Upload
trinhkhue
View
217
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
3
Inhoud
8 aanraders om de puzzel te leggen
1. Puzzel met gedrag 04
2. Zoek de relatie tussen leren en gedrag 16
3. Benoem onderwijsbehoeften op gedrag 22
4. Kijk en onderzoek gedrag 32
5. Begrijp gedrag 50
6. Ondersteun je collega bij gedrag 64
7. Ondersteun de leerling bij gedrag 74
8. Werk met de school aan gedrag 82
Meer weten? 93
Reeds verschenen / In voorbereiding 95
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
4
Gedrag is meer dan wat je ziet en meer dan dat we zelfs met twee
personen kunnen waarnemen. Om het nog sterker neer te zetten:
alles is gedrag. Leren lezen, met poppen spelen, ruzie zoeken of een
leertaak maken is ook gedrag. Gedrag is in al zijn mogelijke gedaanten
altijd aanwezig. Het wordt de hele dag door anderen waargenomen en
beoordeeld. Iemand laat niet overal hetzelfde gedrag zien. Ondertussen
doet hij zelf ook plezierige en minder prettige ervaringen op, raakt
geïnspireerd, ontmoedigd of denkt er soms het zijne van.
Intersubjectieve beoordeling
Toegepast op onderwijssituaties valt gedrag ons in meer of minderde mate
op. Wat ons opvalt, is sterk gekleurd door onze norm van wat ‘opvallend’
is. Dit is gebaseerd op ervaring, verwachtingen, denkbeelden, een set van
persoonlijke waarden en beroepshouding. In de praktijk interpreteren we snel
en voortdurend het gedrag dat we via onze zintuigen waarnemen en kunnen
verwerken.
Aanrader 1.
Puzzel met gedrag
4� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
5
Gedrag, en daarmee ook beoordelen wanneer iets een gedragsprobleem
vormt, is altijd subjectief. Daarom kunnen er gemakkelijk andere meningen
over hetzelfde gedrag van een persoon naast elkaar bestaan. Die
andere mening is op haar beurt weer gebaseerd op andere ervaringen,
waarneming, denkbeelden, waarden, verwachtingen en interpretaties.
Om het risico te verkleinen op een toevallige of door een recent incident
gekleurde beoordeling kun je beter een intersubjectieve beoordeling geven.
Dit kun je bereiken door:
• Je oordeel te richten op waarneembaar gedrag en te baseren op
datgene wat feitelijk gebeurd is.
• Feiten en interpretaties van elkaar te onderscheiden.
• Je eigen waarneming en mogelijke interpretaties van gedrag te delen
met collega’s.
• Uit te leggen aan een collega welk concreet gedrag voor jou een
probleem vormt en waarom.
• Jezelf in de schoenen van een ander te verplaatsen en dan nagaan
waarvoor dat gedrag zou kunnen dienen.
Gedrag in drie leefwerelden
Dat een leerling ander gedrag in verschillende contexten laat zien of dat
je collega dat gedrag anders ziet dan jij, wordt duidelijk gemaakt in de
Ecologie van de leerling (Figuur). Dit ‘ecologisch-pedagogisch’ model
plaatst de leerling met zijn onderwijsbehoeften centraal. Ook zijn de
personen met wie de leerling tijdens zijn schoolloopbaan te maken heeft
naar hun taak of rol ingedeeld.
We zien dat een kind in drie leefwerelden opgroeit. Het eerste milieu vormt
het gezin, het tweede de school en het derde milieu beslaat de vrije tijd.
Deze drie milieus, inclusief alle mensen die daarin van belang zijn voor het
opgroeiende kind, zijn op elkaar van invloed en worden op hun beurt weer
ingekaderd en ingekleurd door de politiek, tijdgeest, wetgeving, de normen
in de samenleving en de waarden in de omgeving waar je geboren bent.
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
6
Dit systeemgericht model plaatst gedragsvraagstukken in de context
waarbinnen deze zich afspelen en biedt samenhang tussen alle factoren
waardoor het gedrag zich heeft kunnen ontwikkelen. Het aanpakken van
gedrag wordt mogelijk op basis van het waarnemen en ondersteunen van
onderwijsbehoeften op de sociale en emotionele competentieontwikkeling
(‘seco’) van leerlingen.
Gedrag of een gedragsprobleem vormt geen constante volgens Van der
Wolf en Van Beukering, want het is:
• situatief: gedrag past goed of minder goed in een
situatie.
• relationeel: beide partijen dragen bij aan invloed via hun
communicatie.
• relatief: niet door iedereen hetzelfde ervaren en
beoordeeld.
• fluctuerend: in een bepaalde periode soms afwezig, soms
minder aanwezig dan weer hevig.
Gedrag kan het beste begrepen worden vanuit een analyse van de
schoolcontext. Het gedrag op school komt tot stand vanuit complexe,
wederkerige interacties tussen de leerling en zijn leefwerelden. In de
tweede leefwereld, het onderwijs spelen interacties tussen de leerling en
de verschillende factoren in de onderwijsleersituatie. Daarvan vormt de
interactie tussen de leerling en de leerkracht een van de grootste factoren
op het ontstaan van gedrag.
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
77
Gedrag in onderwijssituaties
Leerkrachten begrijpen wel dat gedrag door zoveel zaken en personen
in de situatie wordt bepaald. Toch zou het voor de intern begeleider wel
handig zijn om er een formule op los te kunnen laten. Al was het maar
tijdens de coaching van je collega’s. De volgende formule geeft weer
hoe gedrag ontstaat.
In woorden staat hier: dat Gedrag de variabele uitkomst is van de
combinatie en de kenmerken van Personen in verschillende Contexten.
Gedrag is afhankelijk van de taaksituatie en de verwachtingen die de
leerkracht heeft en uitspreekt naar de leerling en hoe de communicatie
verloopt (met inbegrip van de feedback gericht op de persoon, op het
proces, op zelfregulatie en/of op de taak die er op volgt). De gevolgen
van dat gedrag en effecten op de beleving bij de leerling (bijvoorbeeld
een plezierige sfeer, een voldoende, een complimentje, een applaus, een
complexere taak, een hoger niveau bereiken, een glimlach krijgen, een
gevoel van teleurstelling, een gevoel van trots of van schaamte) zorgen
voor een toenadering of voor een vermijding van de volgende situatie
die daar op lijkt.
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
8
Waarnemen en interpreteren van gedrag
Tijdens het waarnemen komen er interpretaties in ons op. We doen dit
bewust wanneer we gedrag willen interpreteren om een kenmerkend beeld
vast te stellen. Interpreteren is dikwijls een leuke bezigheid. Wel eens met een
vriend(in) op een terrasje naar voorbijgangers zitten kijken?
Neem de volgende situaties in gedachten. Noteer wat je meteen dacht en wat
je er nog meer bij kunt bedenken:
- een zwijgende jongen tijdens de pauze.
- een meisje staart naar buiten.
- een tafelgroepje is niet gericht bezig aan hun taak.
- twee jongens spelen aan de rand van de zandbak.
- iemand die vraagt om mee te mogen doen met een groepje.
- iemand schraapt telkens zijn keel.
- iemand giechelt.
- twee leerlingen steken tegelijkertijd de vinger op.
- een meisje glundert als ze een complimentje krijgt.
- een jongen zit zowat met de neus op het papier iets in te vullen.
- een meisje wiebelt op de stoel.
- een jongen frummelt aan zijn mouwen.
- groep 4 loopt in een rij naar de gymzaal.
- een collega kijkt weg tijdens teamoverleg wanneer er iets wordt
gevraagd.
- een meisje van groep 8 wrijft over een pleister op haar onderarm.
- een vader die met zijn zoon mee loopt en lang over het afscheid doet.
- een leerling zit omgedraaid op zijn stoel tijdens de instructie van een
rekenles.
- een jongen zet grote ogen op en houdt zijn hoofd iets omhoog richting
de jongen naast hem.
- een moeder helpt vaak mee op school.
- een leerling van groep 6 loopt voor de tweede keer binnen een week de
school uit.
88
Voorbeeld
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
9 9
Vier vuistregels voor overleg over gedragsvraagstukken
Bij het beoordelen van gedrag en bij het ontwerpen van een plan voor
ondersteuning op ‘seco’ hebben we behoefte aan richting en handvatten.
De volgende vier vuistregels kun je als IB’er meenemen tijdens een gesprek
met collega’s en/of ouders over de beoordeling en ondersteuning van
gedragsvraagstukken:
1. alles is gedrag
2. alle gedrag is subjectief
3. alle gedrag ontstaat door een samenspel van factoren
4. gedrag is geen constante.
De metafoor: het leggen van een puzzel
Gedrag en probleemgedrag kun je als puzzelstukken zien. Eerst zien we de
losse stukjes, dan begint het zoeken naar de gemakkelijk te leggen hoeken en
daarna verder met de eerste stukjes die passen aan de randen. Ontstaat er al
iets van een totaalbeeld of valt er een patroon te ontdekken?
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
1010
Een gedragsprobleem valt beter te begrijpen en te begeleiden door stukje
voor stukje de puzzel te leggen. Dat kun je ook samen met je collega(‘s) doen.
Wanneer je te lang aan het puzzelen bent, bestaat de kans dat je het geheel
niet meer overziet. Soms helpt het om een tijdje iets anders te gaan doen of
er echt afstand van te nemen. Op een goed moment zie je waar de laatste
stukjes in de puzzel passen. Om een overzicht van de losse stukken te verkrijgen,
kun je de kijkwijzer Ecologie van de leerling gebruiken. Deze wordt gebruikt bij
een casus om tijdens het hele proces van handelingsgericht werken overzicht,
inzicht en uitzicht te verkrijgen bij gedragsvraagstukken. In deze TIBtool leggen
we in elk hoofdstuk een stukje van de puzzel rond gedragsvraagstukken.
Op de volgende pagina volgt een voorbeeld van zo’n puzzel.
Hier alvast de aanleiding:
Ik ontving eens een mailtje van een moeder (over zoon Wim van ruim 7 jaar).
Die mail zat vol stukjes uit een legpuzzel. Ik ging op zoek naar ontbrekende
stukken informatie en probeerde al een patroon te ontdekken. Ik noteerde
feiten, zaken die al redelijk of goed geregeld waren, ik ontdekte beschermende
en risicofactoren. Die notities zijn in de ingevulde kijkwijzer terug te vinden als
gedeeltes uit deze mail. Daarna heb ik aanvullende vragen opgesteld en mijn
eerste beeld bij wijze van check aan haar voorgelegd.
Binnen de cyclus van handelingsgericht werken zat ik in de fase ‘waarnemen’
(gegevens verzamelen en signaleren: een eerste beeld vormen van mogelijke
algemene en specifieke onderwijsbehoeften).
Voorbeeld
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
Fragmenten uit mail van moeder:
“..we hebben te horen gekregen dat hij op een speciale
manier de instructies en de lesstof krijgt uitgelegd.
Op advies van de school en de orthopedagoog wordt dit
de komende tijd gedaan, omdat hij een groot verschil
zou hebben tussen de verbale en performale verwerking
van informatie. We maken ons zorgen over zijn toekomst.
Wim is geboren op …. ….2006. Hij zit in groep 4 met
twee leerkrachten en heeft het ontzettend naar zijn
zin in de klas en heeft daarbinnen en daarbuiten veel
vriendjes. Deze klas is zeer groot (35 leerlingen).
Wim krijgt al vanaf september extra ondersteuning met
spelling en rekenen in een apart groepje. Wij weten
dat hij een heerlijk, lief, sociaal en intelligent
mannetje is, maar wel één met een concentratieprobleem
en behoefte aan structuur en duidelijkheid. Op school
gebruiken ze een timer met kleuren maar dit werkt niet
altijd waardoor ze al creatief zijn in het stimuleren
van Wim. We hebben vorig jaar aangekaart dat er voor
ons gevoel iets niet klopt en daar is nu op een fijne
manier contact over opgenomen met ons. Wim kan slechts
één opdracht tegelijkertijd aan, meer niet want dat is
verwarrend voor hem. Ik heb wat opgezocht en het is
vaak gelinkt aan een stoornis zoals ADD, ADHD of NLD.
De school heeft beloofd om hem dingen eerst verbaal uit
te leggen en vervolgens een voorbeeld te geven hoe hij
iets moet maken, zodat hij het ziet en daarna zelf kan
doen. Helpt dit niet dan wil de orthopedagoog eventueel
beslissen om een onderzoek te doen. Dit uit bescherming
van Wim omdat hij nog erg jong is. Wat opvalt is dat
liedjes die wij verbaal met hem oefenen ontzettend vlug
door hem worden opgeslagen. Dit is echt geen enkel
probleem.”
11� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
12
TOOL
Om zicht te krijgen op gedragsvraagstukken van leerlingen kunnen we
de context waarbinnen zij leven en leren verkennen en begrijpen. De
kijkwijzer helpt om vanuit de beschikbare informatie (dossier, observatie,
oudergesprek, diagnostisch gesprek leerling) per segment een breed
beeld te schetsen en gedrag in samenhang te begrijpen. Per segment
worden eerst de kansen, mogelijkheden of situaties verkend die de
leerling stimuleren (meer/vaker) gewenst gedrag te laten zien. Hierna
volgt de inventarisatie van belemmerende factoren. Leerkrachten en
interne begeleiders puzzelen samen om waar mogelijk risicovol gedrag
of belemmerende situaties te veranderen in een gewenste richting.
De leerkracht en de intern begeleider gebruiken dit brede beeld bij de
stappen van waarnemen, begrijpen, vormgeven en evalueren van een
handelingsgerichte aanpak.
K I J K W I J Z E R E C O L O G I E V A N D E L E E R L I N G
Beschermend of protectief
Factoren Risico of belemmerend
Kind / Leerling
School
Leraar
Schoolteam
Zorg/Ondersteuning
Klas/groep
Peergroup
Vrije tijd / clubs /
recreatie
Gezin / familie
Samenleving
12� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
13
Beschermend of protectief Factoren Risico of belemmerend
- W. heeft het ontzettend naar zijn
zin in de klas.
- kan “een heerlijk, lief, sociaal en
intelligent mannetje voor anderen
zijn.”
- Wat ons opvalt is dat dingen die
wij verbaal met hem oefenen (zoals
liedjes) ontzettend vlug door hem
worden opgeslagen.
Dit is echt geen enkel probleem.
Kind / Leerling - W. zou groot verschil hebben
tussen de verbale en performale
verwerking van informatie.
- Maar W. is er wel één met
een concentratieprobleem
en behoefte aan structuur en
duidelijkheid.
- Hij kan slechts één opdracht
tegelijkertijd aan, meer moet
echt niet want dat is verwarrend
voor hem.
- Ik heb wel wat opgezocht en
als ik het goed heb begrepen is
het vaak gelinkt aan een andere
stoornis zoals ADD, ADHD of
NLD.
W. krijgt daarom al vanaf september
extra ondersteuning met spelling en
rekenen in een apart groepje.
School
- Een speciale manier de instructies
en de lesstof krijgt uitgelegd.
- Op school gebruiken ze een timer
met kleuren voor hem, maar dit werkt
niet altijd waardoor ze al creatief zijn
in het stimuleren van W.
- De school heeft beloofd om hem
dingen nu eerst verbaal uit te leggen
en vervolgens een voorbeeld te geven
hoe hij iets moet maken, zodat hij het
ziet en daarna zelf kan doen.
Leraar
Ingevulde kijkwijzer (casus Wim)
Voorbeeld
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
14
Beschermend of protectief Factoren Risico of belemmerend
-Waardoor ze al creatief zijn in het
stimuleren van W.
- we hebben aangegeven... daar is
nu op een fijne manier contact over
opgenomen met ons buiten het
10-minutengesprek.
Schoolteam
Ze(orth.) houdt het voor nu op deze
kloof omdat hij nog zo jong is.
Zorg/Ondersteuning Nu denkt de orthopedagoog van
school dat W. een
verbale-performale kloof heeft
W. heeft daarbinnen en daarbuiten
veel vriendjes.
Klas/groep Deze klas is wel zeer groot (35
leerlingen)
Heeft daarbinnen en daarbuiten veel
vriendjes.
Peergroup
heeft daarbinnen en daarbuiten veel
vriendjes.
Vrije tijd / clubs /
recreatie
-Wij weten sinds een paar jaar dat hij
een heerlijk, lief, sociaal en intelligent
mannetje is.
- Ik heb wel wat opgezocht en als ik
het goed heb begrepen is het...
Gezin / familie We maken ons zorgen over zijn
toekomst.
Samenleving
Met de bestaande informatie ging ik deze kijkwijzer vullen, de stukjes uit de puzzel
leggen. Ik vroeg nog aanvullende informatie bij moeder op. Daarna heb ik mijn
eerste beeld aan haar voorgelegd met de vraag of dit een herkenbaar beeld was?
Het klopte. Toen heb ik uitgelegd welke keuzes de school heeft gemaakt, aan welke
onderwijsbehoeften werd gewerkt en waarom deze werden gemaakt. Het vormde
een bevestiging van de ingezette lijn van school en een geruststelling voor deze
ouders. Deze ouders hadden vertrouwen in school en vertoonden steeds meer
school-ondersteunend gedrag naar hun zoon.
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �
15
Gedrag is altijd en in allerlei gedaanten aanwezig. Wat
jou of je collega opvalt, is gekleurd door je norm van wat
‘opvallend’ is. Gedrag en ook het beoordelen wanneer iets
probleemgedrag is, is daarom altijd subjectief.
De volgende vier vuistregels kun je als intern begeleider meenemen
tijdens gesprekken met collega’s en/of ouders over gedragsvraagstukken:
1. alles is gedrag
2. alle gedrag is subjectief
3. alle gedrag ontstaat door een samenspel van factoren
4. gedrag is geen constante.
Het gedrag op school komt tot stand vanuit complexe, wederkerige
interacties tussen de leerling en zijn drie leefwerelden. In leefwereld van
het onderwijs spelen interacties tussen de leerling en de verschillende
factoren in de onderwijsleersituatie. Daarvan vormt de interactie tussen
de leerling en de leerkracht een van de grootste factoren op het ontstaan
van gedrag. In die interactie ligt een kans tot beïnvloeding van gedrag
en voor preventie van probleemgedrag op school.
Gebruik de metafoor van het leggen van een puzzel om samengestelde
gedragsvraagstukken als puzzelstukken te zien. De tool Kijkwijzer
ecologie van de leerling zet je in bij een casus handelingsgericht werken
rond gedragsvraagstukken.
Samenvatting
� � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � � �