View
247
Download
3
Category
Preview:
Citation preview
1
ARTE FLAMENCO
Lesbrief bij het project
¡ VAMOS! een project voor groep 8 van de basisschool
in opdracht van
Stichting Cultuurpalet
______________________________
© Claudio Benito Musica 2018
2
Ter info
Het project ¡ VAMOS ! bestaat uit drie delen:
1. Een workshop voor leerkrachten door Claudio Benito Ouwendijk op 21 maart 2018
in Park Villa te Alphen aan den Rijn;
2. Een lesbrief, ter ondersteuning van de leerkracht (en leerlingen);
3. Een voorstelling in het Parktheater op 5 of 6 april 2018.
Inhoud lesbrief
- uitleg over het ontstaan en ontwikkeling van Flamenco.
Nadere uitleg van het ritmische aspect binnen de flamenco:
- de diverse (ritmische) basis instrumenten zoals o.a. de flamencogitaar, de castagnetten
(castanuelas), het handklappen (palmas) en de cajón
- het compás
In de lesbrief bevindt zich de tekst van het liedje ‘Verde que te quiro Verde’, een rumba, 4/4
maat, gezongen door de zanger Manzanita (1956-2004).
De bedoeling hiervan is tweeledig: dat de leerlingen het refrein mee kunnen zingen en/of kunnen
mee klappen. De tekst en twee klapvoorbeelden hiertoe staan in de lesbrief.
In de workshop worden deze klapritmes nader door Claudio Benito uitgelegd zodat de docenten
deze ritmes weer kunnen overbrengen op hun leerlingen.
Deze twee klap-oefeningen zijn als voorbeeld te beluisteren onder ‘ Palmas Lesbrief’ op de
website claudiobenito.com
Ook kan men daar de link van de video van Manzanita’s ‘Verde que te quiro Verde’ aanklikken.
Voorstelling
In de voorstelling is het de bedoeling dat de kinderen het refrein van ‘Verde que te quiro Verde’
kunnen meezingen (en/of klappen). Het zou dus mooi zijn als dit in de klas alvast een paar keer
gezongen kan worden (en geklapt, als aparte oefening). In principe is het meezingen van alleen het
refrein al voldoende (in de tekst vetgedrukt).
Een aantal leerlingen zal in een korte workshop óp het podium op de muziek van ‘Verde que te quiro
Verde’ een aantal danspasjes leren onder leiding van Wil Lambregts, flamencodansleraar en
percussionist (cajón). Aan het slot van de voorstelling komt ‘Verde que te quiro Verde’ nog een keer
aan bod, uitgevoerd door ¡ VAMOS ! en is het de bedoeling dat de hele zaal dan meedoet
(zingen, klappen, dans).
Resumerend: het onderstaande is terug te luisteren/zien via claudiobenito.com
- 4 klapoefeningen 4/4 maat, hard (clara) en dof (sorda) geklapt
- link video ‘Verde que te quiro Verde’
In deze lesbrief zelf is de tekst plus vertaling van het liedje ‘Verde que te quiro Verde’) terug te
vinden.
3
Lesbrief Flamenco project ¡ VAMOS !
Isabel van der Hulst, Inma de la Huerta, Claudio Benito
Een belangrijke plaats in de muziek wordt ingenomen door de flamenco, een zeer oude,
levende, traditionele vorm van muziek, die zijn middelpunt heeft in de streek Andalusïe in
het zuiden van Spanje. Door de eeuwen heeft de flamenco zich ontwikkeld tot een zeer
systematische, strak gestructureerde kunstvorm waarin de zang (cante), dans (baile) en
gitaarspel (toque) centraal staat.
De flamenco omvat tientallen verschillende soorten muziekstukken/stijlen – palos – zoals
bijvoorbeeld Soleares, Seguiriyas, Alegrias, Malagueñas, Fandangos, Bulerias enz. Elke stijl
heeft haar karakteristieke, melodische, ritmische en harmonische structuren.
Flamenco is aan de ene kant echt een volkskunst, een kunstuiting van het volk: gevormd door
vreugdevolle ervaringen, ontbering en lijden, gaat hij over de diepste emoties, die direct
voortkomen uit levenservaring. Zodoende heeft zij een universele aantrekkingskracht, die
zich uitstrekt tot ver over de grenzen van het land van herkomst Andalusië, Spanje. Maar
aan de andere kant worden de gevoelens waar het om gaat, uitgedrukt in buitengewoon
ingewikkelde en verfijnde muzikale vormen, die, hoewel ze veel ruimte laten voor
improvisatie, beheerst worden door regels die even nauw luisteren als die van de klassieke
muziek. Flamenco is daardoor tegelijkertijd een manier van leven, een echte volksmuziek én
een hoog ontwikkelde kunstvorm.
Een grote verscheidenheid van culturele invloeden waaraan Spanje door de eeuwen heen
onderhevig is geweest, heeft haar stempel op de flamenco gedrukt.
Hoe komt deze muziekvorm aan zijn soms Arabisch aandoende klanken, de uitbundige
muzikale versieringen rondom het thema en het sterke ritme. Het antwoord ligt
waarschijnlijk in de Moorse overheersing van het Iberisch schiereiland, van 711 tót op het
moment dat de laatste Moren in het jaar 1492 uit Granada werden verdreven.
In deze periode ontwikkelde Spanje zich op het gebied van kunst en wetenschap, filosofie,
literatuur en muziek tot een van de belangrijkste centra van het Islamitisch rijk.
De Moskee in Cordoba, de Mezquita en het paleis het Alhambra in Granada zijn nog steeds
de stille getuigen van de grootheid van dat tijdperk.
Halverwege de 18e eeuw (in de laatste periode van de Moorse overheersing) kwamen de
eerste zigeuners in Spanje aan.
4
De gitanos (zigeuners) hebben tot op de dag van vandaag een groot stempel op de flamenco
gedrukt. Flamencozang wordt daarom ook wel cante gitano genoemd.
Zigeunertrek van India via N-Africa naar Andalusïe
Volgens de oudste bronnen arriveerden in 1447 de eerste gitanos (aanvankelijk egyptanos
genoemd, gypsies) vanuit India via Turkije, Perzië (Iran) en Noord-Afrika (Egypte, Marokko)
in Spanje. Zij staken over van Marokko naar Zuid-Spanje, Andalusië. Als deze zigeuners daar
aankomen ontmoeten zij verwante zielen: o.a. Joodse vluchtelingen die daar verblijven en de
laatste overgebleven Moren die uit de rest van Spanje naar Andalusië waren gevlucht. De
zigeuners vinden in hen toehoorders van hun muziek maar ook ervaren zij de Joodse en
Moorse culturele en muzikale invloed, kortom een smeltkroes van culturen in Andalulusië
waaruit uiteindelijk geleidelijk aan de Flamenco ontstond. Tegelijkertijd heerste er in
Sevilla een bloeiende slavenhandel. Men vermoedt dat met de slaven die binnengebracht
werden in Sevilla ook het ritme meekwam uit Afrika en dat deze heeft bijgedragen aan het
belangrijke ritmische aspect binnen de flamenco. Eeuwenlang ging dit proces van
beïnvloeding door, uit de rest van Spanje (er kwamen ook zigeuners via het Noorden Spanje
binnen) maar ook uit Zuid-Amerika, deels meegenomen door immigranten en deels
meegenomen door Spaanse zeelieden die muzikale invloeden mee terugnamen uit landen die
zij als vissers aandeden, zoals Cuba, Argentinië, Puerto Rico.
De zigeuners hadden een uitgebreide traditie van muziek en dans, iets waar zij al ver voor
hun vertrek uit India bekend om waren. Hun manier van dansen, in het bijzonder de arm- en
handbewegingen, maar ook het voetenwerk is kenmerkend voor de Indiase kathak (dans) uit
Noord-India. Opvallend is het verschil in gevoel van waarden: gitanos zagen voeten en benen
als uiterst erotiserend. Hierdoor "vergaten" de vrouwen in hun dansen de voeten en werd
sterk nadruk gelegd op prachtige heup-, torso-, arm- (braceo) en hand- (muñecas / rosas )
bewegingen. Flamenco verschilt van de kathak vooral in het feit dat flamenco niet verhalend
is; Indiase dansen zijn veelal een soort toneelstukjes.
Sinds het begin van de 19e eeuw kent de flamenco haar huidige vorm. Gaandeweg, in de loop van
de 19e eeuw deed de gitaar deed haar intrede als begeleidingsinstrument van de flamencozang.
Volgens andere bronnen zou de gitaar pas omstreeks 1870 een meer prominente rol zijn gaan
spelen, in de tijd van het ontstaan van de café cantantes. Met de opkomst van het café
cantante in de tweede helft van de negentiende eeuw werd flamenco voor het eerst een in het
openbaar gespeelde kunstvorm (tot dan toe alleen in besloten kring): de beste prestaties
5
konden vaak hier gehoord worden en dit luidde een bloeiperiode voor de flamenco in. Behalve
dat ze flamenco naar een groter publiek brachten, dienden de cafés ook als een verbindende
factor tussen de Andalusische en gitano-tradities. Zowel de cante gitano als de cante Andaluz
werden in de cafés vertolkt.
café cantantes
Vast staat dat flamenco oorspronkelijk enkel uit zang en begeleidend handgeklap bestond. De
flamencogitaar vergrootte ontegenzeggelijk de toegankelijkheid en de populariteit van de
flamencokunst bij bredere lagen van het publiek. Met name in de café cantantes ; dit komt
mede door het expressieve en virtuoze gitaarspel van de gitaristen die met elkaar wedijverden.
Toen de flamencomuziek zich in een hoog tempo begon te ontwikkelen, volgde ook de
flamencodans al snel en werd deze vanaf de 19e eeuw een gestructureerde dans. Hoewel het
in de flamenco oorspronkelijk gaat om de stem van de zanger, veroverden de
hartstochtelijke flamencodansers al snel de harten van de toehoorders in deze speciale
muziekcafés. Flamenco is nu, eeuwen later, wat ooit begon als een vorm van expressie van
zigeuners en andere onderdrukte etniciteiten (Joden en Moren), een opvallende dans- en
muzieksoort met wereldwijd veel beoefenaars en liefhebbers (aficionaos).
Meer recent kwamen bij al deze invloeden zoals al eerder gezegd ook de Latijns-
Amerikaanse en vooral Cubaanse muziek (cantes de ida y vuelta). En zeer recentelijk ook de
jazz, pop, en wereldmuziek. Al deze muzieksoorten hebben de verschillende muzikale
flamencovormen in meer en mindere mate belangrijk beïnvloed.
Ofschoon cante (zang) en baile (dans) doorgaans door de flamencogitaar wordt begeleid,
eventueel aangevuld met de cajón*, wordt deze drie-eenheid tegenwoordig ook uitgebreid
met klassieke instrumenten zoals bijvoorbeeld dwarsfluit, piano, viool of cello.
De eerste die begon met het introduceren van flamenco’vreemde’ instrumenten was Paco de
Lucia: cajón, electrische basgitaar en dwarsfluit. Hij wordt nu dan ook algemeen gezien als
de grote innovator van de flamenco (hij werd om deze reden in eerste instantie verguist
door flamenco puristen) welke daarom weer nieuwe impulsen kreeg in haar ontwikkeling en
die de flamenco heeft gebracht naar waar zij nu is: een levende expressieve kunstvorm die
navolging vindt en beoefend wordt over heel de wereld. Ook zijn legendarische
samenwerking met John Mc Laughin en Al di Meola wat resulteerde in het monumentaal
album Friday night in San Francisco
* Cajón - (houten kistje waarop de percussionist zit en trommelt) en voor het eerst
geïntroduceerd door Paco de Lucia in zijn befaamde sextet eind jaren zeventig.
6
Flamenco wordt beschouwd als deel van de Spaanse cultuur en is door de eeuwen heen
ontstaan in het gebied dat ongeveer overeenkomt met de regio Andalusië. Ook andere
gebieden, in het bijzonder Extremadura, Murcia en Huelva, hebben bijgedragen aan de
ontwikkeling van verschillende muzikale sub-vormen (palos).
Tegenwoordig is flamenco Spanjes belangrijkste culturele exportproduct.
De muziek van de flamenco wordt doorgaans niet genoteerd, maar oraal en via overlevering
aan de volgende generatie doorgegeven. Kenmerkend is dat iedere generatie de muziek
verrijkt door er nieuwe elementen aan toe te voegen.
Inma de la Huerta Isabel van der Hulst
Foto’s: Wybe Hietbrink
Opbouw van een flamenco zang- dansstuk, palo (flamencostijl).
De zang staat in de hiërarchie bovenaan: een goede flamencozanger zingt niet alleen de
tekst en de melodie van een lied (cante), maar weet door stembuigingen, versieringen rond
een bepaalde toon, (melismes), vaak rond langgerekte tonen, een bepaalde emotie over te
brengen. Gevoelige levensthema’s als dood, verdriet, vreugde, liefde kunnen onderwerp zijn
waarover men zingt.
In de Cante jondo (o.a. Soleares, Seguiriyas, Caña, Tarrantas) gaat men diep in op bepaalde
levensthema’s, Vaak ook betreft het cante libres (deze zijn zonder compas, dus vrij van
ritme gezongen) die lang uitgesponnen kunnen worden, naar gelang de mate van emotie en
inspiratie van de zanger op een bepaald moment.
Zolang de zanger zingt, zullen de gitarist en danser(es) ten dienste staan van de zang. De
gitaar ondersteunt de melodie met akkoorden en roffels, de danser beeldt met gracieuze
bewegingen, marcajes, de emotie uit. Op het moment dat de zanger zwijgt, kan de gitarist in
in melodische en/of ritmische variaties, falsetas, zijn vaardigheden tonen. De danser voert
hierna met het gestamp van zijn voeten het tempo op en varieert op het basisritme, het
compás, met razendsnel voetenwerk. Het virtuoos samenspel tussen gitaar, dans en het
klappen eindigt in een climax: plots zwijgen de gitaar en de voeten en begint de zanger aan
een nieuw couplet (letra).
7
Isabel van der Hulst en Claudio Benito Foto: Tom Benavente
Flamencodans
Bij flamencodansen denk je automatisch aan passie en gratie, maar geen enkele dans is
hetzelfde. Er zijn wel meer dan 50 verschillende palos (soorten flamenco stijlen), elk met
hun eigen sfeer en karakteristieke, melodische, ritmische en harmonische structuren.
Er is veel ruimte voor improvisatie in de flamencomuziek en het flamencodansen, waardoor
de dansers (en zangers) de flamenco aan kunnen passen naar gelang hun emoties hierom op
een bepaald moment vragen tijdens het optreden.
De flamencodanser probeert zich te uiten aan de hand van vaak verfijnde, gracieuze hand-
en armbewegingen en daarmee in contrast staande, duidelijk weerklinkende voeten, die met
een verbazingwekkende kracht ingewikkelde ritmes op de vloer stampen.
Deze persoonlijke expressie dient echter wel binnen de regels van de muzikale
flamencotraditie en binnen de traditionele ritmische patronen te blijven, binnen het compás.
Dit compás verliest men nimmer uit het oog.
Palmas – clara (helder) Palmas – sorda (dof)
Palmas Het klappen met de handen. De handen zijn hét primaire percussie-instrument binnen de
flamenco. Vandaag de dag gebruikt men ook steeds vaker een cajón op het podium (grote
houten kist waarop de speler zit). Bij voorstellingen zijn er vaak een of twee palmeros
(handenklappers) aanwezig, maar ook de zangers zelf geven tijdens het voetenwerk palmas
ter ondersteunig van de danser.
8
Palmas oefening voor de Rumba ‘Verde que te quiero Verde’
De Flamencogitaar
‘Blanca’ (cipres)
De flamencogitaar is afgeleid van de Spaanse gitaar. Ze wijkt niet sterk af maar heeft een
iets kleinere en een iets minder diepe klankkast als de klassieke gitaar. De achterkant en
zijkant worden traditioneel uitgevoerd in de houtsoort Spaans cipres (de hoogblonde kleur
waaraan een flamencogitaar te herkennen is) terwijl het dunne bovenblad wordt vervaardigd
uit hout van de spar of pijnboom: fichte. Dankzij deze bouwwijze kan een traditionele
flamencogitaar - ook wel ‘Blanca’ genoemd - de dynamische kracht en felheid van de flamenco
overbrengen. Zij respondeert zeer snel op de aanslagen van de rechterhand terwijl de
(bas)tonen ook weer snel verdwijnen; dit percussieve karakter maakt de cipres gitaar bij
uitstek geschikt als begeleidingsinstrument van flamencodans- en zang.
Behalve dit traditionele cipres model, wordt alweer enige tijd de Negra gebouwd, de achter- en
zijkant is dan uitgevoerd in houtsoorten als Rio- en India palissander. De negra onderscheidt
zich van de blanca door een groter volume, warmere klankkleur en langere sustain (naklank) wat
dit type gitaar uitstekend geschikt maakt als flamenco-concertgitaar.
Bij beide type gitaren bevindt zich op het bovenblad een golpeador (transparante slagplaat),
waarop de gitarist de karakteristieke ritmische accenten - golpes - kan tikken.
9
Onder invloed van flamenco-gitarist Paco de Lucía , die de Negra bij het grote publiek
introduceerde, kreeg de Negra veel navolging en is zij tot op de dag van vandaag zeer populair
onder flamencogitaristen als concertgitaar.
Traditioneel werd de flamencogitaar vooral voor ritmische begeleiding van zang en dans
gebruikt. Vooral Ramón Montoya* aan het begin, en Niño de Ricardo en Sabícas in het
midden/tweede helft van de 20e eeuw én Paco de Lucia, hebben echter de mogelijkheden van
de flamencogitaar als solo-instrument overtuigend aangetoond (*zie ook Ramón Montoya
onder de Flamencogitaar). Hun voorbeeld werd door velen gevolgd en betekende een
verrijking voor de techniek van de flamencogitaar en de flamencomuziek in het algemeen.
Tot de bekendste flamencogitaristen behoren onder meer Sabícas, Paco de Lucía, Tomatito,
Vicente Amigo en Paco Peña.
Paco de Lucía* (1947-2014) wordt gezien als de grote vernieuwer en innovator van de
Flamenco in het algemeen en is de maestro die boven alles en iedereen uitstijgt. Met zijn
generatiegenoot flamencozanger Camerón de la Isla (1950-1992) groeiden zij beiden al
tijdens hun leven uit tot een legende. Camerón wordt gezien als de grootste flamencozanger
van de 20e eeuw.
Wil Lambregts
Castagnetten (castanuelas)
Castagnetten is een ritme-instrument. Het instrument bestaat uit een stel holle hardhouten
schelpen (ebbehout) die aan één kant verbonden zijn met een koordje. Ze worden in de hand
gehouden en produceren een klikgeluid of een ratelend geluid bij snel opeenvolgende kliks.
10
In de praktijk gebruikt de speler een paar in elke hand. Het koordje wordt aan de duim
vastgemaakt en de castagnetten liggen in de handpalm. Castagnetten worden voornamelijk
gebruikt door dansers en zangers, vooral in flamencomuziek. De naam (Spaans: castañuelas) is
afkomstig van castaña, het Spaanse woord voor kastanje, waarop de vorm sterk gelijkt. In
Andalusië noemt men ze palillos en die naam gebruikt men in de flamencomuziek.
Ze worden ook gebruikt in klassieke muziek om een Spaanse sfeer op te roepen, zoals
bijvoorbeeld in Georges Bizets opera Carmen
Cajón
Een cajón (spreek uit als "kachón") is een handtrommel met een slagvlak van hout en komt
oorspronkelijk uit Peru, waar dit instrument veel wordt gebruikt als begeleidingsinstrument
voor dansen als de tondero, de zamacueca en de Peruaanse wals. De cajón is ooit uit armoede
ontstaan. Tijdens de lange overtocht naar (Zuid-)Amerika waren meestal geen
muziekinstrumenten aan boord, maar wel - al dan niet lege - kisten. Deze werden gebruikt
als percussie-instrumenten, waaruit uiteindelijk de cajón ontstond.
De Dansschoen
Aan de onderzijde van de dansschoen, onder de neus en de hak, bevinden zich honderden
spijkertjes om de hak en de punt van de schoen tijdens het dansen goed te kunnen horen. De
hak, de bal (platte gedeelte van de voet) en de neus hebben hun eigen specifieke ‘sound’,
waardoor er prachtige ritmische combinaties gecreëerd kunnen worden.
11
Manzanita - Verde Que Te Quiero Verde tekst uit Romance Sonámbulo - Federico García Lorca
Verde que te quiero verde
verde viento verde rama el
barco sobre la mar
el caballo en la montaña verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Con la sombra en la cintura
ella sueña en su baranda
verdes ojos negro pelo
su cuerpo de fría plata verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Compadre quiero cambiar
mi caballo por tu casa
mi montura por tu espejo
mi cuchillo por tu manta verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Compadre vengo sangrando
desde los puertos de Cabra
y si yo fuera mocito,
este trato lo cerraba verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Compadre quiero morir
decentemente en mi cama
y hacerlo si puede ser
con las sabanas de Holanda verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Compadre donde está dime
donde está esa niña amarga
cuantas veces la esperé
cuantas veces la esperaba verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
12
Verde que te quiero verde
verde viento verde rama
el barco sobre la mar
el caballo en la montaña verde,
Yo te quiero verde sí, sí
yo te quiero verde ay, ay, ay
yo te quiero verde
Federico García Lorca geldt als één van de belangrijkste figuren van de 20ste-eeuwse Spaanse literatuur
en wordt gezien als de grootste dichter die Spanje heeft voortgebracht. Nog steeds worden zijn gedichten
op muziek gezet, als songteksten. Zo ook * ‘Verde que te quiero Verde’.
García Lorca (1898 –1936), is vermoord in het begin van de Spaanse Burgeroorlog, hij was een Spaanse
progressieve dichter en toneelschrijver. Hij werd slechts 38 jaar oud maar liet een omvangrijk oeuvre na .
Hieronder een vertaling van het begin van Romance Sonámbulo, een gedicht van Garcia Lorca
van waaruit de tekst van ‘Verde que te quiero verde’ is ‘geleend’:
Verde que te quiero verde.
Verde viento. Verdes ramas.
El barco sobre la mar
y el caballo en la montaña.(...)
Somnambule romance
Groen ik hunker naar je groen.
Groen de wind en groen de blaren.
Het scheepje buiten op zee
en schuil in de bergen het paard.
Met schaduwval over haar heupen
verdroomt ze op de veranda
met haar zilverkoele ogen,
groen van vlees en groen van haren.
groen hunker ik naar je groen.
Onder het gitaren maanlicht
staren de dingen haar aan
en zij kan er niet naar staren.
Groen ik hunker naar je groen.
Grote sneeuwkristallen sterren
schuiven langs de vis van schaduw
die de weg baant voor het dagen.
De vijgeboom schuurt er zijn wind
tussen de snerpende takken
en de berg, schooiende zwerfkat,
priemt uit bijtende agaven.
Maar wie kwam hier? Waarvandaan ook?
En ze blijft op haar veranda
groen van vlees en groen van haren
dromen van de zee, de wrange.
enzovoort...
(Vertaling Dolf Verspoor)
13
Palmas oefening in 12 tellen voor de Bulerías, een flamencostijl (palo) met accenten
op tel 12, 3, 6, 8 en 10.
Gebruikte bronnen in willekeurige volgorde:
De Gitaar – Tom en Mary Anne Evans
Enforex - Spaans onderwijs sinds 1989
Wikipedia
DagbladTrouw
Smulweb,nl 19-8-2002 (artikel bestaat niet meer)
__________________________________________________________________________
© Claudio Benito Musica 2018
Recommended