Upload
uva
View
0
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Leiderschapsgedrag en Emotionele Uitputting:
De Invloed van Neuroticisme en Inschikkelijkheid op de Relatie tussen Autocratisch
Leiderschap en Emotionele Uitputting bij Medewerkers
Roos Hijner
Universiteit van Amsterdam
Studentnummer: 0578908
Begeleidster: Annebel de Hoogh
Studieonderdeel: Masterthese
Aantal woorden: 8577
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 2
Inhoudsopgave
Abstract 4
Leiderschapsgedrag en Emotionele Uitputting 5
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 7
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen 10
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting bij Medewerkers
Sociale Steun, Autonomie en Emotionele uitputting 12
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen 13
Autocratisch Leiderschap en Sociale Steun
Neuroticisme via Sociale Steun 14
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen 15
Autocratisch Leiderschap en Autonomie
Neuroticisme via Autonomie 16
De Invloed van Inschikkelijkheid op de Relatie tussen 17
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting bij Medewerkers
De Invloed van Inschikkelijkheid op de Relatie tussen 19
Autocratisch Leiderschap en Roloverbelasting
Inschikkelijkheid via Roloverbelasting 20
Methode 20
Respondenten en Procedure 20
Metingen 21
Resultaten 25
Discussie 29
Beperkingen en Toekomstig Onderzoek 31
Management Implicaties en Conclusie 32
Literatuurlijst 34
Tabel 1. Gemiddelden, standaarddeviaties en inter-correlaties van de variabelen 44
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 3
Tabel 2. Resultaten van hiërarchische regressie analyse (mediatie analyse) van 45
autocratisch leiderschap, neuroticisme en sociale steun voor het verklaren van
emotionele uitputting
Tabel 3. Resultaten van een gemodereerde regressie-analyse van 45
autocratisch leiderschap en neuroticisme voor het verklaren van sociale steun en autonomie
Tabel 4. Resultaten van hiërarchische regressie analyse (mediatie analyse) van 46
autocratisch leiderschap, inschikkelijkheid en roloverbelasting voor het verklaren van
emotionele uitputting
Tabel 5. Resultaten van een gemodereerde regressie-analyse van 46
autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid voor het verklaren van roloverbelasting
Figuur 1. Het procesmodel 47
Figuur 2. Emotionele uitputting als functie van autocratisch leiderschap 48
en neuroticisme
Figuur 3. Sociale steun als een functie van autocratisch leiderschap en neuroticisme 48
Figuur 4. Autonomie als een functie van autocratisch leiderschap en neuroticisme 49
Figuur 5. Emotionele uitputting als functie van autocratisch leiderschap 49
en inschikkelijkheid
Figuur 6. Roloverbelasting als functie van autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid 50
Bijlage: Vragenlijsten 51
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 4
Abstract
Het doel van dit onderzoek was om meer te weten te komen over individuele
verschillen in de manier waarop medewerkers reageren op leiderschapsgedrag, door te
onderzoeken of de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting wordt
gemodereerd door de persoonlijkheidseigenschappen neuroticisme en inschikkelijkheid.
Medewerkers (N = 140) van een organisatie voor zorg- en dienstverlening beoordeelden het
autocratisch leiderschap van hun leidinggevende (N = 70), werkkenmerken en de eigen
persoonlijkheidstrekken neuroticisme en inschikkelijkheid. Uit de resultaten bleek dat zowel
neuroticisme als inschikkelijkheid de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele
uitputting modereren. Medewerkers die hoog scoren op neuroticisme ervaren minder sociale
steun en meer emotionele uitputting als zij voor een autocratisch leider werken. Daarnaast
ervaren inschikkelijke medewerkers meer roloverbelasting en meer emotionele uitputting als
zij voor een autocratisch leider werken.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 5
Leiderschapsgedrag en Emotionele Uitputting:
De Invloed van Neuroticisme en Inschikkelijkheid op de Relatie tussen Autocratisch
Leiderschap en Emotionele Uitputting bij Medewerkers
Emotionele uitputting is de mate waarin medewerkers zich uitgeput voelen en het
gevoel hebben overweldigd te worden door hun werk (Leiter & Maslach, 1988). Emotionele
uitputting is de belangrijkste component van burnout (e.g. Cordes & Dougherty, 1983;
Gaines & Jermier, 1983), wat zich naast gevoelens van emotionele uitputting kenmerkt door
cynisme en een verminderd vertrouwen in persoonlijke competentie (Maslach & Jackson,
1981).
Emotionele uitputting heeft negatieve consequenties voor medewerkers en
organisaties. Onderzoek heeft aangetoond dat emotionele uitputting zorgt voor hoofdpijn,
maag- en darmproblemen, spierpijn, een verhoogde bloeddruk, griep en slaapstoornissen
(Leiter & Maslach, 2000a, aangehaald in Maslach & Leiter, 2008). Daarnaast laat onderzoek
zien dat emotionele uitputting ook schadelijke gevolgen kan hebben voor het optimaal
functioneren van organisaties. Zo zijn er negatieve relaties gevonden tussen emotionele
uitputting en werktevredenheid, betrokkenheid bij de organisatie (Cordes & Dougherty,
1993) en werkprestaties (Cropanzano, Rupp, & Byrne, 2003; Halbesleben & Bowler, 2007;
Wright & Bonett, 1997) en positieve relaties tussen emotionele uitputting en afwezigheid,
verloopintenties en personeelsverloop (Lee & Ashforth, 1996; Maslach & Leiter, 2008; Wright
& Cropanzano, 1998). De gevolgen van emotionele uitputting zijn daarnaast niet alleen
kostbaar voor het optimaal functioneren van organisaties: de totale jaarlijkse kosten door
psychosociale arbeidsbelasting, voor ondernemers en overheid, worden geschat op 4 miljard
euro, waarvan bijna de helft wordt veroorzaakt door kosten als gevolg van WAO-uitkeringen
(Blatter, Houtman, Van den Bossche, Kraan & Van den Heuvel, 2005). Het reguleren van de
negatieve gevolgen van emotionele uitputting is dus in ieders belang.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 6
Om emotionele uitputting te voorkomen, is een goede voorstelling nodig van de
factoren die het ontstaan er van veroorzaken. Aangezien de directe leidinggevende van een
werknemer één van de meest invloedrijke personen is in diens werkleven (Kozlowski &
Doherty, 1989; Perry, Witt, Penney, & Atwater, 2010) en leiderschap reeds aangewezen is
als mogelijke bron van stress op het werk (Hetland, Sandal, & Johnsen, 2007; Offermann &
Hellmann, 1996; Seltzer & Numerof, 1988; Sosik & Godshalk, 2000), lijkt de rol van de
leidinggevende - met name autocratisch leiderschap (cf. De Hoogh & Den Hartog, 2009) -
een belangrijke antecedent van emotionele uitputting.
Hoewel verondersteld wordt dat medewerkers op basis van hun persoonlijkheid
verschillen in de manier waarop ze reageren op leiderschapsgedrag (Ehrhart & Klein, 2001;
Howell & Shamir, 2005) blijft de rol van medewerkers’ persoonlijkheidstrekken meestal
onbesproken in onderzoeken naar leiderschap. Tot dusver heeft ook de rol van
persoonlijkheidskenmerken in de relatie tussen leiderschapsstijl en emotionele uitputting
weinig aandacht gekregen (Zellars, Perrewé, & Hochwarter, 2000). De vraag blijft waarom
sommige individuen wel rapporteren dat ze uitgeput zijn, terwijl andere individuen, die onder
dezelfde omstandigheden en in dezelfde omgeving werken, minder of geen van dezelfde
symptomen rapporteren. Doel van dit onderzoek is daarom te achterhalen of de relatie
tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting beïnvloed wordt door de
persoonlijkheid van medewerkers.
Het weinige onderzoek naar de modererende rol van persoonlijkheid op de relatie
tussen leiderschap en emotionele uitputting duidt op de belangrijke rol van neuroticisme (De
Hoogh & Den Hartog, 2009; Schaufeli & Enzmann, 1998, aangehaald in Houkes, Janssen, De
Jonge, & Nijhuis, 2001; Zellars, Perrewé, & Hochwarter, 2000). Neurotische medewerkers
ervaren namelijk meer burnout wanneer ze werken voor een autocratisch leider. In dit
onderzoek wordt verwacht dat neurotische medewerkers minder sociale steun en minder
autonomie ervaren wanneer zij werken voor een autocratisch leider en dat dit leidt tot meer
emotionele uitputting. Dit verklarende mechanisme is nog niet eerder aangetoond.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 7
Naast neuroticisme wordt verwacht dat inschikkelijkheid een rol speelt in de relatie
tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting. Autocratisch leiders zijn dominant,
opdringerig, leggen taken op aan hun medewerkers en dwingen hun medewerkers hun
ideeën te accepteren (De Cremer, 2006). Inschikkelijke mensen zijn geneigd tot toegeven en
schikken zich naar de ander als het erop aankomt. Verwacht wordt daarom dat medewerkers
die zeer inschikkelijk zijn meer last hebben van roloverbelasting, omdat ze moeite hebben
met “nee” zeggen. Als zij voor een autocratisch leidinggevende werken valt te verwachten
dat deze combinatie uiteindelijk ook tot meer emotionele uitputting leidt.
In deze studie wordt daarom de invloed van de interacties tussen autocratisch
leiderschap en neuroticisme en tussen autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid op
emotionele uitputting onderzocht. Daarbij wordt gekeken of deze relaties gemedieerd
worden door respectievelijk autonomie en sociale steun, en roloverbelasting (zie Figuur 1).
Om de verwachte relaties te onderzoeken, is een veldstudie gedaan met 70 leidinggevenden
en per leidinggevende twee medewerkers.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting
Van alle Europeanen tussen 15 en 65 jaar heeft zo’n 9% last van
gezondheidsproblemen die veroorzaakt of verergerd zijn door het werk. Dit betreft ruim 23
miljoen personen, waarvan jaarlijks meer dan de helft verzuimt als gevolg van de klachten.
Een van de belangrijkste typen werkgerelateerde gezondheidsproblemen zijn stressklachten
(TNO, 2010).
Stress is het gevolg van het langdurig onder hoge spanning functioneren en treedt op
wanneer de eisen en kenmerken van de omgeving niet goed afgestemd zijn op de
capaciteiten en behoeften van een individu (Paffen, 1996). Als stress langere tijd voortduurt
kan dat leiden tot klachten die fysiologisch, gedragsmatig of psychologisch van aard zijn. Een
specifiek voorbeeld van psychologische consequenties van aanhoudende stress is burnout
(George & Jones, 2005).
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 8
In de periode van 1997 tot en met 2004 had ongeveer 10% van de Nederlandse
beroepsbevolking tussen de 15 en 65 jaar op enig moment last van een burnout of burnout-
verschijnselen (POLS, 2004). Een burnout kenmerkt zich door gevoelens van emotionele
uitputting, cynisme en een verminderd vertrouwen in persoonlijke competentie (Maslach &
Jackson, 1981). Emotionele uitputting, de kern van burnout, wordt gekenmerkt door “... a
lack of energy and a feeling that one’s emotional resources are used up” (Cordes &
Dougherty, 1993: 623).
Steeds meer onderzoekers zijn het met elkaar eens dat emotionele uitputting de
belangrijkste component van burnout is (e.g. Cordes & Dougherty, 1983; Gaines & Jermier,
1983). De redenen die hieraan ten grondslag liggen zijn zowel empirisch als conceptueel van
aard. Onderzoekers hebben namelijk aangetoond dat emotionele uitputting, in verhouding
tot de andere componenten, de meest consistente relaties laat zien met andere variabelen
(Cordes & Dougherty, 1993; Halbesleben & Bowler, 2007; Lee & Ashforth, 1996; Maslach,
Schaufeli, & Leiter, 2001). Daarnaast kan de kernbetekenis van burnout, opgebrand zijn door
het werk, het best gevonden worden in fysiologische en psychologische uitputting, hetgeen
tevens kenmerkend is voor emotionele uitputting (Shirom, 1989, aangehaald in Wright &
Cropanzano, 1998).
Aan het individuele welzijn en de geestelijke gezondheid kunnen verschillende
factoren op de werkplek ten grondslag liggen (Danna & Griffin, 1999). Een groep factoren
die regelmatig wordt gerelateerd aan het individuele welzijn is de sociale context in
organisaties. De ervaringen op het werk, zowel op fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal
vlak, beïnvloeden mensen op het werk (Johnson, Cooper, Cartwright, Donald, Taylor, &
Millet, 2005). Naast het bieden van ondersteuning, kan de sociale omgeving waarin mensen
werken ook een belangrijke bron van stress zijn. Aangenomen wordt namelijk dat andere
mensen op het werk, in het bijzonder de leidinggevende, de manier waarop iemand zich
voelt over het werk en zichzelf kan beïnvloeden (Duffy, Ganster, & Pagon, 2002).
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 9
De werkrelatie tussen leidinggevenden en hun werknemers kan daarom ook van
invloed zijn op de geestelijke gezondheid (Johnson, Cooper, Cartwright, Donald, Taylor, &
Millet, 2005) en wordt zelfs gezien als een van de meest voorkomende bronnen van stress in
organisaties (Offermann & Hellmann, 1996). Dit is vooral het geval wanneer deze relatie
gekenmerkt wordt door lage sociale steun door de leidinggevende, een lage kwaliteit van de
communicatie en gebrek aan feedback (Cartwritght & Cooper, 1994, aangehaald in Van
Dierendonck, Haynes, Borrill, & Stride, 2004).
Naast de sociale aspecten van deze werkrelatie kan leiderschap ook gezien worden
als een taakgericht beïnvloedingsproces. In dit proces, waarbij het leiderschapsgedrag
gericht is op activiteiten op het werk en de prestaties van een individu of groep, staat het
behalen van specifieke organisatorische doelstellingen centraal. In het geval van een te hoge
werkdruk en te veel of te weinig verantwoordelijkheden (Bernin, 2002, aangehaald in
Nyberg, Bernin, & Theorell, 2005) kan dit eveneens bijdragen aan gevoelens van stress.
Omdat leidinggevenden de controle hebben over deze factoren hebben zij de mogelijkheid
om de mate van werkstress bij hun werknemers positief dan wel negatief te beïnvloeden
(Bass, 1990). Omdat een van de mogelijke gevolgen van aanhoudende stress emotionele
uitputting is (George & Jones, 2005), kan verondersteld worden dat leiderschapsgedrag
gerelateerd is aan emotionele uitputting.
Leidinggevenden kunnen hun werknemers helpen in het voorkomen van emotionele
uitputting (Maslach, Schaufeli, & Leiter, 2001), bijvoorbeeld door het aanbieden van
hulpbronnen, zoals sociale steun en duidelijke communicatie, zodat werknemers hun werk
goed kunnen uitvoeren. Autocratisch leiders laten echter weinig sociale steun en consideratie
zien (Judge, Piccolo, & Illies, 2004). De mate van consideratie is sterk gerelateerd aan
werktevredenheid, motivatie en effectiviteit bij de medewerkers (Judge et al., 2004). Het
ontbreken van sociale steun en consideratie is echter gerelateerd aan emotionele uitputting
(Maslacht et al., 2001; Nyberg, Bernin, & Theorell, 2005). Ook zorgt autocratisch leiderschap
voor minder tevredenheid en motivatie onder de medewerkers (De Cremer, 2006).
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 10
Daarnaast is een autocraat een alleenheerser. Autocratisch leiders beperken de
inspraak en invloed van medewerkers in de besluitvorming, zijn dominant en opdringerig en
tonen weinig respect voor de mening en normen en waarden van anderen (De Cremer,
2006; Peterson, 1997). Bij een autocratisch leider zijn medewerkers dan vaak ook ongelukkig
over de hoeveelheid controle die ze kunnen uitoefenen op het besluitvormingsproces (Van
Vugt, Jepson, Hart, & De Cremer, 2004).
In werkomgevingen waarin stressoren – zoals het hebben van een autocratisch leider
– aanwezig zijn, hebben werknemers meer kans om gevoelens van emotionele uitputting te
ervaren dan in omgevingen met minder stressoren. Toch ervaren niet alle werknemers onder
dezelfde omstandigheden dezelfde mate van emotionele uitputting (e.g. Perry, Witt, Penney,
& Atwater, 2010). Een reden dat werknemers verschillen in de mate waarin ze de gevolgen
van stress ervaren, ook als ze in principe aan dezelfde hoeveelheid stress worden
blootgesteld, kan zijn dat moderatoren een rol spelen in deze relatie. Zo kunnen
persoonlijkheidseigenschappen van medewerkers van invloed zijn op de manier waarop zij
reageren op werkstressoren (George & Brief, 2004). Recent onderzoek toont aan dat met
name neuroticisme van de medewerker een belangrijke rol speelt in deze relatie (De Hoogh
& Den Hartog, 2009).
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen Autocratisch Leiderschap en Emotionele
Uitputting bij Medewerkers
Persoonlijkheidseigenschappen van medewerkers kunnen gezien worden als
determinanten van hun reacties op leidinggevenden (Howell & Shamir, 2005). In dit
onderzoek wordt neuroticisme gezien als een eigenschap die kan verklaren waarom
individuen verschillen in de manier waarop zij reageren op autocratisch leiders. Neuroticisme
wordt hierbij gekenmerkt door overwegend negatieve emoties, zoals angst, onzekerheid,
depressie en vijandigheid (Judge, Ilies, Bono, & Gerhardt, 2002).
Individuele verschillen in de mate van neuroticisme beïnvloeden op wat voor manier
mensen werk zien als een bron van stress (Hetland, Sandal, & Johnson, 2007). Individuen
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 11
die laag scoren op neuroticisme zijn emotioneel stabiel, kalm en onverstoorbaar (McCrae &
John, 1992). Ze blijven staande in stressvolle situaties en kunnen omgaan met tegenslagen
zonder overstuur te raken. Een neurotische individu daarentegen is onvoldoende
opgewassen tegen stress. Individuen die hoog scoren op neuroticisme ervaren dan ook meer
stress dan individuen die hier laag op scoren (Bolger & Zuckerman, 1995).
Neurotische mensen zijn tevens gevoeliger voor en reageren sterker op negatieve
stimuli, dan emotioneel stabiele mensen (Larsen & Ketelaar, 1991). Neuroticisme wordt
daarom regelmatig gezien als onderliggende kwetsbaarheid voor psychologische stress en
gezondheidsproblemen, waaronder emotionele uitputting (Zellars, Perrewé, & Hochwarter,
2000). Vanwege hun emotionele instabiliteit en kwetsbaarheid voor psychologische stress
(Watson & Pennebaker, 1989), wordt dan ook verwacht dat neurotische medewerkers meer
stress ervaren als zij voor een autocratisch leider werken.
Onderzoek van De Hoogh en Den Hartog (2009) heeft daarnaast reeds aangetoond
dat neuroticisme de relatie tussen autocratisch leiderschap en burnout modereert. De relatie
tussen autocratisch leiderschap en burnout was alleen positief voor neurotische individuen.
Neurotische medewerkers zijn waarschijnlijk gevoeliger voor de negatieve aspecten van
autocratisch leiderschap, zoals het gebrek aan sociale steun, waardoor zij meer burnout
ervaren dan emotioneel stabiele medewerkers.
In dit onderzoek wordt specifiek gekeken naar de belangrijkste dimensie van burnout,
emotionele uitputting. In lijn met de bevindingen van De Hoogh en Den Hartog (2009) wordt
verwacht dat de mate van neuroticisme de relatie tussen autocratisch leiderschap en
emotionele uitputting modereert.
Hypothese 1: Neuroticisme van de medewerker modereert de relatie tussen
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting, zodanig dat er een positieve relatie tussen
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bestaat als neuroticisme van de
medewerker hoog is.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 12
Sociale Steun, Autonomie en Emotionele uitputting
Kenmerken van de werkomgeving kunnen invloed hebben op het welzijn van
medewerkers (De Jonge, Dormann, Janssen, Dollard, Landeweerd, & Nijhuis, 2001). Twee
werkkenmerken die een negatieve relatie laten zien met emotionele uitputting zijn sociale
steun en autonomie (Boumans & Landeweerd 1996, aangehaald in Stordeur, D’hoore, &
Vandenberghe, 2010; Janssen, De Jonge, & Bakker, 1999). Aangezien autocratisch
leiderschap gekenmerkt wordt door weinig sociale steun en het beperken van autonomie
wordt de mediërende rol van deze twee kenmerken in de relatie tussen autocratisch
leiderschap en emotionele uitputting bij neurotische werknemers onderzocht.
Om het psychologische welzijn van mensen op het werk te beschrijven zijn er
verschillende stress modellen ontwikkeld waarin stressoren op het werk gerelateerd worden
aan de gezondheid van werknemers, waaronder het Job Demands-Recources model (JD-R;
Demerouti, Nachreiner, Bakker, & Shaufeli, 2001). Dit model gaat ervan uit dat elke
werksituatie specifieke eigenschappen heeft die in twee categorieën ondergebracht kunnen
worden – werkeisen (job demands) enerzijds en sturingsmogelijkheden (job resources)
anderzijds. Werkeisen zijn alle sociale, fysieke en organisatorische aspecten van het werk die
constante inspanning vereisen. Voorbeelden van werkeisen zijn stressvolle gebeurtenissen,
zoals conflicten op het werk of het hebben van een autocratisch leidinggevende.
Sturingsmogelijkheden of hulpbronnen hebben betrekking op de controle die een werknemer
heeft over zijn taken en gedrag. Hulpbronnen dragen bij aan het behalen van
taakdoelstellingen, kunnen de kosten van de aanwezige werkeisen verminderen en
stimuleren persoonlijke groei en ontwikkeling. Voorbeelden van hulpbronnen zijn sociale
steun, deelname in het besluitvormingsproces en autonomie (Lee & Ashforth, 1996).
Volgens het JD-R model leiden veeleisende aspecten van het werk tot constante
overbelasting als het gebrek aan sturingsmogelijkheden het tegemoetkomen aan de
werkeisen moeilijker maakt (Demerouti et al., 2001). Emotionele uitputting treedt vervolgens
op als een werknemer het gevoel heeft niet over voldoende of de juiste hulpbronnen te
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 13
beschikken om een stressvolle gebeurtenis te ondervangen (Lee & Ashforth, 1996). In lijn
met het JD-R model kan daarom verwacht worden dat een afname in hulpbronnen
gerelateerd is aan een toename in de emotionele uitputting bij medewerkers.
Leidinggevenden kunnen hun werknemers helpen in het voorkomen van emotionele
uitputting (Maslach, Schaufeli, & Leiter, 2001) door het aanbieden van hulpbronnen zodat
werknemers hun werk goed kunnen uitvoeren. Personen met veel hulpbronnen zijn namelijk
beter in staat met stressvolle gebeurtenissen om te gaan. Hulpbronnen als sociale steun en
autonomie lijken een rol te spelen in het voorkomen van emotionele uitputting.
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen Autocratisch Leiderschap en Sociale Steun
Onderzoek van House (1977, aangehaald in Stordeur, D’hoore, & Vandenberghe,
2010) heeft aangetoond dat steun door de leidinggevende, meer dan dat van collega’s,
familie of vrienden, de schadelijke effecten van stress op gezondheidsuitkomsten verzacht.
Sociale steun kan gezien worden als de zekerheid dat er, als het nodig is, vanuit de
organisatie hulp beschikbaar is om het werk goed te doen en om met stressvolle situaties
om te kunnen gaan (Rhoades & Eisenberger, 2002). Door het ontvangen van sociale steun
krijgen werknemers het idee dat leidinggevenden hun bijdragen op het werk waarderen en
om hun welzijn geven (Kottke & Sharafinski, 1988, aangehaald in Rhoades & Eisenberger,
2002).
Er is bij sociale steun sprake van een zogenaamde bufferhypothese: spanning
vermindert als mensen sociale steun ontvangen vanuit hun omgeving (Cohen & Willis, 1985).
Sociale steun vormt een buffer tegen werkstress, helpt de werknemers op een andere
manier met deze werkstress om te gaan en beschermt op die manier werknemers tegen de
negatieve consequenties van stressvolle gebeurtenissen.
Sociale steun speelt hierbij op drie manieren een rol. In eerste instantie vermindert
sociale steun het algemene stressniveau van werknemers, zowel in het geval van de
aanwezigheid van veel als van weinig stressoren. Ten tweede verzwakt sociale steun de
invloed van de stressoren op zich en vermindert tot slot de invloed van deze stressoren op
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 14
stress (cf. Viswesvaran, Sanchez, & Fisher, 1999). Sociale steun kan medewerkers dus tegen
stress beschermen. Het valt daarom te verwachten dat sociale steun door medewerkers
gezien kan worden als een belangrijke hulpbron die emotionele overbelasting kan
verminderen (Lee & Ashforth, 1996).
Onderzoek van Harris, Harris en Harvey (2008) toont aan dat sociale steun vooral
gezien kan worden als een beschermende factor tegen de negatieve gevolgen van stress
wanneer deze steun afkomstig is van een leidinggevende. Hogere niveaus van steun door de
leidinggevenden leiden namelijk tot meer hulpbronnen, wat de negatieve impact van
werkstress – de verloopintenties van medewerkers in het bijzonder - kan verminderen.
Autocratisch leiders laten echter weinig sociale steun zien (Judge, Piccolo, & Illies,
2004). Neuroticisme kan de subjectieve ervaring van de hoeveelheid sociale steun negatief
beïnvloeden (Iverson, Olekalns, & Erwin, 1998), waardoor neuroten wellicht nog minder
sociale steun ervaren wanneer zij voor een autocratisch leider werken. Verwacht wordt dat
autocratisch leiderschap negatief gerelateerd is aan sociale steun als neuroticisme van de
medewerker hoog is.
Hypothese 2a: Neuroticisme van de medewerker modereert de relatie tussen
autocratisch leiderschap en sociale steun, zodanig dat er een negatieve relatie tussen
autocratisch leiderschap en sociale steun bestaat als neuroticisme van de medewerker hoog
is.
Neuroticisme via Sociale Steun
Waar sociale steun medewerkers tegen stress kan beschermen, is te weinig sociale
steun positief gerelateerd aan emotionele uitputting (Janssen, De Jonge, & Bakker, 1999).
Het valt te verwachten dat neurotische medewerkers gevoeliger zijn voor het gebrek aan
sociale steun. Bepaalde omstandigheden die bij de meeste individuen negatieve gevoelens
veroorzaken, zoals het werken voor een autocratisch leider, worden door mensen die hoog
scoren op neuroticisme namelijk als nog negatiever ervaren (Zellars & Perrewé, 2001). In dit
onderzoek wordt daarom verwacht dat het modererende effect van neuroticisme op de
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 15
relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bij medewerkers gemedieerd
wordt door sociale steun.
Hypothese 2b: Sociale steun medieert het modererende effect van neuroticisme op
de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting.
De Invloed van Neuroticisme op de Relatie tussen Autocratisch Leiderschap en Autonomie
Naast sociale steun lijkt ook een andere hulpbron een belangrijke determinant te zijn
van emotionele uitputting, namelijk autonomie (Boumans & Landeweerd 1996, aangehaald
in Stordeur, D’hoore, & Vandenberghe, 2010). Autonomie is de mate waarin werknemers in
hun baan de vrijheid, onafhankelijkheid en beslissingsbevoegdheid hebben wat betreft het
uitvoeren van de taken op het werk (Oldham & Rotchford, 1983). Autonomie staat
medewerkers toe beslissingen te nemen of te bepalen hoe en wanneer zij hun werk uit
willen voeren. Hoe meer autonomie werknemers hebben, hoe minder zij dus beperkt worden
in hun gedrag.
Wanneer iemand controle heeft over zijn werk, is dit negatief gerelateerd aan de
ontwikkeling van uitputting bij medewerkers (De Rijk, Le Blanc, Schaufeli, & De Jonge, 1998)
omdat zij zelf kunnen bepalen hoe en wanneer ze reageren op werkeisen (Bakker,
Demerouti, & Euwema, 2005). Onderzoek heeft dan ook aangetoond dat autonomie gezien
kan worden als buffer tegen emotionele eisen op het werk (Bakker et al., 2005), waar een
gebrek aan autonomie juist kan leiden tot een toename in emotionele uitputting (Van
Ruysseveldt, Smulders, & Taverniers, 2002). Vooral personen die hoog scoren op
neuroticisme ervaren meer emotionele uitputting wanneer zij laag scoren op autonomie (Tai
& Liu, 2007). Autonomie lijkt hiermee met name voor medewerkers die hoog scoren op
neuroticisme stressverminderend te kunnen werken.
Autocratisch leiders beperken echter de mate van zelfstandigheid en autonomie van
hun medewerkers. Zij leggen hen namelijk taken op en dwingen hen deze te accepteren (De
Cremer, 2006). Bovendien handelen zij op een egocentrische manier, nemen beslissingen
alleen en houden hun medewerkers nauwlettend in de gaten (Muczyk & Reimann, 1987).
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 16
Aangezien neuroten reeds het gevoel hebben weinig controle te hebben over hun
omgeving (LePine, LePine, & Jackson, 2004) nemen neurotische medewerkers waarschijnlijk
nog minder autonomie waar wanneer zij voor een autocratisch leidinggevende werken.
Verwacht wordt dat autocratisch leiderschap negatief gerelateerd is aan autonomie als
neuroticisme van de medewerker hoog is.
Hypothese 3a: Neuroticisme van de medewerker modereert de relatie tussen
autocratisch leiderschap en autonomie, zodanig dat er een negatieve relatie tussen
autocratisch leiderschap en autonomie bestaat als neuroticisme van de medewerker hoog is.
Neuroticisme via Autonomie
Onderzoek laat zien dat werknemers die beschikken over veel autonomie beter om
kunnen gaan met stressoren dan werknemers die weinig autonomie hebben (Parasuraman &
Alutto, 1981). Te weinig autonomie lijkt zelfs positief gerelateerd te zijn aan emotionele
uitputting (Van Ruysseveldt, Smulders, & Taverniers, 2002).
Het valt te verwachten dat vooral neurotische medewerkers gevoelig zijn voor het
gebrek aan autonomie, aangezien mensen die hoog scoren op neuroticisme niet goed om
kunnen gaan met stressoren die zij tegenkomen op het werk (e.g. Watson & Pennebaker,
1989) en gevoeliger zijn voor negatieve stimuli (Larsen & Ketelaar, 1991). In dit onderzoek
wordt daarom verwacht dat het modererende effect van neuroticisme op de relatie tussen
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bij medewerkers gemedieerd wordt door
autonomie.
Hypothese 3b: Autonomie medieert het modererende effect van neuroticisme op de
relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting.
De belangrijke rol van neuroticisme in de relatie tussen leiderschap en emotionele
uitputting is reeds aangetoond (e.g. De Hoogh & Den Hartog, 2009), maar andere
persoonlijkheidseigenschappen blijven dikwijls onbesproken. Dit onderzoek richt zich daarom
ook op een andere eigenschap die mogelijk een rol speelt in de relatie tussen autocratisch
leiderschap en emotionele uitputting, namelijk inschikkelijkheid.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 17
De Invloed van Inschikkelijkheid op de Relatie tussen Autocratisch Leiderschap en
Emotionele Uitputting bij Medewerkers
Inschikkelijkheid lijkt een belangrijke factor te zijn binnen sociale relaties (De Raad &
Doddema-Winsemius, 2006), zoals de relatie tussen leidinggevende en werknemer.
Inschikkelijkheid heeft namelijk betrekking op interpersoonlijk gedrag, met name de omgang
met interpersoonlijke conflicten (Graziano, Jensen-Campbell, & Hair, 1996). Hoogscoorders
op inschikkelijkheid vermijden daarbij ruzie, bedwingen hun boosheid en zijn geneigd tot
toegeven. Ze schikken zich naar de ander als het erop aankomt, zijn zachtaardig en mild
(Costa, McCrae, & Dye, 1991). Mensen die juist weinig inschikkelijk zijn kunnen competitief
en agressief reageren op conflictsituaties. Zij houden hun boosheid niet in, maar uiten die
gemakkelijk (Hoekstra, Ormel, & De Fruyt, 1996).
Digman (1990) zet inschikkelijkheid, of vriendelijkheid, tegenover vijandigheid. Waar
een inschikkelijk iemand gezien kan worden als hartelijk, mild en tolerant, geeft vijandigheid
aan hoe bazig, veeleisend of dominant iemand is. Dominante mensen handelen daarnaast
vanuit hun eigen belang en zijn vooral geïnteresseerd in macht (De Raad & Doddema-
Winsemius, 2006). Aangezien autocratisch leiders dominant en opdringerig zijn (De Cremer,
2006) en uitgaan van het gebruik van superioriteit en macht (Van de Vliert, 2006), lijkt een
autocratisch leider gezien te kunnen worden als iemand die laag inschikkelijk is. Een
autocratisch leider en een inschikkelijke medewerker kunnen daarmee gezien worden als
elkaars antagonisten.
Wanneer individuen op het werk van elkaar verschillen kunnen zij negatieve
gevoelens ervaren ten opzichte elkaar (Randel & Jaussi, 2003), terwijl identificatie met de
leidinggevende juist de kwaliteit van de relatie tussen de leidinggevende en werknemer zou
kunnen bevorderen (Conger & Kanungo, 1998). De kwaliteit van deze werkrelatie heeft
invloed op het welzijn van de werknemer (Ilies, Morgeson, & Nahrgang, 2005), waarbij
aangenomen kan worden dat een relatie die gebaseerd is op negatieve gevoelens het welzijn
van de werknemer op den duur niet ten goede komt.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 18
Er zijn echter slechts een paar onderzoeken naar emotionele uitputting die de invloed
van inschikkelijkheid op welzijn hebben bekeken (De Vries & Van Heck, 2002). De resultaten
van deze onderzoeken zijn bovendien tegenstrijdig. In twee onderzoeken zijn namelijk
negatieve relaties gevonden tussen inschikkelijkheid en emotionele uitputting (Mills &
Huebner, 1998; Piedmont, 1993), maar in een ander onderzoek is een positieve relatie
gevonden tussen inschikkelijkheid en emotionele uitputting (Deary, Agius, & Sadler, 1996).
In het onderzoek van Deary et al. (1996) wordt wel gesteld dat deze uitputting ook door de
hoeveelheid werk veroorzaakt kon zijn. In lijn hiermee noemen Mills en Huebner (1998) het
belang van de wisselwerking tussen inschikkelijkheid en werkkenmerken, bijvoorbeeld de
werksituatie die door een autocratisch leider wordt gecreëerd, in onderzoek naar de
ontwikkeling van werkstress en uitputtingsverschijnselen. In dit onderzoek wordt dan ook
gekeken naar de modererende rol van inschikkelijkheid in de relatie tussen autocratisch
leiderschap en emotionele uitputting.
Een voorbeeld van een werkkenmerk die van invloed zou kunnen zijn op de relatie
tussen inschikkelijkheid en emotionele uitputting is roloverbelasting. Het valt te verwachten
dat medewerkers die hoog inschikkelijk zijn in het geval van een autocratisch leidinggevende
meer roloverbelasting ervaren. Inschikkelijkheid kan namelijk gezien worden als de mate
waarin medewerkers geneigd zijn tot toegeven, zich naar de ander schikken als het erop aan
komt (Costa, McCrae, & Dye, 1991) en open staan voor de wensen van anderen waarbij ze
het belang van de ander boven het eigen belang stellen (De Raad & Doddema-Winsemus,
2006). Daar inschikkelijke medewerkers moeite hebben met voor zichzelf op te komen en
waarschijnlijk alle taken die zij toegewezen krijgen accepteren, kan dit uiteindelijk ook tot
meer emotionele uitputting leiden. In dit onderzoek wordt daarom verwacht dat de mate van
inschikkelijkheid de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting
modereert.
Hypothese 4: Inschikkelijkheid van de medewerker modereert de relatie tussen
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting, zodat er een positieve relatie tussen
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 19
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bestaat als een medewerker zeer
inschikkelijk is.
Voor onderzoek naar emotionele uitputting wordt aangeraden de interactie tussen
persoonlijkheid en de werksituatie, zoals door de leidinggevende gecreëerd, onder de loep te
nemen (Mills & Huebner, 1998). Uit onderzoek (Houtman, Goudswaard, Dhondt, Van der
Grinten, Hildebrandt, & Van der Poel, 1998) is naar voren gekomen dat overbelasting en
onderlinge relaties op het werk belangrijke factoren zijn die werkstress kunnen veroorzaken.
In lijn met deze bevindingen wordt in dit onderzoek gekeken of roloverbelasting een rol
speelt bij het ontstaan van emotionele uitputting bij inschikkelijke werknemers die voor een
autocratisch leider werken.
De Invloed van Inschikkelijkheid op de Relatie tussen Autocratisch Leiderschap en
Roloverbelasting
Roloverbelasting kan gedefinieerd worden als het onvermogen van een werknemer
om aan verwachtingen, verzoeken en verplichtingen te voldoen (Peterson et al., 1995).
Overbelaste medewerkers hebben het gevoel niet in staat te zijn de hoeveelheid werk die ze
opgelegd krijgen binnen de beschikbare tijd uit te voeren (Beehr, Walsh, & Taber, 1976). Als
werknemers gevoelens van roloverbelasting ervaren, kan dat leiden tot spanning, lage
werktevredenheid, slechte interpersoonlijke relaties en weinig zelfvertrouwen (Sales, 1970).
Autocratisch leiders leggen zonder overleg taken op aan hun medewerkers (De
Cremer, 2006). Medewerkers die hoog inschikkelijk zijn schikken zich naar de wensen van
een ander, zullen niet snel iets proberen aan de situatie te veranderen en streven naar
positieve relaties met anderen (Graziano, Jensen-Campbell, & Hair, 1996). Het is daarom
waarschijnlijk dat hoog inschikkelijke medewerkers alle taken die ze opgelegd krijgen zonder
tegenspraak uitvoeren, wat op den duur kan leiden tot roloverbelasting.
Hypothese 5a: Inschikkelijkheid van de medewerker modereert de relatie tussen
autocratisch leiderschap en roloverbelasting, zodanig dat er een positieve relatie tussen
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 20
autocratisch leiderschap en roloverbelasting bestaat als inschikkelijkheid van de medewerker
hoog is.
Inschikkelijkheid via Roloverbelasting
Als een medewerker aan te veel verzoeken wordt blootgesteld en daardoor de
werkeisen te hoog worden kan emotionele uitputting optreden (Lee & Ashforth, 1996).
Onderzoek heeft aangetoond dat roloverbelasting gerelateerd is aan emotionele uitputting
(Jayaratne, Himle, & Chess, 1991, aangehaald in Zellars, Perrewé, & Hochwarter, 2000).
In dit onderzoek wordt verwacht dat het modererende effect van inschikkelijkheid op
de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bij de medewerkers
gemedieerd wordt door roloverbelasting. Om deze verwachting te verifiëren wordt eerst
onderzocht of autocratisch leiderschap positief gerelateerd is aan roloverbelasting als
inschikkelijkheid van de medewerker hoog is.
Hypothese 5b: Roloverbelasting medieert het modererende effect van
inschikkelijkheid op de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting.
Methode
Respondenten en Procedure
De hypothesen in dit onderzoek zijn getoetst aan de hand van data die is verzameld
door middel van vragenlijsten. De data is verzameld bij een organisatie voor zorg- en
dienstverlening aan mensen met een verstandelijke beperking in Brabant, Zuid- en Midden-
Holland. Alle 152 teamleiders uit het lager management, die op dat moment werkzaam
waren in de primaire zorg, zijn door de onderzoekers benaderd.
Een onderzoekspakket, met daarin begeleidende brieven en vragenlijsten voor zowel
de teamleider als twee medewerkers, is naar elke teamleider gestuurd. In de begeleidende
brief is uitgelegd dat het een leiderschapsonderzoek betrof vanuit de Universiteit van
Amsterdam naar de relatie tussen leiderschap en de gezondheid van medewerkers. De
respondenten is eveneens vertrouwelijkheid en anonimiteit van zowel de organisatie als
henzelf gegarandeerd. Naast de begeleidende brief en vragenlijst ontvingen de
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 21
respondenten ook elk een retourenveloppe, waarmee ze de ingevulde vragenlijsten
afzonderlijk terug konden sturen naar de onderzoekers. Op deze manier werden op geen
enkele wijze beoordelingen bekend. De organisatie heeft daarnaast haar medewerkers zelf
ook ingelicht over en gestimuleerd mee te werken aan het onderzoek door middel van een
begeleidende brief.
Elke teamleider gaf twee directe medewerkers (N = 304) de vragenlijsten van het
onderzoek. Om ervoor te zorgen dat dit op een willekeurige wijze gebeurde, was de
teamleider verantwoordelijk voor het overhandigen van de vragenlijsten aan de twee
medewerkers die als eerstvolgende jarig zijn. Op deze manier zijn in totaal 456 mensen
benaderd om deel te nemen aan het onderzoek.
Per teamleider zijn twee beoordelingen verzameld om de betrouwbaarheid (James,
Demaree, & Wolf, 1984; Shrout, & Fleiss, 1979) van het oordeel over het leiderschapsgedrag
te verhogen. De respondenten zijn door deze opzet feitelijk in drietallen aan elkaar
verbonden: twee medewerkers met dezelfde teamleider. Om de vragenlijsten van elk drietal
aan elkaar te kunnen koppelen en daarbij de anonimiteit van de respondenten te
waarborgen, waren de vragenlijsten voorzien van een code, bestaande uit een letter (L voor
de teamleider; A of B voor de medewerkers) en een cijfer (1 – 152).
Van de 152 benaderde drietallen hebben in totaal 70 complete drietallen (210
individuen) de vragenlijsten teruggestuurd (46% respons). De gemiddelde leeftijd van de
respondenten was 37 jaar (variërend van 19 tot en met 63 jaar) en 80% was vrouw. Veruit
de meeste medewerkers (69,3%) werkten meer dan een jaar samen met hun teamleider;
nog geen 4% werkte minder dan 3 maanden samen.
Metingen
Alle oorspronkelijk items van de vragenlijsten die gebruikt zijn in dit onderzoek zijn
vanuit het Engels vertaald naar het Nederlands en terugvertaald. Op deze manier is
gecontroleerd of de items dezelfde betekenis hebben gehouden.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 22
Emotionele uitputting. Om emotionele uitputting te meten hebben de medewerkers
vijf items van de Nederlandse versie (UBOS; Schaufeli & Van Dierendonck, 2000) van de
Maslach Burnout Inventory-General Survey (MBI-GS; Schaufeli, Leiter, Maslach, & Jackson,
1996) ingevuld. De items hebben betrekking op gevoelens van emotionele uitputting door
het werk (“Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk”; zie Bijlage). Antwoorden worden
gescoord op een 5-punts Likertschaal, van 1 (helemaal nooit) tot 5 (heel vaak of altijd).
Cronbach’s a was .85.
Autocratisch leiderschap. Om autocratisch leiderschap te meten beantwoordden de
medewerkers vijf items over het gedrag van hun teamleider, onder andere over dominant
gedrag en het alleen beslissingen nemen zonder suggesties te vragen. Deze items zijn
afkomstig uit de Nederlandse vragenlijst Charismatisch Leiderschap in Organisaties (CLIO;
De Hoogh, Den Hartog, & Koopman, 2004). Een voorbeelditem om autocratisch leiderschap
te meten is: “Mijn leidinggevende vindt dat er uiteindelijk één de baas moet zijn” (zie
Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een 5-punts Likertschaal, van 1 (helemaal nooit)
tot 5 (heel vaak of altijd). Cronbach’s a was .70.
Sociale steun. De medewerkers hebben vier items beantwoord om de sociale steun
die zij ontvangen van de teamleider, onder andere in de vorm van positieve waardering over
de bijdrages die zij leveren op het werk, te meten. Deze items zijn afkomstig uit de Survey of
Perceived Organizational Support (SPOS; Eisenberger, Huntington, Hutchinson, & Sowa,
1986), waarbij de term ‘organisatie’ is vervangen door ‘leidinggevende’ (Rhoades,
Eisenberger, & Armeli, 2001). Een voorbeelditem om sociale steun te meten is: “Mijn
leidinggevende is weinig begaan met mij” (zie Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een
5-punts Likertschaal, van 1 (helemaal nooit) tot 5 (heel vaak of altijd). Cronbach’s a was .76.
Autonomie. De medewerkers hebben drie items beantwoord die betrekking hebben
op de overtuiging van de werknemers dat zij keuzes kunnen maken over het reguleren en
initiëren van opgelegde taken. De items zijn afkomstig uit de subschaal “self-determination”
van de empowerment schaal van Spreitzer (1995). Een voorbeelditem is: “Ik kan zelf
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 23
besluiten hoe ik te werk ga” (zie Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een 5-punts
Likertschaal, van 1 (helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Cronbach’s a was
.69.
Roloverbelasting. Roloverbelasting, het gevoel van medewerkers dat het werk meer
van ze vraagt dan ze aankunnen, werd met drie items gemeten (Beehr, Walsh, & Taber,
1976). Een voorbeelditem is: “Het voelt vaak alsof het werk dat ik moet doen te veel is voor
één persoon” (zie Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een 5-punts Likertschaal, van 1
(helemaal mee oneens) tot 5 (helemaal mee eens). Cronbach’s a was .65.
Persoonlijkheid
Neuroticisme. Om neuroticisme te meten hebben de medewerkers de 10 item
tellende schaal uit de International Personality Item Pool (IPIP; Goldberg, 1999) ingevuld.
Een voorbeelditem om neuroticisme te meten is: “Ik heb vaak last van
stemmingswisselingen” (zie Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een 5-punts
Likertschaal, van 1 (helemaal niet van toepassing) tot 5 (helemaal van toepassing).
Cronbach’s a was .81.
Inschikkelijkheid. Voor het meten van inschikkelijkheid hebben de medewerkers acht
items die betrekking hebben op de omgang met inter-persoonlijke conflicten beantwoord. De
items zijn afkomstig uit de officiële geautoriseerde Nederlandse versie van de Revised NEO
Personality Inventory (NEO-PI-R; Costa & McCrae, 1992) van Hoekstra, Ormel en De Fruyt
(1996). Een voorbeelditem is: “Ik laat mijn boosheid niet gauw blijken, ook al is die terecht”
(zie Bijlage). Antwoorden worden gescoord op een 5-punts Likertschaal, van 1 (helemaal niet
van toepassing) tot 5 (helemaal van toepassing). Cronbach’s a was .66.
ICC. Omdat er per teamleider meerdere beoordelingen zijn verzameld, is het van
belang om te kijken naar de mate van overeenstemming tussen de beoordelingen. Om te
bepalen of de data samengevoegd mag worden, is eerst de intraclass correlatie coëfficient
(ICC; Shrout & Fleiss, 1979) berekend. De ICC scores kunnen gezien worden als een ratio
van de variantie binnen een groep tegenover de variantie tussen groepen.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 24
De ICC(1) is een index van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Shrout & Fleis, 1979)
met waarden die meestal variëren tussen .05 en .20 (Bliese, 2000). De ICC(1)’s voor
autocratisch leiderschap, sociale steun, autonomie en roloverbelasting waren respectievelijk
.02, F (69, 139) = 1.05, p > .05; .05, F (69, 139) = 1.10, p > .05; -.02, F (69, 139) = .96, p
> .05 en .16, F (69, 139) = 1.37, p < .10. De niet significante F-waarden die zijn gevonden
na het uitvoeren van een variantie analyse (ANOVA), geven aan dat de variantie binnen de
groepen niet significant kleiner was dan de variantie tussen de groepen.
De ICC(2) zegt daarna iets over de betrouwbaarheid van de gemiddelde score per
groep (Bliese, 2000) en zou een waarde moeten hebben tussen .60 en .70 (Bliese,
Halverson, & Schriesheim, 2002). De ICC(2)’s voor autocratisch leiderschap, sociale steun,
autonomie en roloverbelasting waren echter respectievelijk .04, .09, -.04 en .27. Daar de
ICC(2) gezien kan worden als een functie van de steekproefgrootte (Bliese, 1998,
aangehaald in Mayer, Kuenzi, Greenbaum, Bardes, & Salvador, 2009), zijn deze lage
waarden waarschijnlijk mede het gevolg van de kleine groepsgrootte per leidinggevende.
Om homogeniteit verder te onderzoeken is daarom vervolgens de Rwg berekend
("within-group interrater reliability"; James, Demaree, & Wolf, 1984). De Rwg geeft de
overeenstemming in beoordelingen binnen groepen aan. De Rwg’s voor autocratisch
leiderschap, sociale steun, autonomie en roloverbelasting waren respectievelijk .74, .77, .80
en .78. Deze waarden zijn groter dan de algemeen aanvaarde waarde van .70 (Mayer et al.,
2009).
Verondersteld kan worden dat de lage ICC’s niet het gevolg waren van een gebrek
aan overeenstemming in de beoordelingen, maar dat deze toe te schrijven zijn aan de
relatief kleine groepsgrootte en de lage variantie tussen de groepen (Langfred, 2007). Dit
wordt ondersteund door de hoge Rwg waarden: de overeenstemming binnen de groepen
was groot. Deze gegevens geven tezamen ondersteuning voor het samenvoegen van de
beoordelingen over de teamleiders, sociale steun, autonomie en roloverbelasting.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 25
Demografisch. Bij deelname aan het onderzoek is de respondenten gevraagd om
enkele demografische gegevens in te vullen, namelijk leeftijd, geslacht en opleiding. Aan de
teamleiders is daarnaast gevraagd hoe lang zij al in hun huidige functie werkzaam zijn, hoe
lang ze in dienst zijn bij de organisatie en aan hoeveel medewerkers zij direct leiding geven.
De medewerkers is ook gevraagd hoe lang zij al in hun functie werkzaam zijn en hoe lang zij
hun leidinggevende al in zijn of haar functie kennen.
Resultaten
Gemiddelden, standaarddeviaties en inter-correlaties van de variabelen die in dit
onderzoek zijn gebruikt staan in Tabel 1. Significant gerelateerd aan emotionele uitputting
zijn autocratisch leiderschap (r = .20, p < .05), sociale steun (r = -.31, p < .01), autonomie
(r = -.27, p < .05), roloverbelasting (r = .33, p < .01) en neuroticisme (r = .40, p < .01).
Neuroticisme is daarnaast significant gerelateerd aan sociale steun (r = -.36, p < .01),
autonomie (r = -.39, p < .01) en roloverbelasting (r = .35, p < .01). Tot slot laat
roloverbelasting een negatieve significante correlatie zien met autonomie (r = -.23, p < .05)
en is inschikkelijkheid negatief significant gecorreleerd aan autocratisch leiderschap (r = -
.25, p < .05).
Om de hypothesen te testen zijn hiërarchische regressie analyses uitgevoerd.
Hiervoor zijn allereerst alle variabelen gestandaardiseerd (Aiken & West, 1991).
Hypothese 1 is getoetst door de invloed te onderzoeken van de interactie tussen
autocratisch leiderschap en neuroticisme op emotionele uitputting na te hebben
gecontroleerd voor de hoofdeffecten van autocratisch leiderschap en neuroticisme. De
resultaten zijn weergegeven in Tabel 2. Aangezien emotionele uitputting vaak pas na een
lange tijd van stress ontstaat en het tijd kost voordat leiderschapsgedrag hier invloed op kan
hebben, is er gecontroleerd voor de lengte van het dienstverband in Stap 1. In Stap 2 zijn
autocratisch leiderschap en neuroticisme toegevoegd, gevolgd door de verwachte
interactieterm in Stap 3. Deze analyse is uitgevoerd voor emotionele uitputting.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 26
Als de interactie-term die toegevoegd is aan de regressie de hoeveelheid verklaarde
variantie significant verhoogt (oftewel, als ∆R2 significant is), dan kan neuroticisme gezien
worden als een moderator van de relatie tussen autocratisch leiderschap en de afhankelijke
variabele. Stap 3 in Tabel 2 laat zien dat de interactie-term zorgde voor 2% extra verklaarde
variantie in emotionele uitputting, wat een marginaal significante bijdrage was (β = .07, p <
.10). Geconcludeerd kan worden dat de relatie tussen autocratisch leiderschap en de mate
van emotionele uitputting wordt beïnvloed door neuroticisme. Om te kijken of deze invloed
in de verwachte richting is, is de plot van deze interactie weergegeven in Figuur 2.
De richting van deze interactie komt overeen met Hypothese 1, daar deze laat zien
dat autocratisch leiderschap alleen positief gerelateerd is aan emotionele uitputting als
medewerkers hoog scoren op neuroticisme. Dus, neuroticisme modereerde de relatie tussen
autocratisch leiderschap en emotionele uitputting.
Hypothesen 2b en 3b, die stellen dat het modererende effect van neuroticisme op de
relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting gemedieerd wordt door
respectievelijk sociale steun en autonomie, zijn daarna getoetst zoals aangeraden wordt door
Muller, Judd en Yzerbyt (2005). De resultaten van deze gemodereerde regressie-analyses,
voor zowel sociale steun als autonomie, zijn weergegeven in Tabel 3.
Aan de eerste voorwaarde, die stelt dat de interactie tussen de onafhankelijke
variabele en de moderator de afhankelijke variabele significant voorspelt, is voldaan door
reeds aan te tonen dat de interactie tussen autocratisch leiderschap en neuroticisme een
significante voorspeller is van emotionele uitputting. Aan de tweede voorwaarde, die stelt
dat de interactie tussen de onafhankelijke variabele en de moderator de mediatoren
significant moet voorspellen (Hypothesen 2a en 3a) is voldaan door het uitvoeren van twee
extra analyses. Zo laat stap 3 in Tabel 3 zien dat de interactie tussen autocratisch
leiderschap en neuroticisme zorgde voor 3% extra verklaarde variantie in sociale steun, na te
hebben gecontroleerd voor de hoofdeffecten. Dit was een marginaal significante bijdrage (β
= -.08 , p < .10). De interactie tussen autocratisch leiderschap en neuroticisme voorspelde
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 27
de mediator autonomie eveneens marginaal signifant (β = -.06 , p < .10; zie Tabel 3, stap
3) en zorgde voor 2% extra verklaarde variantie in autonomie, na te hebben gecontroleerd
voor de hoofdeffecten. Om de richting van deze interacties in beeld te brengen, zijn de plots
voor sociale steun en autonomie respectievelijk weergegeven in Figuur 3 en Figuur 4.
De plot van de interactie tussen autocratisch leiderschap en neuroticisme die sociale
steun verklaren, weergegeven in Figuur 3, laat in lijn met Hypothese 2a zien dat autocratisch
leiderschap alleen negatief gerelateerd is aan sociale steun als neuroticisme van de
medewerker hoog is. De richting van de interactie in Figuur 4 komt echter niet overeen met
Hypothese 3a. Autocratisch leiderschap is niet negatief gerelateerd aan autonomie als
neuroticisme van de medewerker hoog is, maar in vergelijking met laag neurotische
medewerkers ervaren neurotici wel minder autonomie wanneer zij hun leidinggevende hoger
scoren op autocratisch leiderschap.
Om aan de derde voorwaarde te voldoen, is aangetoond dat de mediatoren
significante voorspellers zijn van de afhankelijke variabele terwijl er gecontroleerd is voor de
interacties tussen de onafhankelijke variabele en de moderator (autocratisch leiderschap x
neuroticisme) en tussen de moderator en de mediatoren (neuroticisme x sociale steun en
neuroticisme x autonomie). Zoals te zien in Tabel 2, waren zowel sociale steun (β = -.11, p
< .05) als autonomie (β = -.07, p < .01) significante voorspellers van emotionele uitputting
nadat er gecontroleerd was voor de twee interacties (Tabel 2, stap 5), waarmee aan de
derde voorwaarde voor gemedieerde moderatie is voldaan.
Tot slot moest aangetoond worden dat de directe invloed die de interactie tussen de
onafhankelijke variabele en de moderator had op de afhankelijke variabele afneemt als er
rekening gehouden wordt met het effect van de mediator. Volle mediatie is aangetoond als
het effect van de interactie-term op de afhankelijke variabele afneemt tot een niet
significante waarde. Zoals te zien in Tabel 2 is de interactie tussen autocratisch leiderschap
en neuroticisme op emotionele uitputting inderdaad niet meer significant na het toevoegen
van de mediatoren (β = .06, p > .05; zie Tabel 2, stap 5). Dus, overeenkomstig Hypothesen
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 28
2b en 3b, mediëren sociale steun en autonomie de interactie tussen autocratisch leiderschap
en neuroticisme op emotionele uitputting. De wijze waarop autonomie deze interactie
medieert is echter niet zoals verwacht.
Vervolgens is Hypothese 4 getoetst door de invloed te onderzoeken van de interactie
tussen autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid op emotionele uitputting na te hebben
gecontroleerd voor de hoofdeffecten van autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid. De
resultaten zijn weergegeven in Tabel 4. Aangezien het tijd kost voordat leiderschapsgedrag
invloed heeft op het ontstaan van emotionele uitputting bij een medewerker, is er
gecontroleerd voor de lengte van het samenwerkingsverband in Stap 1. In Stap 2 zijn
autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid toegevoegd, gevolgd door de verwachte
interactieterm in Stap 3. Deze analyse is uitgevoerd voor emotionele uitputting.
De interactie tussen autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid zorgde voor 4%
extra verklaarde variantie, wat een significante bijdrage was voor de verklaring van
emotionele uitputting (β = .10, p < .05; zie Tabel 4, stap 3). Geconcludeerd kan worden dat
de relatie tussen autocratisch leiderschap en de mate van emotionele uitputting wordt
beïnvloed door inschikkelijkheid. Om te kijken of deze invloed in de verwachte richting is, is
de plot van deze interactie weergegeven in Figuur 5. De richting van deze interactie komt
overeen met Hypothese 4, daar deze laat zien dat autocratisch leiderschap positief
gerelateerd is aan emotionele uitputting als medewerkers hoog scoren op inschikkelijkheid.
Inschikkelijkheid modereerde de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele
uitputting, dus Hypothese 4 wordt ondersteund.
Aan de tweede voorwaarde om gemedieerde moderatie te toetsen, die stelt dat de
interactie tussen de onafhankelijke variabele en de moderator de mediator significant moet
voorspellen (Hypothese 5a) is voldaan door het uitvoeren van een extra analyse. Stap 3 in
Tabel 5 laat namelijk zien dat de interactie tussen autocratisch leiderschap en
inschikkelijkheid zorgde voor 5% extra verklaarde variantie in roloverbelasting, na te hebben
gecontroleerd voor de hoofdeffecten. Dit was een significante bijdrage (β = .13 , p < .05).
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 29
De plot van deze interactie, weergegeven in Figuur 6, laat in lijn met Hypothese 5a zien dat
autocratisch leiderschap positief gerelateerd is aan roloverbelasting als medewerkers hoog
inschikkelijk zijn en negatief gerelateerd is aan roloverbelasting wanneer medewerkers laag
inschikkelijk zijn.
Om aan de derde voorwaarde te voldoen, is aangetoond dat de mediator een
significante voorspeller is van de afhankelijke variabele terwijl er gecontroleerd is voor de
interactie tussen de onafhankelijke variabele en de moderator (autocratisch leiderschap x
inschikkelijkheid) en tussen de moderator en de mediator (inschikkelijkheid x
roloverbelasting). Roloverbelasting was een significante voorspeller van emotionele
uitputting nadat er gecontroleerd was voor de interacties (Tabel 4, stap 5), waarmee aan de
derde voorwaarde voor gemedieerde moderatie is voldaan.
Volle mediatie is aangetoond als tot slot uit de resultaten blijkt dat de directe invloed
die de interactie tussen de onafhankelijke variabele en de moderator had op de afhankelijke
variabele afneemt als er rekening gehouden wordt met het effect van de mediator. Zoals te
zien in Tabel 4 is de interactie tussen autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid inderdaad
niet meer significant na het toevoegen van de mediator (β = .06, p > .05; zie Tabel 4, stap
5). Dus, in lijn met Hypothese 5b, medieert roloverbelasting de interactie tussen autocratisch
leiderschap en inschikkelijkheid op emotionele uitputting.
Discussie
Doel van dit onderzoek was om meer te weten te komen over individuele verschillen
in de manier waarop medewerkers reageren op leiderschapsgedrag, door te onderzoeken of
de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting wordt gemodereerd door
de persoonlijkheid van de medewerker. Meer specifiek werd de invloed van neuroticisme en
inschikkelijkheid op de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting bij
medewerkers onderzocht.
De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat zowel neuroticisme als
inschikkelijkheid de relatie tussen autocratisch leiderschap en emotionele uitputting
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 30
modereren. Autocratisch leiderschap was voor zowel hoog neurotische als hoog inschikkelijke
medewerkers positief gerelateerd aan emotionele uitputting. Medewerkers die hoog scoren
op neuroticisme of erg inschikkelijk zijn hebben dus meer last van emotionele uitputting als
zij voor een autocratisch leider werken.
Het modererende effect van neuroticisme op de relatie tussen autocratisch
leiderschap en emotionele uitputting werd daarnaast gemedieerd door sociale steun en
autonomie. Uit de resultaten kwam in lijn met de verwachtingen naar voren dat neurotische
medewerkers met een autocratisch leider minder sociale steun ervaren. Hoewel verwacht
werd dat hoog neurotische medewerkers met een autocratisch leider ook minder autonomie
zouden ervaren, kwam uit dit onderzoek geen relatie naar voren tussen autocratisch
leiderschap en autonomie voor hoog neurotische medewerkers. In vergelijking met
emotioneel stabiele medewerkers nemen neuroten wel minder autonomie waar wanneer zij
hun leidinggevende hoger scoren op autocratisch leiderschap, maar deze relatie was niet
negatief. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat er naast het
leiderschapsgedrag een andere factor een rol speelt in de ervaring van autonomie bij de
medewerkers, bijvoorbeeld het aantal contactmomenten met de leidinggevende. De
organisatie waar deze studie werd uitgevoerd biedt namelijk zorg in woonvoorzieningen,
maar ook bij cliënten thuis, binnen het eigen gezin. Tijdens de zorg die bij de cliënten thuis
wordt gegeven, is de teamleider niet altijd aanwezig. De medewerkers ervaren wellicht
daardoor sowieso veel zelfstandigheid, onafhankelijk van de leidinggevende.
Het modererende effect van inschikkelijkheid op de relatie tussen autocratisch
leiderschap en emotionele uitputting werd gemedieerd door roloverbelasting. Uit de
resultaten kwam in lijn met de verwachtingen naar voren dat inschikkelijke medewerkers
met een autocratisch leider meer roloverbelasting ervaren. Inschikkelijke medewerkers
schikken zich naar de wensen van de autocratisch leider en laten het waarschijnlijk niet
gauw merken als ze het niet eens zijn met de hoeveelheid werk.
Beperkingen en Toekomstig Onderzoek
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 31
Neuroticisme en inschikkelijkheid zijn waarschijnlijk niet de enige moderatoren in de
relatie tussen leiderschap en emotionele uitputting. Toekomstig onderzoek zou zich daarom
kunnen richten op andere eigenschappen die invloed hebben op de manier waarop
medewerkers reageren op leiderschapsbedrag, zoals need for cognitive closure (Kruglanski &
Webster, 1996) en dependency on the leader (Kark, Shamir, & Chen, 2003).
Een kanttekening die bij dit onderzoek geplaatst kan worden is dat de groep
respondenten voor 80% uit vrouwen bestond, waardoor de resultaten van dit onderzoek
gekleurd kunnen zijn door de sekse van de respondenten. Vrouwen vormen namelijk
mogelijk een risicogroep waarvoor geldt dat zij een hoger risico lopen om door stress op het
werk gezondheidsproblemen te krijgen, omdat zij meer geneigd zijn emotioneel betrokken te
raken bij de problemen van hun cliënten en zichzelf daardoor eerder emotioneel
overbelasten (Maslach & Jackson, 1985). Er zijn echter geen significante correlaties
gevonden tussen sekse en de variabelen in dit onderzoek, waardoor het lijkt dat sekse van
de respondenten de resultaten niet direct beïnvloeden.
Door in dit onderzoek meerdere beoordelaars per leidinggevende te betrekken valt te
verwachten dat common source bias minder een rol speelt. Het meenemen van meerdere
beoordelaars heeft ervoor gezorgd dat er een objectiever beeld gevormd kon worden over
het leiderschapsgedrag omdat het gemiddelde van deze beoordelingen werd bekeken.
Bovendien kan aangenomen worden dat de beoordelingen niet slechts een weergave zijn
van de persoonlijke opvattingen van de medewerkers, maar werkelijk een weerspiegeling
zijn van het leiderschapsgedrag (cf. Klein & Kozlowski, 2000).
Een voordeel van de willekeurige wijze waarop twee medewerkers per leidinggevende
bij het onderzoek zijn betrokken, namelijk de twee medewerkers die als eerstvolgende jarig
waren, is dat de leidinggevenden de medewerkers niet zelf hebben kunnen kiezen. Hierdoor
is een positieve bias richting de leidinggevende ook minder waarschijnlijk aan de orde.
Tot slot zou de soort organisatie van invloed kunnen zijn geweest op de resultaten.
De oorsprong van emotionele uitputting ligt bij de mensgeoriënteerde en hulpverstrekkende
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 32
beroepen (Iacovides, Fountoulakis, Kaprinis, & Kaprinis, 2003). Beroepen in de
dienstverlenende sector zijn gericht op het verlenen van zorg aan hulpbehoevende mensen
en wordt gekenmerkt door emotionele en inter-persoonlijke stressoren (Maslach, Schaufeli,
& Leiter, 2001). De grote betrokkenheid met andere mensen in dit werk, waarbij de
psychologische, sociale en fysieke problemen van de cliënt centraal staan, kan voor
chronische stress zorgen (Maslach & Jackson, 1981) die het risico op emotionele uitputting
vergroten. Om de resultaten beter te kunnen generaliseren zou vervolgonderzoek zich
kunnen richten op andere organisaties of werkomstandigheden waar minder beroepsmatig
met andere mensen gewerkt wordt.
Management Implicaties en Conclusie
Aangezien emotionele uitputting hoge kosten met zich meebrengt, zowel voor
organisaties als individuen, is het van belang een goede voorstelling te hebben van de
factoren die tot uitputting bij werknemers leiden. De resultaten van dit onderzoek laten zien
dat autocratisch leiderschap kan bijdragen aan het ontstaan van emotionele uitputting bij
neurotische en inschikkelijke medewerkers. Trainingsprogramma’s kunnen leidinggevenden
helpen zich bewust te worden van de individuele verschillen in de manier waarop
medewerkers reageren op hun gedrag. Daarnaast kan het beter in de gaten houden van
autocratisch gedrag, in het bijzonder gericht naar neurotische en inschikkelijke
medewerkers, helpen in het voorkomen van emotionele uitputting onder de medewerkers.
Dergelijke methodes kunnen de wijze waarop leidinggevenden hun medewerkers benaderen
verbeteren en op die manier helpen de hoge kosten die door emotionele uitputting
veroorzaakt worden te verminderen.
Geconcludeerd kan worden dat emotionele instabiliteit en kwetsbaarheid voor
negatieve stimuli – veroorzaakt door neuroticisme – en de mate waarin medewerkers zich
schikken naar de wensen van hun leidinggevende – veroorzaakt door inschikkelijkheid – van
invloed zijn op de manier waarop medewerkers reageren op de werksituatie die door een
autocratisch leider wordt gecreëerd. De resultaten van dit onderzoek brengen hiermee het
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 33
antwoord op de vraag waarom sommige individuen rapporteren dat ze uitgeput zijn terwijl
andere individuen onder dezelfde werkomstandigheden minder of geen van dezelfde
symptomen rapporteren dichterbij.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 34
Literatuurlijst
Aiken, L. S., & West, S. G. (1991). Multiple regression: Testing and interpreting interactions.
Newbury Park, CA: Sage.
Bakker, A. B., Demerouti, E., & Euwema, M. C. (2005). Job resources buffer the impact of
job demands on burnout. Journal of Occupational Health Psychology, 10, 170 - 180.
Bass, B. M. (1990). Bass and Stogdill’s handbook of leadership: Theory, research, and
managerial applications (3rd ed.). New York: Free Press.
Beehr, T. A., Walsh, J. T., & Taber, T. D. (1976). Relationships of stress to individually and
organizationally valued states: Higher-order needs as a moderator. Journal of Applied
Psychology, 61, 41 - 47.
Blatter, B., Houtman, I., Van den Bossche, S., Kraan, K., & Van den Heuvel, S. (2005).
Gezondheidsschade en kosten als gevolg van RSI en psychosociale arbeidsbelasting
in Nederland. Hoofddorp: TNO.
Bliese, P.D. (2000). Within-group agreement, non-independence, and reliability:
Implications for data aggregation and analysis. In Klein, K.J., & Kozlowski, S.W.J.,
Multilevel theory, research and methods in organizations: Foundations, extensions
and new directions (pp. 349- 381). San Francisco, US: Jossey-Bass.
Bliese, P. D., Halverson, R. R., & Schriesheim, C. A. (2002). Benchmarking multilevel
methods in leadership: The articles, the model, and the data set. The Leadership
Quarterly, 13, 3 - 14.
Bolger, N. & Zuckerman, A. (1995). A framework for studying personality in the stress
process. Journal of Personality and Social Psychology, 69, 890 - 902.
CBS. Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). Voorburg : CBS, 2004.
Cohen, S., & Wills, T. A. (1985). Stress, social support, and the buffering hypothesis.
Psychological Bulletin, 98, 310 - 357.
Conger, J. A., & Kanungo, R. N. (1998). Charismatic leadership in organizations. Thousand
Oaks, California: SAGE Publications, Inc.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 35
Cordes, C. L., & Dougherty, T. W. (1993). A review and an integration of research on job
burnout. The Academy of Management Review, 18, 621 - 656.
Costa, P. T., Jr., & McCrae, R. R. (1992). Revised NEO Personality Inventory (NEO-PI-R) and
the Five Factor Inventory (NEO-FFI): Professional manual. Odessa, Florida:
Psychological Assessment Resources Inc.
Costa, P. T., McCrae, R. R., & Dye, D. A. (1991). Facet scales for agreeableness and
conscientiousness: A revision of the NEO Personality Inventory. Person. individ. Diff.,
12, 887 - 898.
Cropanzano, R., Rupp, D. E., & Byrne, Z. S. (2003). The relationship of emotional exhaustion
to work attitudes, job performance, and organizational citizenship behaviors. Journal
of Applied Psychology, 88, 160 - 169.
De Cremer, D. (2006). Affective and motivational consequences of leader self-sacrifice: The
moderating effect of autocratic leadership. The Leadership Quarterly, 17, 79 - 93.
De Hoogh, A. H. B., Den Hartog, D. N. (2009). Neuroticism and locus of control as
moderators of the relationships of charismatic and autocratic leadership with burnout.
Journal of Applied Psychology, 94, 1058 – 1067.
De Hoogh, A. H. B., Den Hartog, D. N., & Koopman, P. L. (2004). De
ontwikkeling van de CLIO: Een vragenlijst voor charismatisch leiderschap in
organisaties. Gedrag & Organisatie, 100, 354 - 382.
De Jonge, J., Dormann, C., Janssen, P. P. M., Dollard, M. F., Landeweerd, J. A., & Nijhuis, F.
J. N. (2001). Testing reciprocal relationships between job characteristics and
psychological well-being: A cross-lagged structural equation model. Journal of
Occupational and Organizational Psychology, 74, 29 - 46.
De Raad, B., & Doddema-Winsemius, M. (2006). De Big 5 persoonlijkheidsfactoren: Een
methode voor het beschrijven van persoonlijkheidseigenschappen. Amsterdam:
Uitgeverij Nieuwezijds.
De Rijk, A. E., Le Blanc, P. M., Schaufeli, W. B., & De Jonge, J. (1998). Active coping and
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 36
need for control as moderators of the job demand-control model: Effects on burnout.
Journal of Occupational and Organizational Psychology, 71, 1 - 18.
De Vries, J., & Van Heck, G. L. (2002). Fatigue: Relationships with basic personality and
temperament dimensions. Personality and Individual Differences, 33, 1311 - 1324.
Danna, K., & Griffin, R. W. (1999). Health and well-being in the workplace: A review and
synthesis of the literature. Journal of Management, 25, 357 - 384.
Deary, I. J., Agius, R. M., & Sadler, A. (1996). Personality and stress in consultant
psychiatrists. International Journal of Social Psychiatry, 42, 112 - 123.
Demerouti, E., Nachreiner, F., Bakker, A. B., & Schaufeli, W. B. (2001). The Job-Demands
Resources model of burnout. Journal of Applied Psychology, 86, 499 - 512.
Digman, J. M. (1990). Personality structure: Emergence of the Five-Factor Model. Annual
Review of Psychology, 41, 417 - 440.
Duffy, M., Ganster, D. C., & Pagon, M. (2002). Social undermining in the workplace.
Academy of Management Journal, 45, 331 - 351.
Ehrhart, M. G., & Klein, K. J. (2001). Predicting followers’ preferences for charismatic
leadership: The influence of follower values and personality. The Leadership
Quarterly, 12, 153 - 179.
Eisenberger, R., Huntington, R., Hutchison, S., & Sowa, D. (1986).
Perceived organizational support. Journal of Applied Psychology, 71, 500 - 507.
Gaines, J., & Jermier, J. M. (1983). Emotional exhaustion in a high stress organization. The
Academy of Management Journal, 26, 567 - 586.
George, J. M., & Jones, G. R. (2005). Understanding and managing organizational behaviour
(4th ed.). New Jersey: Pearson Education, Inc.
Goldberg, L. R. (1999). A broad-bandwidth, public-domain
personality inventory measuring the lower-level facets of several Five-Factor models.
In I. Mervielde, F. De Fruyt, & F. Ostendorf (Eds.), Personality psychology in Europe
(pp. 7 - 28). Tilburg, The Netherlands: Tilburg University Press.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 37
Graziano, W. G., Jensen-Campbell, L. A., & Hair, E. C. (1996). Perceiving interpersonal
conflict and reacting to it: The case for agreeableness. Journal of Personality and
Social Psychology, 70, 820 - 835.
Halbesleben, J. R. B., & Bowler, Wm. M. (2007). Emotinoal exhaustion and job performance:
The mediating role of motivation. Journal of Applied Psychology, 92, 93 - 106.
Harris, R. B., Harris, K. J., & Harvey, P. (2008). An examination of the impact of supervisor
on the relationship between job strains and turnover intention for computer workers.
Journal of Applied Social Psychology, 38, 2108 - 2131.
Hetland, H., Sandal, G. M., & Johnson, T. B. (2007). Burnout in the information technology
sector: Does leadership matter? European Journal of Work and Organizational
Psychology, 16, 58 - 75.
Hoekstra, H. A., Ormel, J., & De Fruyt, F. (1996). Handleiding NEO persoonlijkheids-
vragenlijsten NEO-PI-R en NEO-FFI. Lisse: Swets Test Services.
Houkes, I., Janssen, P. P. M., De Jonge, J., & Nijhuis, F. J. N. (2001). Work and individual
determinants of intrinsic work motivation, emotional exhaustion, and turnover
intention: A multi-sample analysis. International Journal of Stress Management, 8,
257 - 283.
Houtman, I. L., Goudswaard, A., Dhondt, S., Van der Grinten, M. P., Hildebrandt, V. H., &
Van der Poel, E. G. T. (1998). Dutch monitor on stress and physical load: risk factors,
consequences, and preventive action. Occupational and Environmental Medicine, 55,
73 - 83.
Howell, J. M., & Shamir, B. (2005). The role of followers in the charis- matic leadership
process: Relationships and their consequences. The Academy of Management
Review, 30, 96 - 112.
Iacovides, A., Fountoulakis, K.N., Kaprinis, St., & Kaprinis G. (2003). The relationship
between job stress, burnout and clinical depression. Journal of Affective Disorders,
75, 209 - 221.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 38
Ilies, R., Morgeson, F. P., & Nahrgang, J. D. (2005). Authentic leadership and eudaemonic
well-being: Understanding leader-follower outcomes. The Leadership Quarterly, 16,
373 - 394.
Iverson, R. D., Olekalns, M., & Erwin, P. J. (1998). Affectivity, organizational stressors, and
absenteeism: A causal model of burnout and its consequences. Journal of Vocational
Behavior, 52, 1 - 23.
James, L. R., Demaree, R. G., & Wolf, G. (1984). Estimating within-group interrater reliability
with and without response bias. Journal of Applied Psychology, 69, 85 - 98.
Janssen. P. P. M., De Jonge, J., & Bakker, A. B. (1999). Specific determinants of intrinsic
work motivation, burnout and turnover intentions: A study among nurses. Journal of
Advanced Nursing, 29, 1360 - 1369.
Johnson, S., Cooper, C., Cartwright, S., Donald, I., Taylor, P., & Millet, C. (2005). The
experience of work-related stress across occupations. Journal of Managerial
Psychology, 20, 178 - 187.
Judge, T. A., Ilies, R., Bono, J. E., & Gerhardt, M. W. (2002). Personality and leadership: A
qualitative and quantitative review. Journal of Applied Psychology, 87, 765 - 780.
Judge, T. A., Piccolo, R. F., & Ilies, R. (2004). The forgotten ones? The validity of
consideration and initiating structure in leadership research. Journal of Applied
Psychology, 89, 36 - 51.
Kark, R., Shamir, B., & Chen, G. (2003). The two faces of transformational leadership:
Empowerment and dependency. Journal of Applied Psychology, 88, 246 - 255.
Klein, K. J., & Kozlowski, S. W. J. (2000). From micro to meso: Critical steps in
conceptualizing and conducting multilevel research. Organizational Research
Methods, 3, 211 - 236.
Kozlowski, S. W. J., & Doherty, M. L. (1989). Integration of climate and leadership:
Examination of a neglected issue. Journal of Applied Psychology, 4, 546 - 543.
Kruglanski, A. W., & Webster, D. M. (1996). Motivated closing of the mind: “Seizing” and
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 39
“freezing.” Psychological Review, 103, 263 - 283.
Langfred, C. W. (2007). The downside of self-management: A longitudinal study of the
effects of conflict on trust, autonomy, and task interdependence in self-managing
teams. Academy of Management Journal, 50, 885 - 900.
Larsen, R. J., & Ketelaar, T. (1991). Personality and susceptibility to positive and negative
emotional states. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 132 - 140.
Lee, R. T., & Ashforth, B. E. (1996). A meta-analytic examination of the correlates of the
three dimensions of job burnout. Journal of Applied Psychology, 81, 123 - 133.
Leiter, M. P., & Maslach, C. (1988). The impact of interpersonal environment on burnout and
organizational commitment. Journal of Organizational Behavior, 9, 297 - 308.
LePine, J. A., LePine, M. A., & Jackson, C. L. (2004). Challenge and hindrance stress:
Relationships with exhaustion, motivation to learn and learning performance. Journal of
Applied Psychology, 89, 883 - 891.
Maslach, C., & Jackson, S. E. (1981). The measurement of experienced burnout. Journal of
Occupational Behaviour, 2, 99 - 113.
Maslach, C., & Jackson, S. E. (1985). The role of sex and family variables in burnout. Sex
Roles, 12, 837 - 851.
Maslach, C., & Leiter, M. P. (2008). Early predictors of job burnout and engagement. Journal
of Applied Psychology, 93, 498 - 512.
Maslach, C., Shaufeli, W. B., & Leiter, M. P. (2001). Job burnout. Annual Review of
Psychology, 52, 397 - 422.
Mayer, D. M., Kuenzi, M., Greenbaum, R., Bardes, M., & Salvador, R. (2009). How low does
ethical leadership flow? Test of a trickle-down model. Organizational Behavior and
Human Decision Processes, 108, 1 - 13.
McCrae, R. R., & John, O. P. (1992). An introduction to the Five-Factor Model and its
applications.
Mills, L. B., & Huebner, E. S. (1998). A prospective study of personality characteristics,
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 40
occupational stressors, and burnout among school psychology practitioners. Journal
of School Psychology, 36, 103 - 120.
Muczyk, J. P., & Reimann, B. C. (1987). The case for directive leadership. The Academy of
Management Executive, 1, 301 - 311.
Muller, D., Judd, C. M., & Yzerbyt, V. Y. (2005). When moderation is mediated and mediation
is moderated. Journal of Personality and Social Psychology, 89, 852 - 863.
Nyberg, A., Bernin, P., & Theorell, T. (2005). The impact of leadership on the health of
subordinates. The National Institute for Working Life.
Offermann, L. R., & Hellmann, P. S. (1996). Leadership behavior and subordinate stress: A
360° view. Journal of Occupational Health Psychology, 1, 382 - 390.
Oldham, G. R., & Rotchford, N. L. (1983). Relationships between office characteristics and
employee reactions: A study of the physical environment. Administrative Science
Quarterly, 28, 542 - 556.
Paffen, M. J. A. (1996). Stresspreventie, personeel en organisatie. Kluwer bedrijfsinformatie,
NVP. Deventer.
Parasuraman, S., & Alutto, J. A. (1981). An examination of the organizational antecedents of
stressors at work. The Academy of Management Journal, 24, 48 - 67.
Perry, S. J., Witt, L. A., Penney, L. M., & Atwater. L. (2010, August 16). The downside of
goal-focused leadership: The role of personality in subordinate exhaustion. Journal of
Applied Psychology. Advance online publication. doi: 10.1037/a0020538.
Peterson, M. F., Smith, P. B., Akande, A., Ayestaran, S., Bochner, S., Callan, V., Guk Cho, N.,
Correia Jesuino, J., D’Amorim, M., Francois, P. H., Hofmann, K., Koopman, P. L.,
Leung, K., Keng Lim, T., Mortazavi, S., Munene, J., Radford, M., Ropo, A., Savage,
G., Setiadi, B., Sinha, T. N., Sorenson, R., & Viedge, C. (1995). Role conflict,
ambiguity, and overload: A 21-nation study. The Academy of Management Journal,
38, 429 - 452.
Peterson, R. S. (1997). A directive leadership style in group decision making can be both
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 41
virtue and vice: Evidence from elite and experimental groups. Journal of Personality
and Social Psychology, 72, 1107 - 1121.
Piedmont, R. L. (1993). A longitudinal analysis of burnout in the health care setting: The role
of personal dispositions. Journal of Personality Assessment, 61,457 - 473.
Randel, A. E., & Jaussi, K. S. (2003). Functional background identity, diversity, and individual
performance in cross-functional teams. The Academy of Management Journal, 46,
763 - 774.
Rhoades, L., & Eisenberger, R. (2002). Perceived organizational support: A review of
literature. Journal of Applied Psychology, 87, 698 - 714.
Rhoades, L., Eisenberger, R., & Armeli, S. (2001). Affective
commitment to the organization: The contribution of perceived organizational
support. Journal of Applied Psychology, 86, 825 - 836.
Sales, S. M. (1970). Some effects of role overload and role underload. Organizational
Behavior and Human Performance, 5, 592 - 608.
Schaufeli, W. B., Leiter, M. P., Maslach, C., & Jackson, S. E. (1996). The Maslach Burnout
Inventory-General Survey. In C. Maslach, S. E. Jackson, & M. P. Leiter (Eds.),
Maslach Burnout Inventory. Palo Alto, CA: Consulting Psychologists Press.
Schaufeli, W. B., & Van Dierendonck, D. (2000). Handleiding van de Utrechtse Burnout
Schaal (UBOS). Lisse, The Netherlands: Swets Test Publishers.
Seltzer, J., & Numerof, R. E. (1988). Supervisory leadership and subordinate burnout.
Academy of Management Journal, 31, 439 - 446.
Shrout, P. E., & Fleiss, J. L. (1979). Intraclass correlations: Uses in assessing rater reliability.
Psychological Bulletin, 86, 420 - 428.
Sosik, J. J., & Godshalk, V. M. (2000). Leadership styles, mentoring functions received, and
job-related stress: A conceptual model and preliminary study. Journal of
Organizational Behavior, 21, 365 - 390.
Spreitzer, G. M. (1995). Psychological empowerment in the workplace: Dimensions,
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 42
measurement, and validation. Academy of Management Journal, 38, 1442 - 1465.
Stordeur, S., D’hoore, W., & Vandenberghe, C. (2001). Leadership, organizational stress, and
emotional exhaustion among hospital nursing staff. Journal of Advanced Nursing, 35,
533 - 542.
Tai, W.-T., & Liu, S.-C. (2007). An investigation of the influences of job autonomy and
neuroticism on job stressor-strain relations. Social Behavior and Personality, 35, 1007
- 1020.
TNO: 12,5 miljoen Europeanen ziek thuis door werk. (2010). Opgehaald 4 augustus 2010,
van http://www.tno.nl/content.cfm?=persbericht&laag1=37&item_id=201008020039
Van de Vliert, E. (2006). Autocratic leadership around the globe: Do climate and wealth drive
leadership culture? Journal of Cross-Cultural Psychology, 37, 42 - 59.
Van Dierendonck, D., Haynes, C., Borrill, C., & Stride, C. (2004). Leadership behavior and
subordinate well-being. Journal of Occupational Health Psychology, 9, 165 - 175.
Van Ruysseveldt, J., Smulders, P., & Taverniers, J. (2002). De invloed van werkeisen en
hulpbronnen op uitputting en bevlogenheid. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 24,
226 - 243.
Van Vugt, M., Jepson, S. F., Hart, C. M., & De Cremer, D. (2004). Autocratic leadership in
social dilemmas: A threat to group stability. Journal of Experimental Social
Psychology, 40, 1 - 13.
Viswesvaran, C., Sanchez, J. I., & Fischer, J. (1999). The role of social support in the process
of work stress: A meta-analysis. Journal of Vocational Behavior, 54, 314 - 334.
Watson, D., & Pennebaker, J. W. (1989). Health complaints, stress, and distress: Exploring
the central role of negative affectivity. Psychological Review, 96, 134 - 154.
Wright, T. A., & Bonett, D. G. (1997). The contribution of burnout to work performance.
Journal of Organizational Behavior, 18, 491 - 499.
Wright, T. A., & Cropanzano, R. (1998). Emotional exhaustion as a predictor of job
performance and voluntary turnover. Journal of Applied Psychology, 83, 486 - 493.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 43
Zellars, K. L., & Perrewé, P. L. (2001). Affective personality and the content of emotional
social support: Coping in organizations. Journal of Applied Psychology, 86, 459 - 467.
Zellars, K. L., Perrewé, P. L., & Hochwarter, W. A. (2000). Burnout in health care: The role of
the five factors of personality. Journal of Applied Social Psychology, 30, 1570 - 1598.
Tabel 1. Gemiddelden, standaarddeviaties en inter-correlaties van de variabelen.
Variabele M SD 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1. Autocratisch leiderschap 2.72 .52 - 2. Sociale steun 4.26 .51 -.19 - 3. Autonomie 3.64 .42 .12 .19 - 4. Roloverbelasting 2.68 .55 -.04 -.19 -.23* - 5. Neuroticisme 2.07 .37 -.03 -.36** -.39** .35** - 6. Inschikkelijkheid 3.38 .38 -.25* .13 -.06 .07 -.04 - 7. Emotionele Uitputting 1.91 .46 .20* -.31** -.27* .33** .40** -.13 - 8.
1Sekse 1.78 .30 -.18 -.05 -.04 .05 .07 .08 .09 -
9. Leeftijd 36.71 8.69 -.05 -.16 .05 .15 .23* .17 -.10 -.08 - 10.
2Tenure met L 1.77 .42 .10 -.03 .04 -.03 -.11 -.11 -.05 .05 .05 -
Noot. N = 70. 1Sekse; 1 = man, 2 = vrouw. 2Tenure met leidinggevende (L) korter dan een jaar is gecodeerd als 1; langer dan een jaar als 2. * p < 0.05, ** p < 0.01. Alle toetsen zijn éénzijdig.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 45
Tabel 2.
Resultaten van hiërarchische regressie analyse (mediatie analyse) van autocratisch leiderschap,
neuroticisme en sociale steun voor het verklaren van emotionele uitputting.
Emotionele Uitputting
Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5
Stap 1 Lengte van het dienstverband -.11* -.13** -.13** -.13** -.14**
Stap 2 Autocratisch leiderschap .10* .10* .10* .09*
Neuroticisme .20** .20** .21** .15**
Stap 3 Autocratisch leiderschap * Neuroticisme .07° .08° .06
Stap 4 Sociale steun * Neuroticisme .02 .08
Autonomie * Neuroticisme -.02 -.02
Stap 5 Sociale steun -.11*
Autonomie -.07°
F 4.17* 8.81** 7.26** 4.75** 4.29**
R2 / Adj. R2 .06/.04 .29/.25 .31/.27 .31/.25 .36/.28
ΔF 10.54** 2.15° .13 2.33*
ΔR2 .23 .02 .00 .05
Noot. N = 70. Gestandaardiseerde regressie coëfficienten zijn weergegeven. Alle toetsen zijn
éénzijdig. **p<.01; *p<.05; °p < .10
Tabel 3.
Resultaten van een gemodereerde regressie-analyse van autocratisch leiderschap en neuroticisme
voor het verklaren van sociale steun en autonomie.
Sociale steun Autonomie
Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 1 Stap 2 Stap 3
Stap 1 Lengte van het dienstverband -.06 -.05 -.05 -.04 -.02 -.02
Stap 2 Autocratisch leiderschap -.11* -.11* .04 .04
Neuroticisme -.18** -.18** -.16** -.16**
Stap 3 Autocratisch leiderschap * Neuroticisme -.08° -.06°
F 1.03 4.79** 4.22** .62 4.42** 3.79**
R2 / Adj. R2 .02/.00 .18/.14 .21/.16 .01/-.01 .17/.13 .19/.14
ΔF 6.59** 2.22° 6.27** 1.74°
ΔR2 .16 .03 .16 .02
Noot. N = 70. Gestandaardiseerde regressie coëfficienten zijn weergegeven.
**p<.01; *p<.05; °p < .10
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 46
Tabel 4.
Resultaten van hiërarchische regressie analyse (mediatie analyse) van autocratisch leiderschap,
inschikkelijkheid en roloverbelasting voor het verklaren van emotionele uitputting.
Emotionele Uitputting
Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5
Stap 1 Tenure met de leidinggevende -.07 -.09° -.12* -.12* -.10*
Stap 2 Autocratisch leiderschap .10* .12* .13* .12*
Inschikkelijkheid -.02 -.02 -.02 -.03
Stap 3 Autocratisch leiderschap * Inschikkelijkheid
.10* .10* .06
Stap 4 Roloverbelasting * Inschikkelijkheid -.02 .00
Stap 5 Roloverbelasting .14**
F 1.67 1.87° 2.17* 1.73° 2.69*
R2 / Adj. R2 .02/.01 .08/.04 .12/.06 .12/.05 .20/.13
ΔF 1.95° 2.92* .09 6.71**
ΔR2 .05 .04 .00 .09
Noot. N = 70. Gestandaardiseerde regressie coëfficienten zijn weergegeven.
**p<.01; *p<.05; °p < .10
Tabel 5.
Resultaten van een gemodereerde regressie-analyse van autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid
voor het verklaren van roloverbelasting.
Roloverbelasting
Stap 1 Stap 2 Stap 3
Stap 1 Tenure met de leidinggevende -.03 -.04 -.09
Stap 2 Autocratisch leiderschap -.01 .02
Inschikkelijkheid .04 .05
Stap 3 Autocratisch leiderschap * Inschikkelijkheid
.13*
F .23 .22 1.03
R2 / Adj. R2 .00/-.01 .01/-.04 .06/.00
ΔF .22 3.43*
ΔR2 .01 .05
Noot. N = 70. Gestandaardiseerde regressie coëfficienten worden weergegeven.
*p<.05; **p<.01; °p < .10
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 47
Figuur 1. Procesmodel van de verwachte relaties tussen autocratisch leiderschap en emotionele
uitputting en de invloed van neuroticisme, inschikkelijkheid, sociale steun, autonomie en
roloverbelasting op deze relatie.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 48
Figuur 2. Emotionele uitputting als functie van autocratisch leiderschap en neuroticisme.
Figuur 3. Sociale steun als functie van autocratisch leiderschap en neuroticisme.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 49
Figuur 4. Autonomie als functie van autocratisch leiderschap en neuroticisme.
Figuur 5. Emotionele uitputting als functie van autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 50
Figuur 6. Roloverbelasting als functie van autocratisch leiderschap en inschikkelijkheid.
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 51
Bijlage: Vragenlijsten
Vragenlijst – Emotionele Uitputting (Schaufeli & Van Dierendonck, 2000)
Vragenlijst – Autocratisch Leiderschap (De Hoogh, Den Hartog, & Koopman, 2004)
Hieronder vindt u een aantal uitspraken over leiderschap. Geeft u a.u.b. aan hoe regelmatig de onderstaande stellingen op het gedrag van uw teamleider van toepassing zijn. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Omcirkel alstublieft telkens één van de cijfers 1 t/m 5 die achter de uitspraken staan, waarbij:
1 = “Helemaal nooit”, 2 = “Heel af en toe”, 3 = “Soms”, 4 = “Vrij regelmatig”, 5 = “Heel vaak of altijd”.
Mijn leidinggevende ………… Helemaal
nooit
Heel af en
toe Soms
Vrij
regelmatig
Heel
vaak of altijd
1. Is de baas en geeft bevelen.
1 2 3 4 5
2. Treedt hard op als het moet.
1 2 3 4 5
3. Vindt dat er uiteindelijk één de baas moet zijn.
1 2 3 4 5
4. Verliest zijn/haar eigenbelang nooit uit het oog.
1 2 3 4 5
5. Beoordeelt nieuwe ideeën heel kritisch.
1 2 3 4 5
De volgende uitspraken hebben betrekking op hoe u uw werk beleeft en hoe u zich daarbij voelt. Wilt u aangeven hoe vaak iedere uitspraak op u van toepassing is door steeds het best passende cijfer te omcirkelen. Kies uit de volgende antwoordmogelijkheden:
1 = “Helemaal nooit”, 2 = “Heel af en toe”, 3 = “Soms”, 4 = “Vrij regelmatig”, 5 = “Heel vaak of altijd”.
Helemaal
nooit
Heel af en
toe Soms
Vrij
regelmatig
Heel vaak
of altijd
1. Ik voel me mentaal uitgeput door mijn werk.
1 2 3 4 5
2. Een hele dag werken vormt een zware belasting voor mij.
1 2 3 4 5
3. Ik voel me “opgebrand” door mijn werk.
1 2 3 4 5
4. Aan het einde van een werkdag voel ik mij leeg.
1 2 3 4 5
5. Ik voel mij vermoeid als ik ’s morgens opsta en er weer een werkdag voor mij ligt.
1 2 3 4 5
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 52
Vragenlijst – Sociale steun (Eisenberger, Huntington, Hutchinson, & Sowa, 1986)
Hieronder vindt u een aantal uitspraken over leiderschap. Geeft u a.u.b. aan hoe regelmatig de onderstaande stellingen op het gedrag van uw teamleider van toepassing zijn. Er zijn geen goede of foute antwoorden. Omcirkel alstublieft telkens één van de cijfers 1 t/m 5 die achter de uitspraken staan, waarbij:
1 = “Helemaal nooit”, 2 = “Heel af en toe”, 3 = “Soms”, 4 = “Vrij regelmatig”, 5 = “Heel vaak of altijd”.
Mijn leidinggevende ………… Helemaal
nooit Heel af en
toe Soms
Vrij regelmatig
Heel vaak of
altijd
1. Houdt rekening met mijn ideeën.
1 2 3 4 5
2. Geeft werkelijk om mijn welzijn.
1 2 3 4 5
3. Neemt mijn opvattingen in overweging.
1 2 3 4 5
4. Is weinig begaan met mij.
1 2 3 4 5
Vragenlijst – Autonomie (Spreitzer, 1995)
Vragenlijst – Roloverbelasting (Beehr, Walsh, & Taber, 1976)
Geef hieronder alstublieft per uitspraak over uw werk aan in hoeverre deze op u van toepassing is door het best passende cijfer te omcirkelen. Kies uit de volgende antwoordmogelijkheden:
1 = “Helemaal mee oneens”, 2= “Mee oneens”, 3= “Neutraal”, 4= “Mee eens”, 5= “Helemaal mee eens”.
Helemaal
mee
oneens
Mee oneens
Neutraal Mee eens Helemaal mee eens
1. Ik heb veel autonomie in het bepalen hoe ik mijn werk doe.
1 2 3 4 5
2. Ik kan zelf besluiten hoe ik te werk ga.
1 2 3 4 5
3. Ik heb veel onafhankelijkheid en vrijheid in mijn werk.
1 2 3 4 5
Geef hieronder alstublieft per uitspraak over uw werk aan in hoeverre deze op u van toepassing is door het best passende cijfer te omcirkelen. Kies uit de volgende antwoordmogelijkheden:
1 = “Helemaal mee oneens”, 2= “Mee oneens”, 3= “Neutraal”, 4= “Mee eens”, 5= “Helemaal mee eens”.
Helemaal
mee oneens
Mee oneens
Neutraal Mee eens Helemaal mee eens
1. Ik krijg genoeg tijd om te doen wat van me verwacht wordt op mijn werk.
1 2 3 4 5
2. Het voelt vaak alsof het werk dat ik moet doen te veel is voor één persoon.
1 2 3 4 5
3. De prestatie-eisen op het werk zijn te hoog.
1 2 3 4 5
Autocratisch Leiderschap en Emotionele Uitputting 53
Vragenlijst – Neuroticisme (Goldberg, 1999)
Vragenlijst – Inschikkelijkheid (Hoekstra, Ormel, & De Fruyt, 1996)
Hieronder vindt u een aantal uitspraken over uzelf. Geef alstublieft per uitspraak aan in hoeverre deze voor u van toepassing zijn door steeds het best passende cijfer te omcirkelen:
1 = “Helemaal niet van toepassing”, 2= “Weinig van toepassing”, 3= “Enigszins van toepassing”,
4= “Grotendeels van toepassing”, 5= “Helemaal van toepassing”.
Helemaal
niet van toepassing
Weinig van toepassing
Enigszins
van toepassing
Grotendeels
van toepassing
Helemaal
van toepassing
1. Ik voel me vaak somber.
1 2 3 4 5
2. Ik hou niet van mezelf.
1 2 3 4 5
3. Ik zit vaak in de put.
1 2 3 4 5
4. Ik heb vaak last van stemmingswisselingen.
1 2 3 4 5
5. Ik raak makkelijk in paniek.
1 2 3 4 5
6. Ik raak nauwelijks geïrriteerd.
1 2 3 4 5
7. Ik ben zelden somber.
1 2 3 4 5
8. Ik zit goed in mijn vel.
1 2 3 4 5
9. Dingen storen mij niet gauw.
1 2 3 4 5
10. Ik ben heel tevreden met mezelf.
1 2 3 4 5
Hieronder vindt u een aantal uitspraken over uzelf. Geef alstublieft per uitspraak aan in hoeverre deze voor u van toepassing zijn door steeds het best passende cijfer te omcirkelen:
1 = “Helemaal niet van toepassing”, 2= “Weinig van toepassing”, 3= “Enigszins van toepassing”,
4= “Grotendeels van toepassing”, 5= “Helemaal van toepassing”.
Helemaal niet van
toepassing
Weinig van toepassing
Enigszins van
toepassing
Grotendeels van
toepassing
Helemaal van
toepassing
1. Ik werk liever met anderen samen dan met ze te wedijveren. 1 2 3 4 5
2. Ik kan sarcastisch en scherp zijn als het moet. 1 2 3 4 5
3. Ik laat mijn boosheid niet gauw blijken, ook al is die terecht. 1 2 3 4 5
4. Als ik mensen niet mag, laat ik dat ook merken.
1 2 3 4 5
5. Wanneer ik ben beledigd, probeer ik het maar te vergeven en vergeten.
1 2 3 4 5
6. Als iemand strijd met mij zoekt, sta ik klaar om terug te vechten. 1 2 3 4 5
7. Ik ben koppig en onverzettelijk. 1 2 3 4 5
8. Ik verzeil vaak in meningsverschillen met mijn familie en collega's.
1 2 3 4 5