Zuid-Afrika en het Afrikaans. Inleidende notities over geschiedenis, taal en letterkunde

Preview:

Citation preview

1. Met dank aan Hans den Besten en Jerzy Koch voor hun vele nuttige kanttekeningen bij een eerdere versie.Voor tekortkomingen van deze versie zijn zij niet verantwoordelijk.

2. De (West-) Germaanse taal die het laatst de status van standaardtaal deelachtig werd is hetLëtzebuergesch, sinds 1984 één van de officiële talen van Luxemburg.

3. Een aantal taalkundige vaktermen die niet of minder gangbaar zijn in de traditionele grammatica wordentussen vierkante haakjes kort toegelicht.

Zuid-Afrika en het Afrikaans. Inleidende notities over geschiedenis, taal en letterkundeFrans Hinskens

1. Samenvatting vooraf 1

Het Afrikaans (oorspronkelijk 'Afrikaans Hollands') is één van de jongste loten aan de stamvan de Germaanse talen.2 Het heeft zich ontwikkeld uit een groep 17e eeuwse, voornamelijk Hollandse dialecten van het Nederlands, onder de invloed van zowel inheemse Afrikaanse talen (aanvankelijk uitsluitend Khoekhoe, vanaf ongeveer 1840 Bantoe talen) engeïmporteerde uitheemse talen, in het bijzonder Maleis en Aziatisch Creools Portugees, envan een op het Nederlands gebaseerde pidgin die gesproken werd in en rond de Kaapkolonie.Zodoende vormt het Afrikaans het result par excellence van extensief taalcontact.

In deze inleiding voor de niet-ingewijde komt, na een korte schets van de geschiedenis vanZuid-Afrika (§ 2), de externe geschiedenis van het Afrikaans aan de orde [de externewederwaardigheden van de taal voor zover die samenhangen met de politieke ensociaal-economische geschiedenis van de sprekers en de plaats van de taal in desamenleving].3 Gedurende een aanzienlijk deel van zijn betrekkelijk korte geschiedenisspeelde het Afrikaans ook een hoofdrol in taalconflicten, die begonnen nadat de Britten in1795 de politieke macht grepen (§ 3.1.1). Sedert het eind van het Apartheidsbewind en deinstelling van de nieuwe grondwet in de vroege jaren negentig van de vorige eeuw, is hetAfrikaans één van de elf officiële talen van de Republiek van Zuid-Afrika, maar zijnvoornaamste tegenspeler is opnieuw het Engels (§ 3.1.2). Hoe vergaat het het Afrikaans in hetnieuwe Zuid-Afrika van na de Apartheid als 'langue légitime' (Bourdieu 1984) en in hetdagelijkse leven? Is het onderhevig aan taalverschuiving? (§ 3.1.3).

Vervolgens wordt er aandacht besteed aan de voornaamste opvattingen over deingewikkelde en facetrijke interne geschiedenis van het Afrikaans, die in zeer hoge matebepaald is door taalcontact (§ 3.2). Hierna volgt een bescheiden overzichtje van enerzijdsenkele van de opvallendste verschillen tussen het Afrikaans en het Nederlands en anderzijdsvan de markantste punten van variatie tussen de hedendaagse variëteiten van het Afrikaans(§ 3.2.1).

Deze sectie over taalkundige zaken wordt gevolgd door een korte en zo mogelijk nogminder ambitieuze schets van enkele aspecten van de geschiedenis van de letterkunde van hetAfrikaans (§ 4). De bijdragen aan deze bundel (die allemaal in de voorafgegaande secties alsummier zijn aangestipt) worden in de slotsectie van deze inleiding nog summier afzonderlijkgekarakteriseerd (§ 5).

4. Zie onder meer Roberge (2002: 81) en Den Besten (deze bundel, sectie 4.1) voor details. Na de officiële(1808) afschaffing van de slavenhandel resp. de feitelijke afschaffing van de slavernij in Groot-Brittannië(1834) ging de handel overigens nog tot 1865 illegaal door.

5. De wijnbouw en de plaatsnaam Franschhoek (ca. 30 km. oostelijk van Stellenbosch, in een regio waar zichoverigens hoe langer hoe meer miljonairs uit Europa vestigen) herinneren hieraan. Mede als gevolg van de doorde VOC sterk aangemoedigde vernederlandsing verdwenen de Franse taal en gewoonten snel (zie onder anderePonelis 1997a: 601), getuige veel verbasterde van oorsprong Franse namen, zoals Pienaar < Pinard, De Lange <Le Long, Minnaar < Mesnard, Gilliomee < Guillaimé en Lekkerwijn < Lecrevent.

6. Door de "the 1820 settlers", onder wie ook Duitsers in dienst van de Britse koning (Stoops 1995: 18).

2. Een kleine schets van de geschiedenis van Zuid-Afrika

Tussen 200 en 1500 werd Zuid-Afrika (voortaan: ZA) gaandeweg bevolkt door San enKhoekhoen en Bantoestammen (waaronder Xhosa‘s). De Khoekhoen waren veehoudendenomaden; ze leefden al langere tijd onder meer aan en rond de Kaap toen er, vanaf eindzestiende eeuw, contacten met hen werden gelegd door Nederlandse en Engelse zeervaardersdie in Zuid-Afrika vlees en water probeerden te verkrijgen.

In 1486 werd de Cabo de Bona Esperança / Kaap de Goede Hoop voor het eerst bezochtdoor de Portugees Diaz en rond 1600 doen de eerste schepen van de Verenigde Oost-IndischeCompagnie (VOC) de Kaap aan. In 1652 werd er ten behoeve van de schepen van de VOCnaar en van Oost-Indie een verversingspost gesticht. Commandeur Jan van Riebeeck bezettehiertoe land van de Khoekhoen en trachtte handel met hen te drijven. Er werd een begingemaakt met de kolonialisering. Aangezien de Khoekhoen er niet de vereiste arbeidsmoraalop na bleken te houden en vanwege een VOC-verbod om lokale bevolkingsgroepen tot slavente maken, kwam er slavenimport uit andere delen van zuidelijk Afrika en het Verre Oosten opgang.4 Vanaf 1685 (het jaar van de Herroeping van het Edict van Nantes) vestigden zichenkele honderden Franse Hugenoten aan de Kaap.5 Als gevolg van pokkenepidemieen,veeziektes en de oprukkende Europeanen, "the traditional Khoekhoe economy, social structureand political order had almost completely collapsed in the south-western Cape" (Roberge2002: 80) in de eerste decennia van de 18e eeuw.

Mede als gevolg van een verschuiving van landbouw naar veeteelt (Ponelis 1997a: 601), werd het koloniale gebied gaandeweg uitgebreid in noordelijke en noordoostelijke richting.Dit leidde in 1779 tot de eerste van negen grensoorlogen met Xhosa‘s in de OostelijkeKaapprovincie. Eind 18e eeuw had men de Oranjerivier (in het noorden) en de Groot-Visrivier(in het oosten) bereikt. Kaapstad was in die tijd de enige stad in ZA.

In 1795 werd de Kaap voorlopig, in 1806 definitief bezet door de Britten. Vanaf 1820 waser sprake van grootschalige Britse immigratie naar de oostelijke Kaapregio;6 in de daaropvolgende jaren werd de oostkust gekoloniseerd vanuit een stad die gesticht was in 1824 en die later Durban genoemd zou worden. Gaandeweg kreeg de ZA‘se maatschappij een meerstedelijk karakter (Ponelis 1997a: 603). In reactie op de Britse expansie, door de economischegevolgen van de afschaffing van de slavernij en het toekennen van rechten aan Khoekhoen,begon in 1836 de Grote Trek van de afstammelingen van de Hollanders en Duitsers ('Boeren')landinwaarts. In de jaren '20 en '30 jaren van de 19e eeuw vonden er oorlogen plaats tussenBritten en Boeren enerzijds en Zoeloe's anderzijds, oorlogen die in 1838 (slag bij BloedRivier) en andermaal in 1879 (Isandhlwana) gewonnen werden door de Britten; de Britseexpansie speelde een rol bij de stichting van de 'Boerenrepublieken' Natalia (in het zuidwestenvan het huidige KwaZoeloe-Natal) in 1839, Transvaal in 1852 en Oranje Vrijstaat in 1854. In

7 Goud, platina en andere edelmetalen zouden eind 20e eeuw ruimschoots meer dan één derde van de ZA‘seexport uitmaken.

8. Deze oorlog maakte internationaal veel indruk. Het beeld van de Boer als dappere underdog vond ondermeer zijn weg naar de Poolse jeugdliteratuur van het begin van de 20e eeuw. Zie hierover Zajas (deze bundel).

9. De ossenwagen is het icoon van de Grote Trek.

10. Al in 1955 werden de 65.000 zwarte inwoners van de wijk Sophiatown bij Johannesburg door de politieverdreven naar Meadowlands in Soweto; de huizen werden afgebroken en vervolgens werd er een blankewoonwijk aangelegd, die Triomf genoemd werd.

11. Een township met, blijkens de volkstelling van 2001, zo‘n 900.000 inwoners.

1869 werd er een diamantveld ontdekt in Kimberley en in 1886 goud bij Witwatersrand,7

hetgeen de Boeren en de Britten niet dichter bij elkaar bracht; eveneens in 1886 wordtJohannesburg gesticht. Van 1899 tot 1902 woedde de Boerenoorlog / Anglo-Boerwar / Suid-Afrikaanse Oorlog, gewonnen door de Britten.8 Na de verzoening (Treaty of Vereeniging)tussen Boeren en Britten in 1910 werd de Unie van Zuid-Afrika (bestaande uit de voormaligeBoerenrepublieken en Britse kolonies Kaap en Natal) gesticht, een onafhankelijke staat binnenhet Britse Gemenebest. Vanwege het feit dat de zwarten uitgesloten werden van deonderhandelingen die daaraan voorafgingen werd in 1912 de ANC opgericht, toen nog SouthAfrican Native National Congress geheten. Ook de 'kleurlingen' oftewel bruin mense stondenin de marge; de situatie van de contractarbeiders (vijfjarencontracten, extra belastingdruk,vooral voor degenen die hun contract niet verlengden, nietigverklaring van niet-Christelijkehuwelijken) leidde in de jaren 1913 en '14 tot grootschalige rellen, ook van mijnwerkers inJohannesburg. Onder leiding van Mahatma Ghandi boden Indiase arbeiders daarbijgeweldloos verzet.

ZA ontwikkelde zich geleidelijk tot industrienatie. Gaandeweg groeide de macht van deAfrikaners, wat onder meer tot uiting kwam in de "eeufeesviering van die Groot Trek" in 1938met een symbolische ossenwagentocht.9 De econonische depressie van de jaren '30 leidde tot grootschalige sociale verandering, toenemende rassenscheiding en verdrijvingen, die op hunbeurt weer resulteerden in een massale trek van zwarten en arme blanken naar de stadsranden(kiem van veel latere townships en plakkersbuurte, sloppenwijken). In 1948 kwam deNationale Party onder leiding van D. Malan aan de macht. Het Afrikanerdom, dat na deverloren Boerenoorlog aanvankelijk in crisis verkeerde, bloeide nog verder op. De Apartheidwerd geïnstitutionaliseerd, ook in de wetgeving; onder minister resp. premier Verwoerd werdook de zogenaamde Grote Apartheid ingevoerd, die later zou leiden tot het instellen vantuislande . Het zwarte verzet groeide, met als eerste treurige hoogtepunt het bloedbad vanSharpeville (1960), bij het verzet tegen de pasjes-wetten die vrij reizen voor zwartenonmogelijk maakte. In 1961 trad ZA uit de Gemenebest en werd de republiek uitgeroepen.Bevrijdingsbewegingen als ANC en het Pan-Africanist-Congres werden verboden; in 1964werden na het beruchte Rivoniaproces activisten als Nelson Mandela en Abraham Fischergevangen gezet. Veel niet-blanken werden gedwongen naar andere buurten te verhuizen; zowerd Distrik Ses / District Six in Kaapstad in 1966 tot 'blank' gebied uitgeroepen.10

In 1976 waren er zware rassenrellen in Soweto;11 de voornaamste aanleiding daartoe warenonderwijsmaatregelen, allereerst de verplichte invoering van het Afr als voertaal op zwartemiddelbare scholen. Honderden scholieren werden bij deze rellen gedood. De onlustenbreidden zich snel uit over het land. 1977 stierf de zwarte activist Steve Biko in een politiecel.De binnenlandse ontevredenheid groeide, ook vanwege de ZA'se betrokkenheid bij de

12. Tot het eind van WO II Duits Suidwes-Afrika, maar sedert 1915 bezet door Zuid-Afrika. In 1920 gaf deVolkenbond Zuid-Afrika het mandaat over Namibië, dat lange tijd beschouwd werd als ‚vijfde provincie‘ vanZA.

13. De volgende verkiezingen zijn gepland voor voorjaar 2009.

burgeroorlogen in Angola en Mozambique na het vertrek van de Portugezen. In 1977 stelde deVN een wapenembargo in tegen ZA.

Mede vanwege rellen in townships tussen aanhangers van het ANC en die van detradionalistische Zoeloebeweging Inkatha, werd in de jaren '80 de noodtoestand uitgeroepen,hetgeen gepaard ging met een groeiende invloed van het leger, de politie en deveiligheidsdienst; in 1986 werd perscensuur van kracht. De bewegingsvrijheid van zwartenwerd verder beperkt. De verscherping van het Apartheidssysteem en het ZA'se optreden in hetprotectoraat Namibie,12 waar het ZA'se leger al langer streed tegen de verzetsbewegingSWAPO (South West Africa People's Organisation), leidden tot internationale afkeuring,gevolgd door officiële economische en culturele boycots, ook door Nederland.

President Botha, die vergeefs had geprobeerd met het in 1983 ingestelde zogenoemdeDriekamerparlement de Indiërs en kleurlingen te pacificeren met beperkte politieke invloed,werd in 1989 opgevolgd door De Klerk. In hetzelfde jaar werd Namibië onafhankelijk. Hetjaar daarop liet De Klerk Mandela cum suis en de bevrijdingsbewegingen vrij, waarna veelballingen gaandeweg terugkeerden naar ZA. Er werd een begin gemaakt metonderhandelingen over democratisering; enkele maanden na de eerste vrije verkiezingen in1994 werd Mandela president van een regering van nationale eenheid, met onder meer ANC,Inkatha en de Nasionale Party, die echter in 1996 uit de regering stapte. Dit laatste betekendehet einde van de aan de Nasionale Party „gelieerde organisaties, kerken enbelangenverenigingen“ (Ester 2000:44), kortom het einde van de politieke blanke baasskap.Eveneens in 1994 werd de nieuwe grondwet van kracht, inclusief een Handves vanMenseregte. Er werd een Waarheids- en Versoeningskommissie ingesteld onder leiding van bisschop Desmond Tutu. Voor deze commissie werd getuigd door slachtoffers van terreur vanzowel het Apartheidssysteem als de bevrijdingsbewegingen; voor de daders werd eenamnestieregeling opgesteld. Bij de tweede democratische verkiezingen in 1999 werd demachtsbasis van de ANC (dat niet minder dan 65% van de stemmen haalde) verder versterkt;Thabo Mbeki werd president, maar moest in 2008 vroegtijdig aftreden13 vanwegeveronderstelde politieke pressie ten behoeve van het op gang brengen van een juridischeprocedure met als doel het afzetten van de vice-president, partijgenoot Jacob Zuma. Volgensvelen kwam Mbeki's Black Economic Empowerment vooral een kleine zwarte elite ten goede;sommigen menen dat het feit dat de wat afstandelijke Mbeki een Xhosa is en de meerpopulistische Zuma een Zoeloe, ook een rol speelt in dit conflict. Het ANC is inmiddels sterkverdeeld; zelfs intern wordt de kritiek geuit dat velen partij en staat aan elkaar gelijk stellen. Naar aanleiding van de afzetting van Zuma wegens vermeende corruptie heeft er zich eengroep afgesplitst en een nieuwe partij opgericht, Volkscongres / COPE genaamd.

De huidige bevolkingsopbouw van ZA weerspiegelt de geschiedenis van de laatste 350 jaar: erzijn bijna 31 miljoen zwarten van diverse culturen, 5 miljoen blanken, 3,5 miljoen kleurlingen(die ook geen homogene groep vormen) en 1 miljoen Aziaten. Naar aanleiding van deuitkomsten van een enquête onder 215 leden van in totaal 9 verschillende inheemse culturen,bespreekt Schutte (deze bundel) cultuurspecifieke verschillen in lichaamstaal en andere niet-verbale communicatievormen tussen blanken en zwarten.

Het slavernijverleden en de creolisatie worden deels ook nog weerspiegeld in de

14. In de pers is er recentelijk sprake van snel groeiende aantallen Moslims in ZA; daarbij wordt somsgetallen tot 650.000 genoemd. Zie onder meer het dagblad Trouw van 29 juni 2006.

15. De taal wordt ook gesproken in Namibië, in zeer beperkte mate in Botswana en mischien in Zambia enZimbabwe. Vergelijk Ponelis 1997a: 604.

godsdiensten: behalve blanken belijden ook veel kleurlingen een geloof van het Nederlandsreformatorische type (vergelijk Stoops 1995: 19). Daarnaast zijn er in het land zo'n 600.000Hindoe's en ruim 400.000 Moslims,14 beide voornamelijk in KwaZoeloe-Natal; ongeveer dehelft van deze Moslims is echter in de West-Kaap te vinden (de genoemde Kaapmaleiers, ookwel Slameiers, Slama(a)iers of Slams genaamd, wier voorouders afkomstig waren uit Ceylon,Java, Sumatra en Bali). De meeste 'Indiërs' zijn welvarend en gehecht aan hun tradities (diedeels geworteld zijn in het Hindoeisme); hun Afrikaans en Engels bevat nog betrekkelijk veelvan oorsprong Maleise woorden. De zwarten, die economisch grotendeels aan het andereuiteinde van het spectrum zitten, kunnen alleen delen van hun immateriele cultuur (folklore,etikette, taboe's, godsdienst, sociale systeem) behouden. In 2010 organiseert ZA het WKvoetbal, waarvan ook een economische impuls uitgaat; voetbal is zeer populair onder dezwarten, cricket en rugby zijn vanouds ‚blanke‘ sporten.

Ondanks het feit dat er voor de zwarte massa‘s in de townships en op het plattelandscholen, ziekenhuizen, electriciteit en drinkwater kwamen, waren de grote economische ensociale problemen met de val van het Apartheidsregime uiteraard niet opgelost; midden jaren'90 leefde zo'n 45% van de bevolking onder de armoedegrens en in 2008 is 40% van dezwarten werkloos (Broere 2008). De trek naar de steden houdt aan (het gaat daarbij jaarlijksnaar schatting om 700.000 mensen), met alle sociale gevolgen van dien. Er is veelcriminaliteit, die onder meer bestaat uit vechtende jeugdbendes (tsotsi's), inbraken, moorden,verkrachtingen en een (door de regering gebagatelliseerde) aidsepidemie. Bovendien zijn er,vooral rond Johannesburg, veel vluchtelingen uit het Zimbabwe van Robert Mugabe (dezogeheten border jumpers, inmiddels een groep van niet minder dan 3,5 miljoen) die hier geldproberen te verdienen voor hun hongerige familie; anno 2008 bestaat ongeveer 10% van deZuidafrikaanse bevolking uit migranten, die hoe langer hoe vaker het slachtoffer zijn vanvreemdelingenhaat (Broere 2008).

3. Taal

3.1 Taalconflict

Na deze summiere schets van de geschiedenis van ZA wordt eerst ingegaan op sociale enpolitieke aspecten van het Afrikaans (in het vervolg: Afr), meer bepaald de externetaalgeschiedenis, de huidige positie van het Afr in de ZA‘se samenleving15 en de vraag of dezeaan het veranderen is. In sectie 3.2 komt de interne taalgeschiedenis van het Afr aan de orde.

3.1.1 De achttiende, negentiende en twintigste eeuw

De VOC "beheerde het bestuur, de kerk, het recht, het onderwijs en de economie", maar vangeorganiseerd onderwijs of van bevordering van de cultuur was vrijwel geen sprake; welbevorderde de VOC kennis en gebruik van het Nederlands (voortaan: NLs) in de jongeKaapkolonie (Ponelis 1997a: 598, 611).

16. De Islam werd in de 17e eeuw door Kaapmaleiers in ZA geïntroduceerd. ZA‘se moslims (voor wie hetEngels vanouds "de taal van de ongelovigen" was) gebruikten het Afr als onderwijstaal en ook voorgodsdienstige tractaten. Het Afr werd hiertoe in Arabisch schrift opgetekend (getoelies genaamd, uit Maleistulis, 'schrijven'); de betreffende teksten behoren tot de oudste schriftelijke bronnen in het Afr (vergelijkRoberge 2002: 83). Pas in de tweede helft van de 20e eeuw begon de rol van het Afr in de Islam te slinken(Ponelis 1997a: 605).

17. De van oorsprong Nederlandse taalkundigen Brill en Pannevis zetten zich in voor de Afr'e zaak;Noordegraaf 2004 bespreekt hun argumenten (en hun verankering in de 19e eeuwse taalwetenschap). Over deopvattingen van Brill in vergelijking met die van S.J. du Toit (de leider van de Eerste Taalbeweging) zieNoordegraaf 2008.

18. Herdacht met het kolossale Taalmomument bij Paarl, waar in 1876 de Afrikaanse krant Patriot begon teverschijnen.

19. Jerzy Koch (p.c.) tekent hierbij echter aan: „de golf activiteiten na 1902 is moeilijk onder een noemer tebrengen. Dus er was geen beweging sensu stricto.“

20. Is dat misschien ook een verklaring voor de vele purismen in het moderne Afr (type kreuner, kroegvlieg,prikkelpop, moltrein enz.)? Deze en dergelijke woorden zijn in het NLse taalgebied verder bekend gewordensedert de publikatie (in 2003) van het Etimologiewoordeboek van Afrikaans onder redactie van Dirk vanSchalkwyk.

Na de Britse machtsovername in 1795, werd het openbare leven, inclusief het onderwijs,gaandeweg meer anglofoon. In 1822 werd het NLs vervangen door het Engels als officiële taalvan polititiek, bestuur en rechtspraak; in de grondwet van 1853 werd het ook verbannen uithet parlement. De conservatieve Nederduits Gereformeerde kerk was één van de schaarse bolwerken van het NLs en van het zich ontwikkelende Afr. Het Afr, dat toen ook nog KaapsHollands en, denigrerend, Kombuis-Hollands genoemd werd, werd uitsluitend gesproken;alleen in de Moslimgemeenschap werd het Afr ook geschreven.16 Alleen in de provinciesTransvaal en Oranje Vrijstaat, waar veel Boeren zich na de Grote Trek (1836-'9) uit deKaapkolonie hadden gevestigd en waar ze in contact kwamen met sprekers van Bantoetalen,had het NLs nog een sterke positie. Aan het eind van de 19e eeuw werd het in deze provincieszelfs uitgeroepen tot de officiële taal.

Na de Britse verovering van de Vrijstaatse diamantvelden in 1871 ontspon er zich eentaalconflict, dat leidde tot de herinvoering van het NLs in het parlement (in 1882) en derechtspraak (in 1884). In de loop van dit conflict werd in 1875 het 'Genootschap van RegteAfrikaanders' opgericht, dat zich de emancipatie en codificatie van het Afr ten doel stelde(Stoops 1995: 21).17 Ondanks het feit dat er NLstalige kranten, tijdschriften en boekenuitgegeven werden (Ponelis 1997a: 597), werd het Afr meer en meer als schrijftaal gebruikt.Deze zogenoemde Eerste Afrikaanse Beweging18 richtte zich echter uitsluitend op 'blanke'variëteiten van het Afr. In de vroege 20e eeuw waren er uitgesproken tendenzen om het Afr tezuiveren van 'vreemde' invloeden en om het te 'hernederlandsen', maar er waren tegelijkertijd'particularistische' tegenbewegingen (Jan de Vries et alii 1994: 283; Stell 2005).

In 1902, na de Boerenoorlog, waarin de Britten Transvaal en Oranje Vrijstaat haddenveroverd, trachtte Lord Milner ZA te verengelsen, hoewel toen al het ‚Nederlands‘ -waarmeeverwezen werd naar zowel NLs als Afr- en het Engels beide officiele talen van ZA waren.Mede als reactie op deze uitingen van jingoïsme (Engels chauvinisme - vergelijk Ponelis1997a: 603) ontstond de Tweede Afrikaanse Taalbeweging,19 een krachtige uiting vanAfrikanernationalisme, cultuuractivisme en verzet tegen het Britse imperialisme.20 Een‚Boekencommissie‘ van het Algemeen Nederlandsch Verbond verscheepte tussen 1902 en

21. Inmiddels al sedert tien jaar, aldus de website (http://www.mfa.nl/kaapstad) van het Nederlandseconsulaat-generaal in Kaapstad, november 2008.

1927 grote hoeveelheden NLstalige boeken naar ZA; deze schenkingen waren vooral bestemdvoor onderwijzers en predikanten. De geschonken boeken waren bedoeld als steun in de strijdtegen de verengelsing, hoewel de Nederlandse economische belangen in ZA -ook die van deNederlandse uitgeverswereld en boekhandels- eveneens gediend moesten worden (Glorie2004). Tegelijkertijd speelde in de Tweede Taalbeweging echter ook de wens zich teverzelfstandigen ten opzichte van Nederland en het NLs een rol.

Vanaf 1914 begon het Afr zijn weg te vinden binnen het onderwijssysteem en in 1918werden er verschillende leerstoelen voor Afr ingericht. In 1919 werd het Afr de taal van deprotestantse kerken en in 1933 verscheen de eerste volledige Afr bijbelvertaling. Al eerderkreeg het Afr, met de invoering van de nieuwe ZA'se taalwet (in 1925), de status van officiëletaal; deze wet was overigens een amendement waarin neergelegd was dat van toen af aan deaanduiding 'Hollands' kon verwijzen naar zowel NLs (dat al in 1910 zijn comeback hadgemaakt in het parlement) als Afr. Decennialang co-existeerde het Afr met het NLs, waarmeehet in zoverre een semi-diglossische verhouding onderhield dat het Afr de mondelinge'colloquiale' code was (Ponelis 1997a: 604; Deudney 2000: 96-97). De 'Zuid-AfrikaanseAkademie voor Taal, Letteren en Kunst', opgericht in 1909, stelde zich van meet af aan hethandhaven en bevorderen van "de Hollandse Taal en Letteren" tot doel. Ook hier is 'deHollandse Taal' gedefinieerd als één van "de beide taalvormen gebruikelijk in Zuid-Afrika"(Deudney 2000: 97). Het is niet zonder betekenis dat genoemde Akademie, die eencompromis was tussen voorvechters van het Afr en voorvechters van het NLs, decennialangeen NLse naam droeg; pas in 1942 werd ze herdoopt tot 'Suid-Afrikaanse Akademie virWetenskap en Kuns'. Volgens Braam de Vries („Die tinktinkie ...“ deze bundel: § 4.2), was deAkademie een whites only institutie. In 1961 werd het NLs als zodanig uit de grondwetgeschrapt, maar dat weerhoudt het Nederlandse consulaat-generaal in Kaapstad ertegenwoordig niet van om, samen met het Huis der Nederlanden (inmiddels ‚die Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere‘ geheten), een eigen versie van Het GrootDictee der Nederlandse Taal te organiseren.21

In de eerste decennia van de 20e eeuw had het Afr zijn grootste geografische verbreidingbereikt; behalve in ZA werd het toen gesproken in Namibië, Kenia, Zambia, Zimbabwe enBotswana (Ponelis 1997a: 604) evenals in Angola, door de zogenoemde Angolaboeren, vanwie de meesten in 1928-'29 terugkeerden om zich te vestigen in Namibië.

3.1.2. Ontwikkelingen na de afschaffing van het Apartheidssyteem

Tot 1994 had ZA twee officiële talen, het Afr en het Engels. De regeling die van kracht werdna de ontmanteling van het Apartheidssysteem en de eerste democratische verkiezingen in1994 en die deel zou gaan uitmaken van de nieuwe grondwet van 1996, gaf een officiëlestatus aan niet minder dan 11 talen. Op de naleving van deze regeling wordt toegezien door dePan Suid-Afrikaanse Taalraad (Pansat), die wel gezien wordt als een legale erkenning van ZAals 'regenboognatie', zoals Bisschop Tutu ZA gedoopt had. De betreffende 11 talen genietengelijke rechten; de inheemse talen worden officiëel gesteund, waartoe speciale organen in hetleven zijn geroepen. Bij nationale en provinciale overheden moeten bij wet altijd twee vandeze talen gesproken worden.

Behalve het Engels en het Afr zijn alle officiële talen inheemse leden van de Bantoegroep.

22. Over de witmense schrijft Stoops (1995: 22) "De blanke bevolking bestaat voor bijna 60% uitAfrikaanssprekenden, voor ongeveer 38% uit Engelstaligen."

Binnen deze groep behoren talen als het Zoeloe en Xhosa tot de subgroep van de Ngunitalen,terwijl Noord- en Zuid-Sotho (Sepedi en Sesotho) en (Se-)Tswana tot de subgroep van deSothotalen behoren. De door Mesthrie (ed. 2002) geredigeerde bundel bevat onder meer eenafdeling, waarin de voornaamste talen en taalgroepen van ZA worden voorgesteld; behalveover het Afrikaans (Roberge 2002) figureren in deze afdeling hoofdstukken over het Engels,de Bantoetalen en de Khoesantalen (het Nama is de enige Khoesantaal die enigszinsvertegenwoordigd is in ZA). Tot deze laatste groep behoren onder meer (Isi-)Zoeloe,(Isi-)Xhosa, (Se-)Tswana, Sepedi, Sesotho, (Xi-)Tsonga, Siswati en het (Isi-)Ndebele.

Volgens "betrouwbare bronnen", aangehaald door het Taalsekretariaat (een onafhankelijkeciviele organisatie die meertaligheid voorstaat en die zich opwerpt voor de rechten van zowelhet Afr als de inheemse officiële talen van ZA) in Stellenbosch, hadden de officiële talen inhet jaar 2000 ongeveer de volgende aantallen sprekers (Tabel 1).

Zoeloe 8,3 miljoenXhosa 6,6 miljoenAfrikaans 5,7 miljoenSetswana 3,6 miljoenSepedi 3,433 miljoenEngels 3,432 miljoenSesotho 2,6 miljoenXitsonga 1,3 miljoenSiswati 926.094Ndebele 799.216Tshivenda 776.324

Tabel 1. Aantallen moedertaalsprekers van de 11 officiële talen van ZA (2000)

De enige van de negen provincies van ZA waar het Afr minder eerstetaalsprekers heeft danhet Engels is Kwazoeloe-Natal, overigens de province met de meeste inwoners (zo'n 9miljoen). Ongeveer 1/3 van de Afrsprekers woont in de provincie West-Kaap, 1/6 in Gauteng.De overige sprekers zijn verspreid over het hele land (Ponelis 2005: 28). Het aandeelAfrsprekers in de (qua inwonertal kleine) provincie Noord-Kaap is met 69%verhoudingsgewijs groot.

Blijkens de volkstelling van 2001 is het Afr voor 13% van de bevolking de 'huistaal'(vergelijk Ponelis 1997a: 604). Het betreft hier niet in de eerste plaats blanken (vergelijkDeudney 2000: 97); van de circa zes miljoen Zuid-Afrikanen die bij de volkstelling in 2001thuis Afr zeggen te spreken, is 'slechts' 42,4% blank. De meerderheid (53,0%) van deAfrikaanstaligen wordt gevormd door kleurlingen. Zwarten en Aziaten vormen 4,2% resp.0,3% van alle sprekers van het Afr. Kleurlingen, Aziatien en Zwarten vormen samen dusruimschoots meer dan de helft van het aantal sprs (vergelijk Ponelis 2005: 28). Blijkensdezelfde volkstelling hebben "79.5% van alle bruin mense [...] aangedui dat Afrikaans huleerste taal is en 59.1% van alle blankes" (Grebe 2004b: 2). Van de blanken spreekt 39%Engels,22 van de kleurlingen 19%.

Volgens statistieken van Zietsman (2002) spreken 2,7% en 5,4% van de ZA'se bevolking Afr resp. Engels als tweede taal, terwijl Sotho- en Ngunitalen als tweede taal gesprokenworden door 2,7% resp. 2,6%. Opmerkelijk genoeg zegt 82.8% verschillende talen als tweede

23. In Johannesburg wordt volgens Ester (2000: 42) weinig Afr en destemeer Engels gesproken.

24. Al is er ook op gewezen dat het aantal Afrtalige tijdschriften gegroeid is, dat er meer Afrtalige muziek isdan ooit, dat er inmiddels ook Afrtalige commerciële radio- en TV-zenders zijn en dat het Afr gedijt opkunstefeeste en optreeplekke (Jackson 2003).

25. In de perceptie van de buitenwereld komen de Afrikaners er niet altijd goed vanaf. Ester (2000: 42)signaleerde „veel luiheid onder de Afrikaners. Sport en avontuur in de buitenlucht werden als de hoogstewaarden beschouwd. Hardheid en taaiheid golden als nationale deugden.“ De Engelstalige ZA'se auteur AryanKaganof (pseudoniem van Ian Kerkhof) associeert meer in het algemeen de blanke Zuid-Afrikaan met „vechten,drinken, sport. Politiek en schuld, het interesseert de mensen die ik ken en beschrijf geen moer“ (Fred deVries 2003)

taal te spreken. Als tweede talen staan het Afr en het Engels relatief sterk in de provincieWest-Kaap (10,1% en 12,6 %). In 8 van de 9 provincies van ZA is het Engels voornamer danhet Afr als tweede taal, alleen in de provincie Noord-Kaap is de verhouding omgekeerd; daarwordt door 7,5% van de bevolking Afr en door 4,8% Engels als tweede taal gesproken. In allegrote steden (Kaapstad, Johannesburg,23 East Rand, Pretoria, Port Elizabeth en Durban) speelthet Engels als tweede taal een grotere rol dan het Afr (vergelijk Ponelis 1997a: 604; 2005:28).

Het Afr was tot 1994 de taal van het staatsapparaat, de administratie en het onderwijs, hetEngels was en is in ZA en elders de taal van de financiële wereld en de economische macht(vergelijk Stoops 1995: 22-23).

3.1.3. Taalverschuiving?

Het meest radicale gevolg van taalcontact is taalverschuiving, het opgeven van een taal doorhaar sprekers ten gunste van een andere taal.

Al duiden de volkstellingsdata van 2001 er volgens Grebe (2004b: 2) op dat het Afr nog"steeds 'n aansienlike getal tweedetaalsprekers [het]; 16.3 miljoen T1- en T2-sprekers teenoor17.7 miljoen vir Engels", sinds de afschaffing van de Apartheid en ondanks de nieuwetaalregelingen is het Afr in verhevigd conflict met het Engels. Volgens veel van zijn sprekers,wordt het Afr gaandeweg uit de ZA'se samenleving verdrongen,24 niet in de laatste plaats uithet onderwijs, inclusief het hoger onderwijs; verschillende universiteiten zijn inmiddelsgeheel overgestapt op het Engels. Velen menen dat de officiële meertaligheid in de praktijkalleen het Engels bevordert (Stoops 1995: 23; Johnson 2006; Braam de Vries „Die tinktinkie...“ deze bundel: § 3). Het moderne ZA levert zodoende een treffende illustratie van DeSwaan's (2001) dictum "hoe meer [verschillende] talen, hoe meer Engels".

Een factor die een voorname rol speelt is het feit dat Afr vaak gezien wordt als "de taal vande Apartheid". Deze connotatie is historisch geworteld in de conservatieve Nasionale Party,die gedomineerd werd door rooinekke die zichzelf 'Afrikaners' noemden, afstammelingen vande Boeren.25 Deze partij, die vanaf 1948 ononderbroken aan de macht was, implementeerde derassenscheiding op vele niveaus van de samenleving. "Afrikaans stinks" was één van deslogans in de onlusten in Soweto van 1976 (zie § 2 hierboven). Volgens Braam de Vries („Dietinktinkie ...“ deze bundel: § 2) maakt de connotatie met het blanke nationalisme het Afronacceptabel voor grote delen van de ZA'se bevolking, al kan men daaraan toevoegen dat deZA'se situatie nog lang niet zo dramatisch is als die op Curaçao, waar het inmiddels haastpolitiek incorrect is om NLs te spreken.

Er wordt van veel kanten op gewezen dat het Afr de taal was van onderdrukkers en

26. Paarlpost (http://www.paarlpost.com/cgib/article?newsid=11482).

27. Zie hierover ook sectie (b) van de bijdrage van Den Besten aan deze bundel.

onderdrukten en niet alleen van de stereotypische Afrikaner, maar ook van mensen zoals deschrijvers Breyten Breytenbach en André Brink, cabaretiers als Amanda Strydom ("Ons isbang vir die toekoms en skaam oor verledes") en Pieter Dirk Uys en van vele andere blanke,gekleurde en zwarte Afrtalige voormalige strijders tegen de Apartheid.

Er waren uiteraard ook moedertaalsprekers van het ZA'se Engels die het Apartheidssysteemsteunden, maar het Engels is een wereldtaal en zal daarom niet gauw beschouwd worden alsde taal van de Apartheid. Ongetwijfeld moet de huidige disproportionele groei van het Engelsin ZA deels in verband gebracht worden met de globalisatie en de eisen van de internationaleeconomie. Daarnaast wordt het Engels vaak gezien als de taal met het grootste 'bereik', ookdoor de ZA'se regering en aan de regering gerelateerde instituties zoals universiteiten (Braamde Vries „Die tinktinkie ...“ deze bundel: § 3).

Om het tij te keren is in 2008 de Afrikaanse Taalraad gesticht met als doel "versoening enbemagting deur kundigheid by verskillende Afrikaans sprekendes". De raad wil "’nkoördinerende, netwerkskeppende en inklusiewe liggaam vir Afrikaans" zijn. In de Taalraadzijn 40 organisaties vertegenwoordigd met in totaal meer dan 500.000 leden. "Die ATRonderskryf veeltaligheid en stel onder meer as doel om ook ander tale te bevorder." 26

3.2 Taalcontact

Vóór 1685 begon de divergentie van het Afr ten opzichte van het toenmalige NLs en ruim eeneeuw later "is die evolutie grotendeels voltrokken" (Stoops 1995: 15). In die periode was erbuitenissig veel variatie en zeker tot het begin van de 20e eeuws bestond er volgens Deumert(1999) een betrekkelijk stabiel linguïstisch continuum [een waaier aan nauw verwante enminimaal van elkaar verschillende taalvariëteiten].

Eén van de twee hoofdvragen die de afgelopen eeuw veel taalkundigen (in Nederland, ZA en elders, historisch taalkundigen zo goed als dialectologen en creolisten) hebben beziggehouden is in hoeverre het Afr in zijn verschillende taalcomponenten beschouwd dient teworden als een voortzetting van structurele tendenzen die reeds aanwezig in de dialecten vande 17e eeuwse Nederlandse kolonisatoren en settlers, maar die door de opkomendestandaardtaal tegengehouden werden. Deze visie, meestal aangeduid als de superstraatvisie,werd voorgestaan door onder meer J. du Plessis Scholtz (1950), G. Kloeke (1950) en E. Raidt(z.j.).

Volgens Kloeke is de Afr'e diminuering [verkleinwoordvorming] met onder meer -((e)t)jieeen aanwijzing voor de Zuid-Hollandse wortels van het Afr (met name Oud-Beierland);aanvallen hierop van Scholtz en Ponelis blijken voor Den Besten (2000a: 33) ‚onhoudbaar‘, alsluit hij tweedetaalverwervingsmechanismen niet uit als verantwoordelijke. Den Besten(2005) betrekt ook de diftongering [de vorming van tweeklanken] van /y/ uit WGm � tot /oey/en van /i/ tot /Ei/ bij zijn deels historiografische exercitie rond Kloeke‘s opvattingen overZuid-Hollandse dialecten als stichtersdialecten van het Afr.27 Met behulp van de Levenshteinafstandsmaat bepaalden Heeringa & De Wet (2008) de verschillen in uitspraak van cognatentussen enerzijds het standaard Afr en anderzijds 361 van de dialecten in de Reeks NederlandseDialectatlassen. De kleinste afstand bleek het Afr te onderhouden met het dialect vanZoetermeer (Zuid-Holland), hetgeen strookt met Kloeke's (1950) claim.

28. Een koiné is het type taalvariëteit dat het resultaat is van dialectvermenging gevolgd door nivellering, datwil zeggen variantenselectie.

29. Vergelijk Ponelis‘ (2005: 17) opmerkingen over „een Hollandse koine“.

30. Voor Roberge (2002: 87) roept dit de vraag op „how highly idiosyncratic L1 transfers, simplifications andhybrids could become conventionalised as long as language learning remained targeted in the direction ofmetropolitan Dutch.“

In de lijn van de superstraatvisie ligt ook de opvatting van Paardekooper over het Afr als"in hoofdzaak de voortzetting van Beschaafd zeventiende-eeuws Amsterdams" (2002: 8) alstweede taal; hij illustreert dit aan specifieke segmenteel-fonetische [de uitspraak vanindividuele klanken betreffende], suffigale [achtervoegsels of grammaticale uitgangenbetreffende], syntactische en lexicale verschijnselen. Ponelis (1997a: 613), echter, bespreektobservaties van "verschillen tussen het zuivere Oudamsterdams [...] en het Afrikaans", vanpunten waarop het Afr "noch onvermengd Zuid-Hollands [...] noch onvermengd Noord-Hollands" is en van punten waarop het Zuid-Hollands en zelfs "zuidelijk Zuid-Hollands" is.Dit sluit nauw aan bij de opvatting dat de NLse dialecten die ten grondslag liggen aan het Afrgekoineiseerd zijn [in een gemeenschappelijk bovenregionaal dialect zijn opgegaan].28 Devraag is in hoeverre deze dialecten gekoineiseerd zijn en of dit in ZA of ook al in Hollandgebeurd is.29

Hoe dies ook zij, met deze kwestie blijft men binnen de superstraatvisie, waarin veeleigenschappen van het Afr gezien worden als talig ‚erfgoed‘ van historische variëteiten vanhet NLs of -minder eerbiedig uitgedrukt- als blijken van hondentrouw aan het Nederlandsintra muros. In de lijn van de superstraatvisie ligt vermoedelijk ook nog Stoops‘ (1995:123)verwijzing naar de opvatting dat „er op de VOC-schepen een vereenvoudigde Nederlandsezeemanstaal gepraat zou zijn“ ontdaan van „overbodige vormonderscheidingen.“

De andere hoofdvraag is in hoeverre het Afr beschouwd dient te worden als de deelsgecreoliseerde [een creooltaal is een bepaald type mengtaal] uitkomst van langdurige,intensieve contacten tussen specifieke 17e eeuwse dialecten van het NLs, het koiné dat zich,rond 1750, hieruit had ontwikkeld (dat Kaaps-Hollands genoemd werd), andere Europesetalen die gesproken worden door de settlers (Nederduits, Hoogduits en Frans), inheemseAfrikaanse talen (in het bijzonder Khoekhoe), traditionele en gekoineiseerde variëteiten vanhet Maleis, en Aziatisch Creools Portugees (in het vervolg: ACP). Deze beide laatste talenwerden gesproken door slaven uit het Verre Oosten en hun nakomelingen; ze werden ookmeer of minder beheerst door degenen die bij de VOC in dienst waren. Voor het contacttussen deze groepen en voor de contacten met enerzijds de blanke meesters en anderzijds deinboorlingen diende een op het NLs gebaseerd jargon (Roberge 2002: 82).

Een aan de creoliseringsopvatting verwante maar niet identieke visie is die van deinterlectische aanpassing, dat wil zeggen aanpassing door volwassen niet-moedertaalsprekers;deze visie wordt voorgestaan door onder meer Ponelis (alle hier aangehaalde publikaties).Volgens deze visie zijn verschijnselen als reductie, vereenvoudiging, herstructurering [hettoekennen van een andere grammaticale structuur aan een taalbouwsel] en overgeneralisatie[het toepassen van een -meestal grammaticale- regel waar deze oorspronkelijk niet vantoepassing was] blijven bestaan in het Afr van de betreffende groepen na huntaalverschuiving.30 Vanuit deze visie betwijfelt Van Rensburg (1996) of er in verband met deN-hulle-constructie en ons als subject wel sprake kan zijn van directe „koi-invloed“; in plaatsdaarvan claimt hij voor beide verschijnselen een ‚intertaal‘-herkomst die niet aan eenspecifieke moedertaal gekoppeld is. Den Besten (2000b) beargumenteert dat de N-hulle-

31. Een effect dat voor „de Compagnies-tijd“ door Ponelis 1997a: 597 sterk gerelativeerd wordt.

32. Dat „tot vroeg in de 19e eeuw nog in de westelijke Kaap [...] gesproken werd“, aldus Ponelis(1997a: 601).

33. Vergelijk: „[h]et bestaan van niet-blanke moedertaalsprekers werd, impliciet of expliciet, gewoongenegeerd, ook door taalkundigen“ (Stoops 1995:55) en Grebe‘s (2004a: sectie 2) standpunt dat de„gecanoniseerde beschouwing van het Standaardafrikaans als wezenlijk voortgezet Oostgrensafrikaans (wellichtmet invloeden vanuit het Kaaps en Oranjerivierafrikaans) inhoudt dat het belangrijke aandeel dat deaanleerderskrachten in het ontstaan van het Afrikaans hebben gehad, te gemakkelijk naar een zijlijn geschovenkan worden.“ Zie ook sectie 3.2.1 hieronder.

34. Het Maleis is „aan het begin van de 20e eeuw [...] aan de Kaap uitgestorven“ aldus Ponelis (1997a: 601).

constructie vooralsnog uitsluitend in verband gebracht kan worden met de talen en Maleisedialecten van Oost-Indonesië, al laat hij vooralsnog enige ruimte voor Khoekhoe-invloed.

Intertaal is vaak een gevolg van vereenvoudiging, maar vereenvoudiging is in deontwikkeling van het Afr beslist niet overal opgetreden. Een domein waar, integendeel,complicatie is opgetreden is de flexie van adnominale woorden [woorden die verbondenkunnen worden met een zelfstandig naamwoord]. Zoals in onder meer Kotzé (deze bundel) telezen valt, is die morfofonologisch en dus niet langer grammaticaal bepaald. Terwijlmeerlettergrepige stammen, op weinig uitzonderingen na, een schwa-uitgang krijgen, gebeurtdit in het geval van éénlettergrepige woorden alleen onder specifieke fonologischevoorwaarden, die alle betrekking hebben op segmentele eigenschappen van het rijm[eigenschappen van een klinker en van de andere klanken die daar binnen de lettergreep opvolgen]. Zoals zich laat distilleren uit Kotzé‘s beschrijving sub (5), is er uitzonderlijkerwijsschwa-suffigering in éénlettergrepige stammen die uitgaan - op een coronale obstruent [een wrijf- of plofklank bij de articulatie waarvan de tongpunt eenactieve rol speelt] die deel uitmaakt van een cluster (5a, e en g), - op een obstruent [een wrijf- of plofklank] die voorafgegaan wordt door een korte of lange(dan wel diftongische) vocaal (5b, c, d en h), of - op een geronde hoge voorvocaal /y/ (5f).

De meeste onderzoekers beschouwen het Afr als afstammeling van het Kaaps Hollands engecreoliseerd of gepidginiseerd Hollands [een pidgin is een sterk vereenvoudigde taal die zichsoms ontwikkelt in het contact tussen groepen zonder gemeenschappelijke taal; pidgins zijnniet de moedertaal van enigerlei taalgemeenschap]. Deze visie, de creolistische, werd alvoorgestaan door Hesseling (1899), die het Afr zag als half gecreoliseerd onder invloed vanhet met Maleis doorspekte ACP. Vanwege de voortdurende aanvoer van ‚verse‘ NLsemoedertaalsprekers en het conserverende taalkundige effect dat er uitging van kerk en bijbel31

kon de creolisering niet met volle kracht doorzetten, aldus Hesseling. Ook de romanistValkhoff (1966) beklemtoonde de rol van het ‚Laag-Portugees‘ 32 (ACP), dat volgens hemaanvankelijk het grootste aandeel had in het proces van semi-creolisering; later werd hetverdrongen door het Maleis als contacttaal, ook voor de slaven. Valkhoff verweet Afrikaansetaalkundigen ‚albocentrisme‘.33 Valkhoff's tegenstanders (onder wie Van der Merwe 1982 (6edruk) p. 31) betichtten hem van ‚negrocentrisme‘.

Slomanson (deze bundel) gaat in op de rol die Maleis-NLse tweetaligheid34 gespeeld kanhebben in verband met de veranderingen in bepaalde syntactische eigenschappen van hetwerkwoord. Stoops (1995:128) vraagt zich af of er in de variëteiten van de Kaapse Maleiersmisschien „oude taalverschijnselen voortleven waarmee tot op heden onvoldoende rekening

35. 2002: 89-91; deze bundel. Vergelijk Ponelis 1997a: 608.

36. Luijks (deze bundel) gaat onder meer over vereenvoudigingen in het pronominale paradigma en in hetlidwoordgebruik in het vroege Oranje-Rivier-Afr.

gehouden is.“In navolging van Nienaber (onder meer 1963) onderzoekt Den Besten (1989; deze bundel)

Khoekhoe invloed op het Afr. Hij meende dat de Khoekhoen een eigen pidgin ontwikkelden,dat overgenomen werd door de slaven, die het vervolgens deels veranderden. Nadat deKhoekhoen vertrokken waren uit de West-Kaap, trad daar creolisering op; deze creoolvariëteitwordt door Den Besten Proto-Afrikaans I genoemd. Roberge,35 wiens opvattingen in dezenoverigens niet erg verschillen van die van Den Besten, meent dat de demografischeverhoudingen de ontwikkeling van een apart Khoekhoe pidgin niet toelieten, maar dat er enigetijd een stabiele pidginvariëteit van het Kaaps Hollands moet hebben bestaan in de Afro-Aziatische sectoren van de gemeenschap; dit pidgin bevatte tevens Khoekhoen, ACP enMaleis lexicon. De sprekers ervan hadden echter ook toegang tot het acrolectisch Kaaps NLs [Kaaps NLs zoals gesproken in de maatschappelijke bovenlaag], een enigszinsvereenvoudigde variëteit van het NLs die in het laatste kwart van de 18e eeuw gestabiliseerdwas tot wat Den Besten aanduidt als Proto-Afrikaans II. Roberge (2002: 96) tekent daarbij aandat het acrolectische Kaapse Hollands meer verdund raakte naar gelang het geografisch verdervan de Kaap verwijderd was.

Volgens Den Besten (en vergelijk Roberge 2002: 80) was Khoekhoe omstreeks 1770„practically dead in the western Cape Colony and most probably those who were still native init were bilingual (Khoekhoe - Cape Dutch/Afr). But in the East Cape and further to the norththere were still considerable numbers of speakers of Khoekhoe - although there too CapeDutch/Afr was making inroads, since the frontier zone was rapidly moving north and east.Cape Dutch pidgin was probably loosing ground to early Afrikaans“ (Den Besten ms 2008:12). Aan de noordgrens van de toenmalige expanderende kolonie werd door uitgewekenKhoekhoen die in blanke dienst waren geweest (de zogenoemde Oorlams) Kaaps Hollandsgesproken; hun deels gepidginiseerde variëteit stond aan de wieg van het Oranje-Rivier-Afr(Ponelis 1997a:602; Roberge 2002: 81).36 Hierover meer in § 3.2.1 hieronder.

In de visie van Roberge (2002: 90-99) hebben enerzijds acrolectisch Kaaps Hollands(gesproken door blanken) en anderzijds een op het Kaaps Hollands gebaseerd pidgin(gesproken door Khoekhoen, andere zwarten, nakomelingen van Trekboeren en Khoekhoen ofandere zwarten, Maleiers) lang naast elkaar bestaan voor ze deels convergeerden als gevolgvan gelijktijdige eerstetaalverwerving (p. 96). Dit proces, waarbij ook een Afrikaans pidgingesproken door Bantoetaligen (vroeger aangeduid als “Kaffer-Afrikaans”) betrokken was,moet halverwege de 19e eeuw zijn beslag genomen hebben; het mondde uit in wat Den Besten(1989) aanduidt als Afrikaans Koine. Een creooltaal heeft zich volgens Roberge in dezeconstellatie nooit ontwikkeld. Roberge's model van de historische ontwikkeling van het Afrkan, met een variatie op door Bickerton (1975) ingevoerde terminologie, post-pidgincontinuum genoemd worden [een waaier van taalvariëteiten tussen een pidgin en de variëteitdie gesproken werd in de maatschappelijke bovenlaag, hier het acrolectische Kaaps NLs]. DenBesten & Hinskens (2005: 296) stellen dat het Kaaps Nederlandse Pidgin overigens weldegelijk sporen heeft achtergelaten in het Afr; "het bewaren van SOV- [subject - object -werkwoord] volgordes in hoofd- en bijzin in het Afr kan mede te danken zijn aan depidginsprekers met hun SOV-volgorde. Verder is ons als nominatief het eerst in het pidgingeattesteerd, en Afr (al)klaar ‘al’ gaat waarschijnlijk terug op (al)gedaan, de perfectum-markeerder van het pidgin."

37. WFtD na sonoranten komt volgens Ponelis (1997a: 617) in zuidwestelijk Afr voor en is volgens hemwaarschijnlijk terug te voeren op Maleis.

38. Getuige de observaties in Roberge (2002: 92) was het dat in het acrolectische Kaaps Hollands ook nogniet.

39. Maar niet in die van de superlatief, aldus Combrink 1990: 327, dus ligste en sagste en niet *ligtste en*sagtste. Beslissend is kennelijk of het suffix begint met een vocaal of niet.

Er zijn in verband met de historische ontwikkeling van het Afr dus drie scenario‘s teonderscheiden: superstraat (al dan niet met koineisering, in NL en/of in ZA), interlect encreolisering. De meeste aanhangers van elk van de drie scenario‘s zijn het er wel over eens dathet langdurige, intensieve contact met een veelheid aan verschillende talen waarschijnlijk verantwoordelijk is voor de deels zwaar gereduceerde aard van de Afr grammatica, diegekarakteriseerd wordt door het verlies van belangrijke delen van het NLse flexiesysteem (Donaldson 1993; Ponelis 1993). Bovendien blijft lang niet iedereen aan één enkele opvatting vasthouden. Zo onderschrijft Raidt (1983) de taalcontactvisie van onder meer Hesseling; zijschrijft de Afr’se reduplicatie [verdubbeling van een lettergreep of woord(-deel)] toe aaninvloed van het Maleis en de markering van levende lijdende voorwerpen met vir ‘aan, voor’aan wat hier aangeduid wordt als ACP.

Met elk van de drie scenario‘s corresponderen bepaalde eigenschappen van het Afr; desuperstraatvisie kan bijv. gestaafd worden aan de woord-finale [t] deletie [weglating],(voortaan: WFtD) na obstruenten.37 Die is gelexicaliseerd, zodanig dat er nog maar weinigitems [hier: woorden] over zijn die uitgaan op een obstruent gevolgd door /t/ of /d/ en de banop coronale plosieven [plofklanken] na obstruenten aan het woordeinde inmiddels eenmorfeemstructuurbeperking van het Afr is [een beperking op de fonologische bouw vanstammen], hetgeen in NLse dialecten niet het geval is.38 De coronale plosief duikt echter op inhet meervoudssuffix in items als

(1) lig - ligtehoof - hoofde

en ook in de vorming van de comparatief van adjectiva die flexie ondergaan, zoals bijv.

(2) lig - ligte, ligter sag - sagte, sagter 39

Het Afr kent geen flexie voor de congruentie van de finiete werkwoordsvorm [persoonsvormvan het werkwoord] met persoon en getal van het subject. In afleidingen uit werkwoordenduikt de plosief echter weer op, bijv. in

(3) stig - stigtende

Enkele substantiva hebben twee meervoudsvormen, waarvan er één de etymologische /t/ bezit,zoals

(4) kors - korste ~ korse

In bepaalde substantiva, die etymologisch (dus ook in het NLs) geen finale /t/ bezitten, komt

40. In het Amsterdams lijkt het overigens nooit inheems geweest te zijn.

41. Vergelijk de vèrgaande doorvoering van NLse patronen in postpositionele constructies beschreven inPonelis 2000.

42. De superstraat- en gerelateerde koineiseringsvisie waren sommige Afrikaners ook om ideologischeredenen welgevallig.

deze alternantie interessant genoeg ook voor, bijv. in

(5a) bos - bosse ~ boste

Van andere substantiva bestaat er alleen een meervoudsvorm met hypercorrecte /t/, bijv.

(5b) graf - grafte

In een aantal groepen van NLse dialekten is WFtD een variabel maar frequent proces.40 In hetAfr heeft WFtD een categorische status bereikt: verschillende types (ongelede en afgeleide)ongeflecteerde vormen hebben hun etymologische /t/ of /d/ kennelijk verloren. Maar voordeze vereenvoudiging van de klankgestalte heeft het Afr een prijs betaald, namelijk decomplicatie van de flexiemorfologie door het ontstaan van alternanties, resulterend in een-voor het taalverwervende kind- onvoorspelbare vormverscheidenheid (vergelijk Hinskens2001: § 3.3). Dat WFtD in het Afr zodanig krachtig was41 dat het als morfeemstructuur-beperking gelexicaliseerd is, moet waarschijnlijk begrepen worden uit het feit dat (vanwegehet in ZA grotendeels afwezige sociolinguïstische effect van de zich ontwikkelende NLsestandaardtaal) het normatieve deksel van de pan was. Ook het eeuwenlange intensieve contactmet en gebruik door sprekers van een breed scala aan zeer verschillende talen zal een rolgespeeld hebben.

De koineiseringsopvatting lijkt bij uitstek een verklaring te bieden voor het feit dat deoorspronkelijke oblique vormen [voorwerpsvormen] van de persoonlijke voornaamwoordenin gebruik zijn als reflexiva hetgeen, behalve in bepaalde Westfriese, Vlaamse en Brabantsedialecten, nergens in het NLse taalgebied meer het geval is (Barbiers at alii 2005: kaart 68a).

Creolisering lijkt de hoofdverantwoordelijke voor herstructurering en de reeds genoemdedeflexie [het verdwijnen van de grammaticale buiging], die overigens weer gevoed werd dooronder meer WFtD. Ponelis (1999) noemt in deze samenhang ook het verlies van deonvoltooid verleden tijd (Preteritumschwund - vergelijk Abraham 1999; Abraham & Conradie2000), genusverlies [verlies van het naamwoordelijk geslacht, zoals dat in het NLs uitgedruktwordt in onder meer het bepaalde lidwoord: de of het] en het verlies van het onderscheidtussen volle en gereduceerde vormen van persoonlijke en bezittelijke pronomina. Den Besten(1996) argumenteert voor de hypothese dat de gegeneraliseerde relativeerder [betrekkelijkvoornaamswoord] wat geen verband houdt met het Hollandse relativisatiesysteem en slechtsbegrepen kan worden als creoliseringsproduct.

De logische consequentie van het exclusief inroepen van elk van de scenario‘s,42 namelijkdat andere historische verklaringen in de ontwikkeling van het Afr niet opgaan, is hiermeeempirisch weerlegt. Andere evidentie daarvoor is van het type dat naar voren is gebracht doorBuccini (1996), die erop wees dat New Netherland Dutch, zoals dat gesproken werd in de VS,geen radicale herstructurering heeft ondergaan, hoewel de herkomst en dialectachtergrondenvan de eerste sprekers niet wezenlijk verschilden van die van het Afr, wat in elk geval voor dittype feiten pleit tegen de superstraatvisie.

43. Raidt z.j. 173-174. In verband met de Werdegang in het Afr van de beide fricatieven zie Den Besten1999.

44. Zie § 3.2 hierboven.

45. Over deflexie en reductie van het vervoegingssysteem zie Ponelis 1997a: 624-8; vergelijk § 3.2hierboven.

3.2.1 Divergentie tussen het Afrikaans en het Nederlands en dialectgeografische, sociale enstylistische variatie binnen het Afrikaans

De historische ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het huidige Afr in een groot aantalopzichten afwijkt van het NLs. Enkele van de meer opvallende verschillen zijn - op het vlakvan de fonologie:- /sk/ in plaats van /sx/-anlaut [aan het begin van het woord] in items als skool, ‘school’

(Raidt z.j.: 175)- categorische en gelexicaliseerde [verplichte en volledig doorgevoerde] WFtD (besproken

in § 3.2 hierboven)- in intervocalische positie [tussen twee klinkers] is /�/ na lange vocaal in woorden als reën,

‘regen’, teuel, ‘teugel’ en hoër, ‘hoger’, lexicaal diffuus [niet in alle in aanmerkingkomende woorden] verdwenen; idem zijn /v/ lexicaal diffuus verzwakt tot /w/, fonetisch[�], in bijv. briewe ‘brieven’ en sewe ‘zeven’, of geheel verdwenen als in aand, ‘avond’ enoor, ‘over’; idem is /d/ lexicaal diffuus verzwakt tot /j/ of /w/ als in breë, ‘brede’, paaie,‘paden’ en goue, ‘gouden’, of zelfs geheel verdwenen, als in zaal, ‘zadel’ en aar, ‘ader’.Deze d-verzwakking is echter niet helemaal on-NLs 43

morfofonologie:- adnominale flexie (in het NLs morfologisch, in het Afr morfofonologisch geconditioneerd);

voor wat betreft adjectiva aan de orde in de bijdrage Kotzé aan deze bundel44

morfosyntaxis: - geen genera- deflexie. 42 Uit haar bevindingen van kwantitatief onderzoek van correspondentie uit de

periode van de overgang naar geschreven Afr concludeert Deumert (2004) dat in de vroege20e eeuw de verbale deflexie nog niet voor iedereen voltooid was en dat het standaard Afreen artefact was van de codificeerders [degenen die de taal vastleggen in grammatica‘s,spellingvoorschriften en dergelijke, meestal ten behoeve van een normering], een opvattingdie ook Grebe (2004a) aanhangt

- reductie van de werkwoordsvervoeging, inclusief Präteritumschwund (met uitzonderingvan enkele werkwoorden, voornamelijk hulp- en modale werkwoorden) 45

syntaxis:- omvattende negatie [ontkenning] - aan de orde in de bijdragen van Luijks en Roberge aan

deze bundel- vir. Het markeren van een levend lijdend voorwerp als indirect object (bijv. Ek het nie vir

hom gesien nie ‘Ik heb aan hem niet gezien’) is een ACP-verschijnsel dat verband houdtmet de datief-accusatief van de Indo-Arische talen van India en Sri Lanka; maar ook Oost-Maleise dialecten markeren levende lijdende voorwerpen met voorzetsels die ‘aan, voor’betekenen (Den Besten 2000b).

- relativa - genoemd in de voorlaatste alinea van de vorige sectie- gesproken standaard Afr kent tegenwoordig V2 [de persoonsvorm op de tweede

46. Deze indeling gaat terug op Van Rensburg 1983. Vergelijk Grebe‘s (2004a: sectie 2) kritiek op dezeopvattingen.

47. Evenals genoemde vocaalverhoging gesignaleerd in een bundel van Adam Small door Coetzee (dezebundel, sectie 2.4.3), die uitvoerig stilstaat bij onder meer het gebruik van niet-standaardvarianten als literairmiddel. Beide verschijnselen zijn volgens Ponelis (1997a: 607, 609) zeer waarschijnlijk een gevolg van Maleiseinvloed, al wordt de vocaalverhoging door de auteur (p. 617) tegelijkertijd aan het Portugees toegeschreven.

48. De ontronding van de <ui> is door Coetzee (deze bundel) ook gesignaleerd in de bundel Griekwapsalmsvan Hans du Plessis en in verhalen van Elias P. Nel, de lage sjwa in gedichten van Peter Blum.

syntactische positie] in ingebedde zinnen, als in bijv. Hy sê dat hy het die boek gelees.Deze en dergelijke verschijnselen zijn aan de orde in de bijdragen van Luijks, Coetzee en -vooral- Biberauer aan deze bundel. Vergelijk Conradie 1998: 331.

De getalsmatige verhouding tussen Europeanen, slaven en Khoekhoen was eind 18e eeuwongeveer één op één op één, hoewel de slaven voornamelijk aan de West-Kaap te vinden waren,de Khoekhoen vooral aan de Oost-Kaap en in de binnenlanden en de Europeanen vooral aan deWest- en de Oost-Kaap (De Besten & Hinskens 2005: 294). Dit was de demografische en taligebasis voor de traditionele indeling van de dialecten van het Afr in drie hoofdgroepen: het KaapsAfr (zuidwesten), het Oostgrens-Afr van de Trekboere en het Oranje-Rivier-Afr in hetnoordwesten.46

Het diepste Kaaps Afr (oftewel West-Kaaps) gaat terug op variëteiten die gesproken werdendoor slaven en Khoekhoen (vergelijk ook Roberge 2002: 85). Wat het zuidwesten betreft: sprekersuit die Boland vallen op door hun ‚brouw-r‘ en de verhoging van /e/ en /o/ tot resp. /i/ en /u/(Stoops 1995:53). Behalve door veel Engelse items wordt het Kaapse Afr verder gekenmerkt dooronder meer een affricaat [een spraakklank die bestaat uit een opeenvolging van een plof- en eenwrijfklank] <dj>, /d�/, voor /j/,47 ontronding van de <ui>, een betrekkelijk lage sjwa48 [dezogeheten stomme e, als in de] en rhotacisme van de intervocalische /d/ [verandering van een /d/tussen klinkers] in een /r/. Verhoging van een middenvocaal en rhotacisme komen beide voor ineen vorm als <twiere>, 'tweede' (Stoops 1995:56).

Het Oost-Kaap-Afr oftewel Oost-Kaaps is in de negentiende eeuw, vanaf de Grote Trek, naarhet noordoosten geëxporteerd; tegenwoordig wordt het gewoonlijk aangeduid als Oostgrens-Afr.In het noordoosten stond deze variëteit van het Afr in voortdurend contact met de plaatselijkeBantoe-talen, hetgeen resulteerde in het in § 3.2 genoemde Bantoe-Afr’se pidgin (het vroegere“Kaffer-Afrikaans”) en het latere Flaaitaal - waarover hieronder meer. Het Oostgrens-Afr heeftverreweg het grootste verspreidingsgebied en wordt geacht de basis te vormen van het standaardAfr. Het standaard Afr ontwikkelde zich pas tussen 1900 en 1930 (tot die tijd was het „alleen eenspreek- en omgangstaal“, aldus Ponelis 1997a: 604) en bevat ook veel uit het toenmalige NLsontleende ‚geleerde‘ woorden.

Oranje Rivier-Afr (voortaan ORA), soms ook Noordwest-Afr genoemd, gaat terug op hetKhoekhoe-Afr van de binnenlanden en wordt ook gesproken in het zuiden van Namibië. Het wordtgezien als de meest gecreoliseerde variëteit, met Khoekhoe als belangrijkste substraat. Het wordttegenwoordig ook wel aangeduid als Khoekhoe-Afr. Luijks (deze bundel) onderscheidt nietminder dan zeven variëteiten van het ORA; één daarvan is het Griqua-Afr (ook wel gespeld alsGriekwa-Afr), dat geen geringe rol speelt in Coetzee (deze bundel). Hoewel veel syntactischekarakteristieken van het Khoekhoe-Afr niet helemaal uitgesloten zijn in het moderne gesprokenAfr, heeft het ook een aantal eigenschappen die zelfs daar ondenkbaar zijn. Het ORA kent verder

49. Op enkele versteende uitdrukkingen na de enige werkwoorden met "'n formeel kenbaar infinitiefvorm"(Raidt z.j. 189).

onder meer regularisering van de werkwoorden hê en wees 49 en neutralisering van de oppositietussen mannelijke en vrouwelijke pronomina 3e persoon enkelvoud (Ponelis 1997a: 606-7; 620).Daarnaast heeft het met de N-hulle-constructie vergelijkbare meervouds- of reverentiële vormenop -goed (als in bijv. Pa-goed - vergelijk Coetzee, deze bundel, sectie 1.1) en palatalisering [eenklankverandering die het gevolg is van de verschuiving van de articulatieplaats naar het hardegehemelte] van vooral de velaire [spraakklanken bij de articulatie waarvan het zachte gehemelteeen voorname rol speelt] obstruenten /k/ en /�/ voor /E/, /e/ en, misschien incidenteler, /I/ en /i/.Coetzee (deze bundel) toont dat dit verschijnsel opduikt in het door het Griqua-Afr beïnvloedetaalgebruik van auteurs als Jan Spies, Ferdinand Deist en Hans du Plessis; bij Elias P. Nel lijkt indeze omgeving de /k/ via /kj/ verschoven te zijn tot <tj>, /c/.

Een heel ander type variëteit is Tsotsitaal of Flaaitaal / Flytaal. Dit is geen pidgin; Flaaitaal isbetrekkelijk stabiel en wordt gesproken in bepaalde wijken van Pretoria en Johannesburg,waar ze in gebruik is als "verkeerstaal onder jonge stedelijke zwarte mannen, met name ookcriminelen en gevangenen" (Ponelis 1997a: 604). Flaaitaal fungeert als geheimtaal, deels dooropzettelijke, prosodisch geconditioneerde, klankveranderingen en deels door de grotehoeveelheid ontleningen aan Bantoetalen. Flaaitaal is "reeds vroeg in de twintigste eeuwontstaan onder de invloed van de Oorlamsen [...] en kleurlingen" (Ponelis 2005: 27). Ze iswaarschijnlijk gebaseerd op het meermaals vermelde Bantoe-Afr’se plattelandspidgin dat ooitaangeduid werd als “Kaffer-Afrikaans”. Er zijn SVO-variëteiten van Flaaitaal die amper V2kennen, en er zijn er ook (beschreven door Molamu 2003) die in woordvolgorde veel mindervan het Afr en het NLs afwijken.

Jongere taalcontactverschijnselen van een ander type zijn code mixing en -switching [hetnaast elkaar gebruiken van elementen en structuren van verschillende talen binnen één zinresp. uiting]. Een bekende studie daarvan (McCormick, 2002) betreft het Engels en het Afr inChapel Street Neighbourhood in Distrik Ses in Kaapstad, genoemd in § 2 hierboven.

'Verengelsing' ligt voornamelijk op lexicaal niveau, inclusief leenvertalingen, ook vanidiomatische uitdrukkingen en beeldspraak (Ponelis 1997b: 124-126) en beperkt zichgrotendeels tot de Afr omgangstaal. Verengelsing vindt overal plaats met uitzondering van hetnoordwesten (Ponelis 1997a: 606) of zelfs in "alle gesproken variëteiten, vanzuidwestelijk/Kaaps Afrikaans tot oostelijk Afrikaans [...] maar [...] in verschillende mate bijverschillende sprekers" (Ponelis 1997b: 128). Het verschijnsel is stylistisch bepaald, gezienhet feit dat "Engelse invloed [...] in het Afr het markantste teken van informaliteitgeworden" is, aldus Ponelis (1997b: 126; 128), die het daarom in deze samenhang heeft overeen "taalverandering van beneden". Dit 'verengelste' Afr wekt weerstand, ook onder schrijversals Antjie Krog, Ingrid Winterbach, Hennie Aucamp en P.G. du Plessis. Soms wordt hetechter juist literair geëxploiteerd, zoals bijv. in het werk van Deist (Stoops 1995:54). Coetzee(deze bundel: §§ 2.2.3 en 2.4.5) bespreekt ook verengelsing, eveneens in het oeuvre van Deist,en wijst erop dat er in dat verband wel gesproken wordt van 'Bevryde Afrikaans'. VolgensPonelis is het informele gesproken Afr „zo ingrijpend door het Engels beïnvloed dat het eenmengtaal is geworden“ (2005: 29; vergelijk 1997b: 127).

Wat het Afrikaans en zijn moderne en historische variëteiten voor taalkundigen zo interessantmaakt is onder meer het feit dat elk verschijnsel zijn eigen evenwicht tussen externe[taalcontact] en interne motivatie lijkt te hebben (gehad) en het feit er nog zoveel

50. Plaas betekent boerderij; het genre van de plaasroman is niet equivalent aan dat van de Nederlandsestreekroman. De plaasroman komt ook aan de orde in sectie 5 van de bijdrage van Koch in deze bundel, dieingaat op de topos van de vreemdeling en op het stereotype in de Afr'e letterkunde.

onbeantwoorde vragen zijn ten aanzien van de structurele verbanden tussen verschillendeverschijnselen.

4. Letterkunde

Het traditionele drieluik is een schilderij in drie panelen, waarin gewoonlijkNieuwtestamentische taferelen -vaak dramatisch- verbeeld zijn. Typischerwijs vormen de driepanelen, die naast elkaar hangen, ook meetkundig een eenheid doordat het middenpaneel watoppervlak betreft gelijk is aan de beide zijpanelen tezamen.

Wat betreft de aantallen bijdragen in elk van de drie panelen van deze bundel vormt detaalkunde (vertegenwoordigd in zes bijdragen) het middenpaneel, terwijl de panelen Cultureleidentiteit en Letterkunde elk drie bijdragen bevatten. Die verhouding komt ook terug in dehoeveelheid aandacht die de Afrikaanse letterkunde deelachtig wordt in deze inleiding. Dat isminder een kwestie van voorkeur dan van expertise van de auteur, die beschikt over weinigkennis van de Afrikaanse letterkunde en de studie daarvan. Belangrijke secundaire bronnenvan kennis en inzicht werden gevormd door de uiterst informatieve website van Louis Gaigher(2008), ook voor verwijzingen naar gepubliceerde literatuurgeschiedenissen en monografieën,de website LitNet (oprichter en ‚uitvoerende redakteur‘ Etienne van Heerden), die gewijd isaan de jongere Afrtalige letterkunde, en een verzameling knipsels uit kranten enopinietijdschriften.

Deze pretentieloze schets gaat geheel voorbij aan discussies over de al dan niet canoniekestatus van bepaalde werken en betreft niet alleen teksten in standaard (d.i. Oostgrens-) Afr,want anders zou er ook uit de periode vóór de codificatie van het Afrik in 1875 veel niet inaanmerking komen, om te beginnen uiteraard uit � de vroege koloniale tijd. Er werden toen veel reisverslagen, dagboeken, brieven en andereegodocumenten geschreven waarmee hoogstwaarschijnlijk geen literaire doeleinden werdennagestreefd. Een twintigtal teksten uit de tijd van de VOC, meer bepaald 1595-1803, isbijeengebracht en ingeleid door Barend-Van Haeften & Paasman (eds 2003). Het betreft hiergrotendeels niet-literair bedoelde egodocumenten van Nederlandse reizigers, zoals brieven enreisverslagen, naast liedjes en gedichten; deze teksten bevatten onder meer verslagen vanuitstapjes, de jacht, confrontaties met 'inboorlingen' en schokkende ervaringen met deslavernij. � De Eerste Taalbeweging, in het laatste kwart van de 19e eeuw, heeft vooral politiekepoëzie opgeleverd die wijst op „ontwakende volksbewussyn“; de Afrikaners wordenvergeleken met het Uitverkoren Volk, de Grote Trek met de uittocht uit Egypte naar hetBeloofde Land. De Boerenoorlog versterkte dit methische zelfbeeld van de Afrikaner in deAfrikaanse geschiedschrijving evenals in de letterkunde van het eerste kwart van de 20e eeuw,ook in de sociaal-realistische plaasromans50 van bijv. Jochem van Bruggen. In het proza vanD.F. Malherbe vinden crisis, arbeidsonrust en verstedelijking een tegenhanger in de(geïdealiseerde) plaas, de „gecultiveerde wildernis“ (Ester 1999:619). Satire en beleringvinden elkaar in het werk van C.J. Langenhoven. � De ideologie van de Tweede Afrikaanse Beweging sluit aan bij de pastorale en religieuzepoëzie van Jan Cilliers en Totius (de zoon van S.J. du Toit, de aanvoerder van de EersteTaalbeweging). De -door de toenmalige critici veel minder gewaardeerde- poëzie van Eugène

51. Maar „zoals zij herhaaldelijk te verstaan heeft gegeven, niet vanuit een politiek protest maar wegenspersoonlijke omstandigheden“ (Ester 2000: 41).

Marais en C. Louis Leipoldt is persoonlijker en gekenmerkt door esthetiek en symbolisme. � De volgende generatie Afr'e dichters, de Dertigers, schrijft poëzie in dienst van deschoonheid en wordt daarom soms vergeleken met de Tachtigers in de Nederlandse poëzie.N.P. van Wyk Louw, die decennia lang van grote invloed zou zijn in de Afr'e letterkunde enwiens oeuvre zich bepaald niet beperkte tot poëzie, wordt beschouwd als de voornaamstedichter en criticus van deze generatie. Tot die groep worden ook S.J. Pretorius en ElisabethEybers (1915-2007) gerekend; laatstgenoemde zou in 1961 naar Nederland emigreren.51

Eybers publiceerde haar laatste gedichten behalve in het Afr tevens in het Engels. � De poëzie van de generatie die aangeduid wordt als de Veertigers is meer aards vanthematiek en handelt onder meer over de Zuidafrikaanse actualiteit en het landschap. Demeest invloedrijke exponent van deze stroming is D.J. Opperman, wiens stijl en opvattingenwel vergeleken zijn met die van de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff. Oppermanpubliceerde in 1949 Groot Verseboek, de eerste uitgebreide bloemlezing van Afr'e poëzie. Alsdocent creatief schrijven aan de Universiteit Stellenbosch heeft Opperman veel invloeduitgeoefend op volgende generaties dichters. Tot de voornaamste prozaschrijvers van de jaren'30 en '40 behoren Hettie Smit, de van oorsprong Nederlandse Jan van Melle, de zwarteschrijver S.V. Petersen (die ook zwarte en 'gekleurde' personages opvoert) en C.M. van denHeever, lang niet de enige auteur van plaasromans in deze periode. � Het poëziedebuut van Peter Blum uit 1955 bleek zeer invloedrijk vanwege zijn vormelijkevernieuwing, inhoudelijke verscheidenheid en sociale bewogenheid. Speelde de literairevernieuwing zich de jaren '30 en '40 vooral af in de poëzie, in de jaren '60 voltrok devernieuwing zich vooral in het proza. De voornaamste namen zijn Etienne Leroux, AndréBrink en Jan Rabie, welke laatste debuteerde met een bundel korte verhalen. Brinkpubliceerde romans, reisverhalen, toneelwerken, vertalingen en literaire kritiek. In 2000 gafhij een geheel vernieuwde editie van het Groot Verseboek uit. Leroux ontving de prestigieuzeHertzogprys twee keer, in 1964 voor Sewe dae by die Silbersteins, het eerste deel van eentrilogie, en in 1979 voor Magersfontein o Magersfontein, dat toen al verboden was. Het werkvan deze auteurs wordt in het algemeen gekenmerkt door een 'existentialistische' visie,politiek engagement en vormexperimenten.

Tot de bekendste 'digters van Sestig' (waarvan Peter Blum algemeen gezien wordt als dewegbereider) behoren Ingrid Jonker en Breyten Breytenbach. Jonker is in de loop van de jareneen cultfiguur geworden door haar stormachtige privéleven, waarin enkele voorname auteurseen rol speelden, de nauwe verwevenheid van persoon en werk, haar zelfmoord en het gedicht"Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga)", voorgelezen door Mandela bij deopening van het eerste democratisch gekozen parlement in 1994.

Van de in de jaren '60 gedebuteerde auteurs werd belangrijk toneelwerk geschreven dooronder meer Adam Small en Bartho Smit. Small schreef in het Kaaps Afr; Bartho Smit (die,net zoals verschillende andere auteurs van deze generatie, een tijdlang in Europa verbleef)was één van de intellectuelen die niet goed lagen bij de toenmalige autoriteiten; hij werd hetmikpunt van censuur.

Iets minder prominent waren (eveneens in de 60'er jaren gedebuteerde) prozaïsten als KarelSchoeman, Hennie Aucamp en Braam de Vries. Schoeman heeft vooral verdiensten als romancier; Aucamp is voornamelijk bekend als schrijver van kortverhale en vanwege zijndecadentisme; De Vries is (als schrijver en als literatuurwetenschapper) gespecialiseerd in hetkortverhaal; hij is ook in Nederland bekroond en gaf bloemlezingen van Afrikaanse

52. Hieraan heeft ongetwijfeld het mechanisme ten grondslag gelegen dat door Ester (2000: 43) als volgt isomschreven: „Omdat de taal zo sterk als een identiteitsbepalende factor fungeerde, kwam de in de eigen, zogekoesterde taal geschreven kritiek dubbel hard aan.“

53. Aan de orde in Braam de Vries' "Drie dekades kort" (deze bundel).

54. Pseudoniem van Ingrid Winterbach, die ook onder haar eigen naam enkele grote romans gepubliceerdheeft.

kortverhale uit.� In de jaren '70 debuteerden dichters als Antjie Krog en Wilma Stockenström. Krog‘s werkwordt gekenmerkt door een grote maatschappelijke betrokkenheid; ook heeft zij (in devoltooide en gepubliceerde versie Engelstalig) werk uitgegeven naar aanleiding van haar rolals journalistie bij de zittingen van de Waarheids- en Versoeningskommissie. Evenals Krog(die in Nederland haast populair is) publiceerde Stockenström behalve poëzie ook romans eneen toneelstuk. � Na de gebeurtenissen van 1976 in Soweto groeide het verzet tegen de Apartheid; in deletterkunde uitte zich dit in meer 'betrokke' teksten (vergelijk de titel van André Brink'sLiteratuur in die Strydperk uit 1985) van de hand van onder anderen Elsa Joubert en JohnMiles. Breytenbach, ook in Nederland zeer gezien en bevriend met Vijftigers en schilders alsKarel Appel, werd in 1985 gevangen genomen vanwege zijn betrokkenheid bij een blankeactivistische tak van het ANC. Behalve werk van Leroux werd ook werk van Brinkverboden.52 Door onder meer John Miles werd uitgeverij Taurus opgericht om, met een eigendistributiesysteem, de censuur het hoofd te bieden. In Dakar vond in 1987 een treffen plaatsvan intellectuelen, schrijvers en vertegenwoordigers van het ANC, in 1989 bij de VictoriaWaterval.

Mede naar aaanleiding van de inmenging in de burgeroorlog in Angola ontwikkelde er zicheen inhoudelijk genre dat aangeduid wordt als Grensliteratuur; voorname representantenhiervan zijn J.C. Steyn en de 'vroege' Etienne van Heerden. De grensthematiek heeft (ondermeer in het oeuvre van Strachan en Prinsloo) zijn weg gevonden naar het, in de moderne Afr'eletterkunde prominente, korte verhaal.53

Er verschenen meer en meer werken waarin de seksuele identiteit gethematiseerd wordt,met name homoseksualiteit (Prinsloo, Johann de Lange), maar ook de seksuele enmaatschappelijke rol van de vrouw, onder meer in werk van Lettie Viljoen54 en JeanneGoosen. Het postmodernisme, met zijn gebruik van beelden uit de massacultuur envermenging van feit en fictie, vond zijn weg naar onder meer korte verhalen van RianaScheepers en Fransi Philips. De vraag naar het belang van esthetische (bovenmaatschappelijke en politieke) criteria werd vooral door zwarte schrijvers aan de orde gesteld.Opvallend in het werk van deze zogenoemde struggle digters (onder wie Patrick Petersen) vande Kaapse Vlakte is, naast de satirische toon, het gebruik van het Kaaps Afr en Flaaitaal. Veelvan dit werk werd uitgegeven door kleine onafhankelijke uitgevers. � In de letterkunde van na 1990 vallen allereerst werken van onder anderen Weideman enVan Heerden op die, in het kielzog van de Waarheids- en Versoeningskommissie,vraagstukken van al dan niet collectieve schuld aan traumatische gebeurtenissen uit hetverleden van een dorp aan de orde stellen. A.H.M. Scholtz laat kleurlingen in een denkbeeldigdorpje aan het woord, een exponent van een benadering -niet alleen in de letterkunde- dieaangeduid wordt als voices from below; uitgeverijen als Kwêala en Umuzi spelen in dezestroming een voorname rol. Een andere exponent hiervan is Triomf van Marlene van Niekerk,waarin het taalgebruik een rol speelt in de karakterisering van een white trash gezin. In recent

werk van Lettie Viljoen, Elsa Joubert (en vooral haar roman Die reise van Isobelle, centraal inEster 1999), Christoffel Coetzee en K. Schoeman wordt de Boerenoorlog opnieuw tegen hetlicht gehouden. Ontnuchtering met en twijfel aan het nieuwe ZA komt, behalve in hetEngelstalige werk van Nobelprijswinnaar J.M. Coetzee, naar voren in Brink‘s Donkermaanuit 2000, alsook in korte verhalen van Jaco Botha. Sommigen zijn cynisch geworden over'betrokkenheid'. Veel schrijvers, onder wie Eben Venter, hebben zich elders gevestigd en Breytenbach publiceert tegenwoordig in het Engels

Een crisis in de uitgeverswereld maakt dat er, sedert het midden van de jaren '90, minderpoëzie wordt uitgegeven; veel poëzie wordt gepubliceerd op internet in bijv. de poëziesite vanLitnet. De op de Nederlandse markt zeer succesvolle, in 1999 door Gerrit Komrij uitgegevenbundel De Afrikaanse poëzie in 1000 en enige gedichten is in ZA met gemengde gevoelensontvangen, daar de opzet (maximaal 10 gedichten per dichter; chronologisch geordend naarhet geboortejaar van de dichters) een vertekend beeld zou geven. Veel minder kritiek, maarook minder succes viel de bloemlezing O wye en droewe land. Honderd-en-een gedichten uitde Afrikaanse poëzie door Adriaan van Dis en Robert Dorsman (1998) ten deel.Laatstgenoemde heeft zich overigens de afgelopen decennia zeer verdienstelijk gemaakt alspopularisator en vertaler van jongere ZA'se literatuur.

De Zuidafrikaanse kleinkunst bloeit. Naast de reeds genoemde Amanda Strydom en PieterDirk Uys kunnen hier -onder vele anderen- Gerhard Steyn, Koos Kombuis, Gert Vlok Nel enen bruindigter Loit Sôls genoemd worden.

De Afr‘e letterkunde lijkt nog meer dan andere letterkundes een spiegel van de veranderendesamenleving.

5. Nog enkele woorden over elk van de bijdragen

Tenslotte volgt hieronder per sectie per bijdrage een korte schets, te beginnen met die in desectie Culturele identiteit. Het spits wordt afgebeten door Braam de Vries, die in zijn bijdrage"Die tinktinkie en die reënboog" politieke, culturele alsmede talige aspecten van het huidigeZA belicht. De Vries schetst de plaats van het Afr in het spanningsveld tussen globalisering enidentiteit. De bespiegelingen van deze letterkundige over de taal paren nuance aan diepte.

Anna Coetzee illustreert en bespreekt in "Pidgin-kreoolse retensies en historiesetaalvermenging: identiteitsmerkers van die Afrikaanse dialekte" diverse historische ensociolinguïstische aspecten van enerzijds twee belangrijke creool-dialect continua (Griqua enKaaps) en anderzijds de groeiende invloed van het Engels, met bijzondere aandacht voor derol die ze in de jongere Afr'e letterkunde spelen. In dat laatste verband gaat het enerzijds omauto- en hetero-identificatie en anderzijds, in samenhang met het met Engels doorspekteKaaps (oftewel Mingels oftewel Engrikaans), om de "bevryding uit ou verhoudings." Hier laateen taalkundige haar licht schijnen over het basismateriaal van de letterkundige.

Paul Schutte levert met "Moontlike nieverbale spanning in die kommunikasie tussenEurosentriese en Afrosentriese kulture" een brede schets van aspecten van lichaamstaal enandere niet-verbale communicatieve gebruiken onder diverse etnische groepen in deZuidafrikaanse samenleving alsmede van interculturele misverstanden en spanningen die eengevolg kunnen zijn van cultuurspecifieke betekenisverschillen in niet-verbaal gedrag. De

55. Een eerdere versie verscheen in 2001.

bijdrage55 gaat vervolgens over in een informatieve maar kritische bespreking van deZuidafrikaanse praktijk van het onderwijs in tweede en vreemde talen, 'Eurocentrische'leerkrachten en 'Afrocentrische' leerders.

De sectie Letterkunde wordt geopend met de bijdrage van Pawe� Zajas over "Das Bild desAnglo-Burenkrieges (1899-1902) in der polnischen Jugendliteratur". Deze bijdrage bevat eenbondige schets van de receptie van de Boerenoorlog in de Poolse jeugdliteratuur aan het eindvan de 19e en het begin van de 20e eeuw en de onderhuidse allusies aan de toenmalige Poolsepolitieke werkelijkheid.

In zijn zeer lezenswaardige bijdrage "Drie dekades kort" signaleert en interpreteert Braamde Vries verschuivingen en constanten in vormelijke, stilistische en inhoudelijke aspecten vande zeer bewogen ontwikkeling van de Afr'e variant van de short story in de jaren '70, '80 en'90 van de 20e eeuw. Daarnaast bespreekt de auteur verschuivingen en constanten inkenmerken van de auteurs.

In zijn gedegen en goed gestoffeerd betoog "De etnische stereotypering in de Afrikaanseliteratuurstudie. Waarom een nieuwe benadering wenselijk is" pleit Jerzy Koch voor eenminder verkrampte benadering van het stereotype in de Afr'e literatuur: niet het feit datstereotypen voorkomen is van belang, maar hoe ze gestructureerd zijn en ervaren worden.

De eerste bijdrage in de sectie Taalkunde is Ernst Kotzé's "Adjektiwiese verbuiging inAfrikaans herbesoek". Het artikel bevat een compacte maar van veel goed gekozen datavoorziene socio-historische analyse van de ontwikkeling van de adjectivische flexie vanaf het17e eeuwse Kaaps-Hollands. Eén van de verdiensten van de auteur is dat zijn overzicht enbevindingen terzake haast ongemerkt een reeks vragen voor verder onderzoek oproepen,waarvan er één kort is aangestipt in Hinskens 2009 (te verschijnen).

De bijdragen van Slomanson en Luijks richten zich op de taalkundige gevolgen vantaalcontact op de historische ontwikkeling van verschillende aspecten van de grammatica vanhet Afr. Peter Slomanson's bijdrage "Convergent Bootstrapping in Syntactic Reanalysis. AMalayo-Khoesan Conspiracy in Afrikaans Syntax?" bevat evenwichtige en goed onderbouwdebespiegelingen over de rol van taalcontact in processen van syntactische heranalyse (inverband met de informatiestructuur van werkwoorden) door Maleis-NLse tweetaligen in de18e eeuwse Kaapkolonie. In Carla Luijks' "Connecting the Cape Dutch Vernacular withOrange River Afrikaans: Images from the Nineteenth Century" wordt aan de hand vanzorgvuldig gekozen data getoond dat brieven uit de 19e eeuw van mensen aan de rand van detoenmalige Afrikaanse samenleving syntactische sporen bevatten (onder andere in depronomina en in het lidwoordsysteem) van taalcontact met vooral Khoekhoe; vervolgenswordt uiteen gezet hoe één en ander ook relevant is in verband met de interne ontwikkelingvan de taal.

In haar bijdrage "How real is Embedded V2? Evidence from Afrikaans" demonstreertTheresa Biberauer dat het 'verb second' karakter van het Afr alleen oppervlakkig lijkt op datvan het NLs . Onderzoek van een corpus van 80.000 woorden toont dat de moderne gesprokenstandaardtaal nog verder divergeert van het NLs . Eén ander is theoretisch van veel interesse.

Paul Roberge beargumenteert in zijn bijdrage "Afrikaans and Creolization" dat het Afrsocio-historisch tot de creooltalen gerekend moet worden, maar dat creolisatie niet gezienmoet worden als onvolledige tweedetaalverwerving. De auteur breekt een lans voorlinguïstische innovatie als een belangrijke factor in de geschiedenis van het Afr en illustreert

dat aan de hand van de Afr'e omarmende negatie (nie-2).

Tenslotte behandelt Hans den Besten in zijn "Desiderata voor de historische taalkunde vanhet Afrikaans", ten dele op basis van eigen onderzoek, drie desiderata: (a) er moet meeraandacht komen voor historische variatie, (b) de discussie over een eventueel zuidelijkZuid-Hollands stichtersdialect van het Afr moet heropend worden - naar aanleiding vanvoorstellen van Kloeke (1950), en (c) er moet meer aandacht komen voor de oorspronkelijketalen van de slaven, waaronder de talen van Oost-Indonesië.

BIBLIOGRAFIE

Abraham, W., 1999, "Preterite decay as a European areal phenomenon", Folia Linguistica 33, 1, 11-18

Abraham, W. & C.J. Conradie, 2000, Präteritumschwund und Diskursgrammatik. Amsterdam / Philadelphia(Benjamins)

Barbiers, Sj., H. Bennis & G. de Vogelaer (2005) Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten / Syntactic Atlasof the Dutch Dialects. Deel 1. Amsterdam University Press, Amsterdam

Barend-Van Haeften, M. & B. Paasman (eds), 2003, De Kaap: Goede Hoop halverwege Indie. Bloemlezing vanteksten uit de Compagniestijd. Hilversum (Verloren)

Besten, H. den, 1989, "From Khoekhoen Foreigntalk via Hottentot Dutch to Afrikaans: the Creation of a NovelGrammar." In: Pütz, M. & R. Dirven (eds.), Wheels Within Wheels. Frankfurt am Main (Peter Lang) 207-249.

Besten, H. den, 1996, „Afrikaans relatief ‚wat‘ en de Wet-Germaanse relativisatiesystemen“, in: Den Besten et alii(eds), 12-34

Besten, H. den, 1999, "Speculations on [�]-elision and intersonorantic [�] in Afrikaans", in: R. Botha (ed.),Language genesis = SPIL 32, 45-66

Besten, H. den, 2000a, "De diminutief in het Afrikaans: Kloeke, Scholtz en Ponelis opnieuw beschouwd ", in: J.Berns & J. Van Marle (red), Overzees Nederlands. Lezingen gehouden op het symposium van de afdelngDialectologie van het P.J. Meertens-Instituut op vrijdag 26 november 1993. Amsterdam (P.J. Meertens-Instituut), 7-39

Besten, H. den, 2000b, "The slaves’ languages in the Dutch Cape Colony and Afrikaans vir", in: J. Arends (red.),Creoles, Pidgins, and Sundry Languages: Essays in Honor of Pieter Seuren = Linguistics 38, 5, 949–971

Besten, H. den, 2005, "Kloeke en het Afrikaans", in: C. Van Bree, F. Hinskens & M. Van Oostendorp (eds), Persoonen werk van G.G. Kloeke = TNTL 121, 3, 211-224

Besten, H. den, manuscript 2008, "A badly harvested field: the growth of linguistic knowledge and the Dutch CapeColony until 1796"

Besten, H. den, J. Goossens, F. Ponelis & P. van Reenen (eds), 1996 , Afrikaans en variëteiten van het Nederlands.Themanummer 9 van Taal en Tongval

Besten, H. den & F. Hinskens, 2005, "Diversificatie van het Nederlands door taalcontact", Nederlandse Taalkunde,10, 3/4, 283-309

Bickerton, D., 1975, Dynamics of a creole system. London (Cambridge University Press)

Bourdieu, P., 1984, "Capital et marché linguistique". Linguistische Berichte 90, 3-24

Broere, K., 2008, "Zuid-Afrika komt steeds meer in Afrika te liggen", Volkskrant 27 mei

Buccini, A., 1996, „New Netherlands Dutch, Cape Dutch, Afrikaans“, in: Den Besten et alii (eds), 35-51

Combrink, J., 1990, Afrikaanse Morfologie: Capita Exemplaria. Pretoria (Academica)

Conradie, C.J., 1998, „Zal dit weekeinde de Victoria Amazonica bloeien? Enkele syntactische verschillen tussen hetNederlands en het Afrikaans“, in: H. Brems, G. Elshout, A.M.. Musschoot & R. Vismans (red.), Nederlands200 jaar later. Woubrugge (IVN), 327-352

Deumert, A., 1999, Variation and standardisation: The case of Afrikaans (1880–1922). Dissertatie, University of

Cape Town.

_, 2004, Language Standardization and Language Change. The Dynamics of Cape Dutch. Amsterdam /Philadelphia: Benjamins.

Deudney, Edna (2000) "Nederlands en Afrikaans". In: L. Decloedt, W. Engelbrecht & K. Málková (eds), 50 jaarNeerlandistiek in Moravië. 50 let Nederlandistiky na Morav . Brno / Olomouc (Masarykova Univerzita v Brn / Univerzita Palackévo v Olomouci), 95-102

Donaldson, Bruce (1993) A grammar of Afrikaans. Berlin etc. (Mouton-De Gruyter)

Ester, H., 1999, "Van Poppie to Isobelle. Zuid-Afrikaanse schrijfsters doorbreken het zwijgen over de Anglo-Boerenoorlog", Tijdschrift voor Geschiedenis 112, 616-629

Ester, H., 2000, "Zuid-Afrika is nooit ver", Stilet 12, 2, 39-46

Gaigher, Louis, 2008, website "Die Afrikaanse letterkunde",http://www.let.uu.nl/nederlands/nlren/literatuurgeschiedenisZuidAfrika

Glorie, I., 2004, "'... Een reuzen-taak, die bijna 't onmogelijke vordert...' De boekenzendingen van het AlgemeenNederlandsch Verbond (1902-1927)", Tydskrif vir Nederlands & Afrikaans, 11, 1, 1-11 (electronische versiehttp://academic.sun.ac.za/afrndl/tna/glorie04.html )

Grebe, H., 2004a "Onder de stolp van de tijd vandaan: een voorstudie naar de standaardisering van Afrikaans",Tydskrif vir Nederlands & Afrikaans, 11, 1, 1-13 (electronische versie http://academic.sun.ac.za/afrndl/tna/greb04.html)

_, 2004b "'n Prys om te betaal? Die belang van historiese taalnavorsing in 'n etnies verdeelde samelewing", Tydskrifvir Nederlands & Afrikaans, 11, 2, 1-11(electronische versiehttp://academic.sun.ac.za/afrndl/tna/greb042.html)

Heeringa, W. & F. de Wet, 2008, "The origin of the Afrikaans pronunciation: a comparison to west Germaniclanguages and Dutch dialects." In: REDACTEUR(S)?? Proceedings of the 19th Annual Symposium of thePattern Recognition Association of South Africa, 27-28 November 2008, Cape Town, South Africa. Kaapstad(UITGEVER), 159-164

Hesseling, D., 1899, Het Afrikaansch. Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandsche taal in Zuid-Afrika. Leiden (Brill)

Hinskens, F., 2001, Die Niederländischen Sprachen. Sprachgeschichte, Sprachwandel und allgemeineSprachtheorie. Oratie gehouden bij de aanvaarding van de leerstoel Neerlandistiek aan de Universität Leipzig(electronische versie http://www.meertens.nl/medewerkers/frans.hinskens/hinskens_oratie_leipzig.pdf)

_, 2009 (te verschijnen) "Lexicon, phonology and phonetics. Or rule-based and usage-based approaches tophonological variation" in: P. Siemund (ed.) Linguistic Universals and Language Variation. Berlijn (Moutonde Gruyter)

Jackson, N., 2003, "Afrikaans se wins en verlies", Beeld, 9 september 2003 (www.Beeld.com)

Johnson, R., 2006, "Goodbye isiXhosa", Prospect Magazine, 122, mei 2006, http://www.prospect-magazine.co.uk/

Kloeke, G., 1950, Herkomst en groei van het Afrikaans. Leiden (UITGEVER=?)

McCormick, 2002, K., Language in Cape Town's District Six. Oxford (OUP)

Merwe, H. van der, 1982, Afrikaans, sy aard en ontwikkeling, Pretoria (Van Schaik), 6e druk Mesthrie, R. (ed.), 2002, Language in South Africa. Cambridge (CUP)

Molamu, L., 2003,. Tsotsitaal. Pretoria (UNISA)

Nienaber, G., 1963, Hottentots. Pretoria (Van Schaik)

Noordegraaf, J., 2004, "Van Kaapsch-Hollandsch naar Afrikaans: visies op verandering", in: S. Daalder, Th. Janssen& J. Noordegraaf (red), Taal in verandering. Amsterdam & Münster (St. Neerlandistiek VU & Nodus). 169-184

Noordegraaf, J., 2008, "Progress in language and progress in communication", in:A. Eschbach, M. Halawa & J.Loenhoff (eds), Audiatur et altera pars. Kommunikationswissenschaft zwischen Historiographie, Theorie undempirischer Forschung. Festschrift für Walter Schmitz. Aken (Shaker), 209-223

Paardekooper, P., 2002, "Afrikaans is (in hoofdzaak) AT2", in: E. Francken & A. van Santen (red), Pinguïns enpikkewyne. Opstellen over Afirkaanse en Nederlandse taal- en letterkunde. Leiden (SNL), 1-8

Ponelis, F., 1993, The development of Afrikaans. Frankfurt (Peter Lang)

_, 1997a, "Afrikaans". In: Maarten van den Toorn / W. Pijnenburg / Jan van Leuvensteijn / Joop van der Horst(red.), Geschiedenis van de Nederlandse taal. Amsterdam: Amsterdam University Press. 597-645

_, 1997b, "Convergentie van het Afrikaans met het Engels", in: W. Klooster, H. Brokehuis, E. Elffers & J. Stroop(red), Eerste Amsterdam Colloquium Nederlandse Taalkunde. Amsterdam (UvA), 121-131

_, 1999, "Die oorspronge van Afrikaans", lezing gehouden op het Klein Karoo Nasionale Kunstefees

_, 2000, "De postpositie toe in het Afrikaans", in: S. Gillis, J. Nuyts & J. Taeldeman (red.), Met taal om de tuingeleid. Een bundel opstellen voor Georges de Schutter ter gelegenheid van zijn pre-emeritaat. Antwerpen(UIA), 269-279

_, 2005, "Nederlands in Afrika: het Afrikaans", in: N. van der Sijs (ed.), Wereldnederlands. Oude en jongevariëteiten van het Nederlands. Den Haag (SDU), 15-30

Raidt, E., z.j., Afrikaans en sy Europese verlede. Kaapstad etc. (Nasou Beperk)

Raidt, E., 1983, Einführung in Geschichte und Struktur des Afrikaans. Darmstadt (Wissen-schaftlicheBuchgesellschaft)

>> Rensburg, Chr. van, 1983, „.......“ 1983, in: G. Claassen & M. van Rensburg (red.), Taalverskeidenheid: 'n blikop die spektrum van taalvariasie in Afrikaans. Pretoria (Academica)

_, (1996), „Is koi-invloed op afrikaans werklik koi-invloed?“, in: Den Besten et alii (eds), 128-145

Roberge, P., 2002, "Afrikaans: considering origins", in: R. Mesthrie (ed.), 79-103

Scholtz, J. du Plessis, 1950, ‘Oor die Herkoms van Afrikaans.’ Die Huisgenoot juli/augustus 1950. Herdrukt in J. duPlessis Scholtz, 1963, Taalhistoriese Opstelle. Voorstudies tot 'n Geskiedenis van Afrikaans. Pretoria.232-256

Schutte, P., 2001, "Potensiële nieverbale spanning in die kommunikasie tussen Eurosentriese en Afrosentriesekulture - 'n perspektief op tweedetaalonderrig", Journal for Language Teaching / Tydskrif vir Taalonderrig35, 1

Stell, G., 2005, "Afrikaans en Nederlands: het spanningsveld tussen 'Taaleie' en 'Suiwerheidsideaal'", Handelingenvan de Koninklijke Zuid-Nederlandse Maatschappij voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en Geschiedenis,59, 111-127

Stoop, Y., 1995, Bobbejane of baviane. Afrikaans versus Nederlands. Mechelen: Coda

Swaan, A. de, 2001, Words of the world. The global language system. Cambridge: CUP

Valkhoff, M., 1966, Studies in Portuguese and Creole, with Special Reference to South Africa. Johannesburg (Witwatersrand University Press)

Vries, Fred de, 2003, „O, almachtige uitwerpselen. Jonge post-apartheidsschrijvers tonen de chaotische Zuid-Afrikaanse werkelijkheid“, Volkskrant 6 juni, boekenbijlage p. 21

Vries, Jan de., R. Willemyns & P. Burger, 1993, Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands. Amsterdam(Prometheus)

Zietsman, P., 2002, uitkomsten van de analyses van data van onder meer de volkstelling van 1996. Beschikbaargesteld door Dr. Van der Walt en Mw. Maartens van het 'Taalsekretariaat' (Stellenbosch)

Recommended