24
Antwerpen, de wereldse feeststad: motieven voor internationale evenementen aan het eind van de negentiende eeuw Naam: Ruben Peeters Academiejaar: 2013-2014 Rolnummer: 20121993 Bachelor 2 Geschiedenis Vak: Oefeningen 2 Groep Nieuwste Tijd Prof. Hilde Greefs & Prof. Maarten Van Ginderachter

Antwerpen, de wereldse feeststad: Motieven voor internationale evenementen aan het eind van de 19de eeuw

  • Upload
    uu

  • View
    0

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Antwerpen, de wereldse feeststad: motieven voor internationale evenementen aan het eind van de negentiende eeuw

Naam: Ruben Peeters

Academiejaar: 2013-2014

Rolnummer: 20121993

Bachelor 2 Geschiedenis

Vak: Oefeningen 2

Groep Nieuwste Tijd

Prof. Hilde Greefs & Prof. Maarten Van Ginderachter

   

  1

   

Inhoudstafel INHOUDSTAFEL  .....................................................................................................................................................  1  INLEIDING  ...............................................................................................................................................................  2  SOORTEN  MOTIVATIES  .......................................................................................................................................  5  UITWISSELING  VAN  KENNIS  ......................................................................................................................................................  5  PRESTIGE  ......................................................................................................................................................................................  7  INTERSTEDELIJKE  COMPETITIE  .............................................................................................................................................  12  ECONOMISCHE  REDENEN  ........................................................................................................................................................  14  SOCIAAL  KAPITAAL  ..................................................................................................................................................................  17  

CONCLUSIE  ............................................................................................................................................................  19  BIBLIOGRAFIE  ......................................................................................................................................................  21  SECUNDAIRE  LITERATUUR  ......................................................................................................................................................  21  UITGEGEVEN  BRONNEN  ..........................................................................................................................................................  22  ONUITGEGEVEN  BRONNEN  .....................................................................................................................................................  23  

 

  2

Inleiding

Gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw vergrootte de internationalisering door de

verbetering van transport- en communicatienetwerken. John Griffiths schrijft dat er in deze

periode ad hoc-netwerken ontstonden die na de eerste wereldoorlog geformaliseerd werden.1

Door de verbeterde transport- en communicatiemogelijkheden kwamen verenigingen in contact

met gelijkgezinden over regionale en nationale grenzen heen. Samen vormden ze transboundary

formations2 en wat we vandaag epistemic communities zouden noemen.3 Deze communities of

gemeenschappen vormden de knooppunten in de transnationale netwerken tussen steden die zich

sinds de Hanzesteden reeds ontwikkeld hadden.4

Het onderzoek naar zulke transnationale connecties tussen verenigingen of epistemic

communities,5 werd indirect aangesneden door historici als Marjatta Hietala, John Griffiths en

Pierre-Yves Saunier. Zij focusten vooral op de samenwerkingen en netwerken tussen

stadsbesturen (municipalities). Hietala was één van de eersten die dergelijk onderzoek deed en zij

richtte zich vooral op Finland en de Scandinavische wereld. Hierbij bestudeerde ze ook de

manieren waarop zulke connecties tot stand kwamen, hoe ze onderhouden werden en welke

motivaties hiervoor bestonden. De Britse wereld werd op gelijkaardige wijze onderzocht door

John Griffiths. Hij hield, naast de voornoemde punten, ook rekening met de richting van het

kennisverkeer tussen stadsbesturen.6 Pierre-Yves Saunier hield in zijn “Taking Up the Bet on

Connections: a Municipal Contribution” een pleidooi voor onderzoek naar netwerken van

epistemic communities en verenigingen en specifiek voor onderzoek naar netwerken tussen

verenigingen uit ‘kleine landen’ zoals België, Nederland of Zwitserland.7 Daar wil deze paper

aan tegemoet komen.

                                                                                                               1 John GRIFFITHS, “Were there Municipal Networks in the British World c. 1890–1939?”, The Journal of Imperial and Commonwealth History, 37/ 4, 2009, 576. 2 Pierre-Yves SAUNIER, “Taking Up the Bet on Connections: a Municipal Contribution”, Contemporary European History, 2/4, 2002, 511. 3 Peter HAAS, “Epistemic Communities and International Policy Coordination”, International Organization, (themanummer: Knowledge, Power and International Policy Coordination), 46/1, 1992, 1-35. 4 Pierre-Yves SAUNIER, “Global Cities, Take 2: A View From Urban History”, in: Shane EWEN en Pierre-Yves SAUNIER, Another Global City. Historical Explorations into the Transnational Municipal Moment 1850-2000, New York: Palgrave MacMillian, 2008, 6. 5 Dit duidt op gemeenschappen die gericht zijn op kennis. Het betreft groepen van mensen die dezelfde principiële en causale opvattingen hebben. Ze leven als het ware binnen hetzelfde ‘paradigma’. Een goede beschrijving van wat epistemische gemeenschappen zijn en hoe men ze kan onderscheiden van andere groepen is HAAS Peter, “Epistemic Communities and International Policy Coordination”. 6 John GRIFFITHS, “Were there Municipal Networks in the British World”, 575–597. 7 Pierre-Yves SAUNIER, “Taking Up the Bet on Connections”, 514.

  3

De termen internationalisatie en transnationalisatie worden in het historiografisch debat

geproblematiseerd. Chris Leonards en Nico Randeraad stellen dat: “transnationalisatie een

ambigu concept is als het gebruikt wordt in de context van de negentiende eeuw wanneer vele

natiestaten zich nog aan het vormen waren. Vandaag verwijst transnationalisatie meestal naar

post-natiestaat herschikkingen van markten, kapitaal, arbeid en informatienetwerken. Omdat

natiestaten in het Europa van de negentiende eeuw nog volop onder constructie waren, is

transnationalisatie of internationalisatie tot op zekere hoogte een anachronistisch concept.”8 Toch

gebruik ik net zoals Leonards, Randeraad en nog andere historici, het concept van

transnationalisatie om het verkeer en de uitwisseling van mensen, producten en ideeën over

landsgrenzen heen te beschrijven.9

Voordat een internationaal evenement georganiseerd kon worden, moesten er al

internationale of transnationale contacten gelegd zijn. Het is immers moeilijk een internationaal

evenement te organiseren zonder buitenlandse deelnemers. De evenementen kunnen dus

beschouwd worden als uitingen van bestaande netwerken tussen verenigingen of stadsbesturen.

Het organiseren van deze internationale evenementen kostte relatief veel door de grote

hoeveelheden tijd, geld en werk die er in geïnvesteerd moesten worden. Door te kijken naar de

motivaties voor het organiseren van zulke internationale evenementen, kan men ontdekken

waarom de netwerken onderhouden werden en welke meerwaarde de verenigingen er uit

probeerden te halen.

Als casestudies voor deze paper gebruik ik internationale evenementen die georganiseerd

werden tijdens de Antwerpse gemeentefeesten tussen 1880 en 1890. Mijn keuze voor Antwerpen

is niet arbitrair: Antwerpen was al sinds de 16de eeuw een belangrijke handelsstad in Europa en

groeide na het openen van de Schelde in 1863 op zowel economisch als demografisch vlak. Door

de handel bestonden er vele contacten met mensen van buiten Brabant en België. Een

internationaal netwerk was dus al present voor het eind van de negentiende eeuw. Dankzij de

economische groei kon de stad investeren in prestigeprojecten en wedijverde Antwerpen met

Brussel als belangrijkste stad van het land. Elk jaar nam het Antwerpse stadsbestuur het

voortouw in de organisatie van de gemeentefeesten waarop verschillende verenigingen de kans

kregen om een evenement in te richten. Ook de eerste wereldtentoonstelling in België vond

                                                                                                               8 Chris LEONARDS en Nico RANDERAAD, “Transnational Experts in Social Reform, 1840–1880”, International Review of Social History, 55, 2010, 217. 9 Ibid., 217.

  4

gedurende deze periode plaats in Antwerpen.

In het Felixarchief (stadsarchief van Antwerpen) vond ik subsidieaanvragen en

correspondentie terug van een twintigtal internationale congressen, wedstrijden, recepties en

festivals die tussen 1880 en 1890 georganiseerd werden. Hoogstwaarschijnlijk vonden er meer

internationale evenementen plaats tussen 1880 en 1890, maar hiervan vond ik geen sporen in het

archiefmateriaal dat voor deze opdracht ter beschikking was gesteld. Alle evenementen die ik

terugvond waren initiatieven van lokale verenigingen, internationale verenigingen of van een

overheidsinstelling.

In deze paper richt ik me uitsluitend op evenementen die georganiseerd werden door

verenigingen. Om een vereniging te definiëren baseer ik me net als Schofer en Longhofer op de

criteria opgesteld door Salamon en Anheier. Een vereniging is volgens hen:

“(1) formal; (2) private—that is, not part of the government (though they may receive

government support); (3) noncommercial—that is, not-for-profit firms or private

insurance or credit associations; (4) self-governing; and (5) voluntary. Furthermore, we

apply three exclusionary criteria used by Salamon and Anheier: we exclude (6) churches

and religious schools, (7) political parties (but not politically oriented organizations in

general), and (8) labor unions.”10

Er bestaat ook een verschil tussen internationale verenigingen, zoals de feministische beweging

of het rode kruis, en verenigingen die internationale contacten hadden zoals de Bloemenkring van

Antwerpen. De tweede groep is de meest voorkomende in Antwerpen maar wel de minst

bestudeerde tot nu toe. De focus in dit onderzoek zal gelegd worden op de lokale verenigingen

met internationale contacten. De evenementen van internationale verenigingen laat ik daarom in

deze paper buiten beschouwing. Ook de wereldtentoonstelling, waarover al verschillende werken

bestaan, zal ik niet bespreken. Dit was immers geen initiatief van een vereniging maar van het

Antwerpse stadsbestuur.

Spijtig genoeg waren er vele evenementen van lokale verenigingen waarvan de

subsidieaanvragen niet voldoende relevante informatie bevatten om ze te gebruiken in het

onderzoek. Een voorbeeld hiervan is het ‘Internationaal Festival van Fanfare en Harmonie’ waar

alleen maar inschrijvingsstrookjes en programma’s van overbleven.

                                                                                                               10 Evan SCHOFER en Wesley LONGHOFER, “The Structural Sources of Association”, The American Journal of Sociology, 117/2, 2011, 542.

  5

Met behulp van de geselecteerde archiefstukken ga ik op zoek naar de motivaties voor het

organiseren van zulke congressen, wedstrijden, etcetera. Ging het hier om prestige, uitwisseling

van kennis, economische redenen, interstedelijke competitie of waren er nog andere motivaties?

Het is wel belangrijk om kritisch om te gaan met de motivaties die de organisatoren opgaven.

Paul Greenhalgh plaatste hier al een opmerking bij: “Those who paid for the exhibitions normally

had motives which went undiscussed in the official literature.”11 Dit hoeft niet noodzakelijk

slecht te zijn; de soorten motivaties die aangehaald werden om het stadsbestuur te overtuigen

subsidies toe te kennen, kunnen ons veel leren over de visie van het toenmalige liberale

stadsbestuur. Ook de interactie met het stadsbestuur zal behandeld worden.

Ik heb verschillende motivaties geïdentificeerd die ik elk afzonderlijk zal bespreken.

Hierbij zal ik proberen elke motivatie te staven met voorbeelden uit de bronnen, als ze

voorkwamen natuurlijk.

Soorten Motivaties

Dankzij sociologische en historische literatuur heb ik vijf mogelijke motivaties voor het

organiseren van internationale evenementen kunnen onderscheiden. Deze zijn: uitwisseling van

kennis, prestige, interstedelijke competitie, economische redenen en vergroting van sociaal

kapitaal. In de realiteit zullen de motivaties zelden alleen voorkomen en zijn er meestal meerdere

factoren die op elkaar inspelen.

Uitwisseling van Kennis

De industrialisering die in de negentiende eeuw plaatsvond, bood nieuwe kansen maar zorgde

ook voor nieuwe problemen. Toch was de algemene gedachte dat door samenwerking en

wetenschap de mensheid als geheel vooruit zou gaan. Dit sterke vooruitgangsoptimisme

doordrong de hele negentiende-eeuwse maatschappij. Dankzij het ontstaan van interactive urban

world systems door de verbeterde transport- en communicatietechnieken, was er niet alleen een

versnelde uitwisseling van producten en kapitaal en zelfs mensen, maar vormde er zich ook een

                                                                                                               11 Paul GREENHALGH, “Ephemeral Vistas: The Expositions Universelles, Great Exhibitions and World’s Fairs, 1851-1939”, in: John M. MACKENZIE (red.), Studies in Imperialism, Manchester: Manchester University Press, 1988, 27.

  6

ruimte waarbinnen ideeën circuleerden.12 De intensivering van uitwisselingen over grenzen heen

leidde tot de vorming van georganiseerde transnationale groepen van experts, “epistemic

communities in de maak”, die ofwel simpelweg inzichten en bevindingen deelden, of voor

volledige standaardisatie zorgden (bijvoorbeeld het metrisch systeem).13

Steden of verenigingen werkten samen om specifieke problemen op te lossen,14 gingen

oplossingen bij elkaar lenen of zochten expertise en inspiratie bij anderen.15 De relaties tussen

civil society organisaties waren cruciaal voor gezamenlijke doelbereiking op lokaal, nationaal of

internationaal niveau.16 Deze relaties werden onderhouden via de traditionele studiereizen,

publicaties en privécorrespondentie, maar sinds de eerste helft van de negentiende eeuw ook door

congressen, tentoonstellingen17 en nadien via internationale organisaties zoals de Association

Internationale pour le Progrès des Sciences Sociales18 of de Union Internationale des Villes et

Communes. 19 Er waren bepaalde steden, zoals Edinburgh en Parijs, die internationale

conferenties en dergelijke steunden om hun reputatie op te poetsen en te fungeren als

zenuwcentra van kennisproductie en verspreiding.20

Ook in Antwerpen waren zeer velen overtuigd van het nut van samenwerking en

ideeënuitwisseling, wat zich vooral uitte in het inrichten van congressen. De organisatoren van

het Bakkerscongres in 1885 bespraken in hun subsidieaanvraag zelfs het nut van een congres niet,

het was volgens hen immers “overbodig te wijzen op het nut van congressen in het algemeen.

Vooral een van Bakkers zou het uitgangspunt kunnen zijn van belangrijke verbeteringen.”21 Dit

congres, zo betoogden ze, was zeer dringend nodig. “Waar alle takken van nijverheid

vooruitstreven mogen de bakkers niet blijven stilstaan, maar moeten ook trachten voorwaarts te                                                                                                                12 Alan MAYNE, The Imagined Slum: Newspaper Representation in Three Cities, 1870-1914, Leicester University Press, London, 1993, 5-6. 13 Chris LEONARDS en Nico RANDERAAD, “Transnational Experts in Social Reform”, 221. 14 Shane EWEN en Michael HEBBERT, “European cities in a networked world during the long 20th century”, Environment and Planning C: Government and Policy, 2007, 25, 330. 15 Nicolas KENNY, “From body and home to national and world: the varying scales of transnational urbanism in Montreal and Brussels at the turn of the twentieth century”, Urban History, 36,2, Cambridge University Press, 2009, 228. 16 Erich SOMMERFELDT, “The civility of social capital: Public relations in the public sphere, civil society, and democracy”, Public Relations Review, 39, Elsevier, 2013, 282. 17 Shane EWEN en Michael HEBBERT, “European cities in a networked world”, 330. 18 Carmen VAN PRAET en Christophe VERBRUGGEN, Connecting the Local and the Transnational. Peripatetic Social Internationalism in Europe in the 1860s, onuitgegeven congrespaper, Universiteit Gent, 2012. 19 John GRIFFITHS, “Were there Municipal Networks in the British World”, 583. 20 Shane EWEN en Michael HEBBERT, “European cities in a networked world”, 330. 21 Stadsarchief Antwerpen (SA), Modern Archief (MA), Archief over de Gemeentefeesten (AG), 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 25 Bakkerscongres, Brief van het Bakkerscongres aan de burgemeester en schepenen van Antwerpen op 1 juni 1885.

  7

streven.”22 Door nieuwe wetenschappelijke technieken toe te passen, zou het brood verbeteren en

de kosten verminderen, wat ten goede kwam van de consumenten.23 Er speelde dus ook een

economisch motief, waarover later meer.

Een ander congres dat de uitwisseling van kennis als motivatie aanhaalde, is het

‘Internationaal Congres van Kruid- & Tuinbouwkunde’ in 1885. Dit congres werd ingericht door

de Bloemenkring van Antwerpen, ook bekend als de Cercle Floral d’Anvers. Het was dezelfde

vereniging die tuinbouwkundige congressen en tentoonstellingen hield doorheen de jaren ’80 van

de negentiende eeuw. Het internationale congres verving in 1885 het tuinbouwkundig congres en

werd aangevuld met een tuinbouwkundige tentoonstelling die deel uitmaakte van de

wereldtentoonstelling. Tussen het tuinbouwkundig congres in 1881 en het internationale congres

in 1885 vond er een verschuiving plaats in de motivaties van de organisatoren. In 1881 verwezen

ze in hun subsidieaanvraag geen enkele keer naar de wetenschappelijke voordelen die het congres

zou bieden. De enige reden waarom ze wilden samenzitten met experts was om de handel te

stimuleren. Vier jaar later vermeldden ze wel dat kruidkundigen en tuinbouwers door gedachten

uit te wisselen grote bijdragen konden leveren aan zowel de handel als de wetenschap en dat door

de creatie van een station agricole de aandacht van de wetenschappelijke wereld op Antwerpen

gericht zou zijn.’24 Toch bleef de nadruk liggen op het stimuleren van de handel en prestige.

Kennisuitwisseling was dus geen doel op zich, maar een middel om één van de andere doelen te

bereiken.

Prestige

Prestige als motivatiebron hing vaak samen met interstedelijke competitie en sociaal kapitaal.

Volgens de historiografie werd een groot deel van de internationale samenwerkingen gedreven

door de hang naar aanzien, invloed en beroemdheid. Binnen ‘prestige’ als drijfveer kan nog een

onderscheid gemaakt worden tussen prestige verkrijgen en prestige verlenen. Er bestaat een

complexe wisselwerking tussen beiden. Wanneer een stad veel aanzien had, kon ze mensen van

buiten de stad aantrekken. De bezoekers hadden door hun bezoek meer autoriteit en status

verworven wanneer ze naar huis terugkeerden. De stad had hen in dit geval prestige verleend.

                                                                                                               22 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 25 Bakkerscongres, Brief van het Bakkerscongres aan de burgemeester en schepenen van Antwerpen op 26 mei 1885. 23 Ibid. 24 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 22 Internationaal Congres van Kruid- & Tuinbouwkunde, Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885.

  8

Antwerpen was een kleine stad ten opzichte van hoofdsteden als Londen en Parijs, maar dankzij

haar roemrijke verleden en aanwezigheid van de haven straalde ze toch een zekere

aantrekkingskracht uit. Zo ontving de stad in 1885 buitenlandse ingenieurs die de “commerciële

metropool” Antwerpen en haar haven kwamen bezoeken.25 In de subsidieaanvragen stonden ook

regelmatig verwijzingen naar Antwerpen als ‘handelsmetropool’, ‘de eerste handelsstad van

België’26 of ‘un des ports les plus importants du monde’,27 wat duidt op een zekere trots van de

verenigingen op hun stad.

De organisatoren van het ‘Internationaal Congres voor Kruid- en Tuinbouwkunde’ wilden

het belangrijke verleden van Antwerpen gebruiken om genodigden te overtuigen deel te nemen.

Een deelname aan het congres was immers veel meer dan vergaderen alleen, het was ook een

bezoek aan de stad:

“Il faut leur [de deelnemers] apprendre qu’en faisant le voyage d’Anvers, ils visiteront

non seulement une exposition qui promet d’être exceptionnellement brillante, une ville qui

s’est transformé d’une façon grandiose, le port le mieux outillé du continente, le berceau

de l’Ecole Flamande, mais aussi la cité qui se souvient des grands botanistes qui l’ont

illustrée et qui ont confié leurs œuvres aux presses de la Maison Plantin, la ville qui ne

s’attache pas uniquement aux oeuvres de progrès commercial, mais également aux

œuvres de l’esprit, de l’intelligence.”28

Wanneer een stad of vereniging echter weinig aanzien en dus weinig aantrekkingskracht

had, streefde ze ernaar meer te verwerven. Voor een stad waren speciale evenementen zoals

internationale congressen, tentoonstellingen en wereldtentoonstellingen manieren om haar

reputatie op te krikken. De evenementen wekten de belangstelling van de pers en trokken grote

menigten aan.29 Belangrijke gasten en experten waren daarvoor noodzakelijk: hun aanwezigheid

verleende immers prestige aan de stad of vereniging. De Antwerpse Rozenkring plande in 1882

een ‘Congres van Rozenliefhebbers’30 waar de belangrijkste “rhodophiles” en “rhodographes”

                                                                                                               25 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 16 Congrès des Chemins de Fer. Réception des Ingénieurs Etrangers, Brief van de minister van Spoorwegen aan de Antwerpse burgemeester op 9 juli 1885. 26 SA, MA, AG, 642#83, Dossier Feesten 1881, Map Tuinbouwcongres, Brief van Tuinbouwkundig Congres aan Antwerpse Bestuur op 5 juli 1881. 27 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885. 28 Ibid. 29 Jill STEWARD, “The Attractions of Place: The Making of Urban Tourism, 1860-1914”, in: Martina HESSLER en Clemens ZIMMERMAN (red.), Creative Urban Milieus: Historical Perspectives on Culture, Economy and the City, Frankfurt en New York: Campus Verlag, 2003, 273. 30 Dit congres werd op vraag van de vereniging met een jaar uitgesteld.

  9

van Frankrijk, Duitsland en Engeland aanwezig zouden zijn.31 In 1885 waren de organisatoren

van het ‘Muzikaal en Letterkundig en Kunstcongres’ ervan overtuigd dat ze belangrijke gasten

zouden aantrekken. Het congres was gepland in Spanje, maar door slechte hygiënische

omstandigheden werd het verplaatst naar Antwerpen. De Kunstkring of Cercle Artistique kreeg

toen de eer het congres in te richten omdat er datzelfde jaar een wereldtentoonstelling doorging in

Antwerpen en het dus makkelijker was om beroemdheden naar de stad te halen.32

De Kunstkring was niet de enige vereniging die gebruik maakte van de

aantrekkingskracht en het prestige van de wereldtentoonstelling. Alle congressen die in 1885

doorgingen, gaven dit aan. De Bloemenkring van Antwerpen schreef in haar brief aan het

stadsbestuur van 5 februari 1885: “Toutes les expositions universelles ont fourmi des occasions

extrêmement favorables pour réunir les savants des divers pays du globe.”33 En ook de Fédération

des Associations Commerciales et Industrielles de la Belgique had besloten “d’organiser à

Anvers un Congrès international de commerce et de l’industrie, à l’occasion de l’Exposition

universelle.”34

Omgekeerd kon een stad of vereniging afgevaardigden uitsturen om prestige en kennis te

vergaren op dergelijke evenementen. Zo stuurde het stadsbestuur van Montreal mensen uit om de

aandacht van de wetenschappelijke wereld op Montreal te vestigen.35 Marjatta Hietala beschreef

zulke processen voor Finse steden die zichzelf op die manier op dezelfde lijn wilden plaatsen als

de grote Europese metropolen,36 maar ook in Antwerpen werd deze techniek gebruikt. De

handelsschool van de Bloemenkring van Antwerpen zond studenten over de hele wereld uit om

kennis op te doen en deze onder de aandacht van Antwerpenaren te brengen.37

                                                                                                               31 SA, MA, AG, 642#84, Dossier Gemeentefeesten 1882, Map 20 Congres van Rozenliefhebbers en Rozententoonstelling, Brief van de Cercle des Rosieristes d’Anvers aan de voorzitter en leden van de Antwerpse gemeenteraad op 16 mei 1882,. 32 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 49 Muziekcongres. Letterkundig en Kunstcongres, Brief van de Antwerpse Artistieke, Letterkundige en Wetenschappelijke Kring aan de burgemeester en de wethouders van de stad Antwerpen, op 31 maart 1884. 33 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885. 34 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Exposition Univ[erse]lle 1885, Map 23 Internationaal Congres van Handel en Nijverheid, Brief van de Fédération des Associations commerciales et industrielles de la Belgique aan de Antwerpse burgemeester op 17 mei 1885. 35 Nicolas KENNY, “From body and home”, 224. 36 HIETALA Marjatta, “Helsinki: Examples of Urban Creativity and Innovativeness”, in Martina HEßLER en Clemens ZIMMERMANN (red.), Creative and Urban Milieus: Historical Perspectives on Culture, Economy and the City, Frankfurt en Main: Campus Verlag, 2008, 337. 37 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885.

  10

Hoewel Antwerpen al wat faam en aantrekkingskracht bezat, hadden lokale verenigingen

vaak als doel dit te versterken of te vergroten. In bijna alle subsidieaanvragen werd aangegeven

dat het prestige van Antwerpen één van de of dé belangrijkste reden was om een evenement te

organiseren. De Antwerpse Bloemenkring stond in 1881 “hand in hand, gereed om de faam van

der handels-metropool met eenen nieuwen lauwer te sieren.”38 In 1885 wilde de Bloemenkring

door middel van een ‘Internationaal Congres van kruid- en tuinbouwkunde’ Antwerpen opnieuw

op de kaart zetten voor tuinbouw- en kruidenkunde39 en de congresleden een onthaal geven dat

“la ville renommée d’Anvers” waard was.40 Drie jaar later gaf de Bloemenkring aan dat ze, voor

zover haar “bescheiden middelen” het toelieten, de gemeentefeesten meer luister wilden geven.41

De Cercle de Progressistes zag het in 1883 dan weer als haar taak om een schietwedstrijd voor

het karabijn flobert te organiseren dat de stad waardig was.42

Een deel van het prestige dat de verenigingen zelf nastreefden, werd verkregen door

samenwerking met het stadsbestuur. In een brief uit 1882 van de Bloemenkring aan het

stadsbestuur staat dat ze dankzij het succes van Tuinbouwtentoonstelling in 1881, “het

vertrouwen geniet en van den tuinbouwhandel en van de Hogere Overheid” en ze verzekerd zijn

dat “uw [het stadsbestuur] vertrouwen ons insgelijks behoort.”43

De band met de stad werd eerst zichtbaar door opname van de evenementen in het

officiële programma van de gemeentefeesten, wat meteen diende als gratis promotie. Vele

verenigingen die een congres organiseerden, vroegen om gebruik te mogen maken van een zaal in

het stadhuis, de schouwburg of een school. De stad kwam meestal tegemoet aan deze vraag, zelfs

wanneer ze geen extra financiële steun gaf. Ook een receptie op het stadhuis met aanwezigheid

van de gemeenteraadsleden of erevoorzitterschap door de burgemeester werd soms verzocht. Zo

ontving burgemeester Leopold De Wael in 1882 de leden van het ‘Muzikaal, Literair en

Kunstcongres’ in het stadhuis en was hij in 1885 erevoorzitter van het ‘Internationaal

                                                                                                               38 SA, MA, AG, 642#83, Dossier Feesten 1881, Map Tuinbouwcongres, Brief van Tuinbouwkundig Congres aan Antwerpse Bestuur op 5 juli 1881. 39 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885. 40 Ibid. 41 SA, MA, AG, 642#123, Feesten 1888, Map Land- en Tuinbouwtentoonstelling 1888, Brief van de Société royale d’horticulture et d’agriculture d’Anvers aan de burgemeester en schepenen van Antwerpen op 24 januari 1888. 42 SA, MA, AG, 642#90, Dossier Gemeentefeesten 1883, Map Karabijn Flobert, Brief van de Karabijn Flobertmaatschappij Cercle des Progressistes aan het stadsbestuur op 11 juni 1883. 43 SA, MA, AG, 642#84, Gemeentefeesten 1882, Dossier Gemeentefeesten 1882, Map Hofbouwtentoonstelling 1882, Verzoekschrift van de Bloemenkring van Antwerpen aan de voorzitters en leden van de Antwerpse gemeenteraad op 22 april 1882.

  11

Bakkerscongres’. Soms werden de prijzen voor wedstrijden geschonken door de stad, zo was

belangrijkste prijs die men kon winnen op de ‘Paardenlopen’ in 1888 was de ‘Prix de la Ville

d’Anvers’44 en ook medailles werden soms door de stad geschonken.45 En net als de Société des

courses d’Anvers maakte de Antwerp Bicycle Club voor haar koersen gebruik van koorden en

stokken van de stad.

Hoewel aanzien zeker meespeelde als motief om samen te werken met de stad, ben ik

ervan overtuigd dat de samenwerking vooral uit economische overwegingen was. Aangezien

wanneer een vereniging geen subsidie kreeg, ze vaak niet genoeg middelen had om het geplande

evenement te organiseren.

Dat de stad dus enige financiële en logistieke steun gaf aan evenementen, is vastgesteld.

Het is echter nog niet onderzocht of het stadsbestuur meer subsidies gaf aan internationale dan

aan lokale of nationale evenementen maar alles duidt erop dat het stadsbestuur wel degelijk gaf

om het slagen van de evenementen, zeker als ze internationaal waren. Verenigingen wisten dit en

speelden hier, niet altijd even succesvol, op in. De Antwerp Bicycle Club bestond in 1883 nog

maar een jaar, waardoor ze niet in aanmerking kwam voor subsidies. Toch diende ze een

aanvraag in met als argument dat Antwerpen als stad slecht zou overkomen indien ze geen

subsidies kregen en dus geen middelen hadden om de wielerwedstrijd goed te organiseren.46 Het

stadsbestuur ging hier niet op in, maar liet het organiseren ervan wel toe en regelde ook

politiebegeleiding voor de wedstrijd. 47 De Rozenkring organiseerde jaarlijks een

rozententoonstelling maar omdat de tentoonstelling in 1888 internationaal zou zijn en dus

“buitengewoon belangrijk”48 was, vroegen ze om meer financiële steun dan de jaren daarvoor.

Ook deze aanvraag werd door het stadsbestuur geweigerd.

                                                                                                               44 SA, MA, AG, 642#123, Dossier Feesten 1888, Map Paardenlopen 1888, Brief aan de gemeenteraad van Antwerpen van de Société des courses d’Anvers op 21 juni 1888. 45 SA, MA, AG, 642#123, Dossier Feesten 1888, Map Land- en tuinbouwtentoonstelling 1888, Brief aan de bestuurraad van de Koninlijke maatschappij van tuin en landbouw op 16 januari 1888.  46 SA, MA, AG, 642#90, Dossier Gemeentefeesten 1883, Map Vélocipéde, Brief van de Antwerp Bicycle Club aan het Antwerpse Stadsbestuur op 29 juni 1883. 47 SA, MA, AG, 642#90, Dossier Gemeentefeesten 1883, Map Vélocipéde, Brief van het stadsbestuur aan de Antwerp Bicycle Club betreffende de weigering van hulpgeld op 9 juli 1883. 48 SA, MA, AG, 642#123, Dossier Feesten 1888, Map 13 Hof- en Tuinbouwtentoonstelling 1888, Brief aan de voorzitter en leden van het gemeentebestuur van de Rozenkring op 4 mei 1888.

  12

Interstedelijke Competitie

Met het stedelijk prestige werd dus niet lichtzinnig omgesprongen. Het stadsbestuur ondersteunde

de internationale evenementen en spoorde de burgers aan zich te gedragen49 om imagoschade te

voorkomen. Door het opkomende toerisme in die periode was dit geen overbodige luxe. Jill

Steward vatte dit als volgt samen: “As the supply’s of potential destinations increased, cities

hoping for visitors were faced with growing competition and potential tourists with choice,

circumstances in which a positive and distinctive place image was helpful.”50

Toch waren internationale evenementen niet alleen goed om toeristen aan te trekken, ze

hadden ook vaak de intentie de kunde en bekwaamheid van de organisatoren te tonen.51 Louise

Miskell ziet “de wetenschappelijke congressen, samen met andere evenementen zoals civiele

ceremoniën, inhuldigingen van nieuwe gebouwen, koninklijke bezoeken enzovoort, als deel van

een repertoire dat Britse provinciesteden gebruikten om hun imago te verbeteren en zichzelf te

onderscheiden van de naburige steden.”52 Hierdoor ontstond een wedloop om aanzien en macht.

Naar mijn mening gebruikten Antwerpse verenigingen in deze periode datzelfde

repertoire. Ze waren vastbesloten hun ‘grote rivalen’ te evenaren of deze zelfs te overtreffen. De

Société Royale Nautique Anversoise is een voorbeeld van een vereniging die expliciet de

competitie met andere steden aanging door de inrichting van jaarlijkse ‘Internationale Regatten’.

Omdat de subsidieaanvragen van deze vereniging meestal to the point waren, gaven ze bijgevolg

weinig inzicht in haar motivaties, maar toch vermeldde de vereniging in haar subsidieaanvraag

van 1889 dat ze geld wilden om haar regatta’s evenveel glans te geven als de regatta’s van

Brussel, Gent, Luik en Oostende.53 De competitie bleef in dit geval beperkt tot het nationale

niveau, ook al was het een internationaal evenement.

Andere verenigingen hadden meer ambitie. Toen de Bloemenkring in 1885 een

‘Internationaal Congres voor Kruid- en Tuinbouwkunde’ organiseerde, begon ze haar

subsidieaanvraag door aan te geven dat dergelijke congressen al hadden plaatsgevonden in andere

grote steden. Om haar bewering kracht bij te zetten voegde de Bloemenkring bij haar aanvraag

                                                                                                               49 Gemeenteblad, Antwerps Stadsbestuur, Antwerpen, zitting op 26 januari 1885, 50-56. 50 Jill STEWARD, “The Attractions of Place”, 267. 51 HIETALA Marjatta, “Networks of experts and municipal officials in the field of urban infrastructure development”, onuitgegeven congrespaper, University of Tampere, 2004, 111. 52 Louise MISKELL, “Meeting places: the scientific congress and the host town in the south-west of England, 1836-1887”, Urban History, 39, 2, Cambridge University Press, 2012, 249. 53 SA, MA, AG, 642#126, Dossier Gemeentefeesten 1889, Map Volksvertoningen, Regatten, Brief van de Société Royale Nautique Anversoise aan het stadsbestuur op 17 april 1889.

  13

een lijst bij van de belangrijkst vorige edities en de vertegenwoordigde nationaliteiten. De

genoemde edities waren Brussel 1864, Amsterdam 1865, Londen 1866, Firenze 1874, Brussel

1877, Parijs 1878 & Brussel 1880. Hoewel de meerderheid van de deelnemers uit West-Europa

kwam, waren er ook vertegenwoordigers van exotischere plaatsen zoals Venezuela, Brazilië,

Japan, Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland of Egypte.54 Hun werkelijke doel was echter om door

de oprichting van een station agricole, van Antwerpen een studiecentrum te maken voor kruid-

en tuinbouwkunde, net zoals Brussel, Gent en Luik.55 De organisatoren sloten hun brief af door te

melden dat ze graag van het congres in Antwerpen één van de opmerkelijkste congressen wou

maken, nog beter dan die in Brussel, Amsterdam, Parijs, Firenze en Londen.56 De competitie lag

hier al op Europees niveau.

De reeds vernoemde Rozenkring van Antwerpen ging in 1882 de competitie aan op

intercontinentaal niveau en wou door haar ‘Congres van Rozenliefhebbers’ en

‘Rozententoonstelling’ een pionier maken van Antwerpen op vlak van ‘rozenkunde’.

Gelijkaardige congressen waren al georganiseerd in de Verenigde Staten en Engeland, maar dit

zou het eerste congres op het continent worden.57

Verenigingen wisten dat het stadsbestuur belang hechtte aan het stedelijke prestige en niet

wilde achterblijven in de wedloop. Vergelijkingen met andere steden werden dan ook volop

ingezet door verenigingen om steun te krijgen van het stadsbestuur. De organisatoren van het

handelscongres in 1885 meldden dat het laatste Congres van Handel en Nijverheid had

plaatsgevonden in Brussel in 1880 en dat het volgende congres, dat in 1881 in Lissabon gepland

was, nooit is doorgegaan.58 Antwerpen kon dit nieuw leven inblazen.

De Cercle des Progressistes die in 1883 een ‘Grand concours de tire à la Carabine

Flobert’ inrichtte, vroeg een hiervoor subsidie van 1500 fr. Om te tonen dat deze vraag niet

overdreven was, gaven ze een hele reeks voorbeelden. In Frankrijk hadden de schietwedstrijden

zelfs staatsteun gekregen. In Saint-Quentin, een stad met toen net 45 000 inwoners,59 had er een

                                                                                                               54 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885. 55 Ibid. 56 Ibid. 57 Brief van de Cercle des Rosieristes d’Anvers aan de president en leden van de Antwerpse gemeenteraad op 16 mei 1882. 58 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Exposition Univ[erse]lle 1885, Map 23 Internationaal Congres van Handel en Nijverheid, Brief van de Cercle des Anciens Etudiants de l’insitut superieur de commerce d’Anvers aan de voorzitter van de Fédération des Associations commerciales et industrielles de la Belgique op 10 april 1885,. 59 Des villages de Cassini aux Communes d’aujourdhui, Demografische gegevens van Franse gemeenten sinds Cassini, <http://cassini.ehess.fr/cassini/fr/html/fiche.php?select_resultat=34360 >, geraadpleegd op 18 april 2014.

  14

wedstrijd plaatsgevonden met 3500 fr. prijzengeld geschonken door verschillende overheden. In

Frankrijk werd het Karabijn Flobert dus wel naar waarde geschat. Maar ook in België hadden

verschillende steden het nut ervan ingezien. In Brussel was er een wedstrijd van 3500 fr., in Luik

één van 3000 fr., in Roeselare van 2200 fr. en zelfs in gemeenten als Jupille en Fontaine-l’Evèque

waren er wedstrijden van 1500 fr. Alle inrichtende verenigingen kregen tussen de 500 en 1500 fr.

aan subsidies.60 Deze aanpak lijkt gewerkt te hebben, aangezien de Cercle des Progressistes van

het Antwerpse stadsbestuur 1250 fr. kreeg om een wedstrijd te organiseren.

Opvallend is het feit dat Brussel steeds terugkeert in de aangehaalde voorbeelden. De

Antwerpse verenigingen leken zich dus vooral te meten met de hoofdstad. Volgens Juan

Cuadrado en Luis Rubalcaba’s theorie valt dit te verklaren door de verschillende patronen van

‘fair-netwerken’ in verschillende Europese landen. Terwijl Duitsland fairs verspreidde over het

hele land en het Verenigde Koninkrijk twee steden (Londen en Birmingham) stimuleerde,

concentreerde Frankrijk alle fairs in Parijs. België zou volgens Cuadrado en Rubalcaba het

Franse model volgen. 61 Hierdoor werd Antwerpen gedwongen om meer in te zetten op

specialisatie en internationalisatie en zo te kunnen concurreren met Brussel op globaal niveau.62

We vinden dit terug in de sterke ontwikkeling van het handelsimago en de organisatie van de

wereldtentoonstelling in 1885.

Economische Redenen

Antwerpen kende een sterke economische groei na de afschaffing van de stedelijke octrooien in

1860 en de vrijmaking van de Schelde in 1863. De haven draaide weer op volle toeren en de

handel floreerde. Antwerpen werd opnieuw het commerciële hart van België. De verbintenis met

de handel en de haven werd door het stadsbestuur sterk benadrukt door bijvoorbeeld

standbeelden, zoals ‘Schelde Vrij’ uit 1883 of herdenkingsevenementen in 1888. De herwonnen

positie wilden de Antwerpenaren behouden aangezien ze terug voorspoed naar de stad bracht.

Internationale evenementen waren hier zeer bruikbaar voor.

Zoals ik reeds vermeldde werden mensen dankzij de opkomst van de trein veel mobieler.

Wedstrijden en andere spectaculaire evenementen lokten mensen naar de stad, wat economische

voordelen meebracht. Bezoekers moesten eten, drinken en soms inkom betalen voor bepaalde                                                                                                                60 Brief van de Karabijn Flobertmaatschappij Cercle des Progressistes aan het stadsbestuur op 11 juni 1883. 61 Juan CUADRADO-ROURA en Luis RUBALCABA-BERMEJO, “Specialization and Competition amongst European Cities”, Regional Studies, 32/2, 1998, 137. 62 Ibid.

  15

evenementen wat de middenstand ten goede kwam. Dit was de reden waarom de ‘Internationale

Broodtentoonstelling’ uitgesteld werd tot 1886. De organisatoren meenden dat hun

tentoonstelling zeker ‘vreemdelingen’ (mensen van buiten de stad) zou aantrekken, en zo de

financiële weerslag van de wereldtentoonstelling zou kunnen verlicht worden.63 Ook de ‘Grand

concours de tir à la Carabine Flobert’ in 1883 en de wielerwedstrijden van 1883 en 1888 gaven

aan dat ze veel vreemdelingen naar de stad wilden lokken. Het lokken van mensen buiten de stad

was niet volledig uit economische overwegingen: vele bezoekers - vooral de arbeiders - brachten

immers eigen voedsel en drank mee.64 Een grote opkomst met veel ‘vreemdelingen’ betekende

volgens mij vooral meer status voor het evenement.

Congressen en tentoonstellingen daarentegen lieten toe producten te verbeteren, afspraken

te maken, handel te stimuleren of concurrenten en (buitenlandse) markten beter te leren kennen.

Deze evenementen waren meestal ook gerelateerd aan het groeiende aantal verenigingen

geassocieerd met handel en middenklasse.65 Zoals ik al vermeldde waren de uitwisseling van

kennis en samenwerking met anderen veelgebruikte middelen om doelen zoals economische

expansie te bereiken.

Betere producten maken was het doel van het ‘Bakkerscongres’. De organisatoren wilden

“door toepassingen der nieuwere wetenschap” het brood verbeteren en de kosten verminderen,

wat ook goed was voor de consument.66 De logica hierachter was dat zelfs wanneer de prijs van

het brood gelijk bleef, de klanten beter brood zouden krijgen terwijl de bakkers meer winst

hadden. Dubbel voordeel.

Qua afspraken vond er in deze periode een belangrijk congres plaats in Antwerpen: het

‘Congres van Handel en Nijverheid’. De opzet van het congres kaderde volledig binnen het

vooruitgangsoptimisme dat zo sterk aanwezig was in de negentiende eeuw. Een groep oud-

studenten van het ‘Institut Superieur de Commerce d’Anvers’67 was de initiatiefnemer voor dit

congres. Het doel van de studenten was om het ‘achterhaalde idee’ van protectionisme te

vervangen door de vrije markt wat meer belangen zou dienen.                                                                                                                63 SA, MA, AG, 642#97, Dossier Feesten 1885, Map 25 Bakkerscongres, Brief van de Exposition Internationale de Produits de la Boulangerie à Anvers (Internationale Broodtentoonstelling) aan de burgemeester en de schepenen van Antwerpen op 5 september 1885. 64 Peter SCHOLLIERS, “Werklieden, toerisme en wereldtentoonstellingen voor 1900”, Brood en rozen: tijdschrift voor de geschiedenis van de sociale bewegingen, Gent, 8/2, 2003, 28 65 Jill STEWARD, “The Attractions of Place”, 273. 66 Brief van het Bakkerscongres aan de burgemeester en schepenen van Antwerpen op 1 juni 1885. 67 Dit instituut was in 1852 opgericht bij koninklijk besluit. Het was de eerste handelsschool van universitair niveau ter wereld. In 1965 ging ze op in het Rijks Universitair Centrum Antwerpen.

  16

“En ce moment où les Gouvernements représentant les intérêts collectifs ne travaillent

que pour un petit nombre d’intéressés, il conviendrait, croyons-nous, pour Anvers,

d’opposer à cette idée du passé, l’esprit moderne et de chercher pour tous des avantages,

des progrès nouveaux.”68

De discussiepunten die ze voorstelden waren opgedeeld in vier groepen: economische politiek,

economische aardrijkskunde, onderwijs en handelsrecht. De vier delen samen vormden de basis

voor een nieuw systeem waarin vrijhandel de bovenhand had. Ik vermoed dat de afspraken die

gemaakt werden op deze vier sub-congressen als leidraad aan de regering gepresenteerd zouden

worden, net zoals gebeurde met de verslagen van het ‘Tuinbouwcongres’ in 1881. Toen “men

zich in het Ministerie van Openbare werken onledig [hield] met het onderzoeken des wenschen,

welke tijdens de zittingen zijn uitgedrukt.” 69 Het congres fungeerde hier eerder als

overlegplatform en denktank voor de te voeren economische politiek.

De Rozenkring haalde aan dat de handel van rozen zeer lucratief was maar dat vele

tuinbouwers hier jaarlijks misbruik van maken door zogezegd nieuwe variëteiten te creëren. Dit

was hoegenaamd niet waar, en hun congres kon de controle hierop verhogen en het misbruik

stoppen.70 Ook dit was een vorm van afspraken maken en een kader formuleren waarbinnen

tuinbouwkundige producten en rozen konden verhandeld worden.

In 1881 had de Bloemenkring van Antwerpen “den vooruitgang van den handel voor

oogwit”. Zij had het niet over vrijhandel, maar wilden de handel wel stimuleren. Daarom

organiseerde ze een congres “waarop de belangen van den nationalen handel, zoo hoog in den

vreemden geschat, zouden besproken worden.”71 Deze tuinbouwkundige congressen groeiden

verder uit en in 1885 wilde de kring door middel van een internationaal congres van Antwerpen

een draaischijf maken in de handel van tuinbouwproducten. 72 Ze liet kruidkundigen en

tuinbouwkundigen van over heel de wereld samenkomen om te discussiëren en een bijdrage te

leveren aan de wetenschap en de handel.

                                                                                                               68 Brief van de Cercle des Anciens Etudiants de l’insitut superieur de commerce d’Anvers aan de voorzitter van de Fédération des Associations commerciales et industrielles de la Belgique op 10 april 1885. 69 SA, MA, AG, 642#83, Dossier Feesten 1881, Map Tuinbouwcongres, Brief van de Cercle Floral d’Anvers aan de voorzitter en leden van de Antwerpse gemeenteraad op 6 april 1882. 70 Brief van de Cercle des Rosieristes d’Anvers aan de president en leden van de Antwerpse gemeenteraad op 16 mei 1882. 71 Brief van Tuinbouwkundig Congres aan Antwerpse Bestuur op 5 juli 1881. 72 Brief van het Inrichtend Comité van het Congres aan het Stadsbestuur op 5 februari 1885.

  17

Het leren kennen van buitenlandse concurrenten werd minder expliciet aangehaald als

motivatie. Toch is dit motief terug te vinden in de tentoonstellingen die vaak samen met de

congressen georganiseerd werden. Tijdens de tentoonstellingen werden wedstrijden gehouden

waarop de beste deelnemers beloond werden. Dit waren voor alle deelnemers en bezoekers

belangrijke momenten om de (inter)nationale concurrentie en nieuwe trends in hun vakgebied te

leren kennen.

Sociaal Kapitaal

De mogelijkheid om met gelijkaardige personen uit het buitenland, zowel concurrenten als

partners, in contact te komen was een belangrijke drijfveer om internationale evenementen te

organiseren. Meer mensen leren kennen en een netwerk uitbouwen vergrootte het sociaal

kapitaal. Deze vergroting van sociaal kapitaal bood niet alleen directe voordelen aan de mensen

die hier rechtstreeks aan deelnamen, maar aan alle netwerkleden en de communities waarin ze

verbleven.73 Dit geldt op economisch, cultureel, wetenschappelijk en politiek vlak.

In andere onderzoeken werd vaak de nadruk gelegd op netwerken die gevormd werden in

grote steden maar volgens Alan Mayne wordt hierdoor het overgrote deel van de steden en

bevolking buiten beschouwing gelaten. De realiteit was anders volgens hem, door de

industrialisering woonden de meeste stedelingen in een uitgestrekt verstedelijkt gebied, in plaats

van in een handvol grootstedelijke centra. Samen vormden ze een stedelijk netwerk.74 Ik ben

ervan overtuigd dat Antwerpen deel uitmaakte van zo’n netwerk tussen ‘kleinere’ steden, waar

bijvoorbeeld ook Gent, Luik en Rijsel bij hoorden.

De lokale en internationale netwerken tussen verenigingen en steden worden vaak gezien

als een voorwaarde voor de vorming van civil society en een als onderdeel van de publieke sfeer.

De civil society ‘voedt’ verschillende publieke sferen en laat het bespreken van publieke

aangelegenheden toe. Het vormt een ‘netwerk’ om informatie en opinies te delen, en een plaats

waar ideeën kunnen ontstaan en circuleren, zelfs wanneer ze kritisch zijn ten opzichte van de

staat.75 Dit kwam het sterkst naar voor in het ‘Internationaal Congres van Handel en Nijverheid’

waar de initiatiefnemers de toenmalige stand van economische politiek en de staat bekritiseerden

en het idee van vrijhandel promootten.

                                                                                                               73 Erich SOMMERFELDT, “The civility of social capital”, 284. 74 Alan MAYNE, The Imagined Slum, 5-6. 75 Erich SOMMERFELDT, “The civility of social capital”, 281.

  18

De contacten die binnen de publieke sfeer, op een congres of op de tribune van een

roeiwedstrijd gelegd werden, waren altijd nuttig. Hoe meer contacten een persoon of vereniging

had, hoe meer sociaal kapitaal ze bezat. Sociaal kapitaal bevorderde samenwerking en zorgde

voor een framework waardoor sociale, politieke en economische doelen bereikt konden worden.76

Zonder sociaal kapitaal zouden alle vorige motivaties nooit bereikt kunnen worden.

Organisatoren begrepen dit ook, vandaar dat ze probeerden belangrijke (liefst buitenlandse)

personen in hun netwerk op te nemen. Eén manier om dit te doen, was door ze ‘lokken’ met

congressen of andere prestigieuze internationale evenementen.

Als vereniging was het makkelijker om veel sociaal kapitaal op te bouwen dan als

individu. Het sociaal kapitaal van een vereniging bestond immers uit het kapitaal van de

verschillende leden. Veel sociaal kapitaal leverde verenigingen ook meer prestige op, wat hen

toeliet prestigieuzere personen te strikken voor hun evenementen. Samenwerking tussen

verenigingen was ook een strategie die gebruikt werd om meer sociaal kapitaal te krijgen. In

1881 riep de Bloemenkring van Antwerpen de hulp in van de Syndicale Kamer der

Bloemenkwekers van Gent om een Tuinbouwcongres te organiseren. De Syndicale Kamer had

meer ervaring met dit soort evenementen, bezat een groter netwerk en had dus meer sociaal

kapitaal. Dit liet de Bloemenkring toe “onderhandelingen met invloedrijke mannen uit de

voornaamste steden des lands en uit den vreemde” aan te gaan om van haar congres een succes te

maken.77

Samenwerkingen vonden niet alleen plaats tussen verenigingen, maar ook met overheden

en stadsbesturen. Overheden bezaten vaak zeer veel sociaal kapitaal. Dit verklaart mede de ijver

die verenigingen hadden om hun band met de stad of de staat te kenbaar te maken via lokalen,

patronage, etcetera. Hierdoor werd de vereniging opgenomen in het netwerk van de (stedelijke)

overheid, wat haar positie verbeterde en haar sociaal kapitaal deed toenemen. De voordelen die

verenigingen op vlak van sociaal kapitaal uit zo’n samenwerking konden halen, varieerden per

evenement. De Fédération des Associations Commerciales et Industrielles de la Belgique maakte

in 1885 op handige manier gebruik van het netwerk van de Belgische overheid. De Federatie

zorgde voor de binnenlandse uitnodigingen, terwijl de buitenlandse uitnodigingen door de staat

                                                                                                               76 Ibid., 284. 77 Brief van Tuinbouwkundig Congres aan Antwerpse Bestuur op 5 juli 1881.

  19

geregeld werden.78 Dit is slechts één voorbeeld. Ik heb geen sporen gevonden van uitnodigingen

voor evenementen van verenigingen die door het Antwerpse stadsbestuur verzonden waren.

Conclusie

De motivaties die lokale verenigingen hadden om internationale evenementen te organiseren,

waren alles behalve eenduidig. Meestal waren er meerdere motivaties samen aan het werk die

elkaar ook vaak beïnvloedden. Een mooi voorbeeld hiervan is het ‘Internationaal Congres van

Kruid- en Tuinbouwkunde’ uit 1885, waar de organisatoren alle mogelijke motivaties

aanhaalden. Soms werden de motivaties echter minder expliciet weergegeven. Zo vermeldde

geen enkele vereniging ooit in haar subsidieaanvraag dat men de buitenlandse concurrentie wilde

ontmoeten en daarom een internationaal evenement organiseerde. Toch was ook dit één van de

motivaties om internationale congressen en tentoonstellingen te organiseren.

Hoewel er in de subsidieaanvragen van de lokale verenigingen voorbeelden terug te

vinden waren van alle motivaties die ik dankzij sociologische en historiografische geïdentificeerd

had, was de belangrijkste drijfveer om een internationaal congres te organiseren prestige. Het lijkt

mij dat de andere motivaties eerder fungeerden als middelen om meer aanzien en invloed te

verkrijgen, dan als doelen op zich. Zo was de uitwisseling van kennis een middel om belangrijke

personen aan te trekken en economische groei te stimuleren. Beide zaken leidden uiteindelijk ook

tot meer macht en bekendheid. De interstedelijke competitie draaide ook om prestige, het beter

doen dan de rivaliserende steden leverde de stad immers respect en status op. Door de productie

en de handel te stimuleren, kreeg de stad meer faam en financiële middelen. Die middelen kon ze

investeren in prestigeprojecten zoals de wereldtentoonstelling of stadsverfraaiing. De vergroting

van sociaal kapitaal leidde tot een uitgebreider netwerk met meer en belangrijkere leden

waardoor de stad en de verenigingen meer autoriteit en bekendheid verwierven.

Om vast te kunnen stellen of de verenigingen dit aanzien vooral voor zichzelf of voor de

stad nastreefden is meer onderzoek nodig, ook al geloof ik dat dit een symbiotisch proces was.

Verenigingen streefden autoriteit en bekendheid na, maar waren ook trots op hun stad en wilden

deze promoten. Het stadsbestuur ging hier natuurlijk op in. Dit was voor hen een relatief

                                                                                                               78 SA, MA AG, 642#97, Dossier Exposition Univ[erse]lle 1885, Map 23 Internationaal Congres van Handel en Nijverheid, Zittingsverslag van de vergadering van de Fédération des Associations commerciales et industrielles de la Belgique op 17 mei 1885.

  20

makkelijke en goedkope manier om de bekendheid en het gezag van Antwerpen te vergroten.

Daarom gaven ze financiële, logistieke en symbolische steun aan de evenementen. Om

imagoschade te voorkomen, keken ze telkens de programma’s van de evenementen na.

De impact van verenigingen op het stedelijk prestige mag dus niet onderschat worden.

Maar ook hun deelname aan de vorming van internationale netwerken, buiten de formele

netwerken tussen stadsbesturen, verdient meer aandacht in het historisch onderzoek. De

negentiende-eeuwse verenigingswoede wordt immers wel bestudeerd als gesloten geheel binnen

een stad of natie, maar niet als een onderdeel van stedelijke netwerken. Een interdisciplinaire en

letterlijk grensoverschrijdende aanpak kan hier dus een meerwaarde betekenen. Met deze paper

hoop ik hiertoe een aanzet gegeven te hebben.

  21

Bibliografie

Secundaire Literatuur

CUADRADO-ROURA Juan en Luis RUBALCABA-BERMEJO, “Specialization and

Competition amongst European Cities”, Regional Studies, 32/2, 1998, 133-147.

Des villages de Cassini aux Communes d’aujourdhui, Demografische gegevens van

Franse gemeenten sinds Cassini, <

http://cassini.ehess.fr/cassini/fr/html/fiche.php?select_resultat=34360 >, geraadpleegd op 18 april

2014.

EWEN Shane en Michael HEBBERT, “European cities in a networked world during the

long 20th century”, Environment and Planning C: Government and Policy, 2007, 25, 327-340.

GREENHALGH Paul, “Ephemeral Vistas: The Expositions Universelles, Great

Exhibitions and World’s Fairs, 1851-1939”, in: John M. MACKENZIE (red.), Studies in

Imperialism, Manchester: Manchester University Press, 1988.

GRIFFITHS John, “Were there Municipal Networks in the British World c. 1890–1939?”,

The Journal of Imperial and Commonwealth History, 37/ 4, 2009, 575–597.

HAAS Peter, “Epistemic Communities and International Policy Coordination”,

International Organization, (themanummer: Knowledge, Power and International Policy

Coordination), 46/1, 1992, 1-35.

HIETALA Marjatta, “Helsinki: Examples of Urban Creativity and Innovativeness”, in

Martina HEßLER en Clemens ZIMMERMANN (red.), Creative and Urban Milieus: Historical

Perspectives on Culture, Economy and the City, Frankfurt en Main: Campus Verlag, 2008, 335-

352.

HIETALA Marjatta, “Networks of experts and municipal officials in the field of urban

infrastructure development”, onuitgegeven congrespaper, University of Tampere, 2004.

KENNY Nicolas, “From body and home to national and world: the varying scales of

transnational urbanism in Montreal and Brussels at the turn of the twentieth century”, Urban

History, 36/2, 2009, 223-242.

LEONARDS Chris en Nico RANDERAAD, “Transnational Experts in Social Reform,

  22

1840–1880”, International Review of Social History, 55, 2010, 215–239.

MAYNE Alan, The Imagined Slum: Newspaper Representation in Three Cities, 1870-

1914, London: Leicester University Press, 1993.

MISKELL Louise, “Meeting places: the scientific congress and the host town in the

south-west of England, 1836-1887”, Urban History, 39/2, 2012, 246-263.

SAUNIER Pierre-Yves, “Taking Up the Bet on Connections: a Municipal Contribution”,

Contemporary European History, 2/4, 2002, 507-527.

SAUNIER Pierre-Yves, “Global Cities, Take 2: A View From Urban History”, in: Shane

EWEN en Pierre-Yves SAUNIER, Another Global City. Historical Explorations into the

Transnational Municipal Moment 1850-2000, New York: Palgrave MacMillian, 2008, 1-18.

SCHOFER Evan en Wesley LONGHOFER, “The Structural Sources of Association”, The

American Journal of Sociology, 117/2, 2011, 539-585.

SCHOLLIERS Peter, “Werklieden, toerisme en wereldtentoonstellingen voor 1900”,

Brood en rozen: tijdschrift voor de geschiedenis van de sociale bewegingen, Gent, 8/2, 2003, 21-

29.

SOMMERFELDT Erich, “The civility of social capital: Public relations in the public

sphere, civil society, and democracy”, Public Relations Review, 39, 2013, 280-289.

STEWARD Jill, “The Attractions of Place: The Making of Urban Tourism, 1860-1914”,

in: Martina HESSLER en Clemens ZIMMERMAN (red.), Creative Urban Milieus: Historical

Perspectives on Culture, Economy and the City, Frankfurt en New York: Campus Verlag, 2003,

255-283.

VAN PRAET Carmen en Christophe VERBRUGGEN, Connecting the Local and the

Transnational. Peripatetic Social Internationalism in Europe in the 1860’s, onuitgegeven

congrespaper, Universiteit Gent, 2012.

Uitgegeven Bronnen

Gemeenteblad, Antwerps Stadsbestuur, Antwerpen, zitting op 26 januari 1885, 50-56.

  23

Onuitgegeven Bronnen

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1885, Map 25 Bakkerscongres, 642#97.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1881, Map Tuinbouwcongres, 642#83.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Gemeentefeesten 1882, Congres van Rozenliefhebbers en Rozententoonstelling, 642#84.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Gemeentefeesten 1882, Archief over de

Gemeentefeesten, Dossier Gemeentefeesten 1882, Map Hofbouwtentoonstelling 1882, 642#84.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Gemeentefeesten 1883, Map Vélocipéde, 642#90.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Gemeentefeesten 1883, Map Karabijn Flobert, 642#90.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1885, Map 16 Congrès des Chemins de Fer. Réception des Ingénieurs Etrangers, 642#97.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1885, Map 22 Internationaal Congres van Kruid- & Tuinbouwkunde, 642#97.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1885, Map 49 Muziekcongres. Letterkundig en Kunstcongres, Brief van de Antwerpse

Artistieke, 642#97.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Exposition Univ[erse]lle 1885, Map 23 Internationaal Congres van Handel en Nijverheid,

642#97.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Feesten 1888, Map Paardenlopen 1888, 642#123.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Feesten 1888,

Map Land- en Tuinbouwtentoonstelling 1888, 642#123.

Antwerps Stadsarchief, Modern Archief, Archief over de Gemeentefeesten, Dossier

Gemeentefeesten 1889, Map Volksvertoningen, Regatten, 642#126.