20
4 e leerjaar 1 Taalbundel D_eze _werkbundel _is _van <>

4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

  • Upload
    others

  • View
    5

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  1

Taalbundel

D_eze _werkbundel _is _van < >

Page 2: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  2

Page 3: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  3

Zinsbouw (week 3) Doelen:

1. Ik kan de persoonsvorm vinden in een zin door de ja/nee-vraag te stellen.

2. Ik kan het onderwerp vinden in een zin door de wie/wat-vraag te stellen. 3. Ik kan werkwoorden herkennen.

4. Ik kan zinnen bouwen die aan bepaalde eisen voldoen.

Wat zijn zinsdelen? Elke zin bestaat uit één of meerdere zinsdelen. De persoonsvorm en het onderwerp kennen jullie al, maar er zijn er nog. Een zinsdeel kan uit één of meerdere woorden bestaan. Elk zinsdeel geeft een stukje informatie of beantwoord een bepaalde vraag: Wie? Wat? Wanneer? Waar? Hoe?...

Wat zijn de persoonsvorm en het onderwerp?

De persoonsvorm

- is altijd een werkwoord.

- bestaat altijd uit één woord. (behalve bij samengestelde werkwoorden

zoals afwerken è Ik werk de oefening af.)

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Ik duik in het zwembad.

We maken een ja/nee-vraag. Duik ik in het zwembad?

De persoonsvorm komt vooraan in de vraagzin. We onderstrepen die dubbel.

Ik duik in het zwembad.

Het onderwerp

- is over wie of wat het gaat.

- kan een mens, dier of ding zijn.

- kan één of meerdere woorden zijn. Bijv. Het lange springtouw is stuk.

Hoe vind ik het onderwerp?

Ik duik in het zwembad.

We maken een wie- of wat-vraag. Als ik kan kiezen tussen wie of wat, kies ik altijd voor

wie. Wie duikt in het zwembad?

Het antwoord is ‘ik’. We onderstrepen het onderwerp eenmaal.

Ik duik in het zwembad.

Page 4: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  4

Zinsbouw (week 3) Ik kleur het onderwerp groen. Ik kleur de rest van de zin blauw. Ik onderstreep de persoonsvorm tweemaal. De striptekenaar tekent een dinosaurus op een groot vel papier.

De schrijver typt een tekst in de tekstballon. Marcel heeft een grote verzameling strips.

Elke week koopt Lex strips op de rommelmarkt. Lees jij graag strips over ruimtewezens?

Ik kleur het onderwerp groen. Ik kleur de rest van de zin blauw. Ik zoek in de rest van de zin twee werkwoorden en omcirkel ze. De auteur heeft zijn stripverhaal naar de uitgeverij gestuurd. Mag Mink strips voor volwassenen lezen?

In de zomer zal Hannes een boekenwinkel openen. Ik kan die strip nergens vinden met een harde kaft.

Mag Lucie die strip inkleuren? Ik vul de zin aan met zoveel mogelijk zinsdelen. Ik kies uit de zinsdelen onder de zin. Een jonge kerel rijdt _______________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

op zijn fiets – zondagmorgen – al fluitend – naar de visvijver

De jongeman zit __________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

op zijn visbak – in het zonnetje – aan de visvijver – in de keuken

Page 5: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  5

Zinsbouw (week 3) Ik vul de zinnen aan met zinsdelen die een antwoord geven op de vragen. Massa’s zweetdruppels parelen ____________________________________________________

é Waarop?

__________________________________________________ hangt een grote, versleten schoen. é Waar? De kerel kijkt _________________________________ ___________________________________ é Hoe? é Waarnaar? De jongeman gooit ____________________ _____________________ ____________________ é Wat? é Hoe? é Waarin? Ik vul de zinnen aan met één of meerdere zinsdelen (waar, wanneer, wat, hoe,…). Hij bezoekt ______________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

De dobber verdwijnt ______________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

De kerel trekt _____________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Ik bedenk een passende zin bij de tekening. Ik zorg ervoor dat mijn zin uit een onderwerp en een persoonsvorm bestaat en een antwoord geeft op de vragen wat, hoe, waar en wanneer. _________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________

Page 6: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  6

Zinsbouw (week 3)

Ik kies één van de zinnen uit de vorige oefeningen. Ik vervang één of twee woorden door een tekening. Wie kan de zin lezen?

Page 7: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  7

Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Doelen: Ik kan sterke werkwoorden correct vervoegen in de verleden tijd.

Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke werkwoorden of werkwoorden met klankverandering. bewegen – dragen – blijven – vergeten – worden – hebben – komen – glijden – winnen – kijken Hij _________________________________________ juist op tijd.

_________________________________________ jij kijken tot het eind?

Ik _________________________________________ geen zin meer.

Papa _________________________________________ een zware zak met boodschappen.

Toen ik die foto nam, _________________________________________ je.

Hij _________________________________________ als eerste naar beneden en hij

_________________________________________.

_________________________________________ jij naar mij?

Judith _________________________________________ haar huiswerk te maken.

Toen ik niet luisterde, _________________________________________ papa kwaad.

Sterke werkwoorden zijn werkwoorden met een klankverandering in de verleden tijd. t.t. v.t. ik loop ik liep ik vind ik vond

Page 8: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  8

Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke werkwoorden of werkwoorden met klankverandering. zingen – vinden – zitten – rijden – houden – schieten – verbieden – zijn Hij _________________________________________ een liedje.

Ik _________________________________________ op een bankje te luisteren.

_________________________________________ jij het mooi?

Hij _________________________________________ recht in de roos.

Hij _________________________________________ van jou.

Ik _________________________________________ weg.

_________________________________________ jij daar aanwezig?

Hij _________________________________________ het om naar buiten te gaan.

Ik bedenk 3 rijmwoorden bij onderstaande sterke werkwoorden in de verleden tijd. Hij reed ____________________ ____________________ ____________________

Ik won ____________________ ____________________ ____________________

Zij was ____________________ ____________________ ____________________

Page 9: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  9

Hoofdletters en leestekens (week 3) Doelen:

1. Ik kan passend gebruikmaken van hoofdletters. 2. Ik kan passend gebruikmaken van leestekens.

O= Wanneer schrijf ik een hoofdletter?

1. het begin van een zin en na een punt, een vraagteken en een uitroepteken.

Halt! Een agent staat midden op de weg. Moet ik nu stoppen? Of wijst de agent naar de auto? Ik zal afstappen.

2. een naam, voornaam, straat, gemeente, stad en land.

De agent vraagt mijn naam en woonplaats. Ik heet Sara De Volder. Ik woon in de Kerkstraat in Roeselare. De agent weet dat Roeselare in West-Vlaanderen ligt. Toch is hij benieuwd naar mijn afkomst. Ik kom uit Nederland. Ik ben dus geen West-Vlaming.

3. een taal.

Ik spreek Nederlands, mijn buurmeisje spreekt Engels en verschillende kinderen in onze klas spreken Turks of Marokkaans thuis. In Roeselare spreken ze West-Vlaams. Dat is een dialect dat ik niet altijd begrijp.

4. wie of wat heilig is.

De christenen lezen de Bijbel, de moslims lezen de Koran en de joden lezen de Thora. Dat zijn drie heilige boeken.

5. feestdagen.

Iedereen viert Nieuwjaar. Veertig dagen na Pasen vieren de katholieken Hemelvaartsdag. Op het einde van de ramadan vieren de moslims het Suikerfeest. De belangrijkste dag van het joodse jaar is Jom Kipoer. Op 1 mei vieren we de Dag van de Arbeid en op 11 juli het Feest van de Vlaamse Gemeenschap.

6. bij aardrijkskundige namen zoals stromen, gebergten, meren en zeeën.

De Rijn is een stroom van 1233 kilometer lang. Hij ontspringt in de Zwitserse Alpen en mondt uit in de Noordzee.

Page 10: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  10

Hoofdletters en leestekens (week 3)

Leestekens helpen me juist te lezen. Ik schrijf een… leesteken naam wanneer?

. punt op het einde van een zin waarin ik iets zeg of meedeel. Het is prachtig weer. Mijn vriend komt vandaag. In de verte zie ik hem al komen. Ik zie ook een loslopende hond.

? vraagteken op het einde van een zin waarin ik iets vraag. Is mijn vriend bang van honden? Is die loslopende hond een kwade hond?

! uitroepteken op het einde van een zin waarin ik iets uitroep of beveel. Ga weg! Pas op! Help mij! Doe die hond hier weg!

: dubbele punt voor een opsomming. Er bestaan veel soorten honden: jachthonden, waakhonden, werkhonden en gezelschapshonden.

, komma tussen de woorden van een opsomming. Is het een scheper, een labrador, een jachthond of een poolhond? en tussen twee vervoegde werkwoorden. Terwijl mijn vriend fietst, stampt hij naar de hond.

: ”…”

dubbele punt aanhalingstekens

voor een zin of een stuk van een zin die iemand letterlijk uitspreekt. De baas van de hond komt aangelopen. Hij roept: “Bas, kom hier!” Daar is mijn vriend. Ik zeg: “Warre, heeft de hond jou gebeten?” Hij antwoordt: “Nee, maar ik was wel bang!”

Page 11: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  11

Hoofdletters en leestekens (week 3)

Ik schrijf de tekst opnieuw. Ik schrijf hoofdletters waar het moet.

lucie is op vrijdag zes juli met ramsi naar frankrijk geweest.

ze hebben daar de eifeltoren bezocht en wandelden langs de seine, de rivier de parijs doorkruist. hun uitstapje was veel te kort, want voor ze het wisten, stonden ze weer terug in gent.

Ik schrijf de zinnen opnieuw. Ik schrijf leestekens en hoofdletters waar het moet.

mama vraagt kom je eten alles is klaar je mag straks verder spelen

ik antwoord mama nog even ik kom straks

mama wordt kwaad ze roept je moet onmiddellijk komen

ik denk ik zal maar luisteren anders zwaait er wat

Page 12: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  12

Werkwoorden vervoegen (week 4) Doelen:

1. Ik kan de stam van een werkwoord vormen.

2. Ik kan een werkwoord correct vervoegen in de tegenwoordige tijd. 3. Ik kan een werkwoord correct vervoegen in de verleden tijd.

Wat is het verschil tussen de tegenwoordige en de verleden tijd?

nu vroeger

Leo draagt een zware boekentas. Gaston en Marcel spelen op het pleintje.

Leo droeg een zware boekentas. Gaston en Marcel speelden op het pleintje

Wat nu gebeurt, noemen we de

tegenwoordige tijd (t.t.)

Wat vroeger gebeurde, noemen we de

verleden tijd (v.t.)

nu, vandaag, zo dadelijk, onmiddellijk, straks,…

vroeger, gisteren, vorige week, vorig jaar, toen, lang geleden,…

Hoe vervoeg ik werkwoorden in de verleden tijd?

Het is een werkwoord zonder

klankverandering of zwak werkwoord.

Het is een werkwoord met

klankverandering of sterk werkwoord.

enkelvoud ik loop – ik liep

ik vind – ik vond

Hoor ik achteraan een d of t, dan luister ik

naar de wij-vorm in de verleden tijd. Dan

hoor ik het.

hij werd è wij werden

papa stond è wij stonden

ik wist è wij wisten

stam + te

stam + de

hij werkte

hij rustte

hij speelde

hij antwoordde

meervoud

stam + ten

stam + den

zij werkten

zij rustten

zij speelden

zij antwoordden

Page 13: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  13

Werkwoorden vervoegen (week 4) Ik schrijf eerst de stam. Ik schrijf dan de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd.

infinitief stam t.t. v.t.

verstoppen ___________________ ik ___________________me. ik ___________________me.

oefenen ___________________ hij ___________________ hij ___________________

plukken ___________________ jij ___________________ ik ___________________

snoepen ___________________ ___________________ jij? wij ___________________

sneeuwen ___________________ het ___________________ het ___________________

telefoneren ___________________ pa ___________________ ma ___________________

vertellen ___________________ oma ___________________ opa ___________________

fietsen ___________________ jij ___________________ wij ___________________

Ik schrijf eerst de stam. Ik schrijf dan de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn zwakke werkwoorden of werkwoorden zonder klankverandering. verrassen ___________________ Oma ___________________________________ ons.

fietsen ___________________ Hij ___________________________ naar de bakker.

uitknippen ___________________ Ik ___________________ de prentjes ___________.

herinneren ___________________ ______________________________ jij dat ongeluk?

voetballen ___________________ Nour _______________________ tegen haar zusje.

openen ___________________ Wie ______________________________ het pakje?

waarschuwen ___________________ Cindy __________________________________ ons.

wekken ___________________ De wekker ______________________________ mij.

betalen ___________________ Hij ________________________ met zijn bankkaart.

geeuwen ___________________ De hond ________________________________ luid.

Page 14: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  14

Werkwoorden in de verleden tijd (week 4) Doel: Ik kan een werkwoord correct vervoegen in de verleden tijd.

Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd.

De avonturen van Bas – deel 2

Hoe (terechtkomen) _______________________ Bas bij zijn baasje ______________________?

(hebben) _______________________ zijn baasje hem gekocht? Nee! Lang geleden (zijn)

_______________________ Bas met zijn vriendinnetje Kef gevlucht voor zijn eerste baas. Daar

(worden) _______________________ hij niet goed behandeld en verzorgd.

Op een morgen (lopen) _______________________ ze uit hun gevangenis. Iedereen (slapen)

______________________ nog. Bas (kijken) _______________________ naar Kef, want Kef

(achterblijven) ____________________________________ en (kuchen) _______________________

veel. Zij (lijken) _______________________ toen al wat ziek. Ze (rondtrekken)

____________________________ de wereld ______________.

Uiteindelijk (ontdekken) _______________________________ ze

een stal. Daar (vinden) _______________________ hun nieuwe

baasje hen. Ze (worden) _______________________ verwend

en (zijn) _______________________ gelukkig. Maar Kef (blijven)

_______________________ maar hoesten. Toen (komen)

_______________________ een vrouw met een witte schort.

Bas (vertrouwen) ________________________________ haar niet en (blaffen)

__________________. De vreemde vrouw (zijn) _______________________ lief. Ze (luisteren)

_______________________________ naar het hartje van Kef.

Kef (krijgen) _______________________ toen spuitjes en rare drankjes. Dat (ruiken)

_______________________ en (smaken) _______________________ slecht.

Page 15: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  15

Woordsoorten (week 4) Doelen:

1. Ik kan zelfstandige naamwoorden herkennen. 2. Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen.

3. Ik kan werkwoorden herkennen.

Wat zijn zelfstandige naamwoorden? Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan iets of iemand. Je gebruikt ze voor dieren, mensen, dingen, plaatsen en (eigen)namen. Je kan er meestal een lidwoord voor zetten. Zelfstandige naamwoorden kunnen tastbaar zijn of niet.

de kat, de plant, de neus, Kristof, België, Gent, de liefde, het leven Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden? Bijvoeglijke naamwoorden staan bij een zelfstandige naamwoorden. Ze geven er meer uitleg over. Er kunnen meerdere bijvoeglijke naamwoorden bij één zelfstandig naamwoord staan.

een moeilijke opdracht de lieve kinderen de slimme, grote, sterke en ronduit fantastische Hannes Wat zijn werkwoorden? Werkwoorden zijn woorden die zeggen wat iets of iemand doet of wat gebeurt.

Het gaat regenen van ’s morgens tot ’s avonds. Papa fietst naar zijn werk. Wij zullen bijna vertrekken naar de Ardennen.

Page 16: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  16

Woordsoorten (week 4) Ik lees het gedicht en…

- omcirkel vier zelfstandige naamwoorden. - onderstreep twee verschillende werkwoorden. - kleur twee bijvoeglijke naamwoorden.

Page 17: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  17

Woordsoorten (week 4)

Ik zoek zelf een gedicht op. Ik ga in dat gedicht op zoek naar de zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. Die noteer ik hier:

Titel gedicht: __________________________________

Auteur gedicht: __________________________________

Zelfstandige naamwoorden Bijvoeglijke naamwoorden

Dit vind ik het mooiste woord uit dit gedicht: ________________________________________

Page 18: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  18

Zinsbouw (week 4) Doelen:

1. Ik kan de persoonsvorm vinden in een zin door de ja/nee-vraag te stellen. 2. Ik kan het onderwerp vinden in een zin door de wie/wat-vraag te stellen.

3. Ik kan zinnen bouwen die aan bepaalde eisen voldoen.

Ik vul de zinnen aan met zinsdelen die een antwoord geven op de vragen. Harry Potter vloog ________________________________________________________________

é Waarop?

__________________________________________________________ was een geheime kamer. é Waar? De tovenaarsleerling kijkt _____________________________ _____________________________ é Hoe? é Waarnaar? De dreuzel werpt ____________________ _______________________ ____________________ é Hoe? é Wat? é Waarin? Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Ik verbind de vragen met de zinsdelen. Ik bouw een nieuwe zin door de zinsdelen toe te voegen. Eddy Merckx won wedstrijden.

Waar won Eddy Merckx wedstrijden? l l in de jaren zeventig

Wanneer won Eddy Merckx wedstrijden? l l in Frankrijk Nieuwe zin: ______________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Hij fietste.

Hoe fietste hij? l l razendsnel Waarmee fietste hij? l l met een gammele fiets

Nieuwe zin: ______________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Page 19: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  19

Zinsbouw (week 4) Hij kreeg een standbeeld.

Waar kreeg hij een standbeeld? l l in 2015

Wanneer kreeg hij een standbeeld? l l in zijn geboortedorp Nieuwe zin: ______________________________________________________________________

_________________________________________________________________________________

Ik onderstreep het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal. Ik maak de zinnen korter: ik schrap de zinsdelen die niet echt nodig zijn voor de betekenis van de zin. Hermelien gaf ’s morgens in de eetzaal een toverdrankformule aan Harry. Michael Jackson danste op negenjarige leeftijd op het podium tussen alle grote sterren.

In Europa werd J.K. Rowling na het succes van haar derde boek de rijkste vrouw. In Vlaanderen was Eddy Merckx tijdens de jaren zeventig een heus idool.

Ik kijk goed naar de trein. Ik bouw drie zinnen met een onderwerp en een persoonsvorm en voeg de gevraagde zinsdelen toe.

Page 20: 4e leerjaar Taalbundel - WordPress.com...2020/05/04  · 4e leerjaar 8 Sterke werkwoorden in de verleden tijd (week 3) Ik schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd. Het zijn sterke

4e leerjaar

  20

Meervouden en verkleinwoorden (week 4) Doelen:

1. Ik kan correcte meervouden vormen. 2. Ik kan correcte verkleinwoorden vormen.

Ik schrijf het meervoud en als er een tweede lijntje naast staat ook het verkleinwoord. Pas op voor de woorden met (!). Dat zijn uitzonderingen. Ik zoek hun correcte meervoudsvormen op in een woordenboek. motor ____________________________ ____________________________

kind ____________________________ ____________________________

avond ____________________________ ____________________________

avontuur ____________________________ ____________________________

datum (!) ____________________________

ontdekking ____________________________

gevangenis ____________________________

leeuwerik (!) ____________________________

gebeurtenis ____________________________

Ik schrijf het meervoud in de zin.

boerin – dik – kip – haan – schaap

De _______________________________ geven eten aan de _________________________

____________________________, ____________________________ en

____________________________.

vriendin – beklim – boom – touw – hang – schommel

Mijn __________________________________ ___________________________________ de

__________________________________ om _______________________________ te

______________________________ zodat ze kunnen ______________________________.