View
227
Download
0
Category
Preview:
DESCRIPTION
SOG-notitie over studierendementen aan de RUG
Citation preview
‘Drijfveer achter
Studiesucces’’
SOG-Fractie 2007-2008
Studentenorganisatie Groningen
Sint Walburgstraat 22C
9712HX Groningen
www.studentenorganisatie.nl
fractie@studentenorganisatie.nl
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
2
Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. De 45 EC-eis: feiten en cijfers
3. Factoren die invloed hebben op studiesucces
4. Maatregelen om de rendementen aan de RUG te verbeteren
Bijlage 1 Geschiedenis van de rendementen discussie
Bijlage 2: Analyse situatie aan faculteiten
Bijlage 3: Analyse van het effect van 1,6 miljoen
Bijlage 4 : Aanbevelingen vanuit SOG notities en Rondvragen met betrekking tot
rendementen en studiesucces
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
3
1- Inleiding
Begin Januari 2008 verscheen de Routekaart Rendementen & Studiesucces 2008 van
de zijde van het College van Bestuur. In deze Routekaart worden meerdere
maatregelen voorgesteld met als doel de rendementen aan de RUG te verbeteren en
de uitval te verminderen. Hoewel de SOG als uitgangspunt heeft dat het belangrijker is
dat een student zijn eigen verantwoordelijkheid neemt voor zijn studievoortgang,
erkennen wij de druk om de rendementen te verbeteren.
De discussie over de rendementen aan de RUG voert nu ongeveer drie jaar en de
studenten hebben vanaf het begin hun betrokkenheid getoond. Getuige niet alleen
de eerdere notities, maar ook het tot stand komen van de introductietijden regeling.
De SOG is van mening dat als er maatregelen genomen worden deze gericht moeten
zijn op het verbeteren van deze rendementen. Oftewel; het moet aantoonbaar zijn dat
de in de Routekaart genoemde maatregelen werken. Omdat in de Routekaart geen
aantoonbaar verband wordt gelegd tussen een maatregel en het effect hiervan zal
deze notitie zich als eerste focussen op de al dan niet aantoonbare effecten van de in
de Routekaart voorgestelde maatregelen.
Bij het opstellen van deze notitie is een uitgebreide analyse gemaakt van de
geschiedenis van de discussie over de rendementen aan de RUG, de huidige situatie
aan de faculteiten en de wetenschappelijke literatuur. Tevens hebben wij een enquête
onder 612 studenten gehouden waar verschillende conclusies uit getrokken kunnen
worden. De notitie richt zich met name op de hoofdlijnen en de conclusies die wij aan
bovenstaand onderzoek hebben kunnen verbinden. Hierbij verwijzen wij graag naar de
bijlagen voor de onderbouwing van onze conclusies.
In deze notitie zal eerst ingaan op feiten en cijfers over de door het College
voorgestelde 45-EC eis. Daarna zal een beschouwing worden gegeven van factoren
die wel van invloed zijn op de betrokkenheid van studenten bij hun studie en hun
studiesucces. De notitie zal eindigen met concrete aanbevelingen waarvan
aangetoond is dat deze het studiesucces positief beïnvloeden.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
4
2- De 45-EC eis: feiten & cijfers
In de Routekaart Rendementen van het College wordt onder andere als maatregel
genoemd het invoeren van de eis dat studenten 45 EC moeten hebben behaald
alvorens zij aan hun tweede studiejaar mogen beginnen. De SOG is van mening dat dit
een maatregel is die nauwelijks of zelfs geen effect zal hebben op de rendementen. Dit
is gebaseerd op de feiten en cijfers die wij hieronder zullen behandelen.
Faculteiten vergeleken
Een van de dingen die direct opvalt bij het analyseren van de gegevens van
faculteiten is dat twee faculteiten vrijwel alle in de routekaart genoemde punteneisen
reeds ingevoerd hebben. Het betreft hier de Faculteit Economie en Bedrijfskunde en de
Faculteit der Letteren. Aan deze Faculteiten zijn de 45-EC eis en de 15-EC knip tussen
de bachelor en master al lange tijd (de 45-EC eis al sinds begin jaren negentig) van
kracht. Verder hebben Economie en Bedrijfskunde ook al lange tijd de P na 2 jaar eis.
Deze Faculteiten hebben echter ook een van de laagste rendementen aan de RUG.
Onderstaande figuren, gebaseerd op cijfers uit de jaarverslagen 2006, geven voor de
Faculteit Bedrijfskunde en de Faculteit der Economische Wetenschappen aan welk
percentage studenten per cohort 60 EC haalde in hun eerste jaar (onderste lijn) en
welk percentage 45 EC of meer haalde (de bovenste lijn).
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
5
Faculteit Bedrijfskunde: Faculteit der Economische
Wetenschappen:
Door het College werd de Faculteit GMW aangehaald als een Faculteit waar de 45-EC
wel effect heeft. Bij GMW is echter het percentage studenten dat 45 EC als dat 60 EC
heeft gehaald in het eerste jaar sterk gestegen vanaf 2002, terwijl de 45-EC eis pas in
het huidige collegejaar is ingevoerd. Hier is dus geen verband tussen de 45-EC eis en
het gestegen rendement.
Twee Faculteiten die de afgelopen jaren ook een stijgend rendement laten zien zijn
Wijsbegeerte en Ruimtelijke Wetenschappen. Ook deze faculteiten hadden tot dit
collegejaar geen 45-eis (FRW heeft het per dit collegejaar ingevoerd). Ter
verduidelijking hiervan wijzen we op onderstaande grafieken welke zijn gemaakt op
basis van cijfers in de jaarverslagen 2006. Wederom stelt de bovenste lijn het
percentage studenten dan 45 EC of meer haalde voor en de onderstaande het
percentage studenten dat 60 EC haalde.
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
>45 EC
60 EC
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
>45 EC
60 EC
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
6
Wijsbegeerte: Ruimtelijke Wetenschappen:
Deze grafieken tonen in het bijzonder aan dat een rendementsverbetering mogelijk is
zonder punteneisen in te voeren. Dit wordt ook nog benadrukt door resultaten uit de
enquête die de SOG begin 2008 heeft afgenomen waarbij meer dan 80% van de
studenten aan heeft gegeven dat ze neutraal tot zeer oneens staan tegenover de
stelling dat blokkaderegelingen een positieve invloed hebben op studiesucces. En ook
uit ‘100 over de RUG’ 2005 blijkt dat bijvoorbeeld bij de Faculteit Letteren (met 45 EC als
ingangseis voor het tweede jaar) 48% van de studenten vindt dat het
opleidingsprogramma teveel ingangseisen bevat. Hierbij willen wij ook nog opmerken
dat in de Routekaart vermeld wordt dat het al dan niet hebben van een BSA niet
correleert met de uitval in het eerste jaar.
Feiten uit andere notities en de wetenschap
De Universitaire Commissie voor Studentenbeleid (UCS) heeft in 2006 een advies over
blokkaderegelingen uitgebracht in het licht van de rendementsdiscussie.1 Zij maken
een onderscheid tussen vakinhoudelijke ingangseisen en punteneisen. De belangrijkste
aanbeveling, na onderzoek naar verschillende ingangseisen bij vakken van
verschillende faculteiten, is dat vakinhoudelijke eisen duidelijk de voorkeur verdienen
1 Universitaire Commissie voor Studentenbeleid RUG, UCS-advies blokkaderegelingen (groningen 2006).
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
10
20
30
40
50
60
2000 2002 2004 2006 2008
0
10
20
30
40
50
60
70
>45 EC
60 EC
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
7
boven punteneisen. De UCS heeft namelijk niet aan kunnen tonen dat punteneisen
zorgen voor een hoger rendement in de propedeuse. In tegenstelling juist, er komt
meer vertraging naarmate meer eisen zich opstapelen zonder
compensatiemogelijkheden te bieden. Het College en de raad hebben toen naar
aanleiding van dat onderzoek onderschreven dat vakinhoudelijke eisen de absolute
voorkeur verdienen boven punteneisen.
Ook wetenschappelijke artikelen, die ook aangehaald worden in de in 2006
verschenen Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen,
focussen zich volledig op andere maatregelen. Er is de afgelopen drie jaar door het
College nog geen enkel wetenschappelijk bewijs aangevoerd dat het instellen van
punteneisen een positieve invloed heeft op studierendement.
Waarneming 1:
Op basis van cijfers van de Faculteiten van de RUG kan geconcludeerd worden dat
het invoeren van een 45-EC geen enkele invloed heeft op de rendementen.
Waarneming 2:
Uit de wetenschappelijke literatuur kan geen enkel bewijs worden aangeleverd dat het
invoeren van een 45-EC eis invloed heeft op rendementen.
Waarneming 3:
Op basis van de cijfers van de Faculteiten van Wijsbegeerte en Ruimtelijke
Wetenschappen kan geconcludeerd worden dat het mogelijk is om de rendementen
enorm te verbeteren zonder punteneisen in te voeren.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
8
3- Factoren die invloed hebben op studiesucces
In het vorige hoofdstuk is aangetoond dat er geen reden is om aan te nemen dat het
instellen van punteneisen een positieve invloed zal hebben op de rendementen. Dit
hoofdstuk zal, wederom vanuit zowel de prakijk aan de RUG als bronnen hierbuiten,
een richting geven voor beleid op factoren die wel aantoonbaar invloed hebben op
studiesucces. Omdat bij het vormen van dit beleid gekeken moet worden naar het
totaal plaatje van factoren die relevant zijn voor de studievoortgang worden deze in
dit hoofdstuk per deelgebied behandeld.
Instroom
De samenstelling van de instroom blijkt zeer bepalend voor de rendementen. Het
aantal studenten dat 45 EC of meer behaald bij FWN, FRW en UMCG ligt structureel
een stuk hoger dan bij faculteiten als FEB, FDL en FRG. Dit is voor een deel te verklaren
door de samenstelling van de instroom. Uit de rendementsnotitie van 2006 blijkt
bijvoorbeeld dat het vwo-eindcijfer een grote voorspellende waarde voor studiesucces
heeft en ook dat scholieren met een beta-profiel succesvoller door hun studie heen
gaan. FWN en UMCG hebben qua instroom dus al een voordeel ten opzichte van
andere faculteiten.
Hoewel het van belang is bij de interpretatie van de cijfers rekening te houden met
aard van de instroom, geldt in Nederland het VWO examen als een voldoende
ingangseis; iets waar ook de SOG niet van wil afwijken. Het is echter wel belangrijk om
studenten die met een laag vwo-cijfer instromen voldoende voor te lichten en te
begeleiden.
Waarneming 4: Het rendement van een opleiding is sterk afhankelijk van de
samenstelling van de instroom.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
9
Voorlichting
Een van de bepalende factoren voor studiesucces is motivatie van studenten voor hun
studie. Uit studentenmotitor-onderzoeken blijkt dat 5% van de studenten al
ongemotiveerd aan de studie begint, dit percentage loopt in het eerste jaar op tot
13%.2 Studenten die bij aanvang van hun studie al ongemotiveerd zijn of dit raken
gedurende hun eerste studiejaar hebben zeer waarschijnlijk een verkeerde studiekeuze
gemaakt. Onderzoek bij de faculteit Rechtsgeleerheid maakte duidelijk dat bij
eerstejaarsstudenten de tevredenheid met de studiekeuze van invloed was op
studiesucces i.c. drop-out. Deze tevredenheid met de studiekeuze beïnvloedt de
motivatie van studenten en daarmee het studiegedrag, de academische integratie en
de studievoortgang.3
De voorlichting dus van heel groot belang om te zorgen dat studenten de juiste
studiekeuze maken. De RUG moet er voor zorgen dat aankomend studenten een
helder beeld hebben van de studie waaraan ze beginnen. Psychologie is ook veel
statistiek en als je rechten studeert leer je niet alleen om strafpleiter te worden. Wat een
studie van de studenten verwacht moet ook gecommuniceerd worden, al schrik je
daar misschien een deel van de toekomstige studenten mee af. Uit onderzoek blijkt dat
studenten zelf hun slaagkans in zullen schatten als zij een realistische inschatting kunnen
maken van wat hen te wachten staat.4
Dit kan onder andere door scholieren de mogelijkheid te geven colleges bij te wonen
en tijdens bestaande voorlichtingsactiviteiten een realistisch beeld van de studie te
schetsen.
Waarneming 5: Het rendemtent van een opleiding is afhankelijk van de kwaliteit van de
voorlichting die aan aankomende studenten gegeven wordt.
2 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen (groningen
2006) 23. 3 Ibidem, 24.
4 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding: Study careers in Dutch higher education (Amsterdam 2002)
160.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
10
Het eerste semester
Een goede inrichting van het studieprogramma is een belangrijk onderdeel van de
algehele studeerbaarheid van de opleiding. De studeerbaarheid van een opleiding is
van grote invloed op het studiesucces. Bij de vormgeving van het studieprogramma
moet ten eerste worden meegenomen dat in verschillende rapporten, waaronder het
onlangs verschenen rapport van de Hoger onderwijsraad Succesvol starten in het
Hoger Onderwijs de nadruk gelegd op het eerste jaar. Uit onderzoeken blijkt dat
studiesucces tijdens het eerste jaar en specifiek tijdens het eerste semester bepalend is
voor de rest van de studie. De invloed van het goed doorlopen van de propedeuse of
het eerste jaar is nog meetbaar in het vierde jaar.5 Een groot deel van de maatregelen
om het studiesucces te vergroten zal zich dus moeten concentreren op dit eerste jaar.
Het College heeft het belang van het eerste semester onderschreven. Zo is
bijvoorbeeld door de introductietijdenregeling (samen met de koepel organisaties van
de studenten) een belangrijke stap gezet in het vrijmaken van dit eerste semester. Bij de
inrichting van het studieprogramma moet ook veel aandacht besteed worden aan het
eerste semester. Hierbij is de roostering van vakken van belang evenals de intensivering
van het onderwijs.
Waarneming 6: Maatregelen moeten zich met name concentreren op het eerste
semester van het eerste jaar.
Parallel lopende vakken
Ten tweede is uit onderzoek gebleken dat het aantal parallel geprogrammeerde
cursussen zo beperkt mogelijk gehouden moet worden. Dit omdat een correlatie is
aangetoont tussen het studiesucces en het aantal cursussen wat tegelijk gevolgd moet
worden. In de nota Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en
aanbevelingen komt dit aspect ook aan de orde. Wanneer studenten een groter
aantal parallel geprogrammeerde vakken volgen heeft dit een negatieve invloed op
het studiesucces. De verklaring die hiervoor wordt gegeven is dat studenten hun
5 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding (Amsterdam 2002) 161.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
11
aandacht slecht over verschillende cursussen kunnen verdelen. Het College heeft dit
punt meegegeven aan de faculteiten, maar in veel gevallen is hier nog niets mee
gebeurd. Het is dan ook van belang dat dit punt opnieuw onder de aandacht komt.
Daarnaast zijn de mate van samenhang in het studieprogramma en de spreiding van
de studielast factoren die van invloed zijn op de studeerbaarheid. Opleidingen moeten
deze twee zaken vertalen in de inrichting van het studieprogramma.
Waarneming 7: Een te groot aantal parallel lopende vakken heeft een negatieve
invloed op studiesucces.
Differentiatie
Wat betreft de verdere inrichting van de studieprogramma’s wijzen onderzoeken en
rapporten waaronder die van de commissie Ruim Baan voor Talent en de commissie
Hoger Onderwijs op het belang van differentiatie in het onderwijs. Differentiatie biedt
meer uitdaging aan studenten en dat draagt bij aan de studie motivatie.
Waarneming 8: Differentiatie biedt meer uitdaging aan studenten en dat draagt bij
aan de studie motivatie.
Werkvormen & interactiviteit
Het aantal contacturen, maar nog meer de inrichting van deze contacturen is van
grote invloed op de motivatie van studenten. Studenten worden door het onderwijs in
kleinere groepen meer betrokken bij de opleiding. Door deze binding zullen zij meer
gemotiveerd zijn en zal de focus meer op de studie komen te liggen. De mate van
interactie en stimulatie wordt bevorderd door het kiezen van een juiste werkvorm.
Wanneer studenten een interactieve werkvorm volgen slaagt er meer dan het dubbele
dan wanneer zij dat niet doen.6 Gezien het belang van de eerste fase van de studie
moeten dergelijke werkvormen met name in deze fase worden ingezet.
Een analyse van de huidige situatie binnen de RUG laat zien dat er grote verschillen zijn
in het aantal contacturen tussen de verschillende faculteiten. Een student bij
bijvoorbeeld de opleiding Bedrijfskunde heeft bijvoorbeeld in het eerste blok 6 uur per
6 Jansen, P. J., 'Selectie voor het hoger onderwijs' Onderzoek van onderwijs 4 (2004), 50-56.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
12
week college in grote hoorcolleges (met meer dan 400 studenten) en slechts 2 tot
hooguit 4 uur interactief onderwijs. Als dit vergeleken wordt met bijvoorbeeld
Scheikunde dan is dit redelijk schrikbarend; een eerstejaars Scheikunde heeft namelijk
in het eerste blok meer dan 27 contacturen verdeeld over zeer verschillende, vooral
interactieve? onderwijsvormen. Bij FWN en het UMCG is er sprake van een hogere
financiering per student waar de bedragen van bijvoorbeeld FEB schril bij afsteken.
Door deze hoge financiering is het voor deze faculteiten mogelijk om intensief onderwijs
te geven met veel contacturen in kleine groepen.
Kleinschaliger onderwijs op zichzelf heeft voordelen, maar is niet voldoende.
Kleinschalige colleges moeten ook interactief zijn en de studenten uitdagen. Daarbij
moet in de colleges aan het begin van de studie aandacht worden besteed aan
onder andere vaardigheden op het gebied van planning. In een academisch
programma wordt meer zelfstandigheid van de student verwacht, en om latere
planningsproblemen, zoals bij de scriptie, maar ook problemen bij het verdelen van de
aandacht over verschillende vakken te voorkomen dient iedere opleiding hier in zijn
eerste jaar aandacht aan te besteden.
Waarneming 9: Interactieve werkvormen hebben een positieve invloed op
studiesucces.
Waarneming 10: Een goede studieplanning heeft een positieve invloed op
studiesucces.
Interactie tussen studenten en docenten en studenten onderling wordt verder
bevorderd door het systematisch geven van feedback op te nemen als onderdeel in
de colleges. Vaak genoeg is de enige feedback die een student krijgt een
nabespreking voor alle studenten van het tentamen. Feedback past niet bij iedere
onderwijsvorm, maar wanneer er ingezet gaat worden op meer gedifferentieerd
onderwijs en meer werkcolleges dan past in een dergelijke werkvorm ook meer
feedback. Hierbij kan ook gedacht worden aan peer review van de studenten
onderling mits daarbij een goede begeleiding is. Goede feedback zal de student
stimuleren om actief te participeren en te presteren. Bovendien leert een student meer
van gedegen feedback dan van een voldoende of onvoldoende.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
13
Waarneming 11: Er wordt te weinig aandacht besteed aan feedback op geleverde
prestaties.
Het College heeft naar aanleiding van de rendementsnota 2006 als 1 van de 6 punten
aan de faculteiten meegegeven dat zij het opleidingen-aanbod moeten splitsen in 3
delen, namelijk een verrijkt programma, een regulier programma met extra begeleiding
en een regulier programma. Aan de RUG is de faculteit Rechten is onlangs begonnen
met een traject waarbij studenten na het eerste semester gedifferentieerde
werkvormen kunnen volgen. Studenten kunnen kiezen voor intensiever onderwijs en
worden dan ingedeeld in kleinere werkgroepen. Een zeer interessant initiatief dat
aansluit bij de aandachtspunten. Andere faculteiten zouden ook een dergelijke
differentiatie in onderwijsvormen na het eerste semester moeten aanbieden.
Waarneming 12: Een betere diversiteit aan werkvormen na het eerste semester kan een
positieve invloed hebben op studiesucces.
Verder moet er aandacht besteed worden aan geschikte werkvormen voor studenten
die een tentamen niet gehaald hebben. Met name voor de studenten die in hun
eerste jaar hun propedeuse niet helemaal gehaald hebben is het van belang dat deze
het volgend jaar goed begeleid worden bij hun propedeuse vakken. Daarom is het
naar de mening van de SOG goed als er voor deze studenten aparte werkcolleges
komen waarin zij adequate begeleiding krijgen om het tentamen deze keer wel te
halen. Deze colleges zijn dus niet slechts een herhaling van de stof, maar moeten meer
gericht zijn op het helpen van de studenten bij specifiekere problemen met het vak.
Waarneming 13: Aparte werkcolleges voor studenten die een vak niet hebben gehaald
kunnen een positieve invloed hebben op studiesucces.
Docenten
Er is een relatie aangetoond tussen docent-kwaliteit en prestaties van de studenten.
Wanneer de docent minder professioneel is leidt dit bij studenten tot minder
studiesucces. De professionele docent heeft de volgende eigenschappen; de docent
heeft een adequate vooropleiding, houdt zijn vakgebied goed bij, is op
onderwijsgebied voldoende competent en bij/nageschoold. De sterkste relaties tussen
de kwaliteit van de docent en het studiesucces van de student zijn aangetoond op de
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
14
gebieden van; organisatie, duidelijkheid, interactie, stimulatie, manier van overbrengen
en feedback.7 Hieruit blijkt dat goede docenten in het propedeusejaar van groot
belang zijn voor een succesvolle start van de studie.
De kwaliteit van de docenten is uiteraard van groot belang gedurende de gehele
studie en daarom moeten docenten hun gehele loopbaan gemonitoord worden en
de mogelijkheid krijgen zich verder te ontwikkelen.
Waarneming 14: Het inzetten van topdocenten in het eerste blok heeft een positieve
invloed op studiesucces van studenten.Uitdaging in de studie komt onder andere voort
uit het op een aantrekkelijke en gevarieerde manier aanbieden van vakken. Daarbij
zijn colleges door gastsprekers een goed middel om studenten uit te dagen. Deze vorm
zou dan ook meer moeten worden toegepast. Ook werkvormen waarbij gebruik
gemaakt wordt van moderne technieken, zoals bij videocolleges, moeten optimaal
worden benut.
Waarneming 15: Een divers werkvormen-aanbod met onder andere gastcolleges en
videocolleges heeft een positieve invloed op studiesucces.
Begeleiding
Een van de gebieden waar volgens de rendementsnotitie van 2006 veel aandacht aan
geschonken moet worden is intensieve begeleiding van eerstejaars, met name in het
eerste semester. Het blijkt dat juist bij de faculteiten met de laagste rendementen deze
begeleiding nauwelijks of pas sinds kort in praktijk wordt gebracht. Om dit te
verduidelijken schetsen we hier een paar extreme verschillen:
• De Faculteit der Letteren heeft geen beleid op dit gebied en heeft tegenover de
Faculteitsraad ook aangegeven hier vanwege financiële redenen voorlopig ook
niets aan te gaan willen doen.
• De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en ook GMW kennen al wel een aantal
jaar mentorgroepjes in het eerste jaar.
7 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG (groningen 2006) 24.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
15
• De studies bij FWN zijn vaak kleinschalig vaak aard. Daarnaast zijn er veel onderwijs-
uren per week en bijna iedere opleiding heeft een mentorsysteem.
• De meeste intensieve begeleidingsvormen zijn te vinden bij het UMCG. Met name
bij de opleiding Geneeskunde, tevens de opleiding met het hoogste rendement
aan de RUG, zijn er zeer intensieve werkvormen in de eerste jaren van de Bachelor.
De begeleiding van studenten is met name tijdens het eerste gedeelte van de studie
van belang. In eerste instantie om te monitoren of een student op de goede plek zit,
een cruciale factor voor studiemotivatie. Een student moet van een studieadviseur of
een docent duidelijke feedback krijgen op zijn studieprogramma en studievoortgang.
Op basis van de resultaten van het eerste semester kan er met de student een gesprek
plaatsvinden, door studiebegeleider of docent, waarbij met de student besloten wordt
in welk traject de student zal instromen. Een gesprek maakt beter duidelijk of de student
gemotiveerd is en ambities heeft dan enkel afgaan op cijfers. Studenten die moeite
hebben met de academische opleiding zouden ook op zo’n moment goed
opgevangen kunnen worden en eventueel doorverwezen naar een traject met meer
begeleiding, een cursus van Studie Ondersteuning of eventueel zelfs een andere
studie.
Omdat studieadviseurs overbelast zullen worden door een te groot aantal studenten
moet er bij grote studies gewerkt worden met een mentoraat systeem. Deze rol kan
worden ingevuld door docenten en/of ouderejaars studenten. Studieadviseurs moeten
goed bereikbaar zijn en binnen een week beschikbaar voor een afspraak.
Waarneming 16: Goede feedback middels bijvoorbeeld een mentorsysteem of in
gesprekken met een studieadviseur kan een positieve invloed hebben op studiesucces.
Waarneming 17: Het leggen van een duidelijk keuze aan het eind van het eerste blok
tussen intensieve werkvormen of hoorcolleges kan een positieve invloed hebben op
studiesucces.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
16
Herkansingen & omvang vakken
Het herkansingsbeleid en de omvang van vakken zijn grote onderwerpen die aan bod
zijn geweest in de rendementsdiscussie de afgelopen jaren. Uit de opsomming hierover
in de bijlage blijkt dat bij veel faculteiten deze beide punten vaak pas sinds zeer kort
faculteitsbreed doorgevoerd zijn. Daarbij valt vooral op dat twee van de faculteiten
met een zeer laag rendemen, FEB en FdL, nog een beleid hebben waarbij de
herkansingen van het eerste blok in dezelfde weken vallen als de toetsen van het
tweede blok. Vervolgens zijn die van het tweede blok gelijk met het de eerste toetsen
van het derde blok, etc.
Waarneming 18: Herkansingen die overlappen met de tentamens van het volgende
blok of semester hebben een negatieve invloed op studiesucces.
Faciliteiten
Een goede werkplek voor de student in een ondersteunende sfeer is van belang voor
het studiesucces. Wanneer de student de beschikking heeft over een goede werkplek
dan heeft dit een positieve invloed op de studie.8 Aangenomen kan worden dat niet
iedere student thuis, vaak op kamers in een studentenhuis, beschikking heeft over een
goede werkplek in een ondersteunende omgeving. Dit onderstreept het belang van
het aanbieden van goede en voldoende werkplekken door de de universiteit.
Waarneming 19: Een goede studieomgeving heeft een positieve invloed op
studiesucces.
Binding en externe factoren
De aanbevelingen die in dit hoofdstuk worden gedaan vormen gezamenlijk een
totaalpakket dat bij zal dragen aan het studiesucces van studenten. Er is rekening
gehouden met de belangrijkste factoren die van invloed zijn op het studiegedrag van
studenten. Een factor die daarbij minder expliciet aan de orde is gekomen, maar
herhaaldelijk genoemd wordt in de wetenschappelijke literatuur is de binding van
8 Beekhoven, S., A fair chance of succeeding (Amsterdam 2002) 158.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
17
studenten aan de instelling. Deze binding wordt beïnvloed door factoren eerder
genoemd zijn in dit hoofdstuk.
Het integratiemodel van Tinto is een model wat veel gebruikt wordt bij onderzoek naar
het verklaren van studievoortgang. Op basis van dit model is er zelfs een ‘checklist
rendementen’ ingevoerd aan de Hogeschool van Amsterdam met tot nu toe positieve
resultaten. In de pilot zijn de rendementen met gemiddeld 10% gestegen .9 Het model
van Tinto gaat er vanuit dat studenten die beter geïntegreerd zijn, meer contacten
hebben met medestudenten en docenten, zich meer verbonden voelen met de
opleiding, meer kans hebben op een succesvolle afronding van hun opleiding. Een
goede academische integratie betekent dat studenten zich op een positieve wijze
identificeren met hun opleiding, dat docenten hen daarop aanspreken en hun
studenten als het ware uitnodigen om deel te nemen aan de professie.10
Groningen kent een zeer actieve studentencultuur waarbij veel studenten actief zijn
naast hun studie. De RUG heeft deze ontwikkeling altijd ondersteund aangezien het
heel belangrijk is dat studenten zich op meerdere vlakken ontwikkelen. In het kader van
de huidige discussie kan gekeken worden naar mogelijkheden om in samenwerking
met studie- en studentenverenigingen meer bewustzijn onder studenten te creëren
omtrent het belang van de studievoortgang.
Waarneming 19: Een betere samenwerking met studie- en studentenvereniging zou een
positieve invloed op het bewustzijn onder studenten van het belang van
studievoortgang kunnen hebben.
9 Hijfte J. van, ''Checklist rendementen': een succesvolle benadering?', tijdschrift voor hoger onderwijs en
management 4 (2005), 49-52. 10 Werkgroep rendementen, Studierendement aan de RUG (groningen 2006) 25.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
18
4- Maatregelen om de rendementen aan de RUG te
verbeteren
Uit de analyses en onderzoeken die in voorgaande hoofdstukken zijn uitgewerkt blijkt
dat er niet aannemelijk is gemaakt dat een punteneis van 45 EC om toegang te krijgen
tot de postpropedeuse het beoogde doel zal bewerkstelligen. Er is veel onderzoek
gedaan naar rendementen. Daaruit is gebleken dat er niet een maatregel is die zal
zorgen dat de RUG haar rendementen zullen verbeteren. Het is een pakket aan
maatregelen die veelal op onderwijsinhoudelijk niveau ligt maar waarbij ook
voorlichting en facilitering van belang is. De SOG komt dan ook niet met een voorstel
om de rendementen te verbeteren maar pleit voor een pakket aan maatregelen.
Enkel goede docenten zullen het studiesucces van de student waarschijnlijk niet
substantieel doen toenemen. Echter een pakket van eerlijke voorlichting, goede
indeling van het onderwijsprogramma, interactieve werkvormen, differentiatie, goede
docenten en begeleiding, aandacht voor toetsing en facilitering zal in onze ogen het
beoogde doel bewerkstelligen. Wij zijn ons ervan bewust dat een punteneis geen
additionele investeringen vergt en het pakket aan maatregelen dat wij voorstellen wel.
Wij delen echter de mening, die het College van Bestuur eerder geuit heeft, dat een
investering in de rendementen zich zal terugverdienen doordat meer studenten sneller
afstuderen. De middelen die het College haar nota ter beschikking stelt zijn in onze
ogen niet voldoende de gewenste resultaten te boeken. Berekeningen wijzen uit dat
het effect van 1,6 miljoen op de student-staf ratio minimaal is.11 Laat staan als er op
meer middelen ingezet moet worden om de rendementen daadwerkelijk te
verbeteren.
Met het totaalpakket aan maatregelen dat de SOG voorstelt zullen studenten niet
alleen sneller studeren maar zullen er naar verwachting ook minder studenten
vroegtijdig stoppen met hun studie. De uitval vermindering waar de huidige minister
van onderwijs om vraagt zal in de ogen van de SOG-fractie niet bereikt worden met
een blokkade, echter wel met een pakket aan maatregelen die ook gestaafd worden
11 Zie bijlage 3
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
19
door onderzoek en analyses. Daarom is de SOG-fractie van mening dat het College
van Bestuur beter naar Den Haag kan gaan met een plan dat gestoeld is op
onderzoek en wat beoogt ook de uitval te verminderen dan met de voorgestelde
punteneis.
Het pakket met maatregelen waar het College van Bestuur op moet inzetten behelst
het volgende:
Voor aankomende studenten;
• Een goede en vooral eerlijke voorlichting over wat zij kunnen verwachten van de
studie en het onderwijs aan een universiteit.
Voor studenten in het eerste jaar/semester, onderwijsinhoudelijk:
� Het aantal parallel geprogrammeerde vakken moet worden terug gebracht
� Er moet differentiatie in werkvormen en in niveau worden aangeboden
� Er moeten meer interactieve werkvormen in het onderwijs worden gebruikt
� Bij een interactieve werkvorm hoort feedback, er moet meer aandacht besteed
worden aan feedback
� Er moeten goede docenten worden ingezet in het eerste jaar/semester, en bij
voorkeur komt er over de gehele linie meer aandacht voor docentkwaliteit en
de kenmerken die van invloed zijn op studiesucces
� Er moet expliciet aandacht zijn de invloed van toetbeleid op studiesucces, met
name de planning verdient aandacht.
Voor studenten in het eerste jaar/semester, studentfactoren:
• Er moet aandacht komen voor planning in het begin van de studie om
studenten te leren om zelfstandig academisch te kunnen studeren
• Recidivisten moeten aparte aandacht krijgen om het vak beter te leren
begrijpen
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
20
• Er is begeleiding nodig in het eerste semester om studenten te helpen de juiste
keuzes te maken en de binding met de studie te krijgen
• Er moeten voldoende en goede werkplekken beschikbaar zijn voor de student
om te studeren.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
21
Bijlage 1 Geschiedenis van de rendementen discussie
2005: aanzet tot discussie over rendementen
Begin 2005 kwam het College van Bestuur met een discussienotitie over
studierendementen. Aanleiding hiertoe was dat het College van mening was dat er in
RUG-breed perspectief nog te weinig aandacht was voor rendementen. ‘In deze tijd
van toenemende publieke verantwoording van resultaten van onderwijsinstelling en
het grote belang dat aan kwaliteit en kwaliteitszorg wordt gehecht, dient de RUG met
grotere regelmaat en precisie dan tot dusver het geval is, rendementen onder de loep
te nemen en daarnaast – in het bijzonder – de afwegingen die leiden tot een oordeel
over rendementen: te hoog, te laag of op het goede niveau.’12 Zo omschrijft het
College het doel van de notitie. In deze notitie worden selectie aan de poort en
Bindend Studie Advies als middel afgewezen, een standpunt dat het College van
Bestuur houdt door de discussie heen. Motivatie en inzet van de student worden als
voornaamste oorzaken genoemd van studievertraging. Voorlichting, inrichting van de
studie, begeleiding, toetsing en de competenties van docenten worden aangedragen
als middelen. Tot slot spreekt het College van Bestuur uit dat een
rendementsverbetering van 5% het te behalen doel moet zijn. Met deze aanzet tot een
definitie van de aanleiding, oorzaken, middelen tot verbetering en het aangeven van
het doel opent het College van Bestuur de discussie.
Niet lang daarna gaat een werkgroep rendementen aan de slag om een notitie te
schrijven over deze problematiek. Deze werkgroep komt met de notitie
Studierendement aan de RUG, feiten, verklaringen en aanbevelingen. Voor deze
notitie heeft de werkgroep onderzoek gedaan naar de rendementscijfers van de RUG,
good practices en plannen van de faculteiten en wetenschappelijke literatuur over de
studierendementen. Deze werkgroep is met negenentwintig aanbevelingen op het
gebied van tijdsbesteding van de student, het onderwijsaanbod, differentiatie,
studeerbaarheid, toetsing en evaluatie van het onderwijs. Deze aanbevelingen zijn
telkens voorzien van een goede (cijfermatige) onderbouwing. Alle aanbevelingen naar
12 College van Bestuur Rijksuniversiteit Groningen, Discussienotitie over studierendementen, 2005, .
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
22
aanleiding van dit omvangrijke onderzoek gaan over kwalitatieve maatregelen. Het
College van Bestuur heeft hier de acht volgende aandachtspunten uit gekozen:
• systematisch aandacht en begeleiding geven aan studenten vanaf de
allereerste dag van de opleiding in het eerste jaar: het studiegedrag en -resultaat in de
eerste maanden van de opleiding hebben zeer grote invloed op het studiesucces in de
loop van de hele opleiding.
• na enkele maanden in het eerste jaar het opleidingsaanbod splitsen:
- getalenteerde en gemotiveerde studenten volgen een verrijkt programma waarin
zij het basispakket versneld doorlopen en aanvullende stof krijgen aangeboden
met hoogwaardige begeleiding gericht op het afleveren van top-studenten in de
regulier beschikbare tijd;
- minder getalenteerde/gemotiveerde studenten volgen het reguliere programma
waarin zij extra begeleiding verkrijgen (waaronder meer actieve contacturen en
responsiecolleges);
- de minder gemotiveerde studenten volgen het reguliere programma zonder extra
begeleidingsopties.
• een facultair beloning- en sanctiesysteem introduceren voor de wel/niet
voldoende
punten behalende student:
- studenten die binnen een bepaald tijdsbestek een minimum aantal punten hebben
behaald (bijvoorbeeld binnen 16 maanden minimaal 80 punten), krijgen een
student-assistentschap aangeboden (bijvoorbeeld van minimaal 2 SAE voor een
periode van minimaal 6 maanden);
- studenten wordt een incentive geboden bij afronding van de bachelor na
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
23
maximaal 40 maanden (bijvoorbeeld het mogen behouden van laptop;
- studenten zullen bij het behalen van minder dan een vast te stellen minimum
aantal punten na 3 maanden worden ingedeeld in de studentengroep die een regulier
dat wil zeggen niet-intensief onderwijsaanbod krijgt;
- studenten krijgen bij het niet behalen van een minimum aantal studiepunten na
het eerste semester een voorlopig studieadvies dat is gericht op het doen
veranderen van het studiegedrag (studiegedrag sterk wijzigen, andere opleiding
kiezen of anders opleiding staken).
• hetzelfde studieadvies uitbrengen op alle faculteiten en opleidingen in het
eerste jaar:
hetzelfde aantal behaalde studiepunten zal in alle gevallen dienen te leiden tot een
vergelijkbaar advies: doorgaan, onder voorwaarden doorgaan, stoppen & switchen en
stoppen & vertrekken;
• het aantal vakken per opleidingsjaar verminderen: een te groot aantal
verschillende vakken - zonder compensatiemogelijkheden - versnippert de opleiding en
heeft tegelijkertijd een heel negatief effect op het studierendement;
• deeltentamens en/of verlengde tentamens introduceren teneinde studenten
voldoende gelegenheid en eventueel compensatiemogelijkheden te geven bij een
behoorlijke inzet van hun kant tentamens te halen;
• in combinatie hiermee: het aantal volledige herkansingen drastisch reduceren
teneinde uitstelgedrag tegen te gaan, behalve bij bijzondere omstandigheden. Het
College is er vooralsnog niet van overtuigd dat alle herkansingen in augustus dienen
plaats te vinden;
• struikelblokvakken en de scriptie goed inbedden in de opleiding: een goede
voorbereiding op en begeleiding bij moeilijke onderdelen van de opleiding zijn voor
een opleiding tijdrovend, maar kunnen, als een student op deze vakken/onderdelen
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
24
blijft 'hangen', het verschil betekenen tussen wel (de financiering van) een diploma of
niet. Praktisch gezien betaalt eventuele extra inzet zich meteen terug.
2006: beleid wordt gevormd
Tijdens de voorjaarsoverleggen met de faculteiten in 2006 worden deze
uitgangspunten voorgelegd aan de faculteiten. Het is de bedoeling dat de faculteiten
naar aanleiding daarvan komen met uitvoerbare maatregelen om de rendementen te
verhogen. In augustus 2006 komt vervolgens de notitie Stand van zaken
studierendementen. In deze stand van zaken wordt genoemd dat
rendementsverbeterende maatregelen zullen moeten worden toegepast naar gelang
het van toepassing is op de betreffende faculteit. Er wordt dus weloverwogen gekozen
voor een decentrale aanpak die centraal gemonitord wordt. Naar aanleiding daarvan
stuurt het College een brief naar alle faculteiten met de vraag of zij voor 1 januari 2007
een uitvoeringsplan opstellen met maatregelen die leiden tot resultaten op de
volgende 6 punten:
1 intensiveren van de begeleiding van studenten in het eerste opleidingsjaar.
2 het ontwikkelen van gedifferentieerde opleidingen/-opleidingsrichtingen qua
niveau en
aanpak van studenten.
3 het geven van een voorlopig studieadvies aan de studenten na het eerste
semester, naast het verplichte studieadvies aan het eind van het eerste opleidingsjaar.
4 het reduceren van het aantal vakken per opleidingsjaar.
5 het geven van twee tentamenkansen per vak per jaar.
6 ervoor zorgen dat ongewenste en onbedoelde studievertraging vanwege de
scriptie worden voorkomen.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
25
2008: vervolg
Over dit uitvoeringsplan zal in de bestuurlijke voorjaarsoverleggen van 2008 worden
gerapporteerd, deze rapportage heeft dus nog niet plaats kunnen vinden. Daarnaast
zijn een hoop aanbevelingen van de werkgroep rendementen door de discussie heen
afgevallen doordat, begrijpelijk, er een selectie van aanbevelingen is gekozen om de
focus te leggen.
Zoals in het oorspronkelijke doel omschreven was diende de RUG de
rendementen met grotere regelmaat en precisie onder de loep te nemen. Hier is een
goed begin mee gemaakt. Er is echter niet meer terug gekomen op de afwegingen
die leiden tot een oordeel over de rendementen. Op het moment vergelijken wij ons
met de andere (brede) universiteiten. Er is echter vastgesteld dat niet iedere universiteit
op dezelfde manier de rendementen berekent. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan het al dan niet opnemen van verschillende groepen studenten. Dus er zijn
kanttekeningen te maken bij de waarde van deze vergelijking. Op het moment werken
de HBO-raad en de VSNU aan een nieuwe definitie van rendement.13
In januari 2008 komt het College van Bestuur met een nieuwe notitie waarin
voorgesteld wordt verregaande blokkademaatregelen in de vorm van kwantitatieve
ingangseisen centraal in te voeren. (Hierin wordt afgestapt van de onderwijskundige
onderbouwing van maatregelen die bij voorgenoemde notities wel gebruikt werd.) Een
van de redenen hiervoor zijn de uitspraken van de nieuwe minister op onderwijs. ‘Hij
benadrukt dat de prestaties van instellingen zullen worden gecontroleerd en dat op
basis van de effectiviteit van de aangekondigde maatregelen en plannen dit deel van
de rijksbijdrage zal worden toebedeeld of niet.’14 Hier wordt gedoeld op middelen voor
kwaliteitsverbetering en vermindering van de uitval. De ambitie van de minister is om
de uitval van 25% van de studenten te halveren voor 2014.
Adviezen vanuit andere gremia
13 Interstedelijk Studenten Overleg, Reactie op de Strategische Agenda voor het Hoger
Onderwijs, 2007, 8. 14 College van Bestuur RUG, Routekaart Rendementen & Studiesucces, 2008, 2.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
26
Naast deze adviezen vanuit het College van Bestuur heeft ook de Universitaire
Commissie voor Studentenbeleid (UCS) een advies over blokkaderegelingen
uitgebracht in het licht van de rendementsdiscussie.15 Zij maken een onderscheid
tussen vakinhoudelijke ingangseisen en punteneisen. De belangrijkste aanbeveling, na
onderzoek naar verschillende ingangseisen bij vakken van verschillende faculteiten, is
dat vakinhoudelijke eisen duidelijk de voorkeur verdienen boven punteneisen. De UCS
heeft namelijk niet aan kunnen tonen dat punteneisen zorgen voor een hoger
rendement in de propedeuse. In tegenstelling juist, er komt meer vertraging naarmate
meer eisen zich opstapelen zonder compensatiemogelijkheden te bieden. De
aanleiding voor dit onderzoek was dat studenten ontevreden zijn over ingangseisen. Uit
‘100 over de RUG’ 2005 blijkt dat bijvoorbeeld de faculteit letteren (met 45 EC als
ingangseis voor het tweede jaar) 48% van de studenten vindt dat het
opleidingsprogramma teveel ingangseisen bevat.
Adviezen vanuit landelijke organen
Op landelijke niveau zijn de afgelopen perioden een aantal onderzoeken en
rapportages verschenen die betrekking hebben op uitval en studievoortgang.
Hieronder een overzicht van de balangrijkste aanbevelingen.
De commissie Ruim baan voor talent wijst in haar rapport op het belang studenten te
ondersteunen bij hun studiekeuze en er zorg voor te dragen dat studenten op de
goede plek zitten. Matching van studenten ligt zowel in het voortraject, dus bij de
voorlichting, als in het eerste jaar. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan
binding van studenten aan de opleiding. Dit wordt volgens de commissie met name
bewerkstelligd door kleinschaligheid, in werkgroepen en ook in groepen met een
bepaald identiteitskader. Studenten moeten daarnaast door differentiatie in het
onderwijs meer uitdaging krijgen.
Het onlangs verschenen rapport van de Hoger onderwijsraad; succesvol starten in het
Hoger onderwijs wijst ook op het belang van uitval beperking en gaat in op het eerste
15 Universitaire Commissie voor Studentenbeleid RUG, UCS-advies blokkaderegelingen, 2006.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
27
jaar. Het onderwijs in het eerste jaar moet meer uitdagend en van een hoger niveau,
zodat studenten worden uitgedaagd meer tijd in hun studie te steken. Binding van
studenten is tweeledig; op professioneel en op sociaal niveau moet dit bewerkstelligd
worden. Op professioneel niveau door een benadering die gedifferentieerd wordt naar
de verschillende doelgroepen en intensivering van het onderwijs, professionalisering
van docenten, bevordering van kleinschaligheid en levens- en loopbaanbegeleiding
omvat.
Er moet differentiatie komen in het programme van de studie en op didactisch niveau.
Op sociaal niveau moet binding door activiteiten buiten het gewone curriculum
worden bewerkstelligd. De commissie wil universiteiten belonen voor de wijze waarop zij
studenten aan de instelling weten te binden.
Om te zorgen dat studenten een optimale start kunnen maken in het HO wordt ook hier
het belang van goede voorlichting onderstreept.
Tenslotte wordt in dit rapport de eigen verantwoordelijkheid van studenten
onderstreept en wordt zorg geuit over het feit dat veel studenten een baantje naast
hun studie moeten hebben.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
28
Bijlage 2: Analyse situatie aan faculteiten
In de Routekaart rendementen & studiesucces 2008 van het College van Bestuur valt
op dat er niet naar de rendementen per faculteit gekeken wordt. Ook wordt er geen
goed beeld geschetst van het huidige beleid van faculteit omtrent dit gebied. In dit
hoofdstuk wil de SOG aangeven welke faculteiten reeds welke maatregelen hebben
ingevoerd en welk effect deze maatregelen op de rendementen hebben gehad. Op
basis hiervan kan een beter inzicht verkregen worden in de werking van bepaalde
maatregelen.
Punteneisen & blokkades
Een van de dingen die direct opvalt bij het analyseren van de gegevens van
faculteiten is dat sommigen vrijwel alle in de routekaart genoemde punteneisen reeds
ingevoerd hebben. De belangrijkste hiervan zijn de Faculteit Economie en
Bedrijfskunde en de Faculteit der Letteren. Aan deze Faculteiten zijn de 45-EC eis, de P
na 2 jaar-eis en de 15-EC knip tussen de bachelor en master al lange tijd (bij FEB al sinds
de jaren negentig) van kracht. Deze Faculteiten zijn echter ook twee van de
Faculteiten met de laagste rendementen.
De Faculteit Rechtsgeleerdheid heeft ook vergelijkbare punteneisen. Na een jaar
moeten 40 EC worden behaald om verder te mogen en de P moet na twee jaar
behaald zijn om niet geblokkeerd te worden. Wel biedt de Faculteit studenten die
tussen de 20 en 40 EC hebben behaald in jaar een de mogelijkheid om enkele
tweedejaarsvakken te doen in hun tweede jaar.
De Faculteit der Letteren hanteert ook de 45-EC eis na het eerste jaar en de blokkade
na twee jaar bij het niet behalen van de Propedeuse. Daarnaast geldt ook hier een
knip van 15 EC tussen de bachelor en master.
De Faculteit GMW en FRW hebben dergelijke maatregelen per het huidig collegejaar
ingevoerd. FWN heeft zeer uiteenlopende regelingen per opleiding, wel geldt overal er
een 30 EC-eis na het eerste jaar en moeten studenten hun P hebben voordat ze hun
bachelor-project mogen doen. Bij de opleidingen van het UMCG zijn nauwelijks
punteneisen van kracht vanwege het blokkensysteem. De Faculteiten Wijsbegeerte en
GGGW hebben wel blokkaderegelingen maar hanteren deze niet erg strikt.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
29
Begeleiding
Een van de gebieden waar volgens de rendementsnotitie van 2006 veel aandacht aan
geschonken moet worden is intensieve begeleiding van eerstejaars, met name in het
eerste semester. Het blijkt dat juist bij de faculteiten met de laagste rendementen deze
begeleiding nauwelijks of pas sinds kort in praktijk wordt gebracht.
De Faculteit der Letteren heeft geen beleid op dit gebied en heeft tegenover de
Faculteitsraad ook aangegeven hier vanwege financiële redenen voorlopig ook niets
aan te gaan willen doen.
De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is dit jaar begonnen met de zogenoemde
studiesuccesgroepen. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.
De Faculteit Rechtsgeleerdheid is dit collegejaar begonnen met het Faculteitsbreed
invoeren van zogenaamde plus-werkgroepen waarbij studenten kunnen kiezen tussen
intensieve werkvormen en hoorcolleges. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.
De Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en ook GMW kennen al wel een aantal jaar
mentorgroepjes in het eerste jaar.
De studies bij FWN zijn vaak kleinschalig vaak aard. Daarnaast zijn er veel onderwijs-
uren per week en bijna iedere opleiding heeft een mentorsysteem.
De Faculteit Wijsbegeerte is dit jaar begonnen met het opzetten van een
mentorsysteem. Hiervan is het effect nog niet meetbaar.
De GGGW kent zeer kleine aantallen studenten per opleiding. Dit jaar mentorsysteem
ingevoerd; effecten dus nog niet meetbaar in rendementscijfers.
De meeste intensieve begeleidingsvormen zijn te vinden bij het UMCG. Met name bij
de opleiding Geneeskunde, tevens de opleiding met het hoogste rendement aan de
RUG, zijn er zeer intensieve werkvormen in de eerste jaren van de Bachelor.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
30
Herkansingen & omvang vakken
� FEB kent vrijwel alleen nog maar 5 EC-vakken. Herkansingen van het ene blok
vinden tegelijkertijd plaats met de toetsen van het daaropvolgende blok.
� FRG kent vrijwel alleen nog maar 5 EC-vakken. Er zijn snelle herkansingen.
� FdL kent vrijwel alleen 5 EC of 10 EC vakken.
� Het UMCG werkt met een blokkensysteem. Ieder jaar kent 4 blokken welke
alleen in het geheel behaald kunnen worden. Ieder blok kan in de zomer
herkanst worden.
� FWN kent een zeer uiteenlopende omvang van vakken. De Faculteit kent een
systeem waarbij er per vak drie tentamen-mogelijkheden zijn waarvan er twee
gebruikt mogen worden.
� GMW kent vrijwel alleen 5 EC-vakken. Daarnaast heeft GMW sinds kort snelle
herkansingen. Daarvoor waren de herkansingen tegelijk met de toetsen van het
daaropvolgende blok (evenals bij FEB).
� FWB: tot nu toe geen gegevens bekend.
� GGGW: Tot op heden heeft de faculteit naast 5 EC-vakken ook 3 en & EC
vakken; vanaf komend jaar heeft de faculteit alleen nog 5 of 10 EC vakken. De
faculteit is dit jaar begonnen met snelle herkansingen.
� FRW: 5 EC-vakken; soms 7 soms 3 EC. 1e jaar verlengd tentamen; bij 5 een week
later herkansing. Regulier
Ontwikkelingen in de rendementen
• FEB: onderstaande grafieken geven aan welke percentages studenten per cohort
aan de nog niet gefuseerde faculteiten na hun eerste jaar meer dan 45 en 60 EC
hebben behaald.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
31
Faculteit Bedrijfskunde: Faculteit der Economische
Wetenschappen
� Voor FRG kan op basis van de gegevens in het jaarverslag 2006 onderstaande
grafiek gemaakt worden. Hierbij geeft de blauwe lijn het percentage van de
studenten aan dat minimaal 30 EC haalde en de rode lijn het percentage
studenten dat 60 EC haalde.
2000 2002 2004 2006 2008
0
5
10
15
20
25
30
35
40
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
>45 EC
60 EC
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
>45 EC
60 EC
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
32
� FdL: het percentage studenten dat 45 EC haalt in het eerste jaar is tussen 2003
en 2005 licht gestegen; van 46,3 % naar 49,6%. Het percentage dat 60 EC haalt is
licht gedaald, van 28% naar 25,8%.
• UMCG nog geen gegevens verwerkt.
• FWN: onderstaande grafiek geeft een beeld van het percentage studenten dat
minimaal 45 EC behaalde in het eerste jaar (blauwe lijn) en het percentage dat 60
EC of meer haalde
(rode lijn).
• Bij GMW is zowel het percentage studenten dat 45 EC als dat 60 EC heeft gehaald
in het eerste jaar sterk gestegen vanaf 2002. In het jaar 2005/2006 behoort de
faculteit tot de koplopers binnen de RUG.
2003 2004 2005 2006 2007
0
10
20
30
40
50
60
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
33
• Bij FWB zijn de rendementen de afgelopen jaren gestegen. Op basis van de cijfers in
het jaarverslag 2006 kan onderstaande diagram worden gemaakt voor de
opleiding Wijsbegeerte. Hierbij geeft de blauwe lijn per cohort het percentage
studenten aan dat 45 EC haalde en de rode lijn het percentage studenten dat 60
EC haalde.
• GGGW: nog geen gegevens verwerkt.
• FRW: onderstaande cijfers geven een beeld van de percentages studenten die
meer dan 45 EC en de studenten die 60 EC haalden per cohort.
2001 2002 2003 2004 2005 2006
0
10
20
30
40
50
60
2000 2002 2004 2006 2008
0
10
20
30
40
50
60
70
>45 EC
60 EC
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
34
Bijlage 3: Analyse van het effect van 1,6 miljoen
tabel 1
Graf
iek
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008
Aantal WP (voor rendement) 2316 2383 2380 2390 2269 1791 1859
Totaal ingeschreven studenten 19830 20927 22089 22686 23475
Aantal WP (na rendement) 2316 2383 2380 2390 2294,32
St - Staf ratio (voor rendement) 8,56 8,78 9,28 9,49 10,35
St - Staf ratio na rendement) 8,56 8,78 9,28 9,49 10,23
Kosten WP 63,2
Investering 1600
Aantal p/i 25,32
% Stijging WP 1,36%
Daling Stud Staf ratio 0,11
Percentage stijging 0,01
St - Staf ratio (voor rendement) St - Staf ratio na rendement)
8
8,1
8,2
8,3
8,4
8,5
8,6
8,7
8,8
8,9
Student Staf Ratio
2002
2003
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
35
Bijlage 4 : Aanbevelingen vanuit SOG notities en Rondvragen met betrekking tot
rendementen en studiesucces
Ook de SOG heeft de afgelopen jaren aanbevelingen gedaan die in onze visie bij
zullen dragen aan de motivatie van studenten voor hun studie en de kwaliteit van de
opleidingen. Hieronder per Nota de aanbevelingen.
Docentkwalteit: 'Evalueren kun je leren' (december 2007)
Aanbeveling 1
De RUG dient een evaluatiesysteem in te voeren waarin alle relevante
onderwijsprestaties van een docent systematisch geëvalueerd kunnen worden.
Aanbeveling 2
De RUG dient de Universitaire Functie Omschrijvingen van HAY als basis te gebruiken
voor de evaluatie en beoordeling van de onderwijsprestaties van haar docenten.
Aanbeveling 3
De eisen die in de Basis Kwalificatie Onderwijs genoemd staan dienen ook
opgenomen te worden in de eisen voor alle docenten.
Aanbeveling 4
Het systeem dat ingevoerd wordt dient een 360 graden evaluatiemodel te hanteren,
waarin studenten, peers, leidinggevenden en externe deskundigen betrokken worden.
Aanbeveling 5
Voor het correct en efficiënt laten verlopen van de 360 graden evaluatie dient de RUG
en ICT systeem te gebruiken.
Aanbeveling 6
De RUG dient voor de aanschaf van dit ICT systeem kijken naar de ICT systemen die al
op de markt zijn.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
36
Aanbeveling 7
De docent dient ruimte te krijgen tijdens zijn reguliere werkuren om te werken aan de
doelen die gesteld zijn in het persoonlijk ontwikkelingsplan.
Aanbeveling 8
Er dient eens in de twee jaar een 360 graden evaluatie uitgevoerd te worden, in het
tussenjaar dient er een gesprek plaats te vinden tussen de docent en de
leidinggevende om de vorderingen van de docent te bespreken.
Aanbeveling 9
Het College van Bestuur dient te kijken naar de mogelijkheden om docenten te
belonen voor goede onderwijsprestaties en consequenties te verbinden aan
onderwijsprestaties die onder de maat zijn.
Onderzoek in de Bachelor: 'Ondersogt' (januari 2006)
Aanbeveling 1 In een vroeg stadium moeten studenten op de hoogte
gebrachtworden van de mogelijkheden om zich met onderzoek bezig te houden aan
de universiteit.
Aanbeveling 2 RUGbreed moeten studenten de mogelijkheid hebben om een
honourstraject te volgen, waarin onderzoek centraal staat.
Aanbeveling 3 De RUG moet een minor onderzoek aanbieden.
'Vrijheid met maat' (maart 2006)
Aanbeveling 1 De RUG erkent dat verschoolsing van het academische onderwijs geen
echte oplossing is voor het onderliggende probleem ten aanzien van studievoortgang
en motivatie.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
37
Aanbeveling 2 De RUG ontwikkelt een set competenties, leerdoelen en criteria voor de
curricula van academische Bachelor en Master opleidingen. In de komende jaren
worden alle opleidingen van de RUG getoetst volgens dit systeem. Waar nodig worden
gerichte ingrepen gedaan om het onderwijs op alle fronten op een academisch
niveau te brengen.
Aanbeveling 3 In onderwijs excellerende docenten worden bevorderd en op
onderwijssleutelplaatsen in een opleiding / faculteiten benoemd. (Aanbeveling
werkgroep rendementen).
Aanbeveling 4 Onderwijs en onderzoek worden daar waar mogelijk geïntegreerd.
Aanbeveling 5 Topdocenten en didactisch vaardige hoogleraren geven vaker vakken,
met name in de propedeuse.
Aanbeveling 6 Gastcolleges van Groningse, Nederlandse en buitenlandse toppers uit
de wetenschap en het bedrijfsleven zijn standaard moeten zijn in een vak.
Aanbeveling 7 In ontwikkelingsgesprekken krijgen onderwijs en onderzoek een
gelijkwaardig gewicht.
Aanbeveling 8 De opleidingsdirecteur is standaard aanwezig bij
ontwikkelingsgesprekken van een docent.
Aanbeveling 9 Het opstellen van ‘basiskwalificaties onderwijs’ waarin minimum eisen
voor didactische en andere onderwijsvaardigheden van docenten worden
vastgelegd.
Aanbeveling 10 Hoorcolleges worden gegeven door bevlogen docenten die
studenten kunnen motiveren en interesseren in het vakgebied. Hoorcolleges moeten
meer zijn dan een samenvatting van het boek. Ze moeten verdieping bieden en meer
verweven worden met onderzoek. Hoorcolleges hoeven dan ook niet meer verplicht te
worden gesteld, omdat studenten naar college wíllen.
Aanbeveling 11 Werkcolleges worden niet verplicht gesteld, zodat alleen de
gemotiveerde en voorbereide studenten naar college komen. Docenten moeten
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
38
studenten op hun verantwoordelijkheid wijzen: óf je komt voorbereid en gemotiveerd,
óf je komt niet. De discussie moet onderdeel zijn van de toetsing.
Aanbeveling 12 Responsiecolleges zijn een goed middel om studenten uit te dagen
kritisch over de stof na te denken en worden daarom meer gebruikt.
Aanbeveling 13 Rapporten en essays zijn een goed middel voor studenten om de stof
actief tot zich te nemen. Te veel essays in één periode leiden echter tot te weinig
diepgang. Daarom zouden per vak slechts één of enkele essays moeten worden
gevraagd. Bij het maken van rapporten in groepsverband moeten er goede regels zijn
om meeliftgedrag te voorkomen.
Aanbeveling 14 Practica zijn een goede vorm van onderwijs wanneer het verkrijgen
van vaardigheden centraal staat. Practica moeten een apart onderdeel in het
studieprogramma zijn, met een apart cijfer en niet een voorwaarde om aan een
tentamen deel te nemen.
Aanbeveling 15 De zelfstudietijd voor studenten moet in beginsel gelijk blijven. Voor
studenten die moeite hebben met de stof of met zelfstudie kunnen facultatief extra
contacturen worden aangeboden.
Aanbeveling 16 Seminars zijn een goede manier om studenten te motiveren, omdat ze
met een expert in discussie kunnen gaan. Deze onderwijsvorm moet in elke fase van
het studieprogramma terugkomen.
Aanbeveling 17 Bij de inrichting van curricula wordt zoveel mogelijk flexibiliteit en
keuzevrijheid voor de studenten ingebouwd. Het is belangrijk dat de universiteit alle
mogelijkheden biedt aan studenten om accenten te leggen, binnen en buiten hun
studie, op die zaken die passen bij deze interesses en ambities. Het gaat er om dat de
RUG bovenstaande accenten aanbiedt dan wel ondersteunt en een flexibele houding
aanneemt zodat studievertraging tot een minimum wordt beperkt.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
39
'Videocolleges' (januari 2006)
Aanbeveling 1 De RUG moet investeren in verschillende ICT-toepassingen omdat
binnen de RUG zeer divers onderwijs wordt gegeven.
Aanbeveling 2 Het UOCG dient ervoor zorg te dragen dat de faculteiten en docenten
actief bekend worden gemaakt met de mogelijkheden en grenzen van de
verschillende ICT-toepassingen in het onderwijs.
Aanbeveling 3 Faculteiten moeten meer aandacht besteden aan de mogelijkheden
om onderwijs flexibeler aan te bieden, waarbij opgenomen videocolleges een rol
kunnen spelen.
Aanbeveling 4 Faculteiten dienen “massacolleges” op te nemen op video en
beschikbaar te stellen op Nestor.
Aanbeveling 5 Alle opgenomen avondcolleges moeten beschikbaar worden gesteld
op Nestor.
'Studieadviseurs' (2004)
Aanbeveling 1 De RUG dient als universiteit studenten de mogelijkheid te bieden actief
begeleidt te worden tijdens hun studieloopbaan. Door studenten de keuze te geven
actief begeleidt te worden tijdens hun studie kunnen de studierendementen worden
verbeterd. Hiermee zijn zowel de studenten als de RUG gebaat. Actieve
studieloopbaanbegeleiding kan een van de ‘unique selling points’ van de RUG
worden.
Aanbeveling 2 Studieadviseurs dienen in een vroeg stadium te worden betrokken bij de
invoering van onderwijsvernieuwingen. Zij dienen goed op de hoogte te zijn van de
gevolgen die deze veranderingen met zich meebrengen. Hierdoor wordt beter van de
expertise van studieadviseurs gebruikgemaakt en wordt beter studieadvies voor de
student bereikt.
Notitie: “Drijfveer achter Studiesucces”
40
Aanbeveling 3 Om te garanderen dat iedere student goede toegang tot een
studieadviseur heeft dient er een algemene minimumnorm te worden ingesteld. Deze
norm dient te worden gebaseerd op een basistakenpakket dat iedere studieadviseur
vervult. Voor overige taken kunnen eventueel aanvullende normen worden ingesteld.
Recommended