View
2
Download
0
Category
Preview:
Citation preview
5-6-2012
|Van concept tot evenement|
© Juni 2012, Juliette Barzilaij, Hogeschool Inholland Rotterdam,
Media en Entertainment Management
JULIETTE
BARZILAIJ
DE OPENING VAN DE WEEK CHRONISCH ZIEKEN2012
PROJECTPLAN
1
Voorwoord
Mijn naam is Juliette Barzilaij vierdejaars student Media en Entertainment Management aan de
Hogeschool Inholland Rotterdam. Dit onderzoek is gedaan in het kader van het afstuderen.
In opdracht van de stichting Week van de Chronisch Zieken is dit projectplan geschreven. In het kader
van de opening in november 2012 is er een onderzoek gedaan naar de doelgroep. Het doel van dit
onderzoek is om erachter te komen wat de doelgroep leuk vindt, waarin zij geïnteresseerd is en
betrokken voelt met het thema ‘Samen Werken’.
De resultaten van het onderzoek worden gekoppeld aan de opening, wat leidt tot een projectplan.
Het projectplan kan mede fungeren als een fondsenwervingsplan. Tevens kan het worden gebruikt
als wervingsplan voor scholen.
2
Inhoudsopgave
Voorwoord .............................................................................................................................................. 1
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
1| Speciaal onderwijs en Passend onderwijs .......................................................................................... 5
2| De externe analyse ........................................................................................................................... 12
2.1 Politieke factoren ........................................................................................................................ 12
2.2 De economische factoren ............................................................................................................ 18
2.3 Sociale factoren ........................................................................................................................... 20
2.4 Technologische factoren ............................................................................................................. 23
3| Het onderzoek .................................................................................................................................. 26
4| De resultaten .................................................................................................................................... 30
4.1 De respondenten inclusief de algemene gegevens ..................................................................... 30
4.2 Thema omschrijving (het thema ‘Samen Werken’) ..................................................................... 34
4.3 De activiteiten ............................................................................................................................. 41
4.4 Marketing .................................................................................................................................... 49
4.5 De locatie ..................................................................................................................................... 53
5| Aanbevelingen .................................................................................................................................. 55
5.1 De indeling van het programma van de opening ........................................................................ 55
5.2 De marketingmiddelen ................................................................................................................ 57
Bijlage I .................................................................................................................................................. 59
Bijlage II ................................................................................................................................................. 62
Bijlage III ................................................................................................................................................ 65
Bijlage IV ................................................................................................................................................ 67
Bijlage V ................................................................................................................................................. 70
3
Inleiding
De aanleiding van dit onderzoek is de opening van de Week Chronisch Zieken die plaatsvindt in
november 2012. Waarbij de belangrijkste vraag is ‘Wie is de primaire doelgroep?’. Voor de stichting
is het een nieuwe specifieke groep en heeft zij hulp ingeschakeld om deze doelgroep te onderzoeken.
Aan de hand van deskresearch en fieldresearch; de enquêteresultaten kan het projectplan worden
geschreven voor de opening van 2012.
De centrale vraag die in dit onderzoek gesteld is:
Wat voor soort concept, zowel qua vorm als inhoud, past bij de primaire doelgroep van de opening
van de Week Chronisch Zieken en -in verband met- de financiering bij doelen van de fondsen.
Het antwoord op deze vraag is dit projectplan, de gevonden fondsen worden beschreven in het
hoofdstuk aanbevelingen.
Het projectplan wordt geschreven volgens de stappen van Jan Verhaar. Dit plan wordt tot en met de
ontwerpfase beschreven. De overige fases uitwerking, realisatie, functionering en afwikkeling komen
voor in een later stadium.
(Bron: Jan Verhaar,2005,Projectmatig werken,pag.55)
De initiatieffase: In deze fase worden de uitgangspunten en randvoorwaarden van het project in
kaart gebracht en op papier gezet.
De definitiefase: In deze fase worden de globale eisen en criteria uit de voorgaande fase uitgewerkt.
In het geval van dit onderzoek worden in deze fase de enquêtes gehouden en verwerkt in SPSS.
Initiatieffase Definitiefase Ontwerpfase Uitwerkingsfase
Productiefase Functioneringsfase Evaluatiefase
4
De ontwerpfase: In deze fase worden de enquêteresultaten verwerkt die leiden tot het ontwerp van
het projectplan.
Bij het schrijven van het projectplan wordt de doelstelling en de missie van de stichting
meegenomen.
Het doel van de stichting:
De Week van de Chronisch Zieken heeft tot doel bekendheid te geven aan nieuwe ontwikkelingen en
de stand van zaken op het terrein van de zorg en het maatschappelijke leven van chronisch zieken.
De missie van dit jaar van de Week Chronisch Zieken:
Het organiseren van activiteiten over werken met een beperking, van 9-16 november 2012.
Het thema
Het thema van de opening is ‘Samen Werken’. De opening staat in het teken van de toekomst van
deze leerlingen.
Voor de mensen zonder een beperking is het in deze tijd moeilijk om aan een baan te komen, laat
staan wanneer men een beperking heeft. Door dit evenement wil de stichting de leerlingen helpen
bij het maken van een keuze wat zij na de school willen gaan doen; werken of verder leren.
Bijvoorbeeld door een informatiemarkt, verschillende workshop en lezingen te gegeven. Naast
informatie zal er ook amusement worden toegevoegd aan de opening.
De opzet
Het projectplan bestaat uit de volgende onderdelen:
De theorie over speciaal en passend onderwijs
Een externe analyse
Het onderzoek
De enquêteresultaten
Aanbevelingen
De theorie geeft een beschrijving over het speciaal en passend onderwijs waaronder de doelgroep
van het openingsevenement valt. In de externe analyse worden de politieke, economische,
sociologische en technologische factoren beschreven. Voor de bovenstaande onderwerpen is de
literatuur uit Thinking Big van Stephen Cashman (2007), Methoden en Technieken van Baarda & De
Goede (2006) en Projectmatig werken van Jan Verhaar (2005).
5
1| Speciaal onderwijs en Passend onderwijs
De doelgroep zijn jongeren die in hun laatste jaar zitten van het voortgezet speciaal onderwijs. De
leerlingen die het speciaal onderwijs volgen zijn aan de hand van hun beperking/aandoening
verdeeld in vier clusters.
In Nederland zijn er vier clusters opgericht in het speciaal onderwijs, zowel op basisschoolniveau als
op het middelbare onderwijs.
Geschiedenis voortgezet speciaal onderwijs (De Groot & Van Rijswijk, 1999)
Tot 1998 was het speciaal onderwijs in één wet geregeld: vanaf 1920 was dat de Wet op het Lager
Onderwijs. Vanaf 1985 werd het de Interimwet Speciaal Onderwijs en Voorgezet Speciaal Onderwijs
(ISOVSO). De Interimwet Speciaal Onderwijs en Voortgezet Speciaal Onderwijs werd in 1998 in drie
delen gesplitst.
Deel 1: Onderwijsvoorzieningen voor in hun ontwikkeling bedreigde kleuters, voor moeilijk lerende
kinderen en voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden. Deze groepen vallen onder de
Wet Primair Onderwijs (WPO).
Deel 2: Het voorgezet onderwijs (VSO) voor moeilijk lerende kinderen en voor kinderen met
leerproblemen en opvoedingsmoeilijkheden. De groepen vallen onder de Wet op het Voortgezet
Onderwijs. (WVO)
Deel 3: De Wet op de Expertisecentra (WEC) dit zijn groepen die niet onder de bovenstaande
groepen vallen, het overgebleven deel.
In 1996 is het ‘Weer Samen Naar School’-beleid opgericht. Het beleid zorgt er voor dat de scheiding
tussen basisonderwijs en speciaal onderwijs vermindert. Dit beleid heeft geleid tot de nieuwe Wet op
het primair onderwijs. De wet is alleen van toepassing op het reguliere basisonderwijs en het speciaal
basisonderwijs.
In de bijlage is een tijdlijn van de belangrijkste gebeurtenissen en wetten op het gebied van speciaal
onderwijs te vinden.
Het spreekt niet voor zich dat leerlingen met een beperking het speciaal onderwijs volgen. Er bestaat
een andere methode, namelijk het ‘passend onderwijs’. De doelgroep bestaat uit leerlingen die het
laatste jaar volgen van het voorgezet onderwijs.
6
Passend onderwijs
Passend onderwijs is bedoeld voor leerlingen die vanwege hun handicap, stoornis of andere
beperking niet gewoon deel kunnen nemen aan het reguliere onderwijs, zowel op het basis- als
voortgezet onderwijs. Voor deze leerlingen zijn er speciale voorzieningen ontwikkeld om toch
onderwijs te kunnen volgen binnen de reguliere scholen. Met speciale voorzieningen wordt bedoeld
extra begeleiding en wanneer nodig extra hulpmaterialen. Passend onderwijs is sinds 2005 ingevoerd
door de overheid. 1
Het doel van passend onderwijs is het verbeteren van de ontwikkeling voor ieder kind. De naam
passend onderwijs is afgeleid van het leveren van maatwerk waar passend onderwijs voor nodig is.
Extra begeleiding wordt in het ‘passend onderwijs’ met ambulante begeleiding aangeduid. Er bestaan
drie soorten ambulante begeleiding: Ambulante begeleiding vanuit het rugzakje, terugplaatsing van
ambulante begeleiding en preventieve ambulante begeleiding.2
Ambulante begeleiding:
Deze vorm van begeleiden is het bieden van extra hulp aan leerlingen, die zonder deze hulp naar het
speciaal onderwijs moeten. Met deze begeleiding zijn de leerlingen in staat regulier onderwijs te
volgen. De hulp wordt gegeven door docenten van scholen voor speciaal onderwijs. Het is niet alleen
gericht op de leerling, maar ook op het begeleiden van de docenten van de reguliere school. Deze
vorm van ambulante begeleiding wordt alleen gegeven aan leerlingen die door de Commissie voor
Indicatiestelling niet worden toegewezen aan het speciaal onderwijs.
Terugplaatsing ambulante begeleiding:
Deze vorm van begeleiding is bedoeld voor leerlingen die na één jaar worden overgeplaatst naar een
reguliere school, zij zullen na de overplaatsing niet meer voor deze indicatie in aanmerking komen.
Preventieve ambulante begeleiding:
Deze vorm van begeleiding is bedoeld voor leerlingen die nog niet voldoen aan de leerlinggebonden
financiering, het rugzakje. Zij hebben wel behoefte aan ambulante begeleiding.
1 http://www.ouders.net/school-en-thuis/passend-onderwijs.html
2
http://eacea.ec.europa.eu/education/eurydice/documents/eurybase/eurybase_full_reports/NL_NL.pdf
7
Speciaal onderwijs
Speciaal onderwijs wordt gegeven op basisscholen voor speciaal onderwijs, scholen voor voorgezet
speciaal onderwijs en in gecombineerde scholen van basisscholen en voorgezet speciaal onderwijs.
Speciaal onderwijsscholen zijn basisscholen (SO) en voortgezet speciaal onderwijs zijn middelbare
scholen (VSO).
Het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs is afgestemd op de ontwikkelingsmogelijkheden van de
leerling. Het onderwijs richt zich op de emotionele ontwikkelingen, verstandelijke ontwikkelingen, de
ontwikkeling van creativiteit en het verwerven van noodzakelijke kennis, sociale en culturele en
lichamelijke vaardigheden. De scholen hebben als uitgangspunt het kind zover mogelijk te kunnen
ontwikkelen, zodat het les kan gaan volgen op het regulier onderwijs.
Het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs is bedoeld voor leerlingen die door hun
handicap en/of stoornis het regulier onderwijs niet kunnen volgen. De permanente commissie
Leerlingenzorg en de Regionale Verwijzingscommissie beoordelen of een kind voor het speciaal
onderwijs in aanmerking komt en de Commissie voor Indicatiestelling beoordeelt de toewijzing van
de clusters en de daarbij horende financiële bijdrage. 3
Het onderwijsaanbod
De scholen in het speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs zijn vrij in het kiezen van hun
onderwijsmethoden. De overheid schrijft de leerstof, de leermiddelen en het onderwijsmethodiek
niet voor. Wel zijn de volgende vakken verplicht; Nederlandse taal, wiskunde, geschiedenis,
lichamelijke opvoeding en maatschappijleer. De school is vrij om te bepalen hoeveel uur er aan de
genoemde vakken wordt besteed. Sinds augustus 2009 gelden voor speciaal onderwijs richtlijnen
voor leerlingen, deze richtlijnen moeten zij aan eind van hun schooltijd kennen en kunnen.
De grote van de klassen worden bepaald door de schoolorganisatie. In een klas kunnen leerlingen
zitten van verschillende leeftijden. Voor de indeling wordt er gekeken naar het niveau van de
leerling.
Speciaal basisonderwijs
Op het speciaal basisonderwijs zitten leerlingen van 4 tot 12 jaar, met uitzondering van cluster 2 daar
is de leeftijdsgrens vanaf 3 jaar. Bij het speciaal basisonderwijs zijn de groepen veel kleiner, het gaat
om 10 tot hoogstens 12 leerlingen. Ook zijn er meer deskundigen aanwezig om deze leerlingen te
begeleiden.
3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs/speciaal-onderwijs
8
Voortgezet speciaal onderwijs
Op het voortgezet speciaal onderwijs zitten leerlingen van 12/13 tot 18/20 jaar. Zowel op het
voortgezet als het speciaal voortgezet onderwijs wordt er les gegeven op vmbo (theoretische
leerweg, gemende leerweg, beroepsgerichte leerweg en kaderberoepsgerichte leerweg), havo en
vwo. Het voortgezet speciaal onderwijs geeft ook het AGL: arbeidsmarktgerichte leerweg. Het
merendeel van de VSO-scholen geeft les op vmbo-niveau. Wanneer het behalen van een vmbo-
diploma niet vanzelfsprekend is, krijgt de leerling leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Wanneer
het lwoo-onderwijs niet genoeg is, krijgt de leerling praktijkonderwijs. In dit geval ontvangt de
leerling geen vmbo-diploma, maar een certificaat voor bepaalde vakken.
De clusters
In 2003 werden de leerlingen op de speciale scholen onderverdeeld in de vier clusters (Dolf Janson,
Mogelijkheden voor kinderen met beperkingen, 2003).
De verdeling van de vier clusters zien er als volgt uit4:
Cluster 1: Visuele beperkingen
Hieronder vallen scholen voor kinderen met een visuele handicap en kinderen met een meervoudige
beperking die slechtziend of blind zijn. De meeste kinderen gaan naar het reguliere onderwijs met
speciale begeleiding, ‘passend onderwijs’. De andere leerlingen volgen speciaal onderwijs op de
instellingen Bartiméus, Sensis en Visio.
Cluster 2: Auditieve en communicatieve beperkingen
Hieronder vallen scholen voor dove en slechthorende kinderen en kinderen met ernstige
spraakproblemen en taalmoeilijkheden. Ook kinderen met communicatieve problemen vallen
hieronder. Er is een belangenvereniging opgericht genaamd Siméa, die zich bezighoudt met dit
cluster.
Cluster 3: Lichamelijke en verstandelijke beperkingen
Hieronder vallen scholen voor kinderen met een lichamelijke beperking, zeer moeilijk lerende
kinderen, kinderen die langdurig ziek zijn en kinderen met een meervoudige beperking. Voor
kinderen die lijden aan de ziekte epilepsie, zijn er speciale epilepsie scholen opgericht. De Landelijke
Vereniging Cluster 3 (LVC3) is sinds 2005 opgericht.
4 http://speciaalonderwijs.kennisnet.nl/cluster1/2/3/4
9
Cluster 4: Psychische stoornissen en (ernstige) ontwikkelingsstoornissen
Hieronder vallen scholen voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen, langdurig zieke kinderen zonder
een lichamelijke handicap en kinderen met psychische stoornissen. De scholen zijn (meestal)
verbonden aan een pedologisch instituut. De Landelijke Vereniging Cluster 4 (LVC4) is opgericht voor
dit cluster.
Extra uitleg Cluster 3
Voor leerlingen die onder cluster drie vallen zijn er Mytylscholen opgericht. (LDC, Onderwijs aan
lichamelijk gehandicapte kinderen, 1996) Een mytylschool is een school voor kinderen met een
motorische handicap. De scholen werken samen met een revalidatiecentrum of zij werken
zelfstandig.
Het woord ‘Mytylschool’ is ontleend aan een sprookje van de Belgische schrijver Maurice
Maeterlinck. Het is een verhaal over de kinderen Mytyl en Tyltyl, die samen op zoek gaan naar een
blauwe vogel, die genezing kan brengen aan hun gehandicapte buurmeisje. Door dit verhaal kreeg de
eerste school in Nederland voor motorisch gehandicapte kinderen de naam ‘Mytylschool’. Nu dient
deze term als een verzamelnaam voor scholen die binnen cluster 3 vallen.
Een motorische handicap houdt in, dat de desbetreffende persoon een stoornis heeft bij het
bewegen van het lichaam. Alle leerlingen die op een Mytylschool zitten hebben een motorische
handicap, ook wel een lichamelijke handicap genoemd. Er zijn ook leerlingen die een spina bifida
hebben, een ‘open rug’ en leerlingen die lijden aan spierziekten. Leerlingen met een meervoudige
handicap krijgen les op de Tytylafdeling. Een meervoudige handicap kan zijn; emotionele problemen,
moeilijkheden met communiceren, zoals spraakproblemen of een geestelijke handicap.
10
Cluster 1 Visuele
Beperking
2 Auditieve en
communicatie
beperkingen
3 Lichamelijke
en
verstandelijke
beperkingen
4 Psychische stoornissen
en (ernstige)
ontwikkelingsstoornissen
Kenmerken
Een visuele
beperking is het
gevolg van
onvoldoende
werking van het
oog, oogzenuw,
of een deel van
de hersenen wat
in contact staat
met het visueel
waarnemen.
Deze personen
worden blinde en
slechtziende
genoemd.
Een auditieve
beperking leidt tot
slechthorende
personen, dove
personen en
personen met
spraaktaalmoeilijk-
heden.
Onder dit
cluster vallen
aangeboren
stoornissen en
verworven
stoornissen.
Aangeboren
stoornissen:
-Spierdystrofie
- Spina bifida
- Jeugdreuma
- Infantiele
encefalopathie
- Ontbreken
van ledematen
Verworven
stoornissen
kunnen zijn:
Zeer moeilijke
lerende
kinderen
Verstandelijke
Beperkingen
Langdurig
zieken
kinderen
Meervoudige
handicap
Onder dit cluster vallen
personen met psychische
problemen, aanpassing
problemen, Autisme.
11
Voortgezet
speciale
scholen in
Nederland
Acht scholen
Bartiméus
Sensis
Visio
22 scholen
De scholen vallen
onder de
belangenvereniging
Siméa.
146 scholen
Over het
algemeen zijn
het
Mytylscholen
en
Tytylscholen.
De scholen
vallen onder
de Landelijke
Vereniging
Cluster 3
(LVC3)
70 scholen
Over het algemeen zijn de
scholen aangesloten aan
een pedologische
instituten.
De scholen vallen onder
de Landelijke vereniging
Cluster 4 (LVC4)
Aantal
leerling op
VSO5
249 leerlingen 2320 leerlingen 16477
leerlingen
16819 leerlingen
5 http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37746SOL&D1=0,15-
17&D2=27,30,37,42&D3=a&D4=l&HDR=T,G3,G2&STB=G1&VW=T(25-05-2012)
12
2| De externe analyse
Voor het beschrijven van de externe analyse van de situatiebeschrijving wordt het Pest-model
toegepast. (Cashman, 2007, p. 32)
Het Pest-model staat voor; politieke, economische, sociale en technologische factoren. Het is een
afkorting van het bekende DESTEP of PESTEL model. Er wordt gebruik gemaakt van het Pest-model,
omdat het de belangrijkste factoren bevat die invloed hebben op zowel de stichting als het
openingsevenement.
2.1 Politieke factoren Een van de belangrijkste wetten op gebied van mensen met een beperking is de wet gelijke
behandelingen.
Sinds donderdag 4 juli 2002 bestaat de wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische
ziekte. De wet staat voor de mensen met een chronische ziekte of handicap die niet langer
gediscrimineerd mogen worden op het gebied van arbeid, beroepsonderwijs en vervoer. Het doel
van deze wet is een gelijke behandeling en het tegengaan van discriminatie op grond van een
handicap en/of chronische ziekte.
Het wetvoorstel beperkt zich tot arbeid, beroepsonderwijs en vervoer. Bij arbeid gaat het om het
gehele arbeidsproces, van werving en selectie tot aan arbeidsvoorwaarden en ontslag.
Bij beroepsonderwijs gaat het om het beroepsonderwijs tot en met het wetenschappelijk onderwijs
en om- en bijscholingscursussen. Bij vervoer gaat het om de toegankelijkheid van treinen en bussen
maar ook voor stations en de reisinformatie. (Irma Vollenga,2003,Vrij Baan)
De politieke factor is de belangrijkste factor voor zowel de stichting als het openingsevenement. Dit
heeft te maken met de hedendaagse politiek en hun bezuinigingsplannen.
De politieke factor die invloed heeft op het evenement, zijn de bezuinigingen. Dit jaar 2012, zoals
eerder aangegeven, staan de jongeren centraal. Deze jongeren volgen het speciaal onderwijs. Het is
bekend dat er veel bezuinigd is en gaat worden op het speciaal onderwijs. Als informatiebron
worden de krantartikelen gebruikt die gaan over de hedendaagse bezuinigingen op het speciaal
onderwijs.
13
In het artikel dat op 31-01-2011 werd gepubliceerd staat het volgende beschreven. Minister van
Bijsterveldt wil de klassen op het speciaal onderwijs 10 % groter maken, er zal flink bezuinigd worden
op ambulante begeleiding, ongeveer 91 miljoen euro. De regionale expertisecentra zal verdwijnen.
Dit zal bij elkaar opgeteld een bezuiniging van ongeveer €300 miljoen opleveren. Meer dan helft van
de SO-scholen (speciaal basisonderwijs) raakt 1/6de van hun inkomsten kwijt, dit gaat ongeveer 6000
banen kosten. De cluster 2 scholen voor kinderen met een auditieve beperkingen worden het
zwaarst getroffen. Deze scholen zullen 22% van inkomsten kwijt raken.
Minister Bijsterveldt is van mening dat het huidige stelsel van zorg niet werkt en wil een nieuw
systeem opbouwen waardoor de leerlingen wel goed geholpen worden. Het huidige systeem voldoet
volgens de minister niet optimaal; steeds meer leerlingen worden geïndiceerd, er ontstaan
wachtlijsten en geld voor de zorg belandt onvoldoende in de klas. Door een efficiënt en effectief
stelsel op te bouwen zullen de scholen een zogenaamde zorgplicht krijgen. Het nieuwe systeem staat
beschreven onder het ‘wetsvoorstel passend onderwijs’.
In het onderstaande schema ziet u de bezuinigingen op een rij6
1. Minder uitgaven ambulante begeleiding € -90,8 miljoen
2. Grotere klassen speciaal (voortgezet) onderwijs € -84,5 miljoen
3. Afschaffen rec’s € -12,1 miljoen
4. Afschaffen bekostiging steunpunten autisme € - 3,1 miljoen
5. Niet verlengen awbz-compensatie € -10,0 miljoen
6. Inzet enveloppemiddelen € -13,9 miljoen
7. Afschaffen cumiregeling wec € -25,2 miljoen
8. Afschaffen expertisebekostiging € -14,8 miljoen
9. Afschaffen preventieve en terugplaatsing ambulante
Begeleiding € -29,9 miljoen
10. Afschaffen dubbele rugzak zeer moeilijk lerende
Kinderen € - 6,5 miljoen
11. Stopzetten subsidie Hoenderloo Glenn Mills € - 1,1 miljoen
12. Minder geld naar op de rails € - 8,1 miljoen
(Bron: artikel, Bezuinigingspakket speciaal onderwijs: grotere klassen en snijden in ambulante
begeleiding,31-01-11)
6 http://www.toponderwijs.nu/2011/01/bezuinigingspakket-speciaal-onderwijs-grotere-klassen-en-
snijden-in-ambulante-begeleiding/
14
Op 25 april 2012 werd het artikel gepubliceerd ‘Minister gaat het onderhandelaarsakkoord mobiliteit
passend onderwijs niet ondertekenen’. Door deze beslissing van minister Bijsterveldt vervalt de €30
miljoen die het speciaal onderwijs dit jaar zal krijgen voor de sociale plannen. Het is chaos geworden
in het speciaal onderwijs, dit is merkbaar op de scholen. Vele docenten worden ontslagen of
vertrekken vrijwillig.
In het akkoord mobiliteit passend onderwijs werd in 2012 €30 miljoen uitgetrokken om de scholen te
helpen met de gevolgen van de ontslaggolf door de bezuinigingen. Het bedrag zal aflopen; in 2013
naar €20 miljoen en in 2014 naar €10 miljoen. De algemene onderwijsbond vindt het bedrag veel te
laag om er serieus werk van te kunnen maken en heeft het akkoord niet getekend.
Het onderwijs kost geld, ook voor de ouders. Voor het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal
onderwijs is de wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) opgericht. Het
speciaal basisonderwijs is gratis.
De schoolkosten zijn; kosten die samenhangen met het onderwijs en de school. Deze kosten worden
niet door de overheid aan de scholen betaald, omdat ze niet wettelijk zijn vastgelegd.
De wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, is bedoeld om ouders tegemoet te
komen in de schoolkosten van hun kinderen. De grootte van het bedrag is inkomensafhankelijk van
de ouders/verzorgers. De tegemoetkoming bestaat uit een kostendekkende vergoeding van het
cursusgeld en een tegemoetkoming in de overige studiekosten.
Voor ouders waarvan de kinderen naar voorgezet speciaal onderwijs moeten is er een wettelijke
regeling sinds 2003; leerlinggebonden financiering (LGF). De wet biedt ouders met kinderen die een
handicap/beperking hebben de mogelijkheid om te kunnen kiezen tussen regulier- en speciaal
onderwijs. Het is bedoeld voor leerlingen die door hun handicap/beperking, speciale voorzieningen
nodig hebben om het regulier onderwijs te kunnen volgen. De school waar de desbetreffende
leerling les volgt krijgt een leerlinggebonden budget toegekend, ook wel het rugzakje of rugzak
genoemd. Of de leerling in aanmerking komt voor het toegekende budget, wordt bepaald door een
onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling. Dit wordt in stand gehouden door het Regionale
Expertisecentra en wordt op grond van landelijk vastgestelde criteria beoordeeld. Zij bepalen of de
leerling in aanmerking komt voor een ‘rugzakje’ of voor plaatsing naar het speciaal onderwijs.
Wanneer een leerling les gaat volgen in het speciaal onderwijs vervalt de LGF. Het budget is alleen
bedoeld voor personele- en materiele voorzieningen en aanpassingen die nodig zijn voor het
onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn deze aanpassingen al aanwezig.
15
Het kabinet wil deze leerlinggebonden financiering per 1 augustus 2013 laten vervallen. Nu het
kabinet gevallen is, staat het nog niet vast of de leerlinggebonden financiering wordt afgeschaft.
Het wetsvoorstel speciaal onderwijs
Het speciaal onderwijs was een belangrijk punt op de agenda van het kabinet.
Het zou gaan om een nieuwe wet die ervoor gaat zorgen dat leerlingen vanuit het (voortgezet)
speciaal onderwijs, wanneer mogelijk, weer kunnen instromen in het regulier onderwijs. Het speciaal
onderwijs blijft bestaan met een capaciteit van ongeveer 70.000 leerlingen.
Het wetsvoorstel moet de kwaliteit van het speciaal onderwijs verbeteren, er wordt gestreefd om de
wet per augustus 2012 voor speciaal onderwijs in te laten gaan en per augustus 2013 voor voortgezet
speciaal onderwijs.
Het wetsvoorstel passend onderwijs
Het wetsvoorstel is op 29 november 2011 gestuurd naar de Tweede Kamer om het stelsel van het
passend onderwijs te herzien. Het nieuwe stelsel van het passend onderwijs eist dat speciale scholen
gaan samenwerken met reguliere scholen, hierdoor zal het aantal leerlingen op het speciaal
onderwijs verminderen.
De wet geeft de scholen en samenwerkingsverbanden meer ruimte om ‘passend onderwijs’ een
vorm te geven. Ouders hoeven zelf geen ingewikkelde indicatieprocedures te doorlopen, dit wordt
de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. De school is verantwoordelijk voor; extra
ondersteuning aan de leerlingen te bieden en voor hen een zo goed mogelijke plek in het regulier
onderwijs te vinden. Dit nieuwe stelsel is minder bureaucratisch, transparanter en eenvoudiger dan
het huidige systeem. De wet zal per 1 augustus 2012 in werking treden, door de val van het kabinet is
dit uitgesteld.7 (Bron: artikel, Wetsvoorstel passend onderwijs, Rijksoverheid, 1-12-11)
Het kabinet wilde €300 miljoen bezuinigen op het ‘passend onderwijs’. Door het akkoord van het
CDA, VVD,D66, GroenLinks en de ChristenUnie, gaan de bezuinigingen van €300 miljoen niet door.
Dit is besloten op 26 april 2012.8 (Bron: artikel, Passend onderwijs langer bezuinigingsvrij,
Volkskrant,27-04-2012)
7 http://abonneren.rijksoverheid.nl/article/primair-onderwijs/nieuwsbrief-primair-onderwijs-
nummer-60/wetsvoorstel-passend-onderwijs/1016/9924 8 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5288/Onderwijs/article/detail/3247579/2012/04/27/Passend-
onderwijs-langer-bezuinigingsvrij.dhtml
16
Op 8 mei 2012 werd het artikel gepubliceerd ‘Passend onderwijs niet controversieel in eerst Kamer’.
De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ‘passend onderwijs’ niet controversieel verklaard. Niet
controversieel verklaard betekent dat de behandeling van de wet doorgaat, ondanks dat er nieuwe
verkiezingen komen. De sectorraden hebben ervoor gepleit meer tijd te genereren voor het invoeren
van ‘passend onderwijs’.9 (Bron: artikel, Passend onderwijs niet controversieel, Algemene vereniging
Schoolleiders, 9-05-2012)
In het artikel dat op 11 mei 2012 is gepubliceerd ‘voorlopig geen ontslagen door invoering passend
onderwijs’, staat beschreven dat de bezuinigingen van de baan zijn en dat de invoering van ‘passend
onderwijs’ wordt uitgesteld tot 2014. De scholen krijgen langer de tijd om de hervormingen rond het
‘passend onderwijs’ door te voeren. Minister van Bijsterveldt geeft de scholen een jaar extra.
Wanneer de Eerste Kamer de wet voor 1 augustus aanneemt, zullen de nieuwe regels gelden in het
schooljaar van 2014/2015.10 (Bron: artikel, Voorlopig geen ontslagen door invoering passend
onderwijs, AOB,11-05-2012)
De Toekomst van het speciaal onderwijs
De overheid wil dat het onderwijs, zowel voor regulier- als speciaal onderwijs, de leerlingen meer
voorbereidt op de arbeidsmarkt.
Voor het voortgezet speciaal onderwijs zijn er drie verschillende uitstroomprofielen; arbeidsmatige
dagbesteding profiel , arbeidsmarkt profiel en het profiel dat is gericht op het behalen van een
diploma. Welk profiel de leerling volgt hangt af van haar of zijn mogelijkheid. 11 (Bron: artikel,
Uitstroomprofielen in het voortgezet speciaal onderwijs, PON kennis in uitvoering 03-2010)
Het arbeidsmatige dagbesteding profiel
Dit profiel is bestemd voor leerlingen, die worden voorbereid, op het mogelijk zelfstandig
functioneren in vormen van arbeid in dagactiviteiten. Aan het eind van hun opleiding ontvangen deze
leerlingen een VSO-diploma.
9 http://www.avs.nl/artikelen/eerste-kamer-passend-onderwijs-niet-controversieel
10 http://www.aob.nl/default.aspx?id=12&article=48917
11 http://www.wetkwaliteitvso.nl/downloads/05_Uitstroomprofielen_onderzocht_PON.pdf
17
Het arbeidsmarkt profiel
Deze leerlingen worden begeleid bij het uitoefenen van een functie op de regionale arbeidsmarkt. Dit
kan ook een sociale werkvoorziening zijn. De leerlingen volgen praktijklessen en stages, aan het einde
van de opleiding ontvangen de leerlingen een VSO-diploma. Ook stellen ze een portfolio samen, dat
zo mogelijk ook certificaten bevat als onderdelen van het mbo beroepskwalificatiedossier,
branchecertificaten of IVIO diploma’s.
Het behalen van een diploma
In dit uitstroomprofiel wordt er gericht op het behalen van een regulier diploma, op het doorstromen
naar het vervolgonderwijs of terugstroom van de leerling naar het reguliere onderwijs. Het onderwijs
is inhoudelijk geënt op het reguliere onderwijs. De leerling behaalt een vwo-, havo- of vmbodiploma.
Tijdens het openingsevenement wordt er gericht op de leerlingen uit het arbeidsmarkt profiel. Het
grootste gedeelte van deze leerlingen gaan na hun middelbare school werken. De leerlingen uit het
uitstroom profiel, het behalen van een diploma, is een onderdeel van de doelgroep die voor een
groot deel wil verder studeren. Ook hierop zal tijdens het openingsevenement worden ingespeeld,
door lezingen te geven over bepaalde opleidingen en speciale voorzieningen.
De onderstaande tabel geeft weer hoeveel scholen gebruik maken van de uitstroomprofielen per
cluster. Voor de gegevens hebben 297 voortgezet speciale scholen meegedaan. De N geeft aan
hoeveel scholen per cluster de enquête hebben ingevuld.
12 Cluster 1
(n=6)
Cluster 2
(n=16)
Cluster 3
(n=136)
Cluster 4
(n=139)
Vervolgopleiding 67% 81% 26% 80%
Arbeidstoeleiding 67% 75% 64% 75%
Dagbesteding 67% 31% 86% 42%
De percentages kunnen worden gebruikt bij het bedenken van activiteiten bij de opening. Uit de
tabel komt duidelijk naar voren dat de meeste leerlingen van cluster 3 gaan werken in een vorm van
een dagbesteding. Leerlingen van cluster 4 gaan na het voorgezet speciaal onderwijs verder
studeren.
12
http://www.wetkwaliteitvso.nl/downloads/05_Uitstroomprofielen_onderzocht_PON.pdf
18
2.2 De economische factoren De belangrijkste economische factor voor het openingsevenement is de economische crisis. Vele
bedrijven zijn getroffen door de economische crisis zo ook de evenementenbranche. Er zijn vele
evenementen niet doorgegaan in 2009 en 2010 door tegenvallende subsidiebedragen, teruglopende
kaartverkoop en sponsors die zich terugtrokken. Toch blijven er vele evenementen bestaan, volgens
de Vereniging Evenementenmakers, zullen de komende jaren ook deze evenementen het moeilijk
krijgen. Want de bezoeker gaat het, mede door de crisis, merken in zijn of haar portemonnee.
In het nieuws wordt er voornamelijk gesproken over grote evenementen waarvan het
bezoekersaantal terugloopt of de sponsors afhaken. Ook kleine evenementen leiden aan de
economische crisis, het huren van catering, een zaal en amusement wordt duurder. Deze kosten
hiervan zijn op lange termijn niet meer te compenseren door het geringe bezoekersaantal.
In het nieuwsbericht ‘Minder evenementen, toch evenementenstad’ staat beschreven dat het college
van Tilburg van plan is om op evenementensubsidies €25.000 te bezuinigen. Daarnaast gaan de
kosten voor een aanvraag van een vergunning omhoog. In onderstaand voorbeeld wordt duidelijk
wat de invloed is van de economische crisis op de evenementenstad Tilburg.13 (Bron: artikel, Minder
evenementen toch evenementenstad, Gemeente Tilburg, 22-10-2010)
De aanvraag van een vergunning voor een risicovol evenement is van €115,93 gestegen naar €6.540.
Een vergunningaanvraag voor een klein evenement is gestegen van €37,50 naar €216. Volgens de
Tilburgse wethouder Erik de Ridder van evenementen heeft de economische crisis ervoor gezorgd
dat er kleinere evenementenbudgeten beschikbaar zijn en een verhoging van de
evenementenaanvragen. Wel is er ook een voordeel aan de economische crisis volgens de
wethouder, de sponsors kunnen hun sponsorgeld nu beter besteden. De sponsors hebben nu te
maken met een kleiner speelveld, de evenementen die ondanks de crisis blijven bestaan kunnen nu
met meer zekerheid rekenen op steun van de sponsors.
13
http://www.tilburg.nl/stad/ep/channelView.do?channelId=-9338&programId=11793&pageTypeId=8371&contentTypeId=1001&displayPage=%2Fep%2Fchannel%2Ftl_channel_related_content.jsp&relCntPage=%2Fep%2Fcontent%2Ftl_ed_ne_content.jsp&contentId=34059
19
De stichting Week Chronische Zieken stelt ongeveer € 334.600 euro beschikbaar voor het
organiseren van de Week van Chronisch Zieken. Het bedrag is minder dan de afgelopen jaren, de
stichting zal sponsors en fondsen moeten werven om het openingsevenement te financieren. Een
trouwe geldschieter, Fonds PGO, zal dit jaar geen financiële bijdrage leveren. Er is sprake van, dat het
UWV bedrijf samen met de stichting de opening gaat organiseren. Het UWV bedrijf zal in dit geval
hoofdsponsor worden. Naast financiële steun, zullen mensen vanuit het bedrijf workshops en/of
lezingen geven over bijvoorbeeld werk met een beperking.
De doelgroep bestaat uit jongeren met een leeftijd van 16 tot 20 jaar. Aan de hand van de
enquêteresultaten zal blijken of deze jongeren bekent zijn met de stichting. Wanneer dit voor het
merendeel niet het geval is, zal er extra aandacht worden geschonken aan de marketing. Hiervoor
zijn sponsors en fondsen nodig. Ook zij zijn door de economische crisis getroffen, zij hebben minder
geld te besteden. Een groot voordeel van het openingsevenement is dat het een uniek thema heeft.
Er bestaan in Nederland verschillende evenementen voor mensen met een beperking, maar er
bestaan zelden evenementen met een informatiemarkt over werk, studies en amusement voor deze
doelgroep. Daarnaast is de opening gratis toegankelijk voor de bezoekers. Doordat het gratis
toegankelijk is hoeft er nu niet worden ingegaan op het inkomensniveau van de doelgroep. Ook
wordt de drempel om naar het evenement te gaan verlaagd.
20
2.3 Sociale factoren In Nederland zaten er vorig jaar schooljaar van 2010/2011 68.765 leerlingen op het speciaal
onderwijs waarvan 34.409 leerlingen op het voortgezet speciaal onderwijs. In het schooljaar
2011/2012 volgen er momenteel 35.865 leerlingen het voortgezet speciaal onderwijs.
14(Bron: CBS, 25-05-2012)
Het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs is enorm gestegen. In het schooljaar 2010/2011
volgden er ongeveer 69.000 leerlingen het speciaal onderwijs en in het schooljaar van 2003/2004
waren het ongeveer 54.000 leerlingen.
De groei is te verklaren door de sterke toename van leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs.
Met namen leerlingen met ernstige ontwikkelingsstoornissen. Volgens het Centraal Bureau voor de
Statistiek, is de toename van deze categorie leerlingen te verklaren door de betere diagnostische
kennis van gedragsproblemen en de maatschappelijke verschuiving. Deze groep leerlingen vallen
onder cluster 4, deze cluster is van ruim 10.000 (2003/2004) verdubbeld naar ruim 19.000 leerlingen
in 2010/2011. Daarnaast is het merkwaardig dat er veel meer jongens onder deze cluster vallen dan
meisjes. In 2010/2011 waren er 26.000 jongens, dit is 81% van het cluster 4 onderwijs. Het aantal
meisjes was in 2010/2011 6.000, dit is 19% van het cluster 4 onderwijs. 2/3de van deze leerlingen
zowel jongens als meisjes zijn zeer moeilijk opvoedbaar (ZMOK). De overige leerlingen krijgen les op
een pedologisch instituut of zijn langdurig psychisch ziek.15
(Bron: CBS, Aantal leerlingen op speciale scholen groeit aanhoudend, 15-12-11)
14
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37746SOL&D1=0,15-17&D2=27,30,37,42&D3=a&D4=l&HDR=T,G3,G2&STB=G1&VW=T 15
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/onderwijs/publicaties/artikelen/archief/2011/2011-3527-wm.htm
21
Leerlingen met ernstige ontwikkelingsstoornissen op speciale scholen
Het toenemende aantal wil niet zeggen dat er in Nederland steeds meer kinderen gedragsproblemen
krijgen, maar door de betere kennis van nu kunnen de problemen van de kinderen worden
vastgesteld. Door het vaststellen van het probleem, wat voor soort stoornis heeft het kind, kan er
beter gekeken worden wat voor soort onderwijs het beste bij het kind past.16
Leerlingen op speciale scholen
In de bovenstaande tabel is te zien hoe het speciaal onderwijs de afgelopen jaren is gegroeid. De
groei van het voortgezet speciaal onderwijs is duidelijk zichtbaar. In 2010/2011 bestond het
voortgezet speciaal onderwijs uit ongeveer 34.500 leerlingen, in 2003/2004 waren het er 20.500
leerlingen. Het aantal leerlingen in het speciaal basisonderwijs bleef constant, in 2010/2011 waren
het er 34.400 leerlingen en in 2003/2003 waren het er 33.600 leerlingen.
16
http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/32/384.html, 19 december 2011
22
Leerlingen op speciale scholen naar cluster
De bovenstaande tabel geeft het aantal leerlingen per cluster weer. Ook hierin is de verdubbeling
van cluster 4 tussen 2003/2004 en 2010/2011 te zien in het voortgezet speciaal onderwijs. In het
voortgezet speciaal onderwijs zijn cluster 1 en 2 constant gebleven, het aantal leerlingen in cluster 3
is gestaag gegroeid. Bij het speciaal basisonderwijs is cluster 4 toegenomen en cluster 3 afgenomen,
cluster 1 en 2 zijn constant gebleven.
Er wordt gestreefd de opening op een vrijdag te houden. Wanneer de opening in het weekend
gehouden wordt, is er een risico dat deze jongeren andere plannen hebben, bijvoorbeeld een sport
of een hobby. Vorig jaar werd de opening op een zaterdag gehouden, met als thema ‘Jong en je wilt’.
Dit was de eerste keer dat de stichting jongeren bij de opening wilden betrekken, de opkomst lag
rond de 600 bezoekers. Uit de enquêteresultaten van vorig jaar blijkt dat, er ongeveer 5% van
jongeren onder de 18 aanwezig waren en 56% van de bezoekers een leeftijd van 18-29 jaar hadden.
De overige bezoekers waren tussen de 30-50 jaar en ouder. Door de grote leeftijdsverschillen was de
dynamiek van het thema ‘Jong en je wilt’ weggevallen. Kortom door dit jaar de opening op een
vrijdag te houden en de scholen eventueel te benaderen zal de kans op herhaling van vorig jaar vele
malen verkleinen.
23
2.4 Technologische factoren De belangrijke technologische factor die van toepassing is op het openingsevenement is Social
Media. Vorig jaar is er een aparte website gebouwd voor het openingsevenement van ‘Jong en je
wilt’. Tegenwoordig gaan uitnodigingen van verjaardagen of een housewarming via Facebook of
Twitter. De jongeren zullen niet zo snel kijken naar een nieuwsbrief om te lezen of er nog ergens wat
leuks te doen is. De doelgroep zal dus verrast en geïnteresseerd moeten raken in het thema. Dit kan
door middel van het gebruik van Social Media, televisie en radio.
Veel jongeren van de doelgroep wonen thuis, door hun beperkingen is het lastig om zelfstandig te
wonen. Het is belangrijk dat niet alleen de jongeren op de hoogte worden gesteld van de week maar
ook de ouders/verzorgers. Wanneer de ouders/verzorgers van de opening afweten en tot de
beslissing komen dat het belangrijk is voor hun kind, kunnen zij hun kind stimuleren om naar de
opening te gaan.
Naast de doelgroep te bereiken is het ook belangrijk door middel van mediagebruik meer
naamsbekendheid te creëren. Uit voorlopig onderzoek is gebleken dat niet veel scholen en leerlingen
wisten van het bestaan van de stichting Week Chronisch Zieken. Daarnaast wordt er vaak de fout
gemaakt dat dit alleen bedoelt is voor mensen met een chronische ziekte.
Een andere technologische factor is het gebouw waar de opening wordt gehouden. Het gebouw
moet niet alleen een grote capaciteit hebben, het zal ook beperking proef moeten zijn. Hiermee
wordt bedoeld; toiletten voor gehandicapten, een brede entree en gangen voor rolstoelgebruikers,
grote liften. Ook moet het gebouw aangepast zijn voor slechtziende of blinde bezoekers. Aangezien
de doelgroep vele variaties heeft wat betreft beperkingen, zal het gebouw hierop aangepast moeten
worden. Een opmerking van vorig jaar was dat de bewegwijzering niet duidelijk was. Dit jaar zal de
bewegwijzering niet alleen visueel worden aangegeven, maar ook door bepaalde stenen of ander
materiaal wat voelbaar is voor mensen uit cluster 1.
In Nederland zijn er zelden gebouwen die aan alle bovengenoemde facetten voldoen. De stichting zal
samen met de fondsen en de sponsors de nodige aanpassingen financieren. Soms wordt er een
subsidie gegeven door de overheid, in andere gevallen zorgt het gebouw zelf voor de aanpassingen.
Het is nog niet bekend waar de opening wordt gehouden.
24
Aan de hand van de bevindingen tijdens het schrijven van de situatiebeschrijving, is er een SWOT-
analyse van het openingsevenement opgesteld.
Sterke punten
De organisatie heeft jarenlange
ervaring in het organiseren van de
opening van de Week Chronisch Zieken.
Door zorgvuldig onderzoek zal de
opening overeenkomen met de
behoefte en interesse van de
doelgroep.
Zwakke punten
Het is een ‘nieuwe’ specifieke
doelgroep voor de stichting.
Het is niet duidelijk hoeveel leerlingen
er slagen in 2012.
Kansen
Dit is het eerste evenement in
Nederland met dit thema en deze opzet.
Door de week een succes te maken zal
de doelgroep van de stichting
uitbreiden.
Meer naamsbekendheid creëren
Bedreigingen
De jongeren zijn moeilijk bereikbaar.
Door gebruik te maken van alle clusters
is er veel verscheidenheid qua
interesses.
De economische crisis, het afhaken van
sponsors/fondsen.
(Bron: Geraamte SWOT-analyse, Cashman, 2007, pag. 51)
25
Confrontatiematrix Organisatie
jarenlange
ervaring (sterk
punt)
Behoefte van
doelgroep
verwerkt in de
opening (sterk
punt)
Nieuwe
doelgroep,
weinig ervaring
(zwak punt)
Geen duidelijkheid
over het
slagingspercentage
(zwak punt)
Eerste evenement
met dit thema en
deze opzet (kans)
++ ++ +/- -/-
Door succes een
uitbreiding van de
doelgroep van de
stichting (kans)
0 ++ +/- -
Naamsbekendheid
creëren (kans)
+ ++ + 0
Jongeren zijn
moeilijk bereikbaar
(bedreiging)
+ + -/- -/-
Verschillende
clusters veel
verscheidenheid
(bedreiging)
+ ++ - -
Economische crisis,
sponsors/fondsen
afhaken (bedreiging)
+ 0 0 0
++= Versterkt elkaar
+= Versterkt elkaar
+-= Heft elkaar op
--= Verzwakt elkaar
0= Wanneer de twee punten niets met elkaar te maken hebben
26
3| Het onderzoek
Het onderzoek is gehouden door middel van enquêtes onder de primaire doelgroep. De primaire
doelgroep zijn jongeren uit het voorgezet speciaal onderwijs, die in hun laatste schooljaar zitten.
Zij zitten verspreid door heel het land, in bijlage ziet u een kaart van Nederland met daarop aangeven
hoeveel scholen speciaal onderwijs geven.
In Nederland bestaat het passend onderwijs en het speciaal onderwijs. Het passend onderwijs houdt
in dat leerlingen op reguliere scholen, wanneer nodig, extra begeleiding krijgen. De extra begeleiding
kan ambulante begeleiding zijn en/of extra hulpmiddelen. Het passend onderwijs is bestemd voor
leerlingen die vanwege hun handicap, stoornis of beperking moeite hebben met deelnemen aan het
regulier onderwijs. Door deze vorm van onderwijs kunnen zij les volgen op de reguliere scholen. Het
passend onderwijs is sinds 2005 ingevoerd door de overheid.
Speciaal onderwijs wordt gegeven op basisscholen en op het voortgezet onderwijs. Zij worden
aangegeven met de termen SO (speciaal basisonderwijs) en VSO (voortgezet speciaal onderwijs).
Het onderzoek richt zich op de tweede groep mensen uit het voortgezet speciaal onderwijs die in hun
laatste schooljaar zitten. De reden dat er wordt gekozen voor leerlingen in het laatste schooljaar is,
omdat zij de keuze moeten maken om te gaan werken of te gaan studeren.
Het Speciaal Onderwijs is onderverdeeld in vier clusters sinds 2003.
Cluster 1: Visuele beperkingen
Cluster 2: Auditieve en communicatieve beperkingen
Cluster 3: Lichamelijke en verstandelijke beperkingen
Cluster 4: Psychische stoornissen en (ernstige) ontwikkelingsstoornissen
Per cluster is geprobeerd de enquête onder de leerlingen af te nemen. Door het lage aantal scholen
in cluster 1 is het niet gelukt deze leerlingen bij het onderzoek te betrekken.
27
De enquête
In totaal zijn er vijf verschillende selecte steekproefpogingen gedaan om de scholen te benaderen. In
de onderstaande tabel wordt een samenvatting weergegeven van de vijf pogingen. Per datum wordt
aangegeven hoeveel clusterscholen er zijn benaderd. De uitgebreide versie van de vijf pogingen,
inclusief de schoolnamen en de reden van de keuze voor deze scholen, is te vinden in de bijlage.
Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
27-02-12 2 scholen 5 scholen 12 scholen 8 scholen
19-03-12 3 scholen 3 scholen 3 scholen 3 scholen
28-03-12 X X 30 scholen x
4-04-12 3 scholen X X 11 scholen
23-04-12 X X X 7 scholen
Non respons
De onderstaande tabel geeft de respons na het mailen van de scholen weer. Het kan zo zijn dat
bepaalde scholen de enquête doorgestuurd hebben naar andere vestigingen, dit is niet verwerkt in
het aantal mailingen. In totaal zijn er 124 ingevulde enquêtes verwerkt in SPSS. De scholen die
hebben meegedaan, stuurden 10 à 15 enquêtes minder terug dan afgesproken. Hierdoor
schommelde het responsaantal, waardoor in de laatste maand ‘nogmaals’ scholen zijn gebeld en/of
gemaild.
Clusters Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
Scholen 8 22 146 70
Gemaild 8 8 45 29
Respons 0 2 scholen 6 scholen 2 scholen
Enquêtes 0 35 66 23
Betrouwbaarheid en validiteit
(Baarda & De Goede, 2006, Pag. 188-194)
Hoe minder een meting afhankelijk is van toeval, hoe betrouwbaarder de resultaten. De enquêtes
worden afgenomen in een klas door de docent, bijvoorbeeld tijdens een mentoruur. Er vanuit gaande
dat de docent de orde handhaaft in de klas en geen invloed uitoefent op de antwoorden van de
leerlingen. Het is de bedoeling dat de kinderen zo min mogelijk beïnvloed worden bij het invullen van
28
de enquête. Zo wordt de situatie uitgesloten waarin de geënquêteerde een ander antwoord invult
dan van toepassing is.
De vragen en de antwoorden moeten ook voor iedereen dezelfde betekenis hebben (homogeniteit).
Door het operationaliseren zijn de antwoorden en vragen zo specifiek mogelijk benoemd. Doordat er
een enquêtepilot is gehouden op een VSO-school zijn alle vragen en antwoorden getest door de
doelgroep. Deze zogenaamde face vadility heeft ervoor gezorgd dat de validiteit hoger is.
Validiteit betekent dat er gemeten wordt, wat er gemeten moet worden. Tijdens de enquêtepilot
werd duidelijk dat de duur van de enquête ongeveer 5 minuten was. Als een enquête te lang duurt,
kan dat slecht zijn voor de betrouwbaarheid, omdat respondenten dan niet meer geconcentreerd
zijn. De leerlingen hebben een relatief laag concentratievermogen. Dit kan de betrouwbaarheid
verslechteren. Omdat er in het verleden geen eerder onderzoek is gedaan voor de Week Chronisch
Zieken, was het niet mogelijk om de resultaten te vergelijken met eerdere resultaten.
Om de foutmarge te meten in de resultaten, wanneer de antwoorden van de respondenten worden
afgezet tegenover de volledige populatie, wordt er een berekening gemaakt. Om vanuit de resultaten
een uitspraak te doen over de hele populatie, is er een bepaalde foutmarge nodig. Bij een
betrouwbaarheidspercentage van 95% (dit houdt in dat de antwoorden voor 95% betrouwbaar zijn)
is de foutmarge ongeveer 9%. Dit is op onderstaande manier berekend:
(Bron: CBS,25-05-2012)
29
Het totaal aantal leerlingen in het VSO is 35.865. Omdat niet bekend is hoeveel leerlingen in het
laatste schooljaar zitten, is gekozen om alle leerlingen in het VSO van 16 jaar en ouder als populatie
te pakken, dat zijn 16.490 leerlingen. Dit geeft een foutmarge van 8,77% met een betrouwbaarheid
van 95% bij 124 respondenten.17
(Bron: Journalinks)
17
http://www.journalinks.be/steekproef/
30
4| De resultaten
4.1 De respondenten inclusief de algemene gegevens In totaal zijn er 124 leerlingen ondervraagd deze zijn onderverdeeld in: 35 leerlingen van cluster 2, 66
leerlingen van cluster 3 en 23 leerlingen van cluster 4. Vanwege het onderzoek wordt er gesproken
vanuit de populatie.
Clusters Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
Scholen 8 21 146 70
Gemaild 8 8 45 29
Respons scholen 0 2 5 2
Enquêtes 0 35 66 23
De enquêtes zijn afgenomen tijdens de lessen. De docent heeft uitgelegd dat het om een enquête
over de opening van de Week Chronisch Zieken gaat. Er werd nadrukkelijk aangegeven ondanks dat
het woord chronisch gebruikt wordt, de enquête ook voor hen bedoeld is. Wanneer de leerlingen een
enquêtevraag niet begrepen en dit aangeven mogen docenten hulp bieden.
124 respondenten hebben deze enquête ingevuld, waarvan ruim 55% de leeftijd heeft van 18 jaar of
ouder. Van de 124 respondenten hebben 81 (65%) jongens en 43 (35%) meisjes de enquête ingevuld.
31
De bovenstaande grafiek geeft aan op welke negen plaatsen de enquête is afgenomen. Doordat de
enquêtes verspreid in Nederland zijn afgenomen, ontstaat er een divers beeld van de respondenten.
Hierdoor kunnen er betere uitspraken gedaan worden over de gehele populatie.
32
De bovenstaande grafiek geeft in percentage aan hoeveel jongens en meisjes mee hebben gedaan
per cluster. Alle clusters bij elkaar opgeteld vormt 100% dat gelijk staat aan de steeproef. De grootste
groep van de respondenten valt onder cluster 3. Het verschil tussen jongens en meisjes in cluster 3 is
5%.
33
Ruim 85% van alle respondenten geeft aan de stichting niet te kennen. Hier zal rekening mee worden
gehouden bij de promotie van de opening.
34
4.2 Thema omschrijving (het thema ‘Samen Werken’) Tot heden is het thema: ‘Samen Werken’. De ondervraagde leerlingen zitten in het laatste schooljaar,
waarvan de meeste examen doen. De enquête is op verschillende scholen afgenomen in heel
Nederland. Hierdoor is er een zo divers mogelijk beeld gecreëerd.
De enquêtevragen die betrekking hebben op het thema:
Heb je werk, of werk gehad in de vorm van een bijbaantje of vakantiewerk?
Heb je wel eens nagedacht over wat je wilt gaan doen na deze school?
Indien nee, waarom?
De laatste vraag is een subvraag van de laatste enquêtevraag ’Lijkt het je leuk om naar de opening
van de Week Chronisch Zieken te gaan?’
De resultaten van de bovenstaande vragen geven aan of het thema zal aanslaan op de doelgroep en
of zij bezig zijn met hun toekomst. De resultaten worden eerst beschreven aan de hand van de
ondervraagde leerlingen, deze worden vanaf nu respondenten genoemd. Vervolgens wordt er
uitgelegd wat dit betekent voor de gehele populatie.
35
123 leerlingen hebben deze vraag ingevuld, waarvan 66 % ervaring heeft gehad met werk. Het
merendeel heeft een bijbaantje gehad. Dit betekent voor de hele populatie dat tussen de 57% en
75% gewerkt heeft. Tussen de 25% en 43% heeft nog nooit gewerkt.
36
Ruim 90% heeft nagedacht over zijn of haar toekomst, de overige 10% nog niet, in enkele gevallen
was aangeven op de enquête dat hij of zij het nog niet weet. Voor de populatie betekent dat tussen
81 % en 99 % weet wat hij of zij na haar ‘examenjaar’ wilt gaan doen. Er kan worden gesproken over
een ruime meerderheid.
37
Van de 90% die heeft aangegeven te weten wat hij/zij na zijn/haar middelbare school wil gaan doen
heeft ruim 37% ingevuld verder te willen studeren. Ruim 32% geeft de voorkeur om te gaan werken
en ruim 20% geeft aan werk en leren te willen gaan combineren. Voor de populatie betekent dat
tussen de 28% en 46% wil gaan studeren. Tussen de 23% en 41% wil gaan werken en tussen de 11%
en 29% wil werk en studie gaan combineren.
38
Nu vaststaat dat de meerderheid van de doelgroep weet wat hij of zij gaat doen na de toekomst. Is
de vraag of zij ‘nog eventuele ‘ interesse hebben in de opening.
Een meerderheid van 75% van de respondenten geeft aan dat hij/zij niet naar de opening komt. De
overige 34% geeft aan wel te komen naar de opening. Gekeken naar de hele populatie wil tussen de
25% en 43% naar de opening gaan.
39
Op de vraag ‘Waarom kom je niet naar de opening?’ zegt 31% van de respondenten dat het thema
‘Samen Werken’ niet aanspreekt. Gekeken naar de populatie betekent dat tussen de 22% en 40% het
thema waarschijnlijk niet aanslaat. Van de 46% van de respondenten die het niet hebben ingevuld,
hebben enkelen op de enquête hun mening geschreven.
De meningen van de respondenten, waarom zij niet naar de opening gaan:
Geen zin
Te druk
Geen idee
Oninteressant
Geen behoefte
40
Conclusie
Een punt waar goed naar gekeken moet worden is dat een ruime meerderheid nee heeft gezegd op
de vraag of zij wel of niet naar de opening zouden gaan. Dit heeft voor een groot deel te maken met
de naamsbekendheid van de stichting onder deze doelgroep, 86% geeft aan de stichting niet te
kennen. Daarnaast speelt het woord chronisch een belangrijke rol. Tijdens het onderzoek is gebleken
dat alle scholen moeite hadden met het woord chronisch. Dit omdat de kinderen geen chronische
ziekte hebben, maar een beperking. Het is voorgekomen dat een school bij nader inzien de enquêtes
niet afnamen door het woord chronisch.
41
4.3 De activiteiten Tijdens de opening zullen er verschillende activiteiten plaatsvinden. Het is belangrijk dat de
activiteiten zijn afgestemd op de doelgroep en het thema ‘Samen werken’.
De enquêtevragen die betrekking hebben op de activiteiten:
- Tijdens de informatiemarkt worden verschillende activiteiten gehouden, welke van de
onderstaande activiteiten lijken jou het meest interessant?
- Naast de informatiemarkt zal er ook een politiek debat plaatsvinden. Lijkt het jou leuk om naar zo’n
debat te gaan? Indien ja, waarover zou je met de politici willen praten?
- Stel, je wilt na deze school gaan werken, wat voor werk zou je dan willen gaan doen?
- Stel, je gaat na deze school verder leren, welke opleiding zou je dan willen gaan doen?
De resultaten van deze vragen leiden tot de inhoud van het projectplan.
Op de de vraag ‘Welke van de onderstaande activiteiten lijken jou het meest interessant?’ hebben de
respondenten verschillend gereageerd. Meerdere antwoorden waren mogelijk.
Sollicitatietraining en opleidingsvoorlichtingen zijn met 37% het populairst onder de respondenten.
Voor de populatie betekent dat tussen de 28% en 46% interesse heeft in deze twee activiteiten.
31% van de respondenten is geïnteresseerd in een lezing over uitkeringen.
26% van de respondenten wil met werkgevers in contact komen.
16% van de respondenten is geïnteresseerd in een lezing over werkgelegenheid met
een beperking.
23% van de respondenten geeft aan geen van de activiteiten interessant te vinden.
42
Vorig jaar waren er verschillende activiteiten tijdens de opening, hierop is gereageerd dat er teveel
activiteiten tegelijk waren. Daardoor hebben sommige bezoekers niet alles kunnen doen en bepaalde
activiteiten onvrijwillig moeten missen. Deze argumentatie wordt meegenomen met de planning van
de activiteiten tijdens de opening.
Een meerderheid van 75% van de respondenten geeft aan dat het niet geïnteresseerd is in een
politiek debat. Van de overige 25% heeft een gering aantal personen op de open vraag ‘Waarover
zou jij met politici willen praten?’ gereageerd.
Hieronder ziet u de meest voorkomende onderwerpen.
Werkgelegenheid (5 respondenten)
Uitkeringen en beperkingen (4 respondenten)
De eurocrisis (2 respondenten)
Oneerlijke en eerlijke behandelingen
Het gedoogbeleid
Bezuinigingen
Het speciaal onderwijs
Geld
Waarom wordt er bezuinigd op het speciaal onderwijs, met de bijhorende vraag ‘Wat vinden
de politici er zelf van?’
43
Op de vraag ‘Stel je wilt na deze school gaan werken, wat voor werk zou je dan willen gaan doen?’
heeft 52% van de respondenten antwoord gegeven. Er waren meerdere antwoorden mogelijk.
Van de respondenten die willen gaan werken heeft ruim 32% aangegeven te willen gaan werken in
een winkel. Van de respondentenn die willen gaan leren en werken heeft 30% aangegeven te willen
gaan werken in een frabriek. Wanneer de antwoorden van de respondenten die willen gaan werken
en werken & leren worden samengevoegd is de keuze om in een winkel te gaan werken met 59% het
grootst. Dit betekent dat van de werkende en werken & lerende populatie tussen de 50% en 68%
kiest om te gaan werken in een winkel. Op de tweede plaats heeft 49% met de handen werken
ingevuld. Dat betekent dat tussen de 40% en 58% van de werkende populatie graag wil werken met
de handen.
Op het opengedeelte van de bovenstaande vraag heeft 22 respondenten de volgende beroepen
opgeschreven: (De zwartgedrukte beroepen komen meerdere keren voor)
Beveiliging Dagbesteding Elektro Wetenschappelijk
onderzoek
Juridisch werk Voetbaltrainer Salon Beauty Machinist grondwet
Achter de schermen
bij tv of theater
Vrachtwagenchauffer Laboratorium Licht- en/of
geluidstechnicus
Logistiek Werken met kinderen Busschauffer Militair
44
Op de vraag ‘Stel, je gaat na deze school verder leren, welke opleiding zou je dan willen gaan doen?’
heeft 52% van de respondenten aangegeven dat hij/zij weet welke opleiding hij/zij gaat doen. 13%
van de respondenten weet het nog niet. 35% heeft deze vraag niet ingevuld, deze groep gaat
namelijk niet verder leren maar werken. Voor de ‘verder lerende of combinatie van leren & werken’
populatie betekent dat tussen de 43% en 61% weet welke opleiding hij/zij gaat doen. Van de
antwoorden op de open vraag ‘Ik wil de opleiding ….. gaan doen’ is een top 10 gemaakt van de meest
voorkomende opleidingen.
Top 10 Opleidingen
ICT niveau 2 Elektrotechniek Verpleegkunde Transport & Logistiek Techniek Beveiliging Horeca Administratie Juridisch Maatschappelijk/zakelijk dienstverlener Life Science
45
Het schema hieronder geeft alle antwoorden van de 52% van respondenten weer. De opleidingen
die vet gedrukt zijn, komen het vaakst voor (zie de top 10)
Verpleegkunde niveau 4 Techniek
Administratie ICT niveau 2
Juridisch medewerker en zakelijke dienstverlening
Transport & Logistiek
Maatschappelijke zorg Elektrotechniek
Pedagogische werker Werktuigbouwkunde
Beroeps begeleidende leerweg Bouwkunde
Kappersopleiding Veiligheid en vakmanschap
Schoonheidsspecialiste Beveiliging
Horlogemaker Laboratorium
Detailhandel Machinist GWW
MBO Horeca Automonteur
Life Science Het leger
Dierenverzorging Software science
Banketbakker Kantooropleiding
Biologie Applicatieontwikkeling
Biomedische technologie Moleculaire levenswetenschappen
Orthopedische technologie Planologie/Sociale geografie
Nederlands Sport en Beweging
Grafische ontwerper vormgeving Sociale maatschappelijk dienstverlener
HBO Meubelhandel & Retail management Podium- en Evenemententechniek
Tijdens de opening zal door middel van een informatiemarkt hierop in worden gespeeld. Door stands
van scholen te plaatsen, zoals ROC’s, en voorlichtingen te geven over de meest voorkomende
opleidingen.
46
Na de vragen over werk en opleiding, is aan de respondenten de vraag gesteld of zij speciale
aanpassingen nodig hebben. 26% van de respondenten heeft een speciale aanpassing nodig wanneer
hij/zij gaat studeren.
Van de 26% respondenten die een speciale aanpassing nodig hebben, hebben sommige aangeven om
welke aanpassing het gaat.
Hieronder ziet u een tabel met de meest voorkomende aanpassingen op het gebied van studie:
Goede uitleg 3 Extra tijd voor het MBO-examen 2
Extra aandacht/tijd 5
Mondeling toetsen i.p.v. schriftelijk 9
Aangepaste tijd, opdrachten en duidelijke instructies
Ambulante begeleiding 5
Hulp bij dyslexie Laptop 2 Een aangepaste stoel en tafel
Rustruimte
(het getal achter de onderwerpen geeft het aantal respondenten weer)
47
31% van de respondenten heeft een speciale aanpassing nodigt wanneer hij/zij gaat werken. Van de
31% respondenten die een speciale aanpassing nodig hebben, hebben sommigen aangeven om
welke aanpassing het gaat.
Hieronder ziet u een tabel met de meest voorkomende aanpassingen op het gebied van werk:
Loopbaanbegeleiding/ begeleiding in het werk
Gestructureerd werk 2 Extra tijd/meer pauze 3
Weten wie ik ben 6 Rustig werktempo 5 Rustige omgeving, vertrouwd aanspreekpunt en hulp met plannen
Rekening houden met werkdrukte
Kleiner toetsenbord, alles moeten binnen mijn bereik zijn.
Rekening houden met spraakstoornis
Leuke sfeer en collega’s/ begrip van collega’s
Duidelijkheid en structuur
Aangepaste rolstoel en tafel en verzorgingsruimte
(het getal achter de onderwerpen geeft het aantal respondenten weer)
48
Op de vraag ‘Heb je al begeleiding gehad bij het kiezen van wat je na deze gaat doen?’ heeft ruim
71% aangegeven begeleiding te hebben gehad; 12% van hun ouders/verzorgers, 20% van hun school
en 39% zowel van hun ouders/verzorgers als hun school. De overige 29% heeft geen begeleiding
gehad. Dit is wel opmerkelijk hoog in verhouding met de 10% van de respondenten die hebben
aangegeven niet te weten wat zij na hun school willen gaan doen. Voor de populatie betekent dat
tussen de 62% en 80% begeleiding heeft gehad bij het maken van de keuze; werken of verder
studeren.
49
4.4 Marketing Het merendeel van de respondenten heeft nee gezegd op de vraag om naar de opening te gaan.
Hiervan heeft meer dan de helft aangegeven dat het thema ‘Samen Werken’ niet aanspreekt.
Daarnaast heeft ruim 85% aangegeven de stichting niet te kennen. Deze resultaten worden
meegenomen in het bedenken van een marketingstrategie; Hoe wordt de doelgroep het best
bereikt?
De volgende vragen hebben betrekking op deze marketingstrategie:
- Maak je wel eens gebruik van het internet?
- Lees je wel eens kranten?
Van alle respondenten heeft ruim 98% aangegeven gebruik te maken van het internet. Dit zijn 34%
meisjes en 64% jongens. Voor de populatie betekent dat tussen de 89% en 100% gebruik maakt van
het internet. Er kan in dit geval gesproken worden van een zeer grote meerderheid van de populatie
die gebruik maakt van het internet.
50
De 98% (121 respondenten) die heeft aangegeven internet te gebruiken, kon bij de ‘indien ja vraag’
aangeven welke van de genoemde programma’s zij gebruikt, meerdere antwoorden waren mogelijk.
Het open gedeelte van de vraag ‘namelijk, anders …’ is door ruim 83% van de respondenten ingevuld.
Van de respondenten geeft 75% aan het chatprogramma MSN te gebruiken. Facebook komt op de
twee plaats met ruim 70%. Vervolgens wordt Hyves met 30% gebruikt en heeft 26% van de
respondenten een Twitter-account. Voor de populatie betekent dat een meerderheid tussen de 61%
en 84% Facebook en MSN gebruikt.
Op gebied van marketing kan hierop worden ingespeeld door middel van reclame. Daarnaast kan er
een speciale chatgroep ontwikkeld worden voor deze doelgroep. Hier kunnen zij hun verhaal of
vragen kwijt. Tijdens het onderzoek is gebleken dat op veel websites van scholen een chatgroep
aanwezig is en er gebruik van wordt gemaakt.
51
De andere vraag die te maken heeft met marketing gaat over de krant. Dit jaar zal er geen magazine
worden gepubliceerd. In plaats hiervan wil de stichting een katern plaatsen in de Metro. Aan de hand
van de resultaten kan gekeken worden of de meerderheid van de doelgroep en krant leest en welke
kranten onder de doelgroep populair zijn.
Van alle respondenten heeft een meerderheid van 64% aangegeven een krant te lezen. Voor de
populatie betekent dat tussen de 55% en 73% een krant leest. Meer dan de helft van de populatie
leest een krant.
52
Bij de vraag ‘Welke van onderstaande kranten lees je?’ waren meerdere antwoorden mogelijk. Een
meerderheid van 57% van de lezende respondenten, leest de Spits. De Metro wordt door 42% van de
lezende respondenten gelezen. Voor de lezende populatie betekent dat tussen 33% en 51% de Metro
leest en tussen de 48% en 66% de Spits leest. Op de open vraag ‘Ik lees de …’ heeft 13% van de
respondenten de Telegraaf ingevuld.
Kranten
Telegraaf
Leeuwarder
AD 4
Trouw
Parool
Eindhovens dagblad
NRC Volkskrant
De Limburger
Gelderlander
53
4.5 De locatie Waar kan de opening het beste worden gehouden? Er bestaat een kans dat de opening samen met
het UWV-bedrijf wordt georganiseerd. Daarnaast is er sprake om de opening in verschillende
plaatsen te houden. In de bijlage treft u de kaart van Nederland aan, waar de voortgezet speciaal
onderwijsscholen gevestigd zijn.
Provincie Aantal scholen
Groningen 13
Friesland 9
Drenthe 6
Overijssel 15
Gelderland 39
Noord-Brabant 39
Limburg 20
Zeeland 7
Zuid-Holland 46
Utrecht 22
Noord-Holland 32
Flevoland 5
De meeste scholen bevinden zicht in de provincie Zuid-Holland, Gelderland en Noord-Brabant.
54
Op de vraag ‘Hoe lang zal je maximaal willen reizen?’ geeft 40% van de respondenten aan bereid te
zijn tussen een half uur en uur te willen reizen. Deze vraag is ingevuld door de respondenten die
hebben aangegeven naar de opening te gaan.
Wanneer de opening op de centrale plekken zoals hierboven is aangegeven wordt gehouden, zal de
reistijd voor de meeste van doelgroep geen probleem zijn. Daarnaast zullen er bussen ingehuurd
worden, dit kan alleen met toestemming van de desbetreffende scholen.
55
5| Aanbevelingen De aanbevelingen die hieronder worden beschreven vormen de inhoud van het openingsevenement
‘Samen Werken’
5.1 De indeling van het programma van de opening Door de populaire activiteiten; sollicitatietraining en voorlichtingsopleidingen over de dag te
verspreiden is de kans groot dat de leerlingen geïnteresseerd blijven. Wanneer de zekerheid is dat de
desbetreffende scholen meewerken kunnen er bussen ingezet worden om de leerlingen naar het
openingsevenement te brengen.
De sollicitatietraining kan worden gegeven in een vorm van een workshop, die meerdere keren op
een dag in groepen van 15-20 leerling kan worden gegeven. Het aantal komt overeen met het
klassenaantal van deze leerlingen. Per cluster is de grote van een klas verschillend, gemiddeld zitten
er maximaal 20 leerlingen in één klas. Het voordeel hiervan is dat er meer interactie kan worden
gehouden met de leerlingen, zij kunnen in groepjes een oefening doen op gebied van solliciteren.
Bijvoorbeeld door de leerlingen een elevator pitch te laten houden, de leerling krijgt ongeveer 5
minuten de tijd om zichzelf te ‘verkopen’ aan de werkgever. Zo leren de leerlingen wat de
belangrijkste elementen zijn van solliciteren. Bij alle workshops moet rekening gehouden worden
met leerlingen uit cluster 1 en 2. Voor cluster 2 zal er een doventolk aanwezig moeten zijn en voor
cluster 1 aangepast beeldmateriaal.
Op de derde plaats heeft de respondenten voor de activiteit uitkering gekozen. In de bijlage ziet u
enkele suggesties van onderwerpen voor een lezing over uitkeringen.
Uit onderzoek blijkt dat deze leerlingen ‘grote’ behoefte hebben aan structuur. Het is belangrijk dat
tijdens de centrale opening aandacht wordt besteed aan alle activiteiten en waar deze plaatsvinden.
Daarnaast kan er voordat de opening begint een programmaboekje worden uitgedeeld, zodat de
leerling, begeleider of ouder de planning van de opening kan doornemen.
De keuze om samen te gaan werken met de VSO scholen is gunstig. Er moet dan wel rekening
gehouden worden met de lestijden van de leerlingen. De lestijden verschillen per school, de lestijden
beginnen tussen 8.45-9.00 uur en eindigen tussen 14.55-15.30 uur. Het verschil qua lestijden is te
verklaren, omdat sommige VSO scholen de lestijden van de bassischool aanhouden en de andere
VSO scholen de lestijden van het regulier middelbaar onderwijs. Het aantal pauzes op een dag
varieert tussen 1 à 4 keer.
56
De opening kan er als volgt uitzien:
08.15 Ophalen leerlingen en begeleiders
10.00 Aankomst opening van ‘Samen Werken’
10.30 De centrale opening
11.00 Debat
11.30 Pauze
12.00 Workshops (uitkering, sollicitatie, voorlichtingsopleiding)
12.30 Workshops ronde 2 (uitkering, sollicitatie, voorlichtingsopleiding)
13.00 Pauze en amusement
13.30 Informatiemarkt (een stand over werken met beperking, opleidingen (ROC) en werk)
15.00 Sluiting
57
5.2 De marketingmiddelen Uit het onderzoek is gebleken dat veel jongeren Facebook, MSN en Hyves gebruiken. Er is een
Facebookpagina aangemaakt over de opening. Door deze populair te maken onder de doelgroep
moet deze pagina meer naamsbekendheid krijgen. Dit kan door zoveel mogelijk mensen en VSO
scholen te verzoeken om de pagina ‘leuk te vinden’.
Op de Facebookpagina zal net als op de website een poll worden gehouden.
De meerderheid van de populatie maakt gebruik van het chatprogramma MSN. Tijdens het gebruik
van dit programma verschijnen er banners met reclame. De stichting kan hierop inspelen door een
banner te ontwikkelen en deze te plaatsen op de website van MSN.
MSN heeft ook haar eigen Facebookaccount met meer dan 1.800.000 leden, door deze pagina te
koppelen aan de stichting zal er meer naamsbekendheid worden gecreëerd onder de doelgroep.
Iedere Hotmailgebruiker ontvangt een update over de website msn.nl. Door een persartikel te
plaatsen op deze website, zodat de doelgroep op de hoogte wordt gesteld. Iedereen die gebruik
maakt van MSN, heeft een Hotmailaccount waardoor hij/zij zo’n mail ontvangt.
Een grote meerderheid van deze jongeren gebruikt internet. Het is niet uit te sluiten dat zij via het
internet informatie zoeken over werken of studie met een beperking. Ook de ouders/verzorgers
zoeken informatie voor hun kinderen. Om een website te bouwen met de titel ‘Samen Werken’ is de
kans groot dat de leerlingen en ouders/verzorgers op deze website terecht komen via google.
In de bijlage ziet u drie printscreens van de website die is gebouwd voor dit openingsevenement. Via
www.wordpress.com is de website ‘Samen Werken’ gebouwd. Er zijn twee polls geplaats; de poll op
de hoofdpagina bevat de vraag ‘Kom jij naar de opening van de Week Chronisch Zieken’. Wanneer de
bezoeker op de button meer polls klikt verschijnt de poll ‘Waar wil jij later graag werken?’.
Het gebruik van het chatprogramma MSN is het populairst onder deze doelgroep. Hierdoor is er een
forum ontwikkeld op de hoofdpagina. Wanneer de bezoeker klikt op praat mee, opent er een forum
met twee stellingen; ‘Wat vind jij van de bezuinigingen in het speciaal onderwijs?’ en ‘Heb jij tips
voor de opening ‘Samen Werken’ 2012?’
De leerlingen die een Twitter- en/of Facebookaccount hebben kunnen de pagina delen met anderen.
Ook worden de Twitter updates van de stichting bijgehouden door deze website.
58
De Spits en de Metro zijn de populairste kranten onder de doelgroep. Door een katern te plaatsen in
beide kranten is de kans groter dat de doelgroep het leest, dan wanneer een katern alleen in de
Metro wordt geplaats.
Een katern in de Spits plaatsen kost in full colour18:
Een katern van vier pagina’s midden in het blad: 53.785 euro, met bureaukorting is dat €44.867,25.
Een Katern van acht pagina’s midden in het blad: 84.456 euro, met bureaukorting is dat €71.787,60.
18 http://spitsadverteren.nl/mogelijkheden/formaten/speciaal
59
Bijlage I
60
61
62
Bijlage II Poging 1 was op 27 februari. (Alle scholen zijn na gebeld) De scholen zijn gemaild op grond van het
lesniveau vmbo, havo, en vwo, en verspreiding over het hele land. Per klas zitten 10 à 20 leerlingen.
Het doel was minimaal 100 en maximaal 200 respons te behalen.
Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
Kentalis Rafael Hendrik Mol Noteboomschool De Brouwerij
Bartimeus De Weerklank De Regenboog Fritz Redlschool
Amman College Schreuder Yulius
De Marwindt Reconvalescenten Sas
De Graafschool Mytylschool
Rotterdam
Arnhemse
Buitenschool
De Twijn Hoenderloo College
Het Berkenhofcollege Instituut de Piloot
De Zwengel De Keyzer
De Huifkar
Ariane Mytyl
Deltaschool
Mytyl Franciscus
Poging 2 was op 19 maart. (Alle scholen zijn na gebeld)
Ik was nog in contact met de scholen hierboven, vele ervan moest ik 2 à 3 keer bellen. In de
tussentijd heb ik van elk cluster, de drie scholen gemaild met het grootst aantal leerlingen volgens de
CBS gegevens.
Cluster 1 Cluster 2 Cluster 3 Cluster 4
Visio Noord Het Rotsoord De Berkenschute Van der Reeschool
Sensis Visio Bellschool Heliomare Onderwijs Klein Borculo
Visio IOSB Het Maatman Mytyl De Trappenberg Beukenrode
63
Poging 3 was op 28 maart.
Alleen cluster 3 scholen zijn gemaild, omdat er genoeg respons was uit cluster 1 en 2. Later bleek
cluster 1 niet mee te werken. Alle scholen, mist ze meteen zeiden dat ze niet meededen, hebben op
3 april een herinnering gehad.
Cluster 3 Cluster 3
Emiluisschool Beatrixschool
Meerlanschool Mytyl Tilburg
Orion College West Mytyl Maasgouw
Mytyl Roosendaal Mytyl deVly
De Thriantaschool W.A. van Lieflandschool
VD Ploegschool Zonnebloemschool
Mytyl Lijndensteijn Twaluk
De Wingerd Piet Bakkerschool
Meester Duisterhoutsch Conventschool
Danielbrouwer De Lelie
De Ziep De Triviant
Heldringschool De Ark
De Keerkring Het Prisma
Mariëndael Werkrode
Kingmaschool De Schalm
64
Poging 4 was op 4 april.
Cluster 1 en cluster 4 scholen zijn gemaild. De scholen van cluster zijn gebeld, de scholen van cluster
4 hebben op 18 april een herinnering gehad.
Cluster 1 Cluster 4
Visio Amsterdam De Ambelt school
Visio Rotterdam Kannerschool x 3 (3 verschillende locaties)
Visio Breda De Bolster
Altra College
JC Pleysierschool
De Anger
Don Boscoschool
Ortolaan Roermond
Ortolaan Weert
Poging 5 was op 23 april wegens het lage respons van de cluster 4 scholen. Op woensdag 9 mei is er
een herinnering gestuurd.
Cluster 4 Cluster 4
Wintakker VSO Leeuwarden
Kristallis De Hilt
VSO Parcours Hart de Ruyterschool
Elimschool
65
Bijlage III
Suggesties uitkeringen voor workshops
WAO = Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wajong = Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Waz = Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet Rea = Wet op de re-integratie arbeidsgehandicapten
Deze wet Rea is erop gericht kansen op betaald werk of op terugkeer naar betaald werk te vergroten
voor mensen met een arbeidshandicap. De wet wordt uitgevoerd door de gemeente en het UWV.
Met een aantal maatregelen voor werknemers en werkgevers wil de overheid via deze wet de kans
op betaald werk voor arbeidsgehandicapten vergroten, onder meer door het financieel gemakkelijker
te maken passend werk te aanvaarden of aan te bieden.
- aanpassing werkplek
- werken op proef
- scholing en begeleiding
- Aanvulling op het loon
- Premiekorting voor de werkgevers
- Persoonsgebonden voorzieningen
- Persoonsgebonden re-integratiebudget
- Starterskrediet voor zelfstandigen
- Onderwijsvoorzieningen
- Toetrederskorting
WVG; Wet voorzieningen gehandicapten
Mensen met een chronische ziekte of handicap zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen en laten
deelnemen aan het maatschappelijk leven.
66
Wet Wajong bestaat uit de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Deze wet biedt
een uitkering voor mensen die al op jonge leeftijd arbeidsongeschikt zijn op minimumniveau. Veel
leerlingen die van het speciaal voorgezet speciaal onderwijs komen, komen in aanraking met deze
wet zonder dat ze het willen. Deze jongeren vallen onder de doelgroep van de opening. Door de
vernieuwde uitstroomprofielen worden de leerlingen meer gericht voorbereid op de arbeidsmarkt.
Tijdens de opening zal hierop in worden gegaan, dit kan tijdens een workshop over uitkeringen of
tijdens een speech van een ambassadeur.
Wiw; Wet inschakeling werkzoekenden
Deze wet is bedoeld om werkzoekenden en andere uitkeringsgerechtigden voorzieningen te bieden
die een terugkeer naar de arbeidsmarkt vergemakkelijken of mogelijk maken. De wet varieert van
sociale activering, werkervaringsplaatsen en dienstbetrekking. De uitvoering van deze Wiw is in
handen van de gemeente.
De doelgroep van de Wet inschakeling werkzoekenden:
- Alle werkloze jongeren tot 23 jaar
- Arbeidsgehandicapten volgens de Wet Rea
- Alle personen met een bijstandsuitkering, een IOAW- of een IOAZ uitkering
- Alle personen die langer dan een jaar staan ingeschreven bij het Centrum voor Werk en Inkomen
67
Bijlage IV
68
69
70
Bijlage V
Fondsen
002; A.M.V.J. Fonds
o Jongeren voor wie sociaal-culturele activiteiten niet gemakkelijk zijn recreatief en
creatief bezig laten zijn.
o Gemiddelde bijdrage: 10.000 euro
o www.amvjfonds.nl
005; Stichting Rotterdams Kinderrevalidatie Fonds Adriaanstichting
o Ontwikkeling en stimulering voor lichamelijke gehandicapten (kinderen en eventueel
volwassenen) in de regio Rijnmond.
o Gemiddelde bijdrage: Variabel
o www.kinderfondsadriaan.nl
058; Stichting Theodora Boasson
o Ondersteunen van projecten voor kinderen met lichamelijke, geestelijke of sociale
problemen.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o e.emden@bs-advocaten.nl
066; Stichting Boschuysen
o Bevorderen van scholing en ontwikkeling van jeugdige personen die maatschappelijk
gezien hulp van derden nodig hebben.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o www.boschuysen.nl
108; Jan Schoo Charity Foundation-Dappere Dodo’s
o Bevorderen van welzijn, educatie en gezondheid van kinderen in Nederland.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o www.dappere-dodos.nl
120; Stichting Fonds voor het Dove en Slechthorende kind
71
o Voor onderzoek, steun en voorlichting op het gebied van cultuur, sport, recreatie,
onderwijs, educatie en gezondheid voor dove en slechthorende kinderen.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o Geen internet- of emailadres bekend
121; Stichting Fonds voor Dove Kinderen
o Bevorderen van welzijn van leerlingen van dovenscholen.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o mlasterie@telfort.nl
126; Stichting Familiefonds van Dusseldorp
o Geluk en vreugde brengen in het leven van lichamelijk, verstandelijk en sociaal-
emotioneel beperkte kinderen.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o dusseldorp@orakel.ods.org
210; Katholieke Stichting Jongerenbelangen
o Bevorderen van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van jeugd in jongeren die
door persoonlijke en maatschappelijke problemen in hun ontwikkeling worden
bedreigd.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o jongerenbelang@planet.nl
222; Stichting Kinderpostzegels Nederland
o Steunt projecten gericht op verbetering van kansen en mogelijkheden voor kinderen
die opgroeien in moeilijke omstandigheden. Ook kunnen via Pekoenja jongeren die
activiteiten organiseren voor leeftijdsgenoten worden geholpen.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o www.kinderpostzegels.nl
237; Sint Laurensfonds
o Ondersteunen van projecten op het gebied van zorg en welzijn voor jeugdigen in de
regio Rijnmond.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
72
o www.sintlaurensfonds.nl
260; Stichting Marguérite
o Stimuleren van activiteiten ter bevordering van de positie van jonge mensen in de
samenleving.
o Gemiddelde bijdrage: 1.134 euro
o Geen internet- of emailadres bekend
265; Stichting Medemens
o Voor kinderen tot 18 jaar met een lichamelijke of geestelijke handicap, die minder
kansen hebben in hun huidige en toekomstige levenssituatie.
o Gemiddelde bijdrage: 4.537 euro
o Geen internet- of emailadres bekend
301; NSGK voor het gehandicapte kind
o Zet zich in voor kinderen en jongeren met een verstandelijke, lichamelijke,
zintuiglijke of meervoudige handicap. Stimuleert projecten die deze mensen helpt te
participeren en integreren in de samenleving.
o Gemiddelde bijdrage: Per aanvraag verschillend
o www.nsgk.nl
323; Nederlandse Stichting voor Psychotechniek
o Specifieke doelgroepen moeten hun capaciteiten optimaal benutten in de
beroepsarbeid. Voorkomen van ongewenste arbeidsongeschiktheid.
o Gemiddelde bijdrage: 20.000 euro
o www.nsvp.nl
350; Sandia Stichting
o Jeugdige personen en gezinnen ondersteunen op het gebied van onderwijs,
opvoeding, opleiding en vorming.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o sandiastichting@planet.nl
369; Snickers-de Bruijn Stichting
73
o Activiteiten om kinderen en jongeren te steunen op het gebied van educatie.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o Geen internet- of emailadres bekend
374; Stichting Sophia Kinderziekenhuis Fonds
o Behartigen van de belangen van zieken kinderen. Gericht op preventie, behandeling,
verpleging en revalidatie. Ook voor chronische ziekten.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o www.vriendensophia.nl
391; Stichting Teknophilos
o Verlenen van bijstand aan gehandicapte kinderen in de regio Amsterdam.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o teknophilos@yahoo.com
438; Stichting Vreugde voor Gehandicapte Jeugd
o Bevorderen van de belangen van lichamelijke en geestelijk gehandicapte kinderen in
de regio Haaglanden.
o Gemiddelde bijdrage: Onbekend
o Geen internet- of emailadres bekend
456; Stichting Weeshuis der Doopsgezinden
o Jeugd- en jongerenwerk voor gezondheidszorg, scholing en culturele activiteiten.
o Gemiddelde bijdrage: 5.000 euro
o www.doopsgezinden.nl
467; Stichting Witte Bedjes Het Parool
o Financiering van activiteiten voor zieke, gehandicapte en hulpbehoevende kinderen.
Projecten en scholen voor speciaal onderwijs.
o Gemiddelde bijdrage: 7 euro per patiënt
o www.stichtingwittebedjes.nl
Recommended