18
Some evidence of my involvement in the Graphic Arts during my professional career as an Art Director of magazine Vrij Nederland

Graphic Arts

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Graphic Arts

Some evidence of my involvementin the Graphic Arts during my professional career as an Art Directorof magazine Vrij Nederland

Page 2: Graphic Arts
Page 3: Graphic Arts

Herwolt van Doornen

Herwolt van Doornen

BUITENLAND

Ko ColijnHet tribunaal leeft nog

De dood van Milosevic zorgde voor een explosie aan commentaren op het nut van tribunalen. Even leek het of

Den Haag slechts de gastheer was van het Milosevic-tribunaal, alsof er niet tientallen procedures tegen andere verdachten lopen. De dood van de voormalige dictator beteken-de volgens sommigen meteen de mislukking van het ICTY (International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia). Anderen gingen minder ver, maar zelfs Carl Bildt, voormalig EU-gezant voor ex-Joegoslavië, spreekt van een ernstige beschadiging van het tribunaal. En overal rees de vraag of de rechtszaak niet wat korter had gekund.Het is een dilemma, ook bij toekomstige za-ken tegen oorlogsmisdadigers. Je kunt kiezen voor een kort en krachtig proces, opgeruimd staat netjes. Maar met die efficiënte aanpak laat je allerlei pijnlijke en belastende punten liggen en schep je een legitimiteitsprobleem. Kies je daarentegen voor lang en zorgvuldig handelen, dan schuilt het risico in procedu-rele overkill. Wie Milosevic zesenzestig ver-schillende aanklachten voorlegt, 295 getui-gen tegen hem laat spreken en vijfduizend verklaringen tegen hem inzamelt, loopt kans dat de procedure onderweg ergens verzandt en de verdachte de regie overneemt. Met de dood, gewild of ongewild, als slotacte. Want dat is het tweede risico van lang & zorgvuldig: wie boeven op leeftijd naar Scheveningen haalt en ze aan slepende procedures bloot-stelt, loopt domweg kans dat die boeven voortijdig bezwijken. En dat is niet wense-lijk, al was het maar om speculaties over ver-giftigingsscenario’s te voorkomen en om achterbannen die figuren als Milosevic gre-tig tot martelaar uitroepen geen kans te ge-ven. ‘Dit is al de zesde Serviër die sterft in han-den van dit tribunaal,’ riep de huisadvocaat van de familie Milosevic zaterdag, sentimen-ten aanwakkerend over anti-Servische com-plotten. Met terugwerkende kracht zullen de rechters misschien spijt hebben van de beslis-sing op 24 februari om Milosevic een behan-deling in een Moskouse hartkliniek te weige-ren. Maar medisch gezien was er geen reden voor de trip naar Moskou. Buitenlandse spe-

cialisten mochten naar Den Haag komen, goede ziekenhuizen genoeg in de residentie, en bij dat al mag niet vergeten worden dat Milosevic nuttige adviezen van de dokter vol-komen aan zijn laars lapte. Hij bleef ketting-roken, dronk te veel koffie en wilde van zijn proces uit alle macht een one-man-show ma-ken, hetgeen hem zijn nachtrust koste. In dit opzicht is het Tribunaal, dat hem zijn eigen verdediging liet voeren en hem geen advo-caat toewees, misschien juist te veel coulan-ce te verwijten. Hij mocht een tergend lange Milosevic-show opvoeren en zorgvuldig aan zijn martelaarschap bouwen.Aan de lange & zorgvuldige procedure mogen dan nadelen kleven, het andere uiterste is een efficiënt proces zonder al te veel rechten voor de verdachten. Je hoeft niet meteen aan het Saddam-tribunaal of Guantánamo te denken om tot de conclusie te komen dat de interna-tionale rechtsorde daar ook niet mee gediend is. En resultaatgericht is zo’n procedure trou-wens ook niet vanzelf: in Guantánamo zitten

veel verdachten al langer vast dan Milosevic in zijn Scheveningse cel zat.De beste aanpak zit waarschijnlijk tussen de-ze twee uitersten in. ICTY-rechter Claude Jorda zei eind vorig jaar dat achttien maanden ge-noeg kunnen zijn voor een degelijk proces. Het Joegoslavië-Tribunaal is tien jaar geleden bewust ontworpen in een on afhankelijke op-zet. Geen overwinnaarsrechtspraak, geen exposure in Belgrado. Daar is wel tegen in-gebracht dat berechting in eigen land beter zou zijn voor de politieke verzoening en het helen van trauma’s. De oprichting van het Internationaal Strafhof in Den Haag is al een stap in die richting, omdat dat hof geen za-ken onderzoekt die door staten zelf kunnen worden afgehandeld. Dat brengt weer het gevaar met zich mee dat oorlogsmisdadigers er te gemakkelijk van af zullen komen. Het is dus tasten en zoeken met het internationale strafrecht. Maar zorg-vuldigheid moet voorlopig toch het zwaarst wegen.Staat het tribunaal van Carla del Ponte nu met lege handen? Gelukkig niet. Er ligt een berg aan bewijsmateriaal tegen Milosevic, dat ook tegen andere verdachten gebruikt kan worden. Dit materiaal zal de Balkan- geschiedschrijvers ter beschikking staan en moet dan maar langs indirecte weg tot ge-noegdoening en afronding dienen bij de slachtoffers en politieke erfgenamen. Dat leidt dan wel niet tot een veroordeling in ju-ridische zin, maar wel tot een postuum oor-deel over de rol van Milosevic. V

BINNENLAND

Frank PoorthuisAlle helpers de ring in

De eerste keer dat ik Jan Peter Balke-nende sprak was hij net kamerlid ge-worden, najaar 1998. Ik had hem al

wel een paar weken als ‘embedded verslagge-ver’ in de CDA-fractievergaderingen mogen gadeslaan. Telkens als hij het woord kreeg, zag je Jaap de Hoop Scheffer instemmend knikken en stralen: wat was die Jan Peter toch een slimmerd! Nu praatten we in het restaurant van de Tweede Kamer ruim een uur over zijn beweegredenen om de politiek in te gaan, zijn inzichten, zijn portefeuille (fi-nanciën) en even over zijn gezin. Die avond realiseerde ik me dat ik uiteindelijk alleen had onthouden dat hij een vrouw en een lief klein dochtertje had.Toen dacht ik nog dat het aan mij lag. Maar al snel merkte ik dat ik niet de enige was die, tegenover hem gezeten, het spoor bijs-ter raakte. Nadien zagen wij elkaar nog zeer geregeld en ik garandeer u: aan de emoties van Jan Peter Balkenende mankeert niets. Hij kan uitstekend vertellen waarom hij kwaad op je is, je zelfs officieel doodzwij-gen. Maar ook een ruzie bijleggen en dan weer met warmte over vrouw en kind spre-ken.Maar wanneer hij over normen en waarden, nieuwe regels en instrumenten, eigen ver-antwoordelijkheid en soevereiniteit in ei-gen kring praat, droom je vanzelf weg. Hij mag een helder denker zijn, hij mist de woorden die je bijblijven. De omarming

van iemand die troost biedt na een verve-lende boodschap.Publieke communicatie, wou ik maar zeg-gen, is dus nooit het sterke punt geweest van de man die al kort na ons eerste tref-fen (ik claim geen oorzakelijk verband) een stormachtige carrière doormaakte. Hij volgde De Hoop Scheffer op als CDA-leider en werd zomaar premier van alle Nederlanders na de grootste politieke om-wenteling die Nederland de afgelopen de-cennia trof. Dat hij in 2003 nog eens de ver-kiezingen won, was feitelijk een veel groter wonder dan de eerste keer. Zijn grootste te-genstander van toen zal hij ook in 2007 te-gen het lijf lopen: Wouter Bos. In zijn on-langs verschenen boekje laat Bos over veel zaken mist drijven, maar over één ding is hij duidelijk: hij zal Balkenende proberen te verslaan op de leiderschapskwestie. Bos be-looft ons een bindend leiderschap. Dat lijkt me eerlijk gezegd dubbelop, maar alla.Vooralsnog ziet het ernaar uit dat het tus-sen die twee zal gaan. Het is spijtig voor de VVD, maar Rutte maakt geen schijn van kans. Slechts als Henk Kamp zich over een paar maanden laat smeken om alsnog lijsttrekker te worden (en ik verwacht dat Kamp daarop speculeert) zullen we de libe-ralen bij de strijd van mei volgend jaar seri-eus kunnen nemen. Rutte kan zeggen dat hij het hele liberale spectrum van midden tot uiterst rechts dekt: het is onzin. Hij laat

de complete rechterflank open. Wilders, Pastors en het CDA klappen in hun handen bij de gedachte aan Rutte. ‘Drie man op het podium, waarvan alleen de onze een strop-das draagt,’ grapte deze week een CDA-stra-teeg. ‘Graag!’Wie wel eens in de zaaltjes is geweest waar de VVD-achterban zijn grieven bespreekt, weet hoe sociaal-liberalen als Rutte daar lig-gen. Die willen de hardheid van Verdonk. Of Kamp.Leiderschap dus. Bos tegen Balkenende. In zijn CDA knijpen ze ’m daarom natuurlijk. Niet zonder reden. Want Balkenende mag dan in de loop der jaren langzamer zijn gaan spreken, gel in zijn haar hebben ge-smeerd en meer, heel veel meer ervaring met de media hebben opgedaan: een war-me persoonlijkheid in een zaal met mensen of voor de camera is hij nog steeds niet.Hij blijft de instrumenteel leider van een kabinet dat geen vergezicht biedt. Wat me een van de noodzakelijkheden voor poli-tiek leiderschap lijkt: vertellen waar al on-ze ellende voor nodig is. Een opwekkend vergezicht schetsen. Dit kabinet neemt van de mensen zonder te laten zien wat ze er-voor terug krijgen. Ook waar het, op imma-teriële zaken, zijn barmhartigheid kan la-ten blijken, straalt het meedogenloosheid uit. Dat de top van het CDA daar het afgelo-pen weekeinde over vergaderde, is echt niet de eerste keer.Ik denk eerlijk gezegd dat ze de hoop heb-ben opgegeven dat het van Balkenende gaat komen. Ze zitten in een dead-lock daar. De meest voor de hand liggende oplossing is onmogelijk: een leiderschapswisseling. Ook al hoor je met steeds grotere regel-maat de namen van Gert Leers en Joop Wijn opduiken: geen schijn van kans. Het imago van een grote regeringspartij die haar lei-der loost, is die van een reddeloze bende.Wat we wel mogen verwachten? Dat zagen we afgelopen zondag in het tv-programma Buitenhof. Camille Eurlings, ook ooit een Buitenhof. Camille Eurlings, ook ooit een Buitenhoflieveling van De Hoop Scheffer, haalde óm de zin uit naar Wouter Bos. Bos is een leu-genaar, een mooiprater, dat was wat ons moest bijblijven.Dit wordt geen gewone verkiezingsstrijd. De aanvallen die de VVD afgelopen we-ken op de PvdA uitvoerde, waren plaag-stootjes vergeleken bij wat het CDA in petto heeft. De partij heeft zich voorge-nomen alle helpers de ring in te sturen. Het belooft een vuile strijd te worden. V

Max van Weezel is op reis.De komende tijd zal Frank Poorthuis zijn column waar nemen.

24

ALLEREERST

DE OPINIEMAKERS

25

VRIJ NEDERLAND

18 MAART 2006

Opiniemakers-1 24-25 18-05-2006 09:58:16

Page 4: Graphic Arts
Page 5: Graphic Arts

Marthe Nagengast

Kort verhaal

DAAR ZIT HIJ. GEHULD IN TIE-dye, een snoer van appelpitten om zijn hals, een sfeer van flo-werpower uitstralend. Daar zit hij, in gedachten verzonken te midden van zijn potten, wor-tels, kokers, kruiden en de zwar-te kat met de frambozentong.

Daar zit hij, belast met de druk van geërfde ontdekkin-gen. Een oudoom had goudaderen gebracht in varikeu-ze hellingen. Overgrootpapa had prinsen in padden ver-anderd. Wat zijn vader betreft, die had paleizen gebouwd met een groots handgebaar.

Daar zit hij bij de haard de nek van de zwarte kat te krabben en in het vuur te staren. De hele dag en nacht broedt hij op de gedachte dat het leven aan hem voor-bij gaat.

Kom naar bed, mijn liefAnita Nair

Dan springt hij in een opwelling uit zijn schommelstoel. In een pot gooit hij een handvol as, een schep zand en een dozijn zeeschelpen. Hij zet de pot op het vuur om te smelten en te pruttelen.

Daar zit hij te waken bij het vuur dat de schoorsteen in springt.

Nu staat hij op en loopt naar zijn stoofpot. Hij pakt een rietstengel en draait er zachtjes mee in de pot, een drup-pel gesmolten massa bijeengarend. Hij zet de stengel aan zijn mond en blaast er een vreemde melodie in die de druppel zal overhalen een vorm aan te nemen.

De hele nacht blaast hij door en als de zon de lucht be-gint te kleuren, haalt hij de vorm behoedzaam van de pijp en legt hem tussen de gloeiende kolen. Hij ligt in zijn bed en kijkt toe. Het aanbreken van de dag. De ge-boorte van glas.

Zonder dat hij het weet, vliegt er een kleine glastraan

Het is lekker als een schrijfster schaamteloos toegeeft dat ze van

pulpliteratuur houdt. De Indiase Anita Nair doet daar niet moeilijk over. In de streek waar ze opgroeide was er gewoon niets anders en ze heeft ervan geleerd een verhaal te vertellen en spannend te houden. Daarnaast is Nair natuurlijk een verdomd slimme meid die goed om zich heen kijkt, analyseert en met vormen en genres durft te experimenteren. Bovendien is ze niet bang om uit te komen voor haar mening, ongeacht of India daar op zit te wachten of niet. Zo schreef ze in een recensie dat de alom geprezen roman Witte tanden van Zadie Smith maar ‘naar de tandarts’ moest, want het boek rammelde aan alle kanten. In haar eigen literaire werk pakte ze Indiase taboes aan. Zo geeft haar roman Ladies’ Coupe – haar internationale door-braak, met vertalingen in ze-ventwintig landen – de beper-kingen aan die vrouwen in India wordt opgelegd. Tot 1998 was er in het station van Bangalore een aparte rij voor vrouwen, ouden van dagen en invaliden, en Nair vraagt zich af waarom vrou-wen dat accepteerden. In de roman reist een groepje vrou-wen samen in een van de vrou-wencoupés. Doordat ze vreem-den voor elkaar zijn, vertellen

Over Anita Nair

‘Kom naar bed, mijn liefste’ van de Indiase Anita Nair begint sprookjesachtig, en gaat over in een moderne vertelling. Maar waar?

ze openhartig over hun leven. Zo herinnert een vrouw zich hoe ze ervan genoot in een volle bus betast te worden. Dat kwam Nair op enorme kritiek van de Indiase feministen te staan, maar de Indiase vrouwen, dege-nen die misschien niet zo femi-nistisch zijn, verslonden het.Als journalist wilde Nair de wereld verbeteren, maar waarschijnlijk heeft ze m eer bereikt met Ladies’ Coupe. Dat ze ook literaire lef heeft, toonde ze begin dit jaar aan met de ambitieuze roman Minnares. Deze begint als een clichématig, Bollywood-achtig overspelverhaal, maar ontwikkelt zich al na een paar bladzijden tot een grootse vertelling met sprookjesachtige passages. Dat alles verteld binnen het raamwerk van de klassieke en uiterst complexe Kathakali-dans. Nair houdt alles in de hand. Er valt over te discussiëren of alle eindjes wel zo netjes aan elkaar geknoopt moeten worden, maar bevredigend is dat wel en Nair weet mooi met de verwachtingen van de lezer te spelen. Dat talent had ze overigens vanaf het begin, want het is al te vinden in haar debuut Satyr of the Subway. De verhalenbundel verscheen bij een kleine Indiase uitgever en werd vorig jaar opnieuw uitgebracht. Het zal in vertaling bij Signature

verschijnen. Ook in dit boek maakt ze soms net te veel duidelijk aan het einde. Bij het verhaal van een moeder die een voorspelling krijgt, maar die niet kan duiden – een verhaal met een schitterende sfeertekening en structuur –neemt een krantenbericht aan het einde alle twijfel weg. ‘Jammer! Niet doen!’ roep ik dan. Antwoorden maken een verhaal niet altijd sterker.‘Kom naar bed, mijn lief’, het verhaal van deze week, is zo magisch en vreemd dat je er misschien niet uitkomt. Of ieder op zijn eigen manier. In dit verhaal speelt Nair net als in Minnares met het sprookjeselement. Het verhaal opent ermee en het is niet eenvoudig om vast te stellen waar in het moderne verhaal de magie ophoudt en de werkelijkheid begint. En het verband tussen de magische opening en de rest van de vertelling? Nair mailde mij dat ze na het lezen over glasblazen, ‘het een mooie metafoor vond voor het bijeenhouden van een huwelijk, met de veerkracht en de breekbaarheid van glas. Die twee eigenschappen wisselen elkaar af en zijn met elkaar verbonden.’ De daad van de echtgenoot lijkt een liefdesdaad, maar stelt hij stiekem niet ook een voorwaarde en is die voorwaarde een vorm van wraak? Het is een beklemmend avontuur, waarvan je de betekenis waarschijnlijk eerder kunt voelen dan kunt duiden. Dat is de magie van proza.

Lidewijde Paris

ANITA NAIR

1966 Geboren in Mundakot-takurissi, India en groeide op in Chennai (voorheen Madras), India. Studeerde Engelse Taal- en Letterkunde in Kerala en werkt daarna als makelaar, tentoonstel-lingontwerper, journalist en copywriter. Krijgt als copywriter vele prijzen. Woont tegenwoordig in Bangladore, het zuiden van India. Publiceert vanaf de jaren negentig verhalen en artikelen in tijdschriften en voor de radio

1997 Satyr of the Subway, Satyr of the Subway, Satyr of the Subwaydebuut, verhalenbundel waarvoor ze een fellowship wint aan het Virginia Center for Creative Writing in Amerika

1997 Malabar Mind, gedichten2000 The Better Man, roman2001 Ladies’ Coupe, roman2002 Ladies’ Coupe gekozen

tot een van de beste vijf romans van India

2004 The Puffin Book of Worlds Myths and Legends

2005 Mistress, roman2006 Heruitgave Satyr of the

Subway, verhalen2006 Adventures of Nonu,

the Skating Squirrel, kinderboek

2007 Living Next Door To Alise, kinderboek

56

DE REPUBLIEK DER LETTEREN57

VRIJ NEDERLAND

31 MAART 2007

Page 6: Graphic Arts

het raam uit. Als een dauwdruppel blijft hij steken in een hart. Sla met een hamer op de glazen druppel; breken zal hij niet. Knip de krul van zijn staart en hij zal versplin-teren.

Bella is geen koningin. Bella is geen keizerin. Bella is niet de vissersvrouw die keizerin werd en toen weer een vis-sersvrouw.

Bella is een prinses. Bella zit graag in haar toren haar haren te kammen. Bella voelt graag hoe de tanden van de kam haar schedel raken. Bella hoort haar haren graag zingen.

Bella zit te wachten. Bella wacht tot de hoeven onder haar toren roff elen. Bella wacht tot ze een witte hengst hoort hinniken en snuiven. Bella wacht op de prins met het witte paard. Bella wacht op de ridder die haar redt van de draak. Bella wacht tot hij haar de reikwijdte van zijn liefde toont. Bella wacht met haar hoopvolle hart.

De strengen van Bella’s haar zijn de snaren van een harp. Zullen we ze dan harpijen noemen?

Half vrouw, half monsterlijke vezeldraad; elke streng heeft een verhaal te vertellen. Als de tanden van de kam eraan rukken, laten ze tere tonen los: Bella’s dromen.

Do … nkere duivels zal hij voor haar bevechten, weet je dat ze dat droomt? Re … aliseer je je dat ze nooit stopt ter-wijl ze ons om haar vingers windt? Mi … sschien houdt ze pas op als ze ons een lok kan afknippen die ze aan hem geeft om op zijn borst te dragen. Fa …ah! So … rry! Dat wist ik niet. Ik weet dat ze denkt dat ze hem tot boven-menselijke prestaties zal stimuleren. La … at hij in haar fantasieën niet vooral blijken hoezeer hij haar zal lief-hebben? Si … mpel: tot hij komt, is zij bereid te wach-ten.

Bella heeft haar sprookjes door elkaar gehaald. Bella is Goudlokje met de grote ogen. Bella is het Lelijke Jonge Eendje dat een zwaan werd. Bella is Doornroosje en Raponsje. Bella is de Sneeuwkoningin wier kus kouder is dan glas.

Bella is als de glazen druppel in haar hart. In haar bin-nenste heerst een staat van permanente consternatie.

En zo kan ik haar blazen, modelleren, draaien of trekken in onverschillig welke vorm, textuur of stemming. Maar ik kan haar nooit dwingen.

Misschien ziet Bella een verwante geest in glas. Ze heeft zich altijd tot glas aangetrokken gevoeld.

Ik heb glas voor haar gekocht. Verschillende soorten. Gebrandschilderd glas, glinsterend glas, melkglas, ge-zandstraald glas, geslepen glas, krullen van glas, glas met subtiele lichtjes erin verwerkt.

Maar die stukken van silica en zand deden er geen van alle toe. Ze hield ze alleen een ogenblik in haar hand, drukte plichtmatig haar lippen op de mijne en liet ze op de dichtstbijzijnde tafel liggen. Daar lagen ze dan stof en onachtzaamheid te vergaren. Tot ik ze in de pronkkast wegborg en voor mezelf etaleerde hoe weinig aanslui-ting ik met haar leek te hebben.

Alleen dat ene glas moest het zijn. Ik zag hoe je ogen er telkens naar zochten als we bij de Fernandes thuis wa-ren. Ik kon zien hoezeer je er je zinnen op had gezet. En ik vroeg me af waarom je het zo bekoorlijk vond.

Wat was het uiteindelijk? Gewoon een souvenir uit een bar in Amerika. Een glas op een voetje, waarin een cock-tail was geserveerd en waar de naam van de bar op stond. Een overblijfsel van iemands vakantie. En aan dit niets-zeggende stuk glas had jij je hart verloren.

Vergeet niet dat ik heb gezegd dat ik jou zo’n glas kon laten bezorgen.

Vergeet niet dat ik zelfs heb beloofd dat ik er een keer met jou naartoe zou gaan. Maar dat was niet wat je wil-de. Het moest het glas van de Fernandesjes zijn, en niets anders.

Het glas. Plotseling was het een symbool. Iets wat je me zomaar ineens voorhield om te zeggen: bewijs het, bewijs dat ik zo’n liefde waard ben. Laat me zien hoeveel je van me houdt, haal het voor me en laat me zien hoe-veel.

Vanavond ben ik de ridder. Ik ben de prins. Vanavond ben ik de schepper van de sprookjesachtige afloop.

Kijk me aan, Bella. Ik ben je knappe held niet. Mijn

is niet genoeg dat ik ’s nachts wakker bleef om de luier te verschonen en het fl esje te maken. Of dat ik de wieg schommelde terwijl jij sliep met je haar op het smette-loze kussensloop gedrapeerd.

Het is niet genoeg, hè, mijn lieve Bella, dat ik al die ja-ren nooit een andere vrouw heb begeerd? Voor jou had het niets te betekenen, hè, dat ik me elke avond naar huis haastte om bij jou te zijn? Of dat ik nooit ergens anders heb willen zijn dan bij jou?

Je zit daar in de auto, de motor uitgeschakeld, je ogen dicht. Je golvende haar. Zulk mooi haar. Zulke mooie ogen. Maar niet voor mij. Toch, mijn schoonheid?

Vijfentwintig jaar als eerste wakker worden om voor jou een kop thee te maken zodat je je dag met heldere blik kon beginnen. Vijfentwintig jaar jou het eerst de krant laten lezen. Vijfentwintig jaar zien hoe je ogen wa-zig worden en langs me heen kijken als ik je in mijn ar-men sluit. Vijfentwintig jaar denken dat jij eerder moet klaarkomen dan ik. Vijfentwintig jaar toegeefl ijkheid en genegenheid.

Het is gewoon niet genoeg, hè?

Ik ga de trap op. Langzaam. Eén tree tegelijk. Geen haast.

Ik pak het glas en doe het in de met vilt gevoerde tas die ik bij me heb. Ik laat in plaats ervan een glazen kikker-tje achter. Misschien denkt de familie Fernandes dat ze een kabouter op bezoek hebben gehad. Misschien mer-ken ze het niet eens. Terwijl ik het huis uit loop, klinkt er een vreemd zingen in mijn aderen.

Want vannacht ben ik de galante ridder die meer dan windmolens heeft bestormd. Vannacht verbrijzel ik het glas waar jij jezelf in hebt opgesloten. Vannacht ontlok ik aan jou, lichaam en ziel, een reactie. Vannacht, mijn prinses, is je tijd gekomen. Vannacht, mijn liefste, kreu-ken we de lakens met meer dan slapen. V

Vertaling: Laura van Campenhout

borstkas omspant het universum niet. Ik ben gewoon een gemiddelde man met gemiddelde krachten.

Je had niet gedacht dat ik het zou doen, hè? Je had niet gedacht dat ik mijn reputatie en al het andere waarvoor ik zo hard heb gewerkt op het spel zou zetten.

Je zit daar een haarstreng om een vinger te winden. Je zit daar onaangedaan als glas. Je zit daar alsof er niets is wat ik kan zeggen of doen om je wakker te krijgen. Je zit daar in de auto. Te wachten.

Ik sta voor de anderhalve meter hoge muur begroeid met klimplant. Ik plaats mijn handen met de handschoenen op de getande bovenkant en druk mezelf omhoog.

Ziezo. Ik ben over de muur heen. Drie honden dwalen over het terrein. Ik wacht tot ze mijn geur oppikken. De honden kennen me en toch grommen ze. Voor hen heb ik vlees, goed gemarineerd in een mengeling van hoest-siroop en valiumpoeder. Domme mormels, kijk toch hoe makkelijk ze zich laten bedwelmen. Eentje likt zelfs mijn hand.

Mijn rubberzolen verstoren de stilte van de nacht niet. Ik steek het gazon over en loop naar de eetkamer. Dit is makkelijk.

Toen we hier eerder vanavond kwamen eten, heb ik een raam ontgrendeld. Ik klim er nu door naar binnen. Ik ben binnen en alles is vertrouwd. Ik moet op adem ko-men. Ik loop de huiskamer in en ga in een leunstoel zit-ten. Het glas staat boven op een open plank en tussen mij en het glas liggen vijfentwintig treden. Eén tree voor elk jaar dat we samen hebben doorgebracht.

Vijfentwintig jaar en nog steeds hangt er iets afwach-tends om je heen. Terughoudends. Afstandelijks. Een sfeer van raak-me-niet-aan.

Het is voor jou niet genoeg dat ik elke centimeter van je bemin. Je nu-niet-zo-stevige borsten, je mondhoeken die omlaag wijzen, je slobberige buik, de blauwe aderen, de kraaienpootjes, de lijnen in je hals, je slappe dijen...

Mijn liefde is dus niet genoeg? Dat ik je baarmoeder heb gevuld met kinderen en je borsten met melk? Het

59

VRIJ NEDERLAND

31 MAART 2007

58

DE REPUBLIEK DER LETTEREN

KOM NAAR BED, MIJN LIEF

Page 7: Graphic Arts
Page 8: Graphic Arts
Page 9: Graphic Arts

Woensdag 26 juli 2006, omstreeks half elf in de ochtend. Het vertrek van de helikopter vanaf de helihaven van Tryco International, nabij het vliegveld van Kaboel

Door Thijs Niemantsverdriet en Freke VuijstIllustraties Cyprian Koscielniak

Het is woensdagochtend 26 ju-li als de Amerikaan Stuart Moulder op de heliport in Khost zijn gezin opwacht. Zijn vrouw Darlene (55) en doch-

ters Bryn (21) en Caroline (17) komen hem opzoeken in Afghanistan, waar Stuart werkt voor Fluor, een Amerikaans ingenieurs- en constructiebedrijf. Fluor bouwt in opdracht

Het gedoemde werkpaardOp 26 juli van dit jaar stortte in Afghanistan een burgerhelikopter neer. Bij het ongeluk kwamen twee Nederlandse militairen om. Ze waren de eerste slachtoffers van de missie in Afghanistan. Er blijven veel vragen over. Wie waren de andere inzittenden? Hoe bona fide was de exploitant van de helikopter? Wat ging er mis tijdens de vlucht? Reconstructie van een tragisch ongeval.

Stuarts vrouw en dochters zullen nooit aan-komen. De volgende ochtend treft een red-dingsteam van Amerikaanse soldaten het wrak aan van de helikopter, vijfentwintig ki-lometer ten noordoosten van Khost. Het toe-stel is neergestort en in brand gevlogen. Het heeft een zwarte krater geslagen in de berg en is op de bodem van een ravijn beland. Geen van de inzittenden heeft het ongeluk overleefd.

ContingentscommandoNaast het gezin van Moulder bevonden zich aan boord van de helikopter ook twee solda-ten: Bart van Boxtel en Jan van Twist. Ze wa-ren de eerste Nederlandse militairen die in Afghanistan omkwamen. Van Boxtel (29, af-komstig uit het Limburgse Urmond) was ser-geant bij de luchtmobiele brigade. Van Twist (47, Zwijndrecht) was luitenant-kolonel bij de luchtmacht. De twee militairen maakten deel uit van het centrale Nederlandse con-tingentscommando in Kaboel. Van Twist was daar juridisch adviseur. Ze reisden naar Khost om de beveiliging van het Provinciaal Reconstructie Team (PRT) te bestuderen, al-dus het persbericht van Defensie. Wellicht konden ze iets leren voor de beveiliging van de Nederlandse basis in Uruzgan, die vijf da-gen later operationeel zou worden.

De dood van de twee soldaten leidde in Nederland meteen tot vragen. Waarom za-ten Van Twist en Van Boxtel in hemelsnaam in een civiele helikopter en niet in een mili-tair toestel, wilde de Tweede Kamer weten. Het ministerie van Defensie gaf geen ant-

van het Pentagon een militaire basis voor het Afghaanse leger en Moulder werkt er sinds november als bouwopzichter.

Stuart Moulder is trots op zijn werk en hij verheugt zich erop zijn gezin rond te leiden op de basis, die bijna af is. Zijn vrouw en doch-ters zullen één nacht in Khost blijven. Dan zal het voltallige gezin terugreizen naar Kaboel, waar de Moulders een paar dagen de stad zul-len verkennen om vervolgens de rest van de vakantie in Istanboel door te brengen. Het is elf uur. In de vallei die zich van de heliport op de Afghaanse basis in Khost naar Gardez in het noordwesten uitstrekt, hangt een lichte mist. Zal de piloot daar doorheen vliegen, vraagt Moulder zich af, of zal hij naar Kaboel terugkeren? Moulder denkt dat de mist geen belemmering zal zijn. Zo dicht lijkt het niet. Hij kan de contouren van de bergen zien.

Moulders vrouw en kinderen hebben er al een lange reis op zitten. Ze zijn van uit hun woonplaats Atlanta, via Amsterdam en Istanboel, naar Kaboel gevlogen. Daar zijn ze overgestapt op de helikopter van het particuliere bedrijf Tryco dat door Stuarts werkgever Fluor is ingehuurd. Hoewel Darlene tegen de reis met de helikopter opzag, is de vlucht van vijfendertig minu-ten te verkiezen boven een autorit van acht uur. Bovendien heeft Moulder zelf vaker gevlogen met de helikopter van Tryco. Hij weet uit ervaring dat de Russische beman-ning geen risico’s neemt en liever rechtsom-keert maakt dan in slecht weer terechtkomt. Gevaarlijk zal het niet worden, denkt hij.

Reconstructie Een ongeluk in Afghanistan

46

KERST 200647

Page 10: Graphic Arts

woord, maar stelde een commissie in onder leiding van oud-CDA-Kamerlid Hans Hillen. Deze commissie moet de oorzaak van het on-geval onderzoeken, alsmede ‘welke feiten en omstandigheden hebben geleid tot de aan-wezigheid van twee Nederlandse militairen aan boord van de helikopter’.

Bij de bekendmaking van het ongeluk wees een Nederlandse woordvoerder op slechte weersomstandigheden als de moge-lijke oorzaak van het ongeluk: door de zwa-re regen en mist zou de helikopter tegen de berg zijn gevlogen. Over een eventueel tech-nisch mankement aan het toestel werd niet gerept. Ook de mogelijkheid dat de helikop-ter was neergeschoten werd vrijwel onmid-dellijk verworpen, hoewel er een e-mail op-dook waarin ene Muhammad Hanif claimde dat taliban-strijders het toestel hadden neer-gehaald.

TwijfelsWat is er die ochtend in juli gebeurd? Een voorlichter van Defensie verwijst ons door naar commissievoorzitter Hans Hillen, die op zijn beurt zegt niet op de inhoud van zijn rapport vooruit te willen lopen. Vrij Nederland ging zelf op onderzoek uit. We stelden vast dat er aan de bedrijfsvoering van Tryco, de eigenaar en exploitant van de helikopter, een hoop niet deugt. Zo blijkt dat Amerikaanse militairen niet met de helikop-ters van Tryco vervoerd mochten worden. Er was op 26 juli noch een vliegplan, noch een passagierslijst. Diverse betrokkenen plaat-sen vraagtekens bij de kundigheid van de pi-loten, die niet in het bezit waren van een in-ternationaal vliegcertificaat. Ook blijkt dat de Nederlandse militairen niet onderweg waren naar het Amerikaanse PRT in Khost, zoals Defensie mededeelde, maar naar een in aanbouw zijnde Afghaanse basis, vijfen-veertig kilometer verderop. Ze gingen daar kijken naar de verrichtingen van een par-ticulier beveiligingsbedrijf, dat ze wellicht wilden inhuren voor de beveiliging van het Nederlandse kamp in Uruzgan.

De ernstigste twijfels betreffen Tryco’s vliegtuigbrandstof. Naar nu blijkt, heeft een voormalige hoofdtechnicus het bedrijf vo-rig jaar juni voor de federale rechtbank in Virginia gesleept. Belangrijkste aanklacht: Tryco zou in Afghanistan brandstof gebrui-ken die niet voldeed aan de standaard van

de contracten en die niet was gecontroleerd omdat Tryco niet over de benodigde testap-paratuur beschikte.

ZakenmanAan Airport Road in Kaboel ligt de heliha-ven van Tryco International. Hier stijgt op 26 juli de helikopter op die later die dag in de bergen bij Khost zal verongelukken. Het Amerikaanse Tryco is de grootste leveran-cier van brandstof voor auto’s en vliegtuigen in Afghanistan. Het is eigendom van Franz Zenz, een tot Amerikaan genaturaliseerde Oostenrijkse zakenman. Een nevenactiviteit van het bedrijf is de verhuur van vier trans-porthelikopters van Russische makelij van het type MI-8.

Tryco doet goede zaken met de helikop-ters. Vijf jaar na de Amerikaanse inval heeft Afghanistan nog steeds vrijwel geen wegen. Helikopters zijn niet alleen aanzienlijk snel-ler. Ze zijn, nu het gevaar van bermbom-men is toegenomen, ook stukken veiliger. En iedereen – ngo’s, bedrijven, ambassades – kan bij Tryco terecht. Grootste klant is de Amerikaanse overheid, die de helikopters van Tryco inhuurt voor de strijd tegen de opiumteelt. Tryco opereert als subcontrac-tor van Lockheed Martin (in Nederland voor-al bekend vanwege de Joint Strike Fighter), dat op zijn beurt afspraken heeft met het Counter Narcoterrorism Technology Program Office van het Amerikaanse minis-terie van Defensie.

Helaas voor Tryco komt er een kink in de kabel. Amerikaanse militairen mogen hele-maal niet vliegen met de helikopters van het bedrijf. Burgervliegtuigen en -helikopters die Amerikaanse militairen vervoeren moe-ten namelijk in het bezit zijn van een certi-ficaat van de Amerikaanse luchtvaartdienst (Federal Aviation Administration, FAA). En dat is niet het geval: de Afghaanse papieren van Tryco worden door de FAA niet erkend. Lockheed Martin doet een poging om ophef-fing van het vliegverbod te krijgen en stuurt een Amerikaanse expert naar Kaboel, die twee lovende rapporten over Tryco schrijft. Maar het mag niet baten. Regels zijn regels. Geen FAA-certificaat? Geen militairen aan boord.

Betekent het vliegverbod van het Pentagon dat de Tryco-helikopters niet veilig zijn? Niet per se. MI-8’s vliegen in al hun civiele en mi-

litaire varianten in meer dan vijftig landen, waaronder diverse NAVO-leden. Sinds de ja-ren zestig zijn er meer dan twaalfduizend van geproduceerd. De MI-8 is een solide jon-gen: hij wordt vaak omschreven als ‘werk-paard’ of ‘de tractor in de lucht.’ Ook zijn ci-viele helikopters niet per definitie onveiliger dan militaire. Maar als de Nederlandse krijgs-macht zijn soldaten aan boord laat gaan van een niet-militair toestel, ‘dan geef je de ver-antwoordelijkheid uit handen’, zoals de vak-bond van militairen, de AFMP, het na het on-geluk verwoordde.

Over de helikopters van Tryco bestaan twee openbare rapporten. Ze zijn opgesteld door Guy Cannady, de deskundige die werd ingehuurd door Lockheed Martin om ont-heffing op het militaire vliegverbod te be-werkstelligen. De documenten, geschre-ven na twee bezoeken aan Tryco in Kaboel in 2005, zijn lovend. Cannady noemt het ma-nagement, de operaties en het onderhoud van Tryco ‘superb’. De piloten – Russen en Afghanen – zijn ‘zeer ervaren veteranen met oorlogservaring’. De onderhoudsmonteurs zijn ‘minstens zo deskundig’. ‘Veiligheid,’ ju-belt Cannady, ‘is een fundamenteel aspect in de bedrijfsvoering van Tryco.’

Een ‘joke’We vonden Guy Cannady in Myrtle Beach, South Carolina, waar hij voor een bedrijfje werkt dat kleine vliegtuigen verhuurt. Hij bleek niet op de hoogte te zijn van de crash op 26 juli. Cannady wilde niets zeggen over zijn inspectie van Tryco. Uit andere bronnen vernamen we echter dat Cannady’s expertise, die breed wordt uitgemeten in het rapport, behoorlijk te wensen overlaat. Cannady is weliswaar piloot, maar hij weet niets van he-likopters. Ook erkende hij dat de Afghaanse luchtvaartdienst, die de vergunningen aan piloten verstrekt, een ‘joke’ is. De piloten, zo vertelde hij, worden niet eens medisch ge-keurd.

In zijn twee rapporten geeft Cannady hoog op van het patriottisme van Tryco en noemt hij eigenaar Franz Zenz ‘een zaken-man met buitengewone capaciteiten voor wie kwaliteit en veiligheid de allerhoogste prioriteit hebben’. Hoe Cannady dit weet is een raadsel. In zijn rapport beweert hij ‘gedetailleerde discussies’ gevoerd te heb-ben met de eigenaar van Tryco. Maar die

verklaart tegenover Vrij Nederland nog nooit van Cannady gehoord te hebben. Er is met Tryco nog iets anders aan de hand. Russell Doyen werkte van augustus 2002 tot februari 2004 als hoofdtechnicus van Tryco in Kaboel. Bij een federale rechtbank in de staat Virginia ligt een klacht van hem tegen Tryco en eigenaar Franz Zenz. Het is een ex-plosief document. Volgens Doyen leverde Tryco ondeugdelijke diesel aan de NAVO, het Amerikaanse leger en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De brandstof was ver-vuild met water en andere stoffen. Ook leng-de Tryco volgens Doyen de diesel aan met kerosine, wat het brandgevaar verhoogde. Verder was de luchtvaartbrandstof van Tryco ‘niet volgens de standaard’ van het contract. Tryco behoorde alle brandstof zelf te testen, maar beschikte niet over de benodigde ap-paratuur. Doyen had Zenz naar eigen zeggen geconfronteerd met de vraag: ‘Belazer je het leger en de andere klanten?’ en was prompt ontslagen. Het openbaar ministerie onder-zocht de klacht van de klokkenluider en con-cludeerde dat er niet voldoende bewijs was om Tryco en Zenz te vervolgen. Maar het is ook niet zo dat de klacht niet-ontvankelijk is verklaard. Doyens document ligt nog altijd bij de rechtbank in Virginia.

Vlotte babbelaarWie is de ‘patriot’ Franz Zenz? De Oostenrijkse Amerikaan is een bekende figuur in Kaboel en omstreken. Een kennis kenschetst hem als een ‘crazy guy’: een gezette man van be-gin zestig, een vlotte babbelaar die rond-loopt met een gouden Dior-bril en zich van vier verschillende mobieltjes tegelijk be-dient. Desondanks is Zenz moeilijk te berei-ken voor de verslaggever. Wanneer hij ein-delijk opneemt, wenst hij geen uitspraken te doen over de helikoptercrash. ‘Het enige wat ik kwijt wil,’ zegt hij, ‘is dat we tot deze zomer nooit één ongeval hebben gehad. We runnen hier een superstrakke business.’ Voor Zenz lijkt de helikopterverhuur van Tryco niet meer dan een bijzaak. Op het moment van het ongeval was hij niet in Afghanistan, ver-telt hij. Hij zat in het oerwoud van Cambodja, ‘voor zaken’.

In de afgelopen vijftien jaar heeft Zenz’ be-drijf minstens drie verschillende gedaan-tes gehad. In maart 1991, vlak na de eerste Golfoorlog, duikt Tryco voor het eerst op in

het Midden-Oosten, als exporteur van aspiri-ne en penicilline naar Koeweit. Aan het einde van de jaren negentig komt de Oostenrijkse Amerikaan tevoorschijn in een nieuwe ge-daante: hij verkoopt telecommunicatieap-paratuur, onder meer aan de Amerikaanse overheid. Daarna is Zenz naar eigen zeggen actief in Saoedi-Arabië. In 2002 neemt hij zijn derde gedaante aan: die van brandstofmag-naat in Afghanistan. Tryco opent een ‘tank farm’ naast het vliegveld van Kaboel, waar uit Pakistan geïmporteerde benzine en die-sel gefilterd en verkocht wordt. Binnen kor-te tijd vliegt en rijdt heel Afghanistan op het spul van Tryco: naar eigen zeggen heeft het bedrijf op dit moment negentig procent van de Afghaanse brandstofmarkt in han-den. Onder Zenz’ klanten zijn de Verenigde Naties, het Amerikaanse leger, de NAVO en ngo’s. Het gaat Zenz dermate voor de wind dat hij in oktober 2005 vijftig miljoen dollar wil investeren in Afghanistans eerste olieraf-finaderij te Heyraton, vlak bij de grens met Oezbekistan.

Zenz ziet zich als een onverschrokken pio-nier en beschouwt zijn zaken in Afghanistan als een spannende bezigheid. Voor zichzelf doet Zenz het allemaal niet, zegt hij. Nee, hij is hier om het Afghaanse volk te verheffen uit armoede en afhankelijkheid. De publicaties van Tryco staan bol van de filantropie: niet alleen wil het bedrijf de Afghanen ‘minder afhankelijk maken van het buitenland’, ook schept het een ‘aanzienlijke toename van de werkgelegenheid.’ En daar houdt Zenz’ pas-sie voor de Afghaanse zaak niet op. ‘Over vijf jaar,’ verklaart hij plechtig, ‘is Tryco van plan om zijn onderneming in Afghanistan naar de beurs te brengen. Op die manier kunnen zoveel mogelijk Afghanen delen in onze suc-cessen.’

In werkelijkheid lijkt het Zenz voorname-lijk te doen om de harde dollars die te verdie-nen zijn in een risicovol land als Afghanistan. ‘Bij Franz is niets gratis,’ zegt Uli Gack, een Duitse journalist die twee jaar geleden een televisie-item maakte over de ondernemer. ‘Toen ik met hem optrok, zei hij tegen mij: “Ik ben geen Robin Hood!”’ Bij wíe hij die harde dollars verdient, dat maakt hem alle-maal niet uit. ‘Nicht viel fragen, nur machen,’ zo omschrijft hij zijn zakenadagium in het tv-item van Gack. Zenz lijkt nog het meest op een personage uit een roman van John

le Carré of Graham Greene: een archetypi-sche ‘derde man’ die zich in een oorlogsge-bied soepeltjes tussen alle fronten beweegt. Maar is hij ook een dermate grote oorlogs-profiteur dat hij vóór 2001 handel dreef met het fundamentalistische taliban-regime? Uiteraard treedt hij daar niet over in detail, maar de tekenen wijzen sterk in die richting. Recente rapporten van Tryco benadrukken dat Zenz al geruime tijd in Afghanistan ver-toeft en goed geworteld is in het land. Zo be-schikt hij over ‘contacten die meer dan een decennium teruggaan’. Ook zou hij eind ja-ren negentig samen met de taliban een nieu-we nationale telecomfirma hebben opgezet. En, zo meldt Zenz trots: ‘Hoewel onze olie vanuit Pakistan per tankwagen wordt aan-gevoerd over bergwegen die in handen zijn van taliban-strijders, heeft Tryco in de afgelo-pen drie jaar slechts twee trucks verloren. Ter vergelijking: andere organisaties zijn naar verluidt alleen al in 2005 meer dan honderd auto’s kwijtgeraakt.’

BeveiligingsfirmaTerug naar 26 juli, de heliport van de Afghaanse legerbasis bij Khost. Het is twaalf uur ’s middags. De Amerikaan Stuart Moulder heeft nog altijd geen bericht over het lot van zijn vrouw en dochters. Wie zich ondertussen ook ernstige zor-gen begint te maken, is Rowan Pridgeon. Hij staat al de hele ochtend samen met Stuart Moulder te wachten. Pridgeon, een Zuid-Afrikaan, is in dienst van de Britse beveili-gingsfirma SSSI. Zijn baas Lourens Du Plessis, die door iedereen Doepie wordt genoemd, zit in de helikopter. Als projectmanager van SSSI is Du Plessis verantwoordelijk voor de beveiliging van de mensen die de Afghaanse basis bouwen. Ook aan boord is George van Schalkwyk, hoofd van SSSI in Afghanistan, en net als Doepie een Zuid-Afrikaan.

Ongerust over zijn bazen, belt Pridgeon met zijn SSSI-collega Bevan Campbell in Kaboel. Die heeft ’s ochtends ontbeten met Du Plessis en Van Schalkwyk in Kaboel voor-dat ze om half elf in de helikopter stapten. Ook Campbell is bezorgd. De helikopter met hun meerderen is laat, veel te laat. Misschien is het toestel vanwege het slechte weer uitge-weken naar de basis in Gardez, ongeveer hal-verwege de vlucht? Maar een telefoontje naar een SSSI-medewerker in Gardez bevestigt dat

Eigenaar Zenz ziet zich als een onverschrokken pionier en beschouwt zijn zaken in Afghanistan als een spannende bezigheid

Er was op 26 juli noch een vliegplan, noch een passagierslijst. Er waren vraagtekens bij de kundigheid van de piloten

48

KERST 2006

HET GEDOEMDE WERKPAARD

49

VRIJ NEDERLAND

23 DECEMBER 2006

Page 11: Graphic Arts

1

2

4 5

De MI-8 verongelukt in de bergen 35 kilometer ten noordoosten van Khost en vliegt in brand. De inzittenden:

1. De Amerikaanse Darlene Moulder (55) en haar dochters Bryn (21) en Caroline (17) 2. De Nederlandse militairen Jan van Twist (47) en Bart van Boxtel (29) 3. De Zuid-Afrikanen Lourens ‘Doepie’ du Plessis (50) en George van Schalkwyk (39) van het beveiligingsbedrijf SSSI 4.De Afghaanse crew: een piloot, een co-piloot en een technicus 5. De Turkse ingenieur Ihsan Özer en zijn Afghaanse assistent

5150

Page 12: Graphic Arts

de Tryco-helikopter daar niet is geland. Nu rijdt Campbell in vliegende vaart naar het kantoor van Tryco in Kaboel. Daar neemt het personeel op zijn verzoek contact op met de Amerikaanse Doris Langer, de manager van Tryco. Ze zit op dat moment in Pakistan. ‘Ik vertelde haar dat de helikopter niet in Khost was aangekomen en als vermist moest wor-den beschouwd,’ zegt Campbell. ‘Ook vroeg ik haar of ze een passagierslijst had. Ze zei dat er alleen een lijst was aan boord van het ver-miste toestel.’ Dat is tegen de regels, want er moet altijd een lijst worden achtergelaten op kantoor. Ook weet Langer niet hoeveel men-sen er aan boord zijn.

Op de heliport in Khost komt om half drie ’s middags plots een helikopter van Tryco aanvliegen. Het is niet de vermiste MI-8, maar een tweede heli die door Tryco op pad is gestuurd om rond te kijken in de bergen. Het voertuig keert onverrichter zake terug naar Kaboel. Even later vertrekt een Amerikaanse legerhelikopter voor een ‘search and rescue’-missie. In de bergen, zo’n vijfentwintig kilo-meter ten noordoosten van Khost, spotten de Amerikanen vanuit de lucht het wrak van een neergestorte helikopter. Maar ze landen niet. ‘Dat was niet verstandig geweest,’ zegt Pridgeon. ‘Het werd al donker. Bovendien staat dat gebied bekend als hoogst onveilig, en ze hadden geen troepen op de grond om de plaats te beveiligen.’

De Amerikanen keren terug naar de basis en melden het slechte nieuws. Vanaf de ba-sis trekt een team van soldaten, geleid door een Afghaanse gids, te voet de bergen in. De volgende ochtend bereiken ze het wrak. Ze zijn niet de eersten. Een Afghaanse grenspa-trouille heeft de helikopter al gevonden en houdt wacht op de plaats van de crash.

Rijzende sterHet ongeluk met de helikopter, vertelt Rowan Pridgeon vanuit Zuid-Afrika, heeft hem behoorlijk aangegrepen. In één klap is hij twee collega’s kwijtgeraakt met wie hij goed kon opschieten. ‘Ik ben nog enige tijd in Khost gebleven als vervanger van Du Plessis,’ vertelt hij, ‘maar uiteindelijk ben ik naar huis gegaan. Het was moeilijk om mijn col-lega’s vaarwel te zeggen, maar het ongeluk drukte te zwaar op me.’ Pridgeons hoogste baas in Afghanistan, George van Schalkwyk, was een geliefd man. Vrienden en beken-

den omschrijven hem als ‘charismatisch’ en ‘in alle opzichten een geweldige gozer’. De chef-Afghanistan, een rijzende ster binnen SSSI, was eind dertig, lang van postuur en knap. Hij had zijn dienstplicht in het Zuid-Afrikaanse leger vervuld als officier bij de artillerie. Daarna ging hij bij SSSI werken, dat hem naar Afghanistan zond. Van Schalk-wyk nam de klus graag aan: het bedrijf be-taalde hem achttienduizend dollar per maand.

In Kaboel leefde Van Schalkwyk volgens het adagium ‘work hard, party hard’. Hij organi-seerde de befaamde ‘donderdagavondfees-ten’ in het Green Guest House, het gastenver-blijf van SSSI. Daar kwam de expat-scene van Kaboel samen om na een lange, afmattende Afghaanse werkdag stoom af te blazen onder het genot van een flinke slok bier. Iedereen kwam: privé-soldaten, werknemers van ngo’s en de Verenigde Naties – alleen de militairen van de ISAF-vredesmacht lieten het afweten, omdat ze geen alcohol mochten drinken uit respect voor de moslimbevolking. ‘George was de grote man achter deze feesten,’ zegt zijn collega Bevan Campbell. ‘Iedereen ken-de hem.’ Die bijeenkomsten zijn nu verleden tijd, voegt hij er met spijt in zijn stem aan toe. Niet alleen omdat de grote animator dood is, maar ook omdat het gastenverblijf inmid-dels door SSSI is overgedaan aan de aanpa-lende Nederlandse ambassade.

Ook ‘Doepie’ Du Plessis (50) kon op de don-derdagavondfeesten stevig tekeergaan. Net als Van Schalkwyk zat hij vóór zijn carrière bij SSSI in de Zuid-Afrikaanse krijgsmacht. Daar was hij een zware jongen. Een ‘memori-al site’ op internet, gemaakt door voormali-ge strijdmakkers, toont een fotocollage van Du Plessis. ‘Our great friend Doep’ blijkt een besnorde, vlezige Afrikaner, wiens gelaat een voorliefde voor bier en barbecues verraadt. In Zuid-Afrika diende Doepie een geheimzin-nig en berucht legeronderdeel: het 32ste ba-taljon. Dit eliteregiment werd halverwege de jaren zeventig opgericht door het apart-heidsbewind en gestationeerd in Namibië, vlak bij de grens met Angola. Daar vocht het tegen de Angolese regeringstroepen. Dat gebeurde op weinig zachtzinnige wijze: de Portugese bijnaam van het 32ste luidde ‘Os Terriveis’, de verschrikkelijken. Het 32ste ba-taljon kende een ongebruikelijke samenstel-ling: de soldaten waren zwarte Angolezen, de

officieren blanke Zuid-Afrikanen. Doepie, die opklom tot de rang van majoor, gold onder zijn medemilitairen als een legende. ‘Hij was een onverschrokken soldaat en zeer geliefd,’ vertelt zijn oud-compagniegenoot Lourens van Niekerk vanuit Zuid-Afrika. In 1979 was Doepie in Angola ook al eens betrokken bij een helikoptercrash. Toen overleefde hij het ongeluk.

In het Zuid-Afrika van na de apartheid was er geen plek meer voor ‘Os Terriveis’. In 1993 werd het bataljon ontbonden. Doepie vond emplooi bij een internationaal be-veiligingsbedrijf, net als honderden ande-re blanke oud-militairen. Hij ging voor SSSI als beveiliger naar Afghanistan. ‘Hij was niet bepaald te spreken over het werk,’ zegt zijn vriend Lourens van Niekerk. ‘Maar hij moest geld verdienen voor zijn gezin. En als blan-ke oud-soldaat kom je in Zuid-Afrika nergens meer aan de bak.’

Oud-officierenNiet iedereen in Kaboel is bekend met de naam SSSI. Toch is de Britse firma een van de grootste ‘private military companies’ (pmc’s) in Afghanistan. SSSI werd in 1998 in Londen opgericht door drie Britse en twee Amerikaanse oud-officieren en in 2004 over-genomen door een Amerikaanse bedrijf. Het bedrijf richt zich al in een vroeg stadium op Afghanistan. Een verstandige keuze. In Irak is steeds minder werk voor pmc’s nu grote bedrijven zich beginnen terug te trekken – Afghanistan daarentegen is een groeimarkt. In het land bedient SSSI een breed scala aan cliënten. Grote internationale bedrijven als het Amerikaanse Fluor, dat de Tryco-helikop-ter op 26 juli had gehuurd, maar ook ngo’s, de Verenigde Naties en de Afghanistan National Bank (onder bestuur van ING) behoren tot de klanten van de Britse firma. Daarnaast bevei-ligt SSSI de Amerikaanse en Canadese ambas-sades in Kaboel.

Op de website van het bedrijf staat ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken genoemd als cliënt. Een woordvoer-der van SSSI in Londen bevestigt dat het be-drijf een contract heeft met het ministerie, maar wil verder geen inhoudelijke medede-lingen doen. Buitenlandse Zaken ontkent aanvankelijk stellig dat er een contract be-staat met SSSI. Er waren wel gesprekken, al-dus een zegsman, maar tot afspraken is het

nooit gekomen. Na geïnformeerd te hebben in Kaboel, meldt het ministerie dat het tóch zaken doet met het beveiligingsbedrijf: SSSI neemt ‘een deel van de beveiliging’ van de Nederlandse ambassade in Kaboel voor zijn rekening. Waarom men dit niet wist in Den Haag, is onduidelijk. Bij werknemers van SSSI in Afghanistan was het contract met de Nederlanders gewoon bekend. Sterker nog, zo vertellen ze ons, er zat een twééde con-tract in de pijpleiding: voor de Nederlandse basis in Uruzgan. Dát was het doel van de reis van Jan van Twist en Bart van Boxtel. ‘De twee Nederlandse militairen,’ zegt Rowan Pridgeon, ‘kwamen kijken of SSSI in Uruzgan hetzelfde beveiligingswerk kon gaan doen als op de Afghaanse basis in Khost.’

De basis in Khost werd gebouwd door Fluor, een Amerikaanse bouwbedrijf dat internationaal opereert. Op de lijst van Amerikaanse bedrijven met contracten in Irak en Afghanistan staat Fluor op de vier-de plek, na KBR (Halliburton), Bechtel en Parsons. Stuart Moulder is trots op het werk dat hij voor Fluor deed. ‘Het was het enige project in Afghanistan dat op tijd is opgele-verd,’ zegt hij. ‘Toen ik in Khost kwam had het project vertraging opgelopen. Maar wij brachten het weer op schema. We hebben ongelooflijk goed werk verricht.’

De achtste inzittendeOp de heliport in Khost stond die ochtend niemand te wachten op Ihsan Özer. Lang was zijn naam zelfs niet bekend. De Turkse ingenieur stapte in Kaboel op het laatste mo-ment in de gedoemde helikopter van Tryco. Hij is, naast het gezin van Stuart Moulder, de Nederlandse militairen en de Zuid-Afrikaanse beveiligers, de achtste inzittende die omkwam. Özer, een deskundige op het gebied van waterputten, was een ‘sub-sub-contractor’ van Fluor. Veel van het eigenlijke werk van de bouw van de legerbasis werd uit-gevoerd door het Turkse bouwbedrijf Yuksel, dat een contract had met Fluor. Yuksel had op de basis zo’n grote aanwezigheid (acht-honderd man), dat het zelfs beschikte over een eigen kliniekje, bemand door medisch personeel uit Kazachstan. Op zijn beurt huurde Yuksel weer andere firma’s in, zoals het bedrijfje van Ihsan Özer.

De ingenieur nam een Afghaanse assistent mee, de negende inzittende. Zijn naam is

niet bekend. Ook heeft Vrij Nederland de fa-milie van Özer niet kunnen lokaliseren. Hij blijft dus ‘de onbekende Turk’, zij het dat hij nu een naam heeft.

De bemanningsledenEn dan had de MI-8 nog drie bemannings-leden. Wie waren ze? Volgens alle betrok-kenen waren de piloten Afghanen. En dat is vreemd, want volgens Tryco zelf werden de helikopters doorgaans bestuurd door een Russische crew. Dat was ook de ervaring van Stuart Moulder: telkens als hij met Tryco vloog, trof hij dezelfde Russische piloten aan. De drie waren volgens hem ervaren en voor-zichtig. Nooit vlogen ze in slecht weer, altijd keerden ze terug naar Kaboel als er donder-wolken opdoemden. ‘Soms was dat wel ba-len,’ vertelt Moulder, ‘dan was je al vijfen-twintig minuten onderweg en dan moesten we terug naar Kaboel.’ Rowan Pridgeon van SSSI is minder te spreken over de stuurmans-kunsten van de Tryco-vliegeniers: ‘Ik had absoluut geen vertrouwen in Tryco. Ik ging nog liever acht uur lang in de auto naar Kaboel. Eén keer heb ik aan boord gezeten van zo’n helikopter. De piloten stegen op als cowboys, alsof ze nog altijd in een oorlogs-situatie zaten. We bleven de hele tocht tus-sen de bergkammen vliegen, in plaats van erboven. De veiligheidsmaatregelen aan boord vond ik ook maar zo zo. Vóór het ver-trek in Kaboel zaten de piloten gewoon te ro-ken in het toestel, in de buurt van de brand-stoftank. Ook hoorde ik dat ze telkens een andere vliegroute kozen naar Khost. Ik heb het management van Fluor daar diverse keren op geattendeerd.’

De kundigheid van de piloten is van extra belang gezien de weersomstandigheden op 26 juli. Volgens het Nederlandse ministerie van Defensie stortte het toestel neer ‘onder slechte weersomstandigheden in bergach-tig gebied. Er wordt in rapporten gesproken van zware regenval en mist.’

De ‘rapporten’ waarop Defensie doelt zijn zonder twijfel afkomstig van het Amerikaanse reddingsteam dat het wrak vond. Een persbericht van het Amerikaanse leger rept inderdaad over ‘extreme weers-omstandigheden’ die een landing bij het wrak beletten. Maar toen de helikopter het wrak vond, was het al bijna donker. De Try-co-helikopter was ’s ochtends neergestort.

Stuart Moulder gelooft niet dat slecht weer de oorzaak van het ongeluk was. Ja, zegt hij, er hing mist in de vallei waar hij stond. Maar uit-eindelijk bleek de helikopter door een ande-re vallei te zijn gevlogen. ‘Onverwacht slecht weer in de andere vallei was onmogelijk,’ zegt hij. ‘Het weer in Khost kende ik op mijn duim-pje. Ik heb zó vaak een plotselinge onweers-bui met zware regen zien losbarsten. Ook als dat op afstand was, in een andere vallei, zag je vanaf de basis de staart van het slechte weer. Die dag was de lucht helder, behalve dan die plaatselijke lichte mist.’ Rowan Pridgeon, die ook vanaf ’s ochtends op de heliport stond, beaamt Moulders verhaal: ‘Het was een vrese-lijke hete dag. Ik herinner me dat we stonden te zweten in de hitte terwijl we op helikopter aan het wachten waren.’

Tenzij er ooggetuigen zijn die in de val-lei zelf ter plekke waren, lijkt het onmoge-lijk om vast te stellen of er inderdaad van slecht weer sprake was. En als het weer niet de oorzaak was, wat dan wel? Gedroegen de Afghaanse piloten zich als ‘cowboys’? Was een van de piloten niet een Tryco-werkne-mer, maar een hoge Afghaanse militair die op het laatste moment het stuur nam, zo-als een hardnekkig gerucht beweert? Of was het de brandstof, die volgens klokkenluider Russell Doyen niet deugde?

Vreselijke dagVijf maanden later woont Stuart Moulder alleen met drie katten in het grote huis in Atlanta dat hij deelde met Darlene, Bryn en Caroline. Sinds kort is hij met onbetaald ver-lof van zijn baan bij Fluor. Gelukkig kan hij een vriend helpen met de renovatie van een oud pand. Zo probeert hij om niet aan die vre-selijke dag in Khost terug te denken. Wat er zich later op woensdagmiddag 26 juli heeft afgespeeld, weet hij niet meer. ‘Ze vertelden me dat een helikopter van het Amerikaanse leger het wrak van de Tryco-helikopter van-uit de lucht had gezien. Toen ben ik inge-stort en hebben de jongens van SSSI me naar het kliniekje gebracht van Yuksel, de Turkse subcontractor van Fluor. Daar heeft een Kazachstaanse arts me een spuitje gegeven.’

De volgende ochtend vloog Moulder te-rug naar Atlanta. Drie weken later kwamen de lijkkisten met zijn vrouw en dochters aan. Het Rampen Identificatie Team dat de Nederlandse regering naar Kaboel had ge-

‘Eén keer heb ik aan boord gezeten van zo’n helikopter. De piloten stegen op als cowboys’

In de bergen spotten de Amerikanen vanuit de lucht het wrak van een neergestorte helikopter

52

KERST 2006

HET GEDOEMDE WERKPAARD

53

VRIJ NEDERLAND

23 DECEMBER 2006

Page 13: Graphic Arts

Woensdag 2 augustus 2006, omstreeks half negen in de avond. De lichamen van de twee Nederlandse militairen komen aan op vliegbasis Eindhoven

stuurd, had de drie vrouwen geïdentificeerd op basis van gebitskenmerken.

Moulder is een gebroken man. Haperend, met heel veel pauzes, vertelt hij over de tele-foon iets over zichzelf. Eigenlijk wil hij het liefst slapen, om niet te hoeven denken, om de pijn van het verlies niet te voelen. ‘Ik denk niet dat iemand zich kan voorstellen wat het is om alles in één klap te verliezen,’ zegt hij na een lange pauze. Verontschuldigend: ‘Ik ben vaak heel erg emotioneel.’

Moulders gedachten gaan voortdurend te-rug naar die fatale julidag. Waarom is de he-likopter in hemelsnaam neergestort? Na vijf maanden heeft Moulder nog altijd geen ant-woord op zijn vragen. Niemand heeft hem ooit gebeld, behalve een Nederlandse admi-raal van de ambassade in Washington en een kolonel uit Den Haag, die bevriend was met de verongelukte luitenant-kolonel Van Twist. Moulder had de Nederlanders hetzelfde ver-teld als wat hij nu aan Vrij Nederland vertel-de. Antwoorden had hij nooit gekregen.

Moulder kan er moeilijk mee leven dat hij nog steeds niets weet over de oorzaak van het ongeluk, zegt hij. Is er sprake van ‘een cover-up’? ‘Iemand zou ter plekke bij Tryco onder-zoek moeten doen,’ zegt hij. Zijn advocaten hebben bedongen dat Tryco al het bewijsma-teriaal zal bewaren. Maar of het bedrijf daar naar zal luisteren? ‘Het is Afghanistan, hè,’ zegt Moulder gelaten.

OnderzoekBehalve het Nederlandse ministerie van Defensie doet op dit moment niemand on-derzoek naar het ongeval op 26 juli. De Amerikaanse luchtvaartdienst heeft geen controle over Afghanistan, de Afghaanse overheid zelf is niet in staat tot een onder-zoek, en het Amerikaanse leger had geen manschappen aan boord. ISAF in Kaboel ver-wijst door naar het Nederlandse onderzoek. Een civiele helikopter die neerstort in een land dat in een oorlogssituatie verkeert, valt door alle mazen van het net.

Dat is niet verwonderlijk. In feite gaf Defensie op de ochtend van 26 juli ‘de verant-woordelijkheid uit handen’ aan een bedrijf dat alle vliegregels aan zijn laars lapte. Stuart Moulder somt nog eens op wat hij weet: ‘Er was geen passagierslijst, geen vliegroute, geen manier om met de piloten te commu-niceren. Dat op zich is al nalatigheid.’

Moulders familie en de Nederlandse mili-tairen vlogen met een toestel dat een verle-den had in de controversiële oorlog tegen de opiumteelt, dat bemand werd door piloten die zich soms als ‘cowboys’ gedroegen, die geen medische keuring hadden en wellicht zelfs geen werknemers van Tryco waren. De exploitant van de helikopter blijkt een ver-leden te hebben van dubieuze praktijken en levering van brandstof die beneden de maat is. Met andere woorden: Jan van Twist en Bart van Boxtel stapten aan boord van een besmette helikopter.

Het is jammer dat Defensie geen uitleg wil geven over het reisdoel van de twee mi-litairen op 26 juli. Want nu blijven er vra-gen. Bijvoorbeeld: zat de jurist Van Twist aan boord van de helikopter omdat er onderhan-deld zou gaan worden met de private milita-ry company SSSI? De weduwe van Van Twist geeft te kennen geen behoefte te hebben aan contact met de media. De vriendin van Bart van Boxtel, die zelf militair is, antwoordt hetzelfde. Diens ouders willen eerst het rap-port van Defensie afwachten. Tot die tijd, zegt ACOM, de vakbond voor militairen, zullen de families geen juridische stappen nemen.

Andere nabestaanden doen dat wel. Charmaine Du Plessis, de weduwe van Doepie, en de vriendin van George van Schalkwyk hebben een advocaat in de arm genomen. Charmaine heeft als alleenstaan-de moeder van twee kinderen hard geld nodig en wil bovendien het naadje van de kous weten. In opdracht van de twee wedu-wes heeft Patricia Barlow, een advocate in San Francisco die is gespecialiseerd in heli-kopterongelukken, onlangs de eerste stap-pen gezet voor een formele aanklacht tegen Franz Zenz, Tryco en Fluor. Misschien dat een rechtszaak meer helderheid verschaft over de gebeurtenissen op 26 juli?

Aan het slot van een lang en emotioneel te-lefoongesprek, geeft Stuart Moulder ant-woord op de vraag die de verslaggever niet heeft gesteld, maar die onuitgesproken bo-ven het gesprek hangt. De vraag hoe hij risi-co heeft kunnen nemen om zijn gezin naar Afghanistan te laten komen.

‘De vlucht met de helikopter,’ zegt hij en haalt diep adem, ‘daarvan heb ik nooit ge-dacht dat-ie gevaarlijk zou kunnen zijn.’ En dan valt er een lange stilte. V

ZAKEN DOEN IN EEN OORLOG

CONTRACTEN VAN TRYCO• Verhuur van twee van de vier MI-8 helikopters aan het Amerikaanse leger voor de oorlog tegen de opiumteelt (vijftig uur vliegtijd per helikopter per maand; niet-gebruikte uren mogen niet worden meegenomen): twee miljoen dollar (2005) (bron: Pentagon)• Levering van diesel en luchtvaartbrandstof, ondermeer aan het Amerikaanse leger en ISAF: vijftig miljoen dollar (2004) (bron: studie van het onafhankelijke onderzoeksinstituut Afghanistan Research and Evaluation Unit)

CONTRACTEN VAN FLUOR• Bouw van de Afghaanse legerbasis in Khost: vijfentachtig miljoen dollar (bron: Pentagon)• Totaal aan contracten van Fluor in Irak en Afghanistan: 2,25 miljard dollar (bron: rapport van het Amerikaanse Congres)

CONTRACTEN VAN SSSI• Beveiliging van de Amerikaanse ambassade in Kaboel: 3,6 miljoen dollar (februari 2006)• Beveiliging Canadese ambassade in Kaboel: bedrag onbekend (juni 2005)• Beveiliging Nederlandse ambassade in Kaboel: datum en bedrag onbekend, in ieder geval sinds maart 2005• CDM Constructors: 3,8 miljoen dollar voor achttien maanden (februari 2006)• International Relief and Development (Amerikaanse ngo). Uit een contract van achtenvijftig miljoen dollar dat IRD heeft met de Amerikaanse overheid, betaalde het SSSI in 2005 bijna vier miljoen dollar• Amerikaanse leger: 1,2 miljoen dollar voor twaalf maanden (september 2005). Verlenging van een bestaand contract, met opties voor nog twee verlengingen• Fluor: één miljoen dollar (februari 2006). Verlenging van een bestaand contract (bron: pers-berichten Universal Guardian, moederbedrijf van SSSI)

‘Ik denk niet dat iemand zich kan voorstellen wat het is om alles in één klap te verliezen’

54

KERST 2006

HET GEDOEMDE WERKPAARD

55

VRIJ NEDERLAND

23 DECEMBER 2006

Page 14: Graphic Arts

Vanessa Dell

Twintig goden ende granaatappelpitjesAzmeena Ladha

Kort verhaal

Anglofiel opgevoed heb ik inmiddels ingezien dat niet alles even prachtig

is in Engeland, maar toch krijg ik een licht jaloerse kriebel als ik zie wat ze op cultureel gebied opzetten. Terwijl in Nederland verschillende instanties en uitgeverijen manhaftig hun best doen om informatie over Nederlandse schrijvers via allerlei websites toegankelijk te maken, is er niet één overzichtelijk bestand dat methodisch wordt bijgehouden. Mooi agendapunt voor Plasterk.The British Council heeft een geweldige website waarop de basisgegevens van de belang-rijkste Britse schrijvers zijn op-genomen – maar dat moet je breed zien: bio- en bibliografi e, foto, belangrijke artikelen en li-teraire prijzen plus de adres-sen van de uitgevers en agenten. Je kunt je abonneren op de up-date-brief en elke keer word ik er gelukkig van. Ze doen van alles. Er is een website New Writing, New Writing, New Writingmet vragen voor leraren, die eigentijdse vernieuwende li-teratuur stimuleert, er is een worldonline bookgroup en een soort stimuleringsprogram-ma in de vorm van een virtu-eel Crossing Borders Magazine, dat schrijvers uit Afrika introdu-ceert. Redacteur Becky Ayebia Clarke legt uit hoeveel makke-lijker het in het Westen is om als schrijver aan de bak te komen. In Afrika staan lezen en litera-

Over Azmeena Ladha

De verhalen van de in Kenia geboren Azmeena Ladha gaan over een wereld waarin alle culturen door elkaar lopen.

tuur, begrijpelijk lijkt mij, niet op de prioriteitenlijst van de ‘gewone man’ en dus biedt het tijdschrift hulp. ‘Het korte ver-haal,’ stelt Becky Ayebia Clarke, ‘is voor de meeste Afrikaanse schrijvers het meest geliefde genre omdat het ’t meest aan-sluit bij de eeuwenoude orale verteltraditie en omdat het in één zitting gelezen kan worden. Mits goed geschreven, hoeft het zich nauwelijks aan enige regel te onderwerpen.’ Het korte ver-haal als de makkelijkste literaire vorm. Dat heeft wel wat. Azmeena Ladha, een van de schrijfsters van New Writing,die misschien ook wel via Crossing Borders Magazine had kunnen binnenkomen, heeft inmiddels haar weg gevon-den naar Blake Friedmann, een groot Londens literair agent-schap. Blake Friedmann stuurde mij haar verhalen en probeert intussen haar roman aan een Britse uitgever te verkopen. Ladha, die werd geboren in Kenia, won diverse prijzen, haar verhalen werden voorgele-zen voor BBC Radio, en nu haar roman klaar is, wil ze zien of ze een verhalenbundel kan samen-stellen. ‘Als klein meisje,’ zo e-mailt zij mij, ‘noteerde ik een stel anekdotes – en ik verstop-te ze meteen – die mijn groot-moeder en moeder mij vertel-den. Ik kon het niet verdragen dat ze nooit vastgelegd zou-den worden. Toen ik eenmaal in

Engeland woonde en Kenia ver-der weg was dan ooit, bleven deze verhaaltjes maar opspelen en kregen ze langzaam een bre-dere context en geschiedenis. Toen ik eindelijk ging schrijven, hadden enkele ideeën en gevoe-lens al een lange draagtijd ach-ter de rug. Ik wilde niet alleen mijn geboortestad Mombassa op de kaart zetten, maar ook iets van de levens van mijn voorou-ders vastleggen. Zij voeren over de oceaan van India naar Afrika om er zich te vestigen. Hun kin-deren voeren op hun beurt weer naar Europa en Noord-Amerika.’ Ladha’s verhalen zijn vrij down to earth, misschien wel westers geschreven, maar gaan over een wereld waarin alle culturen en achtergronden door elkaar lopen. In het verhaal van deze week, ‘Twintig goden’, worden in een paar bladzijden moeite-loos achtergrond, familietra-ditie en de twee kanten van de medaille die vooruitgang heet belicht. Het is een verhaal in twee etappes. Aan het begin is de ik-persoon net uitgehuwe-lijkt en heeft ze haar eigen wen-sen opgegeven. Aan het einde heeft zij haar dochter de vrij-heid gegeven die zij zelf niet had. Dat dat ook nadelen heeft, staat er niet, maar je hoort het haar denken. Met een rusti-ge vanzelfsprekendheid speelt Ladha op de vierkante millime-ter met deze toch al wel beken-de literaire en culturele motie-ven. Het is de moeite waard om er eens kennis van te nemen. Kijken wat ze straks in haar roman doet.

Lidewijde Paris

AZMEENA LADHA

1951 Geboren in Mombassa, Kenia. Woont tot haar ne-gentiende in Mombassa, in Moshi op de hellingen van de Kilimanjaro in Tanzania, in Kampala, Oeganda en in Engeland

1970 Opleiding tot grafisch vormgever aan Manchester Art College, Engeland

1974 Ouders verhuizen naar Engeland; Ladha werkt in Londen als grafisch vorm-gever, later als hoofd vorm-geving bij een grote vak-bond

1988 Omscholing tot leraar ‘Engels als tweede taal’; begint met schrijven

1998 Eerste prijs in de Write-for-Life schrijfwedstrijd en de prijs voor uitmuntende lite-raire kwaliteit

2003 Genomineerd voor de V.S. Pritchett Memorial Prize

2004 Verhaal uitgezonden voor BBC Radio 4

2005 Verhaal in New Writing 13,onder redactie van Ali Smith en Toby Litt; optre-den op het King’s Lynn Literary Festival

2005 Verhaal opgenomen in The Reader

2006 Roman voltooid en ver-stuurd naar Britse uitgevers

Rob Peth

erick

55

VRIJ NEDERLAND

3 MAART 2007

54

DE REPUBLIEK DER LETTEREN

Page 15: Graphic Arts

Hij wilde geen thee meer drinken uit angst dat zijn huid er donkerder van werd

Ik zou Bapa kunnen wijsmaken dat koning George Middlemarch had

geschreven

Zes acht tienNog nooit gezienWe zijn zo blijGeen vijf erbijHet is echt waar’43: het beste jaar.

Ik begon meteen te dromen over het boek dat Bapa nu misschien voor me zou kopen. Bapa wilde niet dat ik te veel boeken las. The Reader’s Digest mocht wel, die las The Reader’s Digest mocht wel, die las The Reader’s Digesthij zelf ook regelmatig, maar geen boeken. ‘Daar krijg je maar hoofdpijn van en je wilt toch zeker niet je hele

leven een brilletje op?’ zei hij dan. ‘Het is al erg genoeg dat die nonnen je Pride and Prejudice lieten lezen in plaats van je iets nuttigs bij te brengen.’ Maar vandaag, met mijn acht tienen, kreeg ik misschien wel een boek van Bapa. En mocht hij bedenkelijk kijken, dan zou ik hem vertellen dat Middlemarch door een zekere George was geschreven. Dat vond Bapa een mooie naam. In onze winkel hing een levensgroot portret van koning George. Even groot als koning George zelf, zei moeder al-tijd. Ik zou Bapa kunnen wijsmaken dat koning George Middlemarch had geschreven. Met mijn acht tienen was

ven moment was hij teruggekomen met een vlinderdasje om en dat werd zijn handelsmerk. Hij wilde geen thee meer drinken uit angst dat zijn huid er donkerder van werd. Als hij iemand in de bazaar een hand gaf, boog hij lichtjes zijn hoofd. Hij sprak met twee woorden en noemde zijn ou-ders papa en mama. Koud zestien en hij gedroeg zich al als een ster van het witte doek. Moeder en Bapa mochten hem graag. Volgens hen had hij innerlijke beschaving.

We moesten altijd met Hassanali spelen, niet alleen toen we klein waren en zij dicht bij de vuurtoren in Mombassa woonden. Later verhuisde zijn vader met zijn gezin naar het koelere klimaat van Nairobi, waar de wortels van zijn kostbare rozen niet langer door witte mieren werden aan-gevreten. Twee à drie keer per jaar bezochten ze Mombassa en bleven dan langere tijd bij ons. Onze grootvaders wa-ren speelkameraadjes geweest in hetzelfde dorp in Gujarat en hadden later de overtocht naar Oost-Afrika gemaakt in de hoop op een betere toekomst. ‘De familie Visram en wij komen uit hetzelfde dal, hetzelfde dorp en van dezelfde dhow,’ hield Bapa ons altijd waarschuwend voor.

‘Liever niet, als jullie er geen bezwaar tegen hebben,’ was gewoonlijk het antwoord van Hassanali op de vraag van mijn broers Mohammed en Sadru of hij zin had bij de oude haven naar beneden tot aan de inham te klimmen of stiekem in de boomgaarden achter de sodafabriek rij-pe vruchten te plukken. Activiteiten in de buitenlucht wa-ren uit den boze. Sjoelen op onze veranda was eveneens ondenkbaar: houten schijfjes over een plank zwiepen was slecht voor zijn nagels. Binnenlandse nagels waren kwets-baarder dan onze zongeharde Mombassa-nagels. Dat be-weerde Hassanali. Hij beweerde zelfs dat slangen ongeluk brachten. Volgens Hassanali moest je als je op de kop van een slang terechtkwam helemaal tot aan het puntje van de staart glijden, terug naar af, zodat je kansen om te win-nen verkeken waren. Wij vonden dat geen leuk spel. We wis-ten dat het juist een goed teken was als je op de kop van een slang trapte, zo had Krishna ook de slang koning Kaliya verslagen. Hij had zijn voet op de vijfkoppige slang gezet en vervolgens de vijf koppen beetgepakt en onder zijn ar-men vermorzeld. ‘Jullie zijn zo dom, jullie kennen alleen maar Hindoe-verhalen,’ zei hij altijd. Hassanali was het eni-ge kind voor wie moeder de plafondventilator aanzette als we van haar aan de eettafel mochten spelen.

‘Geen grapjes over dat vlinderdasje van hem, hoe moe-ten mensen anders zien dat hij in Engeland is geweest?’ zei mijn moeder berispend wanneer we als kleine kinderen Hassanali nadeden. In onze tienerjaren begon mijn moe-der zich zorgen te maken of we de familie Visram wel ge-noeg respect betoonden: ‘Hebben jullie enig idee hoeveel geld ze aan goede doelen geven? En hebben jullie de gale-rij van het ziekenhuis gezien? De foto van zijn opa is inge-kleurd en heeft een nieuwe lijst gekregen. Jullie opa is nog steeds zwartwit.’ En tegen mij: ‘Heb jij die enorme diaman-ten oorhangers in zijn moeders oren weleens gezien? Aan

MOEDER HAD NIET VERTELD of de rozenblaadjes die over mijn bruidsbed waren uit-gestrooid bedoeld waren om op te zitten. Ik pakte er een paar en ging op de kale chenille zitten wachten op Hassanali. Zachtjes draaide

hij de deur op slot, bleef er even met een glimlach tegen-aan geleund staan en sloop toen op zijn tenen naar me toe, met de woorden: ‘Ik heb altijd geweten dat je op een dag mijn vrouw zou worden. Ik moet je een geheimpje vertel-len.’ Hij ging op de rozenblaadjes zitten die ik op een hoop-je had gelegd. ‘Misschien begrijp je het niet omdat je nog nooit in Engeland bent geweest, maar ik heb iets in mijn mond, iets waarmee ik volgens mijn vader ben geboren. Kijk niet zo bang, het is iets dat me geluk brengt. Het is een lepel, die niet in de weg zit, die je niet kunt zien, een lepel van zilver, een gelukslepel.’ Hij bracht mijn met henna ver-sierde handen naar zijn lippen en kuste mijn vingertop-pen, een keer, misschien twee. ‘Ik wil je lieveling noemen, zoals ze in Barnet doen. Op een goede dag neem ik je daar mee naartoe, wacht maar. Eens per jaar kleuren de boom-bladeren daar goud en als ze eraf zijn gevallen, kun je er-overheen lopen.’

Ik deed mijn ogen dicht. Ik verlangde naar het donker van mijn eigen kamer waar ik vaak lag als ik hoofdpijn had, verlangde intens naar de verkoelende bries die door on-ze mangoboom waaide. Die boom was altijd groen en zijn blaadjes veranderden nooit van kleur en vielen niet op de

grond zodat je eroverheen kon lopen.Bij Monopoly kwam Hassanali altijd als eerste op Mayfair

en Piccadilly. Nog voordat mijn broers en ik langs Start wa-ren gekomen en tweehonderd pond hadden gewonnen of naar de gevangenis moesten, was hij al bezig om vier groe-ne huisjes in te wisselen voor een rood hotel, dat hij uitge-rekend op de straat zette waar een van ons terechtkwam. Terwijl hij op zijn huur wachtte, draaide hij aan zijn vlin-derdasje alsof het het stuur was van een auto waarmee hij ons aanstonds ging overrijden.

Hassanali had dikwijls met zijn vader, die daar had gestu-deerd, over Mayfair en Piccadilly gewandeld. Op een gege-

wie zal ze deze oorhangers doorgeven? Denk even goed na, beta, één broer en alleen maar jongere zusjes, dus wie is de aangewezen persoon voor die diamanten?’ Ik had geen zin om na te denken over de dingen waarover ik van moe-der moest nadenken. Ik hield een opengeslagen boek voor mijn gezicht. Mijn boek was mijn purdah1, mijn purdah voor moeders stem en de plannen die ze met me had.

Ik had moeder nooit verteld dat Mohammed en ik de spot dreven met Hassanali’s naam. Hassanali sprak zijn achternaam uit als twee aparte woorden, met evenveel na-druk. Dan trok hij zijn wenkbrauwen op en zei: ‘Vis Ram.’ Zodat vis klonk als het getal twintig en Ram als de god, zo-dat het net leek of zijn naam dat betekende: twintig goden. Hassanali wilde niet aan het idee dat onze voorouders hin-doe waren. Hij had zichzelf wijsgemaakt dat we, ondanks zijn achternaam, altijd moslims waren geweest, ook toen we nog in Gujarat woonden. Daarom moesten we zo lachen om zijn uitspraak van Visram.

Ik had nog nooit zoveel vreugdetranen geplengd als op de dag dat mijn Cambridge eindexamenresultaat bekend werd. Ik had acht tienen. Ik was niet het enige meisje, de he-le klas had uitmuntende cijfers gehaald, en we plengden allemaal zulke zoete tranen. De nonnen waren zo trots op ons dat er in de aula een feestelijke viering werd gehouden. Moeder-overste lachte ons allemaal toe, ook de drie kauw-gum kauwende meisjes die een hekel aan school hadden, voor wie zuster Sint Viro een extra paar weesgegroetjes had gezegd en die zesjes hadden weten te halen. Die dag kauw-den ze fi er op hun kauwgum. Met z’n allen klapten we en zongen:

1 Afscheidingsgordijn, een gebruik in sommige islamitische samenlevingen

57

VRIJ NEDERLAND

3 MAART 2007

56

DE REPUBLIEK DER LETTEREN

TWINTIG GODEN EN DE GRANAATAPPELPITJES

Page 16: Graphic Arts

Nu kijk ik naar haar, mijn kindje uit Barnet, en vraag me af of ze altijd

alleen zal blijven

‘Nee, nee, onmogelijk, dat is veel te weinig, maak er een 80 B van, en doet u me er maar tien van’

alles mogelijk. Die dag stormden we de school uit, aten on-rijpe mango’s en gepofte maïs, en we merkten niet eens dat het regende.

Moeder noemde het gezegende regen, goedkeuring van boven. Ze bedoelde niet goedkeuring van mijn eindexa-mencijfers. Ook de sherbet 2 en de kip-biryani waren niet ter ere van mijn eindexamencijfers. We schrijven 1943, het jaar waarin men in de bazaar fl uisterde dat er een derde moesson kwam, het jaar waarin Hassanali’s vader speci-aal uit Engeland overkwam om ons het huwelijksaanzoek te doen.

De overige gezinsleden schenen zich wel te kunnen vin-den in de plannen van moeder en Bapa. Ze waren allemaal in een opperbeste stemming, zagen er piekfi jn uit. Sadru, vanzelfsprekend, de benjamin, die met alle winden mee-waaide, maar ook Mohammed. Allebei hadden ze hun bo-venste hemdknoopje dichtgedaan, alsof een vlinderdasje in aantocht was. Ze hadden Parker-pennen in hun over-hemdzakje geschoven. Hun schoenen glommen net zo erg als die van Hassanali. Mohammed, mijn liefste bond-genoot, mijn elf maanden jongere zelfbenoemde tweeling-broer, met wie ik een chilipoederverbond had gesloten en om Hassanali’s achternaam had gegiecheld: Mohammed begon zich als een vader te gedragen. ‘Ze zijn wel van heel goede komaf, zusje. Hassanali kan alle boeken van de we-reld voor je kopen. En over een paar jaar moet je maar een goed woordje voor me doen zodat ik zijn middelste zus-je kan krijgen want dat gaat me zonder jouw hulp nooit lukken.’

Bapa kwam mijn kamer binnen. ‘Vandaag ben ik de trots-

te man van heel Kenia, omdat mijn prinsesje met een jon-gen van Visram gaat trouwen, zoon van een advocaat die zelf ook bijna advocaat is–’

‘Bapa,’ begon ik, maar de tranen zaten hinderlijk in de weg.

‘Ben je gelukkig met deze keuze, Areh?’

‘Bapa, mag ik alstublieft verder studeren? Toe, bapa, mag ik alstublieft–’

‘Studeren? Je wilt studeren? Studeren en deze echtge-noot aan onze neus voorbij laten gaan? Met wie moet je dan na je studie trouwen? Waar moet ik een professor op-duikelen voor een gestudeerd meisje?’

Ik werd op mijn grootmoeders kamer ontboden. Ze zat in kleermakerszit op haar touwbed, met in de ene hand haar snuifdoosje en in de andere haar bidsnoer, en op haar gezicht de eeuwige frons, in weerwil van haar blijdschap. Ze vroeg: ‘Hoeveel jaar geleden ben je met menstrueren begonnen?’

‘Vijf jaar, Dadima.’‘In je moeders tijd zou dat vijf jaar te veel zijn geweest.

Direct na haar eerste menstruatie kwam zij bij ons in huis. Droog je tranen, je mag blij zijn dat je vijf jaar extra hebt gehad.’ Ze zette het snuifdoosje neer en zocht in haar rech-tercup. De frons werd dieper. ‘Hier, voor jou.’ Ik ging op de rand van het bed zitten en pakte iets uit dat in een aantal velletjes paars vloeipapier was gewikkeld. Er bleken oor-hangers in te zitten: zes diamanten, gezet in de vorm van een bloem.

‘Laat niemand in Afrika beweren dat alleen de vrouwen van Visram diamanten zo groot als granaatappelpitten hebben. Die van ons zijn net zo groot en zonder één krasje. Omdat je de eerstgeborene van je vader bent, mag jij ze nu dragen en de trots van de familie zijn. Als jouw eerstgebo-rene trouwt, moet je ze doorgeven. Begrepen?’

Moeder veegde met haar vingers mijn gezicht droog. ‘Alle meisjes huilen als ze het ouderlijk huis verlaten, beta, dat deed ik ook. Wacht maar tot je de stapel sari’s ziet waar-in je gehuld gaat worden, ruwe zijde, brokaat, badla-bor-duurwerk, wacht maar af.’ Ze nam me mee naar Whiteway Laidlow, het Europese warenhuis waar de familie Visram vaste klant was. ‘Kom,’ zei ze, ‘wij kunnen hier ook best wat geld spenderen!’ Ik was er nog nooit boven geweest. Op moeders aanwijzingen, die ze in haar beste Engels aan een Britse dame met een zilvergrijs knotje en een meetlint gaf, werd ik in een hokje met een grote passpiegel geduwd en daar moest ik net als bij gymnastiek met mijn armen zij-waarts gestrekt gaan staan. ‘75 A,’ zei ze tegen moeder toen we het hokje weer uitgingen.

‘Nee, nee, onmogelijk, dat is veel te weinig, maak er een 80 B van, en doet u me er maar tien van, allemaal met voor-gevormde cups.’

Op de terugweg gingen we langs bij de drie tantes Hajee, gespecialiseerd in het aanbrengen van bruidsversieringen van henna. De jongste, tante Farial, was de populairste. Ze was begonnen met haarspelden en gepunte lucifers en maakte inmiddels gebruik van rijgnaalden om de henna aan te brengen. Het scheen pijnloos te zijn. Moeder maakte een reservering bij haar voor mijn handen en voeten.

De familie Visram had nooit gezegd dat Hassanali een ernstige hartkwaal had. Dat was de reden dat hij zo lang-

blijven voor de in vloeipapier gewikkelde granaatappel-pitjes in mijn klerenkast. Het grootste deel van haar tijd brengt ze door in een afgescheiden hokje waar ze burgers juridisch bijstaat, ze voedt zich, gehaast, met pasta en kant-en-klaarmaaltijden. Ze is nu ouder dan haar vader is gewor-den. Net als hij draait ze krulletjes in haar haar als ze ze-nuwachtig is. Ik vraag me af of Hassanali erop zou hebben aangedrongen dat ze trouwde, dat ze zich leuker kleedde, dat ze make-up droeg. ‘Dank je wel,’ had hij gezegd voordat hij zijn ogen sloot, ‘dank je wel dat je me dit kind hebt ge-schonken.’ Ze is ontzettend verengelst, mijn Najma. Ach, dat is logisch. Mombassa is alleen maar de geboorteplaats

van haar ouders, de plaats die ze uitkoos voor een strand-vakantie met vriendinnen na hun cheetah-safari. Niets bij-zonders.

‘Mam,’ zegt ze, ‘je bent zo afwezig, waar denk je aan?’‘Is dat zo, beta? Nergens aan, eigenlijk.’Ze slaat haar arm om me heen. ‘Mis je papa soms, of

Mombassa of zo?’Ik druk een kus op haar voorhoofd en zeg: ‘Volgens mij heb

ik niet genoeg zout in de biryani gedaan vandaag.’ V

Vertaling: Tjadine Stheeman

zaam door de bazaar liep en niet van de rots bij de oude ha-ven naar beneden wilde klimmen. Dat was de reden dat zijn vader hem zo vaak meenam naar Engeland, om de specia-listen in Harley Street te consulteren. Toen Hassanali op de sportvereniging had aangeboden om scheidsrechter bij volleybal te zijn, gingen Mohammed en Sadru ervanuit dat het een of andere Engelse sporttraditie was.

We zijn inderdaad in Barnet gaan wonen, en we hadden rozen in de voortuin, gezonde rozen, zonder witte mieren en verschroeide knoppen. En Hassanali is inderdaad advo-caat geworden. Zijn vader had voor hem een luxueus in-gericht kantoor in Kensington laten inrichten, compleet met leren chesterfi elds in de wachtkamer en de Times op een tafeltje. Maar er kwamen nauwelijks klanten. Ze had-den geen rekening gehouden met de naweeën van de oor-log. Nog geen twee jaar later moest de familie Visram fail-lissement aanvragen.

De twee jaar daarop waren we bezig met brieven schrij-ven en beantwoorden, wachten in de wachtkamer van an-dere juristen, geld lenen van naaste familieleden, onder wie Bapa, en voor Hassanali’s hartkwaal bezochten we al-lerlei artsen in Harley Street. We kregen een kindje net op het moment dat Hassanali in een hartkliniek werd opge-nomen. Een paar dagen later stelden de doktoren voor om Hassanali over te brengen naar een groot academisch zie-kenhuis. Dat weigerde zijn vader, halsstarrig. ‘We zitten niet te wachten op hun gratis ziekenfonds, we kunnen het nog best zelf betalen.’ Toen Hassanali’s nieren het begaven, kon men in de hartkliniek niets voor hem doen.

Voor onze zondagslunch heb ik kip-biryani gemaakt met een sherbet. Najma is de reden voor dit feestmaal, ze is het feest zelf. Het meisje op wie we al niet meer durfden te ho-pen. Nu kijk ik naar haar, mijn kindje uit Barnet, en vraag me af of ze altijd alleen zal blijven, altijd onverschillig zal

2 Een traditionele Indiase huwelijksdrank. Roze met gezoete melk, rozenwater en nootjes

59

VRIJ NEDERLAND

3 MAART 2007

58

DE REPUBLIEK DER LETTEREN

TWINTIG GODEN EN DE GRANAATAPPELPITJES

Page 17: Graphic Arts

De erotische prenten van Peter van Straaten

Lust

50

DE VERHALEN51

VRIJ NEDERLAND

21 OKTOBER 2006

Page 18: Graphic Arts