59
Richard Geukema Annelise Notenboom Elias Bom René Goudriaan Paul Postma Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging, © Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE) en Paul Postma Marketing Consultancy bv (PPMC) Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ Den Haag/Nieuwegein, oktober 2012

Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Richard Geukema

Annelise Notenboom Elias Bom

René Goudriaan Paul Postma

Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging, © Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE) en Paul Postma Marketing Consultancy bv (PPMC)

Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’

Den Haag/Nieuwegein, oktober 2012

Page 2: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ Richard Geukema, Annelise Notenboom, Elias Bom, René Goudriaan en Paul Postma Rapport nr. 961 © Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE)/ Paul Postma Marketing Consultancy bv (PPMC) Websites: www.ape.nl en www.ppmc.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt via druk, foto-kopie of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

Page 3: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 3

INHOUD

MANAGEMENTSAMENVATTING 5 

1  INLEIDING 9 

2  EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE

MEDIA EN GAMES 11 

2.1  Vraagstelling 11 2.2  Vormgeving en uitvoering 12 

2.2.1  Vormgeving van de games 12 2.2.2  Technische werking van mijnTIKKIT.nl 15 2.2.3  Beoogde resultaten 15 

2.3  Resultaten 16 2.3.1  Gelanceerde games 16 2.3.2  Gameplays 16 2.3.3  Unieke spelers 16 2.3.4  Uitsplitsing naar games 18 2.3.5  Deelnemende musea 19 

2.4  Conclusies 20 

3  EXPERIMENTEN 5A EN 5B: TWEE JAARLIJKS TERUGKERENDE NATIONALE

EVENEMENTEN 21 

3.1  Vraagstelling 21 3.2  Doelstelling en uitgangspunten 21 

3.2.1  Doelstelling 21 3.2.2  Uitgangspunten 21 3.2.3  Start met brainstorm 22 

4  EXPERIMENT 5A: MUSEUMKLAS VAN HET JAAR 23 

4.1  Vraagstelling 23 4.2  Vormgeving en uitvoering 23 

4.2.1  Benadering van de scholen 23 4.2.2  Wijze van aanmelding 25 4.2.3  De verkiezing van de Museumklas van het Jaar 25 4.2.4  Doorlooptijd en prijzen 25 4.2.5  Beoogde resultaten 26 

4.3  Resultaten 27 4.3.1  Bezoeken op de website 27 4.3.2  Inzendingen 27 

Page 4: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 4

4.3.3  Prijsuitreiking 29 4.3.4  Extra bezoeken musea 30 

4.4  Lessen voor de toekomst 31 4.5  Conclusies 31 

5  EXPERIMENT 5B: DE VERKIEZING VAN HET MUSEUM VAN HET JAAR DOOR DE

MUSEUMINSPECTEURS 33 

5.1  Inleiding 33 5.2  Vormgeving en uitvoering 33 

5.2.1  De rol van de Museuminspecteurs 33 5.2.2  Wijze van aanmelden en verkiezing 33 5.2.3  Werving van de Museuminspecteurs 35 5.2.4  Beoogde resultaten 36 5.2.5  Wijze van scoren 37 

5.3  Resultaten 38 5.3.1  Bezoeken op de website 38 5.3.2  Aantal Museuminspecteurs en inzendingen 38 5.3.3  Hoe waarderen de kinderen de musea? 40 5.3.4  Verkiezing van het Museum van het Jaar 40 5.3.5  Feedback voor musea 42 5.3.6  Extra bezoeken musea 42 

5.4  Lessen voor de toekomst 43 5.5  Conclusies 44 

6  EXPERIMENT 7: GRATIS MUSEUMKAART VOOR LEERKRACHTEN IN HET

BASISONDERWIJS 45 

6.1  Vraagstelling 45 6.2  Vormgeving en uitvoering 46 

6.2.1  Drie testgroepen 46 6.2.2  Meetmomenten 46 6.2.3  Criterium voor succes 47 

6.3  Resultaten 48 6.3.1  Uitnodiging 48 6.3.2  Nulmeting 48 6.3.3  Respons 50 6.3.4  Bezoeken in schoolverband 51 6.3.5  Bezoeken in privéverband 52 6.3.6  Plannen voor het schooljaar 2011/2012 55 

6.4  Conclusies 57 

LITERATUUR 59 

Page 5: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 5

MANAGEMENTSAMENVATTING

Dit Addendum is een aanvulling en een vervolg op het rapport ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’, door Geukema et al. (2011), dat verslag doet van de uitvoering van zeven kleinschalige experimenten waaruit blijkt hoe kin-deren het beste kunnen worden gestimuleerd musea te bezoeken tegen zo laag mogelijke kosten. De structurele winst van enkele van deze experimenten ontstaat bij voortzetting gedurende meer jaren, zoals bij de projectopzet is ge-formuleerd. Dit zijn de projecten MijnTIKKIT, Museumklas van het Jaar en Mu-seuminspecteurs. Het eerste jaar is een ingroeitraject waarna de kansrijkheid kan worden beoordeeld op structurele winst bij voortzetting. Deze experimen-ten en een onderzoek hebben na de einddatum van het project een vervolg gekregen. Het Addendum geeft een actualisering van de resultaten van deze experimenten.

Zoek de kinderen op waar ze zijn: sociale media en games

Voor de musea hebben wij een uniek online mediumconcept ontwikkeld: www.mijnTIKKIT.nl, dat de kinderen opzoekt waar ze actief zijn: Hyves en gamessites. In het afgelopen jaar hebben we steeds nieuwe games ontwikkeld met een link naar musea en het cultureel erfgoed. In dit jaar zijn het aantal spelers en het aantal keren dat de games zijn gespeeld permanent blijven doorgroeien. Het blijkt dus inderdaad mogelijk om bij kinderen belangstelling te wekken voor games die gaan over musea en cultureel erfgoed. We zien ver-der dat Hyves als platform in belang toeneemt. Redenen daarvoor zijn de mo-gelijkheid van sociale interactie en het grote bereik van Hyves onder de doel-groep. Verkiezing van de Museumklas van het Jaar We hebben twee nationale museumevents voor kinderen vormgegeven: een voor kinderen in schoolverband, en een voor kinderen in gezinsverband. Het nationale museumevent voor kinderen in schoolverband is de verkiezing van de Museumklas van het Jaar. Naar aanleiding van een bezoek aan een muse-um kunnen schoolklassen een werkstuk inzenden, waarop vervolgens gestemd kan worden. In totaal zijn 28 inzendingen voor de eerste verkiezing van de Museumklas van het Jaar ontvangen, lager dan vooraf gedacht. Toch is de res-pons nog niet ongunstig als we die vergelijken met het Nationaal Schoolontbijt, waaraan het eerste jaar vijf scholen deelnamen; na drie jaar waren er circa

Page 6: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 6

1.100 deelnemende scholen1. Om in dit succesvolle voetspoor te treden, ver-vroegen we de aankondiging naar de scholen, zodat de verkiezing beter in de bestaande schoolprogramma’s past. De komende jaren zal blijken of een kriti-sche massa voor het aantal inzendingen behaald kan worden.

Verkiezing van het Museum van het Jaar door de Museumin-specteurs

Het nationale museumevent gericht op kinderen in gezinsverband is de verkie-zing van het Museum van het Jaar door de Museuminspecteurs. Kinderen kun-nen zich via de website aanmelden om Museuminspecteur te worden; ze kun-nen dan op een speciale website na een bezoek aan een museum aangeven wat ze van het museum vonden, en voor verschillende aspecten cijfers geven. Het museum met de hoogste score wordt uitgeroepen tot nationaal of provin-ciaal Museum van het Jaar. De Museuminspecteurs sluiten aan bij het Explorer programma van de ANWB. De verkiezing van het Museum van het Jaar door de Museuminspecteurs is buitengewoon succesvol verlopen. Het aantal Museum-inspecteurs, het aantal uitgebrachte inspecties en het aantal stemmen dat de Museuminspecteurs gegenereerd hebben, overtreffen onze verwachtingen met een factor twee tot drie. Kinderen waarderen het bezoek aan musea: het ge-middelde cijfer van de inspecties voor musea bedraagt 8,04 (totaal aantal in-spectiecijfers gedeeld door het totaal aantal inspecties). In totaal ontvangen 26 musea het predicaat ‘kidsproof’. Voorwaarde voor dit predicaat is dat er 35 inspecties zijn geweest, met minimaal een cijfer van 7,5. Het nationaal win-nende museum is Continium in Kerkrade, met een gemiddeld cijfer van 9,2, gebaseerd op 76 inspecties. Met 1.800 Museuminspecteurs die 4.200 inspec-tierapporten hebben ingestuurd, waarop in totaal meer dan 20.000 keer is ge-stemd, heeft dit experiment al het eerste jaar zijn bestaansrecht bewezen.

Een gratis Museumkaart voor docenten?

Kan een gratis Museumkaart docenten stimuleren om met een schoolklas naar een museum te gaan? Wij hebben een groep docenten die een gratis Museum-kaart kregen, een jaar lang gevolgd, en vergeleken met een vergelijkbare groep docenten die geen gratis Museumkaart kregen. We zien geen verschillen in het bezoekgedrag met schoolklassen. Wel gingen de docenten die een gratis Museumkaart kregen vaker privé naar een museum. We concluderen dat het gratis verstrekken van een Museumkaart aan docerend personeel geen invloed

1 Er zijn ongeveer 7.000 basisscholen in 2005.

Page 7: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 7

heeft op het museumbezoek in schoolverband. Continuering van het verstrek-ken van een gratis Museumkaart voor docenten lijkt daarom niet zinvol.

Page 8: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al
Page 9: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 9

1 INLEIDING

Het voorliggende Addendum is een aanvulling en vervolg op het rapport ‘Sti-mulering van museumbezoek door kinderen’, door Geukema et al. (2011), dat verslag doet van de uitvoering van zeven kleinschalige experimenten waaruit blijkt hoe kinderen het beste kunnen worden gestimuleerd musea te bezoeken tegen zo laag mogelijke kosten. In dit Addendum duiden we dat rapport aan als ‘het hoofdrapport’. Verschillende van de hierin beschreven experimenten en onderzoeken hebben na de einddatum van het project een vervolg gekregen. Experiment 3 ‘Stimulering Museumbezoek via sociale media en games’ liet aan het eind van de proefperiode van 21 weken zulke goede resultaten zien, dat het is voortgezet. De resultaten staan in hoofdstuk 2 van dit Addendum. Van de twee varianten van experiment 5 ‘Nationaal Museumevent voor kinderen’ was er één juist gestart, en de ander in de fase van een afgerond businessplan dat zou worden gerealiseerd. De resultaten van deze beide varianten van ex-periment 5 vormen hoofdstukken 4 en 5 van dit Addendum. Ten slotte waren van experiment 7 ‘Gratis Museumkaart voor leerkrachten in het basisonderwijs’ nog niet alle testperiodes verstreken. Dat is nu wel het geval en de complete resultaten worden in hoofdstuk 6 van dit Addendum beschreven. De zeven experimenten zijn uitgevoerd door Paul Postma Marketing Consultan-cy (PPMC) in opdracht van de Nederlandse Museumvereniging. Aarts De Jong Wilms Goudriaan Public Economics bv (APE) is verantwoordelijk voor de eind-rapportage en heeft de validering van de onderzoeksresultaten verzorgd.

Page 10: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al
Page 11: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 11

2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES

2.1 Vraagstelling

Kinderen zijn al jong actief op internet. Van de 9-13 jarigen in Europa gaat 93% een keer per week online, en 60% dagelijks online. Kinderen en jongeren gebruiken het internet voor schoolwerk (86%), voor het spelen van spelletjes (83%), en het kijken naar filmpjes (76%). Van de 9-16 jarigen heeft 59% een sociaal netwerkprofiel. De gemiddelde leeftijd waarop kinderen actief worden op internet is de laatste jaren gedaald naar zeven jaar (EU Kids Online, 2011). In de leeftijdsgroep van 8 t/m 12 jaar gamen vrijwel alle jongens en 90% van de meisjes: gemiddeld circa vier tot zes uur per week. Om kinderen te berei-ken, ligt het voor de hand om ze op te zoeken in de media waar ze actief zijn: in hun sociale netwerk en in games. En om vervolgens te proberen ze in die omgeving op het spoor te zetten van cultureel erfgoed en musea. In dit expe-riment staat daarom de volgende vraag centraal: Is het mogelijk een succesvol op internet gebaseerd concept te ontwikkelen dat kinderen opzoekt in de me-dia waar ze actief zijn, en om daar belangstelling te creëren voor cultureel erf-goed en musea? In het hoofdrapport concluderen we reeds dat kennisname van cultureel erf-goed en musea door kinderen via sociale media en games levensvatbaar is. Het is in de experimentele fase gelukt om een groot aantal kinderen te interes-seren voor games die een relatie hebben met musea en het culturele erfgoed. Op basis van die resultaten is besloten om het concept verder uit te bouwen. In deze rapportage doen we verslag over de gehele doorlooptijd van het expe-riment; niet alleen de experimentele fase (looptijd van 7 februari 2011 tot 3 juli 2011), waarin we keken naar haalbaarheid, maar ook de periode daarna, (van 4 juli 2011 tot en met 31 mei 2012), die we de vervolgfase noemen. Is het gelukt om kinderen blijvend geïnteresseerd te houden in games die een relatie hebben met musea en het cultureel erfgoed? De focus in dit experiment ligt primair op virtuele kennisname van cultureel erfgoed en museumschatten, en minder op fysiek museumbezoek. In het hoofdrapport is aangegeven dat de oorspronkelijke opzet van dit experiment was beperkt tot het stimuleren van fysiek museumbezoek, maar dat op grond van de opgedane inzichten de doelstelling is aangepast. In lijn daarmee is in dit Addendum ook de naam van het experiment veranderd. We willen kinderen

Page 12: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 12

primair bereiken in de media waar ze actief zijn, zoals sociale media en games. Media hebben immers voor veel onderwerpen een sleutelfunctie om kennis te verrijken. Het hoofddoel is het bereiken van zoveel mogelijk kinderen; via ga-mes kunnen ze spelenderwijs ontdekken dat musea interessant zijn. Het ex-periment voorziet niet in een meting van het kennisniveau van het culturele erfgoed van kinderen vóór en na hun deelname. Ook kunnen we slechts be-perkt uitspraken doen over de stimulerende werking van games op museum-bezoek door kinderen. In de experimentele fase zijn verschillende triggers (spelelementen) ingebouwd om de stimulerende werking te onderzoeken. De nadruk in dit experiment ligt op virtuele kennisname van musea en het cultu-rele erfgoed door zoveel mogelijk kinderen.

2.2 Vormgeving en uitvoering

2.2.1 Vormgeving van de games

Om kinderen op virtuele wijze kennis te laten maken met musea en het cultu-rele erfgoed, hebben we games ontwikkeld. De games zijn met een welover-wogen gekozen thema gerelateerd aan een bij dat thema passende groep mu-sea en het culturele erfgoed, en zijn ontwikkeld in samenwerking met het bu-reau IJsfontein. Twee maal per jaar wordt een nieuw thema gekozen, en daar tussendoor wordt twee maal een lichte variant ter vernieuwing aangebracht. Er worden dan nieuwe games en nieuwe musea toegevoegd. We geven hier een korte introductie op de games, te vinden op de site mijnTIKKIT.nl, die als lan-dingpage fungeert; zie figuur 2.1. Een mascotte – TIKKIT – verbindt alle onderdelen, wat herkenbaarheid ople-vert voor de kinderen. Je vindt hem zowel virtueel als fysiek terug in alle on-derdelen van het concept. TIKKIT laat kinderen ervaren wat in musea is te ontdekken. Figuur 2.2 toont de mascotte. Voor gameplatforms werken we samen met marktleider Spil Games die als po-pulairste spelletjessites voor de doelgroep Spelletjes.nl, Spel.nl en Girlsgoga-mes.nl exploiteert. Hyves fungeert als sociaal netwerk. Dit is het populairste netwerk voor de doelgroep. Op Hyves beschikken we over een branded Hyve pagina van TIKKIT, waar ook de games zijn te vinden. Kinderen kunnen op Hyves over alle onderdelen van TIKKIT met hun Hyves vrienden en vriendinnen praten. Daar-

Page 13: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 13

naast kunnen ze hen uitdagen om behaalde scores te overtreffen. Hyves fun-geert in het concept als het belangrijkste sociale netwerk voor de deelnemers.

Figuur 2.1: Landingpage MijnTIKKIT.nl (Thema: Nederland Waterland; peri-ode januari – juni 2012)

Musea doen op verschillende manieren mee. Ze leveren foto’s en beschrijvin-gen van onderdelen uit hun collectie die passen in de games en hun thema, dat na ongeveer een half jaar wisselt. Bij elk nieuw thema horen nieuwe ga-mes met objecten van een andere groep musea. Op deze manier kunnen drie à vier keer per jaar vijf à tien wisselende musea objecten uit hun verzameling via games onder de aandacht van kinderen brengen, en daarmee het museum zelf. Tevens plaatsen musea games die ze zelf ontwikkeld hebben op de lan-dingpage. Ook zijn er musea die een MijnTIKKIT pagina aanmaken op hun ei-gen website.

Page 14: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 14

Figuur 2.2: De mascotte van het mediaconcept

Naast deze virtuele verbindingen tussen de games en musea met hun cultureel erfgoed, zijn ook triggers (spelelementen) ingebouwd om de virtuele en de fy-sieke wereld met elkaar te verbinden. Bij het eerste thema is de trigger een TIKKIT schatkaart, die het kind kan ophalen bij één van de musea die aan MijnTIKKIT meedoen. Houd je hem voor je webcam, dan zie je een 3D figuur, passend in een game. Bij het tweede thema zijn ook andere triggers – stickers met speciale codes – in de games ingebouwd om kinderen te stimuleren naar een museum te gaan. In het thema Nederland Waterland is een vouwboot van TIKKIT met speciale codes de trigger. In de experimentele fase van dit project verwezen we via de trigger kinderen vanuit de games naar het museum, zodat een zuivere meting van het aantal opgehaalde schatkaarten mogelijk was. In de vervolgfase verspreiden musea ook zelf de kaarten en stickers om op hun beurt MijnTIKKIT te promoten. Door deze betrokkenheid van musea bij de ga-mes en verwijzingen over en weer wordt het MijnTIKKIT concept nadrukkelijk geïntegreerd met cultureel erfgoed en gestuurd naar fysiek museumbezoek. Sinds de vervolgfase van het project werken we samen met NTR en Stichting Entoen.nu. Beide partijen staan voor kwaliteit en bereik, vooral in het primair onderwijs. De game Schat-Zeiler is ontwikkeld in directe samenwerking met de NTR en Stichting Entoen.nu. Met deze game proberen we het educatieve ele-ment verder te versterken zonder kinderen af te schrikken.

Page 15: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 15

2.2.2 Technische werking van mijnTIKKIT.nl

De landingpage is gehost bij een externe partij die door de projectleiding voor de Museumvereniging is gecontracteerd. De games draaiden in eerste instantie uitsluitend bij Spil Games, en per april 2012 in plaats hiervan op de MijnTIKKIT servers met uitzondering van de Quiz game, die alleen via Spil Games ge-speeld kan worden2. Voor de gebruikers maakt dit weinig uit, zij kunnen de games spelen op Hyves, via de landingpage MijnTIKKIT.nl en via de sites van Spil Games. De standen die de kinderen behalen bij de games worden – indien gespeeld wordt via Hyves of via MijnTIKKIT - opgeteld als zij zijn ingelogd. Bij Spil games sites is inlog op MijnTIKKIT sinds de vervolgfase van het project niet meer mogelijk vanwege nieuwe Spil beleidsregels.

2.2.3 Beoogde resultaten

De doelstellingen voor de experimentele fase (7 februari 2011 – 3 juli 2011) luidden als volgt, uitgaande van circa 1 mln. kinderen in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar in Nederland: het aantal keren dat is gekeken (click naar games): 300.000; het aantal unieke spelers dat actief één of meer keren is gaan spelen:

100.000; het aantal spelers dat een login op mijnTIKKIT.nl heeft aangemaakt of lid is

geworden van de TIKKIT Hyves: 10.000; het aantal kinderen dat bij een museum een schatkaart of een stickervel

heeft opgehaald: 1.000. In de experimentele fase wilden we vaststellen of de combinatie games en mu-sea levensvatbaar is. Worden de doelstellingen gehaald, dan zetten we het concept voort en bouwen we het verder uit. De evaluatie van de experimentele fase, beschreven in het hoofdrapport, wijst uit dat gedurende de experimentele fase de doelstellingen ruimschoots behaald zijn. Het experiment is daarom voortgezet. De vervolgfase begint op 4 juli 2011, en loopt op het moment van schrijven nog steeds door. Voor deze evaluatie hebben we gegevens tot en met 31 mei 2012 verwerkt. Voor deze vervolgfase (4 juli 2011 – 31 mei 2012) zijn geen nieuwe kwantitatieve doelstellingen geformuleerd. Centraal staat de vraag of na het eerste succes een verdere groei van gameplays en spelers kan worden gerealiseerd, en welke kwalitatieve verbeteringen doorgevoerd kunnen worden in de keuze van thema’s en of partners. De meting van het aantal op-gehaalde schatkaarten en stickervellen hebben we niet voortgezet; ook hebben we voor de tweede fase geen nieuwe doelstellingen geformuleerd voor het

2 Vanwege technische redenen.

Page 16: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 16

aantal logins. In deze rapportage ligt de focus op de resultaten behaald in de vervolgfase.

2.3 Resultaten

2.3.1 Gelanceerde games

Vanaf de start van mijnTIKKIT.nl op 7 februari 2011 tot en met 31 mei 2012 zijn de volgende games gelanceerd: Koets Racer, Prinses Dress Up en Quiz Game (februari - maart 2011); X-Power Buggy, Beesten Brouwer en Beestjesfeest (mei 2011); Orbit game (november 2011); Dijkenbouwer (januari 2012); Schat-Zeiler (april 2012). Zoals eerder aangegeven wisselen de thema’s en de relevante musea na onge-veer een half jaar. Dan worden nieuwe games toegevoegd, maar de oude ga-mes blijven wel beschikbaar. Bij de start was het thema ‘Power en Bling’; in mei dat jaar veranderde het thema in ‘Natuur en Techniek’, en sinds januari 2012 is het thema ‘Nederland Waterland’.

2.3.2 Gameplays

Gedurende de experimentele fase (tot 3 juli 2011) is in totaal 331.787 keer een game gespeeld. Het aantal gameplays groeit tot en met 31 mei 2012 door naar 760.319; ruimschoots een verdubbeling. Het aantal gameplays groeit door de toename van het aanbod van games, maar ook door de toename van het aantal spelers.

2.3.3 Unieke spelers

Voor de experimentele fase gold een doelstelling van 100.000 unieke spelers; deze doelstelling was ruimschoots behaald. Blijft het aantal unieke spelers ge-staag doorgroeien tijdens de vervolgfase? Figuur 2.3 geeft het aantal unieke spelers en gameplays gedurende de experimentele fase en de gehele periode weer. Een weergave van ontwikkeling van unieke spelers en gameplays per maand is niet zinvol vanwege grilligheid in factoren als media-inzet en intro-ductie van nieuwe games.

Page 17: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 17

Figuur 2.3: Unieke spelers en plays*

*Exclusief Quiz Game, omdat die alleen beschikbaar is via Spil Games (zonder inlog)

Bron: IJsfontein & PPMC We zien dat het aantal unieke spelers via Hyves en TIKKIT doorgroeit van on-geveer 70.000 op 3 juli 2011 naar ruim 140.000 op 31 mei 2012; ruimschoots een verdubbeling. Het overgrote deel hiervan (ca 90%) speelt via Hyves. Het aantal unieke spelers via Hyves en TIKKIT is eenvoudig vast te stellen; dit is gelijk aan het aantal ingelogde spelers. Op de sites van Spil Games wordt niet ingelogd, en daarom moeten we het aantal unieke spelers via Spil Games schatten. We doen dit als volgt: we delen het totaal aantal keren dat de games via Spil Games zijn gespeeld door het gemiddeld aantal gameplays dat een unieke speler op Hyves en TIKKIT speelt (de replay factor). In de experimente-le fase is deze replay factor 1,6, en over de gehele periode 2,2, wat betekent dat het aantal keren dat een speler een game speelt, toeneemt. Een voor de hand liggende reden is dat het aanbod van games toeneemt in de tijd. Via Spil Games zijn er aan het einde van de experimentele fase naar schatting 140.000 unieke spelers, en dit aantal groeit door naar 170.000 op 31 mei 2012 (een groei van 23%).

Page 18: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 18

De groei van het aantal unieke spelers via Spil Games (23%) is in de vervolg-fase dus beperkter dan de groei van unieke spelers via Hyves (100%). Het aandeel spelers via Spil neemt tussen 3 juli 2011 en 31 mei 2012 af van 66% naar 54%, terwijl het aandeel Hyves in dezelfde periode stijgt van 30% naar 42%; TIKKIT blijft voor ongeveer 4% van de unieke spelers werven. Redenen van de relatieve groei van Hyves is ten eerste de mogelijkheid van sociale in-teractie: je kunt aan je vrienden en vriendinnen laten zien welke scores je be-haald hebt, en je kunt hen werven voor een game. Ten tweede is het bereik van Hyves heel groot onder de doelgroep. Ondanks het toenemend belang van Hyves als platform kan Spil Games niet worden gemist. MijnTIKKIT.nl blijft sterk achter bij Hyves en Spil Games. Dat bewijst hoe belangrijk de keuze was om aan te sluiten bij de media die de kinderen toch al gebruiken; het aantal spelers via deze sites overtreft met een veelvoud de spelers via de nieuwe MijnTIKKIT site. De kinderen die via Spil Games en Hyves spelen zijn bij uit-stek de kinderen die via de media waar ze toch al veel tijd doorbrengen in con-tact komen met musea. Via welk platform kinderen de games ook spelen, ze maken op dezelfde wijze kennis met de museumobjecten en alles wat daarom-heen gebeurt. Spil Games als platform van games en Hyves als sociaal net-werk werken kennelijk uitstekend voor dit experiment. In totaal zijn er ongeveer 310.000 unieke spelers over de gehele periode tot en met 31 mei 2012; een groei van 48% ten opzichte van de experimentele fase. We concluderen dat voldaan is aan de doelstelling van een toenemende groei van het aantal unieke spelers. We merken dat als er niets nieuws gebeurt rondom MijnTIKKIT.nl, het aantal logins stabiel blijft. Maar zodra iets nieuws wordt toegevoegd – ook al is het een relatief eenvoudige game – stijgen de traffic en het aantal logins substantieel. Actie binnen het concept leidt dus tot groei.

2.3.4 Uitsplitsing naar games

Welke games spelen de kinderen het meest? Figuur 2.4 geeft informatie over het aantal keren dat de games in totaal zijn gespeeld (via Spil Games, Hyves en MijnTIKKIT tezamen). Voor alle games geldt dat ze gedurende de looptijd van het experiment gespeeld blijven worden, zij het de een meer dan de an-der. Koetsracer en Dress Up kunnen vanaf de eerste week worden gespeeld, waardoor ze de meeste spelers hebben getrokken. Quiz was enkele weken la-ter ook beschikbaar, maar alleen via Spil Games, wat het aantal plays waar-schijnlijk beperkt heeft. Een aantal later ontwikkelde games trekken ook rela-tief veel spelers, zoals Beestjesfeest en Dijkenbouwer. Koetsracer en Dress Up zijn naar verhouding duur geweest in ontwikkeling. De daarna ontwikkelde

Page 19: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 19

games zijn wat goedkoper, maar noch het educatieve effect, noch de populari-teit lijkt daar erg onder geleden te hebben. De game Schat-Zeiler is ontwikkeld in samenwerking met de NTR en Stichting Entoen.nu. We kunnen vanwege de korte doorlooptijd nog weinig zeggen over de populariteit van Schat-Zeiler, dat een grotere educatieve component heeft dan de andere games.

Figuur 2.4: Totaal aantal keren dat games zijn gespeeld

Bron: IJsfontein & PPMC

2.3.5 Deelnemende musea

Het aantal deelnemende musea is een belangrijke maatstaf voor de bepaling van het succes. Als musea nauwelijks tot deelname te bewegen zijn, wordt het lastig om voor de kinderen een aantrekkelijk concept te bouwen. In de oor-spronkelijke opzet was voorzien dat per thema vijf à tien musea zouden mee-doen. Bij het eerste thema doen al 70 musea op enigerlei wijze mee: objecten voor de games inleveren, zelf een game plaatsen op de landingpage, op hun eigen website een MijnTIKKIT pagina maken, en/of schatkaarten uitdelen. Na de testperiode stijgt het aantal deelnemende musea naar ca 90. In het begin was het lastig om musea zover te krijgen dat ze op zoek gingen naar geschikte objecten passend in het thema van de games. Dat patroon is gedurende de testperiode omgedraaid: musea vragen nu om mee te mogen doen.

Page 20: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 20

2.4 Conclusies

In dit onderzoek staat de vraag centraal of we kinderen via sociale media en games virtueel in aanraking kunnen laten komen met musea en erfgoed. Om deze vraag te beantwoorden, hebben we games ontwikkeld, die een relatie hebben met musea en het culturele erfgoed. Uit het hoofdrapport, dat de ex-perimentele fase evalueert, bleek al dat het aantal unieke spelers en het aantal keren dat de games zijn gespeeld de doelstellingen ruimschoots hebben over-troffen (Geukema et al, 2011). Uit de onderhavige evaluatie blijkt dat het aan-tal gameplays en unieke spelers permanent is blijven doorgroeien gedurende de vervolgfase. Ook het absoluut aantal gameplays is hoog3. In elke gameplay wordt de speler geconfronteerd met museumobjecten en musea. Het antwoord op de onderzoeksvraag is daarom: ja, we kunnen kinderen bereiken met mu-seumobjecten en musea via media en mediatoepassingen die kinderen veel gebruiken. Of bereik ook tot interesse kan leiden blijkt bijvoorbeeld uit dat spelers een eigen Tikkit account maken. In de eerste fase hebben we ook de conversie van online bereik naar fysiek museumbezoek gemeten. De educatie-ve component is in de laatst ontwikkelde game versterkt. Het advies is om in de toekomst de samenwerking met NTR en de Stichting Entoen.nu te blijven versterken, om leuke games te ontwikkelen met een nadrukkelijke educatieve component. Hyves neemt als platform in belang toe gedurende de looptijd van dit experi-ment. Reden is dat de sociale component van games belangrijk is, die via Hyves gefaciliteerd wordt. In de toekomst wordt de samenwerking met Hyves daarom geïntensiveerd. In juli 2012 is de launch geweest van de Kastelenga-me. In deze game speel je met je Hyves vrienden en kun je via de virale ele-menten van Hyves andere spelers werven. Hoewel deze game buiten de ver-slagperiode van dit Addendum valt, zijn de eerste resultaten buitengewoon goed: het aantal Tikkit Hyves leden is in drie weken tijd verviervoudigd. De Kastelengame is al meer dan 15.000 keer gespeeld waarbij ruim 100.000 zo-genaamde TAF’s (tell a friend) zijn verstuurd. Naast Hyves blijft Spil Games belangrijk voor een groot bereik. Op MijnTIKKIT.nl is – naast de games – volop aandacht voor museaal kindernieuws. Voor een goede voortgang van het project is het belangrijk dat musea Mijn-TIKKIT.nl gebruiken als hét museale kinderplatform. Daartoe is continue ken-nisoverdracht vanuit de Museumvereniging naar haar leden nodig.

3 Totaal 760.319 gameplays over de gehele periode (16 maanden) is bijna 570.000

gameplays per jaar. Bij replayfactor van 2,2 gaat het om ca. 260.000 kinderen. De omvang van de doelgroep kinderen 8 t/m 12 jaar is ca. 1 miljoen, dus bijna 1 op de 4 kinderen is bereikt.

Page 21: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 21

3 EXPERIMENTEN 5A EN 5B: TWEE JAARLIJKS TERUGKERENDE NATIONALE EVENEMENTEN

3.1 Vraagstelling

Kan een jaarlijks terugkerend event kinderen stimuleren om vaker naar musea te gaan? Omdat kinderen of in schoolverband of in gezinsverband een museum bezoeken, hebben we twee nationale events opgezet. Een event is gericht op museumbezoek in schoolverband: de verkiezing van de Museumklas van het Jaar. Het andere event is gericht op bezoeken in gezinsverband: de verkiezing van het Museum van het Jaar door Museuminspecteurs. De twee events wor-den uitgebreid besproken in de hoofdstukken 4 en 5. We bespreken in dit hoofdstuk 3 de doelstellingen, uitgangspunten en aanpak van de twee events.

3.2 Doelstelling en uitgangspunten

3.2.1 Doelstelling

De doelstelling van de experimenten 5a (bezoek in schoolverband) en 5b (be-zoek in gezinsverband) is om met een jaarlijks terugkerend event nationale aandacht te trekken voor museumbezoek door kinderen, en zodanig dat ook buiten de aandachtsperiode meer kinderen musea bezoeken.

3.2.2 Uitgangspunten

Hoe moeten de nationale events worden vormgegeven? Verschillende uit-gangspunten spelen daarbij een rol. Langlopend; in eerste instantie gaan we uit van drie jaar. Schaalgrootte; dit type events heeft alleen effect indien het tot nationaal

niveau kan worden opgeschaald. De nationale ambitie, nodig om effect te krijgen, maakt het vinden van

partners tot een noodzakelijke randvoorwaarde. Rechtstreekse communicatie met de kinderen zelf moet mogelijk zijn. Kinderen moeten actief zijn, moeten dingen doen en ontdekken. Het event dat gericht is op bezoeken in schoolverband moet bijdragen aan

de kerndoelstellingen van het primair onderwijs.

Page 22: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 22

3.2.3 Start met brainstorm

Om het project in eerste instantie richting te geven, om de diverse mogelijk-heden in beeld te krijgen en om de kansen en risico’s te beoordelen, zijn wij begonnen met een brainstormsessie met deskundigen uit uiteenlopende hoe-ken. Deze brainstormsessie op 25 januari 2011 in het Instituut voor Beeld & Geluid heeft veertien concepten en ideeën opgeleverd voor een event, waarvan de deelnemers er vijf hebben geselecteerd als de meest kansrijke. De ideeën en concepten van de brainstormsessie zijn verder gecondenseerd en uitgewerkt. Daarnaast hebben wij kennis opgedaan uit buitenlandse ervarin-gen, en hebben wij gesproken met de organisatie van een vergelijkbaar initia-tief in Vlaanderen, dat op grond van de bevindingen zijn concept verschillende malen heeft bijgesteld. Daaruit is een beeld ontstaan van meer en minder kansrijke concepten. Uiteindelijk zijn daar de verkiezing van de Museumklas van het Jaar (traject schoolverband) en de Museuminspecteurs (traject gezinsverband, in samen-werking met de ANWB) uit ontstaan. De evaluatie van deze twee events komt aan bod in de volgende twee hoofdstukken.

Page 23: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 23

4 EXPERIMENT 5A: MUSEUMKLAS VAN HET JAAR

4.1 Vraagstelling

Kan een jaarlijks terugkerend event kinderen stimuleren om in schoolverband naar musea te gaan? Deze vraag staat centraal in dit hoofdstuk. Het event dat gericht is op museumbezoek in schoolverband is de verkiezing van de Muse-umklas van het Jaar.

4.2 Vormgeving en uitvoering

4.2.1 Benadering van de scholen

Om de eerste verkiezing van de Museumklas van het Jaar succesvol te laten verlopen is een eerste vereiste dat er voldoende klassen meedoen. We hebben daarom een website gebouwd (museumklasvanhetjaar.nl) en via een aantal kanalen scholen benaderd. Allereerst zijn scholen benaderd via de regionale en lokale intermediairs (erf-goedkoepels) die de museummenu’s aanbieden (zie experiment 4 in het hoofd-rapport): 1. Museum en School Leiden; 2. Erfgoedspoor Zuid-Holland; 3. Museumschatjes Brabant; 4. Museumschatjes Fryslân; 5. Cultuurkaartje Limburg; 6. Culturele Mobiliteit Drenthe; 7. Cultuurmenu Den Haag. Vanaf september 2011 zijn de erfgoedkoepels voorzien van brochures (zie fi-guur 4.1) en banners voor websites van de erfgoedkoepels. Deze zeven regio-nale en lokale intermediairs bedienen in totaal ruim 110.000 schoolkinderen: bijna 7% van de 1,6 mln. leerlingen op de basisscholen in Nederland. Aanvullend zijn in november 2011 drie acties ondernomen. Allereerst zijn vrij-wel alle basisscholen en buitenschoolse opvang (BSO) (ongeveer 7.500) van Nederland benaderd via een directe mailing. De basisscholen hebben een uit-

Page 24: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 24

nodigingsbrief en brochures ontvangen, met de Nederlandse Museumvereni-ging als afzender.

Figuur 4.1: Brochure voor de Museumklas van het Jaar 2012

Page 25: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 25

Vervolgens hebben we geadverteerd in PrimaOnderwijs (paginagroot, oplage 180.000), een nieuwsbrief verstuurd aan 52.000 PrimaOnderwijs abonnees en een op naam gesteld pakket met brochures aan directieleden en leerkrachten verspreid (oplage 9.000). Ten slotte hebben we geadverteerd in Kidsweek, een weekblad voor kinderen, en zijn er banners op de site van Kidsweek geplaatst. De oplage van Kidsweek is 70.000, met naar schatting 160.000 lezers.

4.2.2 Wijze van aanmelding

De scholen kunnen zich aanmelden als deelnemer aan de verkiezing van de Museumklas van het Jaar via de site museumklasvanhetjaar.nl. Op de site staat omschreven wat de wedstrijd inhoudt, wat er van de klas wordt ver-wacht, hoe de klas deelneemt en wat de prijzen zijn die kunnen worden ge-wonnen. De leerkracht vult in met welke klas hij/zij naar het museum gaat. Per e-mail ontvangt de leerkracht een code die moet worden gebruikt bij het insturen van het gevraagde werkstuk (zie hierna). Deelname van de scholen aan het event is gratis.

4.2.3 De verkiezing van de Museumklas van het Jaar

Om deel te nemen aan het event, wordt leerlingen gevraagd een werkstuk te maken over een jaarlijks vast te stellen thema dat is gerelateerd aan hun ge-plande museumbezoek. Het thema van het eerste jaar is: ‘Maak iets nieuws met iets ouds!’ Het werkstuk kan bestaan uit een gefotografeerd object, uit een filmpje, of een tekening met omschrijving. Met de aan de leerkracht ver-strekte code wordt het werkstuk ge-upload op de website museumklasvanhet-jaar.nl. Via een open stemprocedure wordt de top tien aan inzendingen be-paald. Uit deze top tien kiest een vakjury de winnaar.

4.2.4 Doorlooptijd en prijzen

Het event start direct in het nieuwe schooljaar in september 2011 en het ein-digt op de woensdag vóór het Museumweekend. Scholen konden inzenden t/m 29 februari 2012 en stemmen was mogelijk t/m 31 maart 2012. De eerste prijs voor de verkiezing van de Museumklas van het Jaar 2012 bestaat uit een uitstapje naar het Aviodrome, waar een rondvlucht in een DC3-Dakota plaats-vindt; het Aviodrome is vervangen voor VIP Terminal te Schiphol wegens zake-lijke problemen van Aviodrome.

Page 26: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 26

De tweede prijs is een geheel verzorgde dag met de hele klas naar een muse-um naar keuze; de derde prijs is een gratis Museumkaart voor de leerkracht en alle kinderen uit de klas. De prijsuitreiking van de eerste Museumklas van het Jaar was op 11 april 2012.

4.2.5 Beoogde resultaten

Hoeveel scholen willen we bereiken, en hoeveel klassen schrijven zich in? In eerste instantie zijn we uitgegaan van 3750 scholen, met gemiddeld 24 kin-deren per klas, die benaderd worden via de erfgoedkoepels. De aanname is dat hiervan een derde deel meedoet aan de verkiezing van de Museumklas van het Jaar. Dat zijn 1.250 deelnemende klassen. Vervolgens is de aanname dat een derde deel van de deelnemers feitelijk een inzending instuurt. Het gaat dan om 400 inzendingen. Figuur 4.2 vat de doelstellingen samen.

Figuur 4.2: Doelstellingen Museumklas van het Jaar 2012

Doelstellingen museumklas van het jaar 2012

Potentieel aantal kinderen via Koepels 87.000

1.250

deelnemende klassen

400

inzendingen

10.000

stemmers

Bron: Ape/PPMC

Page 27: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 27

Ten slotte is de publiciteit een belangrijke maatstaf voor het belang en het succes van de verkiezing. Als deze verkiezing publicitair aanslaat, mag worden verwacht dat de geneigdheid tot museumbezoek toeneemt.

4.3 Resultaten

4.3.1 Bezoeken op de website

Zoals hiervoor beschreven hebben we de scholen op drie wijzen benaderd: via de erfgoedkoepels, via een directe mailing, en via advertenties in PrimaOnder-wijs en Kidsweek. Al deze activiteiten hebben bijgedragen aan een zekere be-kendheid van de verkiezing van de Museumklas van het Jaar, maar het is niet mogelijk gebleken om aanmeldingen of inzendingen te relateren aan een spe-cifieke activiteit. Figuur 4.3 geeft de traffic op de website weer met de perio-den van de acties. We zien het aantal bezoekers aan de website museumklas-vanhetjaar.nl fluctueren over de tijd, met een piek zodra de verkiezingsdatum nadert. Vooral het stemmen genereert veel traffic op de site. In totaal zijn er ruim 17.000 bezoeken op de website gebracht, waarvan ruim 9.000 uniek.

4.3.2 Inzendingen

Het aantal deelnemende klassen en het aantal inzendingen zijn veel lager dan de oorspronkelijke doelstellingen (zie figuur 4.4). In totaal melden 43 klassen zich aan, en daarvan zenden 28 klassen een werkstuk in. Het aantal inzendin-gen is daarmee nog geen 10% van de doelstelling. In totaal wordt er bijna 21.000 keer gestemd, dit is wel twee keer zoveel als verwacht. Het blijkt dat de incubatietijd voor een nieuw initiatief bij scholen veel langer is dan wij had-den aangenomen. Het eerste jaar van het project kan worden gezien als een serieuze try-out waarbij het tweede jaar volledig vanaf de voorbereiding op het nieuwe schooljaar is gestart. Toch is de respons nog niet ongunstig als we die vergelijken met deelname aan het Nationaal Schoolontbijt. In het eerste jaar waren er vijf scholen die deelnamen aan het Nationaal Schoolontbijt. Na twee jaar waren dat er 80, na drie jaar 1.100, en na zes jaar 2.500 deelnemende scholen. De verkiezing van de Museumklas van het Jaar kan ook in deze suc-cesvolle voetsporen treden.

Page 28: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 28

Figuur 4.3: Bezoeken aan website museumklasvanhetjaar.nl

Sep‐okt2011Communicatieviaerfgoedkoepels

EindoktmailingscholenenPrimaonderwijs

Dec2011‐29februaridiverseinzendingen

29feb‐31maartstemmen

11apriluitreikingmediaaandacht

Bron: Ape/PPMC

Page 29: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 29

Figuur 4.4: Resultaten Museumklas van het Jaar 2012

Resultaten museumklas van het jaar 2012

43

deelnemende klassen

28

inzendingen

20.791

bevestigde stemmen

Bron: Ape/PPMC

4.3.3 Prijsuitreiking

Door het onverwachte faillissement van het Aviodrome veranderde de locatie naar de VIP terminal te Schiphol, waar de rondvlucht in de DC3-Dakota heeft plaatsgevonden (zie figuur 4.5). Daarnaast kreeg de winnende klas een rond-leiding in een hangar. De prijsuitreikingen creëerden een grote impact bij de winnaars. Enkele citaten: ‘Wat hebben wij een onvergetelijk mooie dag beleefd zeg! Ik heb alleen

maar blije snoetjes gezien en enthousiaste kreten gehoord. Vandaag raak-ten ze er niet over uitgepraat en ik vrees dat dat ook nog wel een tijdje gaat duren. Ook ouders bleven vanochtend nog heel lang hangen, collega’s wilden alles weten en ook de andere klassen wilden dolgraag de filmpjes zien.’ Juffrouw van de winnende klas.

Page 30: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 30

‘Wij zijn naar nemo geweest het was leuk. En ik was daar welis irder ge-weest. En we kreegen en verasing en di was leuk.’ Kind uit groep 3, win-naar van de tweede prijs.

Ook de media-aandacht voor de uitreikingen was goed. Voor de rondvlucht hadden NRC, AD, RTV Utrecht, Kidsweek en Novum zich aangemeld. De twee-de en derde prijs haalde in lokale media van het AD, TMG en Wegener ook po-sitieve aandacht.

Figuur 4.5: Winnende schoolklas voor de DC3-Dakota

Bron: Ape/PPMC

4.3.4 Extra bezoeken musea

De uiteindelijke doelstelling van dit experiment is het trekken van zoveel mo-gelijk kinderen naar een museum ook buiten het event om. Is deze doelstelling behaald? Er zijn ten minste 43 deelnemende klassen naar het museum gegaan en actief met het museumbezoek aan de slag gegaan. Maar zouden deze schoolklassen niet zijn gegaan als er geen verkiezing van Museumklas van het Jaar was geweest? In hoeverre zijn er extra bezoeken gebracht die het gevolg zijn van het event? Deze vraag kunnen we niet beantwoorden. Hoewel de res-ponse in vergelijking met het eerste jaar van het Nationaal Schoolontbijt zeker niet ongunstig is, kan de nationale impact niet nu al zo groot zijn dat muse-umbezoek door schoolklassen zoveel beter op de kaart wordt gezet dat dit leidt

Page 31: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 31

tot extra bezoeken. Bij een grotere naamsbekendheid en institutionalisering kan het event wel een wervend karakter krijgen.

4.4 Lessen voor de toekomst

De komende jaren worden cruciaal voor het slagen van de jaarlijkse verkiezing van de Museumklas van het Jaar. Lukt het om het aantal deelnemers en in-zendingen structureel te laten groeien? Parallel aan het deelnemersaantal van het Nationaal Schoolontbijt, zou het aantal deelnemende scholen het derde jaar rond de duizend moeten uitkomen. We hebben een aantal lessen getrok-ken uit deze eerste verkiezingscampagne, om de kansen te vergroten dat de verkiezing van de Museumklas van het Jaar in dit succesvolle voetspoor treedt. De belangrijkste punten voor de Museumklas van het Jaar 2013 zijn: We hebben gemerkt dat het goed werkt om de verkiezing van de Museum-

klas van het Jaar als aanvulling te zien op bestaande schoolprogramma’s. De Museumklas concurreert dan niet met bestaande schoolprogramma’s, maar versterkt deze juist. Het uitdragen van deze propositie bij scholen en musea is komende jaren essentieel.

De erfgoedkoepels gaven aan dat het belangrijk is om eerder te beginnen met het benaderen van scholen (voorjaar in plaats van najaar). Hierdoor is betere aansluiting op de schoolprogramma’s te verwachten. De Museum-klas van het Jaar 2013 verkiezing is gestart op 14 mei 2012 en loopt tot en met 12 mei 2013. De website en de brochure blijven de belangrijkste communicatieve dragers van het project.

De rol van musea is beperkt geweest in 2012. De musea zijn wat laat geïn-formeerd via museumberichten en een directe mailing. Bij de verkiezing van de Museumklas van het Jaar 2013 zijn musea direct bij de start geïn-formeerd via een direct mailing. In de toekomst moeten musea betrokken blijven worden bij het project en moet de toegevoegde waarde van onder-steuning optimaal benut worden.

4.5 Conclusies

In dit experiment onderzoeken we of met een jaarlijks terugkerend event kin-deren gestimuleerd worden om in schoolverband een museum te bezoeken. Het event is de verkiezing van de Museumklas van het Jaar; schoolklassen kunnen deelnemen aan dit experiment door een werkstuk te maken over het thema dat gerelateerd is aan het museumbezoek. In totaal hebben 28 klassen

Page 32: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 32

een werkstuk ingezonden, veel minder dan de verwachting van 400 inzendin-gen, maar ten opzichte van het Nationaal Schoolontbijt een goede start. Het aantal stemmers springt er positief uit: 21.000 keer is gestemd, tegen een verwacht aantal van 10.000. Kennelijk creëert aandacht voor het onderwerp veel traffic. Of er meer kinderen in musea zijn gekomen als gevolg van de ver-kiezing, is na het eerste jaar niet aannemelijk. De komende jaren moet blijken of het lukt om de verkiezing van de Museum-klas van het Jaar in aantal deelnemers en inzendingen te laten groeien tot en-kele honderden, en omstreeks duizend in het derde jaar. Om de verkiezing in de komende jaren succesvol te laten verlopen, zijn reeds twee verbeteringen doorgevoerd: ten eerste worden de scholen eerder in het schooljaar benaderd, en ten tweede worden de musea direct bij de start geïnformeerd via een direct mailing.

Page 33: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 33

5 EXPERIMENT 5B: DE VERKIEZING VAN HET MUSEUM VAN HET JAAR DOOR DE MUSEUMINSPECTEURS

5.1 Inleiding

Kan een jaarlijks terugkerend event kinderen stimuleren om in gezinsverband naar musea te gaan? Deze vraag staat centraal in dit hoofdstuk. Het nationale event dat gericht is op museumbezoek in gezinsverband is de verkiezing van het Kidsproof Museum van het Jaar door Museuminspecteurs.

5.2 Vormgeving en uitvoering

5.2.1 De rol van de Museuminspecteurs

Om te weten te komen hoe kinderen musea beleven, zijn Museuminspecteurs in het leven geroepen. Kinderen kunnen zich aanmelden om Museuminspec-teur te worden, en na een bezoek aan een museum kunnen ze aangeven wat ze van het museum vonden. Daarvoor heeft de Museumvereniging aansluiting gevonden bij ANWB Explorers. De ANWB gebruikt ANWB Explorers als bin-dingsmiddel voor haar leden door activiteiten aan te bieden aan de kinderen van leden. ANWB Explorers laat kinderen jaarlijks een aantal inspecties uitvoe-ren, die betrekking hebben op de drie domeinen van de ANWB: mobiliteit, vrije tijd en vakantie. Aan de genoemde inspecties worden nu inspecties van musea toegevoegd.

5.2.2 Wijze van aanmelden en verkiezing

In de opzet staat de website Museuminspecteurs.nl centraal. Op de site leren kinderen hoe zij Museuminspecteur kunnen worden, welke prijzen er te winnen zijn en treffen zij de benodigde museale informatie aan. Zie figuur 5.1 voor de homepage van de website. De homepage kent drie varianten: een voor ANWB Explorers, een voor MijnTIKKIT leden, en een derde variant voor wie niet be-hoort tot een van deze twee groepen. Afhankelijk van het kanaal dat kinderen kiezen om de site te benaderen, wordt de voor hen passende variant getoond.

Page 34: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 34

Figuur 5.1: Homepage Museuminspecteurs.nl

De verkiezing van het ‘Museum van het Jaar voor kinderen’ door de Museum-inspecteurs verloopt als volgt: 1. De Museumvereniging benadert kinderen via Museumkaarthouders, via

mijnTIKKIT inlogs, via banners op de Hyves/TIKKIT pagina en op mijnTIK-KIT.nl. De ANWB benadert haar ANWB Explorers om Museuminspecteur te worden. Beide partijen benaderen dus hun eigen doelgroep en activeren de doelgroep om naar de website te gaan.

2. Kinderen downloaden op de site een inspectielijst voor het museumbezoek. De museuminspectie vindt plaats op basis van een aantal criteria waarvan is aangetoond dat deze bepalend zijn voor de manier waarop kinderen in gezinsverband het museum waarderen. Er is voor deze criteria geput uit het Engelse ‘Kids in Museums manifesto’.

3. Museuminspecteurs bezoeken een of meer musea naar keuze en vullen volgens vastgestelde criteria het scoreformulier in.

4. Kinderen kunnen de scores uploaden op Museuminspecteurs.nl, mijnTIK-KIT.nl/Museuminspecteurs en anwbexplorers.nl/Museuminspecteurs.

5. Alle bezoekers van de site kunnen stemmen op één van de inspectierappor-ten. De Museuminspecteurs kunnen hun vrienden of familie oproepen te stemmen op hun inspectierapport(en). Bij één inspectierapport telt elke stem op de inspecteur voor één punt. Heeft de inspecteur twee rapporten gemaakt, dan geldt elke stem voor twee punten, enzovoort. Het stemmen is in het eerste jaar gestopt op 9 mei 2012.

6. Op basis van de uitgebrachte stemmen wordt in eerste instantie per pro-vincie een Museum van het Jaar gekozen; het museum met de allerhoogste

Page 35: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 35

score wordt landelijk het Museum van het Jaar voor kinderen. De reden voor deze opzet is dat dan ook kleine musea een kans krijgen, en dat niet alleen de gedoodverfde winnaar in de belangstelling komt. Daarnaast ver-hoogt deze werkwijze de publiciteit in provinciale media. Om in aanmerking te komen voor Museum van het Jaar dienen minimaal 35 inspectierappor-ten over het museum te zijn opgestuurd.

7. Elk winnend museum ontvangt een sticker om bij de ingang op te hangen. Daaruit blijkt dat zij het Museum van het Jaar voor kinderen zijn geworden in hun provincie en/of nationaal.

8. De tien Museuminspecteurs met het hoogste aantal punten winnen de prijs, waarbij zij met de ANWB Explorer Bus naar de uitreiking gaan. Per Muse-uminspecteur mogen één van de vrienden die heeft gestemd en een bege-leider mee.

9. De uitreiking van de prijs aan het Museum van het Jaar voor kinderen vindt plaats door een bekende Nederlander in aanwezigheid van de tien winnen-de inspecteurs en hun vrienden.

10. Alle musea die ten minste 35 inspecties hebben gehad met een gemiddelde van ten minste 7,5, krijgen het predicaat ‘Kidsproof’. Tijdens de prijsuitrei-king krijgen de winnende musea de sticker en de bijbehorende persaan-dacht.

11. De rapporten worden beoordeeld op hun betrouwbaarheid voordat ze on-line worden gezet, onder meer op criteria als datum van invoer en bezoek, het type antwoorden, gemiddeld cijfer en het totaal aantal rapporten per inspecteur.

5.2.3 Werving van de Museuminspecteurs

We hebben de Museuminspecteurs op verschillende manieren geworven: Eerst hebben we op 23 november 2011 de ANWB Explorers gemaild (in

een oplage van 65.000 e-mailadressen). Vervolgens hebben we op 2 december 2011 aan een selectie van Museum-

kaarthouders informatie via de post verzonden (oplage 62.099). De selec-tie van Museumkaarthouders betreft kinderen en actieve museumkaart-houders in de leeftijd van 6-12 jaar.

Kinderen die via Hyves of MijnTIKKIT games spelen (zie hoofdstuk 2) zijn via een banner op de site benaderd met een uitnodiging om Museumin-specteur te worden. Niet alle kinderen die via Hyves games spelen hebben we zo kunnen benaderen; alleen de kinderen die MijnTIKKIT-lid of Hyves-lid zijn.

In het e-magazine van de Museumkaarthouders is in februari 2012 een artikel geplaatst.

Een aantal weken is geadverteerd in de Kidsweek (variërend van klein tot paginagroot).

Page 36: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 36

Banners zijn geplaatst op de website van Koffietijd na een uitzending over de Museuminspecteurs.

Op de website museumweekend.nl is van 3 tot 18 april een banner ge-plaatst.

5.2.4 Beoogde resultaten

De Museumvereniging en de ANWB hebben voor dit project een samenwer-kingsovereenkomst gesloten voor de periode van één jaar waarbij de intentie is uitgesproken om minimaal drie jaar samen te werken. Voor deze periode hebben we een aantal streefcijfers vastgesteld met betrekking tot het bereik, bezoeken van kinderen, inzendingen en stemmers (zie tabel 5.1).

Tabel 5.1: Doelstellingen van de Verkiezing van het Museum van het Jaar door Museuminspecteurs

Jaar 1: 2011/2012 Het totale bereik 150.000Bezoek Museuminspecteurs 1.500Inzending van inspectierapporten 1.500Stemmers op de selectie van musea 10.000Jaar 2: 2012/2013 Het totale bereik 250.000Bezoek Museuminspecteurs 2.500Inzending van inspectierapporten 4.500Stemmers op de selectie van musea 30.000Jaar 3: 2013/2014 Het totale bereik 325.000Bezoek Museuminspecteurs 3.250Inzending van inspectierapporten 6.000Stemmers op de selectie van musea 35.000Bron: Ape/PPMC Het streven is om het totale bereik van de Museuminspecteurs te laten toene-men van 150.000 in 2011/2012 tot 325.000 in 2013/2014. Het bereik is geba-seerd op het aantal benaderde ANWB Explorers, Museumkaarthouders en MijnTIKKIT leden. De overige doelstellingen impliceren eveneens ruim een verdubbeling.

Page 37: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 37

5.2.5 Wijze van scoren

Na het museumbezoek vullen de Museuminspecteurs een scoreformulier in. Dit scoreformulier bevat drie onderdelen: 1) Wat is er te leren en te doen? 2) Wat was er speciaal voor kinderen? 3) Hoe was de service? De vragen die bij deze onderdelen horen, zijn weergegeven in tabel 5.2. De antwoorden resulteren vervolgens via een gewogen optelling in een rapportcijfer, voor de drie onder-delen afzonderlijk en voor het totaal.

Tabel 5.2: Vragen in het scoreformulier

Vraag Antwoord

Wat is er te leren en te doen? 1. Waren er nieuwe dingen die je geleerd

hebt door dit bezoek? Niks – heel veel

(5 categorieën) 2. Waren er genoeg dingen om zelf te doen? Niks – heel veel (5 categorieën) 3. Heeft het museum je op een leuke manier

verrast? Niks – heel veel (5 categorieën)

Wat was er speciaal voor kinderen? 4. Begreep je alles wat je hebt gezien? Slecht – zeer goed

(5 categorieën) 5. Waren alle museumstukken goed te zien? Slecht – zeer goed

(5 categorieën) 6. Waren er activiteiten die speciaal voor kin-

deren zijn geregeld? Niks – heel veel (5 categorieën)

7. Wat was er voor kinderen te doen? Open invulveld Hoe was de service?

8. Heb je van tevoren de website bekeken? Ja (rapportcijfer website); nee; ik weet niet

9. Kon je snel een toilet vinden als je moest? Ja; nee; ik moest niet 10. Was er lekker eten en/of drinken te krij-

gen? Ja; nee; ik weet niet

11. Kon je de weg in het museum goed vin-den?

Slecht – zeer goed (5 categorieën)

12. Was er een museumwinkel? Ja (rapportcijfer winkel); nee; ik weet niet

13. Was het personeel in het museum vriende-lijk/behulpzaam?

Ja; nee; ik weet niet

14. Als je maandagochtend op school iets magvertellen over dit museum, wat zeg je dan?

Open invulveld

Bron: Ape/PPMC

Page 38: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 38

5.3 Resultaten

5.3.1 Bezoeken op de website

Zoals boven beschreven hebben we potentiële Museuminspecteurs in eerste instantie geworven via de ANWB Explorers en via de Museumvereniging. We zien beide activiteiten terug in het verkeer op de website Museuminspec-teurs.nl (zie figuur 5.2). De e-mailing aan de ANWB Explorers op 23 november 2011 leverde een piek op van bijna 1.200 bezoeken op de eerste dag en 481 op de tweede dag. De postmailing aan de selectie van Museumkaarthouders op 2 december 2011 leverde een verhoogde activiteit gedurende twee weken tot 17 december op met een totaal van 8.000 bezoeken. De advertentie in het e-magazine van de Museumkaarthouders op 2 februari 2012 leverde 544 bezoe-ken op. We zien vervolgens een duidelijke piek in bezoekers terug in de perio-de dat een banner op de website van museumweekend.nl is geplaatst. Van 3 tot 18 april trekt de banner 5.229 bezoekers, waarvan 94% uniek. Tegen het einde is er flink wat bezoek op de website als gevolg van inzenden en stem-men. De andere activiteiten hebben ook bijgedragen aan een zekere bekend-heid van de Museuminspecteurs, al zijn die minder zichtbaar in de bezoekers-stroom op de website. In totaal zijn er bijna 60.000 bezoeken aan de website gebracht in de periode 19 november 2011 tot en met 20 mei 2012, waarvan ongeveer 34.000 uniek.

5.3.2 Aantal Museuminspecteurs en inzendingen

We hebben ruim 170.000 kinderen bereikt via de ANWB Explorers, de selectie van Museumkaarthouders en MijnTIKKIT leden, zie tabel 5.3. De ANWB heeft aangegeven ruim 70% van de 150.000 ANWB Explorers bereikt te hebben, via de mail, via Hyves, of via andere communicatiemiddelen. Ruim 60.000 kin-deren zijn via de Museumkaarthouders bereikt. Het deel dat via MijnTIKKIT bereikt wordt, is klein, ongeveer 3.500 kinderen.

Tabel 5.3: Doelstellingen en realisatie Museuminspecteurs

2012 Doelstelling Realisatie

Bereik totaal* 150.000 170.601 (105.000+62.099+3.502) Aantal inspecteurs 1.500 1.794 Aantal inzendingen 1.500 4.223 Stemmers 10.000 20.932

*Gerealiseerd bereik is som van ANWB Explorers, Museumkaarthouders en MijnTIKKIT-leden

Bron: Ape/PPMC

Page 39: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 39

Figuur 5.2: Bezoekers op de website Museuminspecteurs.nl

Email ANWB Explorers

Postmailing selectie mu-seumkaarthouders

e-magazine museumkaart

Museumweekend.nl

Laatste twee weken voor sluiting stem-men+inzenden

Uitreiking

Page 40: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 40

Van de totaal bereikte kinderen worden er 1.794 museuminspecteur. Dit aan-tal overtreft onze verwachtingen. Van deze Museuminspecteurs zijn 111 her-leidbaar via ANWB Explorers, en 22 via MijnTIKKIT.nl. Beide aantallen zijn lager dan vooraf gedacht, maar waarschijnlijk hebben vooral de MijnTIKKIT leden zich niet als zodanig geïdentificeerd. De Museuminspecteurs zenden gezamenlijk ruim 4.200 inspectierapporten in, meer dan het drievoud van onze verwachtingen. Per Museuminspecteur zijn er dus gemiddeld 2,4 inspec-tierapporten ingezonden, wat redelijk veel is. Bij de inzending konden kin-deren een datum vanaf 1 januari 2011 kiezen, wat mogelijk heeft uitgeno-digd tot het inzenden van inspecties van museumbezoeken die enige tijd ge-leden hebben plaatsgevonden. Het maximale aantal inspecties per museum-inspecteur hebben wij gesteld op 30, en het minimum is 1. In totaal zijn 461 musea door ten minste één inspecteur bezocht. Het aantal stemmers is twee keer zo hoog als de doelstelling. Het werven van de Museuminspecteurs is dus succesvol verlopen; vervolgens zijn de inspecteurs enthousiast aan de slag gegaan met de inspecties en met het trekken van stemmen.

5.3.3 Hoe waarderen de kinderen de musea?

Het gemiddelde cijfer van de inspecties voor musea is 8,04 (totaal aantal in-spectiecijfers gedeeld door het totaal aantal inspecties). Dit betekent dat kin-deren een bezoek aan een museum hoog waarderen. Kinderen vinden dus dat er genoeg te leren, te beleven en te doen valt in musea. In totaal ont-vangen 26 musea het predicaat ‘Kidsproof’. Voorwaarde voor dit predicaat is dat er 35 inspecties zijn geweest, met minimaal cijfer 7,5.

5.3.4 Verkiezing van het Museum van het Jaar

Per provincie stellen we een winnend museum vast (zie figuur 5.3). In vijf provincies wordt de drempel van 35 inspecties bij het hoogst scorende muse-um niet behaald; deze musea krijgen het predicaat ‘eervolle vermelding’. Het hoogst scorende museum is Continium in Kerkrade, Limburg; dit museum wint daarmee de verkiezing van Museum van het Jaar 2012 met eindscore 9,2, gebaseerd op 76 inspecties. Voor de prijsuitreiking zijn de tien Museum-inspecteurs die de meeste stemmen verzameld hebben, geselecteerd. Deze tien Museuminspecteurs winnen een rugzak vol met museuminspecteursgear: een junior museumkaart, en ANWB Explorerspullen zoals een vergrootglas, verrekijker, insectenpot, zaklamp en een achterbankboek. Ook mogen zij de prijzen aan de Kidsproof-musea uitreiken. De hoogst scorende museumin-specteur wint daarnaast een volledig verzorgde dagtrip met de bus voor

Page 41: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 41

maximaal 27 vrienden of familieleden naar een stad in Nederland waar zij ook gratis naar de musea kunnen. Bij de prijsuitreiking was de opstelling in het ANWB kantoor, het onthaal en VIP gedeelte van de Museuminspecteurs goed verzorgd, en ook de aankle-ding door Ewout Genemans, Niek Uniek en Villa Zebra werd aandachtig ge-volgd door de aanwezigen.

Figuur 5.3: De winnende Kidsproof musea per provincie en nationaal

*Eervolle vermelding (minder dan 35 inzendingen); ** Winnaar provincie; ***Winnaar provincie

en nationaal

Bron: Ape/PPMC

Hunebedcentrum*

Nederlands stripmuseum* Natuurmuseum Fryslân*

Ecodrome** Nemo**

Aviodrome**

Archeon**

Nederlands Watermuseum**

Geldmuseum**

Natuurmuseum Brabant*

Continium***

Neeltje Jans*

Page 42: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 42

5.3.5 Feedback voor musea

De museuminspecties leveren interessante informatie op voor de betreffende musea. Zijn er speciale activiteiten voor kinderen, of mogen ze alleen maar stil zijn en kijken? Hebben kinderen iets geleerd van het bezoek? Hoe ge-makkelijk kunnen ze de wc vinden, en wat vinden ze van de winkel? Deze feedback kan voor een museum van grote waarde zijn voor de vormgeving van het kinderbeleid. We hebben in figuur 5.4 de scores van een geanonimi-seerd voorbeeldmuseum weergegeven. Vooral de vrije velden leveren daar-naast een schat aan informatie op over wat wel en niet werd geapprecieerd.

Het museum krijgt eindscore 6,4, onder het gemiddelde. Kinderen vinden het museum leerzaam en interessant, maar vinden ook dat er weinig voor hen te doen is. Ze kunnen alleen kijken, en niets aanraken. Vooral voor jonge kin-deren is dit niet zo leuk. De speurtocht in het museum wordt door de jonge bezoekers gewaardeerd, evenals de service (winkel, website). Op basis van deze museuminspecties zou dit museum kunnen nadenken over verbetering van het kinderbeleid voor de jongere kinderen en over mogelijkheden om kinderen actiever te laten participeren.

5.3.6 Extra bezoeken musea

De doelstelling van dit experiment is het trekken van zoveel mogelijk kin-deren naar een museum. Is deze doelstelling behaald? Er zijn ten minste 4.223 bezoeken aan musea afgelegd, afgaande op het aantal ingezonden in-specties. Maar zouden deze bezoeken niet afgelegd zijn als er geen verkie-zing van het Museum van het Jaar door de Museuminspecteurs was geweest? In hoeverre zijn er extra bezoeken gebracht die het gevolg zijn van het event? Deze vraag kunnen we na één jaar nog niet beantwoorden. Verschil-lende Museuminspecteurs melden wel dat ze er een sport van hebben ge-maakt om in het kader van dit event zoveel mogelijk musea te bezoeken. Het vermoeden is niettemin dat in dit eerste jaar van de verkiezing het aantal ex-tra bezoeken beperkt is. Bij een grotere naamsbekendheid en institutionalise-ring kan het event pas een wervend karakter krijgen. Gegeven de aard van het event, kan pas na enkele jaren worden beoordeeld of er voldoende po-tentie is om een begrip te worden in de markt, zoals de Kinderboekenweek.

Page 43: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 43

Figuur 5.4: Gemiddelde scores op een voorbeeldmuseum

Bron: Ape/PPMC

5.4 Lessen voor de toekomst

De verkiezing van het Museum van het Jaar door de Museuminspecteurs is in dit eerste jaar succesvol verlopen. Het aantal Museuminspecteurs en inzen-

Page 44: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 44

dingen heeft onze verwachtingen overtroffen. We continueren daarom het project, met enkele kleine wijzigingen. In seizoen 2011/2012 is het maximaal aantal inspecties 30 per museum-

inspecteur. We brengen dit terug naar achttien in totaal, een gemiddelde van meer dan een museumbezoek per maand gedurende de looptijd.

Er wordt nu ook de leeftijd van de inspecteurs gevraagd om zo een scher-per beeld te krijgen van de deelnemers.

Ten aanzien van het budget is besloten het Kidsweek budget om te bui-gen naar het activeren van de musea via mailings. Het is van strategisch belang dat zij aanhaken.

De ANWB Explorers willen we bereiken via de Explorer Hyves (11.000 vrienden), Explorer krant (oplage 128.000), Explorer email nieuwsbrief, de Explorers website en vermeldingen in De Kampioen.

5.5 Conclusies

In dit experiment onderzoeken we of met een jaarlijks terugkerend event kinderen gestimuleerd worden om in gezinsverband een museum te bezoe-ken. Het event is de verkiezing van het Museum van het Jaar door Museum-inspecteurs. Kinderen kunnen zich aanmelden om Museuminspecteur te wor-den en na elk bezoek aan een museum op een inspectieformulier aangeven hoe leuk het museum voor kinderen is. In 2012 hebben in totaal 1.794 kin-deren zich aangemeld om Museuminspecteur te worden; gezamenlijk hebben zij over 4.223 bezoeken aan musea inspectierapporten ingezonden. Op deze Museuminspecteurs is in totaal 21.000 keer gestemd. De verkiezing van het Museum van het Jaar is daarmee succesvol verlopen; het aantal aanmeldin-gen, bezoeken en stemmen overtreft onze verwachtingen. De kinderen waar-deren het museumbezoek hoog; gemiddeld geven ze het cijfer 8,04. Dat be-tekent dat er voor kinderen genoeg te zien, te beleven en te doen valt in mu-sea. Per provincie hebben we op basis van de inspectierapporten een win-nend museum vastgesteld. De verkiezing van het nationale Museum van het Jaar 2012 is gewonnen door Continium in Kerkrade met een gemiddelde sco-re 9,2, gebaseerd op 76 inspecties. Ook zijn de tien Museuminspecteurs die de meeste stemmen verzameld hebben, geselecteerd voor de prijsuitreiking. De individuele musea kunnen de gegevens van de inspectierapporten gebrui-ken om hun kinderbeleid verder vorm te geven. Of er meer kinderen in mu-sea zijn gekomen als gevolg van de verkiezing, is na een jaar lastig te meten. Op basis van de herkomst van de actieve Museuminspecteurs lijkt vooral het potentieel binnen de ANWB Explorers nog niet volledig benut.

Page 45: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 45

6 EXPERIMENT 7: GRATIS MUSEUMKAART VOOR LEERKRACHTEN IN HET BASISONDERWIJS

6.1 Vraagstelling

In Frankrijk ontvangen leerkrachten sinds 2009 een ‘Pass Éducation’, waarmee zij gratis de nationale musea en monumenten kunnen bezoeken. De reden is dat leerkrachten in Frankrijk worden gezien als de dragers van cultuur, die een sleutelrol vervullen bij de culturele opvoeding van de volgende generatie. De vraag is of het bezit van een Pass Éducation leidt tot meer bezoek aan musea met een schoolklas. Tot nu toe heeft in Frankrijk geen evaluatie plaatsgevon-den van de effecten van de Pass Éducation. Daarom onderzoeken we in dit ex-periment of leerkrachten die beschikken over een museumkaart vaker met de schoolklas een museum bezoeken dan de niet-kaarthouders. Het experiment heeft een looptijd van een jaar. Een deel van het personeel van het basisonderwijs ontvangt een gratis Muse-umkaart als ze deze nog niet bezitten. Als tegenprestatie krijgen ze de vraag voorgelegd hoe vaak ze in het betreffende jaar met een klas een museum heb-ben bezocht. Het experiment richt zich op de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen: Gaan museumkaarthouders die werkzaam zijn op een basisschool vaker

met een klas naar een museum dan niet-kaarthouders? Gaat personeel van basisscholen dat gratis een Museumkaart krijgt, vaker

met een klas naar een museum dan personeel dat geen gratis Museumkaart krijgt?

Is er bij het personeel van basisscholen dat gratis een Museumkaart krijgt, een sterkere toename van museumbezoek in schoolverband te zien dan bij het personeel zonder Museumkaart?

Zijn museumkaarthouders vaker betrokken bij het initiatief om een muse-um te bezoeken met een klas?

Gaan museumkaarthouders vaker met de eigen klas naar een museum of gaan ze vaker als begeleider mee?

De verslaglegging in dit hoofdstuk is gebaseerd op de volledige meetgegevens van 2011 (vier kwartalen).

Page 46: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 46

6.2 Vormgeving en uitvoering

6.2.1 Drie testgroepen

Om te weten te komen wat het effect is van het bezit van een Museumkaart op het bezoekgedrag, hebben we het personeel van basisscholen opgedeeld in drie testgroepen: een experimentele groep en twee controlegroepen. De experi-mentele groep bestaat uit personeel van basisscholen dat bij de aanvang van het experiment geen Museumkaart bezit, maar er in het kader van dit experi-ment gratis een ontvangt. Controlegroep 1 is bij de start van het experiment evenmin in het bezit van een Museumkaart, en krijgt in het kader van dit expe-riment een VVV cadeaubon ter waarde van € 10 als dank voor deelname. Con-trolegroep 2 beschikt bij de aanvang van het experiment al over een Museum-kaart (dus heeft privé op enig moment een Museumkaart aangeschaft). Deze groep ontvangt als dank voor de deelname aan het experiment eveneens de VVV cadeaubon. We verwachten dat het onderwijspersoneel dat bij de aanvang van het experi-ment al in bezit is van een Museumkaart vaker musea bezoekt dan het overige personeel, omdat zij sterker ontwikkelde culturele preferenties hebben. De vraag is of het personeel dat ingedeeld wordt in de experimentele groep in de tijd een soortgelijk bezoekgedrag gaan vertonen. Gaan zij als gevolg van de gratis beschikbaarstelling van de Museumkaart vaker met een schoolklas naar een museum? De personen die niet in bezit zijn van een Museumkaart, worden toegewezen aan de experimentele groep of de eerste controlegroep. De toewijzing ge-schiedt via een gestratificeerde randomisatie. We houden bij de toewijzing re-kening met een aantal achtergrondkenmerken: functie, leeftijd, geslacht, ste-delijkheid en les geven aan boven- of onderbouw. Bij de toewijzing van deel-nemers aan groepen zorgen we ervoor dat in elke groep ongeveer evenveel mensen met bovenstaande achtergrondkenmerken voorkomen.

6.2.2 Meetmomenten

Het experiment loopt gedurende het jaar 2011. Het veldwerk van de bijbeho-rende enquête wordt uitgevoerd door OiG te Utrecht, een zusteronderneming van EDG (een mediabedrijf voor het onderwijs). Er zijn in totaal vijf meetmo-menten. De nulmeting heeft plaatsgevonden in januari 2011. Toen is het on-derwijspersoneel uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek, en zijn de deelnemers ingedeeld in de drie testgroepen. We vragen in de nulmeting naar

Page 47: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 47

(1) het bezoekgedrag in privé- en schoolverband in 2010, (2) achtergrondfac-toren (geslacht, leeftijd, de viercijferige postcode van de school), (3) de func-tie, en (4) of de persoon lesgevende taken heeft in de onder- of bovenbouw. Op basis van de toewijzing naar testgroep ontvangt de deelnemer een Muse-umkaart of een VVV cadeaubon. De vier vervolgmetingen vinden aan het einde van elk kwartaal van 2011 plaats (maart, juni, september en december 2011). We vragen bij elk van de vier vervolgmetingen hoe vaak de deelnemers aan het experiment in de voor-afgaande drie maanden met een schoolklas een museumbezoek hebben ge-bracht en hoe vaak zij privé een museum hebben bezocht. Als zij met een schoolklas een museumbezoek hebben afgelegd, vragen we vervolgens of het bezoek op eigen initiatief heeft plaatsgevonden, en of het met de eigen klas is geweest. Het is voorstelbaar dat museumkaarthouders vaker betrokken zijn bij een initiatief tot een museumbezoek, vanwege hun sterkere culturele preferen-ties of doordat zij beschikken over meer informatie over de collectie van de musea, de tentoonstellingen en de activiteiten. Vanwege een grotere culturele belangstelling en kennis is het voorstelbaar dat kaarthouders vaker met de ei-gen klas een museum bezoeken dan de niet-kaarthouders. Anderzijds is het ook mogelijk dat kaarthouders juist vaker worden gevraagd om als begeleider mee te gaan, eveneens vanwege hun grotere kennis en belangstelling of omdat ze gratis toegang hebben. Bij de derde vervolgmeting (in september 2011) stellen we extra vragen over geplande museumbezoeken in schoolverband ge-durende het schooljaar 2011/2012. We hebben bewust gekozen voor een longitudinale opzet van het experiment (een design met meer meetmomenten), omdat we denken dat mensen zich museumbezoek over een periode van drie maanden nog goed kunnen herinne-ren, maar over een periode van een jaar veel minder goed.

6.2.3 Criterium voor succes

We beschouwen de resultaten van het experiment als succesvol als: De deelnemers in de experimentele groep, die gratis een Museumkaart kre-

gen, een significant sterkere groei van het museumbezoek in schoolverband vertonen dan de deelnemers in andere testgroepen.

In het experiment hanteren we bij alle statistische toetsen steeds een signifi-cantieniveau van 5%.

Page 48: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 48

6.3 Resultaten

6.3.1 Uitnodiging

Via een e-mail zijn 14.560 personen werkzaam op basisscholen benaderd (zie voor de uitnodiging figuur 6.1). Het bestand met e-mailadressen is in bezit van EDG en heeft betrekking op abonnees van het door EDG uitgegeven tijdschrift Prima PO. Van de benaderde personeelsleden hebben er 667 gereageerd. Deze personen hebben wij ingedeeld in controlegroep 2 als zij al in bezit zijn van een Museumkaart, en toegewezen aan de experimentele groep of aan controlegroep 1 als dat niet het geval is.

6.3.2 Nulmeting

Tussen de experimentele groep en de controlegroep 1 bestaat geen verschil in de achtergrondkenmerken van de deelnemers, zoals functie, leeftijd, lesgeven-de taken en geslacht. Controlegroep 2 (bezit al een Museumkaart) heeft echter een ander profiel. Deze deelnemers zijn ten eerste minder vaak leerkracht en vaker directeur, en ten tweede zelden jonger dan 35 jaar en vaker ouder dan 55 jaar. In 2010 loopt het museumbezoek van de controlegroepen en de expe-rimentele groep sterk uiteen (zie tabel 6.1).

Tabel 6.1: Gemiddeld museumbezoek in privé- en schoolverband, 2010

Aantal Bezoek in

privéverband Bezoek in

schoolverband Experimentele groep (Museumkaart ontvangen)

252 2,9 0,9

Controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen)

247 2,8 1,3

Controlegroep 2 (al in bezit van Museumkaart)

168 6,2 1,4

Totaal 667 3,7 1,2

Bron: APE/PPMC

Page 49: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 49

Figuur 6.1: Uitnodiging voor deelname

Graag vraagt de Museumvereniging uw medewerking!

Geachte,

Inleiding Hoe vaak gaat u privé of met een klas naar het museum? Deze vraag staat centraal in eenonderzoek dat de Nederlandse Museumvereniging uitvoert namens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het onderzoek naar het museumbezoek van de onderwijsprofessional in het primair onderwijs, is onderdeel van een breder onderzoek naar de rol die scholen spelen in hetmuseumbezoek van kinderen. Het doel is om het museumbezoek van kinderen te bevorderen, zowel voor kinderen, scholen als musea.

Onderzoek Het onderzoek waar wij uw deelname voor vragen bestaat uit een monitor van uw museumbezoek gedurende één jaar. In dit jaar benaderen wij u vier maal, één keer per kwartaal. Wij verzoeken u dan om kort om een paar vragen te beantwoorden over uw museumbezoek van de drie voorgaande maanden. Het gaat om een vijftal korte vragen, en een keer om een tiental vragen.

Uw deelname Om een duidelijk beeld te krijgen van het museumbezoek van onderwijsprofessionals in het primair onderwijs vragen wij of u bereid bent hieraan mee te doen. Als u alle vier keer de vragen hebt beantwoord, ontvangt u een klein cadeau als bedankje.

Als u wilt deelnemen, klik dan hier om uw gegevens achter te laten.

Wij laten u binnenkort horen of genoeg onderwijsprofessionals zich hebben aangemeld om hetproject te starten. Mocht u nog collega ’s kennen die bereid zijn om ook mee te doen, stuurt udeze e - mail dan aan hen door.

Het ministerie van OCW en de Museumvereniging zijn u zeer erkentelijk voor uw deelname.

Met vriendelijke groet,

Siebe Weide Directeur van de Nederlandse Museumvereniging

Bericht ongewenst? Schrijf u uit.

Page 50: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 50

De deelnemers uit controlegroep 2 brengen significant vaker in privéverband een museumbezoek - gemiddeld ongeveer zes keer per jaar - dan de overige deelnemers (nog geen drie keer per jaar). Verder valt op dat er qua gemiddel-de frequentie van het museumbezoek in schoolverband een fors verschil be-staat tussen de experimentele groep en de controlegroepen. De experimentele groep gaat in 2010 significant minder vaak met een schoolklas naar een muse-um dan de twee controlegroepen. Het voorgaande betekent dat er bij toeval relatief veel onderwijspersoneel dat weinig museumbezoeken in schoolverband aflegt in de experimentele groep is terechtgekomen. De consequentie is dat we in de vervolgmetingen niet zozeer moeten toetsen op verschil in gemiddeld museumbezoek, maar primair op veranderingen in het museumbezoek in de loop van de tijd. De deelnemers aan het experiment geven aan dat ze in 2010 gemiddeld 1,2 keer met een klas een museumbezoek hebben gebracht. Dit gemiddelde ligt iets hoger dan in experiment 2. Daar gaven de deelnemers aan dat ze gemid-deld iets minder dan één keer per jaar met een klas een museum hebben be-zocht. Het is mogelijk dat experiment 7 de meer frequente museumbezoekers getrokken heeft, maar het is evenzeer mogelijk dat geheugeneffecten en de precieze bewoording van de vraag een rol spelen.4

6.3.3 Respons

Tabel 6.2 geeft een overzicht van de deelname aan de metingen naar groep. Gemiddeld neemt vanaf de nulmeting tot en met de vierde vervolgmeting de deelname aan de enquête met ruim 25% af (in totaal vallen 183 deelnemers af, zodat er 484 overblijven). Tijdens de eerste vervolgmeting is het aantal deelnemers dat afvalt (= de non-respons) het grootste; er haakt dan in totaal 14% (94 deelnemers) af. Gedurende de eerste vervolgmeting is de uitval ver-houdingsgewijs het kleinst in de experimentele groep die een gratis Museum-kaart heeft ontvangen (en hier vermoedelijk in eerste instantie iets tegenover wil stellen). In de volgende metingen haken in deze groep echter relatief meer deelnemers af, waardoor het aandeel deelnemers dat per groep afhaakt na een jaar vrijwel gelijk is. De non-respons vormt geen probleem, omdat de deelne-mers en uitvallers qua achtergrondkenmerken (geslacht, leeftijd, frequentie museumbezoek) vrijwel niet van elkaar verschillen.

4 In dit experiment vragen we naar het aantal museumbezoeken in het afgelopen

jaar, terwijl we in experiment 2 vragen we naar het gemiddelde aantal bezoeken gedurende een aantal jaren.

Page 51: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 51

Tabel 6.2: Overzicht van de respons naar groep

Nul-

meting (N)

Meting 1 (in %

nulmeting)

Meting 2 (in %

nulmeting)

Meting 3 (in %

nulmeting)

Meting 4 (in %

nulmeting) Experimentele groep (Museumkaart ontvangen)

252 92% 83% 79% 76%

Controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen)

247 81% 75% 75% 70%

Controlegroep 2 (al in bezit van Museumkaart)

168 83% 76% 79% 71%

Totaal 667 86% 78% 77% 73%

Bron: APE/PPMC

6.3.4 Bezoeken in schoolverband

In hoeverre gaat de experimentele groep door de verstrekking van een gratis Museumkaart vaker met een schoolklas naar een museum? Figuur 6.2 geeft een overzicht.

Figuur 6.2: Gemiddeld bezoek in schoolverband in 2010-2011

Bron: APE/PPMC

Voor alle groepen geldt dat de bezoekfrequentie in 2011 hoger ligt dan in 2010. We denken dat dit effect meer te maken heeft met de bewoording van de vraag

Page 52: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 52

en geheugeneffecten dan met een werkelijke stijging van het aantal bezoeken. Bezoekgedrag in 2010 hebben we in één keer, na afloop van het jaar opge-vraagd, terwijl we bezoekgedrag in 2011 van kwartaal tot kwartaal hebben op-gevraagd, waardoor mensen minder gemakkelijk een bezoek vergeten. Verder zien we dat de bezoekfrequentie in schoolverband van de experimentele groep in 2010 en 2011 duidelijk lager is dan de bezoekfrequentie van controlegroepen 1 en 2. Dat zagen we al eerder in tabel 6.1 voor het jaar 2010, maar nu ook voor 2011. Wanneer we kijken naar de verandering in bezoekfrequentie over de tijd, valt op dat er geen verschil is tussen de experimentele groep en controlegroep 1 en 2. De lijnen van de twee groepen in Figuur 6.2 lopen parallel (zie ook gegevens in Tabel 6.3). De toename in bezoek is dus voor de groepen ongeveer gelijk5. Dit duidt erop dat de verstrekking van de Museumkaart het bestaande patroon van schoolbezoeken niet heeft beïnvloed.

6.3.5 Bezoeken in privéverband

In hoeverre gaat de experimentele groep door het gratis ontvangen van een Museumkaart privé wel vaker naar een museum? Figuur 6.3 brengt de resulta-ten in beeld. De controlegroep 2 (was al in bezit van een Museumkaart) be-zoekt in privéverband aanzienlijk vaker musea dan de andere twee groepen. Dat zagen we al eerder in tabel 6.1 voor het jaar 2010, maar nu ook voor 2011. Verder geldt voor alle drie groepen deelnemers dat in 2011 significant meer privébezoeken aan een museum worden gebracht dan in 2010 (zie ook tabel 6.3). We brengen dit opnieuw in samenhang met de wijze van vraag-stelling en geheugeneffecten.

Tabel 6.3: Gemiddelde toename school- en privébezoeken, 2010-2011

Gemiddelde toename

schoolbezoeken Gemiddelde toename

privébezoeken Experimentele groep (Museumkaart ontvangen)

24% 61%

Controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen)

21% 47%

Controlegroep 2 (al in bezit van Museumkaart)

34% 48%

Totaal 26% 52%

Bron: APE/PPMC

5 Het interactie-effect tussen meetmoment en groep is niet significant (p>0,05).

Page 53: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 53

Wanneer we kijken naar de verandering in bezoekfrequentie over de tijd, valt op dat de experimentele groep een sterkere toename heeft in bezoekfrequentie dan controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen)6. Dit kan wijzen op een effect van de gratis beschikbaarstelling van de Museumkaart. We onderzoeken dit nader door de gegevens over 2011 uit te splitsen naar kwartalen.

Figuur 6.3: Gemiddeld bezoek in privéverband in 2010-2011

Bron: APE/PPMC

Als we de gegevens over privébezoeken aan musea 2011 uitsplitsen naar kwar-taal, zien we dat er sterke seizoenseffecten zijn. Deelnemers van alle groepen brengen de meeste privébezoeken gedurende het derde kwartaal (de zomer-maanden). We zien verder dat de verschillen tussen de experimentele groep en controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen) optreden vanaf het tweede kwartaal en steeds groter worden. We concluderen daaruit dat het wegvallen van de toegangsprijs een beperkte stijging van het privébezoek in de hand werkt. Dat het bezoekeffect groter wordt naarmate het jaar vordert, houdt mo-gelijk verband met het feit dat deelnemers in de experimentele groep weten dat de kaart slechts een jaar geldig is, waardoor ze nog een aantal museumbe-zoeken afleggen voordat die afloopt. Samenvattend zien we in de tweede helft

6 Het interactie-effect tussen meetmoment en groep is significant (p<0,05).

Page 54: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 54

van het jaar een klein positief effect van het gratis verstrekken van een Muse-umkaart op de privébezoeken. Figuur 6.4: Gemiddeld bezoek in privéverband in 2010-2011, uitgesplitst naar kwartalen

Bron: APE/PPMC

Elk kwartaal in 2011 is aan het onderwijspersoneel dat in schoolverband een museumbezoek heeft afgelegd, de vraag voorgelegd of zij betrokken waren bij het initiatief tot het bezoek, en of zij dat bezoek met de eigen klas dan wel als begeleider van een andere klas hebben gebracht. Bezoekt het onderwijsperso-neel dat in het bezit is van een Museumkaart ook vaker met de eigen klas een museum en zijn zij ook vaker betrokken bij het initiatief om te gaan? Figuur 6.5 geeft hierover uitsluitsel. De verschillen tussen de drie groepen zijn marginaal en niet statistisch significant. Blijkbaar maakt het voor de betrokkenheid bij het initiatief en voor het bezoek met de eigen of een andere klas niet echt uit of het onderwijspersoneel in het bezit is van een Museumkaart.

Page 55: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 55

Figuur 6.5: Bezoek op eigen initiatief en met eigen klas in 2011 (gemiddelde over vier kwartalen)

Bron: APE/PPMC

6.3.6 Plannen voor het schooljaar 2011/2012

Het nadeel van het verstrekken van een Museumkaart gedurende een kalenderjaar is dat de plannen voor museumbezoek met schoolklassen vaak aan het begin van een schooljaar gemaakt worden. Het effect van het gratis verstrekken van een Museumkaart kan dan pas met enige vertraging zichtbaar worden. We hebben daarom in de derde vervolgmeting aan de deelnemers van het experiment een aantal extra vragen voorgelegd over de plannen voor schoolbezoek aan musea in het schooljaar 2011/2012. In de enquête zijn de volgende vragen gesteld: 1. Bent u van plan om in het schooljaar 2011/2012 met een klas een mu-

seum te bezoeken? 2. Hoe vaak wilt u in het schooljaar 2011/2012 met een klas een museum be-

zoeken? 3. Verwacht u betrokken te zijn bij de planning, uitvoering en/of organisatie

van museumbezoek in schoolverband tijdens het schooljaar 2011/2012? 4. Verwacht u zelf ideeën aan te dragen voor museumbezoek in schoolverband

tijdens het schooljaar 2011/2012? Is onderwijzend personeel dat in het bezit is van een Museumkaart in het huidige schooljaar vaker van plan om in schoolverband een museum te bezoeken? En is deze groep vaker betrokken bij de organisatie van een

Page 56: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 56

museumbezoek in schoolverband? Bijna driekwart van het onderwijspersoneel geeft aan dat ze verwachten gedurende het schooljaar 2011/2012 betrokken te zijn bij de planning, uitvoering en/of organisatie van museumbezoek in school-verband (zie figuur 6.6). Dit komt goed overeen met het aandeel dat in de eer-ste drie kwartalen van 2011 daadwerkelijk betrokken is geweest bij een initia-tief voor een museumbezoek in schoolverband (vergelijk figuur 6.5). Tussen de drie groepen deelnemers aan het experiment bestaan geen significante verschillen in de verwachte betrokkenheid bij het schoolbezoek.

Figuur 6.6: Plannen voor museumbezoek schooljaar 2011/2012

Bron: APE/PPMC Figuur 6.6 illustreert dat bijna 85% van het onderwijspersoneel van plan is om in het schooljaar 2011/2012 een museum te bezoeken met een klas. De drie groepen deelnemers vertonen op dit punt geen significante verschillen. Het personeel dat van plan is om in 2011/2012 in schoolverband een museum te bezoeken, denkt gemiddeld 1,7 keer een bezoek te brengen. Inclusief degenen die niet van plan zijn een museumbezoek in schoolverband af te leggen, komen we voor het schooljaar 2011/2012 uit op gemiddeld 1,5 verwachte schoolbe-zoeken per deelnemer aan het experiment. Dit is iets hoger dan het gemiddeld aantal bezoeken dat in het voorgaande schooljaar wordt afgelegd (1,2 bezoe-ken). Vermoedelijk speelt hier enig verschil tussen verwachtingen voor de toe-komst en realisatie in het verleden. Tussen de drie groepen deelnemers be-staan geen significante verschillen in het gemiddeld verwachte aantal schoolbe-zoeken in het schooljaar 2011/2012.

Page 57: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 57

Verder verwacht zeven op de tien deelnemers ideeën aan te dragen voor een museumbezoek in schoolverband. Ook op dit punt bestaan geen significante verschillen tussen de drie groepen deelnemers aan het experiment. Samenvattend kan worden gesteld dat tussen de experimentele groep (Muse-umkaart ontvangen), controlegroep 1 (geen Museumkaart ontvangen) en con-trolegroep 2 (bezit al Museumkaart) geen significante verschillen bestaan in:

de verwachte betrokkenheid bij het schoolbezoek in 2011/2012; het percentage deelnemers aan het experiment dat van plan is in het

schooljaar 2011/2012 een museumbezoek in schoolverband te brengen; het verwachte aantal schoolbezoeken; het percentage leerkrachten dat verwacht ideeën aan te dragen voor

een museumbezoek met de klas. Dit wijst niet op effecten van het bezit van een Museumkaart.

6.4 Conclusies

In het experiment onderzoeken we of personeel van basisscholen dat een Mu-seumkaart bezit vaker met een klas een museumbezoek aflegt dan personeel dat geen Museumkaart bezit. We delen daarbij aan een deel van het personeel een gratis Museumkaart uit (= de experimentele groep), en volgen een jaar lang het museumbezoek van deze groep, samen met controlegroep 1 die geen Museumkaart heeft en er ook geen krijgt, en met controlegroep 2 die bij de start van het experiment al een Museumkaart bezit. Het experiment heeft een looptijd van een jaar. De belangrijkste conclusies het experiment luiden: Tussen de drie groepen deelnemers aan het experiment bestaan geen signi-

ficante verschillen in de ontwikkeling van het schoolbezoek aan musea tus-sen 2010 en 2011. De verstrekking van een gratis Museumkaart heeft niet geleid tot veranderingen in het bestaande patroon van schoolbezoeken. On-derwijspersoneel dat in het bezit is van een Museumkaart is evenmin vaker betrokken bij initiatieven tot schoolbezoek aan musea.

Tussen de drie groepen deelnemers aan het experiment bestaan wel signifi-cante verschillen in de ontwikkeling van het privébezoek aan musea tussen 2010 en 2011. De deelnemers in de experimentele groep brengen ten op-zichte van 2010 in de tweede helft van 2011 significant meer privébezoeken aan musea dan de andere deelnemers.

Tussen de drie groepen deelnemers aan het experiment bestaan geen signi-ficante verschillen in de plannen voor een schoolbezoek in het schooljaar

Page 58: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 58

2010/2011. Dit wijst niet op effecten van de verstrekking van gratis Muse-umkaart.

Resumerend vinden we geen effecten van het verstrekken van een Museum-kaart op schoolbezoek, maar wel kleine effecten op het privébezoek. Plannen voor museumbezoek in schoolverband worden aan het begin van een cursus-jaar gemaakt; het is daarom mogelijk dat effecten pas met enige vertraging zichtbaar worden. We zien echter ook geen effect van het bezit van een Muse-umkaart als we in september navraag doen over de plannen voor het nieuwe schooljaar. We concluderen daarom dat het gratis verstrekken van een Muse-umkaart aan onderwijzend personeel geen effect heeft op het aantal bezoeken aan musea in schoolverband.

Page 59: Addendum ‘Stimulering van museumbezoek door kinderen’ · 2 EXPERIMENT 3: KENNISNAME VAN MUSEA EN CULTUREEL ERFGOED VIA SOCIALE MEDIA EN GAMES 2.1 Vraagstelling Kinderen zijn al

Ape/PPMC 59

LITERATUUR

Livingstone, S., Haddon, L., Görzing, A. & Ólafsson, K. EU Kids Online, 2011. Geukema, R., Notenboom, A., Goudriaan, R. & Postma, P. (2011). Stimulering

van museumbezoek door kinderen. Resultaten en verantwoording van de experimenten. Den Haag/Nieuwegein: Ape/PPMC.