5
De populariteit van plantaardige preparaten, ook fyto- preparaten genoemd, neemt in de westerse landen toe. Aangezien fytopreparaten ‘natuurlijk’ zijn, heerst de mening dat ze gezond zijn en onschadelijk. Echter de op- vatting ‘baat het niet, het schaadt ook niet’ gaat in be- paalde gevallen niet op. Er worden namelijk steeds meer bijwerkingen en andere ongewenste effecten van fyto- preparaten bekend. 1 Wij rapporteren de ziektegeschie- denis van een patiënt bij wie zich een acute hepatitis ont- wikkelde enkele weken nadat zij was begonnen met de inname van een fytopreparaat met stinkende gouwe (Chelidonium majus) en kurkuma (Curcuma longa). Patiënt A, een 42-jarige vrouw, werd naar onze afdeling over- geplaatst vanuit een ander ziekenhuis waar zij 5 dagen op- genomen was geweest. Zij werd overgeplaatst wegens een progressieve icterus waarbij een acute hepatitis werd vermoed. Bij opname vertelde patiënte dat zij 2 maanden geleden voor een huidafwijking een homeopaat bezocht had. Zij kreeg hier- voor Steigal, een fytopreparaat met als hoofdbestanddelen de kruiden C. majus herba en C. longa rhizoma. Twee weken na het starten met het fytopreparaat kreeg patiënte hoge koorts (tot 40,5°C), zeurende bovenbuikpijn, hoofdpijn, gevoelige ogen, spierpijn en werd zij moe. De koorts was na 2 weken voorbij, maar de klachten van algehele malaise hielden aan. Bovendien werd patiënte geel, kreeg zij donkere urine en ont- kleurde ontlasting. Op dat moment meldde zij zich voor het eerst bij de huisarts, en besloot zij tevens te stoppen met het fy- topreparaat. Zij verzekerde ons dat zij geen tentamen suicidii ondernomen had. Zij had vanwege hoofdpijn slechts 1 tablet paracetamol ingenomen op de ochtend voor het bezoek aan de huisarts, aan het begin van de periode dat zij geel werd. Zij gebruikte afgezien van het fytopreparaat geen andere medi- cijnen. Tevens gebruikte zij geen alcohol. Bij lichamelijk onderzoek werd een icterische, vermoeide, goed aanspreekbare vrouw gezien met enkele kleine spider naevi. In de ogen was geen ring van Kayser-Fleischer zichtbaar. Het onderzoek van de buik toonde geen collateralentekening, hepatosplenomegalie of ascites. Wel bleek de bovenbuik rechts drukpijnlijk. Er waren geen oedemen. Het laboratoriumonderzoek toonde een niet-afwijkend trombocytenaantal en serumcreatinineconcentratie. Het leuko- cytenaantal was licht verhoogd (tussen haakjes referentie- waarden): 10,6 × 10 9 /l (4,0-10,0); de hemoglobineconcentratie was 8,8 mmol/l (7,5-9,9); het ‘mean corpuscular volume’ (MCV) 91,0 fl (80,0-96,0); de transaminaseactiviteit was sterk toegeno- men: aspartaataminotransferase (ASAT): 838 U/l (0-40); alani- neaminotransferase (ALAT):1490 U/l (0-30); lactaatdehydro- genase (LDH): 389 U/l (114-235). De waarde van totaal eiwit was 67 g/l (65-79) en van arterieel ammoniak 43 µmol/l (15-45). De excretiefunctie van de lever was verlaagd: de serumactivi- teit van alkalische fosfatase (AF) bedroeg 265 U/l (13-120), die van γ-glutamyltransferase (γ-GT) 286 U/l (0-65) en de concen- tratie totaal bilirubine was 200 µmol/l (3-26). De leversynthese- functie bleek nog goed: protrombinetijd: 13,8 s (11,0-16,0); geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT): 34,2 s (26,0- 36,0); antitrombine-III-concentratie: 88% (80-120); albumine: 38 g/l (34-47); cholinesterase: 1983 U/l (1900-3800). Er werd onderzoek ingezet naar de oorzaak van het lever- celverval. Serologisch waren er geen aanwijzingen voor een virusinfectie met hepatitis-A-, -B- of -C-virus, cytomegalovirus of Epstein-Barr-virus. Ook waren er serologisch geen aanwij- zingen voor auto-immuunactiviteit: de concentraties van de im- muunglobulinen IgG, IgA en IgM waren niet verhoogd en de uitslag op antinucleaire antistoffen (ANA) was negatief. De ziekte van Wilson werd zeer onwaarschijnlijk geacht, gezien de niet-afwijkende uitslagen van ceruloplasmine, serum- en urinekoper, naast de reeds genoemde afwezigheid van een Kayser-Fleischer-ring. De paracetamolspiegel werd bepaald uit spijtserum van het laboratoriumonderzoek aangevraagd door de huisarts toen de patiënt pas gele verkleuring had. De spiegel was 2,6 mg/l, hetgeen een paracetamolintoxicatie uit- sloot. 124 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3) Casuïstische mededelingen Acute hepatitis na gebruik van een plantaardig preparaat met stinkende gouwe (Chelidonium majus) a.p.g.crijns, p.a.g.m.de smet, m.van den heuvel, b.w.schot en e.b.haagsma samenvatting Een 42-jarige vrouw kreeg icterus door een ernstige acute hepatitis enkele weken na inname van een plantaardig prepa- raat met stinkende gouwe (Chelidonium majus) en kurkuma- wortel, dat zij van een alternatief genezer had gekregen wegens een huidafwijking. De klachten verdwenen na staken van de medicatie en de leverfuncties waren na 2 maanden weer nor- maal. De hepatitis werd toegeschreven aan de bekende hepa- totoxische werking van C. majus. Bij de toenemende populari- teit van fytopreparaten moet men waken voor bijwerkingen, zoals hepatotoxiciteit. Een groot aantal plantaardige prepara- ten geeft een risico op leverbeschadiging. De veronderstelde klinische effectiviteit van fytopreparaten lijkt niet altijd op te wegen tegen de potentiële risico’s ervan. Bij niet direct begre- pen leverfunctiestoornissen moet men inname van onschuldig geachte, echter voor de lever potentieel toxische, plantaardige producten overwegen. Academisch Ziekenhuis, Hanzeplein 1, Postbus 30.001, 9700 RB Gro- ningen. Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: A.P.G.Crijns, student geneeskun- de; B.W.Schot, assistent-geneeskundige; dr.E.B.Haagsma, internist- hepatoloog. Afd. Pathologie: M.van den Heuvel, assistent-geneeskundige. Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Klinische Farmacie, Nijmegen. Prof.dr.P.A.G.M.de Smet, apotheker-klinisch farmacoloog. Correspondentieadres: dr.E.B.Haagsma ([email protected]). Zie ook het artikel op bl. 100.

Acute hepatitis na gebruik van een plantaardig preparaat ... · notransferase (ALAT), af te lezen op de linker verticale as), en van de bilirubinespiegel (bil., af te lezen op de

  • Upload
    lydat

  • View
    222

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

De populariteit van plantaardige preparaten, ook fyto-preparaten genoemd, neemt in de westerse landen toe.Aangezien fytopreparaten ‘natuurlijk’ zijn, heerst demening dat ze gezond zijn en onschadelijk. Echter de op-vatting ‘baat het niet, het schaadt ook niet’ gaat in be-paalde gevallen niet op. Er worden namelijk steeds meerbijwerkingen en andere ongewenste effecten van fyto-preparaten bekend.1 Wij rapporteren de ziektegeschie-denis van een patiënt bij wie zich een acute hepatitis ont-wikkelde enkele weken nadat zij was begonnen met deinname van een fytopreparaat met stinkende gouwe(Chelidonium majus) en kurkuma (Curcuma longa).

Patiënt A, een 42-jarige vrouw, werd naar onze afdeling over-geplaatst vanuit een ander ziekenhuis waar zij 5 dagen op-genomen was geweest. Zij werd overgeplaatst wegens eenprogressieve icterus waarbij een acute hepatitis werd vermoed.Bij opname vertelde patiënte dat zij 2 maanden geleden vooreen huidafwijking een homeopaat bezocht had. Zij kreeg hier-voor Steigal, een fytopreparaat met als hoofdbestanddelen dekruiden C. majus herba en C. longa rhizoma. Twee weken nahet starten met het fytopreparaat kreeg patiënte hoge koorts(tot 40,5°C), zeurende bovenbuikpijn, hoofdpijn, gevoeligeogen, spierpijn en werd zij moe. De koorts was na 2 wekenvoorbij, maar de klachten van algehele malaise hielden aan.Bovendien werd patiënte geel, kreeg zij donkere urine en ont-kleurde ontlasting. Op dat moment meldde zij zich voor heteerst bij de huisarts, en besloot zij tevens te stoppen met het fy-topreparaat. Zij verzekerde ons dat zij geen tentamen suicidiiondernomen had. Zij had vanwege hoofdpijn slechts 1 tabletparacetamol ingenomen op de ochtend voor het bezoek aande huisarts, aan het begin van de periode dat zij geel werd. Zijgebruikte afgezien van het fytopreparaat geen andere medi-cijnen. Tevens gebruikte zij geen alcohol.

Bij lichamelijk onderzoek werd een icterische, vermoeide,goed aanspreekbare vrouw gezien met enkele kleine spider naevi. In de ogen was geen ring van Kayser-Fleischer zichtbaar.Het onderzoek van de buik toonde geen collateralentekening,hepatosplenomegalie of ascites. Wel bleek de bovenbuik rechtsdrukpijnlijk. Er waren geen oedemen.

Het laboratoriumonderzoek toonde een niet-afwijkendtrombocytenaantal en serumcreatinineconcentratie. Het leuko-

cytenaantal was licht verhoogd (tussen haakjes referentie-waarden): 10,6 × 109/l (4,0-10,0); de hemoglobineconcentratiewas 8,8 mmol/l (7,5-9,9); het ‘mean corpuscular volume’ (MCV)91,0 fl (80,0-96,0); de transaminaseactiviteit was sterk toegeno-men: aspartaataminotransferase (ASAT): 838 U/l (0-40); alani-neaminotransferase (ALAT):1490 U/l (0-30); lactaatdehydro-genase (LDH): 389 U/l (114-235). De waarde van totaal eiwitwas 67 g/l (65-79) en van arterieel ammoniak 43 µmol/l (15-45).De excretiefunctie van de lever was verlaagd: de serumactivi-teit van alkalische fosfatase (AF) bedroeg 265 U/l (13-120), dievan γ-glutamyltransferase (γ-GT) 286 U/l (0-65) en de concen-tratie totaal bilirubine was 200 µmol/l (3-26). De leversynthese-functie bleek nog goed: protrombinetijd: 13,8 s (11,0-16,0);geactiveerde partiële tromboplastinetijd (APTT): 34,2 s (26,0-36,0); antitrombine-III-concentratie: 88% (80-120); albumine:38 g/l (34-47); cholinesterase: 1983 U/l (1900-3800).

Er werd onderzoek ingezet naar de oorzaak van het lever-celverval. Serologisch waren er geen aanwijzingen voor eenvirusinfectie met hepatitis-A-, -B- of -C-virus, cytomegalovirusof Epstein-Barr-virus. Ook waren er serologisch geen aanwij-zingen voor auto-immuunactiviteit: de concentraties van de im-muunglobulinen IgG, IgA en IgM waren niet verhoogd en deuitslag op antinucleaire antistoffen (ANA) was negatief. Deziekte van Wilson werd zeer onwaarschijnlijk geacht, geziende niet-afwijkende uitslagen van ceruloplasmine, serum- enurinekoper, naast de reeds genoemde afwezigheid van eenKayser-Fleischer-ring. De paracetamolspiegel werd bepaalduit spijtserum van het laboratoriumonderzoek aangevraagddoor de huisarts toen de patiënt pas gele verkleuring had. Despiegel was 2,6 mg/l, hetgeen een paracetamolintoxicatie uit-sloot.

124 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3)

Casuïstische mededelingen

Acute hepatitis na gebruik van een plantaardig preparaat met stinkende gouwe(Chelidonium majus)

a.p.g.crijns, p.a.g.m.de smet, m.van den heuvel, b.w.schot en e.b.haagsma

samenvattingEen 42-jarige vrouw kreeg icterus door een ernstige acutehepatitis enkele weken na inname van een plantaardig prepa-raat met stinkende gouwe (Chelidonium majus) en kurkuma-wortel, dat zij van een alternatief genezer had gekregen wegenseen huidafwijking. De klachten verdwenen na staken van demedicatie en de leverfuncties waren na 2 maanden weer nor-maal. De hepatitis werd toegeschreven aan de bekende hepa-totoxische werking van C. majus. Bij de toenemende populari-teit van fytopreparaten moet men waken voor bijwerkingen,zoals hepatotoxiciteit. Een groot aantal plantaardige prepara-ten geeft een risico op leverbeschadiging. De verondersteldeklinische effectiviteit van fytopreparaten lijkt niet altijd op tewegen tegen de potentiële risico’s ervan. Bij niet direct begre-pen leverfunctiestoornissen moet men inname van onschuldiggeachte, echter voor de lever potentieel toxische, plantaardigeproducten overwegen.

Academisch Ziekenhuis, Hanzeplein 1, Postbus 30.001, 9700 RB Gro-ningen.Afd. Maag-, Darm- en Leverziekten: A.P.G.Crijns, student geneeskun-de; B.W.Schot, assistent-geneeskundige; dr.E.B.Haagsma, internist-hepatoloog.Afd. Pathologie: M.van den Heuvel, assistent-geneeskundige.Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Klinische Farmacie,Nijmegen.Prof.dr.P.A.G.M.de Smet, apotheker-klinisch farmacoloog.Correspondentieadres: dr.E.B.Haagsma ([email protected]).

Zie ook het artikel op bl. 100.

Echografisch onderzoek toonde een homogene lever vannormale grootte met normale galwegen. Ook de milt was nietafwijkend en er werd geen ascites waargenomen. Een lever-

biopsie werd verricht en pathologisch onderzoek toonde eengering ontstekingsinfiltraat in de portale velden en een matigtot ernstig ontstekingsinfiltraat in het parenchym (figuur 1). De

Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3) 125

figuur 1. Leverbiopt van patiënt A waarin (a) een centrale vene en in het omliggende parenchym (de pericentrale zone III) eenlymfocytair ontstekingsinfiltraat en levercelverval zichtbaar zijn. Rechtsonder is een portaal veld waarin een gering ontstekings-infiltraat (HE-kleuring, 10 maal vergroot); (b) een detail van het parenchym rondom een centrale vene (HE-kleuring, 40 maalvergroot): er is een duidelijk verlies van hepatocyten; ook zijn er macrofagen gevuld met lichtbruin ceroïdpigment, duidend opacuut levercelverval, dat in een kleuring van een volgende coupe (c) met ‘periodic acid Schiff’(PAS)-diastase roodpaars is.

a

bc

verlies van parenchymcellen

centrale vene

lymfocytairinfiltraat

macrofagenportalegalgang

portalevene

macrofagen

verlies van hepatocyten

centrale vene

ontstekingsinfiltraten waren opgebouwd uit lymfocyten enenkele eosinofiele granulocyten. De galgangen in de portalevelden waren aangetast. In de zones III van de lever (peri-centrale gebieden) waren uitgebreid levercelverval, zwelling(‘ballooning’) van de hepatocyten en cholestase aanwezig. Ver-spreid over het leverbiopt werden vele acidofiel gedegenereer-de hepatocyten gezien. Er was geen stapeling van ijzer, vet ofkoper in de lever aantoonbaar. Samenvattend werd het beeldgezien van een ernstige acute hepatitis die kon passen bij zoweleen virale als een toxisch-medicamenteuze oorzaak.

Patiënt herstelde overigens voorspoedig en kon reeds na 10dagen het ziekenhuis verlaten. Het beloop van de transamina-seactiviteit en de bilirubinespiegel in het serum wordt getoondin figuur 2. Drie weken na ontslag uit het ziekenhuis voeldepatiënte zich goed en waren de leverwaarden nagenoeg genor-maliseerd: ASAT: 26 U/l; ALAT: 29 U/l; LDH: 276 U/l; AF:115 U/l; γ-GT: 52 U/l; totaal bilirubine: 23 µmol/l; totaal eiwit:76 g/l; albumine: 48 g/l.

beschouwingDe aannemelijkste oorzaak van de acute hepatitis inonze casus lijkt het gebruik van het fytopreparaat. Erwas een duidelijk tijdsverband tussen de inname vanhet middel en het begin van de hepatitis, alsook tussenhet staken ervan en het herstel van de leverfunctie.Bovendien werden metabole, virale en immunologischeoorzaken uitgesloten. Hoewel meer zekerheid omtrenteen causale relatie tussen het fytopreparaat en de he-patitis verkregen had kunnen worden wanneer dezeopnieuw was opgetreden na hernieuwde inname vanhet middel, zagen wij van deze provocatie af wegens derisico’s voor de patiënt en omdat in de literatuur soort-gelijke casussen zijn beschreven.

Uit de literatuur komen geen aanwijzingen naar vo-ren dat kurkumawortelstok (een van de twee bestand-

delen van het door onze patiënt gebruikte preparaat)hepatotoxisch is. Wel zijn inmiddels meerdere gevallenbeschreven van hepatotoxische reacties op preparaten(van verschillende fabrikanten), waarin stinkende gou-we (C. majus) aanwezig was.2-5 Figuur 3 toont een af-beelding van dit kruid. De door ons beschreven en ge-toonde histologische veranderingen van de lever komengoed overeen met de meldingen in de literatuur. Enkelegevallen zijn beschreven van onbedoelde herinname,waarna opnieuw hepatitis optrad.2 3 5 In Duitsland zijn10 gevallen van acute hepatitis opgetreden in een perio-de van 2 jaar.5 Bij 5 van de 10 patiënten was er ernstigeicterus; na staken van het Chelidonium-preparaat tradnormalisatie van de leverfunctie-uitslagen op in eenperiode van 2 tot 6 maanden.

Welke componenten van C. majus hepatotoxisch zijnis nog onduidelijk. Het kruid bevat meer dan 20 alkaloï-den, die ten dele behoren tot de zogeheten protober-berine-alkaloïden.6 Deze groep alkaloïden komt in ver-scheidene traditionele medicinale planten voor (onderandere Berberis-, Coptis-, Corydalis- en Stephania-soor-ten) en is reeds eerder met hepatotoxische reacties inverband gebracht.7

Het exacte mechanisme van de leverstoornis doorstinkende gouwe is niet bekend. Het waarschijnlijkst isdat het gaat om een idiosyncratische reactie, daar slechtsbepaalde personen vatbaar lijken te zijn en er geen rela-tie met de dosis is geconstateerd.5 Overgevoeligheid ofeen afwijkend metabolisme zou een rol kunnen spelen.In dit kader is de observatie dat onze patiënt koorts haden dat bij casussen in de literatuur soms autoantistoffen(in lage titer) werden gevonden interessant omdat diteen allergische, immunologische achtergrond doet ver-moeden.5

Volgens de Duitse registratieautoriteiten mag C. ma-jus worden toegepast bij spasmen van galwegen enmaag-darmkanaal.8 In de praktijk betekent dit dat C.majus vaak gebruikt wordt door patiënten met functio-nele dyspepsie, galsteenlijden en prikkelbaredarmsyn-

126 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3)

figuur 2. Beloop van de transaminasenactiviteit (alanineami-notransferase (ALAT), af te lezen op de linker verticale as), envan de bilirubinespiegel (bil., af te lezen op de rechter vertica-le as) in het serum van patiënt A na het staken van de innamevan een fytopreparaat met Chelidonium majus, vanaf 5 wekenna het begin van het gebruik. Op 9 weken na het begin werdeen leverbiopsie gedaan (zie figuur 1).

weken na inname

AL

AT

(in

U/l)

4000

3000

2000

1000

00

bilir

ubin

e (i

n µm

ol/l)

200

150

100

50

05 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

ALAT

bil.

figuur 3. Stinkende gouwe (Chelidonium majus).

droom.9 Opmerkelijk is dat het kruid door onze patiënt,en ook bij een casus in de literatuur,5 werd gebruikt voorde behandeling van een huidaandoening. Deze indicatieis wel op verscheidene internetpagina’s over medicinalekruiden te vinden, maar wordt niet in de bijsluiter vanhet betreffende product (Steigal) genoemd. In de lite-ratuur zijn enige dierexperimentele aanwijzingen tevinden voor antispasmodische en choleretische effectenvan Chelidonium,10 11 alsook enkele publicaties die eengunstig effect bij de mens claimen.9 12 Vooralsnog ont-breken evenwel goed opgezette en adequaat beschrevengerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken waaruitonomstotelijk blijkt dat C. majus een therapeutischewaarde heeft die opweegt tegen het hepatotoxische risi-co. Hierbij moet men ook bedenken dat hepatotoxischereacties ten onrechte kunnen worden toegeschreven aanhet onderliggend lijden, gezien het geclaimde toepas-singsgebied.

In de tabel staat een overzicht van medicinale kruidenen plantaardige preparaten waarvan inmiddels duidelijkis geworden dat ze tot schade van de lever kunnen lei-den. De preparaten worden aangeprezen als natuurlijkemiddelen voor een groot aantal medische condities,waaronder slaapstoornissen, overgewicht, obstipatie,koorts, virusinfecties, astma en epilepsie.

conclusieDe beschreven casus laat zien dat de verondersteldeklinische effectiviteit van het gebruikte fytopreparaat

samenging met een aanzienlijk gezondheidsrisico. Fyto-preparaten zijn niet zo onschuldig als beweerd wordt.Onze casus illustreert, tot slot, dat men bij niet directbegrepen leverfunctiestoornissen ook moet denken aaninname van voor de lever potentieel toxische plantaar-dige producten.

abstractAcute hepatitis after use of a herbal preparation containinggreater celandine (Chelidonium majus). – A 42-year-old womandeveloped jaundice due to acute hepatitis several weeks afteringestion of a herbal preparation containing greater celandine(Chelidonium majus) and curcuma root, which had been pre-scribed by an alternative therapist due to a skin complaint.After the medication had been withdrawn, clinical recoverywas rapid and the hepatic functions returned to normal within2 months. The hepatitis was ascribed to the known hepatotoxiceffects of C. majus. In view of the increasing popularity of herb-al remedies, greater awareness of side effects, such as hepato-toxicity, is needed. Quite a number of herbal preparations car-ry the risk of liver damage. The supposed clinical effectivenessof herbal remedies does not seem to always outweigh the po-tential risks. In the event of non-clarified liver function disturb-ances the ingestion of supposedly harmless, but potentiallyhepatotoxic, herbal products should be considered.

literatuur1 Smet PAGM de. The safety of herbal products. In: Jonas WB, Levin

JS. Essentials of complementary and alternative medicine. Phila-delphia: Lippincott Williams & Wilkins; 1999. p. 108-47.

2 Smet PAGM de, Eertwegh AJM van den, Lesterhuis W, StrickerBHC. Hepatotoxicity associated with herbal tablets. BMJ 1996;313:92.

3 Strahl S, Ehret V, Dahm HH, Maier KP. Nekrotisierende Hepatitisnach Einnahme pflanzlicher Heilmittel. Dtsch Med Wochenschr1998;123:1410-4.

4 Greving I, Meister V, Monnerjahn C, Müller KM, May B. Chelido-nium majus: a rare reason for severe hepatotoxic reaction. Pharma-coepidemiol Drug Safety 1998;7:S66-9.

5 Benninger J, Schneider HT, Schuppan D, Kirchner T, Hahn EG.Acute hepatitis induced by greater celandine (Chelidonium majus).Gastroenterology 1999;117:1234-7.

6 Fulde G. Analytik von Schöllkraut. Das Hauptalkaloid ist Coptisin.Dtsch Apoth Ztg 1994;134:17-21.

7 Horowitz RS, Feldhaus K, Dart RC, Stermitz FR, Beck JJ. Theclinical spectrum of Jin Bu Huan toxicity. Arch Intern Med 1996;156:899-903.

8 Blumenthal M. The complete German commission E monographs.Therapeutic guide to herbal medicines. Austin: American BotanicalCouncil; 1998.

9 Kniebel R, Urlacher W. Therapie krampfartiger Abdominal-schmerzen. Hochdosierte Schöllkrautextrakt bei krampfartigenAbdominalschmerzen. Z Allg Med 1993;69:680-4.

10 Boegge SC, Kesper S, Verspohl EJ, Nahrstedt A. Reduction ofACh-induced contraction of rat isolated ileum by coptisine, (+)-caf-feoylmalic acid, Chelidonium majus, and Corydalis lutea extracts.Planta Medica 1996;62:173-4.

11 Hiller KO, Ghorbani M, Schilcher H. Antispasmodic and relaxantactivity of chelidonine, protopine, coptisine, and Chelidoniummajus extracts on isolated guinea-pig ileum. Planta Medica 1998;64:758-60.

12 Ritter R, Schatton WFH, Gessner B, Willems M. Clinical trial onstandardised celandine extract in patients with functional epigastriccomplaints. Complementary Therapies in Medicine 1993;1:189-93.

13 Nadir A, Agrawal S, King PD, Marshall JB. Acute hepatitis asso-ciated with the use of a Chinese herbal product, Ma-huang. Am JGastroenterol 1996;91:1436-8.

14 Larrey D. Hepatotoxicity of herbal remedies. J Hepatol 1997;26:47-51.

Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3) 127

Hepatotoxische medicinale kruiden en plantaardige prepara-ten1 13-20

plant/ toxische effecten op depreparaat componenten lever

Crotalaria-soorten pyrrolizidine- veno-occlusieve alkaloïden ziekte

Senecio-soorten idem idemHeliotropium-soorten idem idemSymphytum-soorten idem idemPetasites-soorten idem idemHedeoma pulegioides pulegon levercelnecroseMentha pulegium* idem idemAtractylis gummifera atractylaat, acute hepatitis

gummiferineCallilepsis laureola idem idemChelidonium majus protoberberine- idem

alkaloïdenMelilotus officinalis coumarine idemPiper methysticum kava-pyronen idemPolygonum multiflorum anthrachinonen idemLarrea tridentata nordihydroguaia- acute en chroni-

retinezuur sche hepatitisTeucrium furano- idem

diterpenoïdenChinese kruiden- onbekend acute hepatitis

mengsels†

*Mentha pulegium bevat ook coumarine.†Inclusief Japanse ‘Kampo’-medicijnen (Sho-saiko-to, Saibo-ku-to, Sairei-to).

15 Schuppan D, Jia JD, Brinkhaus B, Hahn E. Herbal products forliver diseases: a therapeutic challenge for the new millennium.Hepatology 1999;30:1099-104.

16 Escher M, Desmeules J, Giostra E, Mentha G. Rote Liste 1999.Aulendorf: Editio Cantor Verlag, 1999.

17 Escher M, Desmeules J, Giostra E, Mentha G. Hepatitis associatedwith Kava, a herbal remedy for anxiety. BMJ 2001;322:139.

18 Stoller R. Leberschadigungen unter Kava-Extrakten. SchweizAerzteztg 2000;81:1335-6.

19 But PP, Tomlinson B, Lee KL. Hepatitis related to the Chinese medi-cine Shou-wu-pian manufactured from Polygonum multiflorum. VetHum Toxicol 1996;38:280-2.

20 Park GJ, Mann SP, Ngu MC. Acute hepatitis induced by Shou-Wu-Pian, a herbal product derived from Polygonum multiflorum. JGastroenterol Hepatol 2001;16:115-7.

Aanvaard op 6 augustus 2001

128 Ned Tijdschr Geneeskd 2002 19 januari;146(3)

Chronische myeloïde leukemie (CML) is een maligniteitdie uitgaat van hematopoëtische stamcellen. De ziektewordt veelal gekenmerkt door een extreme granulocy-tose met linksverschuiving en splenomegalie. CML kentdrie fasen, waarbij een chronische, min of meer stabielefase wordt gevolgd door een acceleratiefase, waarbij deziekte toenemend therapieresistent wordt en die uitein-delijk overgaat in een acute leukemie, de blastencrisis.

Bij CML is vrijwel altijd het Philadelphia-chromo-soom aanwezig.1 Dit is het afwijkende chromosoom 22dat ontstaat door (reciproque) translocatie van een deelvan chromosoom 9 naar chromosoom 22.2 Hierbij ont-staat een fusiegen, waarbij het ‘breakpoint cluster re-gion’(BCR)-gen en het Abelson(ABL)-gen aan elkaarworden gekoppeld.3 4 Het BCR-ABL-gen codeert vooreen tyrosinekinase-eiwit met verhoogde kinaseactivi-teit.5 De essentiële rol van dit tyrosinekinase-eiwit bijhet ontstaan van CML is inmiddels onomstotelijk vastkomen te staan: bij proefdieren veroorzaakt het BCR-ABL-gen CML.6 7

De standaardbehandeling van CML in de chronischefase bestaat momenteel uit interferon alfa in combinatiemet cytarabine subcutaan. Het doel hiervan is uitstel vanziekteprogressie. Met deze behandeling wordt bij 80%van de patiënten een hematologische remissie bereikt,dat wil zeggen normalisatie van bloedwaarden en af-wezigheid van orgaanvergroting en ziektesymptomen.Bovendien treedt bij 20-40% van de patiënten een be-langrijke daling op van het percentage cellen dat positiefis voor Philadelphia-chromosoom, zoals gevonden nacytogenetische analyse van hematopoëtische voorloper-cellen uit het beenmerg. Bij 5-10% van de patiëntenis het Philadelphia-chromosoom na behandeling niet

meer aantoonbaar in het beenmerg; men spreekt danvan complete cytogenetische remissie.8 9 Met behulpvan gevoelige moleculaire diagnostiek, de zogenaamde‘reverse transcriptase polymerase chain reaction’ (RT-PCR) blijft het BCR-ABL-oncogen echter vrijwel altijdnog aantoonbaar.10 CML in acceleratiefase of blasten-crisis is doorgaans therapieresistent. De enige echt cura-tieve behandeling is een allogene stamceltransplantatie,die slechts beschikbaar is voor jonge patiënten (� 55jaar) met een geschikte stamceldonor. Alleen na eenallogene stamceltransplantatie worden in de regel aan-houdende moleculaire remissies waargenomen.

De universele expressie van het BCR-ABL-oncogenbij vrijwel alle patiënten met CML heeft een uniek aan-grijpingspunt opgeleverd voor een gerichte therapie.Het afgelopen decennium heeft B.Druker in nauwe sa-menwerking met de firma Novartis een tyrosinekinase-remmer ontwikkeld met vooral specificiteit voor hetBCR-ABL-fusie-eiwit.11 Klinisch onderzoek met dezenieuwe remmer, ‘signal transduction inhibitor’(STI)-571, heeft bemoedigende resultaten opgeleverd bij pa-tiënten met CML.

Casuïstische mededelingenSTI571: een nieuwe dimensie in de behandeling van chronische myeloïdeleukemie

j.a.e.somers, s.o.a.shamelian, b.löwenberg, g.j.ossenkoppele en j.j.cornelissen

samenvattingDrie patiënten met chronische myeloïde leukemie (CML), een36-jarige vrouw met een blastaire crisis, een 64-jarige vrouw eneen 60-jarige man in de chronische fase, werden in studiever-band behandeld met STI571, een recent ontwikkelde tyrosine-kinaseremmer met relatieve specificiteit voor het BCR-ABL-kinase. Alle patiënten bereikten binnen 2 maanden na aanvangvan therapie een complete hematologische remissie. De patiëntin blastaire crisis onderging vervolgens een allogene stamcel-transplantatie. Voor de tweede patiënte, die veel bijwerkingenhad ondervonden van de huidige standaardtherapie, leiddeSTI571 tot een sterk verbeterde kwaliteit van leven. De derdepatiënt bereikte 3 maanden na aanvang van de therapie eencomplete cytogenetische remissie. De ontwikkeling van STI571is een belangrijke doorbraak voor de behandeling van CML.Het wordt goed verdragen en leidt in specifieke patiënten-groepen op korte termijn tot goede resultaten. Nader onder-zoek zal moeten uitwijzen wat de uiteindelijke plaats vanSTI571 bij de behandeling van CML zal worden.

Erasmus Medisch Centrum-Daniel den Hoed Kliniek, afd. Hematologie,Groene Hilledijk 301, 3075 EA Rotterdam.Mw.J.A.E.Somers, assistent-geneeskundige; S.O.A.Shamelian, inter-nist; prof.dr.B.Löwenberg en dr.J.J.Cornelissen, internisten-hematolo-gen.VU Medisch Centrum, afd. Hematologie, Amsterdam.Dr.G.J.Ossenkoppele, internist-hematoloog.Correspondentieadres: dr.J.J.Cornelissen ([email protected]).