21
Experts, experimenten en veepestbestrijding in de Oostenrijkse Nederlanden, 1769-1785 Filip Van Roosbroeck TVGESCH 128 (): 2343 DOI: 10.5117/TVGESCH2015..ROOS Abstract Experts, experiments, and the fight against rinderpest in the Austrian Netherlands, 1769-1785 When rinderpest broke out in the Austrian Netherlands in 1769, a policy of eradication was instituted in which koeimeesters local lay veterinary healers played a pivotal role. They continued to be relied upon despite criticism by academic doctors and the failure of experi- ments in which cures were attempted. This is explained by the construction of disease and expertise by both koeimeesters and doctors: since both groups saw disease as a matter of imbalance and corruption in the humours, necessitating an individual program of purgative and purifying remedies, neither was able to satisfy state demands for a quick and simple treatment. Nevertheless, the koeimeestersability to diagnose the illness, as well as their pre- sence throughout the countryside, meant that government elites continued to rely on these lay healers and their judgement in the execution of policy. Keywords: expertise, public health, epizootics, veterinary medicine, Enlightenment Veeziekten zijn van alle tijden, maar in de achttiende eeuw werd de Europese run- derstapel uitzonderlijk hard getroffen door drie grote golven van runderpest, in de jaren 1710, 1740 en 1770. Runderpest is een veeziekte verwant aan de mazelen die een mortaliteitsgraad van maar liefst ne- gentig procent kan bereiken; volgens C.A. Spinage stierven in de gehele achttiende eeuw in Europa zon tweehonderd mil- joen runderen aan de ziekte. Tegen de runderpest werden in verschillende lan- den bestrijdingsmaatregelen genomen. In bijvoorbeeld de Nederlandse Republiek en de Duitse vorstendommen ging het om quarantainemaatregelen, het toedie- nen van remedies en het begraven van ge- 1 De exacte jaren waarin de ziekte voorkwam ver- schillen van regio tot regio. 2 C.A. Spinage, Cattle plague. A history (New York 2003) 104. 23 2015, JRG. 128, NO. 1

Experts, experiments, and the fight against rinderpest in the Austrian Netherlands, 1769-1785

Embed Size (px)

Citation preview

Experts, experimenten en veepestbestrijding in deOostenrijkse Nederlanden, 1769-1785Filip Van Roosbroeck

TVGESCH 128 (1): 23–43

DOI: 10.5117/TVGESCH2015.1.ROOS

Abstract

Experts, experiments, and the fight against rinderpest in the Austrian Netherlands, 1769-1785

When rinderpest broke out in the Austrian Netherlands in 1769, a policy of eradication was

instituted in which koeimeesters – local lay veterinary healers – played a pivotal role. They

continued to be relied upon despite criticism by academic doctors and the failure of experi-

ments in which cures were attempted. This is explained by the construction of disease and

expertise by both koeimeesters and doctors: since both groups saw disease as a matter of

imbalance and corruption in the humours, necessitating an individual program of purgative

and purifying remedies, neither was able to satisfy state demands for a quick and simple

treatment. Nevertheless, the koeimeesters’ ability to diagnose the illness, as well as their pre-

sence throughout the countryside, meant that government elites continued to rely on these

lay healers and their judgement in the execution of policy.

Keywords: expertise, public health, epizootics, veterinary medicine, Enlightenment

Veeziekten zijn van alle tijden, maar in deachttiende eeuw werd de Europese run-derstapel uitzonderlijk hard getroffendoor drie grote golven van runderpest, inde jaren 1710, 1740 en 1770.1 Runderpest iseen veeziekte verwant aan de mazelen dieeen mortaliteitsgraad van maar liefst ne-gentig procent kan bereiken; volgens C.A.Spinage stierven in de gehele achttiende

eeuw in Europa zo’n tweehonderd mil-joen runderen aan de ziekte.2 Tegen derunderpest werden in verschillende lan-den bestrijdingsmaatregelen genomen. Inbijvoorbeeld de Nederlandse Republieken de Duitse vorstendommen ging hetom quarantainemaatregelen, het toedie-nen van remedies en het begraven van ge-

1 De exacte jaren waarin de ziekte voorkwam ver-schillen van regio tot regio.

2 C.A. Spinage, Cattle plague. A history (New York2003) 104.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0023<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

23

2015, JRG. 128, NO. 1

storven dieren.3 In sommige gevallenwerd echter de slacht van zieke dierenverplicht: dit was bijvoorbeeld het gevalin Engeland en de Pauselijke Staten.4 Inde Oostenrijkse Nederlanden was hetoverheidsingrijpen nog drastischer: hieromhelsde dit onder meer een invoerver-bod, de verplichting dieren te laten keu-ren voor ze verplaatst mochten worden,en vooral het verplicht slachten en begra-ven van alle dieren die zich bevonden ineen stal waarin de ziekte opdook. Ookwerd er, toen bleek dat de landelijke be-volking zich aan deze bepalingen pro-beerde te onttrekken, al snel bepaald datde provinciale overheden een schadever-goeding zouden betalen aan de eigenaarsvan het geslachte vee.5 Hoewel er in de

literatuur wel enige aandacht is besteedaan deze programma’s, is er opvallendweinig bekend over de uitvoering of depraktische invulling ervan.6 Wie stelde erbijvoorbeeld de diagnose? Wie bepaaldede te vergoeden waarde?

Het belang van deze vragen is eerderonderkend in onderzoek naar de veepestin Frankrijk. Toen in het zuidwesten vandat land in 1776 de veepest uitbrak, werdgeprobeerd om hier eveneens de slachtvan alle dieren te verplichten: ‘The successof this operation depended’, schrijft D.Brantz, ‘on the joint effort of the medicalestablishment, the military, governmentofficials and farmers. As it turned out,such cooperation was easier to demandthan to implement’.7 Niet alleen waren erlogistieke problemen, maar de gediplo-meerden van de veeartsenijscholen vanLyon en Alfort waarop werd vertrouwdom de ziekte vast te stellen werden ookniet geaccepteerd door de lokale bevol-king. Bovendien kwamen zij regelmatigin conflict met plaatselijke, ongediplo-meerde maréchaux.8 Dit soort strubbelin-gen bemoeilijkte een snelle bestrijdingvan de veepest: het was daarvoor van cru-ciaal belang dat de ziekte zo snel mogelijk,en met zo min mogelijk controverse, her-kend en bestreden werd. Enkele recentverschenen studies benadrukken in navol-ging van de meer theoretische bijdragen

3 Zie voor de Republiek: J.A. Faber, ‘Cattle-plague inthe Netherlands during the eighteenth century’, Me-dedelingen van de landbouwhogeschool te Wagenin-gen, Nederland 62.11 (1962); P.A. Koolmees, ‘Epizooticdiseases in the Netherlands, 1713-2002’, in: K. Brown enD. Gilfoyle ed., Healing the herds. Disease, livestockeconomies and the globalization of veterinary medicine(Athens OH 2010) 19-41; R. Rommes, ‘“Geen vrolyk ge-loei der melkzwaare koeijen”. Runderpest in Utrechtin de achttiende eeuw’, Jaarboek Oud-Utrecht (2001)87-135 en idem, ‘Twee eeuwen runderpest in Neder-land (1700-1900)’, Argos 31 (2004) 33-40. Voor Duits-land: D. Hünniger, ‘Policing epizootics. Legislationand administration during outbreaks of cattle plaguein eighteenth-century northern Germany as conti-nuous crisis management’, in: Brown en Gilfoyle ed.,Healing the herds, 76-91; R.A. Dorwart, ‘Cattle disease(rinderpest?). Prevention and cure in Brandenburg,1665-1732’, Agricultural History 35 (1959); evenals debijdragen in K. Engelken, D. Hünniger en S. Windelened., Beten, Impfen, Sammeln. Zur Viehseuchen- undSchädlings-bekämpfung in der Frühen Neuzeit (Göttin-gen 2007).4 Enkel in 1745, toen de Britse regering werd afgeleiddoor een gelijktijdige opstand, kon de ziekte daar voetaan wal zetten, waarna ze nog dertien jaar aanwezigbleef: J. Broad, ‘Cattle plague in eighteenth-centuryEngland’, Agricultural History Review 31.2 (1983) 106.5 F. Weymeers, Veeziekten en veeziektebestrijding1770-1914. (KU Leuven, onuitgegeven licentiaatsver-handeling 1965) 19.

6 Zie bijvoorbeeld J Fischer, ‘To kill or not to kill.The eradication of contagious bovine pleuro-pneumo-nia in western Europe’,Medical History 47.3 (2003) 315.7 D. Brantz. ‘“Risky Business”. Disease, disaster andthe unintended consequences of epizootics in eigh-teenth and nineteenth-century France and Germany’,Environment and History 17 (2011) 40. Zie ook F. Vallat,‘An outbreak in France in the XVIIIth century. Rinder-pest’, Comptes Rendus Biologies 335 (2012) 347-348.8 C. Hannaway, ‘Veterinary medicine and ruralhealth care in pre-Revolutionary France’, Bulletin ofthe History of Medicine 51.3 (1977) 442-443.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0024<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178524

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

van Harry Collins het belang van de figuurvan de expert als een belangrijke schakeltussen de staat (die gedurende de vroeg-moderne periode meer taken naar zichtoetrok) en lokale actoren met hun eigenbelangen. De expert fungeerde hier alsmediator, die door zijn specifieke vaardig-heden problemen kon oplossen en com-municeerde met alle betrokken partijen.9

Chandra Mukerji benadrukt hierbij hetbelang van ‘epistemic credibility’: het ver-trouwen dat werd gehecht aan de kennisvan de expert in kwestie.10

In de Oostenrijkse Nederlanden be-stond het korps van ‘experts’ waarop eenberoep gedaan werd voor het grootstedeel uit ‘koeimeesters’: helers zonder aca-demische scholing uit de plaatselijke ge-meenschap, in sommige gevallen bijklus-sende smeden. Op hen werd gerekend omde correcte diagnose te stellen en de teslachten dieren een waarde toe te kennen.Maar waarom? Welke expertise bezatenzij, en waarom werden zij door de over-heid vertrouwd? Over deze koeimeesters

is nog weinig bekend. De oproep van deEngelse historicus Roy Porter om meeraandacht te besteden aan de geschiedenisvan de geneeskunde from below ten spijt isvooral het achterhalen van de opvattingenvan niet-academisch geschoolde genezersdoor het gebrek aan bronnen geen gemak-kelijke opgave gebleken.11 De documentenover de veepestbestrijding vormen in ditopzicht echter een nagenoeg onontgon-nen bron.

Vooral in de wat oudere literatuurwordt nogal eens laatdunkend gedaanover de ‘pre-wetenschappelijke’ veeart-senij, die louter zou bestaan uit ‘volksmid-deltjes’ of kwakzalverij, en over haar be-oefenaars, die al snel worden afgedaan alsongeletterd en onkundig.12 Recentelijkerheeft Louise Hill Curth echter betoogddat er in het vroegmoderne Engeland weldegelijk een bloeiende literaire dierge-neeskundige cultuur was, die nauw aan-sloot bij de galenische opvattingen van demenselijke geneeskunde. Zij kan echter

9 Zie bijvoorbeeld de recente themanummers vanOsiris 25.1 (2010) en Annals of Science 69.3 (2012). Even-eens interessant zijn de bijdragen in U. Klein en E.C.Spary ed., Materials and expertise in early modern Eu-rope. Between market and laboratory (Chicago 2009);en de monografieën van Chandra Mukerji, Impossibleengineering. Technology and territoriality on the Canaldu Midi (Princeton 2009); en Eric Ash, Power, know-ledge and expertise in Elizabethan England (Baltimore2004). Zie ook Steven Shapin, Never pure. Historicalstudies of science as if it was produced by people withbodies, situated in time, space, culture, and society, andstruggling for credibility and authority (Baltimore2010); Harry Collins en Robert Evans, Rethinking ex-pertise (Chicago 2007); en idem, ‘The third wave ofScience Studies. Studies of expertise and experience,’Social Studies of Science 32 (2002) 235-296. Een gedeel-telijk overzicht van deze literatuur is te vinden in T.Broman, ‘Working knowledge. Technical practices, so-cial identities, and expertise in early modern Europe’,Historical studies in the natural sciences 44.1 (2014).10 Mukerji, Impossible engineering, 36.

11 R. Porter, ‘The patient’s view. Doing medical his-tory from below’, Theory and Society 14.2 (1985) 175-198. Zie over de moeilijkheid van het achterhalen vandeze opvattingen bijvoorbeeld L. Brockliss en C. Jo-nes, The medical world of early modern France (Oxford1994) 274 en T. Wijsenbeek-Olthuis, ‘Ziekte en tegen-slag. Ziektebeleving in de hoogste kringen van de Re-publiek in de zeventiende eeuw’, in: M. Gijswijk-Hof-stra en F. Egmond ed., Of bidden helpt? Tegenslag encultuur in Europa, circa 1500-2000 (Amsterdam 1997)73. Een zeldzame gedetailleerde studie van de opvat-tingen van een achttiende-eeuwse dokter en zijn pa-tiënten is B. Duden, The woman beneath the skin(Cambridge 1991).12 Zie bijvoorbeeld L. Wilkinson, ‘Veterinary cross-currents in the history of ideas on infectious disease’,Journal of the Royal Society of Medicine 73 (1980) 821; J.Blancou, History of the surveillance and control oftransmissible animal diseases (Parijs 2003) 176-177; J.Swabe, Animals, disease and human society. Human-animal relations and the rise of veterinary medicine(Londen 1999) 82; en R. Rommes, ‘Geen vrolyck ge-loei’, 126.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0025<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 25

2015, JRG. 128, NO. 1

niet veel zeggen over hoe deze opvattin-gen in de praktijk werden gebracht.13

François Vallat merkt op dat er in hetachttiende-eeuwse Frankrijk nauwelijksverschil bestond tussen academische enpopulaire remedies tegen de veepest.Zijn bronnen laten dan weer niet toe omuitspraken te doen over achterliggendeideeën.14

René De Herdt twijfelt in een studieover de Oostenrijkse Nederlanden aan dekunde van de koeimeesters en ziet zijneigen twijfel gereflecteerd door de con-temporaine overheid: deze zou na eenreeks experimenten in 1769 haar vertrou-wen in koeimeesters en remedies finaalzijn verloren.15 Nochtans bleven tot hetverdwijnen van de veepest in 1785 de koei-meesters hun sleutelrol in de veepestbe-strijding behouden – zij werden bijvoor-beeld niet vervangen door academisch ge-schoolde genezers, die in hun publicatiesvrij veel kritiek hadden op de koeimees-ters en eveneens experimenteerden metverschillende remedies.

De momenten waarop met remediesgeëxperimenteerd mocht worden, biedeneen ideale gelegenheid om de aard van dekennis van koeimeesters en artsen te on-derzoeken, evenals hun relatie tot de over-heid. In het eerste deel van dit artikel be-

spreek ik daarom de twee testmomentenen hun context: in de abdij van Drongenin december 1769 en in het Brugse Vrijeruwweg een jaar later. Hieruit zal blijkendat deze experimenten niets veranderdenaan het gebruik van de preventieve slacht,noch aan het inschakelen van koeimees-ters in het uitvoeren van deze politiek.Om dit te verklaren komen in het tweededeel het ziektebegrip en de remedies vankoeimeesters en artsen aan bod, evenalsde manier waarop zij hun positie als ex-pert legitimeerden. Ik zal duidelijk makendat de doelstellingen van de overheid ende expertise van zowel koeimeesters alsartsen uiteindelijk onverenigbaar waren:het probleem lag niet in de tegenstellingtussen verschillende vormen van genees-kunde, maar in de confrontatie tussen deframing van de ziekte door koeimeestersen artsen als een individuele aandoeningdie met een gepersonaliseerde aanpakmoest worden behandeld, en de framingdoor de overheid als een besmetting diezo snel mogelijk in de kiem gesmoordmoest worden.16 Nochtans werd de exper-tise van de koeimeesters wel aanvaard, enhun massale aanwezigheid op het platte-land maakte dat zij snel bij elke uitbraakaanwezig konden zijn.

Experimenten in Drongen

Nadat in november 1769 de eerste gevallenvan de runderpest werden vastgesteld in

13 L. Hill Curth, The care of brute beasts. A social andcultural study of veterinary medicine in early modernEngland (Leiden 2010).14 F. Vallat, Les bœufs malades de la peste (Rennes2009) 240-245. Ook de literatuur omtrent de mense-lijke geneeskunde benadrukt meer en meer het ont-breken van een echt onderscheid tussen ‘geleerde’ en‘volkse’ geneeskunde. Zie voor een recent overzichtbijvoorbeeld M. Lindemann, Medicine and society inearly modern Europe (Cambridge 2006).15 R. De Herdt, Bijdrage tot de geschiedenis van deveeteelt in Vlaanderen, inzonderheid tot de geschiede-nis van de rundveepest 1769-1785 (Leuven en Gent 1970)52-55.

16 Ik steun hier op het werk van Charles Rosenberg,die het belang benadrukt van het ‘framen’ van ziektein onder andere het bepalen van publiek beleid: ziebijvoorbeeld C.E. Rosenberg, ‘Disease in history. Fra-mes and framers’, The Milbank Quarterly 67.1 (1989) 1-15; of C.E. Rosenberg, ‘The tyranny of diagnosis. Spe-cific entities and individual experience’, The MilbankQuarterly 80.2 (2002) 237-260.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0026<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178526

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

enkele dorpen rondom Gent, schrokkende gedeputeerden van de Staten vanVlaanderen aanvankelijk terug voor eenstrikte slachtpolitiek.17 Zelfs Vilain XIIII,voorzitter van de (gedeputeerden van de)Staten van Vlaanderen, voorschepen vanGent en uiteindelijk de voornaamste pro-pagandist van de slachtpolitiek, was opdat moment nog optimistisch dat deziekte bedwongen kon worden door sim-pelweg remedies toe te dienen.18De raads-fiscaal van Vlaanderen, de vertegenwoor-diger van de centrale regering die toezagop het naleven van de veepestordonnan-ties, waarschuwde er echter voor dat deziekte zich verder zou kunnen versprei-den gedurende de periode dat geneesmid-delen werden toegediend.19

Na enkele dagen kwamen de gedepu-teerden van de Staten van Vlaanderen, be-last met het dagdagelijks bestuur van deprovincie, tot de vaststelling dat de ziektezich had verspreid via enkele ogenschijn-lijk nog gezonde dieren die waren ver-kocht op de markt van Dendermonde.Om verdere verspreiding te voorkomenvroegen en kregen ze van de centrale over-heid toestemming om verdere veemark-ten voor een periode van drie tot vier we-ken te verbieden.20 Een deputatie van hetBrugse Vrije – een van de Vlaamse kassel-rijen – die naar Gent kwam om hiertegente protesteren, werd te woord gestaandoor Vilain XIIII, die de maatregel verde-

digde met het argument dat een ziek dierwel twaalf dagen besmettelijk kon zijnvoordat er symptomen zichtbaar wer-den.21

De gedeputeerden besloten de overge-bleven getroffen dieren nu wel te slachtenen te begraven. De idee dat dieren be-smettelijk konden zijn voor het verschij-nen van symptomen werd naar voren ge-schoven als doorslaggevend argumentvoor dit besluit. De argumentatie van deraadsfiscaal werd hierbij overgenomen:het toedienen van geneesmiddelen in degetroffen stallen kon verdere verspreidingvan de ziekte niet voorkomen (in tegen-stelling tot wat men eerder had gehoopt)en werd dan ook tot nader order uitge-steld: aangezien men de oorsprong vande besmetting had kunnen achterhalen,was het nu vooral zaak de bestaande ziek-tehaarden snel te dempen en verdere ver-spreiding te verhinderen door middel vanhet marktverbod.22

In december verspreidde de ziekte zichechter verder, binnen Gent zelf en naarSint-Amandsberg; niet via contact tussendieren onderling, maar door een onbe-kende oorzaak.23 Twee dagen later meld-den afgevaardigden van de kasselrij Oud-burg dat de plattelandsbevolking uit angsthaar dieren te verliezen niet wilde mee-werken aan de bestrijdingsmaatregelen.

17 Rijksarchief Gent [RAG], Staten van Vlaanderen[SvV], 747, brief van de gedeputeerden van de Statenvan Vlaanderen (Gent, 16/11/1769).18 RAG, SvV, 747, brief van Vilain XIIII (Gent, 18/11/1769). Zie over de voorschepen: Piet Lenders, VilainXIII (Leuven 1995).19 RAG, SvV, 747, brief van Dierickx (Sint-Niklaas, 19/11/1769).20 RAG, SvV, 747, handschrift met hoofding ‘Reflec-tien gemaeckt by de ghedeputeerde vande staeten vanvlaenderen’. De toestemming kwam er 23/11.

21 Rijksarchief Brugge [RABR], Bundels Brugse Vrije[BBV], 597, rapport door burgemeester de Pelichy enpensionaris Onraedt (Brugge, 23/11/1769).22 RABR, BBV, 597, verslag door Vilain XIIII (Gent,24/11/1769). RABR, BBV, 603, brieven van Le Bailly deMarloop (Gent, 23/11/1769 en Gent 24/11/1769]; Alge-meen Rijksarchief [ARA], Raad van Financiën [RvF],4445, brief van Van Overloope (Gent, 30/11/1769).23 RABR, BBV, 597, brief van Le Bailly de Marloop(Gent, 04/12/1769). In het ene geval wordt verwezennaar een bewoner van een besmette boerderij die ineen andere stal ‘is commen vreyen eene dooghtersynde de dienstmaerte’.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0027<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 27

2015, JRG. 128, NO. 1

Er werd besloten de kasselrij een som vandrieduizend gulden toe te kennen omschadevergoedingen mee te betalen.24

Omdat de ziekte zich echter bleef uitbrei-den, verzochten de gedeputeerden enkeledagen later aan de raadsfiscaal om ‘laza-retstallen’ te mogen oprichten waarin ge-neesmiddelen gebruikt zouden kunnenworden. De vraag om de verplichte slachtvolledig af te schaffen, staat in de kladver-sie van hun brief maar is doorgestreept: devoortgaande verspreiding en de oplo-pende kosten maakten de gedeputeerdenduidelijk nerveus.25 De toestemmingkwam er en het verplicht slachten werdeveneens ingetoomd: dit bleef voortaanbeperkt tot gevallen waar er ‘imminentperyckel van communicatie’ zou drei-gen.26 De Gentse artsen Somers en VanderWoestijne, die eerder al enkele getroffendieren hadden onderzocht, werden naarde abdij van Drongen gestuurd om daargeneesmiddelen uit te proberen.

Intussen werd in een nieuwe poging deziekte een halt toe te roepen op 14 decem-ber besloten om alle runderen van Gentsebrandewijnstokers – zo’n 125 dieren – opte kopen en te slachten.27 In Drongen wa-ren de artsen aanvankelijk optimistisch,maar op 19 december moesten ze vaststel-len dat de dieren die ze behandelden erplotseling veel slechter aan toe waren: eenstalknecht had op eigen houtje een veel te

zwaar middel toegediend, zeiden ze,waardoor de dieren niet meer te reddenvielen. Enkele dagen later, op 22 decem-ber, rapporteerden ze geen enkele hoopmeer te hebben op genezing. Tijdens devergadering waarin dit rapport werd ont-vangen stelde Vilain XIIII aan de verza-melde gedeputeerden voor de slachtpoli-tiek onmiddellijk te hervatten.28 In zijnschriftelijke voorstel werd alleen gereptvan de negatieve uitkomst van de experi-menten en niet van de verklaring van deartsen. Hij noemde de proefnemingen bo-vendien uiterst gevaarlijk omdat ze geleidhadden tot de verdere verspreiding van deziekte, ‘vermits de siekte agt dagen daernaer haer veropenbaert heeft in het ge-buerte’.29

Op 28 december werd Vilains voorstelvoorgelegd aan de vergadering van de Sta-ten van Vlaanderen, samen met de onder-tussen gepubliceerde bevindingen van So-mers en Vander Woestijne en van de artsDe Scheppere, die op verzoek van deraadsfiscaal zijn oordeel over de ziekteop papier had gezet en eveneens pleittevoor slachting.30 Tevens werd gevraagdom niet alleen het opnieuw verderzettenvan de slachtpolitiek en het vergoedenvan hierdoor getroffen eigenaars goed tekeuren, maar eveneens om cordons temogen instellen rond getroffen dorpen

24 RAG, SvV, 748, verslag van een vergadering met degedeputeerden (Gent, 06/12/1769).25 RAG, SvV, 748, brief van de gedeputeerden (Gent,09/12/1769). Dit blijkt ook uit een brief twee dageneerder aan de voorzitter van de Raad van Vlaanderen,waarin ze klagen nog geen versoepeling van de slacht-politiek te hebben verkregen: RAG, SvV, 748, brief vande gedeputeerden van de Staten (Gent, 07/12/1769).26 RAG, SvV, 748, brief van raadsfiscaal Diericx (12/12/1769); RABR, BBV, 597, brief van de gedeputeerden.27 RAG, SvV, 748, resolutie Staten van Vlaanderen(14/12/1769)

28 RABR, BBV, 597, brief van Le Bailly de Marloop(Gent, 22/12/1769). Uiteindelijk werd dit werk gepubli-ceerd als Verhael ende reflexien op verbreydinge derbesmettelyke siekte in het hoorn-vee de welke sig ver-openbaert heeft in de Provintie van Vlaenderen t’sedertden 23. Octob tot den 23. Decemb. 1769 (Gent 1769)29 Vilain XIIII, Verhael ende reflexien, 27-28.30 J.B.B. De Scheppere, Oordeel over de nature mits-gaders de generale en particuliere oorsaeke der siecktedie onder het hoorn-vee binnen de Stadt Gendt en daerontrent in de maendt November 1769. heeft beginnen teteeckenen (Gent 1769) 4; ARA, RvF, 4445, brief vanraadsfiscaal Diericx (Gent, 24/12/1769).

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0028<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178528

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

waarbinnen alle runderen geslacht zou-den worden.31 Aan het kasselrijbestuurvan Dendermonde, dat zich niet kon vin-den in dit voorstel, werd geantwoord dathet van vitaal belang was dat men de in-fectie de tijd niet gaf zich te verspreiden.32

Uiteindelijk werd dit voorstel goedge-keurd op 1 januari: de slachtpolitiekmocht worden voortgezet en de slachtin-gen zouden uit de provinciekas wordenvergoed.33 Enkele dagen nadien werd eencordon rond Drongen, Gentbrugge enOostakker getrokken en werden alle die-ren in deze dorpen afgeslacht en vergoed,waarna de ziekte bedwongen leek.

Het had dus niet veel gescheeld of deslachtpolitiek zou in deze eerste maandenzijn verlaten: hoewel de gedeputeerdenvan de Staten al snel het idee aanvaard-den dat besmetting kon plaatsvindenvoordat er symptomen zichtbaar warenen dit hen deed overgaan tot een markt-verbod en snelle slacht, werd de ziektehier aanvankelijk niet door bedwongen.Omdat zij schadevergoedingen toeken-den, liepen de kosten bovendien snel op.Pas nadat was gebleken dat de ziekte zichnog gemakkelijker verspreidde dan aan-vankelijk was gedacht en de experimen-ten van de artsen Somers en VanderWoestijne als onbevredigend waren erva-ren, werd volop ingezet op de slachtpoli-tiek. Ook toen de ziekte in de loop van1770 terug opdook in verschillende kassel-rijen werd daar voorlopig niet meer vanafgeweken.

Experimenten in het Brugse Vrije

Pas nadat de ziekte in september 1770 wasbegonnen zich te verspreiden binnenVeurne-Ambacht en in oktober ook inhet aangrenzende gebied van het BrugseVrije (het zogenoemde Kamerlings Am-bacht), werd tot andere acties besloten.Het kasselrijbestuur van Veurne had op18 september al aan het Brugse Vrije latenweten dat de snelle en omvangrijke ver-spreiding van de ziekte in bepaalde gebie-den ‘d’executie van ‘s majesteyts placcae-ten [. . . ] onmogelyck is maeckende’.34Welwerden besmette dorpen omringd dooreen cordon, waarbinnen gezonde dierenniet meer werden geslacht om excessieveverliezen (en excessieve schadevergoedin-

Titelblad van het pamflet van Vilain XIIII

31 RAG, SvV, 748, brief van de gedeputeerden (Gent,28/12/1769).32 RAG, SvV, 748, brief van kasselrijbestuur Dender-monde (Dendermonde, 31/12/1769).33 RAG, SvV, 11178, drukwerk (Gent, 01/01/1770)

34 RABR, BBV, 599, brief van bestuur van Veurne-Ambacht (Veurne, 18/09/1770).

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0029<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 29

2015, JRG. 128, NO. 1

gen) te vermijden.35 Dezelfde maatregelwerd nadien eveneens toegepast in hetKamerlings Ambacht, hoewel de situatieer in november zo uitzichtloos leek datwerd voorgesteld de cordons rond indivi-duele dorpen te verlaten en de troepen tegebruiken om het hele ambacht af teschermen van de rest van het Vrije.36

Hier werd echter over getreuzeld: deraadsfiscaal was ziek en zijn vervangeren de centrale overheid gaven tegenstrij-dige signalen af.37 Op 28 novembermeldde het Vrije dat de ziekte zich uitge-breid had naar Klemskerke en Stalhille,dorpen die buiten het afgeschermde ge-

bied lagen, waarbij ze vreesden dat in ge-val van verdere uitbreiding ‘van aldaer se-kerlyck beth dan [meer dan] tweeduysentvette beesten misschien te sullen moetendoen dooden ende danof de weerde aende eygenaers vergoeden, het gonne aen deprovintie ten uyttersten lastelyck sal val-len’.38

De volgende dag al werd er vergaderddoor de gedeputeerden van de Staten envertegenwoordigers van de kasselrij Kort-rijk, het Land van Aalst en het BrugseVrije. Zij besloten de centrale overheid tevragen om alle gebieden waar de slachtniet meer werkte te mogen ‘abandonne-ren’, aangezien het zeker zou zijn dat deuitvoer van het edict daar zou leiden totveel te grote kosten. Om deze gebieden af

Kaartje van de polderstreek in het Brugse Vrije. Volgens het kasselrijbestuur van het Vrije van Brugge

bemoeilijkte het landschap er de uitvoer van de slachtpolitiek

Algemeen Rijksarchief Brussel, Geheime Raad, 1247/A

35 RABR, BBV, 599, brief van luitenant Joris (Pope-ringe, 09/10/1770)36 RAG, SvV, 11178, brief van pensionaris Onraedt(Brugge, 04/11/1770)37 RAG, SvV, 749, brief van pensionaris Onraedt(Gent, 12/11/1770)

38 RAG, SvV, 749, brief van het Brugse Vrije (Brugge,28/11/1770)

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0030<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178530

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

te zonderen van de nog gezonde steldenze voor hier een cordon te trekken. Tevensvroegen ze om in de te verlaten gebieden,‘ten coste vande provintie sulkdanige re-medien werckstellig te maecken, mitsga-ders belooningen te belooven ende tedoen, als sy geraedig sullen vinden’.39 Totdit beleid werd uiteindelijk besloten op 15december; ook zou getest worden of hui-den, vet, roet, en schapen de ziekte kon-den overbrengen.40 Bovendien zouden erweer lazaretstallen worden opgericht omte trachten betrouwbare remedies te vin-den: het lijkt daarbij vooral te zijn gegaanom remedies waarmee zelfs de ‘eenvou-dighen lantsman’ overweg zou kunnen.41

Leden van het kasselrijbestuur werdennaar de omgeving van Diksmuide ge-stuurd om enkele stallen te vinden waarexperts hun remedies konden beproeven.Ook zouden ter controle enkele stallenworden geobserveerd waar geen actiezou worden ondernomen. De schependie de leiding kreeg was bij voorbaat alsceptisch en meende dat ‘gelyck meestalle de beesten in de sieckte verschillen,men geene sekere genees middelen en salvinden’.42 In totaal zouden drie experts inenkele tientallen stallen pogingen onder-nemen om dieren te genezen: na twee we-ken had koeimeester Joannes Terriere ervan de 34 dieren zeven (of 21%) genezen;een andere koeimeester, Hendrick Asset,had 14 van de 24 dieren (58%) weten tegenezen.43 De koeimeester Jan-Baptiste

Hoornaert tot slot had 56 van de 98 dieren(57%) genezen.44 Alle niet genezen dierenwaren gestorven. Van de zestig niet-be-handelde dieren waren er 32 genezen(53%) en 28 gestorven.45 Deze proefne-mingen lijken door het ambacht Assenedealvast als succesvol te werden beschouwd:op 8 maart vroegen ze het verplicht slach-ten van gezonde dieren af te schaffen, aan-gezien bewezen was dat de toepassing van‘conveniente remedien’ veel meer dierenhad geconserveerd dan de ziekte had weg-gerukt. Het antwoord van Vilain XIIII waskort en bondig: de gedeputeerden kondenhier niet mee instemmen, te meer omdatdoor de lange duur van het genezingspro-ces de ziekte zich toch zou kunnen verder-zetten.46 Ook de centrale overheid washiervan overtuigd en verspreidde een ano-niem pamfletje waarin de proefneming inhet Brugse Vrije onomwonden als misluktwerd beschreven: de resultaten van dedrie koeimeesters werden opgeteld en opbasis hiervan werd geconcludeerd dat hunbehandelingen niet tot betere resultatenhadden geleid dan niets doen.47 Boven-dien werd gesteld dat het toedienen vangeneesmiddelen sowieso een langdurig,moeilijk en duur proces was; het oncon-troleerbaar verspreiden van de ziekte inhet Brugse Vrije en Veurne-Ambacht hadvolgens de centrale overheid enkel verme-

39 RAG, SvV, 749, verslag vergadering (Gent, 29/11/1770).40 RAG, SvV, 751, resolutie gedeputeerden (Gent, 15/12/1770).41 RAG, SvV, 751, brief van pensionaris Onraedt(Brugge, 18/12/1770).42 RABR, BBV, 598, brief van commissaris Mergaert(Vlasloo, 30/12/1770).43 RAG, SvV, 752, brief van commissaris Maryssael(Leffinge, 03/01/1771).

44 RAG, SvV, 752, brief van commissaris Mergaert(Beerst, 18/01/1771).45 RAG, SvV, 752, brief van commissaris Van Vossen(Essen, 14/01/1771)46 RAG, SvV, 753, brief van het ambacht Assenede(Assenede, 08/03/1771).47 RAG, SvV, 753, brief van gouverneur Charles-Ale-xander (Brussel, 05/03/1771); Verhael van den oor-sprong ende voortgank der behaelyke siekte onder hethoorn-vee in de Oostenryksche provintien der Nederlan-den (Gent 1771) 35-36.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0031<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 31

2015, JRG. 128, NO. 1

den kunnen worden door een nauwgezet-tere toepassing van de slachtpolitiek.48

De gelijktijdige experimenten warenniet succesvol in de zin dat het niet duide-lijk was of de ziekte was overgedragen viahuiden, roet of schapen of door een fout inde procedure. Niettemin werd beslotenom nieuwe proeven uit te voeren, maardeze beslissing werd niet uitgevoerd.49 Tij-dens de lentemaanden van 1771 leek deziekte namelijk weer compleet te verdwij-nen. Deze ontwikkeling werd toegeschre-ven aan de ruiming van de laatste besmet-tingshaarden. Toen de ziekte in de zomertoch weer opdook in het Brugse Vrije, dit-maal in het noorden, beschuldigde decentrale overheid het kasselrijbestuurvan onwil en incompetentie.50 Van hettesten van remedies was dit keer geensprake meer. Het opnieuw wegebben vande ziekte in de lente van 1772 werd gezienals het resultaat van de oprichting van eencomité in Gent dat speciaal belast wasmet de bestrijding van de veepest en eenstriktere naleving van de slachtpolitiek.51

Ook in de jaren die volgden, waarde deveepest nog rond in de Oostenrijkse Ne-derlanden, maar dit leidde nooit meer toteen oncontroleerbare uitbraak zoals tus-sen 1770 en 1772. De slachtpolitiek werd

niet meer ter discussie gesteld; voor ver-dere uitgebreide proefnemingen waren degedeputeerden van de Staten van Vlaan-deren niet meer te vinden. Op het voorstelvan een zekere dr. Van Eerlande om teexperimenteren met inoculaties werd bij-voorbeeld niet ingegaan.52

De experimenten in het Vrije vondendus plaats op een moment dat de slacht-politiek gefaald leek te hebben. Op dezesituatie werd gereageerd door enkele koei-meesters remedies te laten testen. De cen-trale overheid en de gedeputeerden vande Staten ervoeren deze experimentenals onbevredigend – de positieve evaluatievan bijvoorbeeld het bestuur van het am-bacht Assenede ten spijt. Hoewel ook deproefnemers optimistisch waren, werd af-gezien van verdere proeven. Net als bij deexperimenten van Somers en VanderWoestijne lijkt het fundamentele pro-bleem dat de voorgestelde remedies ver-dere verspreiding niet zouden kunnenvermijden, ongeacht hun effectiviteit ofpotentieel. Om dit te kunnen begrijpen,moeten we de opvattingen over ziekte engenezing van de verschillende actoren na-der onder de loep nemen.

Een gevoel voor humoren

Wat gebeurde er in het lichaam van hetzieke rund? In deze paragraaf beschrijf ikhoe verschillende groepen deze vraag be-antwoordden en welke remedies zij voor-stonden. De opvattingen van de medischeen bestuurlijke elite zijn bewaard geble-

48 Verhael van den oorsprong, 28.49 RAG, SvV, 753, brief van de gedeputeerden (Gent,21/02/1771)50 Dit komt nog het duidelijkst tot uiting in een ver-slag van afgevaardigden van het Brugse Vrije, die zo-wel door von Starhemberg als door de raadsliedenPlubeau van de Geheime Raad en Paradis van deRaad van Financiën ‘hebben moeten ontfangen repro-chen benevens een doorsnydende mercuriael over desoogeseyde negligentie in het doen executeren derplaccaeten’. RABR, BBV, 601, verslag (Brugge, 05/10/1771).51 RABR, BBV, 604, brief van de jointe voor Vlaande-ren (Gent, 07/02/1772); RAG, SvV, 11183, brief van Ge-heime Raad (Brussel, 16/03/1772)

52 RAG, Raad van Vlaanderen [RAV], 32006, brief vanVan Eerlande (Wervik, 21/10/1773). Dit in tegenstellingtot bijvoorbeeld Engeland en de Republiek: C. Huyge-len, ‘The immunization of cattle against rinderpest ineighteenth-century Europe’, Medical History 41.2(1997) 182-196.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0032<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178532

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

ven in talrijke publicaties en manuscrip-ten en daarmee relatief gemakkelijk teachterhalen. Volgens Vilain XIIII bijvoor-beeld werd de ziekte veroorzaakt door een‘besmettelijk venijn’ dat enige tijd nodighad om zich ‘uit te broeden’. Pas nadathet lichaam vergeven was van deze stofwierp het gif ‘sig seffens op eenig edeldeel binnen de Beeste, welk deel besmetzynde, beginnen allengskens de teekenenhun uytwendig te openbaeren’. De eerstealgemene aftakeling was niet van buitenafmerkbaar, maar wanneer er een autopsie

werd uitgevoerd op dieren die in dezeeerste fase stierven, ‘vont men de selvevan binnen met de gangrene, zulken af-grysselyken stank van hun gevende, datde experte geene voordere ondersoekenbestonden te doen’.53

Vilain XIIII had dus geen modern ziek-tebegrip in de zin dat hij bepaalde symp-tomen verklaarde door pathologische ver-anderingen binnen het ene of het andereorgaan. Aantasting van organen vond inzijn ogen pas plaats in tweede instantie,op een moment dat ‘dat de byna onerstel-lyke ravage al gedaen is’.54 Zij vormt wel-iswaar een zichtbaar teken, maar geens-zins de oorzaak van de ziekte.

Met deze opvattingen bevond VilainXIIII zich in het gezelschap van zowatalle contemporaine medici die over deze

Om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan, werden er op verschillende momenten cordons

getrokken (op dit kaartje aangeduid met de letters ‘A’, ‘B’ en ‘C’)© Algemeen Rijksarchief, Secretarie van State en Oorlog, 2142

53 Vilain XIII, Verhael ende reflexien 23. Zoals eerderal vermeld, werd dit boek door de provinciale en cen-trale overheid uitdrukkelijk naar voren geschoven alsdé verdediging van de afslachtpolitiek en zodoendeop honderden exemplaren verspreid. Zie bijvoorbeeldRAG, SvV, 11176, brief van Vanden Cruyce (Hoogstra-ten, 04/01/1770); RAG, SvV, 748, brief van de gedepu-teerden (Gent, 28/12/1769). 54 De Scheppere, Oordeel over de nature, 9.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0033<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 33

2015, JRG. 128, NO. 1

ziekte publiceerden. De Gentse artsen So-mers en Vander Woestijne spreken vaneen ‘subtil, doordringent en besmettendevenyn’ dat alle lichaamsvochten verderften zo een ‘brandende hitte, een rasse ont-stekinge’ veroorzaakt dat onstuitbaar uit-mondt in ‘Gangrene en Mortificatie’. Desnelheid waarmee dit gebeurde hing inhun begrip af van traditionele galenischefactoren als ‘de jaeren, temperament,voedsel en stalling van de Beeste’.55 Deeveneens Gentse medicus De Schepperezocht de oorzaak in een ‘contagieuse ver-giftige stoffe [ . . . ] van eenen putriden, al-kalinen, volatilen, subtilen, penetreren-den, corroderenden aert’ die enkele dagenof zelfs weken nodig had om tot zichtbareuitwerkingen te komen. Hij beschrijft aanwelke tekens de ziekte te herkennen valttijdens een autopsie, maar opvallend isdat hij aangeeft dat deze eigenlijk zeeruiteenlopend zijn – longen, hersenen,keel, maag en darmen, lever en galblaaskunnen allen aangetast zijn of juist niet –en zeker niet vastliggen. Ook hier blijktdat de aantasting van organen volgt ‘wan-neer de gevitieerde, uytgebroude, infecte-rende stoffe, sig verschillig op d’inwendigedeelen, ingewanden &c. door de circulatiehebbende neergestelt’. De eigenlijke oor-zaak is te zoeken in ‘eene getroubleerdeperspiratie, de circulatie des bloeds, enlaeter d’humeuren t’eenemael vitierende,waer uyt volgen moeten obstructien, cor-ruptien, inflammatien, geswellen, convul-sien &c. ende dat de maege ende de inge-wanden moeten verliesen hun magt, alsmede de zenuwen infaillibelyk buytenhunne actie worden gestelt’.56

Het ziekte- en lichaamsbeeld dat hier naarvoren komt lijkt geïnspireerd door hetdenken van de bekende Nederlandse artsHerman Boerhaave, die het lichaam voor-stelde als een hydraulisch systeem, waar-bij gezondheid afhing van een vlotte enongehinderde circulatie van lichaams-vochten. Ook is er een gelijkenis met degedetailleerde reconstructie die BarbaraDuden maakte van het lichaams- en ziek-tebeeld van de achttiende-eeuwse Duitsemedicus dr. Johannes Stoch en zijn pa-tiënten: binnen het lichaam circuleerdenlichaamssappen, los van anatomischestructuren. Het was de taak van de medi-cus om gezonde circulaties aan te moedi-gen, verkeerde bewegingen of blokkageste corrigeren en corrumperingen of exces-sen het lichaam uit te drijven.57 Zo koneen zwerende wonde een goed teken zijn– vervuiling of een teveel aan materie dathet lichaam verliet – en het verdwijnenervan een reden tot bezorgdheid: de‘stroom’ kon dan namelijk naar binnen ge-trokken zijn en daar belangrijke organenaantasten of verharden.58 Om dit te ver-helpen en deze ‘stromen’ op gang te bren-gen of terug in goede banen te leiden,schreef de medicus aderlatingen, etter-drachten of blaartrekkende productenvoor.59 In wezen was dit een soort ‘gefil-terd’ galenisme, dat zijn connecties metde Aristoteliaanse fysica grotendeels hadverloren en verwerd tot een loodgieterijaan bewegende vochten.

55 J. Somers en J. Vander Woestijne, Ontwerp rae-kende de besmettelyke siekte van het hoorn-vee, desselfstoevallen en hulp-middels (Gent 1769) 9.56 De Scheppere, Oordeel, 10.

57 Duden, The woman beneath the skin, 133. Dr. Stochbevond zich in dit opzicht binnen de medische main-stream; zie bijvoorbeeld M. Lindemann, Health andhealing in eighteenth-century Germany (Baltimore enLondon 1996) 262-271 en M. Fissell, Patients, powerand the poor in eighteenth-century Bristol (Cambridge1991) 16-37.58 Duden, The woman beneath the skin, 132.59 Ibidem, 134-135.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0034<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178534

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

Ook de hierboven geciteerde auteurs be-nadrukken de ‘gegangreneerdheid’ of ‘pu-triditeit’ van wat ze aantroffen bij autop-sies van overleden dieren; ook koeimees-ters, die eveneens dieren opensneden,kwamen overigens tot deze vaststelling.60

Zij zien hierin net als Stoch eerder gevolgdan oorzaak; het resultaat van verdorvenlichaamsvochten die stagneerden en ver-rotten.61 De remedies die zij voorschrevenlijken er dan ook op gericht om deze hu-moren terug te zuiveren en de gecorrum-peerde stoffen uit het lichaam te drijven:het ging daarbij om verschillende krui-denmengsels, aderlatingen, purgerendemiddelen en het steken van etterdrachtenof ‘vuurwortels’. De etterdracht was eentouwtje dat bij runderen werd bevestigdin de keelkwab; door het touwtje te be-wegen kon de wond opengehouden wor-den. Het doel hiervan was het doen vloei-en van lichaamsvochten. De vuurwortel(Anacyclus pyrethrum, tegenwoordig be-kend onder de naam bertram) diende het-zelfde doel: een stukje plant werd onderde huid aangebracht en zorgde daar vooreen ontsteking. Het effect werd geïnter-preteerd als een positief ‘afvloeien’ vanschadelijke stoffen. Ook veelvuldig ro-skammen werd uitdrukkelijk aangeraden,‘hier door worden de los-staende hairenweg-genomen, de vuyle korsten geruymt,

de pori geopent, de transpiratie herstelten vermeerdert, en aldus wordt aen dehumoren den weg gebaent om langs de-sen eensdeels uyt het lichaem te gaen’.62

Eenzelfde redenering vinden we terugbij deWest-Vlaamse koeimeester Jan Bap-tiste Hoornaert. Hij bemerkte dat vooralde longen van overleden dieren ‘bedorven’waren. Hieruit leidde hij af dat de dierendie hij niet kon genezen, al te grote inwen-dige schade hadden opgelopen voordatuitwendige symptomen zichtbaar wer-den. Hij kon echter wel beterschap belo-ven ‘voor de gonne wiens inwendighe in-fectatie, voor het inwendigh teekenen, sooverre niet gecomen en is’ – met anderewoorden, voor die dieren waarbij deziekte zich nog niet had veropenbaard inenig orgaan, wat pas gebeurde op het mo-ment dat ‘de selve ten hoogsten in hetbloet is gecomen’.

Genezing in de praktijk

De remedies die Somers en Vander Woes-tijne gebruikten in de abdij van Drongenvolgden deze principes: de dieren werdenadergelaten en er werd een etterdracht ge-stoken – het werd daarbij als een goedteken beschouwd wanneer de zo ontstanewonden begonnen te etteren. Daarna kre-gen de dieren elke dag een ‘mixture mine-rale’ en oximel (honingazijn) toegediendom de inwendige ‘verroting’ tegen te gaanen werden zij nauwgezet geobserveerd.Afhankelijk van hun toestand werd de do-sering aangepast of kregen zij nogmaalseen aderlating, ‘naer proportie van hunnejaeren’, of een etterdracht toegediend. Bijernstige gevallen werd eveneens cinchonagegeven. Dieren die last kregen van con-

60 Zie bijvoorbeeld RAG, SvV, 11176, brief van JacobusWeemaes (Daknam, 29/10/1769) en RAG, SvV 11175,brief van Pieter Van Loof (20/12/1769). In het middenvan de achttiende eeuw was ‘verrotting’ een couranteverklaring voor ziektes. Zie hiervoor M. Harrison,Me-dicine in an age of commerce & empire. Britain and itstropical colonies 1660-1830 (Oxford 2010) 65-85.61 Duden, The woman beneath the skin, 138. Een ex-pert die zieke dieren aantrof te Houtem verklaardeniet voor niets ze te willen genezen ‘principalyckmet den cours van het bloedt liber te maken endesyne gewoonelycke circulatie te procureeren’: RABR,BBV, 597, PV bij Pieter Deschadt (Houtem, 04/07/1770) 62 Somers en Vander Woestyne, Ontwerp, 15.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0035<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 35

2015, JRG. 128, NO. 1

stipatie werd een klisma toegediend; wan-neer de muil was aangetast werd deze li-chaamsholte uitgewassenmet azijn of eenaftreksel van kruiden. Aan zwakke dierenwerd ten slotte bier of wijn gegeven terversterking, of er werd karamel door hungebruikelijke drank geroerd.63 De behan-deling die Jan Baptiste Hoornaert een jaarlater gebruikte, verschilt hier weinig van.Zijn standaardbehandeling bestond uiteen ‘zweetdrank’ van theriac met bier ofwijn om al het ‘inwendigh fenyn uyt tejaeghen’ en het wassen van de keel metazijn. Ook bedekte hij alle dieren metwarme dekens en liet hij hen pap eten.Dieren die nog niet of net ziek waren, liethij bloed af in de hals om hen te verlossenvan ‘quaedt bloedt’. Afhankelijk van hetverloop van de ziekte en het ‘tempera-ment der beeste’ beval hij meer of mindertheriac toe te dienen. Bij ernstige gevallenliet hij ook wat bloed af onder de tong endiende hij een mengeling toe van boter,laurier- en komijnzaad ‘omme alle inwen-dighen brandt uyt de levers te dryven’, ofhing hij een zak met warm haver aan hunhoofd ‘om de slymen af te trecken’.64 Die-ren met verstopping gaf hij een poedervan kolokwint, een laxerend middel, inmelk of schaapzurkelsap.

De remedies van artsen en koeimees-ters bestonden dus uit dezelfde middelenen hadden hetzelfde doel: de ziekte gene-zen door het behouden of herstellen vaneen gezond evenwicht van humoren en

een normale circulatie van lichaamsvloei-stoffen. De behandeling was individueelin de zin dat de therapie werd aangepastaan de gesteldheid en de symptomen vanhet dier in kwestie.

Hoewel van Jan Baptiste Hoornaert hetmeest gedetailleerde verslag is bewaardgebleven, lijkt een dergelijke handelwijzevrijwel universeel geweest te zijn. Koei-meesters bedienden zich zowel van tradi-tionele geneesmiddelen als theriac als vannieuwere, ‘modieuze’ middelen als anti-monium.65 Ook met het steken van eenetterdracht of vuurwortel zaten koeimees-ters en medici op dezelfde golflengte. Ver-gelijk bijvoorbeeld de volgende behande-lingen, de ene voorgeschreven door So-mers en Vander Woestijne, de tweede uiteen anoniem pamfletje uit 1744 waarinverschillende remedies van koeimeesterswerden verzameld. Zo verschillend lijkenze niet:

Op den selven tydt is het ook geraedigvuur-wortels te steken in de agterste bil-len en steert, om alsoo aen de humorenmeer als eenen weg te openen.66

Men moet de Beesten (om de quaetaer-dige stoffe, die d’inwendige partyen nugeinfecteert heeft, naer’t uytwendigh tebrengen, ende alsoo te dissiperen endecureren) eerst voor al van het Vuûr doensteken met Vuûrwortels of Nieswortel(Helleborus niger in ’t latyn geseyt) in ’thangen van de twee Billen, item oock in ’thangen van de Borste, met de reflectiedat in elcken Bil moet ghesteken worden

63 RAG, SvV, 11175, rapporten van Somers en VanderWoestijne [december 1769].64 RAG, SvV, 752, verslag van commissaris Mergaert(Beerst, 18/01/1771). Een kopie van dit verslag bevindtzich eveneens in RABR, Fonds Sanders, 820. Theriacwas een geneesmiddel gemaakt van verschillende (enuiteenlopende) ingrediënten dat ook in de menselijkegeneeskunde veelvuldig gebruikt werd, onder anderetegen de pest.

65 Bijvoorbeeld RAG, SvV, 748, brief van J. Vispoel(Saffelare, 09/12/1769). Zie voor het groeiende gebruikvan dergelijke metalen onder andere Harrison, Medi-cine in an age of commerce & empire, 142-145.66 Somers en Vander Woestyne, Ontwerp, 13.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0036<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178536

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

dry stucken van den voorschreven Vuûr-wortel, ofte Nies-wortel, eenen vinger vanelckanderen.67

De parallel tussen de opgegeven redenen:‘om aen de humoren meer als eenen wegte openen’ en ‘om de quaetaerdige stoffe,die d’inwendige partyen nu geinfecteertheeft, naer’t uytwendigh te brengen’ isduidelijk. In beide gevallen moesten ge-corrumpeerde lichaamsvloeistoffen naarbuiten worden geleid, weg van de belang-rijkste organen. Het steken van een ‘vuur-wortel’was dus geen cosmetische ingreep:het etteren van deze wonde werd geïnter-preteerd als het wegvloeien van de scha-delijk geworden humoren, die letterlijknaar de oppervlakte getrokken werden.Deze remedie behoorde tot het stan-daardrepertorium van koeimeesters enveehouders en wordt meermaals gesigna-leerd of aangeraden door diverse brie-venschrijvers.68 In een brief van de abtvan de Antwerpse Sint-Michielsabij wordthet steken van een etterdracht bijvoor-beeld vermeld als een goede behandelingaangeraden door ‘eenen persoon van ken-nisse die eenen grooten Weyder van veeis, ende de Sieckte en Sterfte onder het

selve op de voorige tyden heeft byge-woont’. Hier is de reden ‘dat de siecktebegint van het hooft, ende by middel vanhet voorschreve, de obstructie in het hooftcan lostgemaeckt worden, ende de beestealsoo gesalveert worden’.69

Somers en Vander Woestijne adviseer-den overigens deze etterdrachten ook pre-ventief te steken.70 Dat dit ook gebeurdeblijkt uit een rapport uit Meerhout. Eenlandbouwer liet optekenen dat hij de ge-woonte had om jaarlijks zijn dieren te la-ten aderlaten of om een ‘vuurstok’ te doensteken, aangezien zij op stal stonden enhet daar warm was.71 Dat dit blijkbaarjaarlijks gebeurde, versterkt de indrukdat hier niet louter het advies van Somersen Vander Woestijne werd toegepast. Hetging hier om een remedie die door allelagen van de bevolking werd gebruikt,om dezelfde reden.72

67 Rijksarchief Anderlecht [RAA], Staten van Brabant[SvB], supplement 743, drukwerk getiteld ‘Tegens sooeene haestige ende scherpe sieckte. . . ’.68 Buiten de gegeven voorbeelden, zie ook bijvoor-beeld RAG, SvV, 11176, brief van paarden- en koeimees-ter Jacobus Weemaes (Daknam, 29/10/1769); RAG,SvV, 11176, bijvoegsel bij brief van Vanden Cruyce ge-titeld ‘Remedie van Guillielmus Pauwels smit vanCalmthout’. (Hoogstraten, 19/11/1769); Rijksarchief Be-veren, Oud gemeentearchief Essen, document methoofding ‘Remedie voor de hooren beesten uyt wel-ckers muyl zeever loopt de oogen root en treenen engeen melk gevende [. . . ] worden gegeven by experien-tie door den Heer G: van der Schilder vicarius vallislibor anno 1748’; RABR, BBV, 598, document methoofding ‘Geneesmiddel ende maniere omme den sel-ven te gebruycken’.

69 RAA, SvB, kartons 468/5, brief van abt Antonius(Antwerpen, 21/12/1769).70 Somers en Vander Woestijne, Ontwerp, 18.71 RAA, SvB, kartons 469, formulier omtrent Christi-aan Peermans (Meerhout, 01/08/1776). De gegevenmotivatie, de warmte in de stallen, doet denken aande toen gebruikelijke gewoonte reizigers naar tropi-sche gebieden preventief te aderlaten: Harrison, Me-dicine in an age of commerce & empire, 128.72 Ronald Rommes komt tot dezelfde conclusie voorUtrecht, waar deze remedie blijkbaar bekend stondals het ‘Spaans vuurkruid’ en op dezelfde manier ge-bruikt werd: Rommes, ‘Geen vrolyck geloei’, 126. Vaneen religieus-geïnspireerd fatalisme, waar deze auteureveneens melding van maakt, lijkt er in de Oosten-rijkse Nederlanden overigens geen sprake te zijn ge-weest. Maar zie F. Egmond, ‘De aansprakelijkheid vanGod. “Gewone” Nederlanders en bijzondere natuur-verschijnselen in de zestiende eeuw’, in: Gijswijt-Hof-stra en Egmond ed., Of bidden helpt?, 11-27 voor eenbelangrijke nuancering van het belang van religieuzeverklaringswijzen tout court.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0037<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 37

2015, JRG. 128, NO. 1

‘Met handen ende vingers’

Interessant is dat ook de legitimering vanautoriteit en de verklaring voor het falenvan remedies bij medici en experts opeenzelfde manier verliep. Waarom moester naar hen geluisterd worden? Omdat hijde uitbraak van 1744 had meegemaakt endaarbij veel ervaring had opgedaan,voerde Hoornaert aan. Ook de overhedenvonden ervaring een van de belangrijkstevoorwaarden waaraan een koeimeestermoest voldoen. Toen in februari 1772 deparochies van de kasselrij Kortrijk ge-vraagd werd een expert voor te dragen,was ouderdom en ervaring met vorige uit-braken duidelijk een van de belangrijkstekwalificaties, samen met een goede repu-tatie.73

Toch moet hieruit niet geconcludeerdworden dat koeimeesters zich louter be-riepen op hun ervaring: volgens Hoor-naert was deze juist relevant omdat hijhierdoor in staat was de soms subtiele enveranderlijke tekenen van de ‘besmettelij-ke ziekte’ te onderscheiden van die vanandere mogelijke aandoeningen. Zo konhij de juiste middelen voorschrijven en af-stemmen op het temperament van het ge-troffen dier. Indien de foute middelenwerden gebruikt, zou dit er immers voorzorgen dat het dier ‘noch meer soudenontsteken ende het inwendigh venyn ver-meerderen’.74 Ervaring op zich was dusniet genoeg: deze hielp om de juiste diag-nose te kunnen maken, waarna de behan-deling kon worden afgestemd op de oor-zaak van de ziekte en de gesteltenis vanhet individuele rund. De koeimeesters wa-ren dus niet louter ‘empirici’ die in het

wilde weg middeltjes gebruikten zonderdaar een onderbouwde reden voor te heb-ben, in de hoop eerder behaald succes teherhalen.75 Demedicus De Scheppere ver-dedigde in dezelfde termen de superiori-teit van zijn kennis: ook hij had de uit-braak van 1744 meegemaakt en ook hijwist dat het gevaarlijk was ‘van in’t wilde,op eenige equivoque teekenen, ofte op sis-tematique suppositien, remedien voor-te-schryven; ’t Empyrismus, ’t gone meest deviolente ofte drastique remedien werk-stellig maekt, aen de konste verfoeyelykzynde’.76

Ets van een kerstroos (helleborus niger), gebruikt

om dieren ‘van het vuur te steken’

Wellcome Library, London

73 RABR, BBV, 604.74 RAG, SvV, 752, verslag van commissaris Mergaert(Beerst, 18/01/1771).

75 Wat dit betreft is het wel interessant dat van som-mige koeimeesters expliciet gezegd werd dat hun va-ders en grootvaders zich ook bezighielden met het‘cureren’ van dieren. Bvb. RABR, BBV, 604, brief vanhet lokaal bestuur van Wingene (05/02/1772). Theore-tische kennis kon uiteraard ook langs deze weg over-gedragen worden.76 De Scheppere, Oordeel, 5.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0038<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178538

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

Ook wanneer het fout liep en er toch run-deren stierven zijn de parallellen opval-lend. Hoornaert had ‘met handen endevingers’ aan de eigenaars getoond hoe zede remedies moesten klaarmaken en toe-dienen, maar natuurlijk was dit niet altijdop de goede manier gebeurd. Hij twijfeldeof zijn instructies juist werden uitgevoerden hij was er zeker van dat dit sowieso telaat was gebeurd. In twee gevallen warener zelfs dieren doodgegaan omdat de eige-naars een foute, te drastische remediehadden gebruikt: één dier werd adergela-ten in het oor, ‘welcke het bloedt sooda-nigh is afgheloopen, daer naer haer doodtom seggens gheen bloedt meer over haeren is bevonden’. Bij een ander dier werdzulk een krachtig laxeermiddel toege-diend dat het ‘alsnu buyten alle hopeschynt’.77Ook de kuur van Somers en Van-der Woestijne, of toch althans in die stalwaar ze er niet te laat bij waren gehaald,mislukte uiteindelijk omdat een knechtop eigen houtje besloot de dieren eenneusspoeling van wijnazijn toe te dienen.Een veel te zwaar middel, oordeelden dedokters. Na dit voorval verslechterde detoestand van de hen toevertrouwde die-ren zienderogen, en uiteindelijk stiervendeze.78

Zowel experts als medici meenden dusdat zij door hun ervaring en kennis deware aard van de ziekte verstonden, endat zij daardoor op de gepaste wijze kon-den ingrijpen. Elk ziek individu was na-melijk anders, en het terug in balans bren-gen van de lichamen van zieke dieren waseen delicate opdracht: een fout genees-middel kon de ziekte juist bevorderen of

het evenwicht finaal verstoren. Waar zijgenezing verwachtten en deze toch nietkwam, werd dit onder meer geweten aanboeren en knechten die instructies nietgoed opvolgden of op eigen houtje te dras-tische, gevaarlijke remedies betrachtten.

De scherpe kritiek die medici soms le-verden op experts, zoals Somers en Van-der Woestijne die schrijven over ‘de on-wetendheid der Heelmeesters’ en vindendat ‘de Vlaemsche Meesters’ op de foutemanier aderlaten, moet mijn inziens danook veeleer geïnterpreteerd worden alseen sociologisch conflict, een manier omde eigen kennis boven die van de ander testellen, dan als bewijs van scherp uiteen-lopende kennissystemen.79

Verschillende historici maakten al hetpunt dat artsen hun expertise vóór de op-komst van de moderne geneeskunde opeen onderscheidende manier moestenaanprijzen en zichzelf volgens anderemaatstaven beoordeelden: ‘Success wasdistinguished by patients, fame as a tea-cher and a fat income’.80 Het lot van eenmedicus was dus afhankelijk van de con-tacten die hij legde en de mate waarin hijzijn patiënten tevreden stelde.81 In deOostenrijkse Nederlanden waren genees-heren, chirurgijns en apothekers verenigdin Collegia Medica, die in de loop van dezeventiende en achttiende eeuw in ver-schillende steden werden opgericht.Deze Collegia werden opgericht bovenop

77 RAG, SvV, 752, verslag van commissaris Mergaert(Beerst, 18/01/1771).78 RAG, SvV, 11175, brief Somers en Vander Woestijne(19/12/1769).

79 Somers en Vander Woestyne, Ontwerp, 6 en 10.François Vallat komt tot een gelijkaardige conclusievoor Frankrijk: Vallat, Les bœufs malades, 242.80 R. French, Medicine before science. The business ofmedicine from the middle ages to the Enlightenment(Cambridge 2003) 257.81 Zie hierover N.D. Jewson, ‘Medical knowledge andthe patronage system in 18th century England’, Socio-logy 8 (1974) 369-285 en N.D. Jewson, ‘The disappea-rance of the sick-man from medical cosmology, 1770–1870’, Sociology 10 (1976) 225-244.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0039<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 39

2015, JRG. 128, NO. 1

al bestaande ambachten zoals die van debarbierchirurgijns en kwamen in feiteneer op een putsch van academisch ge-schoolde dokters tegenover apothekersen chirurgijns.82

Niet alleen probeerden medici machtte verwerven ten opzichte van deze tweeverwante beroepen, maar tegelijkertijdwerd ook getracht de medische markt zo-veel mogelijk af te schermen van buiten-staanders. Opvallend is dat ook hier vaakverwezen werd naar een bijzondere com-petentie als rechtvaardiging voor collec-tieve rechten en verworvenheden, maardat het bijna als gegeven werd beschouwddat een ambachtslid ook competentwas.83 Op het platteland was de invloedvan de Collegia Medica echter zeer be-perkt: om hun bekwaamheid en superiori-teit ten opzichte van de koeimeesters tevestigen en daarmee dus hun eigen dien-sten en geneesmiddelen aan te prijzenmoesten medici hun toevlucht nementot gedrukte pamfletten en retoriek.84

Het is wellicht niet zonder betekenis dathet boekje van De Scheppere eindigt metde melding dat een bepaalde remedie ‘iste bekomen tot Gendt, ten huyse van Sr.Pieter François Hellebaut, woonende inde Velt-straete’.85 Ook de veepestbestrij-

ding zelf kon best lucratief zijn: Somersen Vander Woestijne kregen voor hun ex-perimenten in Drongen een som van 500gulden courant86; koeimeesters kregeneen vergoeding van zo’n 12 stuivers perexaminatie die zij deden.87 Dit vooruit-zicht op patronage verklaart wellicht ookwaarom zowel Somers en Vander Woes-tijne als De Scheppere zich in hun boek-jes, hoewel zij daarin verschillende moge-lijke remediën beschrijven, eveneensscharen achter het overheidsingrijpen enzich positief uitlaten over de slachtpoli-tiek: een al te kritische houding werdniet bijster geapprecieerd.88

Conclusie

In zijn verdediging van de slachtpolitiekschept voorschepen Vilain XIIII een bijnaapocalyptisch beeld: het ‘besmettelijk ve-nijn’ dat de runderen aantastte vermeer-derde zich gestaag in hun lichamen, ver-spreidde zich door de lucht en klamptezich vast aan alle losse en vaste objectenin de omgeving:

Dat de athmosphére, ofte omswevendelogt, den geur, ofte reuk van de besmettebeesten, dat de menschen en anderegedierten door hun hair ofte wolle, jaselfs dat de doode ende onroerelyke sae-ken, soo als is het hout, stroy, spoele, aele,

82 B. De Munck, ‘Medische praktijken. Conflictenrond competentie in de Antwerpse medische sector,17de en 18de eeuw’, Tijdschrift voor sociale geschiedenis27.4 (2001) 464.83 Ibidem, 462.84 R. Schepers, De opkomst van het medisch beroep inBelgië. De evolutie van de wetgeving en de beroepsor-ganisatie in de 19de eeuw (Amsterdam 1989) 18; P. Len-ders, Overheid en geneeskunde in Habsburgse Neder-landen en het Prinsbisdom Luik (Kortijk 2001) 40.85 De Scheppere, Oordeel, (laatste blad, zonder num-mer: ‘By-Voeghsel’. Dit bijvoegsel ontbreekt in de ver-sie die bijvoorbeeld ingescand te vinden is op GoogleBooks, maar is aanwezig in het exemplaar bewaard teAnderlecht: RAA, Staten van Brabant, kartons 468/11.

86 Wat neerkomt op ongeveer 41 ponden grotenVlaams per persoon. Ter vergelijking: de abt van Dron-gen kreeg de volledige waarde van zijn dieren ver-goed, een som van 10 ponden groten Vlaams per koe.87 Bvb. RAG, SvV, 11181C. Staat van onkosten (Kruibe-ke, 09/05/1772).88 Zie bijvoorbeeld RAG, SvV, 11176, brief van VandenCruyce (Antwerpen, 29/01/1770) waarin wordt be-schreven hoe de publicatie van een kritischer manu-script werd verhinderd.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0040<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178540

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

wolle-laeken besmettelyk zyn van hetselve venyn, soo dat dese by geval nae-derende aen eenige levende Hoornbees-ten, de selve ’t zy door den reuk, ofteandere onsienbaere wyze besmetten.89

De slachtpolitiek was voor hem de enigeoplossing aangezien ‘eene beeste die be-smet is, hoe langer sy leeft, hoe meerderhaar venyn wort, en hoe kragtiger sy hetselve aen al dat ontrent haer is mede-deelt’.90 Dat is de reden dat alle gezondedieren die zelfs maar in de nabijheid vanbesmette dieren zouden hebben gestaanterstond geslacht moesten worden. Ho-pen op genezing deed meer kwaad dangoed: niet omdat de koeimeesters incom-petent zouden zijn, maar vooral omdat dithet venijn meer tijd zou geven om inkracht toe te nemen. De idee van een ui-terst besmettelijk venijn dat zich boven-dien kon verspreiden lang voordat deziekte merkbaar werd, was al snel bij Vi-lain XIIII aanwezig, getuige het verbod opveemarkten en de motivering hiervan.Deze bekommernis bleef hij ook in laterejaren houden: toen de ziekte zich in 1771had verspreid over het Brugse Vrije, ver-dedigde hij de beslissing om de slachtpo-litiek hier tijdelijk niet meer uit te voeren:

La multitudes de betes infectées ainsique l’effusion de leur sang peut et doitrendre le sol ainsi que l’atmosphere d’uneparoisse tellement infecté que sansaucune autre communication, la plupartdu betail est exposé à la maladie et que latuerie du bétail infecté, ainsi que celuiqui a eu communication ne devient pas

seulement inutile, mais même perni-cieuse91

Het slachten van dieren zou de ziekte hierniet meer tegenhouden, omdat de luchten de bodem al vergeven waren van hetbesmettelijk venijn. Zelfs de voornaamstepleitbezorger van de slachtpolitiek inVlaanderen was er dus van overtuigd datdeze haar grenzen had en vanaf een ze-kere ziektegraad niet meer werkzaam zouzijn. Het vermijden van dit soort situatieswas en bleef voor de centrale overheid envoor de gedeputeerden van de Staten vanVlaanderen een belangrijk streven, en hetwas dit gevaar van escalatie dat het gene-zen van runderen niet kon vermijden. Deproefnemingen bleven daarom beperkttot periodes waarin de ziekte niet meeronder controle te brengen leek: pogingendieren te genezen werden enkel aanvaard-baar geacht waar het venijn zich toch alhopeloos verspreid had.

De experimenten die werden ingerichtte Drongen en in het Brugse Vrije waren ervanuit de overheid bovendien op gerichteen snel, gemakkelijk toe te dienen en ef-fectief geneesmiddel te vinden. Zoals weechter hebben gezien, legden noch artsen,noch koeimeesters zich hier op toe. Hunproefnemingen bestonden niet uit hettoedienen van één enkel middel, maar

89 Vilain XIIII, Verhael ende reflexien, 5.90 Ibidem, 23.

91 RAG, SvV, 11180B, handschrift van Vilain XIIII metde hoofding ‘Observations sur les moyens la plus pro-pres à employer dans l’etat present des choses relati-vement à la maladie contagieuse qui regne parsui lesbetes à cornes’ (Gent, 05/12/1771) ‘De grote hoeveel-heid geïnfecteerde dieren, evenals het vergieten vanhun bloed, kan en moet de grond en de atmosfeer vaneen parochie zo infecteren dat zelfs zonder bijko-mende communicatie het merendeel der dierenblootgesteld wordt aan de ziekte en dat de slachtvan geïnfecteerde dieren en de dieren waarmee zijcontact hebben gehad niet enkel nutteloos, maar zelfsgevaarlijk wordt.’

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0041<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 41

2015, JRG. 128, NO. 1

uit een assemblage van technieken enmiddelen die erop gericht was de humo-ren van de zieke dieren te zuiveren enterug in balans te brengen: dit was perdefinitie een langdurig, individueel procesdat uiterst afhankelijk was van de vaardig-heid en kunde van de behandelende ex-pert. De verklaring voor het feit dat dezeexperimenten geen vervolg kregen, moetdus niet worden gezocht in anachronis-men als de afwezigheid van werkelijkdoeltreffende geneesmiddelen. Men hadwel degelijk redenen kunnen vinden omover te gaan tot verdere proefnemingen,zoals de proefnemingen rond de besmet-telijkheid van huiden en andere objectenwel werden voortgezet: enkele van de ge-teste remedies waren duidelijk effectieverdan andere en boden het vooruitzicht opnog betere behandelingen indien sto-rende factoren – recalcitrante stalknech-ten, slome boeren – zouden worden weg-genomen.92 Telkens weer bleek genezingechter een langdurig en moeizaam procesdat het risico op verdere besmetting zouvergroten: zeker omdat men al in deeerste maanden van de uitbraak tot deconclusie was gekomen dat de ziektezich op allerlei indirecte manieren konverspreiden en dat dit moeilijk te verhin-deren viel. De slachtpolitiek bleef over als

enige aanvaardbare alternatief, en omdatperiodes van onbedwingbaarheid en pe-riodes waarin de ziekte leek te zijn ver-dwenen elkaar snel opvolgden, leken deruimingen ook effectief.93

Aan de andere kant verloor de experti-se van de koeimeesters nooit haar geloof-waardigheid: ze paste perfect binnen demainstream van het dominante medischediscours. Het werd algemeen aanvaard,ook door de bestuurlijke elite, dat deziekte verschilde van individu tot individuen in dit geval van stal tot stal, en datdaarom het vinden van een simpele reme-die jammerlijk onmogelijk was. Ook aca-demisch geschoolde artsen konden geenbetere resultaten voorleggen. De nega-tieve retoriek waarmee de proefnemingenwerden omschreven door Vilain XIIII ende centrale overheid lijkt er dan ook voor-al op gericht geweest te zijn om andereleden van de bestuurlijke elite – zoals dekasselrijbesturen – over te halen om deslachtpolitiek te steunen en nauwgezettoe te passen – net zoals de negatieve re-toriek ten opzichte van koeimeesters inhet boekje van Somers en Vander Woes-tijne er op gericht was om zich te profile-ren ten opzichte van een concurrerendecategorie experts. Tijdens deze uitbraakvan veepest zouden artsen echter nooitde plaats innemen van de koeimeesters:wellicht was het wegens het belang vaneen snelle uitvoering van de edicten ooklogistiek gemakkelijker om te vertrouwenop een categorie experts die in nagenoegelke plattelandsparochie te vinden was.De koeimeester bleef in de strijd tegende veepest voorlopig de sleutelfiguur.

92 Wetenschapshistorici benadrukken dat wat teltals een ‘geslaagd’ experiment ook een kwestie is vancultuur en sociale constructie. Zie bijvoorbeeld H.M.Collins, ‘The seven sexes. A study in the sociology of aphenomenon, or the replication of experiments inparticle physics’, Sociology 9 (1975). Wat dit betreftlijkt het me absoluut relevant dat van een geïnstituti-onaliseerde (diergeneeskundige) wetenschap noggeen sprake was en dat de proefnemingen gebeurdenop momenten en condities bepaald door de provin-ciale overheid. De experts die deze proefnemingenorganiseerden, hadden niet het vermogen hun eigenpercepties door te drukken, te bevestigen, of zelfsmaar publiek te maken.

93 Het blijft een open vraag in hoeverre de slacht-politiek ook werkelijk effectief was; in ieder geval be-vorderde het verloop van de epizoötie deze perceptie.

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0042<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

EXPERTS, EXPERIMENTEN EN VEEPESTBESTRIJDING IN DE OOSTENRIJKSE NEDERLANDEN, 1769-178542

TIJDSCHRIFT VOOR GESCHIEDENIS

Over de auteur

Filip Van Roosbroeck is houder van eenaspirantenmandaat van het FWO-Vlaan-deren en is verbonden aan de UniversiteitAntwerpen. E-mail: [email protected]

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0043<TVG1501_02_ROOS_Kv06_proef2 ▪ 03-03-15 ▪ 17:07>

VAN ROOSBROECK 43

2015, JRG. 128, NO. 1