autoriteiten meer wisten dan ze vertelden en misschien zelfs
betrokken waren bij de ontvoering, werd achteraf bevestigd door verschillende gijzelaars. Een
gijzelaar verklaarde achteraf:
“Les salafistes savaient très bien ce qui allait se passer, ils nous avaient intentionnellement
fait marcher 18 km dans le désert pour atteindre un lieu fixé au préalable, géographiquement
approprié pour que nous puissions assister au scénario de notre “libération”. Que ait pu être
mise en scène par les militaires algériens ne me vint que bien plus tard à l‟esprit. […] Je me
demande encore s‟il existe des interconnexions entre les salafistes et les militaires”.129
Kleine feiten steunen het vermoeden dat de gijzeling geënsceneerd kon zijn geweest door het
DRS. Zoals wat er zich afspeelde vóór de groep van acht Oostenrijkers op 24 maart ontvoerd
werden. Twee dagen voordien kwamen zij op hun route een Algerijnse legerpost van
ongeveer 30 soldaten tegen en werd hen gezegd – ondanks dat in de voorgaande weken al 17
reizigers verdwenen waren in de buurt van de Route des Tombeaux en de militairen toen
moeten geweten hebben van minstens 11 verdwenen reizigers – dat er geen problemen met
bandieten waren en dat ze konden verdergaan nadat hun bestemming en exacte route
gevraagd werd. De toeristen reisden door naar Gara Khannfoussa en een dag later naar
Tifernine waar de dag ervoor in de buurt een groepje van vijf Duitsers en een Zweed waren
ontvoerd. Die ontvoerders zouden niet veel later richting de andere toeristen vertrekken, maar
de Oostenrijkers werden een nacht opgehouden door een auto-ongeluk en een zandstorm,
waardoor ze pas de volgende morgen de ontvoerders tegenkwamen die vroegen „waar ze zo
lang bleven‟. De toeristen werden door zulke opmerkingen overtuigd dat de legercommandant
informatie had doorgespeeld over hun route en tijdschema aan de ontvoerders.130
Een ander merkwaardig detail is de aankondiging op 12 april 2003 door de toenmalige
Oostenrijkse Minister van Buitenlandse Zaken, Benita Ferrero-Waldner, dat de tien
Oostenrijkers levend waren op 8 april. Nadien werd bekend dat deze uitspraak was gebaseerd
op de informatie die ze tijdens haar bezoek op 8 april aan Algiers had ontvangen van de
Algerijnse autoriteiten, namelijk dat in de regio van Illizi op een steen het Duitstalige
opschrift was gevonden: „we zijn levend‟. Achteraf verklaarden de gijzelaars, volgens
Keenan, dat zij nooit zo‟n opschrift hadden achtergelaten.131
129
Le Monde Diplomatique, februari 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te
raadplegen via: http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 130
Keenan, 2009: 55-59 131
Keenan, 2009: 21, 70
33
De gijzelaars contesteerden volgens Keenan ook andere feiten. Zoals het verloop van de
bevrijding op 13 mei van de 17 gijzelaars nabij Amguid. Volgens de Algerijnse autoriteiten
werden zeven terroristen van de GSPC gedood in een gevecht met het Algerijnse leger,
waarvan er vier doodgeschoten werden in een jeep van de toeristen. Volgens de verslagen van
beide groepen gijzelaars zouden er maar vier terroristen zijn gedood en dit door
raketaanvallen op een schuilplaats van de ontvoerders. De jeep waarin vier ontvoerders
zouden zijn gedood werd later naar Duitsland gestuurd waar geen bloedsporen werden
aangetroffen.132
Opmerkelijk is ook dat sommige gijzelaars, nadat ze teruggekeerd waren naar huis, volgens
Keenan telefoontjes kregen van hun voormalige gijzelnemers waaruit bleek dat een akkoord
was gesloten met de Malinese autoriteiten dat de gijzelnemers zich vrij in Mali mochten
bewegen als ze geen onrust zouden veroorzaken. Ook verontschuldigden de gijzelnemers zich
tegenover hun voormalige gijzelaars voor wat hen werd aangedaan.133
Meer algemeen is het ook verdacht dat er 15 gijzelaars en ongeveer 60 gijzelnemers een
enorme afstand hebben kunnen afleggen van Tamelrik (Algerije) tot in de buurt van Kidal
(Mali) terwijl in de regio 5.000 Algerijnse troepen,134
twee en later tien helikopters, en
minstens één Amerikaans verkenningsvliegtuig135
gesteund door satellietbeelden, werkzaam
waren om hen te lokaliseren. De kans is reëel dat de gijzelnemers de hulp hebben gekregen
van het Algerijnse leger of het DRS. De gijzelaars zagen bijvoorbeeld brandstof en
benodigdheden die voor de gijzelnemers op hun route klaargelegd werden.136
Sommige
militairen verklaarden achteraf, volgens Keenan, dat wanneer ze dicht bij de lokatie van de
gijzelaars kwamen, ze teruggefloten werden. De gijzelaars verklaarden achteraf dat ze vanaf
het begin regelmatig Algerijnse en Amerikaanse helikopters en vliegtuigen hadden zien
overvliegen. Ondanks alle machtsontplooiing meende men echter geen enkel voertuig en geen
enkel spoor te hebben gevonden.137
132
Keenan, 2009: 59-61 133
Keenan, 2009: 33 134
Tegen de tweede week van april had de Algerijnse overheid 1.200 en later in totaal 5.000 troepen
gemobiliseerd. (Keenan, 2009: 15) 135
De gijzelaars meenden volgens Keenan ook verschillende Amerikaanse AWACS te herkennen.
(Keenan, 2009: 70) 136
De Algerijnen zouden natuurlijk zeggen dat ze wilden zorgen voor de veiligheid van de gijzelaars,
maar de vraag is dan waarom geen raid werd uitgevoerd zoals bij de eerste groep. Misschien omdat
Mali al was gekozen als de plaats voor de bevrijding, waardoor het terreurprobleem nu over de Sahel
werd verspreid, waarvan Keenan overtuigd is dat het een van de doelen was van de (DRS-)operatie.
(Keenan, 2009: 71) 137
Keenan, 2009: 15-16, 69-71
34
De GSPC heeft ook op geen enkel moment de ontvoering opgeëist. Op 22 januari had El Para
wel een fax gestuurd naar Algiers waarin hij de verantwoordelijkheid opeiste, maar de
authenticiteit kon niet nagegaan worden.138
En op 18 augustus werd een communiqué
verstuurd, schijnbaar van de GSPC, opgesteld in het Arabisch en ondertekend door de „emir
van de vijfde regio [de Sahara], Abou Haidara Abderrezak Amari Al-Aurassi [El Para]‟ dat
onder andere meedeelde dat de bevrijding van de eerste groep gijzelaars hun eigen beslissing
was geweest.139
Mogelijk handelde El Para zonder medeweten of toestemming van de centrale
leiding van de GSPC.
De ware identiteit van El Para was het meest mysterieuze element in het gijzelingsdrama. Zijn
echte naam zou Saifi Amari zijn. Algiers beweerde dat hij de tweede bevelhebber was van de
GSPC en volgens de VS was hij een van de gevaarlijkste terroristen ter wereld. Hij stond
hoog op de lijst van de meest gezochte terroristen.140
Je zou verwachten dat hij daarom werd
uitgeschakeld, wat niet gebeurde. De Amerikaanse en Algerijnse inlichtingendiensten wilden
doen geloven dat El Para werd vastgehouden in het Tibestigebergte door de MDJT141
gedurende zeven maanden, van maart 2004 tot zijn uitlevering aan Algerije in oktober. De
vraag is waarom hij, net als tijdens zijn vlucht door de Sahel, niet geëlimineerd werd als hij
door Algerijnse (en Amerikaanse) troepen achtervolgd werd zoals werd gezegd. Volgens
Keenan omdat hij mogelijk werkte voor het DRS dat hem wou doen verdwijnen.142
Wat betreft El Para‟s „vlucht‟ met zijn mannen van Mali naar Tsjaad, betwijfelt Keenan of er
een achtervolging heeft plaatsgevonden tot in Tsjaad zoals de VS en Algerije beweerden. Het
Nigerese leger beweerde immers dat zij hun spoor verloren hadden kort nadat de bende Niger
was binnengekomen. Keenan betwijfelt zelfs of (een deel van) de bende Mali daadwerkelijk
verlaten heeft.143
Het gevecht in Tsjaad waarbij 43 terroristen zouden zijn gedood heeft
bijgevolg misschien ook niet plaatsgevonden.144
De argumenten die Keenan daarvoor geeft
zijn echter minder overtuigend,145
en hij negeert zelfs informatie uit een artikel van Lecocq en
138
Keenan, 2009: 31-32 139
Keenan, 2009: 62-65 140
De VS had hem zelfs Special Designated Global Terrorist verklaard, een „eer‟ die gedeeld werd
door bin Laden en zijn senior bevelhebbers en zette hem op een rooster gekend als de New
Consolidated List of Individuals and Entities Belonging to or Associated With the Taliban and Al-
Qaida. (Keenan, 2009: 94) 141
De MDJT was opgesplitst geraakt in groepjes na de dood van hun leider in 2002. El Para werd
vastgehouden door één van de groepjes. (Keenan, 2009: 95-96) 142
Keenan, 2009: 94-96 143
Keenan, 2009: 35 144
Keenan, 2009: 82-93 145
Zijn redenering hierbij is te lang, maar vooral te foutief, om in een voetnoot uiteen te zetten. Keenan
maakt immers een fout door te veronderstellen dat er geen 43 terroristen kunnen gedood zijn in Tsjaad,
mede omdat een Franse journalist die in juli 2004 El Para geïnterviewd had, beweerd had minstens 14
GSPC-leden met El Para in het kamp van de Tsjadische rebellen gefilmd te hebben. Keenan leidt dit
35
Schrijver, dat hij zelf citeert, dat El Para een 150-tal Malinezen, Algerijnen en Libiërs
gerekruteerd heeft en erna de groep opsplitste in vier.146
4.1.3. El Para, een terrorist of een DRS-agent?
El Para was gedurende zijn tijd in het leger van 1985 tot 1991 getraind als een parachutist en
was van 1990 tot 1993 het hoofd van de lijfwacht van de toenmalige Minister van Defensie,
generaal Nezzar. Dit is een ongewone achtergrond voor een terrorist, volgens Keenan en
andere waarnemers. El Para verliet of deserteerde bij het leger voor gezondheids- of
disciplinaire redenen en sloot zich aan bij de GIA in 1992 of 1993. Vanaf 1996 hielp hij mee
aan de oprichting van de GSPC met onder andere Hassan Hattab, en hij zou tweede
bevelhebber zijn geworden.147
Het Algerijnse leger beweerde dat El Para handelde in naam van de GSPC, dat als een deel
van Al-Qaida werd voorgesteld. Mellah en Rivoire van Le Monde Diplomatique onthulden
echter dat opnames die doorgespeeld werden door de Algerijnse autoriteiten en die de link
moesten aantonen tussen de GSPC en Al-Qaida vals zouden zijn geweest. Een andere video
doorgegeven aan de CIA, die moest bewijzen dat El Para een „luitenant van Osama bin
Laden‟ was die belast werd met het vestigen van Al-Qaida in de Sahel, werd ook aangetoond
vals te zijn.148 149
Mellah en Rivoire suggereren net als Keenan dat de ontvoering beraamd of gesteund kon
geweest zijn door de Algerijnse geheime diensten om meer Amerikaanse steun te ontvangen,
maar mogelijk ook in samenwerking met de VS, zodat zij hun latere militaire aanwezigheid
konden rechtvaardigen in de Sahel:
echter af uit een rekenfout en/of een opeenstapeling van selectieve redeneringen (zie Keenan, 2009: 84-
92). Niet alleen is het wel mogelijk dat 14 (zelfs 15) mannen overblijven na het gevecht, belangrijker is
dat Lecocq en Schrijver melden dat El Para in Mali een 150-tal vrijwilligers heeft gerekruteerd uit
Mali, Algerije en Libië, waarna de groep (na waarschijnlijk o.a. wapens te hebben gekocht op de
zwarte markt) zich in vier eenheden van een vijftigtal mannen heeft gesplitst waarbij elke eenheid een
andere richting is getrokken, met de groep van El Para richting Tsjaad. (Lecocq & Schrijver, 2007:
153-154) 146
Lecocq & Schrijver, 2007: 153-154 147
Keenan, 2009: 97 148
Le Monde Diplomatique, februari 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te
raadplegen via: http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 149
Het argument van Mellah en Rivoire dat geen enkel document op de website van de GSPC Amari
Saifi, Abou Haidara of El Para meldde tot 2004, wordt gretig ovegenomen door andere auteurs, maar
moet toch serieus gerelativeerd worden aangezien de website pas in 2004 werd opgestart, en zelfs nog
niet optimaal functioneerde toen. (Soriano, 2007: 77-78)
36
“Ainsi l‟Algérie passe-t-elle pour une cible d‟Al-Qaida, et donc pour un allié naturel des
Etats-Unis – comme la traque de Ben Laden avait justifié l‟occupation de l‟Afghanistan et
l‟implantation de bases militaires en Asie centrale, région stratégique pour Washington. El-
Para serait-il, en mode mineur, l‟épouvantail légitimant la présence militaire américaine dans
le Sahel, présenté comme éventuelle base arrière d‟Al-Qaida?”150
Het is een mogelijk verhaal, zeker gezien het feit dat het DRS en het leger er in de jaren 1990
er ook sterk van verdacht werden de jihadigroepen te zijn geïnfiltreerd, en zelfs betrokken te
zijn geweest in massaslachtingen. El Para was mogelijk zelf een DRS-infiltrant in de GIA.151
Keenan gelooft dat hij niet enkel een DRS-agent was152
maar drie jaar getraind werd als een
Green Beret door de Amerikaanse Special Forces in Fort Bragg (North-Carolina). In 1994
zou hij als luitenant naar Fort Bragg zijn gestuurd voor een training van drie jaar bij de
Groene Baretten, waarna hij terugkeerde naar Algerije, kapitein werd, en nog in 1997
terugkeerde naar de gewapende islamisten.153
El Para is voor Keenan mogelijk een:
“[…] highly-trained Algerian DRS agent , who was one of the American forces‟ own Green
Berets, masqueraded as a top al-Qaeda terrorist to justify the extension of America‟s GWOT
into Africa.”154
De reden dat de DRS de ontvoering mee heeft geënsceneerd, was volgens Keenan omdat het
Algerijnse regime ongeduldig werd over de Amerikaanse verkoop van wapens en militair
materiaal.155
Op 27 oktober 2004 – zeven maanden na zijn vermeende aankomst in Tsjaad – meldde de
Algerijnse pers dat El Para terug was in Algerije mede dankzij bemiddeling van de Libiërs.156
Sinds zijn terugkeer naar Algerije is El Para echter nooit gezien geweest en de autoriteiten
150
Le Monde Diplomatique, februari 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te
raadplegen via: http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 151
Keenan, 2009: 98-101, 106 152
Hij werd wel verschillende gezien aan het hoofdkwartier van het DRS in Algiers, in het gezelschap
van de baas van het CPMI (Centre Principal Militair d‟Investigation), kolonel – later generaal – Bachir
Tartague, die onder het bevel stond van Smaïn Lamari, hoofd van de contraspionage-eenheid. Mogelijk
zaten ook generaal Mohamed Médiène, het hoofd van het DRS, Kamel Abderrahmane, die
verantwoordelijk was voor de mediarelaties ten tijde van de ontvoeringscrisis, en generaal Abdelmajid
Sahab, die bevelhebber was van de vierde militaire regio – van Ouargla tot Djanet waar de regio van
Illizi en Tamelrik onder valt, achter de ontvoeringsoperatie. (Keenan, 2009: 101-103) 153
Keenan, 2009: 98-101 154
Keenan, 2009: 101-102 155
Keenan, 2009: 171 156
Ook de onderhandelingen tussen de Tsjadische rebllen en de Algerijnse veiligheidsdiensten liepen
zeer vreemd. (Zie: Le Monde Diplomatique, februari 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du
37
wilden niet zeggen waar hij was. Twee maanden na zijn terugkeer in Algerije werd gezegd
dat El Para het plan van Bouteflika steunde voor een algemene amnestie. Pas op 25 juni 2005,
acht maanden na zijn vermeende terugkeer, werd hij in zijn afwezigheid – wat uniek was –
veroordeeld tot levenslange opsluiting voor het creëren van een gewapende terroristische
groepering en het verspreiden van terreur onder de bevolking. Een van de rechters zou gezegd
hebben dat er geen indicatie was dat hij onder arrest stond.157
Als de banden tussen El Para en bin Laden zo sterk waren als Algerije beweerde, is het
eigenaardig dat Amerikaanse autoriteiten zijn uitlevering niet vroegen, net als het feit dat een
„terrorist‟ van zijn kaliber niet aanwezig was op zijn eigen proces.158
De ontvoering door El
Para was dus een ofwel een criminele daad – geen „terroristische‟ daad omdat geen politieke
eisen werden gesteld159
– ofwel een daad van staatsterrorisme door de Sahel onveilig te
maken in opdracht van de Algerijnse geheime diensten met als politiek motief de Amerikanen
ertoe te brengen het Algerijnse regime op militair vlak nadrukkelijker te steunen.160
Maar er zijn ook verklaringen die doen vermoeden dan dat El Para wel degelijk een oprechte
GSPC-militant was, en men mag ook niet uit het oog verliezen dat Hattab zelf ook een ex-
paratroeper was. Uit de verklaringen van een voormalige emir van zone 9 (het zuiden van
Algerije), Abou Mossaab, die zich had overgegeven in de zomer van 2007, bleek dat El Para
wel degelijk de (hoofd)emir was van zone 9, en dus belangrijk was binnen de GSPC.161
Een
andere ex-militant verklaarde dat Droukdal, de nieuwe nationale emir, in de herfst van 2004
al-Zarqawi contacteerde om te vragen Fransen in Irak te ontvoeren opdat Frankrijk de
Tsjadische rebellen onder druk zou zetten om El Para toe te laten terug te keren naar de
GSPC.162
Al-Zarqawi stemde toe, maar voor het plan kon slagen werd El Para uitgeleverd aan
Algerije. Het punt is dat Droukdal zich deze moeite niet getroost zou hebben als hij twijfelde
aan de loyaliteit van El Para.
Sahara », te raadplegen via: http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)) 157
Keenan, 2009: 113-114; Evans & Phillips, 2007: 288 158
Le Monde Diplomatique, februari 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara », te
raadplegen via: http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905 (laatst geraadpleegd:
31/07/2011); Evans & Phillips, 2007: 288, 321 159
Tenminste in de veronderstelling dat El Para op eigen houtje handelde, zonder
medeverantwoordelijkheid van de GSPC wiens politieke eisen gekend zijn. 160
Keenan, 2009: 4, 49 161
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC: Révélations
sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 162
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
38
Alles in acht genomen zijn er geen harde bewijzen dat de ontvoering een uitgekiend plan was
van het DRS, enkel (vage) aanwijzingen. De meest realistische these is misschien wel dat El
Para met zijn eigen manschappen en op eigen initiatief (de organisatie was dan toen al minder
gecentraliseerd als doorgaans wordt aangenomen, cf. infra) iets nieuw probeerde om aan
financieën te komen. Sluw en duister zoals het DRS is, liet het de crisis escaleren, om de
gijzelingscrisis politiek uit te buiten.
Ongeacht of de ontvoering nu een spectaculair theaterstuk was of niet, wat wel zeker is, is dat
door deze gebeurtenis de Bush administratie nu overtuigd was dat de dreiging van het
islamistisch terrorisme – niet noodzakelijk dat van Al-Qaida – zich nu had verspreid over de
westelijke Sahelregio. De westelijke Sahelregio werd nu een tweede „front‟ in de War on
Terror.
4.2. Een nieuw front in de Global War on Terror (GWOT) en het Pan-Sahel Initiative (PSI)
Door de ontvoering dook het beeld in Washington op dat de terreurdreiging zich nu over de
Sahelregio verspreid had. Een enorme verarmde, desolate en „ongecontroleerde‟
woestijnvlakte was een potentiële veilige thuishaven geworden voor rondzwermende jihadi-
terroristen. Air Force-generaal Charles Wald, tweede hoofdbevelhebber van European
Command (EUCOM) met verantwoordelijkheid voor Afrika, zei in 2004 over de Sahara: “we
need to drain the swamp [of terror]”.163
EUCOM-hoofdbevelhebber generaal James Jones
sprak over “ungoverned areas” die de “melting pots for the disenfranchised of the world –
terrorist breeding grounds” werden.164
Diezelfde Jones sprak in juli 2003 over de Sahara als
“large uncontrolled, ungoverned areas […] potential havens for that kind of activity
[terrorists, drug smugglers, weapons traffickers]”.165
Persverantwoordelijken van het
Witte Huis beschreven de Sahara als “a magnet for terrorists”.166
Kolonel Vic Nelson, die
binnen het Amerikaanse Ministerie van Defensie het PSI moest overzien, zei over de Sahel:
163
Air Force Magazine, november 2004, Swamp of Terror in the Sahara, te raadplegen via:
http://www.airforce-
magazine.com/MagazineArchive/pages/2004/November%202004/1104sahara.aspx (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)) 164
Air Force Magazine, november 2004, Swamp of Terror in the Sahara, te raadplegen via:
http://www.airforce-
magazine.com/MagazineArchive/pages/2004/November%202004/1104sahara.aspx (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 165
Keenan, 2009: 193; NYT, 05/07/2003, THREATS AND RESPONSES: EXPANDING U.S.
PRESENCE; PENTAGON SEEKING NEW ACCESS PACTS FOR AFRICA BASES, te raadplegen
via:
http://www.nytimes.com/2003/07/05/world/threats-responses-expanding-us-presence-pentagon-
seeking-new-access-pacts-for.html?src=pm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 166
Keenan, 2009: 3
39
“It‟s remote, with many parts largely ungoverned. It is a traditional area for large-scale
smuggling of contraband, illicit goods, and arms. So naturally it would draw the interest of
terrorists, who need such places to operate from”.167
Majoor-generaal Jeffrey Kohler, zei in juli 2003 voor hij op bezoek ging in Algerije, Marokko
en Tunesië: “What we don‟t want to see in Africa is another Afghanistan, a cancer growing in
the middle of nowhere”.168
De Sahara was voor EUCOM duidelijk een potentiële veilige
thuishaven voor waar terroristen van eender waar, ook komend of vluchtend vanuit
Afghanistan en Pakistan, vrijspel hadden, en waar Al-Qaida vanuit diep verscholen basissen
zelfs Europa kon aanvallen.169
Een woordvoerder van EUCOM zei: “There are clear
indications that Muslim extremists from the Middle East and Afghanistan have moved into
these massive open spaces”.170
Kolonel Vic Nelson, die binnen het Amerikaanse Ministerie
van Defensie het PSI moest overzien, zei op 24 maart 2004: “If you squeeze the terrorists in
Afghanistan, Pakistan, Iraq and other places, they will find new places to operate, and one of
those places is the Sahel/Maghreb”.171
Door de affaire van de ontvoering in 2003 en ook door het nieuws in januari 2004 dat twee
etappes van de Dakarrally afgelast werden omdat de Franse inlichtingendiensten opgevangen
hadden dat 100 islamistische militanten van de GSPC deelnemers gingen ontvoeren wanneer
ze door Mali zouden reizen,172
werd snel werk gemaakt van de uitvoering van een nieuw
Amerikaans contraterrorisme-initiatief in de regio, het zogeheten Pan-Sahel Initiative (PSI).173
De Sahelregio werd voor de VS geen „ruimte van onderontwikkeling‟ of „armoede‟, maar een
167
America.gov, 23/03/2004, U.S.-African Partnership Helps Counter Terrorists in Sahel Region: New
Maghreb cooperation central to Pan Sahel Initiative, 23/03/2004, te raadplegen via:
http://www.america.gov/st/washfile-english/2004/March/20040323170343r1EJrehsiF0.1366693.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 168
NYT, 05/07/2003, THREATS AND RESPONSES: EXPANDING U.S. PRESENCE; PENTAGON
SEEKING NEW ACCESS PACTS FOR AFRICA BASES, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2003/07/05/world/threats-responses-expanding-us-presence-pentagon-
seeking-new-access-pacts-for.html?src=pm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 169
Keenan, 2009: 40-41; Ellis, 2004: 460 170
Air Force Magazine, november 2004, Swamp of Terror in the Sahara, te raadplegen via:
http://www.airforce-
magazine.com/MagazineArchive/pages/2004/November%202004/1104sahara.aspx (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 171
America.gov, 23/03/2004, U.S.-African Partnership Helps Counter Terrorists in Sahel Region: New
Maghreb cooperation central to Pan Sahel Initiative, te raadplegen via:
http://www.america.gov/st/washfile-english/2004/March/20040323170343r1EJrehsiF0.1366693.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 172
De tiende en elfde stage van de Parijs-Dakar rally werden toen afgelast wegens veiligheidsredenen.
(BBC, 29/01/2004, Dakar Rally „kidnap plot foiled‟, te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/3443089.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 173
Evans & Phillips, 2007: 287; Keenan, 2009: 35; BBC, 29/01/2004, Dakar Rally „kidnap plot foiled‟,
te raadplegen via: http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/3443089.stm (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
40
„ruimte van (on)veiligheid‟174
en een potentiële „terreurruimte‟, die schijnbaar werkelijkheid
was geworden door de ontvoering. De Sahelregio werd een nieuw front in de Global War on
Terror (GWOT).
Door het PSI zou een contraterrorismebeleid worden ontwikkeld met landen uit de
Sahelregio, met name Mauritanië, Senegal, Mali, Algerije, Niger en Tsjaad. Er zouden
voertuigen en radio‟s worden aangeboden en er zouden Amerikaanse special forces worden
ingezet die de grenscontroles in de regio zouden versterken en er de orde terug zouden
opleggen. Pamela Bridgewater, de Afgevaardigde Onderminister voor Afrika, was in
Nouakchott in januari 2004 aanwezig bij de aankomst van enkele honderden Amerikaanse
troepen. Het PSI bood ook voertuigen, radio‟s en global positioning systemen, alsook het
treinen van de lokale troepen in Mauritanië, Mali, Niger en Tsjaad in basisinfanterie,
kaartlezen, en opsporingstechnieken in de woestijn, dit alles om de landen te helpen hun
dunbevolke en nauwelijks gecontroleerde grensregio‟s beter te beveiligen.175
De eerste taak van de Amerikaanse Special Forces was het wegvegen van de GSPC-
terroristen van El Para. Eind januari 2004 werd het eerste offensief ingezet tegen El Para door
Algerijnse strijdmachten geleid door generaal Benali in samenwerking met hun nieuwe
Amerikaanse bondgenoten.176
Vierhonderd Amerikaaanse Rangers werden daarvoor naar de
grensregio tussen Tsjaad en Niger gestuurd. Vijfhonderd Amerikaanse tropen werden via
Nouakchott aan het werk gezet worden in Mauritanië en Mali.177
In maart 2004 zond EUCOM
vervolgens een Navy P-3 Orion verkenningsvliegtuig om het gebied af te zoeken naar El Para.
Het resultaat van deze actie was dat het budget van het Pan-Sahel Initiative in 2005 verhoogd
werd van 7,75 miljoen dollar tot 125 miljoen dollar voor de volgende vijf jaar.178
174
Smith, 2010a: 22 175
NYT, 03/05/2007, Backgrounder: The Pentagon‟s New Africa Command, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/cfr/world/slot1_20070503.html?_r=1&scp=3&sq=pan%20sahel%20initiative
&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); BBC, 14/01/2004, US targets Sahara militant threat, te
raadplegen via: http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/3397001.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Evans
& Phillips, 2007: 287; McGovern, 2010: 79 176
Franse bronnen bevestigden de aanwezigheid in zuidelijk Algerije en noordelijk Mali van
Amerikaanse militaire experten alsook dat het Algerijnse leger – dat nachtkijkermateriaal gebruikte
voorzien door de VS alsook beelden van Amerikaanse spioneersatellieten die permanent gepositioneerd
waren boven de Sahel – een zoektocht lanceerde in coördinatie met het Malinese leger in de Algerijns-
Malinese grensregio. Kolonel Vic Nelson, directeur van het beleid voor West-Afrika in het Pentagon,
ontkende dat de VS troepen op de grond hadden, maar door een Nigerese defensieambtenaar werd
bevestigd dat Amerikaanse Special Forces geholpen hadden El Para te traceren en tenminste tijdens
één gevecht aanwezig waren. (Keenan, 2009: 36-37) 177
Keenan, 2009: 36 178
NYT, 11/05/2004, U.S. Training African Forces to Uproot Terrorists, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2004/05/11/world/us-training-african-forces-to-uproot-terrorists.html (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011); Ellis, 2004: 459
41
Keenan meent dat de Bush administratie de Sahel al voor de ontvoering had uitgeroepen tot
een nieuw front in de GWOT.179
De duidelijkste aanwijzing dat de Amerikanen wisten wat de
Algerijnen planden was het feit dat al in oktober 2002 twee ambtenaren van het US Office of
Counterterrorism, de overheden van Mali, Niger, Tsjaad en Mauritanië inlichtten over het PSI
om de grencontroles te versterken, terrorisme te bestrijden en regionale samenwerking en
stabiliteit te verbeteren.180
Van het plan werd niets meer gehoord tot de aankomst van een
Amerikaans antiterreurteam van 500 Special Forces en 400 Rangers (privésoldaten) in
Nouakchott op 10 januari 2004. Maar al twee maanden daarvoor waren al een klein aantal
Amerikaanse Special Forces, die gebaseerd waren nabij Gao en Tessalit in het noorden van
Mali, begonnen met het voorbereiden van contraterrorisme-activiteiten met het Algerijnse en
Malinese leger.181
De vraag die Keenan zich stelt is hoe de VS konden weten dat terrorisme
de Sahelregio ging raken?182
Misschien wisten ze dit echter helemaal niet of wilde men
anticiperen op een potentiële dreiging. De zinnigste conclusie is misschien wel dat de
Amerikanen duidelijk de bedoeling hadden er militair aanwezig te zijn, voor welke reden of
met welk excuus dan ook.
4.2.1. Amerikaanse of Afrikaanse belangen?
De vraag die zich opdringt is wiens belangen het PSI werkelijk diende, de Amerikaanse of
Afrikaanse belangen? Keenan is alvast overtuigd dat de VS hun oliebelangen wilden
verzekeren op het continent en daarvoor de War on Terror gebruikten ter rechtvaardiging van
hun militaire acties. Toen president Bush zijn kantoor innam, richtte hij een groep op, de
Nationale Energy Policy Development (NEPD), die de energiebelangen van de VS moest
evalueren en beveiligen. Onder het voorzitterschap van vice-president Cheney, publiceerde de
groep in mei 2001 het Cheney Rapport, dat aantoonde dat de volgende 20 jaar de
Amerikaanse behoefte aan olie met 32 procent zou stijgen, en de behoefte aan aardgas met
ongeveer 40 procent tegen 2025. Sub-Sahara Afrika zou de belangrijkste toekomstige bron
worden voor de Amerikaanse oliebehoefte en tegen 2015 zou een kwart van de Amerikaanse
geïmporteerde olie van de Golf van Guinee komen (sommige voorspellingen spraken later
179
Bush sprak in zijn state of the union op 29 januari 2002 over het uitbreiden van de War on Terror
naar andere „fronten‟ (Afghanistan was het eerste front) en nog in 2002 werd door het State
Department al gesproken over het PSI om terrorisme in Afrika te bestrijden. Keenan insinueert ook dat
Bush wist wat er ging gebeuren in 2003, in de wetenschap dat voor de ontvoering door El Para er geen
terrorisme bestond in de Sahel. (Keenan, 2008: 33) 180
Ellis, 2004: 459 181
Keenan, 2009: 36 182
In de periode van het bezoek door de Amerikaanse ambtenaren, vond volgens Keenan bijna een
eerste ontvoering van vier Zwitserse toeristen plaats in de buurt van Arak (het zuiden van Algerije).
Keenan is overtuigd dat het om een „oefening‟ of eerste poging tot ontvoering was. (Zie: Keenan, 2009:
172-175)
42
over 35 procent). In 2002 voerde sub-Sahara Afrika al 14 procent aan van de Amerikaanse
olie-import, tegen 2006 werd dit 22 procent en tegen 2007 importeerden de VS meer ruwe
olie uit Afrika dan uit de Perzische Golf. Het Cheney Rapport gaf dus het strategisch belang
aan van Afrika voor de VS, dat ze door militaire macht wilden controleren.183
Keenan maakt een punt, maar zoals McGovern terecht opmerkt moet het belang van olie in de
Sahel gerelativeerd worden aangezien Nigeria (2,45 miljoen bpd184
) en Angola (1,6 miljoen
bpd) veel grotere producenten zijn dan Mauritanië (75.000 bpd)185
en Tsjaad (225.000 bpd),
de belangrijkste olieproducerende landen in de Sahelregio (die betrokken zijn bij het PSI).186
Enkel Algerije blijft dan over als grote oliespeler die verbonden is met de westelijke
Sahelregio. Het produceert 2,01 miljoen bpd aan olie en is de zesde grootste gasproducent van
de wereld.187
Waarom zouden de VS dus met de andere betrokken Sahellanden militair
samenwerken, als hun olieproductie relatief klein is? De vrees voor een wetteloze
woestijnzone en een tweede Aghanistan lijkt dus wel degelijk oprecht te zijn, ook al hebben
andere motieven mogelijk meegespeeld.
4.3. Het Trans-Sahara Counter-Terrorism Initiative (TSCTI)
In 2005 werd Operation Flintlock, een Amerikaanse halfjaarlijkse overzeese militaire
oefening, gehouden in Dakar, waardoor 1.000 Amerikaanse militaire troepen voor een
oefening van drie weken naar Mauritanië, Mali, Niger, Tsjaad, Senegal, Algerije, Tunesië,
Marokko en Nigeria gebracht werden.188
Tezelfdertijd werd door het Amerikaans Ministerie
van Buitenlandse Zaken het Pan-Sahel Initiative vervangen door een ander programma, het
Trans-Sahara Counter-Terrorism Initiative (TSCTI). Dit militair en civiel programma van 500
miljoen dollar verhoogde nog de inspanningen in de strijd tegen het regionale islamitisch
terrorisme. Het programma tracht het terrorisme in de regio in de kiem te smoren en
terroristen te lokaliseren en elimineren door het verschaffen van trainingsprogramma‟s in
contraterrorisme en wapens aan landen in de Sahelregio.189
183
Keenan, 2008: 17 184
barrels per day (vaten per dag) 185
De Mauritaanse olievoorraden zouden bovendien rond 2020 opgebruikt kunnen zijn. (McGovern,
2010: 90) 186
McGovern, 2010: 90 187
Keenan, 2009: 26 188
McGovern, 2010: 80 189
Een beslissing die mede beïnvloed werd doordat de aanslagen van Madrid (11 maart 2004; 191
doden) in verband gebracht werden met „basissen van Al-Qaida‟ die zich diep in de Sahara verborgen
hielden. Ook werd de GSPC nu gezien als een groot gevaar dat al in Europa aanwezig was als een
rekruteringsorgaan van Al-Qaida. (Keenan, 2009: 3; World Tribune, 20/05/2004, Leader of group tied
to Madrid blast captured in Chad, te raadplegen via:
43
Tegen 2007 werd de naam veranderd in Trans-Sahara Counter-Terrorism Partnership
(TSCTP),190
dat ook zijn eigen civiele programma heeft (bouwen van scholen, ziekenhuizen,
waterputten).191
De belangrijkste doelstellingen bleven echter het helpen van de betrokken
landen in het bestrijden van terroristen, het vermijden van een veilige thuishaven voor
terroristen in de regio, alsook het opsporen van Al-Qaidaterroristen en hun netwerken.192
Speciale operaties door het TSCTP zouden tot doel hebben: “to drive the terrorist threat
south and east, away from the continent of Europe, displacing terrorist networks from their
indigenous habitat while isolating terrorist operations in the Arabian Gulf Region from
expanding westward”.193
Tekeningen die gecreëerd werden door EUCOM tonen aan dat
Amerikaanse militairen ervan uitgingen dat de Sahel een toevluchtsoord was voor extremisten
over de hele wereld (zie bijlagen 1 en 2).194
Net als het PSI werd deze samenwerking zeer discreet gehouden door de Algerijnse en de
Amerikaanse regering. De Amerikanen wilden vermijden dat geweten werd voor het grote
publiek dat zij troepen aanwezig hadden,195
en Bouteflika was zich bewust van de woede die
nog leefde bij de bevolking over de oorlog in Irak, maar natuurlijk ook van de noodzaak van
Amerikaanse steun om het regime overeind te houden en de plicht om de VS bij te staan in
hun War on Terror.196
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2004/af_algeria_05_20.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)) 190
Het meeste budget werd gecontroleerd door het Amerikaanse Department of Defense en niet de
helft door USAID zoals aanvankelijk werd beweerd. (McGovern, 2010: 80) 191
Het militaire programma staat bekend onder de naam Operation Enduring Freedom – Trans Sahara
(OEF-TS) dat uitgevoerd werd door EUCOM en later het nieuwe AFRICOM. (McGovern, 2010: 80) 192
Globalsecurity.org, s.d., http://www.globalsecurity.org/military/ops/oef-ts.htm (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 193
Globalsecurity.org, s.d., http://www.globalsecurity.org/military/ops/oef-ts.htm (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 194
Ambtenaren van Franse contraterrorismediensten rapporteerden in 2005 en 2006 dat de GSPC-
cellen in Frankrijk een aanslag zoals in Londen op 7 juli 2005 zouden kunnen plegen, maar de GSPC
was niet bezig met een internationale jihad en bovendien was er geen link met de activiteiten van de
GSPC. (McGovern, 2010: 89-90) 195
“We want to be preventative, so that we don‟t have to put boots on the ground here in North Africa
as we did in Afghanistan,” zei EUCOM-hoofd van het contraterrorisme, luitenant-kolonel Powl Smith,
toevoegend dat door enkel de lokale troepen te helpen het probleem zelf aan te pakken “'we don‟t
become a lightning rod for popular anger that radicals can capitalize on”. (NYT, 11/05/2004, U.S.
Training African Forces to Uproot Terrorists, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2004/05/11/world/us-training-african-forces-to-uproot-terrorists.html (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)) 196
Om van zijn volk steun te verkrijgen en kritiek af te wenden van zijn pro-Amerikaans beleid haalde
Bouteflika het oude recept boven door in een traditioneel nationalistisch discours de Fransen aan te
vallen. (Evans & Phillips, 2007: 294-295)
44
4.4. Militaire en inlichtingensamenwerking
De militaire samenwerking werd niet alleen via de multilaterale weg maar ook via de
bilaterale weg verstevigd. Begin 2003 bezocht in het geheim een delegatie van de FBI, de
CIA en de NSA veiligheidsofficieren in Algiers. Dit werd gevolgd door een reeks bezoeken,
waaronder dat van generaal-majoor Ahmed Senhadji, secretaris-generaal van het Algerijnse
Ministerie van Defensie, aan het Pentagon in mei 2005, en dat van toenmalig EUCOM-
hoofdbevelhebber generaal James Jones een maand later aan Algiers. Deze initiativen hebben
ongetwijfeld mee geleid tot de opening van een geheim Algerijns-Amerikaans
inlichtingencentrum in Algiers, wat gemeld werd in juli 2005.197
Begin februari 2006 bezocht
de directeur van de FBI, Robert Mueller, Algiers en hield er gesprekken met Algerijnse
veiligheidsofficieren over contraterrorismesamenwerking. Later werd ook gemeld dat de FBI
een kantoor in Algiers had geopend.198
En op 11 februari 2006 bezocht Amerikaans Minister
van Defensie Donald Rumsfeld – in een driedaags bezoek aan de drie (kern-)Maghreblanden
– Algerije waar hij sprak met Bouteflika over een mogelijke wapenverkoop. Rusmfeld was de
eerste Amerikaanse Minister van Defensie ooit die Algerije bezocht. Rusmfeld zei na zijn
ontmoeting met Bouteflika: “[t]hey have things they desire and we have things we can be
helpful with.”199
Een hoge ambtenaar van het Pentagon zei rond dezelfde tijd dat Algiers geïnteresseerd was in
“high technology equipment such as night vision goggles, and helicopters useful in tracking
down suspected enemy fighters in the country‟s desert-like southern region”.200
Amerikaanse
ambtenaren herhaalden echter ook dat een wapenverkoop traag zou beginnen vanwege de
kritiek die dat zou kunnen opleveren gezien de mensenrechtensituatie die in Algerije te
wensen overlaat, maar ook om de kleinere buurlanden niet ongerust te maken.
Pentagonambtenaren zeiden ook dat Algiers de militaire samenwerking maar al te graag wilde
197
Le Sueur en El Watan zeggen dat het om een CIA-kantoor gaat, maar volgens Evans & Phillips is
dat er al sinds 1985. Mogelijk is het dus een centrum waar meerdere instanties (CIA, FBI, NSA, DRS)
bij betrokken waren. (El Watan, 06/07/2005, La CIA a une “alliance base” à Alger, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=22693 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Le Sueur,
2010: 88) 198
Mogelijk was dit het geheime inlichtingencentrum waarvan eerder sprake. (NYT, 01/07/2008,
Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 199
NYT, 12/02/2006, Rumsfeld Discusses Possible Arms Sales to Algeria, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2006/02/12/politics/12cnd-rumsfeld.html?fta=y (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 200
NYT, 12/02/2006, Rumsfeld Discusses Possible Arms Sales to Algeria, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2006/02/12/politics/12cnd-rumsfeld.html?fta=y (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
45
uitbreiden en dat het geïnteresseerd is in het vervangen van zijn verouderende vloot
gevechtsvliegtuigen.201
Dat Bouteflika geen enkele gelegenheid aan zich liet voorbijgaan om aan „rent-seeking‟202
te
blijven doen, is af te leiden uit wat Rumsfeld nog verklaarde na zijn bezoek. Bouteflika zou
Rumsfeld in het wijd hebben geïnformeerd over het decenniumlange gevecht van zijn land
tegen islamitische militant groepen, en bood suggesties aan de VS aan om de Amerikaanse
War on Terror goed uit te voeren. Rumsfeld verklaarde:
“He described it from the inside as to what took place and how they fought off the terrorism.
[…] It‟s instructive for us to realize that the struggle we‟re in is not unlike the struggle that
the people of Algeria went through.”203
Algerije bleef ook doorgaan met het bouwen van een civiel nucleair programma als symbool
van haar wens om de grootmacht van Noord-Afrika te worden, waarvoor een
samenwerkingsakkoord met de VS werd getekend op 9 juni 2007.204
4.4.1. Een Amerikaanse militaire basis in Tamrasset?
In 2006 ging de militaire samenwerking mogelijk nog een stap verder door de oprichting van
een nieuwe Algerijns-Amerikaanse militaire basis in Tamanrasset, de administratieve
hoofdstad van het uiterste zuiden van het land. De oprichting van de militaire basis zou
heimelijk beklonken zijn opdat het geen volksoproer zou veroorzaken. Vliegverslagen
onthulden dat twee Amerikaanse militaire vliegtuigen, die 100 à 200 Special Forces
transporteerden, vanuit Stuttgart (hoofdkwartier EUCOM) overvlogen en neerstreken op de
militaire basis in Tamanrasset op 16 februari 2006, gevolgd door een derde vlucht de
volgende dag, die zoek- en afluisterapparatuur aan boord had. Lokale mensen zagen hoe deze
troepen zich naar het noorden van Mali verplaatsten op zoek naar „pro-Al-Qaida islamistische
guerillas‟ waarvan gemeld werd dat ze opereerden over Tsjaad, Niger, Mali en Mauretanië.205
201
Daarvoor zou ook Rusland hebben overwogen om nieuwe MiG vechtvliegtuigen te verkopen alsook
tanks en ander militair materiaal. (NYT, 12/02/2006, Rumsfeld Discusses Possible Arms Sales to
Algeria, te raadplegen via: http://www.nytimes.com/2006/02/12/politics/12cnd-rumsfeld.html?fta=y
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 202
Ellis, 2004: 462-463 203
NYT, 12/02/2006, Rumsfeld Discusses Possible Arms Sales to Algeria, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2006/02/12/politics/12cnd-rumsfeld.html?fta=y (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 204
Evans & Phillips, 2007: 294 205
Evans & Phillips, 2007: 294; Keenan, 2007: 588-590; Keenan, 2008: 18-19
46
4.5. Bouteflika verstevigt zijn positie
4.5.1. Bouteflika en de generaals
Vanaf 2004 maakte Bouteflika werk van het schijnbaar meer aansprakelijk maken van het
leger ten opzichte van de civiele macht, wat verwelkomd werd door de VS. De echte reden
was echter de bezorgdheid bij Bouteflika om zijn machtspositie te verliezen en afgezet te
worden. Na de eerste amnestiewet leefde het ongenoegen bij enkele belangrijke generaals dat
aan „de vijanden van het leger‟ amnestie werd verleend.206
Bouteflika besefte dat hij
gewantrouwd werd en in 2002 eiste hij al de ministerpost van Defensie op, wat hem de
autoriteit gaf om om de machtsstructuur in het leger te wijzigen.207
Vervolgens ging Mohamed Lamari, sinds 1993 stafchef van het leger en een sleutelfiguur in
het machtsscentrum, met pensioen in 2004, zogenaamd voor gezondheidsredenen. Hij had
echter publiekelijk zijn ongenoegen geuit na de Burgerlijke Eendracht en werd vermoedelijk
gedwongen door Bouteflika om een stap opzij te zetten. Bouteflika verving hem door
generaal Gaïd Salah. Dit werd gevolgd door het opzij schuiven van generaal Larbi Belkheir,
die op dat moment werd gezien als de de bewaker van de invloed van het leger in zijn positie
als hoofd van het presidentieel bureau. Hij werd aangewezen als ambassadeur voor Marokko
vanaf 26 augustus 2005. Daardoor bleven slechts drie personen over die de staatsgreep van
januari 1992 hadden gesteund: majoor-generaal Abdelmalek Guenaizia, de
Ministerafgevaardigde van Defensie, majoor-generaal Mohamed Médiène, hoofd van de
DRS, en majoor-generaal Smaïn Lamari, hoofd van de contraspionage binnen de DRS.208
Ook in 2005 plaatste hij Malek Nessib aan de leiding van de zeemacht, Malti Abdelghani aan
het hoofd van de militaire academie van Cherchel, Laychi Ghird aan de leiding van de
Republikeinse Garde, en Ali Benali aan het hoofd van de vijfde militaire regio (de omgeving
van Algiers). Vervolgens nam op 18 maart 2006 het parlement een nieuwe wet aan waardoor
de stafchef van het leger voortaan met pensioen zou moeten gaan op een leeftijd van 64 jaar,
en generaals op een leeftijd van 60 jaar. Verder voorzagen de wetswijzigingen erin dat de
Minister van Defensie (Bouteflika) verantwoordelijk werd voor de carrières van de militaire
elite. In 2005 gingen 37 generaals met pensioen en tussen de zomer van 2004 en 2006 verving
Bouteflika meer dan duizend officieren. Bouteflika verving deze officieren door andere die
206
Le Sueur, 2010: 91; Evans & Phillips, 2007: 289 207
Le Matin, 09/11/2002, Bouteflika toujours ministre de la Défense, te raadplegen via:
http://www.algeria-watch.org/farticle/anp_presidence/bouteflika_defense.htm (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 208
Le Sueur, 2010: 81-82, 91-92; Evans & Phillips, 2007: 289
47
loyaler waren tegenover hem, en leek toen de bovenhand te hebben over het leger.209
Zijn
manoeuvers betekenden dus niet dat hij het leger uit het machtscentrum trok, maar eerder dat
hij zijn eigen positie in het machtscentrum cementeerde door zich te omringen met elementen
die hem er moeilijker konden uitduwen.
4.5.2. Bouteflika‟s gebrek aan interne legitimiteit
Ondanks Bouteflika‟s versterkte positie op het internationale podium en in het machtscentrum
van het eigen regime had hij in het binnenland nog steeds een legitimiteitsprobleem, in het
bijzonder bij de jeugd. De werkloosheid was nog steeds endemisch en was officieel 13
procent in 2006, maar volgens The Economist was dit 17,3 procent en volgens Louisa
Hanoune van de Parti des Travailleurs (PT) zelfs 30 procent. De Algerijnse overheid
probeerde het probleem op te lossen door jongeren aan te moedigen zich te richten op private
ondernemingen, en zette een aantal plannen op om de jongere bevolking te helpen in het
oprichten van eigen bedrijven, met een explosie van pizzeria‟s, cybercafé‟s en internationale
telefooncentra tot gevolg.210
Naast de reeds besproken censuur voor al te kritische pers, hield Bouteflika ook een stevig
greep op elke vorm van islamistische tegenspraak. Ali Belhadj stond onder constant toezicht
en in juli 2005 werd hij gearresteerd en opgesloten voor zeven maanden voor het geven van
een verklaring op Al-Jazeera waarin hij de Irakese opstandelingen prees in hun strijd tegen de
„Amerikaanse bezetting‟, kort nadat twee Algerijnse diplomaten ontvoerd werden in Irak.211
4.5.3. Bouteflika‟s tweede amnestiewet
Bouteflika wilde de critici van het regime definitief de mond snoeren door het nationaal
verzoeningsproces af te ronden en maakte een tweede amnestiewet. Het Nationaal Charter
voor Vrede en Verzoening (Chartre pour la Paix et la Réconciliation Nationale) werd op 29
september 2005 naar een referendum gebracht. De oppositie had voor het referendum
opgeroepen tot een boycot212
en de staatsgecontroleerde televisie en radio waren zuinig in hun
berichtgeving over kritiek terwijl onafhankelijke journalisten en organisaties geïntimideerd
209
Le Sueur, 2010: 92 210
Evans & Phillips, 2007: 289, 294 211
Evans & Phillips, 2007: 289-290 212
De oppositie, geleid door het FFS, zei dat het Charter macht verheerlijkte, immuniteit voor
vervolging inschreef, lijden wegonderhandelde en een ontkenning voorstelde van de waarheid en
gerechtigheid voor honderdduizenden slachtoffers en hun families. (Evans & Phillips, 2007: 290)
48
werden.213
De regering beriep zich ironisch genoeg ook continu op de wetgeving onder de
noodtoestand, dit ondanks de herhaalde beweringen dat de oorlog voorbij was.214
Net zoals de Burgerlijke Eendracht zou echter tegenstemmen niet echt een optie zijn
aangezien de bevolking moe getergerd was door het aanslepende geweld. Het Charter werd
daarom goedgekeurd, met officieel 97 procent van de stemmen bij een officiële opkomst van
79 procent. Meer onafhankelijke schattingen verlaagden de opkomstcijfers voor de grote
steden met 20 tot 30 procent. In Kabylië werden zelfs kiesbureau‟s en stembrieven vernietigd.
Bouteflika stoorde er zich niet aan en ging door. Op 1 november werden vervolgens aan 6.778
gevangenen amnestie verleend toen de regering het charter in een wet veranderde.215
In het verlengde van de Burgerlijke Eendracht hield het Charter een brede amnestie in voor
vroegere misbruiken door zowel leden van de statelijke veiligheidsdiensten als de gewapende
groepen die in de gevangenis zaten of op het punt stonden zich over te geven. De amnestie
zou niet verleend worden aan diegenen die „daden van collectieve slachting, verkrachting, of
het gebruik van explosieven in openbare plaatsen‟ hadden gepleegd, maar gezien het gebrek
aan enig serieus onderzoek naar deze misdaden, wist het Algerijnse publiek dat zulke beloftes
een dode letter waren. Bovendien werden zoekers van amnestie, ook moordenaars, niet voor
een rechtbank gebracht (tenzij ze verdacht werden van één van de drie „onvergeefbare‟
misdaden). Een belangrijke bepaling in de wet was wel dat families van slachtoffers
financiële compensatie zouden ontvangen voor hun verlies, maar dan mochten ze wel niet
meer over de oorlog discussiëren.216
217
Er was ergernis bij nationale en internationale mensenrechtenorganisaties voor de toepassing
van het Charter door de overheid. Ali Yahia van de Ligue Algérienne pour la Défense des
Droits de l‟Homme (LADDH) verwierp het Carter omdat het FIS niet gelegaliseerd werd en
de overheid werd vrijgepleit van alle schuld. Cherifa Kheddar, leider van Djazairouna, een
groep die slachtoffers van het geweld vertegenwoordigt, wilde dat iedereen voor de rechtbank
kwam ook al zouden ze later vergeven worden. AI maakte zich in een rapport ook zorgen of
het Charter niet kon leidden tot een sfeer van wetteloosheid en nog meer geweld. Fatima
213
De Ligue Algérienne pour la Défense des Droits de l‟Homme (LADDH) werd belet van het houden
van openbare bijeenkomsten. (Evans & Phillips, 2007: 290) 214
Evans & Phillips, 2007: 290; Le Sueur, 2010: 90 215
Evans & Phillips, 2007: 290 216
Toen de details van de amnestie werden bekend gemaakt op 11 februari 2006 bleek dat toegevoegd
was dat iedereen die sprak of schreef over de „Nationale Tragedie‟ om de instituten van de staat te
beschadigen of de „goede reputatie van diens agenten‟ te ondermijnen, gestrafd zou worden door drie
of vijf jaar opsluiting en een boete van 250.000 tot 500.000 dinar. (Le Sueur, 2010: 91) 217
Evans & Phillips, 2007: 290; Le Sueur, 90-92
49
Yous, directeur van SOS Disparus, die zich toewijdde aan onderzoek naar de verdwijningen
(geschat tussen de 8.000 en 10.000), smeekte om enkel maar de waarheid te weten te komen.
Mostefa Bouchachi, een Algerijnse mensenrechtenadvocaat, sprak over een „culturalisering
van ongestraftheid‟ voor de veiligheidsdiensten en de islamisten.218
Hugh Roberts zag in de tweede amnestiewet trouwens een zet van Bouteflika om zich van
sommige machtige generaals te kunnen ontdoen, in het bijzonder zijn grote rivaal Mohamed
Lamari. De generaals die vervangen werden zouden een deal gesloten hebben met Bouteflika
zodat zij rustig op pensioen konden gaan en niet meer hoefden te vrezen om vervolgd te
kunnen worden.219 In het Charter werd immers expliciet gemeld dat ook de
veiligheidsdiensten konden gebruik maken van de amnestie, terwijl dit met de Burgerlijke
Eendracht enkel impliciet zo was.220
Maar er waren ook andere redenen. Bouteflika kon zijn
legitimiteit bij het volk terug herstellen door zich nogmaals voor te stellen als de
vredebrenger. Hij zag het Charter als een de tweede stap van een „vaccinatie‟ tegen het
verleden.221
Maar vele vragen bij het volk waren nog steeds niet beantwoord, en het
psychologische leed was nog niet weg.
4.6. De interne machtsstrijd en crisis bij de GSPC
Hassan Hattab, de ex-leider van de GSPC, steunde in oktober 2005 publiekelijk de tweede
amnestiewet van Bouteflika en riep de opstandelingen op de wapens neer te leggen, waarna
hij als een „afvallige‟ werd uitgeroepen die „in de val van de tiran‟ was getrapt, door de
GSPC.222
Hattab sprak zich tegen een internationale jihad uit, alsook het „uitleveren‟ van de
Europese „cellen‟ aan Al-Qaida, hoewel hij nog in januari 2004 geprobeerd had zijn
leiderschap te heroveren, waarbij hij ook de bondgenoten van Algerije, in het bijzonder de
VS, in de jihad betrok, en nog zei dat de GSPC niet betrokken was bij de slachtingen van
onschuldige brugers.223
Alles wijst er echter op dat hij toen al niet meer genoeg gesteund werd
in de eigen rangen. Hattab leverde zichzelf op 22 september 2007 in bij de autoriteiten op
voorwaarde dat hij kon genieten van amnestie. Ook een emir van de Sahara, Abdal Khader
bin Massoud, was hem gevolgd en had zijn wapens ingeleverd en amnestie gevraagd.224
218
Le Sueur, 2010: 92-94 219
Le Sueur, 2010: 90 220
Le Sueur, 2010: 90 221
Le Sueur, 2010: 91 222
Le Sueur, 2010: 157, 159 223
Le Sueur, 2010: 154 224
Le Sueur, 2010: 165
50
Hattab werd op 8 oktober 2003 gedwongen af te treden en werd vervangen als nationale emir
door Nabil Sahraoui,225
die het regime bleef uitdagen toen hij in januari 2004 in Al-Hayat
verklaarde dat de islamitische staat niet tot stand zou komen door slogans, demonstraties,
partijen en verkiezingen, maar „door bloed, lichaamsdelen, en levens‟.226
In februari 2004
drukte Sahraoui in een communiqué in naam van de GSPC zijn „jihadistische solidariteit‟ uit
met zijn moslimbroeders die ook vochten tegen de „joden en kruisvaarders‟. Sahraoui
verklaarde de strijd tegen het Algerijnse regime verder te zetten, maar betrok ook de VS in
zijn communiqué:
“Cooperation between Algeria and America has gone through several phases ranging from
financial support to the exchange of intellegince and going so far as the opening of an
American intelligence office in Algeria, the supplying of weapons and munitions and military
equipment, among them night-time vision glasses and surveilllance and espionage equipment,
and participation in military operations … America does not know laws and recognizes
nothing and operates according to its interests, which are fighting any Islamic group that
wants to establish an Islamic state, trying to control the world‟s strategic points, among them
Iraq, the Arab Maghreb, the Horn of Africa, the Arabian Peninsula, etc., protecting its oil
wells in the South of Algeria, which are increasingly important to them, and supporting the
Jews in order to establish a greater Israel.”227
Zijn verklaring maakt dus al duidelijk welk ongewild gevolg het Amerikaans-Algerijns
bondgenootschap, en de militaire samenwerking die eruit voortvloeide, had. Nabil Sahraoui
zou niet lang leider blijven, aangezien hij op 19 juni 2004 gedood werd tijdens een drie dagen
durend gevecht met het Algerijnse leger dat toen een grote zoektocht en schoonveegoperatie
uitvoerde in de regio van El-Kseur (het oosten).228
Belangrijk is wel dat hij het was die voor
het eerst buitenlandse rekruten zocht vanaf zijn aanstelling als leider, met name Tunesiërs en
Libiërs, volgens Botha met de bedoeling de GSPC voor te stellen als een regionale
organisatie,229
maar ongetwijfeld ook beïnvloed door het dalend aantal leden (zie bijlage 3) en
het gebrek aan Algerijnse volkssteun waarin de beweging zich bevond.
Na de dood van Sahraoui volgde Abdelmak Droukdal (alias Abou Mo(u)ssab Abdelwadoud
of Abu Mus‟ab Abd al-Wudud, alias Abu Ibramim Mustafa) hem op als nationale emir.
Droukdal zou echter aanvankelijk maar een interimleider zijn geweest, totdat een nieuwe
225
Le Sueur, 2010: 150; Botha, 2009 (geen paginering) 226
Evans & Phillips, 2007: 287 227
Le Sueur, 2010: 154 228
Evans & Phillips, 2007: 287; Le Sueur, 2010: 155 229
Botha, 2009 (geen paginering)
51
leider zou verkozen worden, maar Droukdal zou zich vastklampen aan zijn positie.230
Hij
werd trouwens naar voren geschoven als nieuwe leider door de emir van zone 2 (Algiers en
de regio van Kabylië), Abdelhamid Saâdaoui, een van de rijkste militanten. Als „dank‟ zou
Droukdal door de vingers zien dat veel geld gehaald uit afpersing binnen zijn kring van
naasten en familieleden bleef, tot ergernis van andere militanten.231
De algemene indruk bestond dat de GSPC toen zwak stond. Het veiligheidsbeleid en de
verzoeningspolitiek van de overheid scheen zijn vruchten af te werpen, hoewel de GSPC zich
fel had uitgesproken tegen de tweede amnestiewet.232
In 2005 en 2006 vonden er geen
ontvoeringen van toeristen meer plaats in de westelijke Sahel, en het aantal terreuraanslagen
in Algerije daalde zelfs tot een bijna „aanvaardbaar‟ niveau.
De Algerijnen die echter de hoop koesterden dat het geweld definitief voorbij was, werden
gedesillusioneerd op 11 april 2007, toen een reeks op elkaar afgestemde bommen ontploften
in Algiers.233
Een zelfmoordaanslag had de kantoren van de president en de eerste minister als
doel, een andere aanslag van door drie autobommen had in een oostelijke buitenwijk van de
stad (Bab Ezouar) een politiekantoor getroffen. Minstens 33 mensen stierven en meer dan 222
mensen raakten gewond. De aanslagen, met een enorme wereldwijde impact op de media,
werden onmiddellijk opgeëist door Al-Qaida in de Islamitische Maghreb die foto‟s postte op
het internet van de drie zelfmoordaanslagers. Het was de eerste keer sinds de jaren 1990 dat
de hoofdstad doelwit was van zulke uitbarsting van geweld. Bouteflika noemde de aanslag
„laf‟ en het volk dat massaal op straat kwam, steunde hem en riep op voor het einde van het
geweld.234
Amerikaanse diplomaten en inlichtingenofficieren verklaarden trouwens achteraf dat
Algerijnse ambtenaren weigerden sleutelinformatie over deze aanslagen vrij te geven, alsook
230
Black, 2009: 9 231
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC: Révélations
sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 232
Al wie inging op de mogelijkheid tot amnestie werd door de GSPC beschouwd als een verrader,
terwijl de amnestiewet werd voorgesteld als een „deel van de oorlog tegen de jihad onder het vaandel
van de Amerikaanse tiran‟. (Le Sueur, 2010: 157) 233
Het klimaat van geweld steeg al eind 2006 via twee valstrikbommen op 30 oktober 2006 waarbij
drie mensen omkwamen en 24 gewonden vielen in voorsteden van Algiers. Op 10 december 2006
volgde een bomaanslag op twee voertuigen waarin werknemers van Brown and Root Condor (een
contstructiebedrijf van Halliburton) zaten. De Algerijnse chauffeur werd gedood en er vielen negen
gewonden, waaronder een Amerikaan, een Canadees en enkele Britten. Een communiqué van de GSPC
eiste de aanslag op als een „geschenk voor alle moslims die lijdden van de kruisvaarderscampagne
tegen de islam en zijn heilige plaatsen‟. Op 13 februari 2007 werden vervolgens enkele op elkaar
afgestemde bomaanslagen gepleegd op politiekantoren in diverse plaatsen in Algerije, waarbij zes
doden vielen. (Le Sueur, 2010: 160-161, 164; Evans & Phillips, 2007: 296)
52
informatie over de namen van opstandelingen die vrijgelaten werden uit de gevangenis.235
Mogelijk begon het regime zich af te keren van de Amerikanen, omdat de lang verhoopte
wapenverkoop maar niet van de grond kwam.
234
Le Sueur, 2010: 164 235
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
53
5. GSPC transformeert in „Al-Qaida in het Land van de Islamitische Maghreb‟ (AQIM)
Wat het Algerijnse regime en vooral het leger al had voorgesteld als een feit en wat op de
Amerikaanse veiligheidsdiensten en op zijn minst sommigen in de Bush administratie graag
leken te geloven, namelijk dat de GSPC een onderdeel of filiaal was van Al-Qaida, werd plots
schijnbaar bewaarheid toen Droukdal op 24 januari 2007 een communiqué uitvaardigde dat
de GSPC van naam was veranderd in „Al-Qaida in het Land van de Islamitische Maghreb‟
(AQIM)236
. Droukdal zei ook dat bin Laden zelf de transformatie van de GSPC als een
nieuwe groep van Al-Qaida verwelkomde.237
De alliantie tussen de GSPC en Al-Qaida werd
al aangekondigd in een videoboodschap voor de vijfde verjaardag van de 9/11-aanslagen door
de nummer twee van Al-Qaida, de Egyptenaar Ayman al-Zawahiri.238
De GSPC had zich besloten nominaal te binden aan de internationale terreurorganisatie van
Osama bin Laden voor tal van redenen, maar de pragmatische overtreffen veruit de
ideologische. De GSPC heeft zich dan wel ingeschakeld in de ideeën van Al-Qaida, maar veel
wijst erop dat de beweging geen „lid‟239
geworden is van en evenmin is samengesmolten met
Al-Qaida zoals dikwijls wordt gesuggereerd met de term affiliate (filiaal).240
Dat (een deel
van) de Bush administratie het fenomeen nog altijd verkeerd interpreteerde, bleek uit een
verklaring op 23 oktober 2008 van David Welch, Assisterend Minister van Buitenlandse
Zaken voor het Nabije Oosten: “After having reduced its influence and being defeated
ideologically in the Middle East and Iraq, al-Qa‟eda is trying to spread to other areas. That
is why we have the need to combine all regional efforts to confront the threat”.241
236
AQIM (of AQLIM) komt van de Engelse vertaling, Al-Qaeda in (the Land of) the Islamic Maghreb
(de Franse variant is AQMI, Al-Qaïda au Maghreb Islamique). In het Arabisch luidt de naam Qaedat
al-Jihad fi Bilad al-Maghrib al-Islami. 237
Le Sueur, 2010: 161 238
Al-Zawahiri verklaarde dat Osama bin Laden hem had opgedragen aan te kondigen dat de GSPC
zich aangesloten had bij Al-Qaida. Al-Zawahiri zei daarbij dat de „gezegende unie‟ een „bron van
kwelling, frustratie en verdriet‟ zou zijn voor de „afvalligen [van het Algerijnse regime] en de
verraderlijke zonen van Frankrijk‟ en spoorde de groep aan om „het been in de keel van de
Amerikaanse en Franse kruisvaarders te worden‟ in de regio en daarbuiten en bad hij dat „onze
broeders van de GSPC zouden slagen in het veroorzaken van schade aan de topleden van de
kruisvaarderscoalitie en in het bijzonder hun leider, het valse Amerika‟. (Pham, 2011: 240) 239
Weinig of zelfs geen terreurorganisaties zijn ooit „lid‟ van Al-Qaida geworden, dit zou immers de
ware aard van de organisatie verkeerd voorstellen, er is eerder sprake van het inschrijven in de globale
strijd van de groep rond bin Laden, die altijd getracht heeft lokale groepen aan zich te binden. Er is dus
eerder sprake van allianties, nominale banden, of coöptatie, dan van „lidmaatschap‟. (zie Burke, 2004) 240
Een andere term die vaak gebruikt wordt, franchise (franchise, concessie), komt waarschijnlijk nog
het dichtste in de buurt om de alliantie te typeren. 241
Botha, 2009
54
Om een juiste voorstelling te krijgen van de betekenis van deze verschuiving beweging
moeten we eerst even teruggaan naar het verleden en naar hoe de verhouding was tussen Al-
Qaida en de Algerijnse terreurgroepen vanaf de jaren 1990.
5.1. Osama bin Laden en de Algerijnse jihad, een korte historiek
Osama bin Laden wilde voor zijn globale jihad tegen het Westen (de VS in het bijzonder)
over de hele islamitische wereld jihadigroepen aan zich binden, zo ook in Algerije toen in
1992 daar het geweld losbarstte. In 1993 zond hij daarom Qari el-Said, een Algerijn die lid
was van de shura (raad) van Al-Qaida, met 40.000 dollar naar Algerije, waar el-Said duidelijk
maakte aan de GIA dat niet geijverd mocht worden voor een dialoog met de regering.242
Dat
de strijd niet ten dienste zou staan van God, maar van de politiek, was een grote zonde.243
In
de Algerijnse burgeroorlog werden echter hoe langer hoe meer burgers geëxcommuniceerd,
en veranderde Algerije in een bloedbad. Bin Laden wist dat door het grote aantal
moslimslachtoffers de jihad onpopulair dreigde te worden en wilde het beeld van de jihad
terug oppoetsen.244
Toen in 1994 GIA-leden naar Khartoum245
trokken om er te smeken voor
nog meer fondsen, maar tegelijkertijd zo onbezonnen waren dat ze bin Laden verweten dat hij
te „flexibel‟ was voor de democraten, weigerde bin Laden hen nog te financieren. De GIA-
leden op hun beurt concludeerden dat hij te „soft‟ was geworden.246
Nadat in 1998 Hassan Hattab de GSPC oprichtte dat zich afsplitste van de GIA vanwege hun
excessieve takfir-doctrine bleef de GSPC eind 1999 de enig overgebleven relevante
groepering. Om zijn de jihad terug levensvatbaar te maken begon Hattab met het herstel van
de netwerken die de GIA-groepen in het buitenland hadden opgebouwd. Hij zocht daarvoor
242
Wright, 2007: 189 243
De impact van deze ontmoeting moet gerelativeerd worden omdat op dat moment de status van bin
Laden („Al-Qaida‟ bestond toen nog niet) nog niet zo groot was, hoewel de som geld wel indruk zal
hebben gemaakt. 244
Bin Laden zou in 1994 naar Groot-Brittannië zijn gevlogen waar hij in Manchester en Londen
gesprekken had met GIA-vertegenwoordigers, mogelijk om hen bij te willen sturen. Ook had hij er
contacten met de verantwoordelijken van het propagandablad Al-Ansar, dat de daden van de GIA
verheerlijkte, jongeren aanmoedigde om zich aan te sluiten en de jihad verklaarde aan Frankrijk in
1995. (Le Sueur, 2010: 127-128) 245
In de vroege jaren 1990 zochten GIA-militanten, net als andere radicale islamistische groepen uit
het Midden-Oosten en Oost-Afrika, in Soedan training en logistieke steun voor het thuisfront. Osama
bin Laden was toen ook in Soedan (van 1991 tot 1996), en verschafte training, expertise en steun aan
vele militanten en kon zo vele contacten maken, maar hij was toen ook maar één speler onder vele
andere. Sommige militanten maakten gebruik van faciliteiten van de Soedanese overheid, andere van
trainingskampen zoals van bin Laden. Dat Khartoum de militanten huisvestte leidde ertoe dat de VS
Soedan in 1993 op de lijst zetten van staten die terrorisme sponsoren. Nadat ook westerse
oliemaatschappijen begonnen te aarzelen met het investeren in de infrastructuur van het land, spoorde
Khartoum de militanten aan het land te verlaten. (Burke, 2004: 146, 156) 246
Wright, 2007: 190
55
ook toenadering tot Osama bin Laden die nu een sterke groep van ervaren strijders rond zich
had verzameld en bereid was Hattab met al zijn middelen en expertise te steunen. Bin Laden
zag nu de opportuniteit om toegang te krijgen tot de eigengereide GSPC-netwerken in Europa
en Noord-Amerika en de kans om „Al-Qaida‟ te versterken met goedgetrainde militanten die
konden ingezet worden voor zijn globale jihad. Al in 1998 zouden bin Laden en Hattab elkaar
gesproken hebben via satelliettelefoon.247
Uiteindelijk zond bin Laden in juni 2001 een vertrouweling van hem, het Jemenitische hulpje
Emad (Imad) Abdelwahid (Abdelwahab) Ahmed Alwan, alias Abu Mohamed, naar Algerije
via Ethiopië, Soedan en Niger.248
Aangezien Alwan Algerijnse jihadisten had geholpen met
het opzetten van trainingskampen in Jemen in de vroege jaren 1990, werd hij de
contactpersoon tussen bin Laden en de GSPC.249
Alwan zou in september 2002 door de
Algerijnse veiligheidsdiensten gedood worden in de Algerijnse provincie Batna. Hierna zou
bin Laden andere tussenpersonen hebben gestuurd, waaronder Abd-al-Raqib.250
De beslissende factor voor de alliantie met Al-Qaida zouden de jihadisten worden die vanaf
2003 via de GSPC naar Irak trokken om er tegen de Amerikaanse troepen te vechten. Het is
daar dat zij contact hadden met Abu Musab al-Zarqawi en zijn groep (Jama‟at al-Tawid wal-
Jidad). Niet onbelangrijk is dat pas in december 2004 al-Zarqawi toestemming kreeg van bin
Laden om zich nominaal onder zijn leiderschap te plaatsen, waarna al-Zarqawi zijn groep tot
„Al-Qaida in Irak‟ herdoopte.251
Daarvóór hadden al-Zarqawi en Droukdal al contact gehad,
voor de eerste keer in de herfst van 2004 toen Droukdal hem had gevraagd om Fransen te
247
Burke, 2004: 216-118; Black, 2009: 10 248
Franse en Algerijnse veiligheidsdiensten beweerden dat bin Laden financieel gesteund heeft om de
GSPC op te richten, maar daar werden geen bewijzen voor getoond. (Burke, 2004: 217) 249
Burke, 2004: 218 250
Sahraoui zou in oktober 2003 een communiqué hebben uitgevaardigd waarin hij zich onder het
leiderschap van Al-Qaida en Taliban-leider Mullah Omar plaatste, en in juni 2004 bevestigde hij de
nieuwe alliantie door de oorlog te verklaren aan alle westerse buitenlanders in Algerije, maar het
leiderschap van Al-Qaida beschouwde de GSPC als een organisatie die weinig interesse had in de
globale jihad. Mogelijk was het leiderschap ook terughoudend omdat het twijfelde of de verzwakte
GSPC iets kon bijdragen aan hun netwerk na de klappen van het leger en het succes van de eerste
amnestiewet, wat ook voor een crisis zorgde binnen de GSPC. Mogelijk twijfelde men zelfs over de
loyaliteit van de GSPC omdat het leden naar Irak liet vertrekken wat het aantal leden sterk deed dalen
en tegelijkertijd leden aantrok die overtuigd waren van de globale jihad. (Steinberg & Werenfels, 2007,
te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011);
Pham, 2011: 244-245) 251
Al-Zarqawi was oorspronkelijk vrij onafhankelijk van bin Laden. Al-Zarqawi arriveerde eind 1989
in Afghanistan om er tegen de Sovjets te vechten en waar hij zijn eigen trainingskamp leidde. Na het
vertrek van de Sovjets wilde hij het Jordaanse regime omverwerpen en bouwde hij een netwerk op in
Duitsland, Italië en Syrië, dat hem vrijwilligers zou opleveren die na de Amerikaanse inval in Irak in
2003 zouden meevechten tegen de Amerikanen. Pas eind 2004 sloot hij zich nominaal aan bij de groep
van bin Laden. Op 7 juni 2006 zou hij gedood worden in Buqaba (Irak). (Burke, 2004: 270-271;
Napoleoni, The Myth of Zarqawi, 11/11/2005, te raadplegen via:
http://www.antiwar.com/orig/napoleoni.php?articleid=7988 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011))
56
ontvoeren in Irak om de terugkeer van El Para te bekomen. Later zou al-Zarqawi Droukdal
uitnodigen zich aan te sluiten bij Al-Qaida.252
In september 2005 verklaarde Droukdal
Frankrijk als vijand nummer één,253
ongetwijfeld uit frustratie tegenover de ex-kolonisator,
maar vermoedelijk ook als een eerste stap naar de internationalisering van hun strijd.
De „Afghaanse‟ kern binnen de GSPC zou hebben aangedrongen op een alliantie met Al-
Qaida,254
maar Droukdal zou de beslissing quasi unilateraal hebben genomen.255
Droukdal
hoopte wellicht dankzij het opnemen van het vaandel Al-Qaida makkelijker rekruten te
winnen, alsook toegang te krijgen tot nieuwe jihadistische rekruterings- en financiële
netwerken, louter op basis van de nieuwe naam (en zonder autoriteit af te staan aan bin
Laden). Droukdal zag waarschijnlijk ook met lede ogen aan hoe vele vrijwilligers Algerije
verlieten om in Irak te gaan vechten, en wilde hen ongetwijfeld, door het internationaliseren
van zijn strijd, verleiden om tegen de Algerijnse staat te vechten.256
Ook waren al veel
militanten geëlimineerd of gearresteerd,257
anderen gaven zich over en maakten gebruik van
de tweede amnestiewet.258
Droukdal wilde dus de „merknaam‟ van Al-Qaida overnemen om
terug aantrekkelijk te worden, om het prestige van zijn organisatie te verbeteren, om zo
andere Noord-Afrikaanse en regionale vrijwilligers te kunnen aantrekken. „Al-Qaida‟ bevond
zich immers nu in de Maghreb, dichter bij huis.259
Of door de transformatie de GSPC/AQIM een brede volkssteun kon heroveren zou illusoir
blijken,260
maar dit was niet de eerste bezorgdheid. n bij de voorhoede van internationale
252
In een interview met een NYT-journalist in 2008 verklaarde Droukdal dat in 2004 en 2005 e-
mailgesprekken zijn gevoerd tussen al-Zarqawi en de GSPC. (NYT, 01/07/2008, An Interview With
Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 253
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 254
Zemni, 2009: 16 255
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC: Révélations
sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 256
In een interview met een NYT-journalist antwoordde Droukdal op de vraag of veel strijders
terugkwamen uit Irak: “What the media is promoting about the existence of a large proportion of
fighters in Iraq that came back and joined us is wrong. But there is a limited and very small number of
the mujahedeen brothers who fought in Iraq than came back and joined us”. (NYT, 01/07/2008, An
Interview With Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 257
Botha, 2009 (geen paginering) 258
De voorbije twee jaar hadden 2.000 militanten hun wapens neergelegd en gebruik gemaakt van de
tweede amnestiewet. (Zemni, 2008: 17) 259
Steinberg & Werenfells, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 260
Pham, 2011: 241
57
jihadi-strijders. Zo veranderde de GSPC eind 2006 en formeel begin 2007 van een lokale
groep die actief was in Algerije met slechts lokale ambities, naar een internationale groep die
het vaandel van Al-Qaida opnam en – althans in het discours – internationale ambities had en
transformeerde het (bijna) in iets waarvan velen, in de media en binnen het Algerijnse en
Amerikaanse regime, beweerden dat het al bestond.261
5.2. Een teken van zwakte
Het is dus pas vanaf 2005, na de successen van Bouteflika‟s verzoeningspolitiek, toen het
politiek geïsoleerder stond dan ooit, nadat de GSPC onder grote druk kwam te staan van de
veiligheidsdiensten, en nadat het een gebrek had aan infrastructuur, middelen (geld, wapens
en logistiek)262
en leden (het aantal leden daalde van 4.000 in 2002 naar een driehondertal in
2006; zie bijlage 3),263
dat de alliantie er was gekomen. De GSCP wilden hiermee jonge
rekruten aantrekken die gemakkelijk gemanipuleerd kunnen worden en die gebruikt worden
om tegen de Algerijnse staat te vechten.264
De GSPC zocht dus naar een manier om terug aan
relevantie te winnen.
Door het opnemen van het vaandel „Al-Qaida‟ werd de GSPC lid van de globale
jihadbeweging. De beweging heeft de „Al-Qaida taal‟ en hun internationale discours
overgenomen en fulmineert sindsdien tegen het Westen in het algemeen en tegen de VS en
Frankrijk in het bijzonder.265
De nieuwe naam en het aangepast discours veranderde echter
niets aan de primaire doelstelling van de beweging; die blijft het omverwerpen van de
Algerijnse staat en het vervangen door een islamistische staat. De directieven komen
bovendien van niemand anders dan het eigen leiderschap en niet van het leiderschap van Al-
Qaida.
Het overnemen van de merknaam Al-Qaida, een impliciete erkenning van de rekruterende
kracht van de naam, was deels een publiciteitsstunt, reclame voor de gefrustreerde en
wanhopige Algerijnse jeugd. De naamsverandering bood ook nieuwe regionale en
internationale opportuniteiten, met name het makkelijker toegang krijgen tot
rekruteringsnetwerken, financiering en logistieke steun van Al-Qaida of individuen of
261
Het werd schijnbaar iets waarvan velen al dachten dat het bestond, omdat in wezen AQIM nog
steeds geen „filiaal‟ van Al-Qaida was, dit zou zoals uitgelegd het fenomeen slecht weergeven. 262
Zemni, 2008: 16 263
Grynkewich & Reifel, 2006, te raadplegen via:
http://www.nps.edu/Academics/centers/ccc/publications/OnlineJournal/2006/Nov/grynkewichNov06.p
df (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 264
Botha, 2009 (geen paginering); Zemni, 2008: 16 265
Zemni, 2008: 16
58
organisaties over de hele wereld die sympathiseren met de strijd van Al-Qaida en de strijd
tegen de Amerikaanse „bezetting‟ van Irak.266
In de jaren voordien had de GSPC al succesvol
Marokkanen, Tunesiërs en Libiërs gerekruteerd via radicale organisaties in deze
Maghreblanden, wat al geleid had tot toenemende instabiliteit in de Maghreb en Steinberg en
Werenfels de term „pan-Maghrebisering‟267
(van de jihad) deed voorstellen.268
AQIM werd nu
aangevuld met Mauritaniërs, Malinezen, Nigerianen269
en Tsjadiërs, die vaak getraind worden
in mobiele trainingskampen in het noorden van Mali.270
Ze zouden met een veertigtal zijn
geweest in 2007. Het zich voorstellen als de regionale vertegenwoordiger van Al-Qaida,
wierp dus zijn vruchten af. Het totaal aantal leden in 2007/2008 werd geschat tussen 300 en
700.271
272
5.3. De faciliterende context van de War on Terror
Sommige waarnemers zijn rechtlijnig over het verband tussen de War on Terror (WoT) en de
transformatie van de GSPC in AQIM. Keenan legt geen rechtsreeks verband tussen beiden,
maar beschouwt zowat elke uiting van terrorisme in Algerije als het werk van het DRS, en in
de Sahel (na de El Para-ontvoering) als het gevolg van een self-fulfilling prophecy in gang
266
Steinberg & Werenfels, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 267
Steinberg & Werenfels, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 268
Dankzij onder meer de contacten die – via de diaspora in Europa en via het front in Afghanistan na
2001 – met de Groupe Islamique Combattant Marocain (GICM), en de Libyan Islamic Fighting Group
(al-Jama‟a al-Islamiyya al-Muqatilah fil-Libya), zouden gelegd zijn, alsook met verschillende
Tunesische groepen zoals de Jeunesse de l‟Unification et du Jihad (Tawhid wal-Jihad), voor wie de
GSPC bijstand in training en infiltratie zou voorzien hebben. (Pham, 2011: 243-244) 269
Keenan gelooft dat het verwarren van nigérien en nigérian in rapporten/mededelingen (van wie
specifieert hij niet) bewuste desinformatie is, aangezien de GSPC „racistisch‟ van aard zou zijn (en dus
geen zwarten zou aanwerven), en met de bedoeling om een link te leggen tussen de Sahel en het
olierijke Nigeria ter rechtvaardiging van de militarisering van grotere delen van West-Afrika om de
Nigeriaanse olievoorraden te beveiligen (Keenan, 2009: 251). Alle andere waarnemers gaan er echter
vanuit dat Nigerianen wel deel uitmaken van de beweging en ook Droukdal beweerde dit. NYT,
01/07/2008, An Interview With Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 270
De buitenlanders binnen AQIM voeren ook operaties uit in Algerije. Eind januari 2008 werden vijf
terroristen gedood door de veiligheidsdiensten in de Rhourd Ennous regio, 300 km ten zuiden van
Ouargla. Het ging om personen uit Tsjaad, Mali, Niger en Mauritania. In maart werden in de bergen
van Boudekhane (wilaya Khenchela) vijf terroristen gedood, afkomstig van Mali, Tsjaad, en
Mauritanië. (Botha, 2009 (geen paginering)) 271
Hun aantal leden inschatten is moeilijk gezien hun losse en gedecentraliseerde structuur en
ondersteunende netwerken die in principe geen deel uitmaken van de beweging. (Botha, 2009 (geen
paginering); El Watan, 15/03/2007, Terrorisme, http://www-
front.elwatan.com/archives/article.php?id=63293 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 272
El Watan, 15/03/2007, Terrorisme, http://www-front.elwatan.com/archives/article.php?id=63293
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
59
gezet door de Amerikaanse militarisering van het gebied.273
Keenan gaat echter dubieus en
inconsistent om met de term terrorisme.274
Minder complotzoekend is Zemni, die stelt dat
“[o]ne of the unintended consequences of the global War on Terror in the Maghreb is the
transformation of the local Islamist insurgency into an Al-Qaida franchise”.275
De reden tot de transformatie is zoals geschetst echter ook van interne pragmatische aard en
zou er misschien ook gekomen zijn zonder de WoT. Dit is uiteraard onmogelijk te
reconstrueren, maar er lijkt inderdaad toch een sterk verband te bestaan met de WoT. Het
bondgenootschap tussen de VS en Algerije en de militarisering van de Sahel, die het gevolg
zijn van de WoT, waren al een doorn in het oog van Sahraoui, en waren dat nog steeds bij
Droukdal. Men kan argumenteren dat het aantrekken van Algerijnse vrijwilligers in Irak
gezorgd heeft voor een „ledencrisis‟ binnen de GSPC,276
maar zoals gezegd hebben ook
andere factoren tot die crisis bijgedragen. De oorzaken die geleid hebben tot het verschijnen
van AQIM zijn dus complex. Op een onrechtstreekse manier heeft de WoT (één van de
legimitaties voor de inval in Irak) wel bijgedragen aan de versterking van de crisis binnen de
GSPC en dus heeft de WoT ongewild bijgedragen aan de „wanhoopspoging‟ van Droukdal
om de organisatie te verbinden met Al-Qaida. Dat de GSPC/AQIM zich beginnen richten is
op westerlingen en westerse belangen in de regio, is dus ook een ongewild gevolg van de
WoT.
Wat onmiskenbaar is, is dat de WoT (de uiterlijke manifestaties ervan) en het Algerijns-
Amerikaanse bondgenootschap op zijn minst dankbaar verbaal buskruit was voor de
GSPC/AQIM, getuige de uitlatingen van Droukdal in het interview met dezelfde NYT-
journalist in juli 2008. Hij antwoordde op de vraag waarom zij zich hadden „aangesloten‟ bij
Al-Qaida:
“[…] God ordered us to be united, to be allied, to cooperate and fight against the idolaters in
straight lines. The same way they fight us in military allies and economic and political mass-
273
Keenan, 2009: 9, 115 274
Terrorisme definieert hij in een eindnoot in zijn boek (2009) als “the threatened or actual use of
violence against civilian targets for political objectives” (Keenan, 2009: 216). Daar hoort „rechtmatige‟
politieke rebellie tegen een staat volgens Keenan niet bij, waar hij duidelijk de Toearegrebellieën (in
Mali en Niger) vanaf 2004 bij rekent, die volgens hem in sommige gevallen georkestreerd zijn door de
Amerikaanse troepen (Keenan, 2009: 207-208, 216-217). Tezelfdertijd bedoelt hij met de terroristische
gebeurtenissen die na de El Para-ontvoering voorgekomen zijn wel degelijk onder meer deze
Toearegrebellieën, aangezien hij het heeft over een self-fulfilling prophecy, maar nergens spreekt over
concrete terroristische activiteiten van AQIM in zijn boek. Het is duidelijk dat Keenan zeer
inconsequent omgaat met de term terrorisme en zelfs met zijn eigen invulling ervan. 275
Zemni, 2008: 16 276
Leden werden zelfs aangetrokken op voorwendsel dat ze in Irak konden gaan vechten, maar werden
dan gebruikt om in Algerije te vechten. (Botha, 2009 (geen paginering))
60
groupings. Why shouldn‟t we join our brothers while almost all these nations got united
against the Muslims and separated them, and divided their land, and took away Al Aksa
mosque out of their hands, and consumed their goodness, and destroyed their morals? Then
look at the crimes that happen in Gaza and Iraq and Afghanistan, and Somalia and others
places. These crimes are committed by the Jew-crusader ally. But when the Muslims get
together to defend themselves, they blame them for getting together and accused them with
mass-grouping, and made an approach about their unity. Yes, we see that it‟s our duty to join
Al Qaeda so that we can have our fight under one flag and one leadership in order to get
ready for the confrontation. An ally is faced by another ally, and unity is faced by unity. The
joining was a legitimate necessity by the book of our God and the sunnah of our prophet,
peace and blessing be upon him. It was a mindful necessity imposed by the actual reality and
the international system that is full with injustice against the Muslims. […]”277
Droukdal verwijst hier duidelijk naar de WoT en de internationale samenwerking en
bondgenootschappen die daaruit zijn voortgevloeid, in de eerste plaats tussen Algerije en de
VS. Het is ook duidelijk dat de oorlog en bezetting door de VS in Irak en (met westerse
coalitiepartners) Afghanistan, maar ook de nog steeds durende problemen in de Palestijnse
gebieden, als bijzonder onrechtvaardig worden aangevoeld, en waarvoor vooral de VS (Jew-
crusader ally) verantwoordelijk worden gehouden. Het is ook duidelijk dat wat de Bush
beschouwde als een metaforische kruisvaart, door Droukdal als een echte kruisvaart tegen
moslims wereldwijd wordt beschouwd, maar niet door de retoriek van Bush wel door diens
beleid.
In het interview verweet Droukdal de Arabische regimes ook dat ze optraden als agenten van
de VS, dat ze hun religie en hun volk verraden hadden, en dat ze allen afscheidingen waren
van het kolonialisme dat „hun land‟ (de ganse Arabische wereld) verdeeld had. Over de
Maghrebijnse regimes zei hij dat het hypocriete zonen van Spanje en Frankrijk waren en over
de inkomsten die het „corrupte‟ Algerijnse regime ontving uit de verkoop van olie en gas, dat
het de grootste misdaad en diefstal was tegen de natie. De onvrede over het Algerijns-
Amerikaanse bondgenootschap komt echter het scherpst naar voren in Droukdal‟s antwoord
op de vraag of zij de bedoeling hebben Amerikaanse belangen in Algerije aan te vallen:
“When we carried arms we declared that we are fighting the crusaders‟ agents among those
rulers who came out against Islam and committed crimes of corruption and tyranny and
treason against the religion and the nation. And we said that we want to bring back the place
277
NYT, 01/07/2008, An Interview With Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
61
of Islam in the country and the ruling of the Koran over the people, and bring to the nation its
rights that were taken. But what happened later on is the West. They provided it with all kind
of support and encouraged it and supported it in the forums. It did not stop there, it even went
further to a direct intervention. Then we found ourselves on the black list of the U.S
administration, tagged with terrorism. Then we found America building military bases in the
south of our country and conducting military exercises, and plundering our oil and planning
to get our gas. Also, opening an F.B.I. branch in our capital city, and starting an unusual
Christian conversion campaign among our youths to change their religion in order to create
religious minorities among us. […] Therefore, it became our right and our duty to push away
with all our strength this crusade campaign and declare clearly that the American interests
are legitimate targets to us.”278
Dat Washington de GSPC classificeerde als een terroristische organisatie vlak na 9/11, in
plaats van een opstandelingenbeweging, heeft Droukdal (en andere militanten), doen afkeren
van de VS.279
De reden hiervoor is dat de term „terrorist‟ negatief geladen is en criminele
implicaties inhoudt, terwijl de term opstandeling een zweem van legitimiteit rond zich heeft.
Conclusie is dat de Amerikaanse aanwezigheid op „moslimgrond‟ in zuidelijk Algerije en de
Sahelregio (maar ook in Irak en Afghanistan), waaraan Algerije en landen in de regio hun
toestemming gaven, alsook de Amerikaans-regionale militaire samenwerking, dit alles ten
gevolge van de WoT, een belangrijke politieke grond van frustratie en motivering
vormde/vormt,280
en slechts voer bood/biedt voor fulminaties tegen het Amerikaanse en
Algerijnse regime. Men verwijt de Amerikanen ook politieke steun te verlenen aan een
autoritair regime ondanks het Amerikaanse discours over democratisering.281
5.4. Nieuwe strategieën
De GSPC/AQIM heeft niet alleen een naamsverandering ondergaan en een nieuw discours
aangenomen, het heeft ook zijn doelstellingen, zijn geografisch actieterrein, zijn
oorlogsstrategieën, zijn rekruteringsstrategie en zijn economische strategie aangepast. Dat de
nieuwbakken alliantie heel wat daadkracht en zelfvertrouwen gaf aan de beweging is te zien
in het aantal aanslagen: in de eerste 18 maanden vanaf 2007 vonden er 157 aanvallen plaats in
278
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 279
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 280
Zemni, 2008: 17 281
Steinberg & Werenfells, 2007, te raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
62
Algerije, waarvan 15 zelfmoordaanslagen en acht aanvallen op westerse doelwitten.282
Ook de
veiligheidsdiensten zouden evenwel hun successen blijven boeken door vrij regelmatig leden
te doden of arresteren.283
Qua doelstellingen is er niet veel gewijzigd, hoewel in theorie
gestreefd wordt naar een nieuw kalifaat dat alle moslims in de Arabische wereld moet
herenigen, waardoor alle regionale overheden een potentieel doelwit vormen en ook de
bevrijding van het ooit tot het islamitische rijk behorende Andalusië (Zuid-Spanje) beoogd
wordt.284
Dat de beweging zich nu richt op westerlingen en westerse belangen in de regio
heeft ook te maken met het waar maken van zijn nieuwe naam en nieuwe (globale, anti-
westerse) strijd, met het oogpunt zich te „verkopen‟ als een regionale vertegenwoordiger van
Al-Qaida en dus rekruten aan te trekken.285
De hoofddoelstelling blijft – dit valt alleen al af te
leiden uit de verhouding binnenlandse/buitenlandse aanslagen – evenwel het omverwerpen
van de Algerijnse staat en het vestigen van een islamitische staat, gebaseerd op de sjaria.
5.4.1. Verspreiding van het geografisch actieterrein
Door de aanslag van 11 april werd voor het eerst sinds de jaren 1990 het hart van het
stedelijke noorden van Algerije, opnieuw een doelwit. De meeste binnenlandse
terreuractiviteiten zouden zich echter nog steeds blijven concentreren in de tribale oostelijke
delen van Algerije, vooral de bergachtige streek rond Kabylië en Boumerdès (samen met
Algiers vormde dit zone 2 van de GSPC/AQIM), en de regio tegen de grens met Tunesië
(zone 5).286
Andere belangrijke bolwerken bleven tribale gebieden van het centrum, en
bergachtige regio‟s in het westen,287
hoewel deze laatste steeds minder belangrijk werden
mede door succes van de veiligheidsdiensten.288
282
Botha, 2009 (geen paginering) 283
Vaak geholpen door ex-leden die gearresteerd werden of ingingen op het amnestieaanbod. De
veiligheidsdiensten hebben zo hun inlichtingencapaciteit aanzienlijk kunnen verbeteren trouwens. Ook
Droukdal zou op dit vlak evenwel niet passief toekijken, zo zijn er gevallen bekend van ex-leden die
ingegaan zijn op de amnestieverlening, maar nadien AQIM terug zijn beginnen steunen of vergezellen.
Over Droukdal werd zelfs gezegd dat hij vier eenheden gecreëerd heeft met de speciale missie om
zopas bevrijdde militaten te rekruteren. (Botha, 2009 (geen paginering); Pham, 2011: 243) 284
Botha, 2009 (geen paginering) 285
Botha, 2009 (geen paginering) 286
Aan de grenzen is de politionele controle het zwakst en kan makkelijk over de landsgrenzen gereisd
worden. Het is ook al gemeld dat vanuit Tunesië chemicaliën werden binnengesmokkeld die dienen om
explosieven te maken. En aan de grens met Marokko zou ook gesmokkeld worden en zelfs sprake zijn
van het recent oprijzen in desolate grensgebieden (zoals Karkarat (Marokko), Oued El Naga en Akjoujt
(beide Mauritanië)) van radicale wahhabistische Koranscholen van Al-Mahdhara waar verschillende
nationaliteiten naartoe gaan, vooral vanuit Marokko en de Westelijke Sahara (maar er is alsnog geen
rechtstreekse link met AQIM). (Botha, 2009; Zemni, 2008: 16; Steinberg & Werenfels, 2007, te
raadplegen via: http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 287
Zemni, 2008: 16 288
Tussen januari 2007 en maart 2008 hebben veiligheidsdiensten succesvol opgetreden tegen
pogingen om fosfaten en geconcentreerde kunstmest te smokkelen in acht provincie, waarbij 50 ton zou
63
Naast deze gebieden werd het zuiden van het land (zone 9) met zijn historische oude
smokkelroutes een steeds belangrijkere regio, inclusief grensregio‟s met Niger en Mali, wat
verband houdt met de economische fundering van de organisatie (cf. 6.3.).289
Een emir staat
aan het hoofd van elke zone, die verder onderverdeeld is in katibats (brigades/bataljons), die
verder onderverdeeld zijn in drie of vier fassilas (compagnies), die op hun beurt nog eens
onderverdeeld zijn in twee sarayas (pelotons) met elk 12-18 leden die vaak per 2 à 6 leden
samenwerken.290
Na de naamverandering kondigde Droukdal aan dat vier nieuwe basiszones
(Centraal (Algerije); Oosten (Tunisië); Zuiden (Sahel); en Westen (Mauritanië)) de bestaande
zones verving, waardoor hun regionale ambities bevestigd werden,291
hoewel de bestaande
zones toch leken behouden als substructuur.
Vanaf 2007 zou de westelijke Sahelregio het belangrijkste terrein van „internationale‟
terreuractiviteiten worden. Nadat Mauritanië al betrokken werd in de activiteiten van de
GSPC in 2005,292
hoewel Mokhtar Belmokhtar hiervoor verantwoordelijk was en daarom niet
zeker is of dit op de directieven was van Droukdal (cf. infra), werd vanaf 2007 de jihad
officieel uitgebreid naar het zuiden van Tunesië en zowat de hele westelijke Sahelregio.293
De
erg gemediatiseerde ontvoeringen van westerse toeristen en uitzendkrachten zijn ondertussen
berucht, maar ook minder „spectaculaire‟ activiteiten doen er zich voor zoals allerlei
„criminele‟ smokkelpraktijken, wat veel vragen doet oproepen over de aard, de bedoelingen
en de eensgezindheid van het leiderschap (zie 8.6.).
5.4.2. Nieuwe oorlogstactieken
De belangrijkste nieuwe oorlogstactieken zijn de „indiscriminatoire‟ zelfmoordaanslagen en
de focus op buitenlanders die werken in de olie- en gasindustrie alsook in de
ontwikkelingssector (de primaire focus bleven wel „nationale‟ doelwitten, zoals de
gevangen zijn van de provincies Souk Ahras, Tebessa en El Tarf in het oosten en de provincies Saida,
Mascara en Sidi Bel Abbes in het westen. (Botha, 2009 (geen paginering)) 289
Botha, 2009 (geen paginering) 290
Botha, 2009 (geen paginering); Pham, 2011: 247 291
Botha, 2009 (geen paginering) 292
Op 4 juni 2005 werden door de groep van Mokhtar Belmokhtar 15 soldaten gedood in een aanslag
op een militaire basis in Mreiti (Mauritanië). Vanaf 2007 zouden nog aanslagen volgen met op 24
december een aanval op een Franse familie nabij Aleg, op 30 december een aanval op een militaire
basis nabij Galaouia, op 31 januari 2008 een aanval op Israëlische ambassade in Nouakchott, en op 15
september 2008 werden door leden van AQIM 11 Mauritaanse soldaten met hun woestijngids gedood
nadat zij in een hinderlaag werden gelegd 70 km ten oosten van Zouerat (ze werden onthoofd
teruggevonden). (Botha, 2009 (geen paginering)) 293
Begin 2008 werd ook nog eens de Parijs-Dakarrally geboycot, die door Mauretanië en Mali liep. De
etappes werden geannuleerd na een verklaring (vermoedelijk uitgevaardigd door AQIM) die de race als
64
veiligheidsdiensten).294
Zelfmoordaanslagen kwamen voordien niet voor, maar werden nu
gelegitimeerd door de ideologie van Al-Qaida, hoewel ze slechts voor een tiende van de
bomaanslagen zouden instaan in de eerste 18 maanden.295
Het uitdagen van buitenlanders die
in het land leven is erop gericht de kracht te tonen van de groep, de buitenlandse steun voor
het regime onder druk te zetten,296
maar mogelijk om loyaliteit te tonen aan Al-Qaida297
.298
In
feite is dit laatste een terugkeer naar de strategie van de GIA midden jaren 1990. De
zelfmoordaanslagen zijn vooral gericht tegen officiële gebouwen zoals legerbarakken,
politiekantoren of andere overheidsagentschappen, waarbij ook vaak burgerslachtoffers
vielen. Deze aanvallen worden uitgevoerd door een nieuwe generatie van jonge militanten die
vooral geïnteresseerd zijn in het vechten tegen de Amerikanen in Irak en vooral gerekruteerd
worden in de straatmoskeeën die niet gecontroleerd worden door de staat. Na hun training
worden ze echter meer en meer gevraagd aanvallen uit te voeren in het land zelf. 299
Typisch aan de nieuwe aanslagmethodes, waar ook bomauto‟s toe behoren, zijn hun
verhoogde symbolische aard omdat het gaat over prestigueuze publieke doelwitten. Dit leidde
niet per se tot een stijging van de operaties, maar wel tot een verhoogd aantal slachtoffers en
een verhoogde „spektakelwaarde‟, stijl „Al-Qaida‟. Het overnemen van een soort theatrale stijl
waarmee Al-Qaida „groot werd‟ is gericht op het krijgen van dezelfde grote belangstelling
waarmee het nieuwe rekruten hoopt aan te trekken. De twee bomaanslagen op 11 april 2007
in het centrum van Algiers waren een eerste voorbeeld. Op 6 september werd een aanslag in
Batna gepleegd net voor de komst van de president, waarbij 22 doden vielen, en twee dagen
later maakte een bomauto 28 doden in Dellys (de uitvoerder was een jongen van amper 15
jaar)300
. Op 11 december 2007 werden nog eens zelfmoordaanslagen gepleegd via twee op
elkaar afgestemde autobommen voor de Grondwettelijke Raad en VN-gebouwen in
verschillende wijken van Algiers. Er vielen 41 doden en meer honderd gewonden. AQIM
„neo-kolonialistisch‟ bestempelde en Mauritanië beschuldigde van samen te werken met „kruisvaarders,
afvalligen en ongelovigen‟. (Zemni, 2008: 16) 294
Botha, 2009 (geen paginering); Steinberg & Werenfells, 2007, te raadplegen via:
http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Zemni, 2008: 16 295
Botha, 2009 (geen paginering) 296
Zemni, 2008: 16 297
Botha, 2009 (geen paginering) 298
Op 21 september 2008 pleegde AQIM een aanslag tegen „Franse kruisvaarders‟ die werkzaam
waren bij een Frans bedrijf in El Hammam Maala nabij Lakhdaria waarbij negen mensen gewond
werden, inclusief twee Fransen en een Italiaan. (Botha, 2009 (geen paginering); Zemni, 2008: 16) 299
De jonge militanten, vaak nog tieners, werden uitgesloten van het onderwijssysteem en komen uit
een verarmde omgeving en van de voorsteden van de hoofdstad waar de GSPC verschillende contacten
heeft. (Zemni, 2008: 16; Botha, 2009 (geen paginering)). 300
El Watan, 10/09/2007, Attentat suicide contre la caserne de Dellys (Boumerdès), te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=75952 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
65
noemde de VN „het internationale hol van ongelovigen‟ toen het de verantwoordelijkheid
opeiste.301
De symbolische elfste dag van de maand, verwees naar 9/11, hoewel na 2007 geen grote
aanslagen meer werden gepleegd op de elfste van de maand. De grootste aanslagen na 2007
vielen op: 19 augustus 2008 (43 doden na een zelfmoordaanslag op een politieschool in het
oosten van Algiers, en op dezelfde dag vielen 12 doden na een dubbele autobom gericht tegen
militairen in Bouira); 29 juli 2009 (14 doden na een aanval op een militair konvooi in het
noorden van Algerije); en 30 juni 2010 (11 gendarmes werden gedood in het zuiden van
Algerije).302
Ook buiten Algerije vielen er aanslagen plaats met op 4 juli 2009 tegen een
militair konvooi in Mali waarbij 28 soldaten gedood werden. Een maand later, op 8 augustus
2009, werd een zelfmoordaanslag gepleegd nabij de Franse ambassade waarbij drie
lichtgewonden vielen en een dode, de uitvoerder.303
„Elf april‟ en „elf december‟ waren twee grote morele klappen voor het Algerijnse volk. De
zelfmoordaanslagen, de hoofdstad die terug een terreurruimte werd en de burgerslachtoffers
(waarvoor Droukdal zich verontschuldigde)304
deden de volkssteun voor de GSPC/AQIM
slechts verder de dieperik in gaan. Het leidde er zelfs toe dat steeds meer mensen
sleutelinformatie verschaffen aan de veiligheidsdiensten dat tot de arrestatie leidde van
belangrijke leden.305
5.4.3. De mediatieke jihad
Het belangrijkste nieuwe middel om zich in de kijker te plaatsen werd het internet. Al in 2004
had Droukdal al een officiële website gelanceerd, maar men had toen nog niet de technische
vaardigheden, mede door de interne malaise, om er goed gebruik van te kunnen maken.306
Vanaf 2007 probeerde de beweging door het registreren van hun operaties en door het online
plaatsen van video‟s, in het bijzonder van hun aanvallen op buitenlandse werkkrachten, hun
301
Pham, 2011: 245; Botha, 2009 (geen paginering); Marret, 2011: 6; Zemni, 2008: 16-17 302
Marret, 2011: 6-7 303
Marret, 2011: 6-7 304
Droukdal beweerde dat de burgers die omkwamen in Batna politieagenten en militairen waren,
gekleed in burger. Droukdal beweert juist het volk te beschermen tegen de „zonen van Frankrijk‟ en de
„agenten van Amerika‟, en dat vergissingen kunnen voorvallen, maar „ongewild‟ zijn. (NYT,
01/07/2008, An Interview With Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 305
Botha, 2009 (geen paginering) 306
Soriano, 2007: 77-84
66
media-aandacht flink vooruit te helpen.307
Het gebruik van multimediatechnologie (vooral het
internet) is een nieuwe component in de ideologische strijd van AQIM, door Soriano de
„Media Jihad‟ genoemd, waarmee het zich heeft afgestemd op de propagandamethodiek van
andere groepen die bindingen hebben met Al-Qaida.308
Het plaatsen van video‟s van
aanslagen op websites die banden hebben met Al-Qaida, heeft de beweging bovendien de
mogelijkheid gegeven nieuwe militanten makkelijker te rekruteren uit verschillende landen in
de regio.309
5.5. Interne verdeeldheid
De nieuwe tactieken en de samensmelting met Al-Qaida heeft de wanorde en de rivaliteit die
al aanwezig was binnen de beweging alleen maar versterkt. De beslissing om zich aan te
sluiten bij Al-Qaida zou Droukdal quasi unilateraal, met slechts twee van zijn naaste
medewerkers, hebben genomen, zelfs zonder medeweten van andere emirs, wat voor veel
wantrouwen zorgde binnen de beweging.310
Het gevolg was serieuze meningsverschillen,
interne splitsingen en deserteurs. Droukdal werd geconfronteerd met harde kritiek voor het
uitvoeren van aanvallen met explosieven op openbare plaatsen, het afpersen van burgers en
het terroriseren van moslims. Hassan Hattab had ook al de nieuwe methodes van de groep
afgekeurd en had Droukdel beschuldigd van het omvormen van Algerije in een tweede
Irak.311
Vooral de kwestie van de zelfmoordaanslagen heeft de islamistische gewapende
groepen – niet alleen AQIM – verdeeld. De meeste militanten zijn tegen deze „geïmporteerde‟
strategie, net als Korangeleerden die dit afkeurden als niet te rechtvaardigen in de islam.312
Droukdal kreeg ook veel kritiek voor het vervangen van ervaren leiders door minder ervaren
leiders, omdat hij hun loyaliteit in vraag stelde. Dit heeft geleid tot een lage moraal binnen de
organisatie, en heeft de interne afscheidingen in de hand gewerkt, waardoor de
eensgezindheid over de te volgen koers vervlogen is.313
Dit is een proces dat al sinds de
aanstelling van Droukdal bezig is. Hij verving toen onmiddellijk Mokhtar Belmokhtar als
307
Een van de eerste in zijn soort was een video die de verantwoordelijkheid opeiste van de aanslag in
december 2006 in Bouchaoui, waarbij de werknemers van het Halliburton-bedrijf werden geviseerd.
De video was voorzien van een introductie van al-Zawahiri. De stijl van de video‟s weerspiegelt ook
die van video‟s van jihadi‟s uit Irak in termen van muziek, Koranische citaten en het camerawerk.
(Pham, 2011: 246) 308
Soriano, 2007 309
Soriano, 2007; Zemni, 2008: 16-17; Pham, 2011: 245-246 310
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC: Révélations
sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 311
Zemni, 2008: 17 312
Zemni, 2008: 17 313
Botha, 2009 (geen paginering); Zemni, 2008: 17
67
leidende emir van het zuiden (zone 9), door Yahia Djouadi (alias Abou Ammar).314
Droukdal
zou Mokhtar daarbij min of meer gedwongen hebben de Sahelstreek van Mali en Mauritanië
voor zijn rekening te nemen.
5.6. Reacties van de Algerijnse staat
Terwijl het volk snakt naar een definitief einde van het terrorisme, dat maar blijft aanslepen,
leek Bouteflika in een staat van ontkenning door consistent niets van zich te laten horen
telkens er een zware aanslag plaatsvond.315
In maart 2008 verklaarde Bouteflika zelfs aan
Reuters dat het terrorisme overwonnen was in Algerije, ondanks de „sporadische manifestatie‟
ervan.316
Dat de houding van Bouteflika geen hoop doet rijzen bij het volk over een einde van
de terreur, hoeft geen verder betoog.
Toch is het belangrijk te zeggen dat het Algerijnse leger wel degelijk intensieve operaties
uitvoert om de GSPC/AQIM uit te roeien. Vrij regelmatig duiken in de Algerijnse media
berichten op over geëlimineerde militanten, zij het nooit met velen tegelijk. Belangrijke
successen volgden zelfs in de herfst van 2007. In de nacht van 6 op 7 oktober werd de sinds
begin 2007 nieuwe emir van zone 2 (wegens zijn specialisatie in zelfmoordaanslagen) en
militaire raadgever van Droukdal, Abou Haïdara alias Redouane Fassila (alias Harigue
Zoheir), geëlimineerd.317
Net zoals over de vorige emir van zone 2 (Saâdaou) werd gezegd,
zou hij in feite het brein zijn geweest van de beweging, en niet Droukdal. Hij was trouwens de
architect van vele zelfmoordaanslagen, waaronder „elf april‟. Op 14 november 2007 volgde
een ander groot succes toen ook Abdelhamid Saâdaou (alias Abou El Haïthem), de
rechterhand van Droukdal en penningmeester van AQIM, geëlimineerd werd door het
leger.318
Nog geen week later zou nog een andere vertrouweling van Droukdal en emir van de
314
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC: Révélations
sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 315
El Watan, 13/12/2007, L‟énigmatique éclipse de Bouteflika, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=82695 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 316
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 317
El Watan, 09/10/2007, L‟ Émir du centre pour le GSPC et deux de ses compagnons abattus: Il
préparait un attentat suicide à Alger à la veille de l‟Aïd, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=78009 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 318
El Watan, 17/11/2007, Le trésorier du GSPC éliminé à Tizi Ouzou, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=80749 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
68
hoofdstad, Abdelfatah Abou Bassir (alias Bouderbala Fateh), gearresteerd worden, waarbij
ook 800 kg aan explosieven in beslag werden genomen.319
Wat voor AQIM echter verontrustender was, was dat de uitschakeling van deze en andere
militanten, mede te danken was aan burgers die werken als informanten, en zelfs dankzij ex-
leden die na gratie via de amnestiewet, teruggekeerd waren naar de beweging als infiltranten
voor de staat.320
Daardoor is het wantrouwen enorm gestegen binnen AQIM, en bovendien
staat Droukdal door de eliminatie van bovengenoemde belangrijke vertrouwelingen, zwakker
dan ooit. De genadeklap voor de beweging bleef echter altijd uit.
319
El Watan, 20/11/2007, Opération spectaculaire des services de sécurité à Alger: Le chef du GSPC
pour la capitale arrêté, te raadplegen via: http://www-front.elwatan.com/archives/article.php?id=81026
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 320
El Watan, 20/11/2007, Opération spectaculaire des services de sécurité à Alger: Le chef du GSPC
pour la capitale arrêté, te raadplegen via: http://www-front.elwatan.com/archives/article.php?id=81026
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
69
6. Terreur, ontvoeringen en smokkel in de Sahel: de globaal-regionale jihad van AQIM
De meest interessante ontwikkelingen van AQIM doen zich ongetwijfeld voor in het zuiden
van Algerije, dat in de jaren 1990 nooit een belangrijk actieterrein was geweest, maar nu niet
meer los kan getrokken worden van de verspreiding van het actieterrein naar de hele
westelijke Sahelregio en grote delen van de westelijke Sahara. enerzijds is de oorzaak de
gewijzigde politieke motieven van de beweging, anderzijds spelen de economische motieven
ook een grote rol, aangezien AQIM er lucratieve activiteiten heeft ontdekt.
6.1. Ontvoeringen in de Sahel
Omdat de gijzelingsscrisis van 2003 vermoedelijk een aanzienlijke som geld opleverde, en
mogelijk in navolging van de ontvoeringen in Irak, ging AQIM vanaf begin 2008 over tot een
systematisering ervan. Als ware het een gat in de markt, volgden vanaf 2008 tot de dag van
vandaag vrij regelmatig ontvoeringen van westerse toeristen of uitzendkrachten plaats. Het
viseren van vooral Franse werknemers is tevens om aan de belangen van Frankrijk te raken en
zelfs politieke of andere eisen te kunnen stellen. Het actieterrein verspreidde zich van de
woestijngebieden van Mauritanië tot die van westelijk Niger.321
De meeste ontvoeringen
werden georganiseerd door de leidende emirs van het zuiden van Algerije en de nabije
Sahelregio, Yahia Djouadi en Abdelhamid Abou Zeïd, vaak met behulp van lokale
tussenpersonen (Toeareg). De grootste motivering lijkt echter niet de haat tegen westerlingen,
ondanks dat Frankrijk voortdurend bedreigd wordt in haar belangen, maar op de eerste plaats
het verkrijgen van financiële middelen (losgeld), en op de tweede plaats wellicht het creëren
van publiciteit (voor rekrutering).
Voor de ontvoeringen (terug) van start gingen vond op 24 december 2007 al een zeer brutale
aanval plaats tegen vijf Franse toeristen in Mauritanië waarbij vier Fransen doodgeschoten
werden.322
Tussen begin 2008 en eind 2010 vonden zeker acht ontvoeringen van westerlingen
en nog een raid plaats waarvoor AQIM de verantwoordelijk opeiste: een in Tunesië, drie in
Mauritanië; drie in Niger; een in Mali; en een op de grens tussen Mali en Niger.323
In twee
321
Vooral de grensdriehoek tussen Mali, Niger en Algerije is een veilige haven voor AQIM. De
ontvoerders van twee Oostenrijkse gijzelaars gebruikten de Zawakvallei in Mali. Yahia Djouadi
verbergde hen in het drielandengrensgebied totdat ze werden vrijgelaten. (Botha, 2009 (geen
paginering)) 322
Dit gebeurde in het zuiden van Mauritanië nabij Aleg, op een afgelegen weg in de woestijn. (RFI,
31/12/2007, Français assassinés: une enquête difficile, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/actufr/articles/096/article_60918.asp (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 323
Op 22 februari 2008 werden twee Oostenrijkse toeristen ontvoerd in Tunesië, die erna naar het
noorden van Mali werden gebracht en daar bevrijd werden op 31 oktober. Op 14 december 2008
werden twee Canadese VN-diplomaten ontvoerd in Niger, zij werden bevrijd in Mali op 21 april 2009.
Op 22 januari 2009 werden vier Europese toeristen, twee Zwitsers, een Duitser en een Brit ontvoerd op
70
gevallen (Tunesië en Niger) werden de gijzelaars naar het noorden van Mali getransporteerd,
waar AQIM een veilige thuishaven lijkt te hebben. Twee keer werden de gijzelaars
geëxecuteerd, waardoor een Fransman en een Brit sneuvelde,324
terwijl de anderen (vaak
Fransen) werden bevrijd, dikwijls pas na vele maanden.325
De vrouw onder de vijf Fransen die
ontvoerd werden in september 2010 in Niger, werd samen met de twee Afrikaanse gijzelaars
bevrijd eind februari 2011,326
maar de anderen zijn nu (eind juli 2010) nog steeds niet bevrijd.
De reden dat zij nog steeds niet bevrijd zijn brengt ons bij de politieke eisen die recentelijk
een belangrijk onderdeel zijn geworden voor de onderhandelingen omtrent de vrijlating van
westerlingen. In ruil voor de vijf Franse en twee Afrikaanse gijzelaars die ontvoerd werden in
september 2010 in Niger (en naar Mali vervoert) eiste AQIM de terugtrekkking van de Franse
troepen uit Afghanistan, waarbij Droukdal de Franse regering trouwens opdroeg direct te
onderhandelen met bin Laden.327
Mogelijk werd ook de afschaffing van de Franse wet tegen
de grens tussen Mali en Niger. Op 31 mei werd de Brit (Edwin Dyer) geëxecuteerd (onthoofd) omdat
Londen zou geweigerd hebben een extermistische imam vrij te laten, de andere drie werden bevrijd in
april en juli. Op 23 juni 2009 werd een Amerikaanse humanitaire werker (Christopher Ervin) gedood in
Nouakchott (Mauritanië). In de nacht van 25 op 26 november 2009 werd een Franse
ontwikkelingswerker, Pierre Camatte, ontvoerd in een hotel in Ménaka in Mali, hij zou bevrijd worden
op 23 februari 2010 nadat in Mali vier AQIM-leden bevrijd werden. Hiervoor was Abou Zeïd
verantwoordelijk. Op 29 november 2009 werden in het noordwesten van Mauritanië drie Spaanse
humanitaire werkers ontvoerd op de weg van Nouadhibou naar Nouakchott. Een eerste gijzelaar werd
vrijgelaten op 10 maart 2010, de andere twee in augustus. Op 17 of 18 december 2009 werd in het
zuiden van Mauritanië een Italiaans-Burkinees koppel ontvoerd en later bevrijd op 16 april 2010. Op
19 april 2010 werd een Fransman, de humanitaire werker Michel Germaneau, ontvoerd in het
noordwesten van Niger nabij het dorp Iri-Abangharet, die geëxecuteerd werd in juli nadat Frankrijk
niet toegaf om gevangenen te bevrijden (en na een Frans-Mauritaanse raid op een AQIM-kamp tussen
Mauritanië en Mali waarbij zes terroristen omkwamen). Hiervoor was Abou Zeïd verantwoordelijk. Op
16 september 2010 werden weer in Niger 5 Franse werkkrachten, een van een Franse nuclaire groep,
Areva, en zijn vrouw, en drie van een filiaal van constructiebedrijf Vinci (Satom), samen met een
Togolees en een Malagassiër, in Arlit ontvoerd. Hierbij was een lid van de groep van Abou Zeïd
betrokken. (El Watan, 18/09/2010, Les regards braqués sur Al Qaîda au Maghreb Islamique, te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/international/les-regards-braques-sur-al-qaida-au-maghreb-
islamique-18-09-2010-90542_112.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); El Watan, 24/10/2010, Les
enlèvements d‟étrangers au Sahel depuis 2008, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/reportage/les-enlevements-d-etrangers-au-sahel-depuis-2008-24-10-2010-
95984_117.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); RFI, 27/11/2009, Le Français enlevé au Mali était
un habitué de la région , te raadplegen via: http://www.rfi.fr/contenu/20091127-le-francais-enleve-
mali-etait-habitue-region (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Marret, 2011: 5-7) 324
Hoewel ook is beweerd dat hij begin juli stierf aan een hartaanval. (Ennahar, 02/05/2011, Mohamed
Mokaddem, auteur de «La France et l‟islamisme armé», te raadplegen via:
http://www.ennaharonline.com/fr/news/7308.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 325
Na de ontvoering van vijf Fransen in september 2010 stuurde Frankrijk militaire vliegtuigen om de
ontvoerders op te sporen, wat ongetwijfeld een teken is van wantrouwen in de lokale overheden. (El
Watan, 20/09/2010, Des avions militaires français survolent le Sahel, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/dossier/des-avions-militaires-francais-survolent-le-sahel-20-09-2010-
90873_151.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 326
El Watan, 26/02/2011, Libération de trois otages, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/liberation-de-trois-otages-26-02-2011-113566_109.php (te
raadplegen via: 31/07/2011) 327
Droukdal zei dat er haast moest worden gemaakt en de terugtrekking volgens een precieze agenda
moest gebeuren die openbaar moest worden gemaakt. (El Watan, 20/11/2010, La France rejette les
71
het publiekelijk dragen van de boerka geëist door Droukdal.328
Dit werd resoluut geweigerd
door president Sarkozy en toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken Alliot-Marie. De
specifieke eis in ruil voor de vrijlating van de zeven personen, waaronder bovengenoemde
vijf Fransen, toonde ook dat Droukdal meer doet dan lippendienst bewijzen aan Al-Qaida. De
GSPC „beloonde‟ hiermee als het ware Al-Qaida voor het overnemen van diens label, en
stelde nu ook politieke eisen die eigenlijk geen rechtstreeks belang hebben voor de groep zelf,
tenzij publiciteit.
Osama bin Laden dreigde in een audioboodschap uitgezonden op 27 oktober 2010, dat alle
Fransen een doelwit zouden vormen tenzij Frankrijk haar troepen uit Afghanistan terugtrok en
de wet op het verbod op het dragen van de boerka annuleerde.329
Bovendien stelde hij de
ontvoering door AQIM in september voor als een vergelding van Al-Qaida, waarop de
toenmalige Franse Minister van Buitenlandse Zaken, Bernard Kouchner, laconiek verklaarde
dat bin Laden „opportunistisch‟ was en dat hij zelf niet meer de middelen had dit te doen.330
Bin Laden probeerde hiermee inderdaad ongetwijfeld zichzelf in de belangstelling te plaatsen,
maar het was ook zijn recht om de aanval op te eisen, de GSPC had immers zijn merk mogen
toe-eigenen.
Het grootste deel van de westelijke Sahara werd door de ontvoeringen nu daadwerkelijk een
space of terror, waar geen enkele buitenlander nog veilig leek. Voor elke bevrijding die
toegestaan werd, ontving wellicht AQIM hoge sommen losgeld, hoewel Europese overheden
meestal verklaarden er principieel tegen te zijn en er niet aan te zullen toegeven. Het hoogste
bedrag werd vermoedelijk door Spanje gegeven, met name acht miljoen euro om drie
onderdanen te bevrijden in maart en augustus 2009.331
exigences d‟AQMI, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/reportage/la-france-rejette-les-
exigences-d-aqmi-20-11-2010-99593_117.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 328
Eerst deed het gerucht de ronde dat de afschaffing van de Franse wet tegen de boerka werd geëist,
net als de bevrijding van enkele van hun kompanen die onder andere in Frankrijk en Mauritanië werden
vastgehouden, en zeven miljoen euro losgeld. Frankrijk weigerde toen over enige eisen commentaar te
geven. (El Watan, 13/10/2010, La burqa et sept millions d‟euros, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/la-burqa-et-sept-millions-d-euros-13-10-2010-94476_109.php (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)) 329
RFI, 27/10/2010, Oussama ben Laden s‟en prend directement à la France,
http://www.rfi.fr/france/20101027-oussama-ben-laden-s-prend-directement-france-0 (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 330
RFI, 28/10/2010, Bernard Kouchner réagit aux menaces d‟Oussama Ben Laden (audiofragment), te
beluisteren via: http://www.rfi.fr/emission/20101028-bernard-kouchner-reagit-menaces-oussama-ben-laden-herve-
morin-engagement-francais- (laatst beluisterd: 23/06/2011) 331
El Watan, 18/09/2010, L‟Espagne «adhère au principe» de l‟interdiction, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/l-espagne-adhere-au-principe-de-l-interdiction-18-09-2010-
90597_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
72
6.2. Compliciteit van de Toeareg?
De Toeareg die in Mali, Niger en Algerije vaak politiek gemarginaliseerd worden door de
centrale overheden, werden ook betrokken in de activiteiten van AQIM. Er zijn Toeareg die
samenwerken met AQIM en zelfs westerlingen ontvoeren en dan „doorverkopen‟ aan AQIM
(Toeareg waren betrokken bij de ontvoering van Michel Germaneau in Niger in april 2010, en
bij de ontvoering van 5 Franse werknemers in Niger in september 2010).332
Dit betekent niet
dat de Toeareggemeenschappen dit aanmoedigen, integendeel. Er zijn Toeareg die afhankelijk
zijn van de inkomsten uit toerisme en die de GSPC/AQIM niet gunstig gezind zijn.333
Er zijn
zelfs Toeareg die de wapens opnemen tegen AQIM.334
Diegenen die meewerken met AQIM –
de Toeareg kunnen zeer nuttig zijn voor AQIM gezien hun uitstekende terreinkennis335
– zijn
eerder „criminele‟ individuen die ook hun slag willen slaan. Lecocq verwoordde de
complexiteit en tezelfdertijd de eenvoudigheid over de betrokkenheid van de Toareg als volgt:
“Er zijn […] Toeareg die met AQIM samenwerken voor geld, er zijn Toeareg lid geworden
van AQIM uit overtuiging, er zijn Toeareg die tegen AQIM vechten, er zijn Toeareg die
bemiddelen tussen AQIM en andere partijen, er zijn Toeareg die voor AQIM toeristen
ontvoeren (dat is een soort markt geworden, AQIM zelf „koopt in‟ van lokale onscrupuleuzen
en „verkoopt door‟ voor „meerprijs‟ aan „Het westen‟), en er zijn er die tegen ontvoering voor
AQIM beschermen. Alles komt voor, en om het ingewikkelder te maken kunnen personen van
mening en handelingsrichting wijzigen. De ene dag tegen AQIM, de andere voor.”336
Dat de aanwezigheid van AQIM nog meer kwalijke gevolgen kent, werd duidelijk toen
gerapporteerd werd dat Nigerese Toeareg zelf een ontvoering van westerlingen op touw
hadden gezet met de politiek-economische eis om te delen in de inkomsten uit uranium.337
332
El Watan, 18/09/2010, Les regards braqués sur Al Qaîda au Maghreb Islami que, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/international/les-regards-braques-sur-al-qaida-au-maghreb-islamique-18-09-
2010-90542_112.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); Pham, 2011: 252 333
Lecocq & Schrijver, 2007: 162 334
Lecocq & Schrijver, 2007: 155-156; El Watan, 18/10/2010, Les ex-rebelles touareg se préparent à
pourchasser les terroristes, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/les-ex-rebelles-
touareg-se-preparent-a-pourchasser-les-terroristes-18-10-2010-95131_109.php (laatst geraadpleegd:
20/06/2011) 335
Het inschakelen van derden levert zelfs een extra voordeel op voor AQIM; indien gefaald wordt of
men gevangen genomen wordt, hebben autoriteiten er niet veel baat bij om te onderhandelen met
AQIM zelf. (Pham, 2011: 252) 336
Persoonlijke communicatie met Baz Lecocq, 06/06/2011 337
Op 22 juni 2008 werden in het noordwesten van Niger (regio Arlit) vier werknemers van Areva
ontvoerd door Toearegopstandelingen van de Mouvement des Nigériens pour la justice (MNJ). Drie
dagen later werden de gijzelaars bevrijd. (El Watan, 24/10/2010, Les enlèvements d‟étrangers au Sahel
depuis 2008, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/reportage/les-enlevements-d-etrangers-au-
sahel-depuis-2008-24-10-2010-95984_117.php (laatst geraadpleegd: 20/06/2011))
73
6.3. Mokhar Belmokhtar: smokkel en de decentralisering van AQIM
Smokkel door AQIM gebeurt zowat aan alle Algerijnse grenzen, zowel de oostelijke als de
westelijke (vooral de wilaya‟s Tlemcen en Tebessa),338
maar vooral het zuiden in verbinding
met de overlappende Sahelregio werd steeds belangrijker in termen van economische
fundering. Daar haalt AQIM een belangrijk deel van zijn inkomsten uit het smokkelen van
sigaretten, wapens en drugs, handel in gestolen voertuigen, mensensmokkel alsook
belastingheffingen op smokkelaars die een veilige doorgang wensen door de Algerijnse
woestijn.339
Voor deze activiteiten werden allianties opgebouwd met „professionele‟
smokkelaars.340
Iemand die synoniem is geworden voor deze praktijken, maar eveneens voor
de interne malaise en de decentralisering van AQIM, is Mokhtar Belmokhtar (alias Mokhtar
ben Mokhtar, alias Lâaouar, alias Khaled Abou al-Abbas).341
Zowel voor de GIA als de GSPC was Belmokhtar (hoofd)emir van zone 9, dat steeds
belangrijker werd voor de toevoer van wapens en andere uitrustingen naar het noorden van
het land.342
Hij ontwikkelde er een omvangrijk smokkelnetwerk over grote delen van de Sahel
en Sahararegio van Zuid-Algerije, Noord-Mali en West-Niger. Hij zou controle hebben over
enkele belangrijke trans-Saharische routes en onder andere sigaretten, drugs en wapens
smokkelen voor enorme bedragen. Het stelen van voertuigen (4x4‟s) van Algerijnse
bedrijven, het smokkelen van illegale migranten (Afrikanen beneden de Sahara), en het heffen
van beschermingsbelastingen op andere smokkelaars die zijn regio doorkruisen, zijn andere
belangrijke activiteiten die hij al sinds de jaren 1990 onderneemt. Mokhtar en zijn el-
Moulathamine (Gemaskerde) Brigade voerde ook regelmatige aanvallen uit op de Algerijnse
338
Daar komt vooral de smokkel in antipersoonsmijnen, bommaterialen, ontstekingsmechanismen en
geweerpatronen voor. (Botha, 2009 (geen paginering)) 339
Zemni, 2008: 16 340
Botha, 2009 (geen paginering) 341
Andere bijnamen zijn „le parrain Marlboro‟ of „Mister Marlboro‟. Mokhtar werd in 1972 geboren
in of nabij Ghardaïa. Zijn bekendste bijnaam is Belmokhtar, afgeleid van Le Borgne of Belaouer
(„éénoog‟). Deze bijnamen zouden zijn afgeleid van een wonde die hij opgelopen zou hebben in
Afghanistan (of door trachoma). Na een militaire opleiding van anderhalf jaar in jihadikampen in
Afghanistan, waar hij al-Zarqawi zou ontmoet hebben, keerde hij eind 1992 terug naar Algerije om
zich erna aan te sluiten bij de GIA. In 1993 vestigde hij de eerste cel van de Shahada Katibat (het
Bataljon van de Martelaars) in Ghardaïa, dat zijn operationale reikwijdte naar de Sahelregio zou
uitbreiden en zo een deel werd van zone 9 van de GIA. Mokhtar werd ook een belangrijk medium
tussen bin Laden (Al-Qaida) en de Algerijnse jihadigroepen, althans zo beweert Mokhtar zelf. Hij zou
contact hebben gehad met bin Laden toen hij in Soedan verbleef. Hij zou toen de opdracht hebben
gehad financiële en educatieve steun te onderhandelen eind 1994. Ook bij de GSPC had Mokhtar
dezelfde mediërende rol. Mokhtar werd de contactpersoon voor zendelingen van Al-Qaida. Mokhtar
zorgde in 1999 ook voor het omleiden van de Parijs-Dakarrally om Niger te vermijden. (Black, 2009:
8-10; Keenan, 2009: 22-23; Pham, 2011: 246-247) 342
Zijn actieterrein verspreidt zich over de wilaya‟s van El Oued, Ouargla, Illizi, Tamanghasset en
Adrar. (Pham, 2011: 246-247)
74
veiligheidsdiensten. Hij heeft steeds de Algerijnse autoriteiten kunnen ontwijken, want hem
de bijnaam „de ongrijpbare‟ heeft opgebracht.343
In 2003, nadat Hattab vervangen werd als leider, zou Mokhtar geleidelijk aan afstand nemen
van het centrale leiderschap, mede omdat hij niet gekozen werd als opvolger. Hij zou zich nog
meer losmaken van de beweging nadat de minder ervaren Droukdal leider werd en hem als
emir van zone 9 verving. Mokhtar zou sindsdien in een soort machtsstrijd verwikkelt zijn met
Droukdal en diens leiderschap ook bekritiseren. Daarmee lijkt hij zich ook onthecht te hebben
van de Algerijnse jihad en volgt hij zijn eigen visie van een jihad in de Sahara.344
Vanaf
midden 2005, zou hij zijn aandacht verschuiven naar Mauritanië, waar 100 à 150 militanten
onder zijn commando de legerbarakken van Lemgheity aanvielen, waarbij 15 Mauritaanse
soldaten omkwamen en 17 gewond raakten.345
Mokhtar zou zich hoe langer hoe meer concentreren op het consolideren van zijn machtsbasis
in de Sahelregio‟s van Algerije, Mali, Niger en Mauritanië. Een van de sleutels van Mokhtar‟s
succes is zijn verwantschap met enkele Toearegfamilies, wat hem acceptabel maakt voor
tenminste sommige Toeareg en hem ongetwijfeld makkelijkere toegang geeft tot
smokkelroutes. Hij zou getrouwd zijn met vier vrouwen van lokale Arabische en
Toeareggemeenschappen in het noorden van Mali. In 2003 zei een Malinese kolonel dat hij
een veilige thuishaven kreeg van de Toeareg als hij geen onrust zou veroorzaken in hun
gebied.346
Toch is Mokhtar‟s brigade reeds verwikkeld geraakt in vijandelijkheden met
bepaalde Toeareggemeenschappen, waaronder met Ibrahim Ag Bahanga‟s Alliance
Démocratique du 23 mai pour le Changement (ADC). Beide zijden leverden vuurgevechten
met elkaar in oktober 2006, nadat de ADC tegen de activiteiten van de GSPC protesteerde in
hun regio.347
Mokhtar zou dan wel onafhankelijker werken, maar zijn banden met AQIM nooit afsnijden.
Hij was de belangrijkste bevoorrader van wapens en ander materiaal vanuit het zuiden naar
het noorden van Algerije, maar lijkt dit ook te blijven. Er werd al gesuggereerd dat hij meer
geïnteresseerd is in zelfverrijking dan de Algerijnse jihad, maar ondanks zijn onthechting van
de GSPC/AQIM blijft hij een belangrijke bevoorrader voor de groep. In april 2009
bijvoorbeeld waren er meldingen dat Algerijnse veiligheidsdiensten in schermutselingen
343
Black, 2009: 8-10; Keenan, 2009: 22-23, 43-44; Pham, 2011: 246-247 344
Black, 2009: 8-9 345
Black, 2009: 9 346
Dit was na de vrijlating van de tweede groep gijzelaars in 2003. Mokhtar, die betrokken was bij de
onderhandelingen, zou van de gelegenheid gebruik gemaakt hebben om te huwen met een jonge
Malinese vrouw van een Arabische familie in Timboektoe. (Pham, 2011: 248-249)
75
verwikkeld raakten met een eenheid van el-Moulathamine, waaronder Mokhtar. Zij zouden
toen Algerije zijn binnengekomen vanuit Libië om een wapenverkoop te onderhandelen met
een Nigerese smokkelaar.348
De veilige haven die Belmokhtar zich toeëigende in het Noorden
van Mali heeft AQIM ook toegelaten mobiele trainingskampe op te zetten die voorzien in de
opleiding van rekruten komend van over de hele West-Afrikaanse regio, en in principe ook
Europa.349
De laatste jaren is Mokhtar betrokken geweest in ontvoeringen van westerlingen, niet alleen
als uitvoerder, maar ook als tussenpartij in enkele onderhandelingen. Mokhtar onderhandelde
de vrijlating van twee Oostenrijkse gijzelaars in 2008 (ontvoerd in Tunesië en verplaatst naar
Noord-Mali), en hij onderhandelde ook de vrijlating van twee Canadese gijzelaars (ontvoerd
in Niger en ook verplaatst naar Noord-Mali). Mokhtar was telkens niet betrokken bij de
ontvoering zelf. Dat de gijzelaars werden bevrijd toonde enerzijds zijn enorme invloed en
positie, maar ook dat hij nog steeds banden onderhield met AQIM. In september 2008 zou hij
voorgesteld hebben de Oostenrijkse gijzelaars te wisselen voor losgeld en de vrijlating van
twee Mauritaanse gevangenen. In 2009 deed hij met de Canadese gijzelaars een gelijkaardig
voorstel. Toen zou hij het klaar hebben gespeeld 5 miljoen euro losgeld te krijgen alsook de
vrijlating van enkele militanten. Het feit dat de gijzelaars telkens naar Mali werden gebracht
om te onderhandelen doet vermoeden dat hij ook bevoorechte banden heeft met
hooggeplaatste leden van de Malinese overheid of de veiligheidsdiensten.350
Mokhtar zou ook in contact blijven met zijn opvolger als leidend emir van zuidelijk Algerije
(zone 9), Yahia Djouadi, alsook met Abdelhamid Abou Zeïd (alias Abid Hammadou),351
een
andere belangrijke en schijnbaar steeds autonomer functionerende emir in de naburige
Sahelregio (waar ook Djouadi actief is), waardoor hij met de operaties van AQIM in contact
blijft. In 2009 zou de Algerijnse regering een laatste waarschuwing hebben gegeven een
amnestieaanbod aan te nemen of dat hij anders geëlimineerd zou worden. Deze bedreigingen
en ook meldingen dat hij gedood zou zijn, blijven zich herhalen.352
Dat Mokhtar hierop in zou
gaan is twijfelichtig, omdat zijn machtsbasis zeer stevig lijkt en zonder twijfel over grote
347
Black, 2009: 10 348
Black, 2009: 10-11 349
Of er überhaupt echter Europeanen gerekruteerd werden is niet bekend. (Pham, 2011: 249) 350
Black, 2009: 8-11 351
Abou Zeïd is afkomstig van Ourgla in zuidelijk Algerije, was een vroege FIS-militant en sloot zich
aan bij de GIA met zijn broer Bachir die gedood werd in een gevecht met het leger midden jaren 1990.
Abou Zeïd is beschuldigd geweest betrokken te zijn in de ontvoering van verschillende westerlingen en
was verantwoordelijk voor de executie van de Britse gijzelaar Edwin Dyers in 2009, nadat Londen zijn
eis voor losgeld geweigerd had, alsook de vrijlating van een miltant. Hij plaatste zijn Tarek Ibn Ziad-
eenheid (genoemd naar de achtste eeuwse islamitische veroveraar van Visigotisch Spanje) onder bevel
van Belmokhtar toen hij de emir werd van zone 9 bij de GSPC in 1998. (Pham, 2011: 251)
76
inkomsten beschikt. Mogelijk wacht hij zelfs een geschikt moment af om zelf het leiderschap
over AQIM te kunnen claimen.
Mokhtar werkt ook samen met zuivere bandieten. In het geval van de drie Spaanse
humanitaire werkers die ontvoerd werden in november 2010 toen hun konvooi in een
hinderlaag werd gelegd door een gewapende groep mannen in noordwestelijk Mauritanië,
eiste AQIM de verantwoordelijkheid op. Een onderzoek van de Mauritaanse
veiligheidsdiensten leidde echter naar Omar Sid‟Ahmed Ould Hamma, alias Omar le
Sahraoui, die gearresteerd werd in Mali in februari 2010 en uitgeleverd werd om terecht te
staan in Mauritanië.353
Le Sahraoui was echter geen lid van AQIM, maar was een huurling die
zijn diensten aanbood aan terroristen of smokkelaars. Hij zou ook tot Polisario behoord
hebben. Op zijn proces werd duidelijk dat hij betaald werd door Mokhtar om de aanslag te
organiseren en uit te voeren (met le Sahraoui werden nog tenminste drie andere Polisario-
veteranen opgerold).354
Ondertussen lijkt de drugshandel van Mokhtar en AQIM steeds prominenter te worden.
AQIM zou betrokken zijn in de groeiende drugssmokkel die over het operationele gebied van
Belmokhtar gaat. In oktober 2010 rolden de Marokkaanse autoriteiten een internationale
drugsbende op met banden naar Zuid-Amerikaanse kartels die cocaïne en marihuana
transporteren tussen Latijns-Amerika en Europa via Noord-Afrika. De Marokkaanse Minister
van Binnenlandse Zaken beweerde dat de smokkel een samenwerking was tussen
drugssmokkelaars en AQIM, en zei dat de terroristen geld verdienden door het gebruik van
hun kennis over woestijnroutes, en door het beschermen en vervoeren van de smokkelaars.
Een maand later werden door de Malinese autoriteiten zes drugssmokkelaars gearresteerd die
ze in verband brachten met een criminele bende die zichzelf aan AQIM had gebonden. De zes
smokkelaars kwamen uit de rangen van Polisario en zouden tot een van de drie grote
smokkelnetwerken hebben behooord die actief zijn in de Sahara en drugs verkopen aan
Europa. Of AQIM nu voluit betrokken is in smokkel en illegale traffiek is momenteel
voorwerp van debat, maar er is redelijk wat bewijs dat het samengewerkt heeft met
smokkelaars van cocaïne en andere smokkelwaar. AQIM is in ieder geval goed
352
Black, 2009: 11; Pham, 2011: 251 353
Erna werden opgepakt door de Mautitanische autoriteiten. (Pham, 2011: 249) 354
In juli werd na een lang proces Omar le Sahraoui veroordeeld tot 12 jaar hard labeur, maar werd
minder dan twee weken later vrijgelaten. Zijn vrijlating was deel van de prijs die AQIM vroeg in ruil
voor de twee Spaanse mannen die ze nog steeds vasthielden (de derde gijzelaar, een vrouw, werd
vrijgelaten in maart). Ondanks dat de Spaanse eerste minister Zapatero er geen commentaar over gaf
zou de Spaanse regering ook een hoge som losgeld overhandigd hebben. (Pham, 2011: 250-251)
77
gepositioneerd om financieel te profiteren van de lucratieve illegale handelsnetwerken die
door de Sahara lopen.355
Belmokhtar en zijn brigade lijkt een onafhankelijke tak van AQIM te zijn geworden (ook al is
er samenwerking met andere emirs), en lijkt hij steeds meer bereid samen te werken met
personen die niet geïnteresseerd zijn in eender welke jihad, maar slechts uit zijn op
persoonlijk profijt, maar die Mokhtar kunnen helpen zijn tactische capaciteiten te verbeteren
en zijn strategisch bereik uit te uitbreiden.356
Maar ook de andere zuidelijke emirs zoals Abou
Zeïd tonen zich uiterst pragmatisch in het gebruik van de middelen die hen voorhanden zijn.
De operaties in de Sahel en Sahara krijgen door het aanwerven van ervaren huurlingen of
gidsen een doorgedreven professionaliteit. Hun ideologische toewijding lijkt echter van
onderschikt belang.357
6.4. Een space of terror voor de Amerikanen?
Door het „succes‟ van AQIM zouden we nog bijna vergeten dat er in de Sahelregio nog
Amerikaanse troepen rondlopen of op zijn minst de lokale troepen trainen. Hoewel de
westelijke Sahel sinds 2007 een space of terror is geworden voor zowat elke westerse toerist
en uitzendkracht, kan hetzelfde gezegd worden voor de Amerikaanse en lokale troepen. De
Amerikanen of de door Amerikanen opgeleide lokale troepen lijken er amper in te slagen om
AQIM te hinderen in hun activiteiten.358
De Sahel is voor hen daarom eveneens een potentiële
terreurruimte, niet (alleen) vanwege de aanwezigheid van AQIM of rebellerende Toeareg, wel
vanwege de terreur die het resultaat is van het klimaat (de hitte en droogte) van de Sahel, de
onmetelijke en „onoverzichtelijke‟ ruimtes, en de lokale gemeenschappen, de Toeareg, die
men qua taal en cultuur niet begrijpt, waaronder hun dynamieken van conflict en verzet die
als bedreigend kunnen worden geïnterpreteerd. De sociale ruimte van de westelijke Sahel
waar de Toeareg leven, wordt immers totaal verkeerd geïnterpreteerd. Deze regio wordt door
de Amerikanen beschouwd als een wetteloze zone waar zich illegale praktijken voordoen,
maar in werkelijkheid zijn er wel degelijk bestuursvormen en ongeschreven wetten die
opgelegd worden door Toeareggemeenschappen, en smokkelpraktijken zijn slechts
eeuwenoude handelsroutes die „illegaal‟ werden sinds de intrede van koloniale grenzen.359
355
Pham, 2011: 248-249 356
Pham, 2011: 249 357
Pham, 2011: 251 358
Succesjes zijn wel al geboekt, zoals in maart 2008 toen een AQIM-cel tussen Bamako en
Timboektoe opgedoekt werd door de Malinese veiligheidsdiensten. Abou Osama, een Afghaanse
veteraan werd toen gearresteerd. (Botha, 2009 (geen paginering))
78
De Amerikaanse drang om deze illegaliteit aan banden te leggen, zou zeer destabiliserende
effecten kunnen hebben voor een wijdvertakt handelsnetwerk, en bijgevolg lokale families
kunnen bedreigen in hun levensonderhoud, wat zeer veel ongenoegen zou opwekken.360
Daarbij komt ook nog het feit dat lokale troepen gefrustreerd raken omdat de mobiele AQIM-
groepjes vaak door de mazen van het net glippen. Dit wekt op zijn beurt een stijgend
ongenoegen bij Toeareggemeenschappen, die hun leefwereld omgevormd zien in een
speelterrein voor allerlei „indringers‟,361
van terroristen tot „buitenlandse‟ (lees: niet-Toeareg)
militairen.
Dat de Amerikaanse special forces en hun opleidingen er niet in slagen het GSPC/AQIM-
terrorisme in de Sahel – dat pas in 2007 een onbetwistbaar feit werd – terug te dringen komt
volgens enkele waarnemers vanwege het feit dat zij uitsluitend berusten op hun militaire en
technologische superioriteit. Hun gebrek is dat ze geen kennis hebben over de lokale sociale
ruimte en ook niet geëngageerd zijn met de bewoners van de Sahara en daarom de data die ze
verzamelen (via onder meer herkenningsvliegtuigen) niet weten te interpreteren. De
Amerikaanse troepen vertrouwen enkel op de centrale overheid en diens leger, die zelf een
ontoereikende kennis hebben over de Toeareg en hen vijandig gezind kunnen zijn. Contact
met de Toeareg is moeilijk omdat de Amerikanen geen Tamasjek spreken, waardoor ze ook
geen toegang hebben tot vitale informatie waarover de Toeareg zonder twijfel beschikken. De
Amerikanen hebben geen toegang tot de radio trottoir, de lokale roddels, of zoals de Toereg
het noemen, de télégraphe saharien.362
359
Lecocq & Schrijver, 2007: 156-158 360
Lecocq & Schrijver, 2007: 158-159 361
Waartoe trouwens ook toeristen gerekend worden die geen gids en dus geen belastingen betalen om
hun gebied te betreden. (Lecocq & Schrijver, 2007: 153) 362
Lecocq & Schrijver, 2007: 161
79
7. Obama en Bouteflika: een pragmatische relatie
7.1. Bracht Obama change in het terreurbeleid?
Het minste wat gezegd kan worden over Amerikaans president Barack Obama is dat de wijze
waarop hij communiceerde over de strijd tegen Al-Qaida een enorme stijlbreuk betekende
met zijn voorganger Bush. In zijn inauguratierede had de nieuwe Amerikaanse president
Barack Obama het niet over „terroristen‟ of „Al-Qaida‟, maar stelde slechts: “[o]ur nation is
at war against a farer reaching network of violence and hatred”.363
„Een verder reikend
netwerk‟ was natuurlijk een verkeerde voorstelling van hoe het jihaditerrorisme zich de
laatste jaren geëvolueerd had. Deze verkeerde interpretatie werd nog duidelijker toen Obama
begin juni 2009 op een zeer belangrijk bezoek aan Caïro (en „de Arabische wereld‟) zei: “they
[Al-Qaeda] have affiliates in many countries and are trying to expand their reach”.364
Ook
voor Obama leek dus Al-Qaida het centrum van het terrorisme te zijn, van waaruit de takken
zich verspreiden naar andere landen. Dit heeft belangrijke consequenties. Het betekent
immers dat Obama, net als Bush, de mogelijkheid leek uit te sluiten dat AQIM365
haar wortels
had in Algerije en dat de leden (oorspronkelijk) Algerijnse „opstandelingen‟ waren tegen wat
werd beschouwd als een onrechtvaardige Algerijnse staat.
Zich bewust van de stigmatisering waaronder moslims sinds 9/11 te lijden hadden zei hij ook
in zijn inauguratierede: “[…] we are a nation of Christians and Muslims, Jews and Hindus,
and non-believers”. Overigens maakte Obama wel duidelijk dat hij wenste dat de VS de leider
van de wereld bleven, maar: “[t]o the Muslim world we seek a new way forward, based on
mutual interests and mutual respect”.366
Obama wilde duidelijk af van de oorlogs- en kruisvaardersretoriek van zijn voorganger Bush
als het ging om de strijd tegen het internationale jihaditerrorisme. Obama zou niet meer
363
Obama‟s inaugurele voordracht, 20 januari 2009, te bekijken via:
http://video.nytimes.com/video/2009/01/20/us/1231545769118/president-obamas-inaugural-
speech.html (laatst bekeken: 01/06/2011) 364
Obama‟s toespraak in Caïro, 04/06/2009, te bekijken via: http://www.youtube.com/watch?feature=iv&v=NaxZPiiKyMw&annotation_id=annotation_54394 (laatst bekeken: 17/06/2011) 365
In principe weten we niet welke organisaties Obama bedoelde, maar gezien AQIM verder weg ligt
van Afghanistan/Pakistan dan vele andere organisaties, het slechts in 2007 „ontstond‟, en al erg veel
media-aandacht kreeg, bedoelde hij ongetwijfeld (onder andere) deze organisatie. 366
Obama‟s inaugurele voordracht, 20 januari 2009, te bekijken via:
http://video.nytimes.com/video/2009/01/20/us/1231545769118/president-obamas-inaugural-
speech.html (laatst bekeken: 01/06/2011)
80
spreken over de War on Terror, maar over de „Overseas Contingency Operation‟.367
Evenmin
nam de nieuwe president nog de term crusade in de mond.368
In de plaats daarvan probeerde
Obama genuanceerder en minder polariserend te spreken over alles wat met jihaditerrorisme
te maken had en hij trachtte onder andere via zijn bezoek aan Caïro de band met de Arabische
wereld te herstellen. In Caïro benadrukte hij dat “America is not at war with islam, islam is a
part of America”.369
Naast de verzoenende en meer empathische stijl van Obama, trad er evenwel weinig
verandering op inzake de militaire operaties. De verschillende fronten in de strijd tegen
internationale terreur bleven behouden, waaronder ook het contraterrorismeprogramma, het
TSCTP, in de westelijke Sahel/Sahara. Ook in de relatie met Algerije veranderde
aanvankelijk weinig. De goede banden zorgde voor een positieve continuïteit, ondanks dat
Bouteflika binnenlands kritiek bleef krijgen, vooral toen de geruchten de ronde deden dat
Bouteflika de grondwet wilde wijzigen om voor een derde keer tot president herkozen te
kunnen worden. Pijnlijk voorval voor de VS was wel de beschuldiging van het CIA-hoofd in
Algiers, Andrew Warren, van de verkrachting van een gedrogeerde Algerijnse vrouw in
februari 2008, wat een paar dagen voor de inauguratierede van Obama bekend werd via ABC
News.370
Warren zou op 23 maart 2011 veroordeeld worden tot 65 maanden
gevangenisstraf.371
7.2. Bouteflika, de kleine dictator
Interessant was ook wat Obama zei in Caïro over democratisering in het Midden-Oosten.
Anders dan Bush maakte hij duidelijk dat er volgens hem nog heel wat vooruitgang moest
volgen:
“government of the people and by the people sets a single standard for all who would hold
power: you must maintain your power through consent, not coercion; you must respect the
rights of minorities, and participate with a spirit of tolerance and compromise; you must place
367
Wat moeilijk te vertalen valt, maar iets betekent in de zin van: Overzeese Operatie inzake Moeilijke
Gebeurtenissen. 368
(Smith, 2010b: 193-222) 369
Obama‟s toespraak in Caïro, 04/06/2009, te bekijken via:
http://www.youtube.com/watch?feature=iv&v=NaxZPiiKyMw&annotation_id=annotation_54394
(laatst bekeken: 17/06/2011) 370
Le Sueur, 2010: 88; El Watan, 31/01/2009, Un agent de la CIA impliqué dans le viol de deux
algériennes : Sexe, viols et vidéos à l‟ambassade des USA à Alger, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=115548 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 371
El Watan, 07/05/2011, L‟ex-chef de la CIA en Al gérie, condamné à 5 ans pour viol, te raadplegen
via: http://www.elwatan.com/weekend/7jours/l-ex-chef-de-la-cia-en-algerie-condamne-a-5-ans-pour-
viol-29-04-2011-122491_178.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
81
the interests of your people and the legitimate workings of the political process above your
party. Without these ingredients, elections alone do not make true democracy.”372
Dit was een boodschap die voor meerdere landen kon gelden, maar Algerije was er zeker één
van. Op 29 oktober 2008, enkele dagen voordat Obama verkozen werd tot president, had
Bouteflika aangekondigd dat hij grondwetsartikel 77 zou aanpassen om een derde
presidentstermijn te kunnen nastreven in 2009. Hiermee maakte de toen 71-jarige president
een einde aan al het gespeculeer dat al maanden bezig was. Bouteflika beweerde dat deze
wetswijziging nodig was om de nationale veiligheid en de politieke continuïteit te verzekeren.
De wijzigingen zouden niet eerst in een referendum worden voorgelegd, wat veelzeggend was
over het vertrouwen van Bouteflika in de steun hiervoor bij het volk. Op 3 november werden
de wijzigingen goedgekeurd door zijn kabinet. Voortaan zou ook de eerste minister niet meer
door het parlement, maar door de president worden aangduid. Op 12 november werden de
wijzigingen door beide kamers met een overweldigende meerderheid goedgekeurd. Vanaf nu
was het aantal presidentstermijnen niet meer gelimiteerd. Saïd Sadi (RCD) noemde de
wijzigingen een „vermomde staatsgreep‟. Op 9 april 2009 werd Bouteflika herkozen als
president door meer dan 90 procent van de stemmen. Tweede, op grote afstand, werd Louisa
Hanoune (PT) met 4 procent van de stemmen.373
Bouteflika heeft met deze zet de formele democratische ruimte quasi volledig uitgehold, maar
ook op het internationale vlak ging het imago van het Algerijnse regime terug achteruit.
Algerije slaagde er immers niet in het geweld definitief te beëindigen in eigen land, en
slaagde er in de stroeve samenwerking met de andere betrokken landen (Mali, Niger en het
instabiele Mauritanië),374
al helemaal niet in te voorkomen dat de Sahel in vele westerse ogen
een tweede Afghanistan, een tweede veilige haven voor „terroristen‟ werd.375
7.3. De impact van de Arabische Lente
De aanleiding voor de onrust en de stroom van protesten tegen de sociaal-economische
toestand vanaf januari 2011 waren de gestegen prijzen voor basisvoedingsmiddelen (die de
372
Obama‟s toespraak in Caïro, 04/06/2009, te bekijken via: http://www.youtube.com/watch?feature=iv&v=NaxZPiiKyMw&annotation_id=annotation_54394 (laatst bekeken: 17/06/2011) 373
Le Sueur, 2010: 94-96 374
El Watan, 23/09/2010, Le chaudron sahélien, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/le-chaudron-sahelien-23-09-2010-91424_109.php (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011) 375
Wat niet betekent dat kleine successen niet geboekt werden. In maart 2008 werd een cel van AQIM
tussen Bamako en Timboektoe opgebroken door de Malinese veiligheidsdiensten. (Botha, 2009 (geen
paginering))
82
jaren ervoor ook elke winter de hoogte ingingen). De regering nam snel maatregelen om de
prijzen te drukken door de tijdelijke opheffing van douanerechten en de BTW.376
De
onderhuidse spanningen waren er bij de jeugd echter niet door weg te nemen, de echte reden
voor de onrust was immers de nog steeds hoge werkloosheid onder de jeugd. De algemene
werkloosheid was eind 2010 teruggedrongen tot 9,9 procent,377
maar de werkloosheid onder
de jeugd zou nog 21 procent zijn.378
Het aantal mensen dat onder de armoedegrens leefde lag
nog rond 20 procent.
Bij de jeugd leeft er bovendien nog steeds de perceptie dat de gigantische gas- en
olierijkdommen van het land slechts bestemd zijn voor een bevoordeelde elite. De groei van
de gasproductie is de laatste tien jaar alleen maar gestegen, net als de inkomsten uit olie,
mede dankzij de enorme stijgingen de laatste drie jaar (2008-2011). Dat dit niet heeft geleid
tot het creëren van voldoende jobs, is een frustratie die ook Droukdal ten volle tracht te
bespelen.379
De stijgende staatsinkomsten gingen ook niet gepaard met een diversificatie van
de economie en de staat heeft de laatste jaren de neiging gehad om importen te beperken.380
De stroom van protesten die vanaf januari 2011 de straten van Algerije overspoelden, ging
niet toevallig gepaard met protesten in andere landen van Noord-Afrika, Tunesië en Egypte,
waar respectievelijk in januari en februari 2011 de presidenten door het volk gedwongen
werden af te treden. Ook in Algerije kwamen duizenden jongeren op straat om te protesteren
tegen het dure leven en het gebrek aan werk. Daarnaast kwamen ook allerlei subgroepen op
straat betogen met een specieke eisenplatform, waaronder de openbare ambtenaren. Westerse
journalisten gewaagden zich aan een voorspelling van een domino-effect waarbij Algerije wel
eens het volgende land van de „revolutie‟ zou kunnen worden. Maar anders dan Tunesië of
Egypte werd in Algerije elk groepje van pakweg 100 vreedzame betogers opgewacht door
duizenden antioproerpolitieagenten met waaiende stokken. El Watan berekende dat tussen
376
IMF Survey online, Algeria Should Reduce Reliance on Oil, Create More Jobs, Says IMF, 26
januari 2011, te raadplegen via: http://www.imf.org/external/pubs/ft/survey/so/2011/int012611a.htm
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 377
CIA, Algeria, The World Factbook, laatst geüpdatet 09/06/2011, te raadplegen via:
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/ag.html (laatst geraadpleegd:
20/06/2011) 378
IMF Survey online, Algeria Should Reduce Reliance on Oil, Create More Jobs, Says IMF, 26
januari 2011, te raadplegen via: http://www.imf.org/external/pubs/ft/survey/so/2011/int012611a.htm
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 379
Droukdal in het interview met de NYT-journalist in 2008: “This is the greatest kind of crime and
theft against our nation, and among the greatest methods of looting and robbery that these robber
governments are characterized with. The country is floating over a sea of oil and gas.” (NYT,
01/07/2008, te raadplegen via: http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011))
83
begin januari en eind mei 2011 door de antioproerpolitie maar liefst 2.777 operaties werden
uitgevoerd.381
Dit zijn er gemiddeld 18 per dag. In navolging van de wanhopige Tunesische
jongen die zichzelf in december 2010 in brand stak en later overleed, deden in de eerste
maanden van 2011 tientallen Algerijnse jongeren en volwassenen hetzelfde uit wanhoop en
protest tegen de sociaal-economische toestand, met minstens vier dodelijke aflopen.382
De
straatprotesten tegen de verloederde sociaal-economische toestanden flakkerden recentelijk,
tijdens de maand juli, opnieuw op.383
Nadat de regimes – of althans de kopstukken – vielen in Tunesië en Egypte riep Washington
ook steeds meer Algiers op tot politieke veranderingen. Bouteflika zelf liet heel lang niets van
zich horen wat op zich al veelbetekenend was. Consternatie brak echter uit toen de Algerijnse
minister van Buitenlandse Zaken, Mourad Medelci, op 14 februari zei dat slechts
„minderheden‟ politieke veranderingen vroegen in Algerije, in tegenstelling tot Tunesië of
Egypte.384
Na een lange mediastilte deed Bouteflika een „toegeving‟ en hefte hij op 23
februari de noodtoestand op die sinds 9 februari 1992 van kracht was geweest. Ironisch
genoeg was toen de noodtoestand geïnstalleerd om de orde te bewaren, terwijl in maart de
protesten nog volop woedden. Hoewel hierdoor de persvrijheid normaal gezien moet
toenemen, moet de grondwet ook bekeken worden als een instrument van het regime, zoals al
bleek met Bouteflika‟s wijziging ervan om een derde maal verkozen te kunnen worden als
president. Het opheffen van de noodwet had dus vooral een symbolische waarde, een geste
voor het Westen. Massale consternatie brak weer eens uit toen eerste minister Ouyahia op 30
maart verklaarde dat de situatie in Algerije geen politieke, maar slechts een sociale crisis was
en dus niet vroeg om “un changement de système politique”.385
380
IMF Survey online, Algeria Should Reduce Reliance on Oil, Create More Jobs, Says IMF, 26
januari 2011, te raadplegen via: http://www.imf.org/external/pubs/ft/survey/so/2011/int012611a.htm
(laatst geraadpleegd: 18/06/2011) 381
El Watan, 09/06/2011, BRIGADES ANTIÉMEUTE: Une intervention toutes
les deux heures depuis janvier, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/pdf/telecharger.php?dir=JOURNAL&file=20110609.pdf (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 382
El Watan, 21/01/2011, Immolation : Je brûle, donc je suis, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/weekend/7jours/immolation-je-brule-donc-je-suis-21-01-2011-
108133_178.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 383
El Watan, 22/07/2011, La protestation se propage et se radicalise, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/weekend/contrechamps/la-protestation-se-propage-et-se-radicalise-22-07-
2011-133580_184.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 384
El Watan, 14/02/2011, Mourad Medelci : “Des mouvements minoritaires” réclament le changement
du système !, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/mourad-medelci-des-mouvements-
minoritaires-reclament-le-changement-du-systeme-14-02-2011-111733_109.php (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 385
El Watan, 31/03/2011, Ahmed Ouyahia : La situation en Algérie ne nécessite pas “un changement
de système politique”, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/ahmed-ouyahia-la-
situation-en-algerie-ne-necessite-pas-un-changement-de-systeme-politique-31-03-2011-
118514_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
84
De Obama administratie voelde aan dat indien beantwoord moest worden aan de idealen die
in Caïro gepredikt werden, nu in het kader van de „Arabische revoluties‟ de zachte kritiek
voor autoritaire regimes opgeschroefd en geëxpliciteerd moest worden. Minister van
Buitenlandse Zaken Hillary Clinton riep al op 17 januari vanuit Tunis op voor een „grotere
ruimte‟ voor de oppositie en het politiek debat in Algerije. President Obama feliciteerde in
een geschreven communiqué de Algerijnse regering voor de belangrijke maatregel van het
opheffen van de noodtoestand, en beschouwde het als een positief teken, maar wachtte ook
naar eigen zeggen „ongeduldig‟ op bijkomende maatregelen ten behoeve van de „vrije
meningsuiting, vrijheid van vereniging en bijeenkomst‟.386
William Burns, Onderminister van
Buitenlandse Zaken, zou normaal een tweedaags bezoek hebben gebracht aan Algiers (in een
tournee door de regio) om er te spreken met Bouteflika, maar dit werden uiteindelijk op 25
februari slechts enkele uren, wegens een dringende bijeenkomst in Europa over Libië waar er
een burgeroorlog was uitgebroken.387
Burns sprak over het opheffen van de noodtoestand als
een positief engagement, maar zei ook dat zo vroeg en duidelijk mogelijk moest tegemoet
gekomen worden aan de aspiraties van de opstandelingen in het Midden-Oosten.388
Ook
benadrukte hij de noodzaak van jobs, behuizing en onderwijs waaraan snel voldaan moest
worden. Op 4 maart volgde echter een ander, minder opzichtig bezoek van Daniel Benjamin,
coördinator voor het contraterrorismebeleid in het Amerikaans Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Dat hij kwam spreken over de strijd tegen het terrorisme, doet vermoeden dat de
Amerikaanse regering alles behalve zat te wachten op al te bruuske politieke veranderingen,
met een mogelijke (verdere) destabilisering van de regio tot gevolg.389
7.4. Recente ontwikkelingen binnen AQIM
AQIM bleef succesvol aanslagen uitvoeren in het noorden van Algerije in de eerste helft van
2011. Ook de ontvoeringen in de Sahel gingen door in 2011 met twee jonge Fransen die op 7
januari in een restaurant in het hart van Niamey (Niger) werden ontvoerd en die na een
mislukte Frans-Nigerese raid het leven lieten (één zou gedood zijn door de raid, de andere
386
El Watan, 26/02/2011, Qualifiant la levée de l‟état d‟urgence «d‟engagement positif»: Washington
appelle à d‟autres mesures, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/washington-appelle-a-
d-autres-mesures-26-02-2011-113503_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 387
El Watan, 26/02/2011, Qualifiant la levée de l‟état d‟urgence «d‟engagement positif»: Washington
appelle à d‟autres mesures, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/washington-appelle-a-
d-autres-mesures-26-02-2011-113503_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 388
Het Midden-Oosten is voor Amerikanen inclusief Noord-Afrika. 389
El Watan, 03/03/2011, Daniel Benjamin du département d‟état à Alger : Le sens caché d‟une visite,
te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/daniel-benjamin-du-departement-d-etat-a-alger-le-
sens-cache-d-une-visite-03-03-2011-114390_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
85
werd door AQIM geëxecuteerd).390
Dat AQIM nu ook al in staat is operaties uit te voeren in
de hoofdstad van Niger, wat de beweging trouwens steeds meer publiciteit oplevert, baart
zorgen en is een belangrijke ontwikkeling. Buiten het feit dat dit voor AQIM een bijzonder
risicovolle operatie was (vier van het dozijn ontvoerders werden gedood, drie
gevangengennomen),391
is de terreurdreiging nu verplaatst van „desolate‟, „ongecontroleerde‟
grensregio‟s naar een „dichtbevolkte‟ en „gecontroleerde‟ hoofdstad. De boodschap is
duidelijk: Franse/westerse burgers zijn nergens meer veilig. Dat dit zijn effect heeft en het
klimaat van terreur doet aanscherpen, wordt bewezen door Franse reisbureau‟s die de regio
als bestemming annuleren, en het advies van het Frans Ministerie van Buitenlandse Zaken om
reizen naar Niger, Mali en Mauritanië te vermijden vanwege de terreurdreiging.392
Elke
Franse/westerse burger in de westelijke Sahel kan nu schijnbaar eender waar het slachtoffer
worden van een ontvoering, wat velen zal doen twijfelen om al dan niet te vertrekken. AQIM
schaadt hiermee aanzienlijk de belangen van Europeanen, al is de vraag natuurlijk of AQIM
deze „stunt‟ kan herhalen. Indien ja, dan wordt AQIM een grotere bedreiging voor de
Franse/westerse belangen in de regio dan ooit het geval was. De rol en invloed van de
Amerikanen lijkt ondertussen steeds meer naar de achtergrond te verdwijnen, ten voordele
van Frankrijk dat het openlijk sturen van speciale troepen (voor het redden van onderdanen),
makkelijker kan rechtvaardigen.
De laatste ontvoering door AQIM die tot dusver gerapporteerd werd gebeurde op 2 februari
2011. Toen werd een Italiaanse toeriste ontvoerd in de regio van Djanet (Zuid-Algerije), de
eerste ontvoering van een westerling(e) in Algerije zelf (sinds 2003).393
Zij is nog steeds (eind
juli 2011) gevangen. Voor de vier overblijvende Fransen (eind februari werd de Française
vrijgelaten) die ontvoerd werden in september 2010 in Niger, werd in maart 2011 bekend dat
AQIM maar liefst „minstens‟ negentig miljoen euro eiste voor hun bevrijding, alsook de
390
Een van de Fransen ging op de dag van zijn dood trouwen met zijn Nigerese verloofde, de andere
Fransman was overgevlogen uit Frankrijk om te assisteren met het huwelijk. AQIM verklaarde achteraf
dat een gijzelaar gedood werd door kogels van de Franse militairen en dat zij de andere gijzelaar
hadden doodgeschoten. (RFI, 15/01/2011, Mort des otages au Niger: AQMI ne reconnaît être l‟auteur
que d‟une éxecution, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20110115-mort-otages-francais-mali-
aqmi-reconnait-etre-auteur-une-execution (laatst geraadpleegd: 31/07/2011); RFI, 08/01/2011, Deux
Français enlevés au Niger: les premiers témoignages, http://www.rfi.fr/afrique/20110108-deux-
francais-enleves-niger (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)) 391
RFI, 11/01/2011, Au Niger, Alain Juppé appelle les Français à la vigilance, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/afrique/20110110-alain-juppe-rencontre-francais-niger (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 392
RFI, 12/01/2011, Alerte rouge sur les voyages au Sahel, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/emission/20110112-alerte-rouge-voyages-sahel (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 393
RFI, 18/02/2011, L‟Italienne enlevée en Algérie dit être aux mains d‟Aqmi,
http://www.rfi.fr/afrique/20110218-italienne-enlevee-algerie-dit-etre-mains-aqmi (laatst geraadpleegd:
23/06/2011)
86
bevrijding van AQIM-gevangenen in meerdere landen waaronder Frankrijk.394
Dit werd
geweigerd door de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Alain Juppé.395
De eis tot het
terugtrekken van de Franse troepen uit Afghanistan werd ook nog herhaaldelijk geuit.396
Ondertussen (eind juli 2011) zijn de vier Fransen al bijna tien maanden in gevangenschap,
wat de langste gijzeling door AQIM wordt.397
Andere acties in de Sahel dan ontvoeringen kwamen ook voor. Op 5 januari 2011 deed een
Tunesische man een gasfles ontploffen voor de Franse ambassade in Bamako (Mali),
waardoor twee gewonden vielen en waarna de dader gearresteerd werd.398
Vermoed werd dat
hij lid was van AQIM. In 2010 werd trouwens ook door de Burkinese autoriteiten
gewaarschuwd voor mogelijke ontvoeringen van westerlingen door AQIM. In juli 2010 riep
de Amerikaanse ambassade zijn onderdanen, aanwezig in het noorden van Burkina Faso, naar
de hoofdstad,399
en in augustus verlieten 25 Fransen het oosten van het land vanwege AQIM-
dreigementen.400
Tot nu toe heeft AQIM er echter geen acties ondernomen, en merkwaardig
genoeg kwamen de waarschuwingen niet oorspronkelijk van Ouagadougou, maar van de
Amerikanen zelf, mogelijk om de regionale contraterreursamenwerking tussen de
Sahellanden (zonder de VS) te hinderen.401
Ondertussen blijft AQIM rekruten aantrekken van steeds verder afgelegen landen. Toen begin
2011 twaalf AQIM-militanten (drie Mauritaniërs, negen Algerijnen) werden gearresteerd in
de bergen van Batna door de Algerijnse veiligheidsdiensten (en een groot arsenaal wapens
werd in beslag genomen), werden dankzij verhoringen gegevens verzameld over 211
394
El Watan, 21/03/2011, Otages français au Niger: Aqmi veut «au moins 90 millions d‟euros» de
rançon, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/international/otages-francais-au-niger-aqmi-veut-
au-moins-90-millions-d-euros-de-rancon-21-03-2011-117046_112.php (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 395
Africa Research Bulletin, Mali – France: Hostage Demands, in: Africa Research Bulletin: Political,
Social and Cultural Series, Volume 48, Issue 3, April 2011, page 18782C 396
RFI, 27/04/2011, Chronologie de l‟enlèvement des otages français au Niger par Aqmi, laatste
aanpassing op 17 mei 2011, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20110427-chronologie-
enlevement-otages-francais-niger-aqmi (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 397
Sarkozy kondigde in navolging van de VS eind juni 2011 en nogmaals midden juli aan dat eind
2011-begin 2012 ging gestart worden met de geleidelijke terugtrekking van de Franse troepen, maar het
is uitgesloten dat dit onder druk van AQIM gebeurde. 398
RFI, 06/01/2011, Explosion devant l‟ambassade de France au Mali, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/afrique/20110106-explosion-devant-ambassade-france-mali (laatst geraadpleegd:
31/07/2011) 399
Africa Research Bulletin, Burkina Faso: Al Qaeda Base?, in: Africa Research Bulletin: Political,
Social and Cultural Series, Volume 47, Issue 7, August 2010, Pages: 18474B-18475A 400
RFI, 20/08/2010, Des Français quittent l‟est du Burkina Faso après des menaces d‟enlèvements
d‟AQMI, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20100820-francais-quittent-est-burkina-faso-
apres-menaces-enlevements-aqmi (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 401
Africa Research Bulletin, Burkina Faso: Al Qaeda Base?, in: Africa Research Bulletin: Political,
Social and Cultural Series, Volume 47, Issue 7, August 2010, Pages: 18474B-18475A
87
terroristen niet alleen afkomstig uit Mali, Libië, Mauritanië, Tunisië, Marokko en Nigeria,
maar ook Soedan, Guinee-Bissau en Burkina Faso.402
Ook werd al gemeld dat AQIM banden ontwikkeld heeft met de Nigeriaanse beweging Boko
Haram en met de Somalische beweging Harakat Chabab Moudjahidine, die beide banden
hadden met bin Laden, en die door AQIM zouden voorzien worden in opleiding, financiële
middelen en wapens.403
Droukdal zou in februari 2010 het radicaal-islamitische Boko Haram
(actief in het noorden van Nigeria) gecontacteerd hebben, dat er al mee gedreigd zou hebben
internationale operaties te zullen uitvoeren tegen westerse belangen, waardoor een alliantie
tussen beide bewegingen een extra gevaar zou kunnen opleveren voor de regio, en waardoor
het bereik van AQIM steeds groter wordt. Toch moet ook de kanttekening gemaakt worden
dat Boko Haram de samenwerking aanvaardde nadat de beweging 800 leden verloor na
desastreuze gevechten met het Nigeriaanse leger in juli 2009, en dat de Nigerianen die zich
aansloten bij AQIM eerder gemotiveerd werden door banditisme dan ideologie.404
402
El Watan, 14/02/2011, 12 terroristes arrêtés à Constantine: Un réseau d‟Al Qaîda démantelé, te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/un-reseau-d-al-qaida-demantele-14-02-2011-
111672_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 403
El Watan, 06/02/2011, Un groupe d‟Al Qaîda démantelé à Batna : Il devait installer des cellules
terroristes en Europe, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/un-groupe-d-al-qaida-
demantele-a-batna-il-devait-installer-des-cellules-terroristes-en-europe-06-02-2011-110418_109.php
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011) 404
Boko Haram betekent in het Hausa „westerse scholing is verboden‟. (Africa Research Bulletin,
AQLIM Contacts Boko Haram, in: Africa Research Bulletin: Political, Social and Cultural Series,
Volume 47, Issue 6, July 2010, Pages: 18444B-18445B)
88
8. Conclusie
Na 9/11 werden het Algerijnse regime en de Bush administratie, beiden gedreven door hun
eigen belangen, bondgenoten in de strijd tegen terreur. De Bush administratie bood de
politieke en militaire steun die het Algerijnse regime zocht, hoewel een wapenverkoop bleef
uitgesteld worden (het is niet bekend of die er is gekomen). De politieke steun daarentegen
was zelfs zo groot dat president Bush Algerije voorstelde als een regime dat reeds
democratisch was. Het Algerijnse regime bood inlichtingen over de Algerijnse
terreurorganisaties die de Bush administratie noodzakelijk achtte om Al-Qaida en hun
compleet netwerk militair uit te roeien. De Algerijnse veiligheidsdiensten stelden de GSPC
echter onterecht voor als een onderdeel van Al-Qaida. De Amerikaanse regering of
veiligheidsdiensten leken niet echt bezorgd over het terrorisme dat zich in het noorden van
Algerije afspeelde, maar waren vooral bezorgd dat terroristen komend van de regio van
Afghanistan, de Sahel/Sahara zouden kunnen gebruiken als een veilige thuishaven.
Bovendien was deze bezorgdheid er al voordat de eerste massale ontvoering van toeristen in
de Algerijnse woestijn in 2003 werd uitgevoerd, wat een ideale aanleiding was om van start te
gaan met het eerste multilaterale contraterrorismeprogramma (PSI), dat verschillende
opvolgingen kreeg (TSCTI, TSCTP) waarbij nog meer landen betrokken werden. De
Sahelregio werd geïnterpreteerd als een zone van wetteloosheid en onveiligheid, die een
bedreiging kon vormen voor de internationale gemeenschap en daarom beveiligd moest
worden, hoewel de reële dreiging aanvankelijk nihil was. De Amerikaanse oliebelangen in de
regio hebben vermoedelijk ook meegespeeld, aangezien de (West-)Afrikaanse olietoevoer
steeds belangrijker zou worden voor de VS. De VS wilde echter bovenal haar invloed
vestigen in de regio.
De Bush administratie zou echter ondanks het bondgenootschap met Algerije, nooit de
grondoorzaken van Algerijns terrorisme pogen aan te kaarten. Dat de GSPC lokale wortels
had, geen internationale terreurdaden uitvoerde en aanvankelijk geen indiscriminatoir geweld
tegen Algerijns burgers gebruikte, leek voorbij te gaan aan minstens sommige leden van de
Bush administratie toen uit hun verklaringen bleken dat zij de GSPC beschouwden als een
filiaal van Al-Qaida. Pas tegen eind 2006 besloot de onervaren leider van de GSPC,
Droukdal, zonder instemming van het volledige leiderschap, zich nominaal aan Al-Qaida te
binden. Sindsdien werd de GSPC van wel een, in theorie, internationale anti-westerse
terreurorganistie die bovendien indiscriminatoir geweld (via zelfmoordaanslagen) begon te
gebruiken tegen Algerijnse burgers. Een belangrijke politieke grond van de beweging werd de
Algerijns-Amerikaanse alliantie op zich (en de ontkenning dat de GSPC ook een
„opstandelingenbeweging‟ was), en de Amerikaanse aanwezigheid in de Sahelregio en het
89
zuiden van Algerije, alsook in Irak. Wat de Amerikaanse veiligheidsdiensten al beschouwden
als een gegeven, namelijk dat de Sahel een broeinest was van terroristen werd min of meer
bewaarheid vanaf 2007 toen AQIM via raids en ontvoeringen de westelijke Sahelregio
onveilig maakte voor westerlingen. De Sahelregio (toen nog exclusief de grote steden) werd
daardoor een reële terreurruimte. De strijd die AQIM voert is echter geen zuiver „globale‟ of
„internationale‟ jihad, omdat de acties beperkt blijven in Noord-Afrika en de westelijke
Sahelregio, en dus regionaal zijn. Het discours en de motivaties hebben echter wel een
globaal karakter, waardoor men zou kunnen spreken van een globaal-regionale jihad, hoewel
de belangrijkste jihad, omverwerpen van de Algerijnse staat, lokaal blijft. Men zou trouwens
de activiteiten van AQIM in de Sahel ook kunnen lezen als een functionele differentiatie: de
ontvoeringen en de smokkelpraktijken zorgen voor een economische basis van de jihad in (het
dichtbevolkte noorden van) Algerije.
Dat een ondertussen vrij onafhankelijk opererende (ex-)emir van de GSPC, Belmokhtar, al
lang voor 2007 zijn belangen vestigde in Mali en Mauritanië, betekent niet dat dit toen een
bewuste strategie was van de GSPC-leiding. Bovendien hebben veel van zijn activiteiten meer
te maken met banditisme en smokkel (hoewel dit laatste vaak slechts handel is over voor
Toeareg illegitieme grenzen), dan met terrorisme (hoewel hij ook nog een vorm van jihad
voert). De decentralisering van AQIM valt echter in principe te lezen op twee manieren. Eén:
Mokhtar is werkelijk onafhankelijk en werkt samen met Djouadi en Abou Zeïd voor zijn
eigenbelang (of om ooit terug zelf het leiderschap te kunnen claimen), maar in dat geval is de
decentralisering deels een versplintering van AQIM. Twee: Mokhtar is in feite de benoemde
emir voor de nieuwe zone van AQIM, het „Westen‟ (Mauritanië). Dat Doukdal ook aanslagen
in Mauritanië opeist, dat vermoedelijk het exclusieve actieterrein is van Mokhtar, is dus ofwel
op basis van een verstandhouding, ofwel bekleedt Mokhtar wel degelijk nog een functie
binnen AQIM.
De Obama administratie ging verder met de contraterreurprogramma‟s in de Sahel. Obama
probeerde enerzijds de banden met de Arabische wereld te herstellen, maar anderzijds hen te
wijzen dat democratische hervormingen nodig is. Dit kwam voor het Algerijnse regime
expliciet tot uiting tijdens de Arabische Lente begin 2011, toen ook in Algerije massaal
geprotesteerd werd, waarna Washington Algiers opriep tot politieke hervormingen. De
Algerijnse regering reageerde echter laconiek en meende dat hervormingen niet nodig waren.
De Obama administratie keerde zich echter nooit tegen het Algerijnse regime, mede om de
stabiliteit in de regio enigszins te bewaren. Achter de gepredikte idealen van president
Obama, schuilde dus een uiterst pragmatische houding. De Obama administratie maakte als
het ware gebruik van de Arabische Lente om expliciete verzoeken over te maken aan de
90
Algerijnse regering tot democratische hervormingen, zonder evenwel dit op een dwingende
manier te communiceren. De houding van de Obama administratie is niettemin vruchtbaarder
dan de houding van de Bush administratie als het gaat over de politieke hervormingen, die
duidelijk nodig zijn om een van de oorzaken weg te nemen waardoor Algerijnse jongeren zich
aansluiten bij AQIM. Het Algerijnse regime en Bouteflika in het bijzonder wordt door de
jeugd beschouwd als weinig hoopvol voor de toekomst. Bouteflika‟s verzoeningspolitiek was
aanvankelijk succesvol, maar stuitte op haar limieten. Het geweld is in stedelijk Algerije (en
Kabylië) sinds 2007 weer intens aanwezig. Waar Bouteflika ook geen einde aan kon maken
was de hoge werkloosheid bij de jeugd en het gebrek aan toekomstperspectief.
Ondertussen geraken de rangen van AQIM schijnbaar steeds meer gevuld met niet-
Algerijnen, maar het omverwerpen van de Algerijnse staat blijft het hoofddoel voor AQIM.
De Algerijnse regering wordt nu geconfronteerd met een organisatie die voor de staat een
bedreiging vormt, maar die een belangrijk deel van haar financiële en logistieke basis in de
Sahel heeft, buiten Algerije. Een regionale aanpak dringt zich dus op.
Ook is het nu duidelijk dat de Amerikaanse contraterrorismeprogramma‟s het groeiend
terrorisme in de Sahel niet hebben kunnen vermijden. Zelfs El Para werd in 2004 pas
tegengehouden door Tsjadische rebellen. De Amerikaanse Special Forces hebben niet de
linguïstische en culturele kennis om zich actief te engageren met lokale
Toeareggemeenschappen, die wel over cruciale informatie beschikken omtrent AQIM.
Ondertussen lijkt het erop dat Frankrijk meer doet, en daartoe ook de legitimiteit voor kan
afdwingen, om AQIM-militanten te elimineren, zij het niet systematisch, waardoor de VS op
de achtergrond lijk te verdwijnen.
Hoewel AQIM al belangrijke leiders heeft verloren en ook Algerijnse burgers zich sterk tegen
AQIM keerden, blijft het haar operaties en bereik vergroten. Om AQIM echt te elimineren en
het te beletten jonge militanten te rekruteren, zullen echter grotere en systematische
inspanningen nodig zijn, van zowel civiele aard (een aansprakelijke overheid, en sociaal-
economische perspectieven in Algerije), als militaire aard (maar in engagement met lokale
gemeenschappen in de Sahel).
91
Bibliografie
Wetenschappelijke bronnen
Abrahamian, Ervand, 2002, The US Media, Samuel Huntington and September 11, Middle
East Report, No. 223 (Summer, 2002), pp. 62-63
Ayinde, Oladosu Afis, 2010, Beyond 9/11: Histories and Spaces of Terrorism in Africa, in: in:
Securing Africa: Post-9/11 Discourses on Terrorism, Farnham (England)/Burlington (USA):
Ashgate Publishing Limited/Company, 2010, pp. 51-65
Black, Andrew, 2009, Mokhtar Belmokhtar: The Algerian Jihad‟s Southern Amir,
TerrorismMonitor, Volume VII, Issue 12, 2009
Botha, Anneli, 2009, ISLAMIST TERRORISM IN THE MAGHREB: RECENT
DEVELOPMENTS IN ALGERIA, in: Circunstancia, Año VII, Nº 18, januari 2009, te
raadplegen via: http://www.ortegaygasset.edu/fog/ver/802/circunstancia/ano-vii---n--18---
enero-2009/ensayos/islamist-terrorism-in-the-maghreb--recent-developments-in-algeria (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
Buesa, Mikel & Baumert, Thomas (eds.), 2010, The economic repercussions of terrorism,
Oxford; New York: Oxford University Press, 2010, 225 p.
Coolsaet, Rik (ed.), 2010, Macht en waarden in de wereldpolitiek – editie 2010-2011, Gent:
Academia Press, 2010, 426 p.
Coolsaet, Rik, 2005, Al-Qaeda: The Myth. The Root Causes of International Terrorism And
How To Tackle Them, Gent: Academia Press, 2005, 100 p.
Ellis, Stephen, 2004, BRIEFING: THE PAN-SAHEL INITIATIVE, in: African Affairs, Vol.
103, Issue, 412, pp. 459-464
Evans, Martin & Phillips, John, 2007, Algeria : anger of the dispossessed, New Haven, CT:
Yale University Press, 2007, 352 p.
92
Grynkewich, Alex, & Reifel, Chris, 2006, Modeling Jihad: A System Dynamics Model of the
Salafist Group for Preaching and Combat Financial Subsystem, in: Strategic Insights, Volume
V, Issue 8 (November 2006), te raadplegen via:
http://www.nps.edu/Academics/centers/ccc/publications/OnlineJournal/2006/Nov/grynkewich
Nov06.pdf (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
Keenan, Jeremy, 2007, US Silence as Sahara Military Base Gathers Dust, in: Review of
African Political Economy, 2007, Vol. 34, No. 113, pp. 588-590
Keenan, Jeremy, 2008, US militarization in Africa: What anthropologists should know about
AFRICOM, in: Anthropology Today, 2008b, Vol. 24 No. 5, pp. 16-20
Keenan, Jeremy, 2009, The dark Sahara : America‟s war on terror in Africa, London: Pluto
Press, 2009, 278 p.
Lecocq, Baz & Schrijver, Paul, 2007, The War on Terror in a Haze of Dust: Potholes and
Pitfalls on the Saharan Front, in: Journal of Contemporary African Studies, Vol. 25, Issue 1,
pp. 141-166
Le Sueur, James D., 2010, Algeria since 1989: Between terror and democracy, London
(UK)/New York (USA): Zed Books Ltd, 2010, 224 p.
Marret, Jean-Luc, 2011, Al-Qaida au Maghreb Islamique (AQMI), Fondation pour la
Recherche stratégique, 11 januari 2011, te raadplegen via:
http://www.frstrategie.org/barreFRS/publications/dossiers/aqmi/doc/Dossier_FRS_AQMI.pdf
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
McGovern, Mike, 2010, Chasing Shadows in the Dunes: Islamist Practice and
Counterterrorist Policy in West Africa‟s Sahara-Sahel Zone, in: Smith, Malinda S. (ed.),
Securing Africa: Post-9/11 Discourses on Terrorism, Farnham (England)/Burlington (USA):
Ashgate Publishing Limited/Company, pp. 79-97
Meijer, Roel, 2009, Global Salafism : Islam‟s new religious movement, London: Hurst, 2009,
463 p.
93
Pham, J. Peter, 2011, Foreign Influences and Shifting Horizons: The Ongoing Evolution of al
Qaeda in the Islamic Maghreb, Foreign Policy Research Institute, Orbis, Vol. 55, Issue 2,
2011, 240-254 pp.
Schanzer, Jonathan (foreword by Dennis Ross), 2005, Al-Qaeda‟s armies : Middle East
affiliate groups and the next generation of terror, New York (N.Y.): Specialist press
international, 2005, 222 p.
Smith, Malinda S., 2010a, Terrorism Thinking: “9/11 Changed Everything”, in: Smith,
Malinda S. (ed.), Securing Africa: Post-9/11 Discourses on Terrorism, Farnham
(England)/Burlington (USA): Ashgate Publishing Limited/Company, 2010, pp. 1-28
Smith, Malinda S., 2010b, The Emperor‟s New Clothes? Terrorism thinking from George
Bush to Barack Obama, in: Smith, Malinda S. (ed.), Securing Africa: Post-9/11 Discourses on
Terrorism, Farnham (England)/Burlington (USA): Ashgate Publishing Limited/Company
2010, pp. 193-222
Soriano, Manuel R. Torres, 2011, The Road to Media Jihad: The Propaganda Actions
of Al Qaeda in the Islamic Maghreb, in: Terrorism and Political Violence, 2011, Vol. 23, pp.
72-88
Steinberg, Guido & Werenfels, Isabelle, 2007, Between the Near and the Far Enemy: Al-Qaeda
in the Islamic Maghreb, 20/10/2007, in Stiftung Wissenschaft und Politik, te raadplegen via:
http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=14416 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
van de Walle, Nicolas, 2010, US POLICY TOWARDS AFRICA: THE BUSH LEGACY
AND THE OBAMA ADMINISTRATION, in: African Affairs, Vol. 109, No. 434, 1-21 pp.
Zemni, Sami, 2001, Islamisme en moderniteit. Een politieke comparatieve studie van het
islamisme in Marokko, Algerije en Egypte, doctoraatsverhandeling, Politieke en Sociale
Wetenschappen, optie politieke wetenschappen, Universiteit Gent, 2001
Zemni, Sami, 2004, Bouteflika: A Badly Elected President in Search for Peace?, in: Hamdy,
Iman A. (ed.), Elections in Egypt and the Middle East: What do they mean?, Cairo: American
university in Cairo press, 2004, Vol. 25, No. 1-2, 69-84 pp.
94
Zemni, Sami, (2008), “The unintended consequences of the War on Terror: The
transformation of a local Islamist insurgency into an al-Qaida franchise in the Maghreb”,
ISIM-Review, n° 21, pp. 16-17
Zoubir, Yahia H., 2002, ALGERIA AND U.S. INTERESTS: CONTAINING RADICAL
ISLAMISM AND PROMOTING DEMOCRACY, in: Middle East Policy, Vol. 9, Issue 1, pp.
64-82
Journalistieke en andere bronnen:
Africa Research Bulletin, 2010, Burkina Faso: Al Qaeda Base?, in: Africa Research Bulletin:
Political, Social and Cultural Series, Volume 47, Issue 7, August 2010, Pages: 18474B-
18475A
Africa Research Bulletin, 2011, Mali – France: Hostage Demands, in: Africa Research
Bulletin: Political, Social and Cultural Series, Volume 48, Issue 3, April 2011, page 18782C
Air Force Magazine, november 2004, Swamp of Terror in the Sahara, te raadplegen via:
http://www.airforce-
magazine.com/MagazineArchive/pages/2004/November%202004/1104sahara.aspx (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011))
Algeria-watch, 2002, http://www.algeria-watch.org/mrv/2002/chrono/chrono_2001a.htm
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
Algeria-watch, 2002, http://www.algeria-watch.org/mrv/2002/chrono/chrono_2001b.htm
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
America.gov, 2004, U.S.-African Partnership Helps Counter Terrorists in Sahel Region: New
Maghreb cooperation central to Pan Sahel Initiative, 23/03/2004, te raadplegen via:
http://www.america.gov/st/washfile-
english/2004/March/20040323170343r1EJrehsiF0.1366693.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
APS Diplomat Strategic Balance in the Middle East, 2002, ALGERIA - Aftermath Of Sept.
11 - The External Linkages, 18/02/2002, te raadplegen via:
95
http://findarticles.com/p/articles/mi_hb6510/is_2_43/ai_n28898643/ (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
BBC, 05/11/2001, Algeria eyes new US relationship, artikel te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/americas/1638986.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
BBC, 29/01/2004, Dakar Rally „kidnap plot foiled‟, te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/middle_east/3443089.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
BBC, 14/01/2004, US targets Sahara militant threat, te raadplegen via:
http://news.bbc.co.uk/2/hi/africa/3397001.stm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
CIA, 2011, Algeria, The World Factbook (laatst geüpdatet 09/06/2011), te raadplegen via:
https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/ag.html (laatst
geraadpleegd: 20/06/2011)
Bush, George, President Bush‟s address to a joint session of Congress and the nation,
schriftelijke versie te raadplegen via: http://www.washingtonpost.com/wp-
srv/nation/specials/attacked/transcripts/bushaddress_092001.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
El Watan, 06/07/2005, La CIA a une “alliance base” à Alger, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=22693 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 15/03/2007, Terrorisme, http://www-
front.elwatan.com/archives/article.php?id=63293 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011))
El Watan, 01/08/2007, Reddition de Abou Mossaab, chef de la zone sahara du GSPC:
Révélations sur une organisation en déroute, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=73669 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 10/09/2007, Attentat suicide contre la caserne de Dellys (Boumerdès), te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=75952 (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
96
El Watan, 09/10/2007, L‟ Émir du centre pour le GSPC et deux de ses compagnons abattus: Il
préparait un attentat suicide à Alger à la veille de l‟Aïd, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=78009 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 17/11/2007, Le trésorier du GSPC éliminé à Tizi Ouzou, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=80749 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 20/11/2007, Opération spectaculaire des services de sécurité à Alger: Le chef du
GSPC pour la capitale arrêté, te raadplegen via: http://www-
front.elwatan.com/archives/article.php?id=81026 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 13/12/2007, L‟énigmatique éclipse de Bouteflika, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=82695 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 31/01/2009, Un agent de la CIA impliqué dans le viol de deux algériennes : Sexe,
viols et vidéos à l‟ambassade des USA à Alger, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/archives/article.php?id=115548 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 18/09/2010, L‟Espagne «adhère au principe» de l‟interdiction, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/l-espagne-adhere-au-principe-de-l-interdiction-18-09-2010-
90597_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 18/09/2010, Les regards braqués sur Al Qaîda au Maghreb Islami que, te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/international/les-regards-braques-sur-al-qaida-au-
maghreb-islamique-18-09-2010-90542_112.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 20/09/2010, Des avions militaires français survolent le Sahel, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/dossier/des-avions-militaires-francais-survolent-le-sahel-20-09-
2010-90873_151.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 23/09/2010, Le chaudron sahélien, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/le-chaudron-sahelien-23-09-2010-91424_109.php (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 13/10/2010, La burqa et sept millions d‟euros, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/la-burqa-et-sept-millions-d-euros-13-10-2010-
94476_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
97
El Watan, 18/10/2010, Les ex-rebelles touareg se préparent à pourchasser les terroristes, te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/les-ex-rebelles-touareg-se-preparent-a-
pourchasser-les-terroristes-18-10-2010-95131_109.php (laatst geraadpleegd: 20/06/2011)
El Watan, 24/10/2010, Les enlèvements d‟étrangers au Sahel depuis 2008, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/reportage/les-enlevements-d-etrangers-au-sahel-depuis-2008-24-10-
2010-95984_117.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 20/11/2010, La France rejette les exigences d‟AQMI, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/reportage/la-france-rejette-les-exigences-d-aqmi-20-11-2010-
99593_117.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 21/01/2011, Immolation : Je brûle, donc je suis, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/weekend/7jours/immolation-je-brule-donc-je-suis-21-01-2011-
108133_178.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 06/02/2011, Un groupe d‟Al Qaîda démantelé à Batna : Il devait installer des
cellules terroristes en Europe, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/un-
groupe-d-al-qaida-demantele-a-batna-il-devait-installer-des-cellules-terroristes-en-europe-06-
02-2011-110418_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 14/02/2011, 12 terroristes arrêtés à Constantine: Un réseau d‟Al Qaîda démantelé,
te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/un-reseau-d-al-qaida-demantele-14-02-
2011-111672_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 14/02/2011, Mourad Medelci : “Des mouvements minoritaires” réclament le
changement du système !, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/mourad-
medelci-des-mouvements-minoritaires-reclament-le-changement-du-systeme-14-02-2011-
111733_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 26/02/2011, Libération de trois otages, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/liberation-de-trois-otages-26-02-2011-113566_109.php (te
raadplegen via: 31/07/2011)
El Watan, 26/02/2011, Qualifiant la levée de l‟état d‟urgence «d‟engagement positif»:
Washington appelle à d‟autres mesures, te raadplegen via:
98
http://www.elwatan.com/actualite/washington-appelle-a-d-autres-mesures-26-02-2011-
113503_109.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 03/03/2011, Daniel Benjamin du département d‟état à Alger : Le sens caché d‟une
visite, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/actualite/daniel-benjamin-du-departement-
d-etat-a-alger-le-sens-cache-d-une-visite-03-03-2011-114390_109.php (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
El Watan, 21/03/2011, Otages français au Niger: Aqmi veut «au moins 90 millions d‟euros»
de rançon, te raadplegen via: http://www.elwatan.com/international/otages-francais-au-niger-
aqmi-veut-au-moins-90-millions-d-euros-de-rancon-21-03-2011-117046_112.php (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 31/03/2011, Ahmed Ouyahia : La situation en Algérie ne nécessite pas “un
changement de système politique”, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/actualite/ahmed-ouyahia-la-situation-en-algerie-ne-necessite-pas-un-
changement-de-systeme-politique-31-03-2011-118514_109.php (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
El Watan, 07/05/2011, L‟ex-chef de la CIA en Al gérie, condamné à 5 ans pour viol, te
raadplegen via: http://www.elwatan.com/weekend/7jours/l-ex-chef-de-la-cia-en-algerie-
condamne-a-5-ans-pour-viol-29-04-2011-122491_178.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 09/06/2011, BRIGADES ANTIÉMEUTE: Une intervention toutes
les deux heures depuis janvier, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/pdf/telecharger.php?dir=JOURNAL&file=20110609.pdf (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
El Watan, 22/07/2011, La protestation se propage et se radicalise, te raadplegen via:
http://www.elwatan.com/weekend/contrechamps/la-protestation-se-propage-et-se-radicalise-
22-07-2011-133580_184.php (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
Ennahar, 02/05/2011, Mohamed Mokaddem, auteur de «La France et l‟islamisme armé», te
raadplegen via: http://www.ennaharonline.com/fr/news/7308.html (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
99
Globalsecurity.org, s.d., http://www.globalsecurity.org/military/ops/oef-ts.htm (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
Human Rights Watch: World Report 2002, http://www.hrw.org/legacy/wr2k2/mena1.html
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
IMF Survey online, Algeria Should Reduce Reliance on Oil, Create More Jobs, Says IMF, 26
januari 2011, te raadplegen via:
http://www.imf.org/external/pubs/ft/survey/so/2011/int012611a.htm (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
Le Matin, 09/11/2002, Bouteflika toujours ministre de la Défense, te raadplegen via:
http://www.algeria-watch.org/farticle/anp_presidence/bouteflika_defense.htm (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
Napoleoni, The Myth of Zarqawi, 11/11/2005, te raadplegen via:
http://www.antiwar.com/orig/napoleoni.php?articleid=7988 (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 31/12/1999, Radical Islamic Network May Have Come to U.S., te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/1999/12/31/us/radical-islamic-network-may-have-come-to-
us.html?ref=ahmedressam (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 15/01/2001, Dissecting a Terror Plot From Boston to Amman, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2001/01/15/world/dissecting-a-terror-plot-from-boston-to-
amman.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 13/07/2001, Oil High on Agenda as Bush Meets Algerian Leader, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2001/07/13/world/oil-high-on-agenda-as-bush-meets-algerian-
leader.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 10/12/2002, U.S. to Sell Military Gear to Algeria to Help It Fight Militants, te
raadplegen via: http://www.nytimes.com/2002/12/10/world/us-to-sell-military-gear-to-
algeria-to-help-it-fight-militants.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 05/07/2003, THREATS AND RESPONSES: EXPANDING U.S. PRESENCE;
PENTAGON SEEKING NEW ACCESS PACTS FOR AFRICA BASES, te raadplegen via:
100
http://www.nytimes.com/2003/07/05/world/threats-responses-expanding-us-presence-
pentagon-seeking-new-access-pacts-for.html?src=pm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 11/05/2004, U.S. Training African Forces to Uproot Terrorists, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2004/05/11/world/us-training-african-forces-to-uproot-
terrorists.html (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 12/02/2006, Rumsfeld Discusses Possible Arms Sales to Algeria, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2006/02/12/politics/12cnd-rumsfeld.html?fta=y (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 03/05/2007, Backgrounder: The Pentagon‟s New Africa Command, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/cfr/world/slot1_20070503.html?_r=1&scp=3&sq=pan%20sahel%20
initiative&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 01/07/2008, An Interview With Abdelmalek Droukdal, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01transcript-
droukdal.html?_r=1&scp=1&sq=droukdal&st=cse (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
NYT, 01/07/2008, Ragtag Insurgency Gains a Lifeline From Al Qaeda, te raadplegen via:
http://www.nytimes.com/2008/07/01/world/africa/01algeria.html# (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
Obama, Barack, Inaugurele voordracht, 20 januari 2009, te bekijken via:
http://video.nytimes.com/video/2009/01/20/us/1231545769118/president-obamas-inaugural-
speech.html (laatst bekeken: 01/06/2011)
Obama, Barack, Toespraak in Caïro, 04/06/2009, te bekijken via:
http://www.youtube.com/watch?feature=iv&v=NaxZPiiKyMw&annotation_id=annotation_5
4394 (laatst bekeken: 17/06/2011)
RFI, 31/12/2007, Français assassinés: une enquête difficile, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/actufr/articles/096/article_60918.asp (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
101
RFI, 27/11/2009, Le Français enlevé au Mali était un habitué de la région , te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/contenu/20091127-le-francais-enleve-mali-etait-habitue-region (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
RFI, 20/08/2010, Des Français quittent l‟est du Burkina Faso après des menaces
d‟enlèvements d‟AQMI, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20100820-francais-
quittent-est-burkina-faso-apres-menaces-enlevements-aqmi (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
RFI, 27/10/2010, Oussama ben Laden s‟en prend directement à la France,
http://www.rfi.fr/france/20101027-oussama-ben-laden-s-prend-directement-france-0 (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
RFI, 28/10/2010, Bernard Kouchner réagit aux menaces d‟Oussama Ben Laden
(audiofragment), te beluisteren via:
http://www.rfi.fr/emission/20101028-bernard-kouchner-reagit-menaces-oussama-ben-laden-
herve-morin-engagement-francais- (laatst beluisterd: 23/06/2011)
RFI, 08/01/2011, Deux Français enlevés au Niger: les premiers témoignages,
http://www.rfi.fr/afrique/20110108-deux-francais-enleves-niger (laatst geraadpleegd:
31/07/2011))
RFI, 11/01/2011, Au Niger, Alain Juppé appelle les Français à la vigilance, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/afrique/20110110-alain-juppe-rencontre-francais-niger (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
RFI, 12/01/2011, Alerte rouge sur les voyages au Sahel, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/emission/20110112-alerte-rouge-voyages-sahel (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
RFI, 15/01/2011, Mort des otages au Niger: AQMI ne reconnaît être l‟auteur que d‟une
éxecution, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20110115-mort-otages-francais-mali-
aqmi-reconnait-etre-auteur-une-execution (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
RFI, 18/02/2011, L‟Italienne enlevée en Algérie dit être aux mains d‟Aqmi,
http://www.rfi.fr/afrique/20110218-italienne-enlevee-algerie-dit-etre-mains-aqmi (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
102
RFI, 27/04/2011, Chronologie de l‟enlèvement des otages français au Niger par Aqmi, laatste
aanpassing op 17 mei 2011, te raadplegen via: http://www.rfi.fr/afrique/20110427-
chronologie-enlevement-otages-francais-niger-aqmi (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
RFI, 06/01/2011, Explosion devant l‟ambassade de France au Mali, te raadplegen via:
http://www.rfi.fr/afrique/20110106-explosion-devant-ambassade-france-mali (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
Quotidien d‟Oran, 04/12/2003, te raadplegen via: http://www.algeria-
watch.org/fr/article/analyse/we_are_leche.htm (laatst geraadpleegd op 31/07/2011)
The Guardian, 10/12/2002, US arms Algeria for fight against Islamic terror, te raadplegen via:
http://www.guardian.co.uk/world/2002/dec/10/alqaida.terrorism?INTCMP=SRCH (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
Salima Mellah & Jean-Baptiste Rivoire, 2005, Enquête sur l‟étrange « Ben Laden du Sahara
», Le monde diplomatique, februari 2005, online te raadplegen via:
http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/MELLAH/11905
(laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
United States Department of State, Patterns of Global Terrorism 2001, 2002, te raadplegen
via: http://www.state.gov/documents/organization/10319.pdf (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
United States Department of State, Patterns of Global Terrorism 2000, 2001, te raadplegen
via: http://www.state.gov/s/ct/rls/crt/2000/2438.htm (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
United States Department of State, Patterns of Global Terrorism 1999, 2000, te raadplegen
via: http://www.state.gov/www/global/terrorism/1999report/patterns.pdf (laatst geraadpleegd:
31/07/2011)
Webblog Bouteflika, s.d., http://bouteflika.skyrock.com (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)
World Tribune, 16/07/2001, Algeria seeks weapons systems from U.S., te raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2001/af_algeria_07_16.html (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
103
World Tribune, 05/11/2001, Algeria seeks U.S. help against terror, te raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2001/af_algeria_11_05.html (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
World Tribune, 20/05/2004, Leader of group tied to Madrid blast captured in Chad, te
raadplegen via:
http://www.worldtribune.com/worldtribune/WTARC/2004/af_algeria_05_20.html (laatst
geraadpleegd: 31/07/2011)
104
Bijlagen
Bijlage 1
Bron:
http://www.globalsecurity.org/jhtml/jframe.html#http://www.globalsecurity.org/military/ops/images/ps
i-map2.gif|||
105
Bijlage 2
Bron:
http://www.globalsecurity.org/jhtml/jframe.html#http://www.globalsecurity.org/military/ops/images/ps
i-map.jpg|||
106
Bijlage 3
Bron: Grynkewich, Alex, & Reifel, Chris, 2006, Modeling Jihad: A System Dynamics Model
of the Salafist Group for Preaching and Combat Financial Subsystem, in: Strategic Insights,
Volume V, Issue 8 (November 2006), te raadplegen via:
http://www.nps.edu/Academics/centers/ccc/publications/OnlineJournal/2006/Nov/grynkewich
Nov06.pdf (laatst geraadpleegd: 31/07/2011)