Download pdf - Nieuw optimisme - 2003

Transcript
Page 1: Nieuw optimisme - 2003
Page 2: Nieuw optimisme - 2003

2

Page 3: Nieuw optimisme - 2003

3

INHOUD

VOORWOORD 5

MIJN VERHAAL 7

VAN DE REGEN IN DE DRUP 21

DE STILLE REVOLUTIE 24

GROTE UITVERKOOP 27

OP DE BRES VOOR KUNST EN CULTUUR 32

WAARDEN EN NORMEN, OF DE PUBLIEKE MORAAL 36

PIJLERS ONDER DE BESCHAVING 42

SAMENLEVEN, NIET APART 45

VLUCHTEN HOEFT NIET MEER 49

NAAR EEN ANDER EUROPA 52

IEDEREEN IS VAN DE WERELD, DE WERELD IS VAN IEDEREEN 56

OORLOG EN VREDE 62

PIMPELPAARS 65

WORDT HET LIBERALER OF SOCIALER? 69

VOOROORDELEN 75

EERSTE WEG LINKS 79

NIEUW OPTIMISME 81

Page 4: Nieuw optimisme - 2003

4

‘Als de omstandigheden de mens maken,

maak de omstandigheden dan menselijk.’

José Saramago

Page 5: Nieuw optimisme - 2003

5

VOORWOORD

Jij moet nú een boek schrijven over zaken die de mensen bezighouden. De politiek is in

verwarring en veel mensen kijken naar jou. Ze hebben het recht om te weten wie je

bent, hoe je denkt, wat je wilt met de maatschappij. Dus: jij schrijft – dan zorg ik dat het

uitgegeven wordt. Afgesproken?

Aldus de eeuwig enthousiaste Martin Ros toen hij me zag na een uitzending van

Kamerbreed, kort nadat het kabinet-Balkenende gevallen was en er een datum voor

vervroegde verkiezingen was vastgesteld. Mijn eerste reactie was de verzuchting dat ik

het al druk genoeg heb, maar na even te hebben nagedacht voelde ik me verplicht zijn

verzoek serieus te overwegen. Eerder pleitte ik er zelf immers voor dat politici niet alleen

de interruptiemicrofoon en de persconferentie moeten gebruiken. Af en toe moet je ook

een meer afgewogen medium, het boek, gebruiken om wat meer diepgang aan het

politieke bedrijf te geven. En ook voor de verkiezingen van 15 mei had ik dat gedaan,

met het uitbrengen van ‘Schrale rijkdom, de erfenis van acht jaar paars’. Dat boek werd

goed ontvangen – en is inmiddels uitverkocht. Ik besloot om ‘ja’ tegen Martin’s verzoek

te zeggen – en dit is het resultaat. Bij het schrijven kon ik rekenen op de deskundige

hulp van mijn vrienden Bert Voskuil en Huub Oosterhuis (de eerste zette me ooit aan tot

het schrijven van mijn allereerste boek; de laatste werkt met mij aan een nieuw boek,

dat later dit jaar verschijnt). In het mooie Maastricht voerden we in hotel l’ Empereur een

aantal dagen heel wat gesprekken, die me het materiaal verschaften voor een aantal

hoofdstukken van dit boek. Zo kon ik mijn eigen verhaal in mijn eigen woorden op papier

zetten, om daarmee wellicht wat meer inzicht te geven aan mensen die het interesseert

hoe ik geworden ben tot wie ik nu ben. Daarnaast leidden onze Maastrichter gesprekken

tot het onder woorden brengen van mijn ideeën over waarden en normen, ofwel de

publieke moraal, en waar het in Europa en wereldwijd naar toe moet. Met het oog op de

verkiezingen en wat daarna komen gaat, vond ik het van belang om in te gaan op

recente politieke fenomenen als het neoliberalisme, Paars en Pimpelpaars. Ik heb tevens

enkele hoofdstukken uit ‘Schrale rijkdom’ waaraan ik erg hecht, voor dit nieuwe boek

geactualiseerd. Verder besloot ik van de gelegenheid gebruik te maken om enkele

vooroordelen over mij en mijn partij te bespreken en een korte samenvatting te geven

van die zaken die voor mij en de SP centraal staan in het beleid voor de komende vier

jaren.

Dit boek eindigt met een pleidooi voor ‘nieuw optimisme. Ik vind werkelijk dat er

hoognodig tegengas gegeven hoort te worden aan het vele cynisme, pessimisme en

negativisme in de Nederlandse politiek. Natuurlijk is het niet eenvoudig om foute

ontwikkelingen te keren, natuurlijk is wat scheef gegroeid is niet zomaar recht te breien.

Natuurlijk zal nieuw beleid ook met vallen en opstaan gepaard gaan. Dan nog is er geen

reden om louter negatief te zijn en onszelf wijs te maken dat we onze toekomst niet in

eigen handen hebben. In dit boek Nieuw optimisme, hoop ik dat te kunnen aantonen. Ik

geloof er in ieder geval echt in. Ik hoop dat het aanstekelijk werkt.

Page 6: Nieuw optimisme - 2003

6

Mijn dank gaat uit naar Martin Ros, die me zover kreeg dit boek te schrijven en naar mijn

vrienden Bert Voskuil en Huub Oosterhuis, die ervoor zorgden dat mijn gedachten uit

mijn hoofd op papier kwamen. Verder dank ik Rob Janssen , Wim Herstel, Tiny Kox ,

Ronald van Raak, Nico Schouten en Anna Tijseling voor hun assistentie bij het

controleren en redigeren van de teksten en Liesbeth Hoogenboom en Corbino voor het

mooie omslag. En natuurlijk bedank ik Mari-Anne en Lilian, die me weer de tijd gunden

om dit karwei in een toch al drukke periode te klaren.

Oss, januari 2003,

Jan Marijnissen

Page 7: Nieuw optimisme - 2003

7

MIJN VERHAAL

De opvattingen die ik vandaag heb, hebben veel te maken met wat ik gisteren en alle

dagen en jaren daarvoor heb meegemaakt. Als mens ben je vooral ook product van je

eigen geschiedenis. Mijn eigen geschiedenis wil ik graag vertellen, zodat wellicht wat

beter begrepen wordt waarom ik ben geworden zoals ik nu ben. En wat er van mij te

verwachten valt in de nabije toekomst.

Thuis

Mijn verhaal begint op 8 oktober 1952. In Oss – waar ik nog steeds woon. Echt arm

hadden wij het thuis niet. Maar rijk waren we evenmin, hoewel ons ad res, de

Goudmijnstraat, wellicht anders doet vermoeden. Mijn vader had het huis zelfs gekocht,

voor elfduizend gulden. De naam van de straat was verbonden aan mensen die het meer

voor de wind ging, de eigenaars van de tapijtfabriek tegenover ons. Dat was de familie

Van den Berg. In Oss werd het de fabriek van ‘de wattenjood’ genoemd, een van de vele

bijnamen waarvan de bevolking van Oss zich bediende om anderen aan te duiden. Later

ging het bedrijf Bergoss heten – je moet er maar opkomen! Onze straat bestond aan de

ene kant uit een grote fabrieksmuur, aan de andere kant uit woningen. Mijn vader was

ambtenaar en zijn vader was horlogemaker. Mijn moeder was de dochter van een slager.

We waren thuis met z’n zessen. Ik heb twee zussen en een broer; hij was vanaf zijn

geboorte gehandicapt, een mongool zoals ze dat noemen. Ik was de jongste.

Mijn vader stierf toen ik tien jaar oud was. Het is heel raar, maar ik heb eigenlijk heel

weinig herinneringen aan mijn vader; niet aan zijn stem, niet aan zijn gezicht. Wel heb ik

een beeld dat we op de fiets naar de dierentuin gingen. Je zag elkaar ook niet zoveel: zes

dagen werkte mijn vader bij de gemeente en daarbovenop was hij nog administrateur bij

het Waterschap. Vrije tijd was bij ons een erg grote luxe. Als ik onder het bidden voor

het eten stiekem even keek dan liet mijn vader zijn handen, mijn vader had heel koele

handen, even over mijn ogen glijden. Dat herinner ik me: geen straffe hand, maar

zachtjes…

Mijn vader stierf aan een hartinfarct, een waaraan nu niemand meer dood hoeft te gaan.

Het was op een woensdagmiddag in januari, ijskoud. We hadden één kachel, in de

achterkamer waarvan de schuifdeuren dicht stonden, zodat het daar behaaglijk was. Op

een gegeven moment krijgt hij het benauwd, deed eerst de schuifdeuren open, ging toen

in de voorkamer zitten en vluchtte vervolgens naar boven. Hij had het eerder aan zijn gal

gehad , dus hij dacht dat het wel weer een galaanval zou zijn. Dat bleek dus niet het

geval. Mijn moeder belde de huisarts, maar die kon niet komen. Na nog een paar keer

bellen zei die arts ‘ga maar wat jus d’orange voor hem halen’. Dus ik een paar flesjes

halen. Het enige wat ik nog weet toen ik terugkwam was dat ik werd opgevangen door

familie aan de overkant van de straat, bij een zus van mijn moeder. En daar begon het

vertroetelen, ik mocht in de voorkamer zitten en kreeg van alles toegestopt. Het was

duidelijk dat er dus iets fout was, maar pas later die middag werd mij duidelijk dat hij

overleden was. Ik ben ’s avonds ook nog gaan kijken. Zijn ogen waren half open, dus ik

dacht ‘hij is helemaal niet dood’. De ontkenning. Maar hij was wel dood. Ik werd

ondergebracht bij mensen in de buurt, overdag ging ik naar school, maar slapen deed ik

daar.

Page 8: Nieuw optimisme - 2003

8

Drie dagen later werd hij begraven. In de mis werd niet gezongen; je moest namelijk

betalen voor zo’n mis en hoe meer je betaalde hoe beter die was. Ik liep voor de kist uit,

als misdienaar met het kruis.Na de begrafenis kreeg je als kind ineens meer aandacht.

Iedereen was ineens vriendelijk – ook de fietsenmaker die het anders niet zo op mij had ,

zei: ‘Goh, je vader overleden jongen, wat erg voor je’. En zo was het ook.

Tegenover de weinige jaren dat ik een vader had , staan de vele jaren met mijn moeder;

ze is inmiddels hoogbejaard. Voor haar heb ik altijd grote bewondering gehad, ze is

werkelijk een goed mens, aan wie ik ontzettend veel te danken heb.

School

Na het overlijden van mijn vader ben ik naar kostschool gegaan, eerst in Oldenzaal, later

in Heeswijk-Dinther. Mijn moeder had een enorme klap gehad , ze was erg neerslachtig

en moest allerhande ad ministratie doen, zoals giroafschriften afhandelen, waar ze

feitelijk geen verstand van had . Mijn broer Chris was al uit huis en mijn zussen die nog

wel thuis woonden, zaten midden in de puberteit. Ik vond de kostschool vreselijk. Zo ver

weg van huis, zo’n zielloze, liefdeloze bedoening. We draaiden een soort van

tropenrooster en dan was je ’s middags twee uur vrij en dan ging ik van armoede maar

een stukje fietsen. Ik kon aardig tafeltennissen en kaarten en had zodoende wel wat

vrienden, maar echte vriendschappen heb ik aan deze tijd niet aan overgehouden. In de

affectieve sfeer loop je natuurlijk een dreun op in een jeugd zoals ik die gehad heb; je

krijgt er verlatingsangst en dus ook hechtingsangst van. Niet dat ik daar nou steeds bij

stil sta, maar zo ligt het toch wel. Ik kan me goed met mensen verstaan, maar er blijft

altijd enige reserve in de zin van ‘als jij gaat ben ik weer alleen’.

Na een paar jaar kostschool kwam ik gelukkig weer terug in Oss, op het Titus

Brandsmalyceum. Daar was het wel leuk; ik raakte snel betrokken bij allerlei acties, zoals

de protesten tegen de oorlog in Vietnam en de kolonels die de baas speelden in

Griekenland. Het lyceum was een fijne school. We hadden een bl ad , ‘De Tafelronde’,

met gedichten van leerlingen en met politieke statements, waarin leraren met elkaar in

discussie gingen over van alles en nog wat. Er gebeurde veel op deze school en ik vond

het daar geweldig.

Ik heb meegeholpen een leerlingenvereniging op te zetten en ging cursussen volgen in

Nijmegen, bij de r ad icaal-linkse studenten aldaar. Zo hoorde en las ik over mensen als

Marcuse, Marx en Freud. Die cursussen werkte ik uit en verkocht die dan voor een

kwartje aan andere scholieren. Het eerste stuk dat ik zelf schreef ging over Sinterklaas

en Zwarte Piet, over het consumentisme.Maar er was meer, zoals de muziek. De Rolling

Stones waren mijn idolen. En The Outsiders en Cuby and the Blizzards.

Page 9: Nieuw optimisme - 2003

9

Als ik dingen mee organiseerde, gebeurde dat aanvankelijk in steeds wisselende

groepjes. Gaandeweg kreeg ik in de gaten dat dit steeds opnieuw van vooraf beginnen

was. Dat leerde me dat het wellicht beter zou zijn om iets op te bouwen, om mensen te

verenigen en vooruit te komen, in plaats van elke keer van nul af aan te beginnen. Dit

was een mooi voornemen – maar de werkelijkheid was dat ik in de vierde van de HBS

van school werd gestuurd. De aanleiding: op zaterdag presteerde onze leraar Economie

het om altijd te laat te komen. De man beunde als notaris wat bij en bereidde nooit één

les voor. Ik had werkelijk de pest aan die man. Op een ochtend ben ik zelf te laat de klas

binnengestapt en zei dat te laat komen volgens mij de gewoonte was op

zaterdagmorgen. Dat liep uit de hand; hij roepen, ik schreeuwen, de klas uit – en van

school af.

De fabriek

Eigenlijk had ik toen al met school willen stoppen, maar op aandringen van mijn moeder

en mijn zwager ben ik naar een andere school in Nijmegen gegaan, waar ik alsnog de

vierde heb gedaan. Ik ging over, maar op 8 oktober van dat jaar, op mijn verjaardag, zei

ik toch ‘ik stop ermee’. Dat was in 1970. Ik had er helemaal geen trek meer in. Mijn

moeder heeft me nog laten testen; er mankeerde niks aan mijn verstand maar alles aan

mijn zin, ook om door te studeren. Mijn beide zussen studeerden pedagogiek in

Nijmegen, maar ik zag er niks in. Dus zei mijn moeder ‘ga dan maar werken’.

Zo gezegd, zo gedaan – en ik kwam in de ijsfabriek. Eerst aan de lopende band, daarna

in de vriescel: dozen stapelen bij 30 gr ad en onder nul. Na een half uur waren je

ledematen zo ongeveer bevroren; dan ging je naar de fabriek waar het achttien graden

boven nul was, vijftig graden verschil! Verschillende keren ben ik flauw gevallen.

Bloedarmoede dachten ze, maar toen ze ons ook nog eens harder wilden laten werken,

zei ik tegen de jongen waarmee ik werkte ‘zo gaan wij dat niet doen’. Wij naar de baas.

Die begint me toch gelijk te schelden. Ik schold net zo hard terug – en kreeg op staande

voet ontslag.

Vervolgens kwam ik bij Zwanenberg, op de worstafdeling. We werkten met zes mannen

langs een tafel en ik stond aan het eind. Aan het begin werd er deeg in een trechter

gegooid en dat kwam dan in een pijpje waar een varkensdarm omheen zat; twaalf

worsten aan elkaar. Het was mijn taak om die worsten met een schilmesje los te snijden,

waarna ze aan een spijl in de rookwagen gingen.

Anderhalf jaar heb ik bij Zwanenberg gewerkt, maar ik word er nog dagelijks aan

herinnerd. Ik ben namelijk aan één oor half doof, door de herrie waarin je daar moest

werken. Bevroren vlees dat gemalen werd in een roestvrijstalen bak, wat een herrie gaf

dat! Ook hier klopte ik aan bij de directie om te vragen of er iets aan gedaan kon

worden, een scheidingswand bijvoorbeeld. Mooi niet, we moesten het doen met

oordopjes. De mens moest zich maar zich aanpassen aan de machine…

Page 10: Nieuw optimisme - 2003

10

De wereld verbeteren

In 1969 organiseerde ik enkele discussieavonden in het Centrum voor werkende

jongeren, De Koepel. Ik dacht dat dat een goede manier was om mensen met me mee te

krijgen. Net als een heleboel andere jonge mensen in die tijd wilde ik de wereld

veranderen, zo snel als het maar kon – en daarvoor zocht ik medestanders. Er was

zoveel mis en er moest zoveel veranderen! Dus hadden we het over het leger, het milieu,

het onderwijs, ontwikkelingssamenwerking, over de vakbeweging. Tijdens één van die

bijeenkomsten ging de discussie over ‘de strategie’: hoe moest je het nu aanpakken om

mensen mee te krijgen bij het verbeteren van de maatschappij? Er ontstonden twee

groepen. De eerste zou ‘de arbeiders’ opzoeken, die op grond van hun situatie bereid

zouden moeten zijn om onze boodschap, een betere maatschappij, te aanvaarden. De

andere groep koos scholieren, studenten, ac ad emici en intellectuelen uit; die zouden op

basis van hun bewustzijn wel tot beweging kunnen worden aangezet. Sindsdien kwam

onze club, van een man of vijftien, regelmatig bij elkaar. We kregen scholing van

studenten uit Nijmegen, over Marx, kapitalisme en socialisme en zo.

De SP begint

In 1971 werd het echt serieus: ons clubje werd deel van een nieuwe partij, die zich twee

jaar later van de naam Socialistische Partij zou voorzien. De letters SP zijn sindsdien vast

aan mij verbonden. Het was een kleine maar strijdbare groep; ‘niet praten maar doen’

werd ons parool. En we deden van alles! Bij Bergoss, de fabriek waar ik al jarenlang

tegenover woonde, richtten we al snel een comité op omdat de vakbonden een

belachelijke CAO hadden afgesloten. We hadden veel contacten bij de fabriek, met de

wevers en de spinners En in 1973 kwam er zelfs een heuse ‘wilde’ staking. Die begon in

de nachtploeg. Ik kwam die ochtend om zes uur thuis en ging, zoals gewoonlijk, even

naar mijn moeder. Die werd altijd wakker als ik thuis kwam en dan kletsten we wat op de

rand van haar bed. Maar nu moest ik haar vertellen dat het Brabants Dagbl ad de

volgende dag zou openen met: ‘Bergoss plat, wilde staking, SP zit erachter’. Ik moest het

haar zelf vertellen, want ik wist dat als ze het in de krant zou lezen, de schrik nog veel

groter zou zijn. Ze vond het verschrikkelijk. Haar zoon was terechtgekomen in een

beweging die zoiets doet; een fabriek platleggen, en dan nog wel de fabriek waar zij

tegenover woonde. Wat dat betreft heeft ze het wel zwaar gehad met zo’n zoon.

Omdat we de staking zelf georganiseerd hadden, moesten we mensen hebben voor bij de

poort, om pamfletten uit te delen en de pers te woord te staan. Daarom nam ik maar

ontslag bij Zwanenberg, zo deed je dat toen. De staking zelf is heel goed afgelopen en

we kregen er bij de bevolking in Oss een goede naam door. Dat bleek toen we een jaar

later meededen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 en met drie mensen in de

raad terechtkwamen.

Page 11: Nieuw optimisme - 2003

11

Na de staking, die mij zonder werk liet, leerde ik een vak; ik werd

constructiebankwerker. Ik haalde het bemetel-diploma en heel wat lasdiploma’s. Tot een

vaste betrekking leidde dat echter niet meteen. Bij de eerste baas was ik na een uur al

weg: Op mijn eerste ochtend kwam ik aan in zo’n kouwe fabriekshal, waarna er zo’n chef

op mij afkwam die riep dat ik m’n handen uit m’n zakken moest halen. Ik zei tegen die

man: ‘zeg eerst maar eens wat ik moet gaan doen.’ ‘Wegwezen!’ Einde verhaal. Daarna

kwam ik terecht een klein scheepswerfje. Daar maakten ze de Cupido Deluxe, een

prachtig jacht dat in die tijd 30.000 gulden kostte. Bij dat bedrijf heb ik mijn eerste

vergiftiging opgelopen: zinkvergiftiging. We lasten van die gegalvaniseerde platen en

daarbij kwam zink vrij in de vorm van lucht en wolkjes stof. Als je dat inslikt krijg je een

zoete smaak in je mond, maar bij teveel krijg je bloedvergiftiging. Ik heb daar een hele

tijd gewerkt. Daarna ging ik werken in een ouwe varkensschuur. Een onbeschrijflijke

puinhoop was het daar. Ik deed daar veel werk voor Zwanenberg en later ook bij

Zwanenberg – totdat ze er daar achter kwamen dat ik, de man van de Bergoss-staking,

weer bij hen rondliep; toen kon ik meteen vertrekken, terug naar de varkensschuur.

Toch heb ik het daar heel goed gehad en er echt het vak geleerd. Ondertussen las en

studeerde ik veel. In 1975 kwam ik in de gemeentera ad van Oss en werd ik het jongste

raadslid van het hele land.

Foute voorbeelden

In de eerste jaren was ik samen met de andere mensen van de jonge SP met de hele

wereld bezig, dus ook met de vraag: wáár gaat het wél goed? Rusland was niks, dat

wisten we al. Dat was staatskapitalisme, met mensen met chagrijnige gezichten en

weinig lol. Maar China? Was het daar niet gelukt om de armoede en honger aan te

pakken en iedereen een bord eten te geven? Ze zeiden van wel – en wij geloofden het.

Zo werden we ‘maoïsten’. Dat was nogal naïef, maar we waren jong en wilden een

voorbeeld hebben. Via via hoorde je van alles, over hoe ze het daar in dat geheimzinnige

land aan de andere kant van de wereld aanpakten. De president van Amerika ging er

naartoe om te kijken en beroemde filosofen zeiden dat het er heel bijzonder was. Er

verschenen een heleboel boeken waarin stond hoe ze daarginder mensen in beweging

probeerden te krijgen en dat sprak aan, vooral het idee van de ’massalijn’. De boodschap

was dat je er voor moet zorgen dat de mensen je kunnen volgen bij een politieke

doelstelling. Waak ervoor dat je niet vervreemdt van de mensen, was de les. Heel

verstandig – maar deze mooie woorden, bleek later, verhulden een bittere en treurige

werkelijkheid. China bleek géén aards par ad ijs. Net als eerder in Rusland was de

machtsovername niet gevolgd door een machtsdeling met de mensen, maar door nieuw

machtsmisbruik en nieuwe onderdrukking. Naarmate er meer over bekend werd ging je

je dieper schamen dat je ooit gezegd had – niet gehinderd door kennis van zaken – dat

ze het in China voor elkaar hadden. Nog voor het eind van de jaren ’70 was ook voor de

SP de Chinese liefde over. We hadden ons lesje geleerd en besloten voortaan nergens

meer achteraan te lopen. Bob Dylan zong het ook: ‘Don’t follow leaders’. Gelijk had ie!

‘China’ was overigens geen aansprekend onderwerp in Oss. Daar vonden we Den Bosch

al ver weg en waren we vooral bezig met heel concrete zaken, wat er in de fabrieken

speelde en in de buurten. Daar gingen we mee aan de slag. We werkten met een soort

eigen bondje, Arbeidermacht, met een eigen krant, de Tribune, en met een buurtkrant,

over huren en lekkende dakgoten. We waren werkelijk kind aan huis in veel buurten. De

mensen vertrouwden ons en dat deed je deugd. We wonnen ook acties. Ons werk

bewees zijn nut en ook dat deed je goed.

Page 12: Nieuw optimisme - 2003

12

We waren in Oss deel van een groter geheel, of wat we toen groot noemden. De

landelijke SP werd in die tijd geleid door een opmerkelijk driemanschap; Koos van

Zomeren, die journalist was geweest voor het Vrije Volk; Daan Monjé, een pijpfitter die

uit de CPN was gestapt en Hans van Hooft, die gestopt was met studeren en nu het hele

land rondreed om het partijbl ad De Tribune te bezorgen bij de partijafdelingen. Heel veel

viel er echter niet te leiden, want de paar afdelingen die er waren in het land deden

vooral wat ze zelf het beste vonden. Dat waren vooral lokale dingen. Natuurlijk hielden

we ons ook wel bezig met zaken als de oorlog in Vietnam, maar ons belangrijkste werk

was toch het werk in de fabriek en de buurten. Daarover waren we eigen baas.

Van Oss naar Rotterdam

Halverwege de jaren ’80 raakte ik meer betrokken bij de landelijke politiek van de SP.

Objectief beschouwd waren we vooral een sociale partij, sterk gericht op heel concrete

acties. Hard werken, goeie dingen doen voor en met de mensen. Concreet solidair zijn

met degenen die het niet getroffen hadden, dicht bij huis maar ook ver weg, in Zuid-

Afrika of Nicaragua. Maar een nieuwe, eigen ideologie hadden we niet. Het was

aanmodderen, met de beste bedoelingen maar zonder zicht op hoe het nu echt verder

moest.

In die tijd werd ik gevraagd om op het landelijk partijkantoor in Rotterdam te gaan

werken. Eerlijk gezegd zag ik daar aanvankelijk niks in; in Oss ging het goed en in

Rotterdam een heel stuk minder. In Oss wonnen we bij elke gemeentera ad

sverkiezingen en ik was daar met erg veel dingen bezig. Maar er werd stevig aan me

getrokken, met name door Tiny Kox uit Tilburg, die eerder net als ik in Brabant actief

was geweest maar inmiddels in het dagelijks bestuur terechtgekomen was. Hij vond het

tijd om mij erbij te halen, om mee te helpen de vastlopende landelijke leiding weer in

beweging te krijgen.Ik heb het toch maar gedaan.

Ondertussen ging ik ook gewoon door in Oss.We volgden het bedrijf Diosynth, een

dochter van multinational Akzo, al vanaf de jaren zeventig. Het staat bij mij in de buurt,

aan het einde van de straat. We wisten dat ze gechloreerde koolwaterstoffen in de lucht

loosden en dat onze wijk enorm veel last had van het bedrijf. Het was een asociaal

bedrijf, voor de werknemers en voor de omgeving. Wij slaagden er in stap voor stap een

hecht bondgenootschap te smeden tussen werknemers en buurtbewoners. Datzelfde

bondgenootschap werd natuurlijk steeds onder druk gezet door de directie; die

probeerde het personeel wijs te maken dat wij uit waren op sluiting van het bedrijf. Maar

dat wilden we helemaal niet. Wij zeiden steeds : ‘We willen dat jullie schóón produceren.’

Uiteindelijk bleek, toen een geheim rapport van de Provinciale Waterstaat in de krant

kwam, dat wij gelijk hadden en Diosynth een bewezen vervuiler was. Het bedrijf ging om

en een wonder geschiedde: de grootste vervuiler werd in een aantal jaren omgevormd

tot een bedrijf dat een voorbeeld is voor anderen. Het krijgt nu zelfs internationale

prijzen. Diosynth werd het eerste bedrijf dat zich, zoals ons actiecomité had voorgesteld,

onderwierp aan een door accountants gecontroleerde ‘stoffenboekhouding’, om te zien

waar alles dat binnenkwam uiteindelijk bleef. We waren soms de tijd vooruit – en dát in

Oss!

Page 13: Nieuw optimisme - 2003

13

In de SP bestond lange tijd het idee dat wij geen rol van betekenis konden spelen in de

echt grote steden. De SP was meer voorbestemd voor de dorpen en kleinere steden,

leken mensen te denken. Ik vond dat flauwekul. De mensen in Amsterdam leken mij niet

anders dan elders, wellicht met bijzondere omstandigheden en problemen, maar net zo

goed aanspreekbaar als mensen in Oss. Om de juistheid van mijn gevoel te bewijzen ben

ik onze mensen in de hoofdst ad gaan helpen, toen ze gingen meedoen aan deelra ad

sverkiezingen in Amsterdam-Noord. Belangrijkste onderdeel was praten, heel veel praten

met heel veel mensen, aan de deur maar ook via de telefoon. Zo kwamen we heel snel te

weten wat mensen wisten en wilden. En dus konden we met voorstellen komen waarvan

heel wat inwoners van Amsterdam-Noord zeiden: ‘da’s zo gek nog niet’. Zo haalden we

onze eerste zetel in een deelra ad en kregen we ons eerste parlementaire pootje aan de

grond in Amsterdam. De grote st ad en de kleine SP bleken wel met elkaar te kunnen

accorderen.

Nieuwe aanpak

Gaandeweg kregen meer mensen vertrouwen in de nieuwe aanpak en vanaf januari 1988

mocht ik me voorzitter van de SP gaan noemen. Dat was kort na een congres waarin we

orde op zaken hadden gesteld en onszelf voornamen om er nu echt aan te gaan werken

dat we niet alleen lokaal, maar ook nationaal aan het woord kwamen. We begonnen met

de ombouw van de SP. Van een soort federatie van vrijwel onafhankelijke afdelingen

wilden we naar een landelijke partij. En we begonnen op papier te zetten wat we

allemaal vonden en wilden. In 1989 werd ik lijsttrekker bij de verkiezingen na de val van

het tweede kabinet-Lubbers. Die verkiezingen kamen nog net te vroeg voor ons. We

wisten al een beetje waar we naar toe wilden, maar misten nog de durf om er echt te

komen. ‘Eerlijk en actief’ stond er op onze posters. Wij vonden het mooi, maar later zei

iemand terecht tegen me: had je dan gedacht dat de concurrentie op zijn posters zou

zetten dat ze oneerlijk en lui waren? Kortom, we waren te weinig verrassend en

onderscheidend. We vertrouwden teveel op lokale bekendheid en timmerden weinig aan

de weg als partij die er in de landelijke politiek toe wil doen. We konden de kiezers niet

uitleggen waarom ze hun stem aan ons moesten geven.

Deze analyse bleek het begin van de oplossing en het moment voor de partij om de

transformatie echt te voltooien. Twee dingen hebben daarin een belangrijke rol gespeeld:

de Golfoorlog en de WAO-kwestie in 1991. De SP manifesteerde zich in de actie tegen de

‘olieoorlog’ en in de acties tegen de aanval op de WAO voor het eerst duidelijk als

landelijke partij. We stonden op die punten lijnrecht tegenover de regering, waar de PvdA

in zat. Mensen gingen het verschil zien. Terwijl Kok steeds meer van links naar rechts

opschoof, hielpen wij mee de kar van het brede maatschappelijke protest in beweging te

krijgen. Vooral onze inzet bij de acties voor behoud van een sociale WAO werden door

heel wat mensen op prijs gesteld. We waren overal present waar mensen in actie

kwamen tegen dit heilloze plan. Voor het eerst begon onze eigen aanhang duidelijk te

groeien en kwamen verknochte PvdA-stemmers naar ons toe. Ze waren het beu en zagen

ons voor het eerst als landelijk alternatief.

Page 14: Nieuw optimisme - 2003

14

In 1991 sprak de SP zich, als enige partij in Nederland, ook uit tegen de richting die de

Europese Unie insloeg: de weg naar één Europa voor grote ondernemers, maar niet voor

de gewone Europeanen. Door al die dingen kregen we gaandeweg een duidelijker

landelijk profiel. Mensen kregen bij de letters SP het idee dat we een landelijke partij

waren, maar dan wel een partij die anders was dan de andere. Dat onderstreepten we

nog eens door als symbool een dappere, dwarse tomaat te kiezen en als nieuwe

verkiezingsslogan: ‘stem tegen, stem SP’. Het idee hierachter was dat we weliswaar

niemand konden beloven dat ze met een stem op ons de regering zouden veranderen,

maar dat we wel de verontwaardiging van hen over allerlei zaken in de Kamer zouden

laten horen. Eén SP’er zou dat al kunnen doen. Die aanpak werkte. In 1994 kwamen

Remi Poppe en ik in de Kamer. Vanaf dat moment zijn de invloed en de bekendheid van

de SP snel gegroeid.

Achteraf mag je zeggen dat de ‘oude’ SP halverwege de jaren tachtig vervangen is door

de ‘nieuwe’ SP. De kleine partij met de Grote Waarheden werd een veel bescheidener

partij, die de waarheid niet langer in pacht wilde hebben, aan alles durfde te twijfelen en

juist daardoor op zoek moest naar nieuwe antwoorden op nieuwe vragen. Dat heeft ons

nieuwe lef gegeven, vooral ook lef om eens wat meer naar anderen te luisteren, naar

mensen die het ook goed voor hadden met de samenleving maar die tot dan toe

terugschrokken voor onze eigengereide toon. We hebben heel veel geleerd van dat

luisteren. We hebben met allerlei mensen gesproken; heel veel gewone mensen hebben

we in die periode gera ad pleegd, in rokerige zaaltjes, in luidruchtige cafés en in

wijkhuizen. In plaats van hen te vertellen hoe het zat, hebben we hen gevraagd hoe zíj

tegen de toekomst aankeken, wat er volgens hén wel en niet mogelijk zou zijn.

Het bleek dat Nederland niet alleen bestond uit cynici, maar dat er nog heel wat mensen

rondliepen die net als wij dachten dat het anders en beter zou moeten kunnen in het

rijkste land van de wereld. In die periode zijn we tot de conclusie gekomen dat

socialisten optimisten kunnen zijn voor de toekomst, als ze het aandurven om realisten

te zijn in het heden. Na lange tijd zweven, als het om landelijke politiek ging, zijn we

toen geland en met de benen weer op de grond terechtgekomen. Daardoor werd ook de

tegenstelling tussen de lokaal zo actieve en landelijk nogal passieve partij opgeheven en

konden we op alle fronten dezelfde partij gaan worden. Dat haalde veel verwarring bij

mensen weg en gaf ze het vertrouwen dat de SP er ook landelijk toe zou kunnen doen.

Die mensen moeten we erg dankbaar zijn. Zij hebben ons de kans gegeven en wij, dat

mag ik toch ook wel zeggen, hebben die kans genomen. Veel mensen die we sindsdien

gesproken hebben complimenteren ons dat we goede ideeën zo snel overnemen. We zijn

wel eigenzinnig, maar niet langer meer eigenwijs.

Page 15: Nieuw optimisme - 2003

15

Op het Binnenhof

Ik vond het schitterend, toen we in 1994 in de Kamer kwamen. Remi en ik hadden

natuurlijk heel lang in de gemeentera ad gezeten en we kenden de klappen van de

zweep. Maar onze bureaukasten waren leeg. Wij hadden geen geschiedenis in Den Haag:

geen dossiers, niks. We wisten bij wijze van spreken niet eens waar de voordeur zat, en

de weg naar de wc was ook een groot avontuur. Er werd naar ons gekeken van ‘wat

moeten die bankwerker en die gewezen zeematroos op het sjieke Binnenhof?’ Het werd

een leuke maar ook zware periode, die eerste vier jaar, omdat je met z’n tweeën toch

geacht wordt het hele beleid te dekken. We hadden gelukkig gedreven medewerkers. Een

echte Gideonsbende: Remi en ik en acht medewerkers. Die hadden we van tevoren

gescout in het land. Als we in de Kamer zouden komen, moesten we immers

gekwalificeerde mensen hebben die zorgden dat we ons snel van al die dossiers meester

konden maken. Harry van Bommel was politicoloog en onderwijzer, wist veel van

onderwijs en was binnen de SP al actief met studenten. Agnes Kant werkte op de

universiteit in Nijmegen en was epidemiologe, net als Ineke Palm, die ook over kwam. En

we hadden natuurlijk een goedwerkende partijorganisatie achter ons, waardoor we snel

dingen uit het land te weten konden komen.

Bij alle moeilijkheden die we ondervonden dacht ik aan Nelson Mandela in Zuid-Afrika,

wiens ANC in 1994 ook voor het eerst in het parlement was gekomen. Niet met z’n

tweeën, maar meteen in de absolute meerderheid! Dat was een fantastische gebeurtenis,

maar ook een enorme last op zijn schouders en op die van andere prominente strijders

tegen de Apartheid. Een jaar daarvoor was ik op uitnodiging van het ANC bij haar eerste

legale conferentie op Zuid-Afrikaanse bodem geweest en had dat een geweldige ervaring

gevonden, vooral de kennismaking met mensen als Nelson Mandela, Thabo Mbeki en Joe

Slovo én met de straatarme maar enthousiaste mensen in gigantische townships als

Soweto en Alexandra.

In Nederland was het vanaf 1994 politiek gezien een buitengewoon enerverende periode.

Paars moest zich presenteren. Aanvankelijk deed ze dat met verve, ook al waren wij het

er niet mee eens. Het publiek zag het wel zitten: werk, werk, werk – en dat allemaal

zonder die vermaledijde CDA-bobo’s. Het vertrouwen in Kok was bij velen groot, ondanks

het WAO-echec. Hij was en bleef van de vakbond en zou nu toch wel zijn beste beentje

voorzetten. Heel gunstig voor paars was dat de economie enorm in de lift kwam.

Daardoor gingen de meeste mensen er in inkomen op vooruit. Dit maskeerde het feit dat

door het neoliberale paarse beleid de mensen die het meeste verdienden er verreweg het

meeste bij kregen en sommigen steeds verder achterop begonnen te raken.

Page 16: Nieuw optimisme - 2003

16

Ik kreeg de kans om in Amerika en Engeland rond te kijken en te zien wat ons in

Nederland te wachten stond. Het neoliberale proces van denivellering, privatisering en

individualisering waaide langzamerhand over de Atlantische Oceaan en de Noordzee,

vanut Amerika en Engeland, naar Europa. Niet iedereen had daar zicht op. Wij hebben

als allereerste in de Kamer de teloorgang van de publieke sector als gevolg van dat

neoliberale beleid gesignaleerd. Dit is misschien de eerste belangrijke verdienste van de

SP in de Nederlandse politiek, ook al duurde het een tijdje voordat meer mensen dat

doorkregen. In de eerste vier jaar was Frits Bolkestein mijn grote tegenstander. Hij

maakte het voor mij stukken eenvoudiger, omdat hij iemand was die expliciet

formuleerde en boeken schreef. Ik heb ze bijna allemaal gelezen. Hij was nou typisch zo

iemand van wie ik dacht: die is de moeite waard om de tanden in te zetten, om na te

gaan waar hij – althans in mijn optiek – in de fout ging. Zo is ‘Tegenstemmen, een rood

antwoord op paars’ ontstaan. Ik heb de zomervakantie van 1996 opgeofferd om dat boek

in zes weken te schrijven. Het werd goed ontvangen en ook goed verkocht, wat

opmerkelijk was voor een politiek boek. Ikzelf werd er ook een stuk bekender door. Dat

was nodig ook, want in 1994 was ik de alleronbekendste lijsttrekker van alle partijen

geweest!

De noodzaak van een alternatief

In ‘Tegenstemmen’ formuleerde ik ‘de noodzaak van een alternatief’ na de val van het

Oost-Europese communisme, het falen van de West-Europese sociaal-democratie en de

wereldwijde opmars van het neoliberalisme. Voor wie goed keek moest het

neoliberalisme, verwijzend naar het individualisme, wel ontaarden in de ideologie van het

egoïsme. Het communisme, verwijzend naar het socialisme, was feitelijk ontaard in een

angstaanjagend geloof in bruut en zielloos collectivisme. In ‘Tegenstemmen’ (hoofdstuk 2

blz. 50 e.v.) analyseerde ik beide stelsels. Met instemming haalde ik een uitspraak aan

van de voormalige PvdA-voorman Thijs Wöltgens. Die schreef in zijn boek De nee-

zeggers, enkele behartigenswaardige woorden over het neoliberalisme. Zoals dit: het

neoliberalisme is een aards geloof met totalitaire ambities. Het verdoemt de mensen tot

een vrijheid, die door de meesten als dwang tot aanpassing wordt ervaren. De vrijheid

om je tegen die aanpassing te verzetten wordt ontkend of onhoudbaar geacht of

onmogelijk gemaakt. Het extreme individualisme (…) ontkent de mogelijkheid om enig

menselijk handelen buiten markt en ruil te plaatsen.

Tegenover het extreme individualisme had het extreme collectivisme gestaan. In de

voormalige Sovjet-Unie en haar vazalstaten hadden de geïnstitutionaliseerde revolutie en

de rigide opstelling van partij en staat geleid tot weerzinwekkende uitwassen, vooraleer

rond 1990 volledig ineen te storten onder de eigen onmacht en onkunde. De ondergang

van het Sovjet-model was, zo schreef ik in Tegenstemmen, in hoge mate veroorzaakt

door de centralistische manier waarop de samenleving werd georganiseerd en de

buitensporige macht en welvaart van de nomenklatoera. Ten onrechte werd ervan

uitgegaan dat een gemeenschappelijk bezit van productiemiddelen automatisch een

centraal geleide economie moest inhouden, dat elke vorm van privé-eigendom van

productiemiddelen uit den boze was, en dat marktwerking per definitie en onder alle

omstandigheden afgewezen moest worden. Het dirigisme bracht een bureaucratie voort

die zichzelf in de weg zat en een flexibel optreden uitsloot. Aanvankelijke idealen

bezweken onder het gewicht van de dictatoriale bureaucratie. Bovendien werd er als

gevolg van de regelzucht onvoldoende ruimte gegeven aan de creativiteit van mensen.

Sterker nog; eigen initiatief werd niet beloond maar bestraft.

Page 17: Nieuw optimisme - 2003

17

Daardoor kwam de menselijke waardigheid en de daaraan verbonden eigen

verantwoordelijkheid in het gedrang. Men bleek op deze manier niet in staat het

potentieel aan energie, ideeën en goede wil, voortkomende uit die eigen

verantwoordelijkheid, aan te boren ten behoeve van het algemeen belang. De Sovjet-

staat was zo gepreoccupeerd met vijanden van buiten en later ook binnen het systeem,

dat alle kritiek en elke vorm van oppositie in de kiem werden gesmoord. In plaats van de

vrije gedachtenwisseling kwam de ijzige kou van de absolute waarheden, verwoord door

de partij. Dat zo’n systeem ten onder ging was, zo constateerde ik in 1996, beslist geen

verlies voor diegenen die een vrijheidslievend socialisme nastreven. Daarom heb ik ook

geen enkele affiniteit met de heersers in Bejing, die zich weliswaar beroepen op

inspirerende socialistische voorgangers, maar die er geen been in zien de bevolking

permanent te onderdrukken en te onderwerpen aan hun grillen. Arm volk, dat hopelijk

snel in staat is zich van haar communistische gerontocratie te ontdoen en daarna koers

te zetten naar een democratische samenleving.

Waar het Oost-Europese communisme ontaardde in brute dictatuur en geestdodend

collectivisme, bleek ook de West-Europese sociaal-democratie, na de opwindende jaren

van wederopbouw en bevlogen politiek, in de jaren tachtig en negentig van de vorige

eeuw niet in staat een derde weg te vinden. De opvolgers van roemruchte Britse, Duitse

en Nederlandse sociaal-democraten zoals Atlee, Brandt en Den Uyl slaagden er niet in om

da ad werkelijk een sociale democratie te handhaven en uit te bouwen en capituleerden

voor de eisen van de kapitalistische economie. Daardoor moesten zij uiteindelijk wel

belanden in één van de kamers van het liberale huis. Wim Kok schudde zijn ideologische

veren af en bracht de sociaal-democratie onder in Paars.

Aan ons zou het zijn om onze eigen weg tussen egoïsme en collectivisme te vinden. Meer

concreet: een rood antwoord op Paars, zoals de ondertitel van ‘Tegenstemmen’ luidde.

Een hele klus om te klaren, temidden van het politieke pessimisme van die tijd. Maar

juist daardoor werden we nog meer dan voorheen gedwongen onze eigen analyses te

maken en onze eigen alternatieven te ontwikkelen. Dat bracht mij en de SP tot politieke

volwassenheid.

Page 18: Nieuw optimisme - 2003

18

Winnen… en twijfelen

Hoewel paars in 1998 ‘in’ was bij de kiezers, betekende dat niet dat wij ‘uit’ raakten. Kort

voor de verkiezingen van dat jaar schreef ik een nieuw boek, ‘Effe dimmen’ met als

ondertitel ‘Een rebel in Den Haag’. Ik vertelde daarin hoe het ons verging en hoe we ons

gaandeweg een positie hadden verworven. Het werd een mooie verkiezingsdag; we

gingen van 2 naar 5 zetels. Met Agnes Kant , Harry van Bommel en Jan de Wit kregen we

een kwalitatieve versterking van jewelste, terwijl we ook het aantal medewerkers van

ons Haagse team konden uitbreiden. Ondertussen was de SP ongekend snel gegroeid

naar 25.000 leden, terwijl we er in 1994 nog geen 15.000 hadden. Meer mensen, meer

ideeën, meer handen en voeten. Duidelijke cijfers die bewezen dat we in een behoefte

begonnen te voorzien. Zowel onze kritiek op misstanden in de gezondheidszorg, het

onderwijs, de huisvesting als onze alternatieven om zaken beter te regelen, spraken

steeds meer mensen aan. Daardoor werd de behoefte aan een helder en modern

beginselprogramma steeds groter. Op ons congres van december 1999 stelden we ‘Heel

de mens’ vast. Daarin definieerden we ons socialisme als de beweging naar een

samenleving waarin menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid van mensen en de

solidariteit tussen mensen voorop staan. Alles wat die drie waarden bevordert, steunen

we van harte, alles wat er tegenin gaat, wijzen we af en bestrijden we. Daarmee hebben

we onszelf een bruikbare meetlat gegeven in de politiek en de samenleving

De nieuwe periode had nieuwe zaken in petto. Veel tijd staken we in acties op terreinen

als gezondheidszorg en de sluipende afbraak van de publieke sector. Met Karel Glastra

van Loon schreef ik ondertussen een boek over de vreselijke oorlogen op de Balkan en de

betrokkenheid van ons land daarbij. We spraken met mensen als Lord Carrington, Hans

van den Broek, Noam Chomski, Georgi Arbatov en Sir Michael Rose, om tot een

afgewogen oordeel te kunnen komen. Met onze stellingname in en buiten de Kamer dat

er ‘beter dan bommen’-antwoorden gezocht en gevonden moesten worden tegen foute

regimes, bewezen we dat we geenszins de opportunistische en populistische partij waren

waarvoor sommigen ons hielden. We kozen onze eigen weg, of dat nu populair was of

niet.

Page 19: Nieuw optimisme - 2003

19

Onze nieuwe Kamerleden timmerden stevig aan de weg en oogsten bewondering voor

hun doortastendheid en inzicht. Maar makkelijk werd het allemaal niet. In tegenstelling

tot Paars-1 betekende Paars-2 dood tij, ook voor mij. Nergens kon je nog echt over

debatteren in de Kamer, alles werd geregeld in onderling overleg van de

regeringspartijen en in het Torentje. Ik kreeg er de pest over in en overwoog of het

wellicht ook aan mij kon liggen dat de zaak niet opengetrokken kon worden. Wellicht

werd het tijd om de fakkel over te geven aan een nieuw talent? Maar daar dacht de

partijleiding anders over. Ik liet me overtuigen dat doorgaan echt de beste optie was.

Een juiste beslissing, zo bleek. Bovendien kwam er nieuw leven in de Haagse brouwerij.

Het CDA kreeg een paleisrevolutie, waarin Balkenende als nieuwe kopman tevoorschijn

kwam. PvdA-boegbeeld Kok kondigde aan te vertrekken en Melkert zou de nieuwe man

moeten worden. En aan het politieke firmament verschenen nieuwe fenomenen als

Leefbaar Nederland en Pim Fortuyn. Daardoor voelde ik me weer als een vis in het water!

Dat was nodig ook. Nederland raakte betrokken in een nieuwe oorlog. Dit keer tegen

Afghanistan, het land dat na de barbaarse aanslagen op de Twin Towers in New York op

11 september 2001 door de Amerikaanse president George W. Bush werd uitgeroepen tot

de basis van alle kwa ad ,. We stonden in het parlement alleen met onze stelling dat

barbarij niet met bommen, maar met effectiever beleid bestookt zou moeten worden. Dat

was geen gemakkelijke positie en we kregen veel kritiek van andere partijen die wél voor

bombarderen kozen. Maar we merkten ook dat onze afwijkende houding gerespecteerd

werd, vooral ook buiten het parlement – het beeld dat de SP een consequente partij is

werd erdoor bevestigd.

De uitverkoop van de beschaving

Ikzelf was inmiddels begonnen aan het initiatief ‘Stop de uitverkoop van de beschaving’.

Samen met mensen die ik gaandeweg had leren kennen vonden we dat het tijd was om

stelling te nemen tegen de uitverkoop van de publieke sector en de naoorlogse sociale

verworvenheden, die tot het fundament van onze beschaving behoorden. We wilden een

beroep doen op de bevolking om mee te denken over hoe het anders en beter kon dan

doorlopen op het heilloze p ad van het neoliberalisme. Onze club was een buitengewoon

divers gezelschap. Met Mies Bouhuys, Wouter van Dieren, Bob Fosko, Karel Glastra van

Loon, Freek de Jonge, Arjo Klamer, Huub Oosterhuis, Dorien Pessers, Harry de Winter en

Nilgün Yerli vormde ik het bestuur van de Stichting Stop de uitverkoop van de

beschaving. Honderden meer en minder bekende Nederlanders lieten ons weten het

initiatief van harte te steunen. Acteurs, sportmensen, journalisten, schrijvers,

kunstenaars, wetenschappers en werkers op allerlei gebied meldden zich aan voor ons

‘comité van aanbeveling’. Ikzelf had het gevoel dat we nu echt met iets goeds aan de

gang gingen, waarmee we veel mensen zouden kunnen raken. Met het initiatief, dat veel

aandacht kreeg, bereikten we ook dat het woord ‘beschaving’ en de inhoud ervan niet

langer door ‘rechts’ als haar bezit, haar terrein, werd geclaimd, maar eerder iets van

‘links’ behoorde te zijn.De inleiding van ons manifest zette uiteen wat er volgens ons aan

de hand was met onze beschaving:

Page 20: Nieuw optimisme - 2003

20

‘In de afgelopen twintig jaar heeft zich in Nederland, evenals in veel ons omringende

landen, een stille revolutie voltrokken: de overheid heeft zich teruggetrokken om ruimte

te maken voor de markt, de verzorgingsstaat is ingeruild voor een waarborgstaat, en de

samenleving als geheel is sterk geëconomiseerd. Het marktdenken, dat voorheen slechts

een beperkt deel van het maatschappelijk verkeer beheerste, is alomtegenwoordig

geworden. Premier Wim Kok omschreef dat proces in de regeringsverklaring van het

eerste paarse kabinet in 1994 als volgt: “De leidende gedachte in dit program is het

herijken van de verhouding tussen gemeenschappelijke regelingen en eigen

verantwoordelijkheid.” En even verderop: “Zo kan een nieuw evenwicht groeien tussen

de behoefte aan bescherming en de noodzaak van dynamiek.” Inmiddels wordt duidelijk

wat de prijs is die we als samenleving betalen voor dit “nieuwe evenwicht”. Langzaam

maar onontkoombaar krijgen we de rekening gepresenteerd voor het jarenlang

veronachtzamen van de publieke zaak door de overheid. Door de te krappe budgetten

voor bijvoorbeeld zorg en onderwijs ontstaan in deze sectoren steeds meer particuliere

initiatieven, met als onvermijdelijk gevolg een steeds schrijnender tweedeling. In plaats

van uit te gaan van de eigen kracht, is de politiek gaan geloven in de markt als panacee

voor alle maatschappelijke kwalen. De publieke sector is in de uitverkoop gedaan vanuit

de overtuiging dat “de onzichtbare hand van de vrije markt” de samenleving beter zou

kunnen vormgeven dan een democratisch gecontroleerde overheid. Door dat beleid

dreigen niet alleen “typisch Nederlandse” verworvenheden als een redelijk eerlijke

inkomensverdeling, het sociale zekerheidsstelsel en een voor iedereen toegankelijke

gezondheidszorg verloren te gaan, het is niet minder dan de beschaving zelf die samen

met de publieke sector in de uitverkoop wordt gedaan.’

De rest van het verhaal kan kort zijn: Fortuyn veroorzaakte een omwenteling van

jewelste, de grote politieke partijen bleken niet in staat zich te verdedigen tegen zijn

onorthodoxe aanvallen en vielen van hun voetstuk. Toen gebeurde wat niemand voor

mogelijk had gehouden. Op 6 mei, negen dagen voor de verkiezingen vermoordde, een

man Pim Fortuyn. Het land raakte in een shock, de verkiezingscampagnes werden

afgelast en in een sfeer van vervreemding en verbijstering zetten de kiezers de politiek

op zijn kop. De paarse regeringspartijen werden gehalveerd en uit de regeringsbanken

gejaagd, en anderhalf miljoen mensen brachten hun stem uit op een dode lijsttrekker.

Het CDA, tot voor kort nog in de kreukels, werd de grootste partij van het land – en wij?

Wij wisten ons ook in deze verkiezingen opnieuw te versterken: van 5 naar 9 zetels en

meer dan een half miljoen kiezers.

Een nieuwe regering van CDA, LPF en VVD trad aan – en donderde na slechts 88 dagen

alweer in elkaar. Haar komst was even onvermijdelijk als haar ondergang. Omdat het

kabinet verdween moesten nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. In de aanloop

ernaartoe blijkt de SP voor steeds meer mensen een partij om te vertrouwen. Ikzelf –

ooit dat jongetje uit de Goudmijnstraat in Oss – ben inmiddels Bekende Nederlander

geworden. Mijn hoofd zie ik overal opduiken. Veel en vaak mag ik nu zeggen hoe ik over

gebeurtenissen en ontwikkelingen denk. Ik besef dat dat komt omdat mijn eigen verhaal

nu al zolang gelijk op loopt met dat van mijn partij. Samen zijn we zover gekomen. Het

worden spannende tijden!

Page 21: Nieuw optimisme - 2003

21

VAN DE REGEN IN DE DRUP

In de jaren tachtig van de 20ste eeuw maakte de wereld een draai, als reactie op de

diepe, wereldwijde economische crisis die eind jaren zeventig inzette en overal ernstige

gevolgen had voor productiviteit, werkgelegenheid, winstgevendheid en

overheidsfinanciën. Oude recepten leken niet meer te werken en de vraag was wat wel

zou helpen. De aanzet tot de draai kwam van de Amerikaanse president Ronald Reagan

en de Britse minister-president Margaret Thatcher. Zij wilden weg van een samenleving

waarin de overheid veel voor het zeggen had en op weg naar een wereld met veel

vrijheid voor de ondernemers. Conservatieven en liberalen wilden een restauratie van de

vrije markt die, vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog, overal aan banden was

gelegd door de ontwikkeling van de verzorgingsstaat.

‘Neoliberalisme’ gingen we die aanpak noemen, van meer markt en minder overheid.

Eerst leek het wel mee te vallen, en leek het opruimen van domme bureaucratie en

uitwassen van een luie overheid nog niet eens zo gek. Voor wie goed keek, bleek het

echter om veel meer, om een heuse revolutie te gaan. Niet eentje waar links nog wel

eens van droomde, maar eentje die bij rechts de harten sneller deed kloppen. De

revolutie begon in Amerika en Engeland, maar sloeg daarna over naar ons land.

Toenmalig minister-president Ruud Lubbers bleek met zijn no-nonsense beleid een

perfecte volgeling; hij werd de manager van BV Nederland, met de ministerraad als Raad

van Bestuur. Dit is de tijd waarin de individualisering heilig werd verklaard. En links, dat

wist het allemaal niet. Stap voor stap kon Lubbers afbreken wat in de decennia daarvoor

was opgebouwd. Links liet het gebeuren, weigerde de strijd aan te gaan. Links

capituleerde en ging ook zeggen dat individualisering okay was, dat mensen zélf moesten

weten wat ze wilden en deden, dat sociale controle naar spruitjeslucht rook en waarden

en normen vooral erg ouderwets waren. Links en rechts streden om wie de mensen de

meeste vrijheid gunde. Maar ondertussen nam het ondernemerdom die vrijheid in

handen. Wie een lijst maakt van wat er in twintig jaar tijd allemaal verdwenen is bij de

overheid en verkocht of weggeven aan het bedrijfsleven slaat achterover. De

nutsbedrijven, de woningcorporaties, de gemeentelijke bouwbedrijven, de

gemeentegronden, een deel van de uitvoering van de sociale zekerheid, de busbedrijven.

De NS werd op afstand gezet, de kabel werd verkocht, zwembaden werden

geprivatiseerd enzovoorts.

Page 22: Nieuw optimisme - 2003

22

Lang leve het individualisme

Individualisme was ‘in’ en botste volgens de mensen die het in die periode voor het

zeggen hadden op altruïsme, dat dus ‘uit’ raakte. Je inzetten voor een ander, dat paste

eerder bij de jaren vijftig dan bij de jaren tachtig. Na de jaren zestig als de jaren van het

engagement en de jaren zeventig van de politieke vertaling ervan werden de jaren

tachtig de jaren van de ommezwaai. Weg van de welvaartsstaat, weg van de

verzorgingsstaat, ieder voor zich, marktwerking en privatisering. En links ging mee.

Altruïsme werd ook door veel linkse profeten zielig gevonden. Het moet toch niet zo zijn

dat jij voor jouw buurvrouw zorgt. Daar heb je toch professionals voor! Het moet niet zo

zijn dat de bewoners zichzelf in de buurt organiseren. Daar zijn toch opbouwwerkers

voor! Het idee vatte post dat vrijwel alles uitgeorganiseerd, geprofessionaliseerd en

geëconomiseerd kon worden. ‘Besturen op afstand’ was ook een uitdrukking die in deze

tijd bedacht werd. De baas verdween en de manager kwam. In het bedrijfsleven, maar

ook in de politiek, in de zorg en in het onderwijs. Dus geen betrokken leraar met

betrokken leerlingen meer, maar een directeur die zelf geen les meer geeft, maar alleen

nog maar op afstand zijn ‘bedrijf’ runt. Lubbers-1 en Lubbers-2 maakten een begin met

de omwenteling. Paars-1 en Paars-2 hebben het karwei afgemaakt, waardoor Nederland

omgevormd is van een sociale verzorgingsstaat tot een steeds kalere waarborgstaat,

waar burgers nog slechts beperkte garanties voor een goed leven wordt geboden. ‘Zoek

het zelf maar uit’, is de boodschap die er nu in gehamerd wordt. Zo’n houding heeft

diepgaande gevolgen voor de houding die burgers in de samenleving gaan innemen.

Wat ik de politiek zo kwalijk neem is dat ze zó fragmentarisch naar die zaken heeft

gekeken. Dit was een politiek van kortetermijndenken. Men heeft een hele generatie

mensen met de verkeerde boodschap de wei ingestuurd. Nu komen de mensen er

gefrustreerd van terug. Waarom is het ziekteverzuim zo hoog in het onderwijs en in de

zorg? Dat heeft allemaal hiermee te maken. Men heeft niet willen inzien wat de essentie

van die sectoren is. Vervolgens heeft men niet genoeg geld willen vrijmaken en

tweedeling in kwaliteit en toegang toegelaten. Het gevolg is dat veel mensen die in die

sectoren werken de moed opgeven of vervallen in cynisme. De centrale vraag is dus: hoe

kunnen we bevorderen dat het weer anders wordt en dat we leren inzien dat de prijs

voor de enorme economische groei van de afgelopen jaren veel te hoog is geweest? Ik

vind dat we de mensen in de zorg, het onderwijs en de veiligheid minstens evenveel en

wellicht nog meer moeten betalen dan de markt, omdat zij de samenleving zoveel

bieden.

In de jaren tachtig werd ook de wetenschap weggeprofessionaliseerd. Ik neem het

academici kwalijk dat zij dat hebben laten gebeuren. Ze hebben niet tijdig geprotesteerd,

terwijl ze wel een eredoctoraat geven aan iemand die de barcode heeft uitgevonden.

Educatie en wetenschap zijn belangrijke pijlers onder de beschaving. Wat voor

samenleving zijn we als de wetenschap zich laat hoereren door derden, door geldstromen

van mysterieuze multinationals die een claim willen leggen op wetenschappelijke

ontwikkelingen? Als er geen publieke hoedster meer is voor de onafhankelijkheid van de

wetenschap, die ons zoveel gebracht heeft en in de toekomst nog zoveel kan brengen?

Page 23: Nieuw optimisme - 2003

23

Dom, heel dom

Een politicus is iemand die over dergelijke vragen moet nadenken, die verbanden ziet en

de lange termijn in gedachten houdt. Daarvoor is hij gekozen. Maar ze hebben het

gewoon laten lopen! In de jaren negentig werd gezegd: we zijn allemaal

geontideologiseerd; er is alleen nog maar pragmatisme. Hoe kunnen we zorgen dat het

financieringstekort en de staatsschuld worden teruggebracht, de euro geïntroduceerd,

het bruto binnenlands product groeit enzovoorts. Maar naar de kwaliteit van het bestaan

keek niemand om. En dat was oliedom!

In 1994 verdween, voor het eerst in zijn bestaan, het CDA uit de regering. Sinds de

invoering van het algemeen kiesrecht h ad den de christelijken het land mede geregeerd,

het gemaakt tot wat het was, met alle goede maar zeker ook heel veel foute kanten.

‘Opgeruimd staat netjes’, dachten velen. We gingen over op paars. Het klonk aardig

maar was merkwaardig, dit monsterverbond van oude tegenpolen: de sociaal-

democraten en de liberalen. Ik heb toen gezegd dat de paarse faç ad es van karton

zouden blijken te zijn en dat klopte. Paars bleek in werkelijkheid de voortzetting van het

eerdere beleid met andere partijen. Sterker nog: de neoliberale revolutie bereikte zijn

hoogtepunt onder Paars; alles werd gaandeweg uitverkocht en de overheid

diskwalificeerde zich steeds meer. Mensen gingen geloven dat het niet anders kon en

gaven Paars voldoende steun om acht jaar lang aan de macht te blijven.

Paars leek weg te komen met allerlei wantoestanden: de arrogantie, de sorry-

democratie, de vriendjes- en achterkamertjespolitiek. En de totale neutraliteit als het

ging om datgene wat gewone mensen bewoog; de problemen die zij ondervonden in de

volkswijken, de integratie, de wachtlijsten. Toch broeide onder de oppervlakte de

onvrede. Mensen zeiden tegen elkaar: ‘onze vaders en moeders hebben verdomme dit

land opgebouwd! Nou moeten ze hulp hebben, maar die is er niet en plaats in een

verzorgings- en verplegingshuis nog minder.’ Waarom heeft de politiek daar niet over

nagedacht en zolang gewacht met investeren? Hetzelfde verhaal geldt voor veel meer

terreinen, zoals de bus en het spoor. De politiek heeft gedacht: ‘het spoor, dat is een

uitvinding uit de 19e eeuw en daar gaan we nu niet meer in investeren. ’ Het beschikbare

geld ging vooral naar het transnationale langeafstandvervoer en naar het

goederentransport. Het lokale en regionale vervoer werd verwaarloosd. Met materiaal en

infrastructuur werd slonzig omgegaan en de samenhang werd verbroken. Het resultaat

daarvan kunnen we dagelijks zien.Wie de situatie in Engeland had bestudeerd, had

kunnen weten dat privatiseren of ‘verzelfstandigen’ van het spoor niet werkt. Al ver voor

de verzelfstandiging in Nederland, werd het spoor in Engeland een ramp. Er werd niet

geïnvesteerd in onderhoud van rails en treinstellen, wat tot een hele reeks ongelukken

leidde. Maar als je daarop in Nederland wees, deed iedereen of het aan de Engelse aard

lag in plaats van de aard van het neoliberalisme. Nu weten we beter maar zitten we met

de gebakken peren.

Page 24: Nieuw optimisme - 2003

24

DE STILLE REVOLUTIE

De afgelopen twintig jaar heeft zich, zoals gezegd, in ons land een ware revolutie

voltrokken. De ‘warme’ verzorgingsstaat werd ingeruild voor een ‘kille’, zakelijke

waarborgstaat. Paars wilde een nieuw evenwicht en dat kwam er: inkomsten en uitgaven

van de overheid houden elkaar nu inderdaad in evenwicht, maar de samenleving is uit

balans geraakt. De overheid verstrekt steeds minder garanties en laat meer en meer

over aan de markt. De publieke zaak is verweesd en dat blijft niet zonder gevolgen. Hoe

beschaafd is ons land nog?

Goedkoop en duurkoop

Achtereenvolgende kabinetten hebben zich vanaf het begin van de jaren tachtig

gefixeerd op de macro-economische cijfers (de economische groei, het terugdringen van

het financieringstekort en de staatsschuld). Dit heeft de blik op de samenleving

vertroebeld. De korte horizonten van maximaal vier jaar (voor herverkiezing) en meestal

zelfs één jaar (het begrotingsjaar) hebben verhinderd dat de heersende politiek tijdig

heeft ingezien dat er schraalheid is ontstaan aan het eind van de kaasschaaf. De prijs die

nu wordt betaald voor het systematisch verkrappen van budgetten is hoog. Die prijs

omvat de onvoorwaardelijke en onbetaalbare loyaliteit van de leraar aan het onderwijs

en ‘zijn/haar’ leerlingen, van de verpleger aan de zorg en ‘zijn/haar’ patiënten, van de

politieagent aan de beveiliging van de openbare ruimte en ‘zijn/haar’ wijkbewoners, van

de academicus aan de wetenschap en ‘zijn/haar’ onderzoek, van de kunstenaar aan de

kunsten en ‘zijn/haar’ werkstuk, van de conducteur aan het openbaar vervoer en

‘zijn/haar’ passagiers. De infanteristen van de publieke zaak, zij die in de frontlinie staan

van de dagelijkse werkelijkheid, hebben hun vertrouwen in de overheid verloren. Zij

hebben het gevoel er alleen voor te staan, en niet de steun te krijgen die ze terecht

verwachten. Cynisme uit zelfbehoud is het onvermijdelijke gevolg. De goedkoop van de

overheid is duurkoop voor de samenleving geworden.

De impopulariteit van de publieke sector heeft diverse oorzaken: natuurlijk het loon dat

beslist niet marktconform is; natuurlijk de mindere secundaire arbeidsvoorwaarden;

maar vooral toch ook de bezoedeling van het imago van het werk, of dat nu in het

onderwijs is, de zorg, de politie, of het leger. Een baan in de publieke sector lijkt het

laatste te zijn waar jongeren naar streven. De bezoedeling van overheidsdiensten heeft

alles te maken met de stiefmoederlijke wijze waarop de kabinetten vanaf Lubbers-1 (en

met name de twee paarse kabinetten) met deze sectoren zijn omgegaan. Het begon

ermee dat ‘de maakbaarheid van de samenleving’ als te pretentieus concept uit het raam

werd gegooid. In het kielzog van deze zelfrelativering werd de hele publieke sector

gediskwalificeerd als inefficiënt en ineffectief. Meer en meer politici vielen voor de

aantrekkelijkheid van de simpele dogma’s van het neoliberalisme.

Page 25: Nieuw optimisme - 2003

25

Minder overheid, meer markt

‘Minder overheid en meer markt’ werd voor vrijwel elke partij het uitgangspunt.

Privatisering, deregulering, decentralisering en budgettering werden de instrumenten van

dit beleid. Ideologisch verwoordde Paars 1 het in het Regeerakkoord ‘Keuzen voor de

toekomst’ van 1994 aldus: ‘de leidende gedachte in dit programma is het herijken van de

verhouding tussen gemeenschappelijke regelingen en eigen verantwoordelijkheid.’ En

verder: ‘zo kan een nieuw evenwicht groeien tussen de behoefte aan bescherming en de

noodzaak van dynamiek.’ Een herijking en een nieuw evenwicht dus, dat was wat de

paarse bewindslieden wilden bereiken. En ze hebben niet stil gezeten: alle sociale wetten

zijn door de molen gegaan en vrijwel zonder uitzondering verslechterd: de

arbeidstijdenwet werd verruimd; de sociale volkshuisvesting is bijna geheel ontmanteld;

de zorg werd gebudgetteerd en de uitgavengroei onder Paars-1 gemaximeerd op jaarlijks

1,3 procent; het onderwijs kreeg te maken met systematische tekorten, terwijl de

verantwoordelijkheid in belangrijke mate werd gedecentraliseerd; de NS werd

verzelfstandigd; nutstaken als gas en elektra werden klaargemaakt voor de markt; de

PTT werd KPN en ging naar de beurs. Tegelijkertijd werd door paars voor 25 miljard aan

lastenverlichting voor bedrijven en burgers doorgevoerd. Deze herijking leidde inderdaad

tot een andere evenwicht: solidariteit werd vervangen door markt-dynamiek. De

herijking leidde tot particuliere rijkdom voor enkelen en tot publieke armoede voor velen.

Steeds vaker hoor je specialisten en andere kenners van de gezondheidszorg spreken

van ‘dood door schuld’, als ze de gegroeide wantoestanden in de vorm van wachtlijsten

beschrijven. Hoogleraar Knape, anesthesioloog in het UMC, sprak al over ‘onnodige

sterfgevallen’. De Gezondheidsraad sprak schande over het feit dat kankerpatiënten in 13

van de 21 bestralingscentra drie tot zeven weken moeten wachten voordat ze behandeld

kunnen worden. Het aantal wachtenden voor een open-hartoperatie neemt weer toe. Het

tekort aan IC-bedden maakt dat vaak geleurd moet worden met patiënten: de

Nederlandse Hartstichting komt met voorbeelden uit Limburg waar hartpatiënten

overleden omdat er geen plek was in een naburig ziekenhuis. Chirurg Maurits de Brauw

zegt: ‘Ik maak de mensen niet beter. Ik maak ze zieker.’ (NRC 20 mei 2000) En:

‘mensen die vanwege galstenen op de wachtlijst stonden, kwamen plotseling met een

ontstoken alvleesklier of galblaas binnen. We hebben nog geen doden gehad , maar daar

kun je op wachten.’ Volgens recent vergelijkend onderzoek van de OESO is de

specialisten- en huisartsendichtheid in ons land laag, en geven we betrekkelijk weinig uit

aan zorg. Onder andere daarom hebben we wachtlijsten.

En niet alleen in de cure, ook de care: meer dan 10.000 mensen wachten op een plaats

in een verpleeghuis en ruim 32.000 mensen wachten op een plekje in een

verzorgingshuis. Bijna 60.000 mensen krijgen geen of onvoldoende thuiszorg. Bijna

10.000 kinderen wachten op hulp of een plaats in een instelling. Deze cijfers zijn al jaren

bekend. Achtereenvolgende regeringen toonden zich al die tijd Oost-Indisch doof en

ondernamen niets om de ontwikkeling te keren. Dat was de prijs voor een ‘nieuw

evenwicht’. Waar de publieke sector tekort schiet, bereidt zij de weg voor de commercie.

AEGON kwam met een polis die de verzekerde in staat stelt de wachtlijsten door middel

van een arrangement in het buitenland te omzeilen. Maar voor wat hoort wat; de premie

ligt fors hoger dan die voor andere polissen. Eerder werden we al geconfronteerd met

voorbeelden van voorrangszorg in particuliere klinieken en bedrijvenpoli’s. Zelfs de zorg

is nu wat kwaliteit en toegang betreft ten prooi gevallen aan tweedeling.

Page 26: Nieuw optimisme - 2003

26

Tweedeling komt niet alleen tot uitdrukking in de zorg. We zien het ook ontstaan in het

onderwijs. Privé-scholen (20.000 euro per kind per jaar) werden door de politiek

goedgekeurd en het belang van sponsoring in het onderwijs neemt steeds verder toe, net

als het belang van hoge ouderbijdragen voor scholen. De Paarse minister Hermans sprak

in dit verband eufemistisch over ‘differentiatie’, die zou leiden tot pedagogische of

didactische diversiteit. In werkelijkheid gaat het erom dat ouders graag extra betalen om

zich te verzekeren van goed onderwijs voor hun kinderen. Maar niet iedereen kán extra

betalen. ‘Differentiatie’ leidt in de praktijk vooral tot sociaal-economische segregatie.

Internationaal gezien dalen we steeds verder op de onderwijsladder: onze klassen zijn

groter, onze leraren moeten langer werken, en daardoor is het niveau lager. Ook het

percentage BBP dat we uitgeven aan onderwijs is lager en inmiddels onder het

gemiddelde van de geïndustrialiseerde landen, aangesloten bij de Organisatie voor

Economische Samenwerking en Ontwikkeling! Als we weer op het gemiddelde willen

uitkomen, moet er 5 miljard euro extra worden vrijgemaakt voor het onderwijs.

Pedagogen vroegen zich vroeger nog wel eens af of onderwijs het volgieten is van een

emmer of het ontsteken van een licht. Deze vragen zijn nu achterhaald. Voor geen van

beide kwalificaties lijken we nog de middelen beschikbaar te hebben.

De collectieve armoede heeft ook geleid tot minder aandacht voor de structurele

individuele armoede in onze samenleving. Nog steeds groeien zo’n 300.000 kinderen op

in armoede en loopt het aantal daklozen (waaronder steeds meer gezinnen en kinderen)

verder op. En tot culturele armoede. De kunsten moeten inleveren en wetenschappers

die zich bezighouden met fundamenteel onderzoek moeten vóór ze in aanmerking komen

voor een budget eerst een plan indienen met de marktkansen en sponsormogelijkheden.

De verweesde publieke zaak

De publieke zaak heeft altijd twee ouders gehad : de overheid en de samenleving. De

overheid heeft haar taken veronachtzaamd, waardoor de samenleving steeds meer

verworden is tot een optelsom van individuen. Het is één van de grote misverstanden

van deze tijd te denken dat wanneer de door de overheid georganiseerde solidariteit

afneemt, de spontane, maatschappelijke solidariteit zal toenemen. Niets is minder waar

gebleken. De overheid is medetrendsetter, of ze dat nu wil of niet. De politiek van de

afgelopen twintig jaar heeft de vanzelfsprekendheid van de solidariteit van de ‘have’s’

met de ‘have-nots’ doen verdwijnen. Deze ontwikkeling kon slechts leiden tot

calculerende burgers. Uit de overspelige relatie van de sociaal-democratie met het

liberalisme werd de homo economicus geboren, waarbij de eerste haar DNA-kenmerken

aan deze liefdesbaby lijkt te hebben onthouden.

Page 27: Nieuw optimisme - 2003

27

GROTE UITVERKOOP

In 20 jaar tijd ging alles in de uitverkoop: de bus, de trein, de kabel, de elektriciteits- en

de gasvoorziening. Indachtig het neoliberale principe van ‘minder overheid, meer markt’

is men voortvarend te werk gegaan. Niet praktische, maar ideologische motieven lagen

daaraan ten grondslag.

… van de elektriciteit

Hoewel we in ons land een schone en goedkope elektriciteitsvoorziening had den, die

bovendien een 100 procent leveringszekerheid kende, moesten we toch marktwerking

introduceren in de elektriciteitsvoorziening. Ligt het niet veel meer voor de hand om

zaken die behoren tot de voorzieningen voor het algemeen nut in overheidshanden te

laten? De overheid is immers democratisch te controleren én heeft slechts één belang,

het algemeen belang, omdat geen rekening gehouden hoeft te worden met het belang

van commerciële aandeelhouders. Rijk, provincies en gemeenten denken daar op dit

moment echter anders over. Waar de Rijksoverheid haar gedachten vooral laat leiden

door de ideologische overtuiging dat de overheid zich niet meer met deze taken moet

bemoeien, zijn de provincies en gemeenten vooral gebiologeerd door de enorme

bedragen die vrijkomen bij verkoop van aandelen.

De stroomcrisis die in 2001 Californië teisterde heeft op indringende wijze laten zien

waartoe de belangen van ondernemers om op korte termijn winst te maken en hun

gebrek aan belangstelling voor langetermijninvesteringen kan leiden. In Californië mocht

de belastingbetaler opdraaien voor de kosten om de stroomvoorziening op gang te

houden. Eén van de eigenaren van de centrales was het Texaanse Reliant – dat onder

andere het Utrechtse UNA opkocht – die de knop omdraaide met de mededeling: ‘Dat is

vanwege onze verantwoordelijkheid die wij tegenover onze aandeelhouders hebben’. Ook

in ons eigen land neemt inmiddels het aantal stroomstoringen toe. Cap Gemini Ernst &

Young stelden dat een stroomcrisis zoals in Californië in ons land ‘niet ondenkbaar’ is,

omdat marktwerking leidt tot een zo klein mogelijke restcapaciteit: ‘tijdig investeren in

toekomstige productiecapaciteit is dan uiterst onwaarschijnlijk en dit is ook precies waar

het in Californië is misgegaan’. Commerciële productiecentrales zien weinig nut in extra

stroomopwekking, omdat die niet kan concurreren met de goedkope maar vieze

bruinkoolstroom en atoomstroom uit Frank rijk en Duitsland. De overheid kan de

centrales niet dwingen hun capaciteit uit te breiden, ‘in een geprivatiseerde wereld waar

de uiteindelijke beslissingen in Dallas of Madrid genomen worden’, aldus Cap Gemini

Ernst & Young.

Page 28: Nieuw optimisme - 2003

28

De uitverkoop van de gemeentelijke, regionale en provinciale energiebedrijven en de

liberalisering van de energiemarkt brengt de kleinverbruikers niet de beloofde lagere

prijzen en betere service. Concurrentie lijkt zich te beperken tot de grootverbruikers.

Sinds 1998 kunnen grootverbruikers vrij hun leverancier kiezen. Vanaf 2002 geldt

hetzelfde voor middelgrote afnemers; vanaf 2004 voor kleingebruikers. De vrije

energiemarkt belooft lagere prijzen en betere service. Door gebrek aan concurrentie

dreigt deze belofte voor met name de huishoudens en het midden- en kleinbedrijf een

illusie te worden. Vooruitlopend op de vrijmaking van de elektriciteitsmarkt heeft een

proces van schaalvergroting plaatsgevonden: sinds 1998 beheersen de

distributiebedrijven Essent, Nuon, Eneco en Remu de markt. Na een fusiegolf bleven ook

vier grote producenten over (EPZ, onderdeel van Essent, en de buitenlandse bedrijven

E.ON, Reliant en Electrabel). Door verdere schaalvergroting wordt de Europese

energiemarkt verdeeld tussen een klein aantal conglomeraten, die actief zijn in zowel

productie als distributie. Verdere schaalvergroting betekent weinig goeds voor de

kleingebruikers.

… van het openbaar vervoer

Er zijn drie structurele oorzaken voor de huidige malaise bij het spoor te noemen: het

bezuinigen op het onderhoud van de infrastructuur, het opknippen van het bedrijf met

het oog op privatisering en het uitstel van investeringen in nieuw materieel en personeel.

Een gezonde NS vraagt nieuwe investeringen, een andere organisatie en meer publieke

verantwoording. De eerste oorzaak van de problemen op het spoor, het bezuinigen op

het onderhoud, valt onder de verantwoordelijkheid van de regering. Deze gaf voorrang

aan grote projecten ten behoeve van de politiek van Nederland Distributieland: de

Betuwelijn, de HSL en de extra spoorlijn onder Schiphol. De economische voordelen van

deze projecten zijn veelvuldig ter discussie gesteld. De gevolgen voor het bestaande

spoor zijn desastreus: volgens Beheer en Instandhouding van de NS is gebrekkig

onderhoud aan spoor en bovenleidingen verantwoordelijk voor 25 procent van de

vertragingen. Onderzoek uit september 2001 van Twijnstra Gudde laat zien dat voor

herstel 454 miljoen euro nodig is.

Het opknippen van het bedrijf, de tweede oorzaak van de problemen, leidde ertoe dat

verschillende bedrijfsonderdelen botsende belangen kregen. Hierop kunnen zowel

regering als directie worden aangesproken. Verschillende bedrijfsonderdelen, waaronder

NS Reizigers, NedTrain en NS Vastgoed, werden commerciële bedrijven in een NS Groep

NV. Deze onderdelen hebben eigen en soms strijdige prioriteiten. Drie ‘taakorganisaties’

bleven voor rekening van de Rijksoverheid: NS Railinfrabeheer (rails); Railned

(spoorcapaciteit) en NS Verkeersleiding (treinenloop). Door dit opknippen is de

collegialiteit in het spoorvervoer goeddeels verdwenen en worden planning en overleg

bemoeilijkt. De derde oorzaak, het uitstel van investeringen, is grotendeels de

verantwoordelijkheid van de verzelfstandigde NS zélf. Al in 1998 bleken 250 treinen meer

nodig, met het oog op de verwachte groei van het aantal reizigers. Het duurde tot 2001

voordat de orders voor nieuwe treinen rond waren en pas in 2005 zal al het nieuwe

materiaal worden geleverd. De directie rechtvaardigde het uitstel van investeringen

doordat onzeker zou zijn dat NS-Reizigers de concessie voor het hoofdnet zou krijgen.

Dit was echter niet relevant, omdat geen enkel ander bedrijf treinen en mensen in

voorraad heeft om het vervoer in Nederland te verzorgen. Materiaal zou van de NS

moeten worden overgenomen. De huidige chaos leert dat het spoorvervoer zich

nauwelijks leent voor concurrentie. Bij aanbesteding gaat het immers om de verkoop van

monopolierechten.

Page 29: Nieuw optimisme - 2003

29

De verzelfstandigde en geprivatiseerde vervoerders kwamen de afgelopen jaren onder

vuur te liggen. Terecht, want de dienstverlening is globaal genomen niet verbeterd: op

enkele goedlopende trajecten werd de frequentie opgevoerd, maar in de vele minder

rendabele lijnen werd fors geknipt. Met de introductie van taxi-achtig vervoer werd ook

bezuinigd op de arbeidskosten, door inschaling van chauffeurs in goedkopere CAO’s. Ook

werd meer gewerkt met gebroken diensten voor het rijdend personeel, wat leidde tot een

hogere werkdruk en meer ziekteverzuim. Veel chauffeurs klagen over het gebrek aan

rust, wat slecht is voor de veiligheid. Hetzelfde geldt voor bezuinigingen op het

onderhoud.

Eenzijdige fixatie op financieel rendement gaat ook ten koste van de nutsfunctie van het

openbaar vervoer. Mensen hebben steeds meer behoefte aan mobiliteit, door de

groeiende afstand tussen wonen, werken, winkelen, recreatie en voorzieningen (zoals

gemeentehuizen, scholen, ziekenhuizen enzovoorts). Ook wonen kennissen, vrienden en

familie steeds verder van elkaar. De groeiende afstand tussen het persoonlijke en

maatschappelijke leven kan maar gedeeltelijk worden opgevangen door meer vervoer per

auto, zo tonen de verstopte wegen. De aanleg van meer wegen en parkeerplaatsen gaat

ten koste van het grondgebruik voor natuur en recreatie. Ook vanuit milieuoogpunt is

een ongebreidelde groei van het autovervoer onwenselijk. Voor veel jongeren, ouderen

en gehandicapten is de auto geen alternatief. Bovendien betekent liberalisering niet dat

overheden geen bemoeienis meer hebben met het openbaar vervoer; ook na de

liberalisering blijven zij politiek verantwoordelijk voor problemen met infrastructuur,

materieel en personeel. Overheden raken steeds vaker met bedrijven verwikkeld in een

strijd of geïnvesteerd moet worden in commercieel interessante, of juist in publiek

wenselijke lijnen. Uitstel van investeringen wordt versterkt door de duur van de

concessies, die korter is dan de levensduur van de vervoersmiddelen. Bedrijven geven

vaak ook prioriteit aan het winnen van nieuwe concessies, om hun marktaandeel te

vergroten. Als vervoerders bezuinigen op financieel onrendabele lijnen zijn de kosten

voor lokale overheden, die verantwoordelijk zijn voor alternatief vervoer. Of voor de

reizigers, die duur en inefficiënt vervoer krijgen.

… van de telecom

De overheid begon in 1994-1995 met de privatisering van de toenmalige PTT. Het

aandeel KPN werd destijds door de overheid aangeprezen als even solide als het

oerdegelijke aandeel PTT. Het leverde de overheid bijna 13 miljard gulden op en de hoop

van het eerste paarse kabinet op een heus ‘volkskapitalisme’. Eind vorig jaar deed de

overheid niet mee aan een nieuwe aandelenuitgifte van KPN, waardoor het

overheidsaandeel verwaterde van 45 tot 35 procent. Dit belang was begin 2000 nog ruim

60 miljard waard, maar door de enorme koersdaling is daar nog maar ééntiende van

over. Bij de privatisering moest de vaste telefoonmarkt worden opengesteld voor

concurrenten. KPN mocht het vaste telefoonnetwerk wel in bezit hebben, maar moest

concurrenten tegen een vergoeding toelaten op het vaste net. Ondanks dat is de vaste

telefoonmarkt nog altijd een bijna-monopolie van KPN; 90 procent van de markt is zeven

jaar later nog altijd in handen van het oude nutsbedrijf. Op de in de jaren negentig snel

groeiende mobiele telefoniemarkt ontstonden maar liefst vijf verschillende netwerken en

kwam een redelijke mate van concurrentie tot stand, hoewel ook op het mobiele net KPN

met een marktaandeel van 44 procent dominant werd.

Page 30: Nieuw optimisme - 2003

30

Eind jaren negentig groeide de twijfel of het wel zo verstandig was bij privatiseringen

zelfs de infrastructuur te verkopen. Bezit van de infrastructuur leidt bijna altijd tot een

monopolie en het geven van een wettelijk recht op toegang voor concurrenten voorkomt

lang niet altijd frustratie. Zo klagen concurrenten van KPN bijvoorbeeld dat storingen op

het vaste net bijna altijd hen treffen, waardoor klanten teruggaan naar KPN. Het gevaar

bestaat ook dat een armlastige KPN hogere prijzen zal vragen en gaat snoeien in het

onderhoud van het vaste net.

Ervaringen met privatisering van energienetwerken (zoals de genoemde energiecrisis in

Californië) leidden ertoe dat de minister van Economische Zaken het landelijke

hoogspanningsnet TenneT voor 2,5 miljard terugkocht van de vroegere SEP. De

stroomkabels in de grond dreigden wel in particuliere handen te vallen. Door een politiek

compromis werd uiteindelijk voor een ingewikkelde constructie gekozen, waarbij het

juridisch eigendom van de stroomkabels in de grond in overheidshanden blijft, maar het

economische eigendom niet. De belangrijkste reden om het lokale elektriciteitsnet in

overheidshanden te houden was dat men vreesde voor misbruik van de netwerken. Dat

is ook mogelijk met het telefoonnetwerk. Met het terugkopen van het vaste

telefoonnetwerk slaat de overheid twee vliegen in één klap: KPN krijgt genoeg geld om

als levensvatbaar bedrijf verder te gaan en de overheid krijgt de mogelijkheid om eerlijke

concurrentie tot stand te brengen op de vaste telefoonmarkt.

Er is nóg een belangrijk voordeel; mocht KPN ooit overgenomen worden door een

buitenlandse concurrent, dan is het een prettig idee dat het vaste telefoonnetwerk in

veilige handen blijft. Buitenlandse monopolies zijn in de regel minder gevoelig voor de

druk van de publieke opinie, waardoor zij eerder zullen kiezen voor prijsverhogingen en

minder onderhoud. Een monopolie is vervelend, maar een monopolie in buitenlandse

handen is een ramp. De waarde van het vaste telefoonnet wordt geschat op zo’n 10 à 20

miljard gulden. Hier staan echter toekomstige inkomsten tegenover, omdat de overheid

een vergoeding vraagt aan KPN en de andere gebruikers van het net. Daardoor zal deze

investering zichzelf terugverdienen. KPN blijft in deze situatie een levensvatbaar bedrijf

met fors minder schulden. De overheid kan op deze wijze de publieke belangen werkelijk

veiligstellen.

… van de gezondheidszorg

In een groeiend aantal plaatsen in Nederland dreigen kleinere ziekenhuizen te

verdwijnen, of te worden omgebouwd tot een polikliniek met dagbehandeling. Tot de

ontmanteling van kleinere ziekenhuizen wordt meestal besloten door de directies en

raden van bestuur, zonder de betrokkenen huisartsen, patiënten en personeel naar hun

mening te vragen. Waar dit wel het geval is wordt veelal niet naar hen geluisterd. Er is

dan ook terecht protest tegen deze ondemocratische en ongewenste beslissingen.

Actiegroepen voor het behoud van ziekenhuizen hebben inmiddels hun krachten

gebundeld en zetten de politiek onder grote druk.

Page 31: Nieuw optimisme - 2003

31

De overheid heeft haar greep op de zorg verloren. Door een rampzalig beleid van

schaalvergroting, zorgverschraling en bezuinigingen is de afgelopen decennia het ene na

het andere kleine ziekenhuis verdwenen. Ook verwaarloost de overheid haar taak als

vertegenwoordiger van de samenleving. Dat leidt ertoe dat een kartel van

ziekenhuisdirecties, Raden van Bestuur, medische staven en zorgverzekeraars op

welhaast autonome wijze haar gang kan gaan. Daarbij staat niet het maatschappelijk

belang voorop, maar de financiële motieven en het eigenbelang. De argumenten waarom

kleinere ziekenhuizen geen toekomst meer zouden hebben, bijvoorbeeld doordat een

beddenoverschot zou bestaan, zijn oneigenlijk. Bedden staan leeg door te weinig

personeel en niet door te weinig patiënten. Die staan namelijk op de wachtlijst! Zeker als

in de toekomst de vraag naar zorg nog verder stijgt zijn deze ziekenhuizen hard nodig.

Dat er nu bedden leeg staan is geen reden om ze te ‘sluiten’.

Wat er moet gebeuren is geld en personeel wordt vrijgemaakt om deze bedden optimaal

te bezetten. Echt investeren in personeel, bijvoorbeeld door fikse verhoging van de

salarissen van verpleegkundigen, is een stuk verstandiger dan nu bedden afstoten.

Fusies en schaalvergrotingen kunnen het personeelstekort overigens nog vergroten, als

nog meer mensen de zorg verlaten. Veel zorgverleners kiezen namelijk bewust voor een

kleiner ziekenhuis in de omgeving. Een ander argument voor schaalvergroting,

efficiëntie, wordt in het onderzoek ‘Van bed tot budget’ van het Sociaal Cultureel

Planbureau onderuit gehaald. Het CPB concludeert dat kleinere ziekenhuizen juist

doelmatiger werken dan grotere. Door korte lijnen, minder bureaucratie en beter contact

met huisartsen wordt vaak beter gewerkt. En het argument dat in kleinere ziekenhuizen

onvoldoende kwaliteit van zorg geboden zou kunnen worden is eveneens flauwekul.

Zorgverleners in kleinere ziekenhuizen doen hun werk natuurlijk niet slechter! Nog

sterker: kwaliteit van zorg is juist een argument om kleinere ziekenhuizen open te

houden. Ze leveren zorg op een menselijke maat. Huisartsen en patiënten zitten niet te

wachten op schaalvergroting. Zij hechten aan ‘hun’ goed bereikbare ziekenhuis – mits

het een volwaardig ziekenhuis is. Het ombouwen van een ziekenhuis tot een polikliniek

met dagbehandeling is daarom geen optie. Huisartsen sturen patiënten niet door naar

een plek waarvan ze niet weten of de nodige zorg geboden kan worden of waar mensen

bij complicaties naar een andere plek doorverwezen moeten worden. Laten we hopen dat

de grote maatschappelijke weerstand ertoe leidt dat de politiek zichzelf bevrijdt uit deze

spagaat en eindelijk kiest voor ingrijpen in plaats van terugtreden.

… en de politiek?

En nu wordt zelfs de politiek vercommercialiseerd, met rijken die zich inkopen. Oud-LPF-

minister Herman Heinsbroek heeft er net van afgezien, maar hij had al wel vijf miljoen

euro voor z’n campagne. De LPF en de VVD schamen zich niet om zich door het

bedrijfsleven te laten sponsoren; zodoende wordt zelfs de politiek meer en meer een

prooi van de commercie. Rijke patsers lopen met zakken geld te zwaaien naar partijen

die bereid zijn zich te laten opkopen. Ik pleit ervoor snel doeltreffende maatregelen te

treffen tegen deze gevaarlijke vormen van sponsoring. Van de ervaringen elders, zoals in

de Verenigde Staten, zou je toch wel iets mogen leren! Ik ben erg voor een verbod op

sponsoring van politieke partijen en voor een koppeling van rijkssubsidies niet alleen aan

het aantal stemmen, maar ook aan het aantal leden. Dan krijgen partijen eindelijk een

stevige prikkel om mensen bij hun organisatie te betrekken in plaats van voortdurend te

lonken naar grote geldschieters. Laten politici die denken dat zoiets geen kwaad kan,

even nadenken over het oude gezegde: ‘wiens brood men eet, diens woord men

spreekt…’

Page 32: Nieuw optimisme - 2003

32

OP DE BRES VOOR KUNST EN CULTUUR

De fixatie van de heersende politiek op het terugbrengen van de collectieve lasten heeft

inmiddels geleid tot vele problemen, in de zorg, het onderwijs, maar zeker ook daar waar

het gaat om de verbreding van de aandacht, de waardering en het respect voor kunst en

cultuur. De tekorten die zijn ontstaan door de aspiraties van musea en theaters aan de

ene kant en het gebrek aan middelen aan de andere kant, heeft de weg vrijgemaakt voor

een toenemende invloed van de commercie.

Kunst te koop

In mijn boek ‘Tegenstemmen’ signaleerde ik in 1996 al dat vanaf de no-nonsense-

periode van de jaren ’80 en onder invloed van de aanhoudende bezuinigingsdrift van de

overheid in veel maatschappelijke instellingen mensen aan de macht gekomen zijn die

als echte managers de tent wensen te runnen en eigenlijk weinig affiniteit meer hebben

met de essentie van het doel van de instelling. In de besturen van ziekenhuizen werden

de artsen gewipt en kwamen mensen aan het roer die nog slechts spreken van

‘efficiency’ en ‘output’. Hetzelfde zagen we gebeuren in de sociale volkshuisvesting, in de

thuiszorg, en ook in de wereld van de sport en de musea. Tegelijk met de opmars van de

managers, de vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid, konden we getuige zijn

van de toename van het fenomeen ‘sponsoring’. Een voorbeeld: in het voorjaar van 1996

werd in het Mauritshuis een overzichtstentoonstelling gehouden van de schilderijen van

Vermeer. Uiteraard was een belangrijk deel van het geld voor de tentoonstelling

bijeengebracht door sponsors, en natuurlijk was er een speciaal openingsfeest met een

VIP-tent en een sponsorborrel, opgeluisterd met een bezoekje van Hare Majesteit. De

echt belangrijke mensen konden de schilderijen zo alvast op hun gemak bekijken,

voordat ‘het grauw’ er in dichte drommen aan voorbij zou trekken. Maar daar bleef het

niet bij. Ons nationaal kunstbezit bleek ook te huur als entourage voor decadente

meetings. Voor het luttele bedrag van 30 duizend gulden huurde Harry Mens, makelaar

te Lisse, de hele Vermeer-tentoonstelling – inclusief VIP-tent – voor één avond af en

stuurde hij uitnodigingen naar zijn vele vrienden en zakenrelaties. Zo kon hij laten zien

wat geld zoal vermag.

Page 33: Nieuw optimisme - 2003

33

Door de eeuwen heen zijn de kunsten altijd ‘gesponsord’ geweest door de machtigen der

aarde. De Romeinse keizers lieten zich door hun beste beeldhouwers in marmer

vereeuwigen. De Italiaanse componist Claudio Monteverdi schreef veel van zijn

belangrijkste werken in dienst van de Doge van Venetië, terwijl de enorme hoeveelheid

werken van Johann Sebastian Bach mede mogelijk werd gemaakt door de hervormde

Duitse kerkleiders van zijn tijd. Zowel de burgerlijke revolutie in de 18e eeuw, als de

industriële revolutie in de 19e eeuw, brachten nieuwe machthebbers voort, die op hun

beurt kunstenaars inhuurden om hun eigen grootheid te onderstrepen. De 20e eeuw

vormt op deze geschiedenis geen uitzondering. Hitler liet de architect Speer gigantische

monumentale werken ontwerpen, om de suprematie van de nazi’s te verbeelden. Geen

Franse president heeft afstand gedaan van zijn macht, zonder eerst Parijs te verrijken

met enkele opmerkelijke gebouwen. In eigen land waren het oude rijken, zoals de familie

Kröller-Müller, die als mecenas optr ad en voor menig armlastig kunstenaar. Maar ook de

nieuwe machthebbers lieten zich niet onbetuigd. De sociaal-democratische bestuurders

van Amsterdam lieten de stad voor de oorlog verfraaien door beeldhouwers en

architecten van de zogenaamde Amsterdamse school. De gemeente Hilversum hielp

architect Dudok aan een bloeiend eigen bureau. En in de jaren zeventig konden

duizenden kunstenaars vele honderdduizenden schilderijen en sculpturen produceren

dankzij de BKR, de kunstenaarsafdeling van de verzorgingsstaat.

Zo bezien is het niet meer dan logisch dat de kunsten tegenwoordig afhankelijk zijn van

de gulle giften van Robeco, de VSB-Bank, Delta Lloyd, of – in het geval van de populaire

kunst – van Pepsi Cola, om enkele actieve kunstsponsors te noemen. De gemeentelijke

bijdrage aan de exploitatie van het plaatselijke theater kan omlaag als de grote zaal

voortaan Bruynzeel Keukens-zaal heet en als de koffie wordt genuttigd in de Kruidenier

Jansen-foyer. En voor het plaatselijk popfestival kunnen aanzienlijk populairdere (en dus

duurdere) bands worden geboekt, wanneer ter promotie van de juniorspaarrekening

honderd giroblauwe vlaggen boven de headbangende hoofden wapperen. Dat sommige

oude hippies hevige braakneigingen krijgen als zij David Bowie reclame zien maken voor

Pepsi Light, ach, dat kan worden afgedaan als een typisch geval van ‘niet met je tijd

meegaan’. De nieuwe generatie rock & rollers vindt het hartstikke te gek om rond te

rijden in een Volkswagen Golf Rolling Stone. En zo helpt de ene ijzersterke merknaam de

andere ijzersterke merknaam aan een stukje marktvergroting, weet je wel?

Page 34: Nieuw optimisme - 2003

34

Wie waakt over ons culturele erfgoed?

Maar is het allemaal werkelijk zo onschuldig als het lijkt? Hoe komt het dat zo veel

mensen toch een lichte ergernis voelen bij al die merknamen die hen voortdurend om de

oren vliegen? Waar komt toch die nauwelijks verborgen volkswoede vandaan die de

bobo’s over zich afroepen wanneer zij met hun geblazerde genodigden een hapje en een

drankje nuttigen in de sponsortent? Is dat allemaal terug te voeren op kinnesinne en

misplaatste nostalgie naar een sponsorloos tijdperk? Natuurlijk niet. Van de overheid

mag verwacht, nee, geëist worden dat zij waakt over ons cultureel erfgoed, dat zij

actieve en passieve deelname aan kunst en cultuur bevordert, dat zij mensen helpt open

te staan voor nieuwe, niet-vermoede zaken. De mate waarin dit gebeurt afhankelijk

stellen van de winstcijfers van bedrijven en van hun op opportunistische motieven

gebaseerde bereidheid om in kunst te investeren, vormt op termijn een bedreiging voor

de geestelijke volksgezondheid. Immers, door deze financieringswijze worden kunst en

cultuur steeds afhankelijker van de commercie. Dat mag de overheid ogenschijnlijk een

mooi alibi verschaffen om nog verder terug te treden, voor de sector kunst en cultuur

leidt het tot vergaande willekeur, verschraling en een situatie waarin het onmogelijk is

een integrale visie en aanpak te ontwikkelen voor de lange termijn.

We kunnen niet zonder de mensen die de essentie van het leven weten te vatten in

woorden, beweging of muziek. Zij zijn degenen die ons de zalf verschaffen waarmee we

de harde plekken op onze ziel weer wat soepeler kunnen maken. Zij zijn degenen die ons

door middel van hun schilderijen, beelden, muziek, dans, gedichten, theater en proza de

werktuigen verschaffen om op indringende wijzen de nieuwe facetten van de

werkelijkheid van mens, natuur en samenleven te leren kennen. De overheid zou zijn

monomane voorliefde voor alles wat met economie en financiën te maken heeft moeten

inruilen voor de zaken in het leven die écht belangrijk zijn. Onderwijs, zorg en kunst en

cultuur horen daar zeker bij.

Een paar jaar geleden was ik in Athene en bezocht daar natuurlijk de oude stad : de

Acropolis, het Odeum en ook het theater van Dionysus. In een beschrijving van dit

prachtige overblijfsel uit de Griekse Oudheid las ik het volgende: ‘iedereen wilde in die

tijd belangrijke dramastukken bijwonen. Vanuit alle plaatsen op Attica vertrokken de

mensen al ‘s morgens vroeg, hun werk een dag latend voor wat het was. De kosten die

de mensen voor hun bezoek moesten maken werden door de overheid betaald. Theater

en drama vormden een vitale kracht in het sociale leven van de Atheners en waren ten

nauwste verbonden met de lotgevallen van de politiek: de groei en de neergang van de

Griekse tragedie volgde precies de opkomst en val van de democratie in Athene.’

Page 35: Nieuw optimisme - 2003

35

Zeker, het theater van vandaag heeft vele concurrenten. Wat te denken van radio en TV,

film en video, de vele verschillende geluidsdragers, maar ook de vele andere

mogelijkheden voor vrijetijdsbestedingen. Dat allemaal maakt onderdeel uit van de

verklaring voor het feit dat de theaters niet meer die maatschappelijke rol vervullen die

ze in de Griekse Oudheid en nog lange tijd daarna hadden. Maar toch, de theaters

trekken nog steeds veel mensen, gelokt door het unieke van elke voorstelling en het

unieke van de ambiance. Gebruikmakend van die uniciteit, zou het volgens mij op een

aantal punten beslist nog beter kunnen. We moeten kunst en cultuur (actief en passief)

een vast en belangrijk onderdeel maken van onderwijs en educatie. Met de culturele en

kunstzinnige vorming in de tweede fase van het middelbaar onderwijs wordt een stap in

de goede richting gezet, al is het wel een vak waarvoor gekozen moet worden. Wanneer

we er bovendien voor zorgen dat goed onderwijs voor alle kinderen in gelijke mate

toegankelijk blijft, hebben we een eerste belangrijke stap gezet. Ten tweede: het

cultureel prijsbeleid. Voor velen zijn de hoge prijzen van de entreekaartjes een

belemmering om vrijblijvend kennis te maken met kunst en cultuur. Wanneer mensen

niet in staat worden gesteld, of niet verleid worden, tot een kennismaking, zullen ze

zeker nooit een vast klant worden. Het onderwijs is een zaak van de Rijksoverheid en het

prijsbeleid zou dat eigenlijk ook moeten zijn. Veel gemeenten lijden aan een budgettaire

anorexia. Zij worden geconfronteerd met steeds grotere tekorten op hun begrotingen en

hebben bij het stellen van prioriteiten vrijwel automatisch de neiging de voorkeur te

geven aan zaken die electoraal interessant zijn. Laten we daar een halt aan toeroepen en

het culturele tij keren.

Page 36: Nieuw optimisme - 2003

36

WAARDEN EN NORMEN, OF DE PUBLIEKE MORAAL

Een breed maatschappelijk debat over waarden en normen juich ik toe – mits we het dan

wél over méér hebben dan alleen burgermansfatsoen. Als we ons zorgen maken dat

belangrijke waarden in het gedrang komen en mensen zich steeds minder aan op zich

redelijke normen lijken te willen houden, dan moeten we ook ons afvragen waar die

maatschappelijke verruwing vandaan komt. Dan moeten we onderzoeken wat de reden is

voor toenemend onfatsoen, asociaal gedrag en egoïsme. En dan ontkomen we niet aan

het onderzoeken van de rol die de overheid speelt en zou moeten spelen. We moeten een

oordeel vellen over de mate waarin de overheid medeverantwoordelijk is voor de

maatschappelijke verloedering.

Het verkeerde signaal

Waarden en normen vormen een wezenlijk onderdeel van onze beschaving, ons

collectieve bewustzijn. Daarom spreek ik eigenlijk liever over ‘publieke moraal’. Die

moraal moet worden onderhouden, anders erodeert ie. Dat onderhoud moet elke dag

weer gepleegd worden. Door ouders, door opvoeders, door onderwijzers, door

opinieleiders en vooral ook door de overheid als zodanig.

Dat zijn we voor een deel vergeten. In de jaren tachtig (de tijd van ieder-voor-zich, dat-

maak-ik-zelf-wel-uit, en lekker-jezelf-zijn) hebben overheid en politiek wat dit betreft

ook een totaal verkeerd signaal afgegeven. Het ultraliberalisme brak toen door in

samenleving én politiek. ‘Weg met alle oude vormen en gedachten, ik bepaal zelf wel hoe

ik leef’’ was de heersende opvatting. De groeiende populariteit van de individualistische

levenshouding bevorderde een algemeen gevoel van afkeer van normen en waarden. Die

werden als ouderwets bestempeld, zo goed als opvoeding en sociale controle verdacht

gemaakt werden. Het belang van het kind, het belang van een gedegen opvoeding en het

belang van de pedagogiek raakte op de achtergrond. Opvoeden werd niet meer gezien

als een actieve daad , maar als iets dat achterhaald was en niet paste in een moderne

samenleving. Sommigen noemen de vervaging van belangrijke waarden en normen een

logische erfenis van de doorgeschoten anti-autoritaire opvoeding uit de jaren ’60. Daar

ben ik het niet mee eens. In die hebben we ons terecht ontdaan van een aantal

vastgeroeste verhoudingen. Wel is er sindsdien ook een laisser-faire idee ontstaan, de

gedachte dat meer vrijheid voor kinderen inhield dat die kinderen het ook maar zelf

moesten uitzoeken. Natuurlijk, zelf leren en ondervinden is heel belangrijk. Maar

kinderen kunnen niet zonder een ouderlijke hand, zonder opvoeding, zonder een

onderwijzer, die hen in de wirwar van impulsen die ze dagelijks krijgen, te leren

onderscheid te maken tussen wat belangrijk en niet belangrijk is en tussen wat sociaal en

wat niet sociaal is. Opvoeden, onderwijzen, begeleiden, en het stellen van grenzen op het

moment dat bepaalde normen overschreden worden en daar de discussie over aangaan –

dat is iets wat we niet los kunnen laten als we waarden en normen willen handhaven.

Educatie, ontwikkeling, een veilige omgeving en het hebben van een eerlijke kans in het

leven zijn de factoren die kunnen bijdragen aan een perspectiefvolle toekomst. Ik pleit

daarom voor de terugkeer van de pedagogiek. We (ook de overheden) denken te weinig

na over wat de ontwikkeling van onze jonge medeburgers ten goede komt en wat niet.

Hier is wijsheid geboden: de samenhang van alles zien, vooruit kunnen denken en begrip

hebben van de werkelijkheid.

Page 37: Nieuw optimisme - 2003

37

We moeten ervoor zorgen dat kinderen in hun opvoeding inlevingsvermogen, empathie,

wordt bijgebracht; dat ze van jongs af aan leren dat ze bepaalde waarden hebben te

respecteren. Zoals respect voor een ander. Dat heeft te maken met het besef van de

gelijkwaardigheid van alle mensen. Daarbij volstaat het niet om alleen te zeggen wat

hoort (‘Je moet met je tengels van een ander of diens spullen afblijven’ bijvoorbeeld). Je

moet ook optreden op het moment dat dit niet gebeurt. Je moet als ouder, als opvoeder,

ook op vervelende momenten stelling nemen en ingrijpen. Hier is sprake van een

opmerkelijke paradox: conflicten worden in de opvoeding te vaak vermeden, waardoor

we ze in oncontroleerbare vorm terugkrijgen in agressie op school en op straat.

Maar voor veel gezinnen is het ook erg moeilijk om goed te functioneren als

overdrachtsplaats voor waarden en normen. In heel veel huishoudens is het haast-haast-

haast. Zo druk met werken hebben veel ouders het, dat het goed opvoeden van de

kinderen er soms bij in schiet. Niet bewust, maar het gebeurt wel. Veel ouders voelen

zich dan ook schuldig, maar denken dat ze niet anders kunnen. De hypotheek, de huur,

de auto, de vakantie, de verbouwing, de school van de kinderen, de hobby’s, het moet

allemaal betaald worden en daarvoor moet gewerkt worden. Iedereen heeft het druk en

daardoor ontbeert de tijd die nodig is om kinderen goed op te voeden. Wie daaraan iets

wil veranderen zal ouders beduidend meer tijd en mogelijkheden moeten geven dan ze

nu hebben.

Sociale controle

Het onderhoud van waarden en normen vereist een algemene inzet, van allen die ervan

overtuigd zijn dat zonder die algemeen aanvaarde waarden onze samenleving verder

versplinterd en steeds onleefbaarder wordt. Een bepaalde vorm van sociale controle is

daarvoor een absolute voorwaarde. Het is onjuist de verantwoordelijkheid allemaal te

schuiven op het bordje van de overheid (de politie, het Openbaar Ministerie, de rechter).

Wij willen geen politiestaat, maar een democratie. Dus zal de burger ook een

maatschappelijk actieve burger moeten zijn, dus moeten de mensen zich niet alleen met

hun eigen belang bezig houden maar ook belangstelling aan de dag leggen voor de

samenleving en als het even kan een bijdrage leveren aan verbetering van de

omstandigheden.

Sociale controle bevorder je zeker niet door alle georganiseerde controle in de publieke

ruimte terug te trekken, zoals dat sinds de jaren ’80 is gebeurd. Toezichthouders werden

afgeschaft, zoals conciërges op scholen en de conducteurs in de treinen. Wie bedenkt

zoiets? De wijkagent vertrok, steeds meer buurthuizen gingen dicht en in veel wijken

verdween de kinderopvang. Daarmee verdwenen belangrijke delen van de infrastructuur

voor de waarden- en normenoverdracht. Op de scholen werd zoveel bezuinigd dat veel

onderwijzers het niet meer aankunnen. De klassen zijn te groot, de leraren hebben het te

druk, ze moeten nieuwe vaak ondoordachte onderwijsstructuren invoeren, zelf met

computers leren werken en het geleerde daarna aan de scholieren doorgeven.

Begrijpelijk dat leraren zeggen: wij hebben helemaal geen tijd meer voor overdracht van

waarden en normen!

Page 38: Nieuw optimisme - 2003

38

Is er een alternatief mogelijk? Jazeker: meer ruimte voor ouders om hun kinderen op te

voeden, meer ruimte in het onderwijs om kinderen op te leiden tot weerbare, sociale

burgers.Meer aandacht voor toezicht en meer nadruk op het belang van sociale controle.

Dat besef zal slechts ontstaan als we mensen met verregaande inspraak en

bevoegdheden veel meer betrekken bij de eigen leef-, woon- en werkomstandigheden.

Dan zullen mensen meer met elkaar in contact treden, meer samen werken, meer samen

doen. Dan worden we ook weer meer een samen-leving waarin het normaler wordt naar

elkaar om te zien, voor elkaar te zorgen en elkaar in het goede spoor te houden. Om

dezelfde reden ben ik ook erg voor het instandhouden van het verenigingsleven. Sinds de

jaren ’80 zijn de sportverenigingen in Nederland gemarginaliseerd. Allerlei subsidies

werden teruggetrokken; dat moesten de mensen zélf maar regelen. Een heilloze weg.

Verenigingen zijn ontzettend belangrijk. Neem de sportclubs. Daar leren kinderen wat

winnen en verliezen is, wat uitdelen en incasseren is, waarom er regels zijn en waarom

er respect voor elkaar en voor de leiding hoort te zijn – omdat het spelletje anders niet

loopt. Dat zijn we in onze kortzichtigheid van de afgelopen decennia vergeten en het

wordt tijd dat we aan dat geheugenverlies nu snel een einde maken.

Solidariteit

Als we het in het algemeen hebben over ‘waarden en normen’ klinkt dat nogal vaag. Het

is daarom zaak om dingen te benoemen. Welke waarden willen we behouden en welke

normen moeten we daarvoor instellen en handhaven? Naar mijn mening is een van de

allerbelangrijkste waarden in een beschaafde samenleving de solidariteit met elkaar.

Zonder solidariteit staat de deur open voor barbarij, open voor het recht van de sterkste.

Solidariteit is in essentie niets anders dan een antwoord van mensen op zoek naar een

fatsoenlijke samenleving. In onze worsteling voor een betere toekomst hebben mensen

ontdekt dat een solidaire samenleving per saldo voor iedereen beter is, omdat iedereen

wel eens ooit in de een of andere omstandigheid op solidariteit van de ander is

aangewezen. Enigszins te maken met het begrip solidariteit heeft het begrip sympathy,

waar de Engelsen over spreken. Een van de belangrijkste dingen van het menselijk

bestaan is, dat de mensen sympathie ondervinden van anderen. Mensen die totaal

vereenzamen en voor niemand meer iets betekenen, zijn bijna geestelijk dood. Je kunt

niet langdurig zonder andere mensen. We zijn sociale wezens. Om samenleven mogelijk

te maken is de erkenning noodzakelijk van de fundamentele gelijkwaardigheid van

iedereen. Maar omdat we nou eenmaal niet gelijk zijn, hebben we daar ook solidariteit

voor nodig. Solidariteit is het gunnen van een eerlijke kans aan iedereen.

In de afgelopen 20 jaar hebben overheid en politiek de georganiseerde solidariteit in

ernstige mate ondergraven. Dat heeft diepgaande invloed om de samenleving gehad .

Wanneer de overheid de waarde van het voor elkaar zorgen aantast, krijgt ze wat ze

verdient: calculerende burgers, die hun eigen belang maatgevend voor al hun handelen

beschouwen en het belang van een ander als iets waar anderen zich maar zorgen over

moeten maken. Willen we de waarde ‘solidariteit’ terugbrengen dat moet het

overheidsbeleid op heel veel terreinen worden aangepast. Het is kiezen of delen.

Page 39: Nieuw optimisme - 2003

39

Veiligheid

Veiligheid, bescherming van lijf en leden, van het recht om je te uiten, je te organiseren,

je te manifesteren, je vrij te kunnen bewegen – ook dat is een buitengewoon belangrijke

waarde in een beschaafde samenleving. Je hoeft maar één keer slachtoffer te zijn

geweest van een geweldsmisdrijf, van een intimidatie, van een diefstal in je eigen huis

en je gevoel voor veiligheid wordt wellicht nooit meer hetzelfde. Je wordt erdoor van je

onschuld beroofd en er zijn er maar weinig die dat overwinnen, vooral in een omgeving

waar meer mensen zoiets overkomt. Heel veel mensen ervaren dat deze waarde, een

veilige samenleving, steeds meer onder druk staat en dat er de hand wordt gelicht met

de afgesproken normen om die waarde te waarborgen.

Hoewel in de betere wijken meer te halen is dan in de arme wijken, vindt de meeste

criminaliteit toch in de armere wijken plaats. In de volkswijken wonen de meeste

slachtoffers én de meeste daders. Dat weten we al tijden. In 1996 beschreef ik in

‘Tegenstemmen’ de ervaringen in de Verenigde Staten, waar de stijging van de

criminaliteit voor een belangrijk deel verklaard werd uit de verharding van het sociaal-

economische klimaat in de jaren tachtig en de daarmee samenhangende groei van de

uitzichtloosheid: Alle deskundigen zijn het erover eens dat de groeiende

maatschappelijke ongelijkheid, het ontbreken van een toekomstperspectief, het

wegvallen van de sociale controle en het overal voorhanden zij van wapens, de

‘ideale’voedingsbodem vormen voor criminaliteit. De uitzichtloosheid is het grootst in de

verpauperde wijken waar veel werklozen wonen – en datzelfde geldt voor de criminaliteit.

Veel kinderen uit de getto’s maken hun schoolopleiding niet af en als ze dat wel doen, is

er vaak geen werk voor hen. Het zijn kinderen zonder perspectief. Met de beste wil van

de wereld zijn zij niet te overreden zich in te spannen voor een betere toekomst voor

henzelf en hún kinderen. In de wijken waar ze wonen, heerst een gewelddadige

atmosfeer, waarin normale omgangsregels niet geldig zijn en er nauwelijks ruimte

bestaat voor normaal gedrag.’ Die Amerikaanse ervaringen kenden we toen al maar wat

hebben we ermee gedaan? Bar weinig. We hebben delen van ons land, met name in de

grote steden op vergelijkbare wijze laten verloederen, we hebben onze eigen getto’s

laten ontstaan. In plaats van de voorzieningen te verbeteren hebben we ze weggehaald,

in plaats van de structuren te versterken hebben we ze afgebroken, in plaats van het

toezicht uit te breiden hebben we juist daar het politietoezicht verminderd en

verwaarloosd! Willen we de waarde ‘veiligheid’ beschermen dan moeten we om te

beginnen zorgen dat de criminaliteit in die wijken wordt teruggebracht. Dat is

makkelijker gezegd dan gedaan maar niks doen is in ieder geval fout. In de sfeer van het

toezicht kan en moet veel meer gebeuren. Als er in een winkelcentrum gepatrouilleerd

wordt, neemt het gevoel van veiligheid van de mensen. Als de politie bereikbaar en

aanspreekbaar is en snel reageert op hulpverzoeken, voelen mensen zich beslist een stuk

meer op hun gemak. Als er meer georganiseerd toezicht is, zal de bereidheid om zelf ook

wat beter op te letten worden gestimuleerd. Dat, gecombineerd met een integrale

aanpak van de sociale scheefgroei in deze buurten, kan leiden tot een geleidelijk herstel

van sociale structuren en het vertrouwen dat het menens is de mensen in deze buurten

weer het recht op een veiliger en perspectiefvoller bestaan te geven.

Page 40: Nieuw optimisme - 2003

40

Laat ik duidelijk zijn: criminelen bedreigen de samenleving. Ze gedragen zich

onmaatschappelijk, asociaal, ze lappen waarden die gelden in de samenleving aan hun

laars, overtreden de normen – en dienen daarom daarop zonder mankeren te worden

aangesproken door de samenleving. Voor mensen die (dreigen te) ontsporen hoort het

strafrecht te bestaan, onder het motto: wie niet horen wil moet maar voelen.

Strafbedreiging kan mensen van asociaal gedrag, van crimineel gedrag weerhouden.

Strafoplegging kan mensen ertoe brengen in de toekomst van dergelijk gedrag af te zien.

Strafbedreiging en strafoplegging geven burgers die zich wel normaal gedragen het besef

dat ontsporing niet wordt geaccepteerd en wel wordt aangepakt. Maar we moeten ons

niet wijsmaken dat met strengere straffen maatschappelijk ongewenst gedrag effectief

bestreden kan worden. Voorbeelden elders, van landen met beduidend zwaardere

strafsancties, bewijzen dat het niet zo is. Mensen in de gevangenis zetten lost doorgaans

weinig op. Vaak komen mensen er slechter uit dan ze erin gaan. En kans op recidive is

buitengewoon groot als we na de straf niet zorgen voor een serieuze kans op

maatschappelijke reïntegratie, om een delinquent weer op het goede pad te krijgen.

Zonder dat maken we aan de lopende band draaideurcriminelen die een ramp voor de

samenleving en zichzelf vormen. Zeker als we weten dat een groot deel van de huidige

gevangenispopulatie psychisch gestoord en drugsverslaafd is.

De beste remedie tegen criminaliteit en criminelen is en blijft preventie. Hoe meer

mensen op het rechte pad worden gehouden, hoe makkelijker het is om wat resteert aan

crimineel gedrag daad werkelijk en effectief aan te pakken. Dan kunnen we ook

wegraken van het mismoedig makende optreden van sommige politici en sommige

politie- en justitiefunctionarissen. Zij proberen ons uit te leggen dat een moderne

maatschappij moet leren leven met een ruime portie aan vaak buitengewoon harde

criminaliteit. Ze tonen ons statistieken en vertellen dat het ondoenlijk is om alle

misdrijven aan te pakken, laat staan alle misdadigers op te sporen. En wij moeten dan

aanvaarden dat pakweg een miljoen vormen van crimineel gedrag als niet-aanpakbaar of

oplosbaar worden afgeschreven, afgewenteld op de maatschappij. Ik vind dat

onaanvaardbaar. Als er meer politieagenten, justitieambtenaren, rechters en straffen

nodig zijn om wel effectief de misdaad te bestrijden dan moeten we daar ruimte voor

maken. Capituleren voor criminaliteit kan gewoonweg niet, willen we een beschaafd land

blijven!

Meer politie, meer rechters, voldoende celcapaciteit zijn van belang maar ook niet meer

dan een deel van de oplossing van het huidige veiligheidsprobleem. De mensen moeten

ook weer de bereidheid hebben om het voor elkaar op te nemen. Ik behoor niet in het

kamp van minister Remkes van Binnenlandse Zaken, die zei: ‘Ik zou die daders in Venlo

een rotschop verkocht hebben.’ Ik weet namelijk niet of ik dat gedaan zou hebben. Aan

grootspraak doe ik niet mee. Je hebt altijd meer helden van tevoren en achteraf, dan op

het moment dat ze echt nodig zijn. Maar ik denk wel dat je mensen kunt opvoeden in

weerbaarheid. Volgens mij kun je mensen leren dat het normaal is om je niet te laten

pressen of terroriseren. En niet toe te staan dat anderen geterroriseerd worden. Als je

ingrijpt en opkomt voor een slachtoffer, heb jíj het recht aan je zijde! Een veilige

samenleving komt niet uit de lucht vallen, ook die moeten we samen opbouwen!

Page 41: Nieuw optimisme - 2003

41

Overheid als baken

De overheid is in de kwestie van waarden en normen – of ze dat nu wil of niet – een

soort baken. Gaat het baken richting individualisering, dan volgt de samenleving die

beweging. Als de overheid de georganiseerde solidariteit afbreekt, dan leidt niet

automatisch tot meer spontane, maatschappelijke solidariteit. Een overheid die de

tweedeling vergroot, mensen op zichzelf terugwerpt, de sorry-democratie introduceert,

draagt bij aan de normvervaging; zo’n overheid verliest gaandeweg het morele gezag dat

burgers kan overtuigen dat we ons beschaafd dienen te gedragen. Als de overheid zelf

aan morele verruwing doet dan moeten we niet raar opkijken indien dat in de

samenleving navolging krijgt. Zoals kinderen voorbeelden nodig hebben – ouders, de

leraren, de idolen van de tijd – fungeert de politiek, het openbaar bestuur als

referentiekader voor de hele samenleving. We horen ons af te vragen hoe we het

waarden- en normbesef weer kunnen activeren in de politiek en in de samenleving als

geheel. Ik denk dat daarvoor voortrekkers nodig zijn. Politici zijn zelfbenoemde en door

de burgers gekozen leiders. Van hen mag verwacht worden dat zij ook bij deze

herintroductie van waarden en normen een voortrekkersrol vervullen. Dat verdraagt zich

niet met een overheid en met politici die zelf een asociale politiek voeren en zelf geen

verantwoordelijkheid nemen voor hun falen. De liberale samenleving maakt het gezegde

homo homini lupus, de mens is de mens een wolf, tot waarheid. Een overheid die

daaraan meewerkt, in plaats van weerwerk te bieden, moet later niet klagen over het

gebrek aan burgerzin, stijgende normloosheid en toename van de criminaliteit. Wie een

paard in draf immers de sporen geeft, moet niet raar staan te kijken als het gaat

galopperen! De betekenis van de publieke moraal willen terugbrengen tot alleen het

geïndividualiseerde burgermansfatsoen, wat nu naar mijn idee te veel gebeurt, is een

miskenning van de betekenis van de ethiek voor de samenleving als geheel, en de

politiek en de politici in het bijzonder.

Waarden en normen komen voort uit de strijd van de mens voor een beter bestaan. Zij

hebben een geschiedenis. Wij hebben ze geërfd van onze voorouders. We hebben ze

geformuleerd, getest, aangepast en verder ontwikkeld, ze behoren tot ons collectief

bewustzijn. Zij vormen een essentieel onderdeel van de brug over het ravijn van de

barbarij. De geschiedenis heeft ons geleerd dat die brug nogal wankel is. Aan de politiek

en de samenleving is het om de waarden en normen steeds te actualiseren en te

handhaven en zo de brug van de beschaving te onderhouden.

Page 42: Nieuw optimisme - 2003

42

PIJLERS ONDER DE BESCHAVING

De overheid moet het goede voorbeeld geven en daar schort het enorm aan. Als de

politiek zelf afzijdig houdt in een situatie waarin 360.000 kinderen in armoede worden

grootgebracht – in het rijkste land van de wereld wel te verstaan! – dan moet je niet

denken dat ‘het volk’ zich spontaan wél sociaal zal gedragen en het zal opnemen voor

mensen die dat nodig hebben. Als het baken van de overheid een bepaalde kant op gaat,

gaat de samenleving ook die kant op. Begin jaren ’90 was ik in Amerika. ‘Maak je maar

geen zorgen’, zei men mij: ‘Clinton, Reagan; dat maakt allemaal niks uit. Je zal zien: hoe

armer de mensen, hoe opstandiger ze zullen worden.’ Nou, vergeet het maar! Het is er

van kwaad tot erger geworden. Als de overheid de solidariteit en de bekommernis links

laat liggen en zélf geen moraliteit aan de dag legt, dan moet je niet raar staan te kijken

dat de burgers op een gegeven moment ook laks worden en hun eigen hachje

vooropstellen.

Recht

Een belangrijke pijler van een beschaafd land zijn politie en justitie, de rechtspraak en de

rechtshulp. Daarmee gaat het niet best. De gerechtelijke macht is ten prooi gevallen aan

de erosie van onze institutionele waarden. Als je in Nederland anno nu maar genoeg geld

hebt, dan kun je recht kopen. Het wordt al lang niet meer bestreden dat in Nederland

klassenjustitie bestaat. In Amerika kennen we dat al lang, maar ook in ons land worden

sociale advocaten met een grijpstuiver afgescheept. En dus krijgen we steeds minder

sociale en steeds meer commerciële advocaten, die zich aaneensluiten tot grote,

internationale firma’s. Het openbaar ministerie is voorwerp van spot en hoon; ze maken

het er ook naar. Neem de potsierlijke en schandalige schikking in de bouwfraudezaak; ik

ben er met enkele duizenden burgers tegen in beroep gegaan. Afgewezen, ik was geen

belanghebbende volgens het gerechtshof! Wie dan wel, denk je dan? Kijk naar uitlatingen

over het niet vervolgen van allerlei vormen van criminaliteit. Logisch dat mensen zich

onveilig voelen als politie en justitie op voorhand verklaren bepaalde misdrijven niet aan

te pakken. We hadden toch juist dit soort staatsapparaten om de veiligheid van de

burger en de orde in de samenleving te beschermen? En kijk eens naar alle blunders die

er worden gemaakt. Ik weet: politie en justitie hebben maar al te vaak te maken met

overbelasting, maar waarom pikken al die mensen uit de wereld van het recht zulk

onrecht? Ook hier is het cynisme dat de boventoon voert. En dus wordt het recht een

speeltuin voor vetbetaalde advocaten die de mazen van de wet weten te vinden en een

valkuil voor gewone burgers die noodzakelijke hulp moeten missen als zij in de

problemen raken.

Page 43: Nieuw optimisme - 2003

43

Wetenschap

Wetenschap is ook een onmisbare pijler van de beschaving. En ook in die pijler is helaas

betonrot gekomen. Als op de universiteiten ‘cijfertjes moeten halen’ het enige is wat telt,

dan moeten we niet denken dat zo’n universiteit na vier jaar een student aflevert die

opgeleid is om kritisch te denken. De studenten die ik spreek zeggen me dat er geen tijd

meer is voor brede oriëntatie, voor het ontwikkelen van een kritische academische geest,

of voor het vinden van samenhang tussen allerlei zaken. Dan krijg je eerder vakidioten

dan kritische geesten, trouwens precies zoals het bedrijfsleven lijkt te willen. Het kabinet

zegt het ook: we moeten ook op de universiteit meer denken aan de betekenis voor de

arbeidsmarkt. De studie moet dus meer arbeidsgerelateerd zijn. Dat zou toch als vloeken

in de kerk moeten zijn, op een universiteit! Ik vind dat de intellectuele elite thuishoort op

de universiteit. Dat behoren onze denkers te zijn en we mogen van hen eisen dat ze

maatschappelijk betrokken zijn. Zij moeten ons burgers waarschuwen voor tendensen die

wij nog niet zien. Met die verwachting moet je studenten opleiden en wie daar ja tegen

zegt, is volgens mij best bereid daar heel hard voor werken.

Journalistiek

Een andere pijler is kritische journalistiek. Ik vind echt dat de journalistiek zich meer

rekenschap moet geven van wat zij eigenlijk doet. Dat doet ze nu veel te weinig.

Journalisten voelen zich vaak boven de kritiek verheven. Er zijn momenten aanwijsbaar

dat de journalistiek zich radicaal vergist heeft. Bijvoorbeeld bij de verslaggeving over de

Golfoorlog in 1991.

Na de moord op Fortuyn kwam er in de journalistiek even de gedachte op om na te gaan

of de journalisten wellicht iets gemist hadden van de maatschappelijke ontwikkeling in de

afgelopen jaren, het latente en bij de verkiezingen van 15 mei manifest geworden

maatschappelijke ongenoegen onder de bevolking; hebben de journalisten dat niet of te

laat gezien of over het hoofd gezien? Dit lijkt me een relevante vraag, maar er komen

nog te weinig zinvolle antwoorden. Dan krijg je het idee dat de beroepseer van

journalisten onderontwikkeld is. Dit is natuurlijk een grove generalisatie, want er zijn

genoeg witte raven – maar het beeld is er wel.

Ten onrechte hebben we verder geaccepteerd dat vrijwel alle grote kranten in Nederland

bij hetzelfde commerciële concern zitten en commerciële belangen een dominante rol zijn

gaan spelen. En eveneens ten onrechte hebben we geaccepteerd dat de televisie

beheerst wordt door de kijkcijfers. Ik roep mensen met gevoel voor verantwoordelijkheid

voor vrije en kritische journalistiek op uit hun schulp te kruipen en het voortouw te

nemen om de vrijheid van meningsuiting nieuw leven in te blazen. Zonder vrije media

kan een beschaafde samenleving niet naar behoren functioneren.

Page 44: Nieuw optimisme - 2003

44

Kunst

Een van de pijlers onder de beschaving is zeker ook de kunst. In een tijd vol verwarring

is de kunst vaak nog de enige vluchthaven. Tijdens het beleg van Leningrad in de

Tweede Wereldoorlog werden de kunstwerken door mensen uit de Isaak-kathedraal, de

Petrus en Paulus-vesting en andere belangrijke gebouwen in veiligheid gebracht, met

gevaar voor eigen leven. Hoe een contrabas door de sneeuw danste, omdat er iemand

achter liep die ’m droeg. Er was oorlog, er was niks te eten. Het enige wat mensen

overeind hield was muziek, kunst, cultuur. Ik vind het ongelooflijk belangrijk, dat we de

kunst weer de waardering geven die ze verdient en dat mensen de mogelijkheid krijgen

om te leren wat kunst is. Dat er kunstzinnige vorming bestaat, dat mensen aan kunst

kunnen doen. Kunstenaars zijn in staat om te doen wat bijvoorbeeld politici vaak niet

vermag: beelden te scheppen die meer zeggen dan speeches en statements. Kunst is

belangrijk om je te bemoedigen, om je aan te sporen, om niet in tijdelijke treurigheid

van het aardse bestaan blijvend ten onder te gaan.

De technologische ontwikkelingen in de media hebben niet alleen voor vooruitgang

gezorgd. Zeker in de achterliggende jaren is sprake van verplatting en

vercommercialisering. De filmkeuring werd in de jaren ’80 afgeschaft. Vervolgens

kwamen de videoverhuursector en de filmproducenten met vignetjes: een vuist is geweld

en twee voetjes boven elkaar betekent sex. Onder minister Sorgdrager speelde er een

discussie over een chip die je kon inbouwen in je televisie. Als er beelden met geweld

zouden worden uitgezonden, werd die chip geactiveerd en werd het beeld zwart. Stel je

zo’n samenleving voor, waarin je je constant moet schamen voor wat op televisie wordt

vertoond! Hoe zit het dan met de verantwoordelijkheid van de producenten en

omroepverenigingen? Let wel: ik ben er niet voor om allerlei programma’s maar te gaan

verbieden. Ik vind het veel beter als de samenleving zélf iets overwint, dan heeft ze aan

kracht gewonnen door haar weerbaarheid te tonen. Als je alles verbiedt en alles wilt

reguleren, dan loop je het risico dat er een soort mentale slapte ontstaat, zo van: ‘alles

wat er is, moet ook kunnen’. Ik voel me aangesproken door het voorstel dat tv-maker

Harry de Winter onlangs deed: vóór negen uur ’s avonds geen geweld en geen seks,

omwille van de kinderen.

Page 45: Nieuw optimisme - 2003

45

SAMENLEVEN, NIET APART

Integratie komt van ‘integreren’, wat betekent ‘deel uitmaken van’. Als je het hebt over

migranten, voormalige gastarbeiders en hun nazaten, dan vinden wij dat die moeten

integreren, omdat ze anders geen volwaardig deel kunnen uitmaken van onze

samenleving. Dat recht moeten ze hebben en dus mogen ze niet apart worden gezet in

wijken, fabrieken, scholen en voetbalclubs. Ik heb altijd gevonden dat we zoveel mogelijk

samen moeten doen in plaats van apart. Maar er is heel veel verkeerd gegaan op dit

punt. Dat heeft ingrijpende gevolgen voor de samenleving.

Op zoek naar een antwoord

Begin jaren ’80 had je de opkomst van Janmaat. Ik vond dat hij er racistische

standpunten op nahield. In zijn toespraken in de Kamer kwam hij uiteindelijk altijd op

migratie terug. Volgens hem loste je wachtlijsten in de zorg op door buitenlanders eruit

te zetten. Maar links had totaal geen antwoord op Janmaat, die vooral mensen aantrok

uit de wijken van de grote steden en die zich miskend voelden. Wij vonden toen al, dat

we wél een antwoord op hem moesten hebben. Wij wilden weten waar het grote

ongenoegen vandaan kwam en wat je eraan zou kunnen doen. We kwamen tot de

conclusie dat er gaandeweg concentratiewijken in Nederland aan het ontstaan waren. Dat

had weer te maken had met het feit dat naar hier gekomen buitenlanders in een vlees

noch vis-situatie verkeerden. Zij konden of wilden geen keuze maken tussen teruggaan

of hier blijven. In die tijd werden veel buitenlanders na jaren van hard werken ontslagen.

De voortschrijdende technologisering van de industrie zorgde ervoor dat veel van hen

blijvend op straat kwamen te staan. De bazen hadden hun handen geïmporteerd en zich

geen zorgen gemaakt over de hoofden die waren meegekomen. Scholing, opleiding, het

was er allemaal niet van gekomen. Nederlands leren werd als verspilling gezien. ‘We

hebben je gehaald om te werken, niet om te praten’, kregen gastarbeiders te horen die

wat meer van Nederland wilden weten.

Een logisch gevolg was dat veel gastarbeiders niet meer wisten of ze moesten blijven of

teruggaan. Ze kregen ook geen hulp bij die keuze – sterker nog, ze werden van het

maken van een keuze afgehouden. Wij stelden voor dat de overheid de verplichting had

om die keuze wel mogelijk te maken: ofwel teruggaan met meeneming van de hier

betaalde belastingen en sociale premies, zodat ze terug in eigen land weer een bestaan

konden opbouwen; ófwel hier blijven en dan ook de kans krijgen om Nederlands te leren,

op de hoogte te komen van de hier geldende regels en afspraken, van de breed

geaccepteerde waarden en normen in onze samenleving. En geef hen de kans om het

Nederlandse staatsburgerschap te verwerven, zodat ze alle bijbehorende rechten en

plichten zouden krijgen. Ons voorstel werd ons echter niet in dank afgenomen door

andere linkse partijen. We kregen toch een lading kritiek over ons heen! Sommigen

gingen zover om ons voor cryptoracisten te verslijten. Wat hadden wij tegen Turken en

Marokkanen, waarom wilden we ze naar huis sturen of, nog erger, verplichten om

Nederlands te leren? Wat was er mis met Turks of Arabisch? Ambtenaren moesten maar

Turks en Arabisch leren en folders konden ook best in meer talen geschreven worden.

Het geld dat wij wilden meegeven aan remigranten werd andere linkse partijen (niet door

migranten zélf) genadeloos ‘oprotpremie’ genoemd. Je kunt het je niet voorstellen hoe

dat toen ging.Twintig jaar later hebben we zowat op alle punten gelijk gekregen, maar

Page 46: Nieuw optimisme - 2003

46

als een overwinning kan ik dat niet zien. Ik vraag me wel af waarom het ons niet lukte

om veel eerder de rest van de politiek mee te krijgen. Als dat immers was gelukt, dan

hadden veel migranten zélf kunnen kiezen waar ze hun toekomst wilden bouwen en

zouden degenen die besloten hadden om hier te blijven veel meer kansen hebben

gekregen. Zeker voor hun kinderen zou dat positief hebben uitgepakt. Nu zitten we met

het gegeven dat maatschappelijke tweedeling zich niet alleen langs sociaal-economische,

maar ook langs etnische grenzen voltrekt. De kansen voor migrantenkinderen in onze

samenleving zijn enorm veel slechter dan voor autochtone kinderen. De schooluitval is

dramatisch hoger en de oververtegenwoordiging van migranten in de bakken van de

sociale instanties is schandelijk. Het integratiebeleid heeft op een geweldige manier

gefaald en veel menselijk leed veroorzaakt.

Een gemengde samenleving

Nu is het zaak om te handelen. Uit elk onderzoek blijkt, dat mensen van allochtone

komaf het liefste in een gemengde wijk wonen. Ze willen ook graag dat hun kinderen

naar gemengde scholen gaan. Maar toch wonen heel veel migranten in ‘zwarte’ wijken en

zitten hun kinderen op ‘zwarte’ scholen. De overheid, op alle niveaus, ontkent, met in

haar kielzog de woningcorporaties, dat hier sprake is van vooropgezet beleid. Maar de

feiten spreken voor zich. Het beleid leidt in ieder geval niet tot integratie en wél tot

segregatie, op den duur zelfs tot apartheid. Het is overigens logisch dat migranten

gemengd willen wonen; ze snappen heel goed dat hun kinderen beter leren op een

gemengde school dan op een zwarte school. Maar ze lopen overal tegen barrières aan; ze

mogen niet op die school, of de ouderbijdrage is te hoog. Let wel: ik pleit niet voor het

dwingen van witte mensen naar zwarte wijken of van migranten naar witte wijken; wij

zijn voor het openstellen van witte wijken voor zwarte mensen en het aantrekkelijker

maken van zwarte wijken voor witte Nederlanders. Daar zit een concept achter: de

integratie langs de lijnen van het dagelijks leven. Integratie vindt plaats bij de bakker, op

straat, op het voetbalveld en op school. Niet op de inburgeringcursus, hoe nuttig die ook

kan zijn. En ook niet door middel van het leren van Nederlands alleen. Nee, met het

praktiseren van het Nederlands op straat! Dáár vindt de integratie plaats.

Ik vind dat je moet proberen wijken en scholen een dusdanige samenstelling te geven

dat ze representatief zijn voor stad , dorp en omgeving. Als je dan die omgeving moet

aanpassen, omdat die onevenwichtig is samengesteld, dan moet je je beleid daar op

richten. Nogmaals, ik ben tegen gedwongen spreiding. Maar ik ben vóór gereguleerde

toelating. We moeten proberen door toelating in wijken te bevorderen dat mensen

gespreid kunnen gaan wonen. Op een Rotterdamse school hebben ze twee wachtlijsten:

een zwarte en een witte. Om de beurt laten ze er eentje toe. Wat is daar tegen? Vroeger

zeiden sommige betweters tegen ons dat wij discrimineerden. Discriminatie is het maken

van ongeoorloofd onderscheid. Maar er is nog nooit iemand tegen het maken van

geoorloofd onderscheid geweest. Als je lid wordt van de voetbalclub, en je vraagt of je

mag hockeyen, dan krijg je te horen dat je naar een andere vereniging moet. Dan maak

je dus onderscheid. Je maakt ook onderscheid met de bouw van bejaardenwoningen en

jongerenhuisvesting. Je maakt onderscheid naar de dikte van de portemonnee: niet

iedereen woont immers in een villa als die van Herman Heinsbroek. Onderscheid maken

is prima, zolang het een redelijk doel dient! Daarom is er niks mis mee om onderscheid

te maken, teneinde de integratie te bevorderen en de segregatie tegen te gaan.

Page 47: Nieuw optimisme - 2003

47

Om een beter beleid tot stand te brengen moeten we allereerst onderkennen, dat we de

zaak 20 jaar op z’n beloop hebben gelaten. We hebben de segregatie bevorderd.

Vervolgens moeten we beseffen dat het een hele tijd zal duren voordat je die

ontwikkeling hebt gekeerd en in de goede richting hebt kunnen sturen. Vervolgens

moeten we zeggen: ‘okay, het is moeilijk maar we gaan er wel aan beginnen. En wel nú’.

Het gaat er in eerste aanleg om, dat in ieder geval de wenselijkheid van spreiding wordt

ondersteund. Oud-staatssecretaris Karin Adelmund heeft bijvoorbeeld vaak gezegd: ‘Oh,

maar die wenselijkheid staat nog helemaal niet vast. Zwarte scholen presteren erg goed.

Als je kijkt naar hoe kinderen binnen komen en hoe ze naar school gaan. En die

toegevoegde waarde na acht jaar bepaalt of de school goed is. Zo geredeneerd presteren

zwarte scholen best goed.’ Daarbij heeft ze het over cognitieve vakken. Haar verhaal

klopt niet eens, want ook daar scoren zwarte scholen significant lager dan witte scholen.

Maar het gaat mij om veel méér. Het gaat mij bijvoorbeeld om het goed Nederlands

kunnen leren spreken. Dat lukt niet op een schoolplein waar alleen Turks wordt

gesproken. Het gaat mij om het in contact komen met Nederlandse leeftijdsgenoten, wat

van buitengewoon groot belang is. Maar dat wordt onvoldoende onderkend. Het gaat er

bij mensen als Adelmund alleen om of die toegevoegde waarde aan kennis na acht jaar

acceptabel is. Mij zegt dat niks.

Multicultureel

Het gaat erom, alle mensen een eerlijke kans te geven. Dat is nu beslist niet het geval.

De cijfers bevestigen dat. Migranten scoren significant slechter op het gebied van werk,

hoger op het punt van criminaliteit en zitten verhoudingsgewijs veel vaker in de bijstand

en de WAO. Overigens is de situatie in Nederland op al deze punten zelfs slechter dan in

Duitsland, waar de afgelopen 20 jaar helemaal géén integratiebeleid is gevoerd. Wij

hebben miljarden gestopt in integratiebeleid en er het tegendeel mee bereikt van wat we

wilden! In Duitsland is vanaf het begin het signaal gegeven, dat migranten Duits moeten

leren en zich moeten aanpassen, omdat ze anders niet aan de bak komen. In Nederland

hoefde dat allemaal niet. Wij hadden immers een multiculturele samenleving.

Let wel: wij zijn een multiculturele samenleving. Maar ik verzet me tegen de

multiculturaliteit als concept voor integratie. Dat is een groot verschil. Met

multiculturaliteit als concept wordt zelforganisatie bedoeld, dus een aparte zuil creëren

voor migranten, waar ze hun eigen voetbalclubs en scholen hebben, zodat ze kunnen

emanciperen zoals dat met het katholieke volksdeel ook is gegaan. Later zouden ze dan

de overstap naar de samenleving kunnen maken. Maar dat gebeurt dus niet. Je ziet

veeleer dat mensen zich gaan terugtrekken in eigen kring. Daar wordt handig op

ingespeeld door organisaties die segregatie aanmoedigen, zoals religieuze organisaties.

Page 48: Nieuw optimisme - 2003

48

Vrijheid van religie is in onze grondwet gegarandeerd, voor iedereen en dat moeten we

vooral zo houden. Ik vind geloof bij uitstek iets van het privé-domein. Niemand is

heerser over het geweten van een ander. Dat mag niet en dat kan ook niet. Ik alleen ga

over mijn eigen gedachten. Een ander kan ze niet eens lezen, laat staan dat hij ze kan

onderdrukken. Als het gaat om zaken als het geweten, dan moet maximale vrijheid aan

iedereen worden gegund. Ik ben er voor dat moskeeën kunnen bestaan, fier met mooie

minaretten. Hoe ik verder over de islam denk, is totaal irrelevant. Ik heb mijn

bedenkingen bij Rome, bij het protestantisme en bij de islam. Maar waar ik mee te

maken heb, is de politieke islam. Dat is de islam die zich als fundamentalistisch

islamitisch profileert in politieke termen. Die bepleit dat allochtonen niet gespreid, maar

juist bij elkaar en geïsoleerd van de rest van de samenleving blijven wonen. Zij willen

hun gemeenschap controleren. Waar politiek en islam elkaar raken en in elkaar

overvloeien, daar is alertheid geboden. Ik wijs bijvoorbeeld op de Arabisch-Europese

Liga. Maar dat geldt voor alle geloven; ik ben ook tegen de intolerantie van

fundamentalistische christenen die zeggen dat een ander niet op zondag mag zwemmen

of dat de wet euthanasie moet verbieden omdat het van hun geloof niet mag. Dat is

allemaal een politieke brug te ver.

Toen ik in de fabriek werkte had ik Belgische, Spaanse en Turkse collega’s. De Turken

werden gehuisvest in houten barakken. Ze hadden een vreselijk bestaan, zonder

vrouwen en kinderen, met dertien man op een kamer. Deze mannen werden dubbel

uitgebuit, want daarbij werkten ze ook nog eens in twee ploegen van twee keer acht uur

per dag. Ik vond dat slavernij. Ik vond het verschrikkelijk dat ze huis en haard moesten

verlaten om voor eten voor hun kinderen te zorgen, die ze nooit zagen. De bazen

haalden ze hier pas naartoe, nadat ze eerst hun gebitten hadden gecontroleerd. En dat

allemaal omdat de bedrijven te lui waren om te automatiseren. Ze hebben bewust

gastarbeiders hierheen gehaald, om niet te hoeven investeren en innoveren. Met

goedkope arbeidskrachten en extra uitbuiting probeerden ze de lonen te drukken en op

die manier maximaal rendement te halen. Iedereen haalde buitenlanders en niemand

bekommerde zich om hen; ook de meeste vakbonden niet.

Nu neemt de interesse voor nieuwkomers toe, maar vooral ook omdat Nederlanders zich

niet op hun gemak voelen met niet-geïntegreerde migranten. Ik begrijp de problemen

van migranten en wil er alles aan doen om hen het gevoel te geven dat hun belangen,

hun gevoelens volop meetellen. Maar ik blijf benadrukken dat het vooral in het belang

van migranten zélf is om te integreren. Apartheid veroordeelt hun kinderen tot een

marginaal bestaan en dat moeten we voorkomen. Alle kinderen moeten gelijke kansen

hebben om hun eigen plaats onder de zon te verdienen.

Page 49: Nieuw optimisme - 2003

49

VLUCHTEN HOEFT NIET MEER

Wie een schuilplaats zoekt voor oorlog, terreur en vervolging, moet altijd bij ons kunnen

aankloppen. Nederland moet pal staan voor politieke vluchtelingen en geen gehoor geven

aan mensen die roepen dat we ‘vol’ zijn. Als het moet is er altijd plaats.

Om een breed draagvlak in de samenleving te hebben en te houden voor een humaan

asielbeleid is het wél nodig om duidelijk te zijn over wat we wel en niet aankunnen. En

het mooiste zou zijn als we, als variant op het lied van Jenny Arean en Frans Halsema,

uiteindelijk zouden kunnen zeggen: ‘vluchten hoeft niet meer’. Als we oorlog, terreur,

vervolging en honger zouden kunnen voorkomen, of om te beginnen verminderen,

hoeven mensen niet meer huis en haard te verlaten en over de wereldbol te trekken op

zoek naar wat meer vrede, veiligheid en welvaart.

Perspectief bieden

Voor mensen die op zoek zijn naar een beteren toekomst staat veel op het spel. Kijk

maar naar de muur tussen de Verenigde Staten en Mexico. Of naar de manier waarop

Marokkanen proberen naar Spanje te komen. Het is ongelooflijk om te zien wat mensen

er allemaal voor over hebben. Dat lossen wij niet op met asielbeleid. Dat lossen wij op

door perspectief te creëren in de landen van herkomst. Je moet dus niet zeggen dat het

probleem onoplosbaar is; het is wél oplosbaar. Alleen niet via repressieve wetgeving hier.

En oplossingen vinden we ook zeker niet van de ene op de andere dag. We kunnen ons

evenmin troosten met de gedachte dat de mensen die zich hier melden slechts hooguit

één promille is van alle mensen die eigenlijk in aanmerking zouden komen. Mensen uit

de vluchtelingenkampen in Goma komen echt niet hierheen. Degenen die hier komen,

zijn mensen die net iets meer hebben of kunnen. Geld voor de reis bijvoorbeeld. Ik vind

het als politicus onverantwoord om te zeggen: weet je wat, kom allemaal maar hierheen.

Dat is ook niet houdbaar. Aan ons is wel de taak mee te helpen om mensen in de landen

van herkomst een perspectief te bieden.

Wereldwijd

Migratie is een wereldwijd probleem. Egypte raakt ontvolkt en iedereen trekt naar Caïro.

In Sao Paulo, Rio de Janeiro en Mexico City zie je hetzelfde. Landen raken totaal

ontwricht, omdat de landbouw en de ontwikkeling van de dorpen enorm achterblijven.

Zodra mensen televisie kijken en meer zicht op de wereld krijgen, is het zaad van de

onvrede gezaaid. Dan gaan mensen op zoek naar meer en beter. Of zij dit bereiken is de

vraag, want ze komen in de sloppenwijken terecht en belanden vervolgens in de

criminaliteit of worden er het slachtoffer van. Het is mede de verantwoordelijkheid van

het rijke Westen om hier een oplossing voor te vinden. Maar men geeft gewoon niet

thuis. Wij sussen ons met de gedachte dat we aan de Postcode Loterij meedoen en geld

geven aan de Novib. We geven toch 0,7 procent uit aan ontwikkelingssamenwerking?

Maar daarmee lossen we de tweedeling in de wereld niet op!

Page 50: Nieuw optimisme - 2003

50

Het hoéft niet zo te zijn zoals het nu is! Ik ben ervan overtuigd, dat de discrepantie

tussen wat is en wat kan zijn veel te groot is. Met een minimum aan geld kunnen wij

difterie in de wereld uitbannen. Een heleboel andere ziektes kunnen we wereldwijd

bestrijden met de bestaande infrastructuur of slechts een lichte aanpassing daarvan. Als

minder kinderen onnodig overlijden, daalt gaandeweg het geboortecijfer. Wij kúnnen

bijdragen aan een structurele ontwikkeling van landen die nu arm zijn. Er zíjn landen die

zich ontworsteld hebben aan de armoede. In Zuidoost-Azië zie je positieve voorbeelden.

Mensen ontvluchten hun land niet voor de lol. Veel vluchtelingen voelen het als een

capitulatie om te vluchten naar het rijke Westen. Als er ook maar een sprankje hoop is,

blijven ze. Maar wij zijn internationaal ontzettend goed in staat om elk sprankje hoop

voor die mensen te doven. De wereldmarkt organiseren we zo, dat mensen geen eerlijke

prijs krijgen voor hun spullen, bijvoorbeeld omdat een paar multinationals beslissen om

de koffieprijs nóg verder te verlagen. Wij ontnemen welbewust en dagelijks de hoop van

die mensen. Alleen als we daar iets aan veranderen, kan er echt iets aan het gigantische

vluchtelingendrama worden gedaan.

Nederland is geen immigratieland

Omdat we nog zoveel problemen moeten oplossen, vind ik dat je momenteel

economische vluchtelingen eigenlijk niet toe kunt laten. Want anders moet je aanvaarden

dat jaarlijks honderdduizenden mensen hierheen komen. Dat leidt tot ontwrichting van

de samenleving en daarmee ook tot het wegvallen van het draagvlak onder de bereidheid

van de bevolking om mee te helpen aan een goede integratie. Bedrijven beginnen nu

wéér over wat zij noemen arbeidsmigratie. Wat zij willen, is dat gekwalificeerde mensen

uit de Derde Wereld in de gelegenheid worden gesteld om hier te komen werken. Dat zijn

bijvoorbeeld verpleegsters uit Zuid-Afrika, tandartsen uit Indonesië en ICT’ers uit India.

Of zelfs priesters uit Polen! Een heilloze aanpak. Zeker ook gezien de behoefte in die

landen aan verpleegkundigen en tandartsen. In die landen is de zorg heel wat minder

dan hier.

Er werken heel veel Filippijnse meisjes in de Arabische wereld. Met bakken tegelijk laten

de rijken ze binnenkomen, geven ze te eten en een hongerloontje, dat ze naar huis

moeten sturen en daar draait nu al voor een belangrijk deel de Filippijnse economie op.

Het is een van de belangrijkste exportartikelen daar! Indonesië gaat ook die kant op. En

wij gaan dat in Nederland nog eens bevorderen, terwijl we een miljoen WAO’ers en een

stijgend aantal mensen in de WW hebben? Ik vind het krankzinnig en asociaal.

Laten we wél beseffen dat je economische vluchtelingen niet op voorhand kunt weren.

Iedereen kan zich in Nederland aanmelden. Maar na de procedure volgt doorgaans

afwijzing. Minister Nawijn van Integratie en Vreemdelingenzaken eist dat ’80 procent

wordt afgewezen. Waar hij dat op baseert mag Joost weten, maar je mag niet

verhinderen dat mensen zich melden. Ze hebben altijd recht op een fatsoenlijke

procedure. Dat is nu vaak niet het geval. De intakegesprekken gaan steeds

onzorgvuldiger en de mensen die er werken staan enorm onder druk, omdat ze zoveel

mensen moeten afwijzen. Uiteindelijk komt er dan een oordeel en wordt er gezegd: ‘u

mag hier niet zijn. U moet weg.’

Page 51: Nieuw optimisme - 2003

51

Generaal pardon

We moeten ook duidelijker zijn over de zogenoemde ‘witte illegalen’. De Nederlandse

overheid heeft het lange tijd toegelaten dat je kon werken, bij een ziekenfonds

aangesloten kon zijn – en dus een sofi-nummer kon hebben – zonder dat je legaal was.

Tien jaar geleden wilde de overheid af van die situatie. De witte illegalen stammen van

de periode daarvoor en hadden op dat moment vijf jaar of langer hier gewerkt. Wij

zeiden en zeggen: waarom geef je die mensen niet een collectief pardon? Het gaat om

een beperkte groep van hooguit 4.000 mensen en er komt geen nieuwe groep meer bij.

Laat die mensen hier blijven: zij hebben de suggestie gekregen dat ze hier legaal waren

en dat het allemaal in orde was. Ze hebben altijd gewerkt en hun bijdrage geleverd, waar

doen we eigenlijk moeilijk over?

Dan is er ook nog een groep van zo’n 20.000 mensen die zijn binnengekomen onder de

oude Vreemdelingenwet. Door de enorm langdurige procedures verkeren zij al vele jaren

in onzekerheid over hun status. Ik pleit ervoor dat ook deze afgebakende groep

asielzoekers, met kinderen die vaak hier geboren zijn, in aanmerking komen voor een

verblijfsstatus.

Page 52: Nieuw optimisme - 2003

52

NAAR EEN ANDER EUROPA

De afgelopen regeringen brachten ‘Europa’ aan de macht in Nederland. Zeggenschap

daarover gaf men de burgers niet. Als het om Europa gaat hadden en hebben de burgers

geen enkele stem. We mochten geen ja of nee zeggen tegen de komst van de euro, of

tegen de uitbreiding van de Europese Unie met 10 nieuwe landen in 2004. Niet vreemd

dat veel Nederlanders grote twijfels hebben over de wijze waarop de Europese integratie

vorm krijgt.

Europese allergie

Als het om de toekomst van Europa gaat lijkt de Nederlandse politieke elite allergisch

voor meepratende burgers. Dat bleek toen de Duitse eurocommissaris Verheugen een

lans brak voor een referendum over de uitbreiding van de Europese Unie. Iedereen viel

over hem heen. Het leek wel alsof zijn referendumplan een onzedelijk voorstel was. Er is

echter niets onzedelijks en heel veel redelijks in het voorstel de bevolking van Europa te

laten meepraten over de toekomst van Europa. En Verheugen zei niks verkeerds toen hij

stelde dat we niet nóg een keer dezelfde fout zouden moeten maken als toen de meeste

Europese lidstaten zonder bevolkingsconsultatie instemden met het vervangen van D-

mark, gulden en franc door de euro, en daarmee het overhevelen van de nationale

monetaire soevereiniteit naar de Europese Unie en de Europese Centrale Bank. ‘We

moeten niet, zoals bij de invoering van de euro, achter de rug van de bevolking om

besluiten nemen,’ aldus Verheugen.

Een referendum dwingt de politieke elite uit haar ivoren toren te komen en met de

burgers een debat te beginnen over de toekomst van Europa. In Nederland kreeg de

bevolking geen kans om ja of nee te zeggen tegen de invoering van de euro en het

opgeven van de monetaire soevereiniteit. De handtekeningen van Wim Kok en Ruud

Lubbers onder het Verdrag van Maastricht in december 1991 waren voor de Tweede

Kamer reden om af te zien van een zelfstandige afweging of we echt een Europese

economische, monetaire en politieke superstaat willen. Een verzoek voor een Nederlands

referendum over de euro, ingediend door de SP en deugdelijk ondersteund door meer

dan 60.000 ondersteuningsverklaringen, werd smalend afgewezen.

De uitbreiding van de Europese Unie in oostelijke richting heeft ingrijpende gevolgen voor

de bestaande lidstaten. De democratische spoeling van de EU – die nu al uiterst mager is

– wordt nog dunner. Overigens is voorafgaande aan de uitbreiding al gewerkt aan

‘verdieping’ van de bestaande Unie, een eufemisme voor het verder inleveren van

nationale soevereiniteit. In het Verdrag van Nice is het nationale vetorecht over Europese

besluiten op een aantal terreinen opgeheven. Daardoor zijn de lidstaten van de EU nog

meer gaan lijken op machteloze provincies van een oppermachtige en oncontroleerbare

superstaat. Daarover zou toch tenminste de mening van de burgers gevraagd moeten

worden.

Page 53: Nieuw optimisme - 2003

53

Natuurlijk staat het andere landen vrij om het lidmaatschap van de EU aan te vragen.

Maar het zou wel zo democratisch zijn als ook de burgers van de kandidaat-lidstaten zich

in een referendum over toetreding zouden mogen uitspreken. Uit peilingen blijkt dat het

aanvankelijke enthousiasme om in de EU te komen daar snel aan het afnemen is. Het

Europese melk-en-honing-sprookje wordt niet meer zo gemakkelijk geloofd, ook al blijft

de politieke elite in het oosten dat verkondigen. Volgens internationaal economisch

onderzoek zal het, zelfs onder de meest ideale omstandigheden (die zich niet zullen

voordoen) ten minste 30 jaar duren vooraleer de economieën van de nieuwe lidstaten

convergeren met die van de rest van Europa en het BBP het niveau van de nu laagst

scorende lidstaten Portugal en Griekenland zal bereiken.

Duivelse dilemma’s

Wim Kok zal niet alleen de geschiedenis ingaan als de premier van twee paarse

kabinetten, maar ook als de man die ons land het Verdrag van Maastricht bezorgde, onze

entree in de Europese monetaire Unie verzorgde, ons de euro bracht en de eigen

monetaire soevereiniteit ontnam. Over dat laatste hoefden we ons niet druk te maken, zo

beloofde hij, zeker niet nadat de Europese regeringsleiders het aanvullende

Stabiliteitspact sloten, dat alle landen zou dwingen tot een degelijke begrotingspolitiek.

Gerrit Zalm, toen minister van Financiën, zei het hem na. ‘Il duro’ (de harde) werd dan

ook in Italië genoemd, toen hij daar kritiek uitte op de wat al te creatieve Italiaanse

begrotingspolitiek. Maar al kort na de introductie van de eurobankbiljetten en

euromunten op 1 januari 2002 bleek het stabiliteitspact veel zachter dan Kok en Zalm

ons beloofd hadden. Onze Oosterburen voldoen niet aan de eisen van het pact, maar de

EU durft voor de Duitsers niet de gele kaart te trekken. Daarmee begreep iedereen: de

euro is echt van ons allemaal geworden, met de bijbehorende dilemma’s.

Het is de ironie van de geschiedenis dat juist Duitsland als eerste land de

geloofwaardigheid van het stabiliteitspact onderuit haalde; dit land was samen met

Nederland in 1997 de aanstichter van dat pact. Men wilde koste wat kost vermijden dat

landen die hun financiën op orde hebben zouden meebetalen aan de geldontwaarding als

gevolg van financieel wanbeheer in andere landen. Dat was de Duitse bondskanselier

Schröder blijkbaar vergeten toen hij kort na introductie van de euro stemmen ronselde

om een officiële berisping te voorkomen. Het resultaat is dat Duitsland – en ook Portugal

– geen waarschuwing kregen voor hun te hoge begrotingstekort, na de plechtige belofte

dat de begroting in 2004 in evenwicht zou zijn. Het Duitse tekort komt naar verwachting

dit jaar uit op 2,7 procent van het BBP. Dat is net onder het maximum van 3 procent.

Het beloofde begrotingsevenwicht van Duitsland in 2004 kan alleen worden bereikt met

een forse economische groei, snijden in de overheidsuitgaven en belastingverhogingen.

Dat laatste is niet te verwachten, want de sociaal-democratische regering heeft net voor

miljarden euro’s de vennootschaps- en inkomstenbelasting verlaagd.Volgens de vice-

voorzitter van de Duitse Nationale Bank, die in 1997 de regels voor het stabiliteitspact

mee hielp schrijven, is de uitkomst ‘een gevaar’ voor de euro en het hele monetaire

bouwwerk. Onze minister van Financiën sprak echter van een ‘inhoudelijk goed

resultaat’, hoewel hij vorig jaar een tekort van 1,9 procent in Italië nog ‘zeer zorgelijk’

noemde. ‘Ongelukkig dat dit een publiek debat werd’, zei de minister die in 1997 de

discussie opende over Italië. ‘Dit schaadt de geloofwaardigheid van de euro. Dat is niet

meer te repareren’, gaf ook Zalm inmiddels toe.

Page 54: Nieuw optimisme - 2003

54

Ik vrees dat de problemen met de euro niet achter de rug zijn. Volgens de regels van het

stabiliteitspact moeten landen een boete betalen van maximaal een half procent van het

Bruto binnenlands product als zij de grens van drie procent begrotingstekort

overschrijden. Dat zou in het geval van Duitsland neerkomen op een bedrag van

omstreeks 15 miljard euro. Direct effect is dat het tekort stijgt tot 3,5 procent. Natuurlijk

zal Duitsland dit gigantische bedrag nooit ophoesten. En wat dan? Stuurt Duisenberg of

de Europese Commissie dan een strafexpeditie om de Duisters weer in het gareel te

krijgen? Gaat Europol de Duitse politie vragen de Duitse minister van Financiën op te

pakken? Of worden de regels opgerekt, waarbij geldt: hoe groter en belangrijker het

land, hoe rekkelijker de regels?De twijfel over de hardheid van het stabiliteitspact en de

bijbehorende boetes illustreren het centrale probleem van de euro: Europa is wel een

monetaire, maar geenszins een politieke unie. Sterker, de politieke tegenstellingen

tussen de landen van de Unie kunnen nu wel eens snel scherper worden. Op basis van

het Stabiliteitspact en ten behoeve van een stabielere euro zou Nederland nu moeten

aandringen op ingrijpende bezuinigingen in Duitsland. Maar Nederland heeft geen

zeggenschap en hoort ook geen zeggenschap te krijgen over de binnenlandse politiek

van ons buurland, net zo min als wij willen dat de Duitsers bij ons komen zeggen hoe het

moet. De nationale, democratisch gekozen parlementen gaan daarover. Hier manifesteert

zich de toenemende spanning tussen de (eisen van de) monetaire unie en de

(afwezigheid van een) politieke unie. Dit bewijst ook dat het Europese integratieproces

volstrekt van de verkeerde kant af verloopt. Een monetaire unie hoort de bekroning te

zijn van een gaandeweg gewilde en gevormde politieke unie van onderop. Nu is de

omgekeerde weg gekozen, die weliswaar aantrekkelijk is voor multinationale

ondernemingen en grote kapitaalbezitters, maar een democratische politieke integratie

juist belemmert. EU-landen zullen veeleer tegenover elkaar komen te staan dan naast

elkaar. Hoe moeten ‘alle Menschen Brüder’ werden, als Nederlandse burgers gaan eisen

dat de werkloosheidsuitkeringen in Duitsland omlaag gaan teneinde, daar het

begrotingstekort te verlagen en daarmee de eurokoers op te stuwen?

Page 55: Nieuw optimisme - 2003

55

Toen ons werd verteld dat de euro van ons allemaal zou worden, is niet verteld dat dit

soort duivelse dilemma’s óók ‘van ons allemaal’ zouden zijn. Met de komst van de euro

onder deze voorwaarden zijn we verder verwijderd van een echte, gemeende Europese

integratie van alle burgers. De onverantwoorde haast om hoe dan ook tot een monetaire

unie te komen kan een boemerangeffect hebben op de zo bepleite integratie. Die haast is

afgedwongen door de grote Europese multinationals. Zij hebben binnen de Europese Unie

hun eigen organisatie: de ‘Europese Ronde Tafel’. Daarin overleggen de captains of

industry hoe ze de politiek naar hun hand kunnen zetten. Hun lijntjes met toppolitici zijn

zo intensief, dat ze hun plannen tot politieke besluiten kunnen promoveren. Dat de

Europese integratie en de euro zo snel tot stand gekomen zijn kwam omdat deze

ondernemingen er voor hen voordeel in zagen – ook al waren de nadelen voor de

samenleving en de risico’s dat er iets fout loopt aanzienlijk. Immers: de invoering van de

euro had eerder het sluitstuk moeten zijn van de Europese integratie in plaats van

opmaat. Die fout zal ons in Europa nog veel problemen brengen! Vandaar dat ik ervoor

pleit de aard van de huidige Europese Unie drastisch te veranderen. De eis dat we naar

‘een ander Europa’ moeten is van groot belang om te voorkomen dat onder de schijnbare

eenheid van de EU diepe tegenstellingen tussen regio’s, landen en volken groeien, die op

termijn de stabiliteit op ons continent eerder bedreigen dan beschermen. Het is de

allerhoogste tijd voor een breed maatschappelijk debat over de richting van de Europese

eenwording. Gaan we verder met de vorming van een continentbrede neoliberale

superstaat met grote democratische en sociale manco’s? Of kiezen we voor een

constructie die gebaseerd wordt op samenwerking tussen soevereine en democratische

staten, om welvaart en vrede veilig te stellen, natuur en milieu te dienen en tweedeling

in Europa te bestrijden?

Page 56: Nieuw optimisme - 2003

56

IEDEREEN IS VAN DE WERELD,

DE WERELD IS VAN IEDEREEN

Wie herinnert zich nog de gesprekken van Joop den Uyl, Willy Brandt en Olof Palme over

de wijziging van de economische wereldorde? Nu is het bij de Europese sociaal-

democraten oorverdovend stil geworden! Waarom laten wij de Derde Wereld niet

produceren wat wij hier in kassen verbouwen? Laten we mensen een eerlijke kans geven

om door middel van handel en produceren zich de technologie te verwerven, waardoor ze

mee kunnen gaan in de vooruitgang. Maar we doén niks. Het enige wat we doen is de

Derde Wereld via de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verplichten hun grenzen te

openen, opdat het internationale bedrijfsleven zelfs daar het onderwijs en de zorg kan

overnemen! Terwijl alle West-Europese landen altijd onder tariefmuren hebben kunnen

bouwen aan hun eigen industrie, zeggen zij nu van Derde-Wereldlanden dat ze hun

grenzen moeten openstellen voor internationale bedrijven. Met als gevolg dat daar

niemand iets moois kan beginnen. Hoe moeten die landen ooit de kans krijgen om hun

eigen industrie op te bouwen? Globalisering moet. Maar het moet anders. En het kán ook

anders! ‘Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen’, zingt Thé Lau. En ik

ben het hartgrondig met hem eens.

Beweging!

Het is hoopgevend dat zich wereldwijd een nieuwe beweging ontwikkelt die zich verzet

tegen de neoliberale globalisering en zich inzet voor een andere, mensgerichte

globalisering, waarin we elkaar niet het leven verpesten maar veraangenamen. Ik denk

dat die beweging buitengewoon levenskrachtig is. Je ziet ook dat de aanhang ervan snel

toeneemt. Het zijn mensen die zich verzetten tegen de internationale ongelijkheid, de

ongebreidelde macht van de multinationals en de commercialisering van het leven zélf,

tot aan de dood. Die mensen hebben de geestelijke kracht om te kritiseren en ook

alternatieven aan te dragen. Ik denk dat veel van die alternatieven levensvatbaar zijn en

dat de beweging en de verontwaardiging die daarmee manifest wordt gemaakt dé hoop

is voor de toekomst. Al die mensen handelen niet uit eigenbelang, maar komen op voor

hen die niet kunnen betogen. Een beter motief voor deelname aan een demonstratie kun

je niet hebben.

Het neoliberalisme presenteert zichzelf graag als een belofte: de belofte dat als

ontwikkelingslanden hun toch al flinterdunne sociale vangnet nog verder afbreken en hun

markten en kapitaalverkeer verder liberaliseren de welvaart vanzelf zal komen. De

werkelijkheid is dat de wereldwijde economische groei is afgenomen sinds het

neoliberalisme begin jaren ’80 de wereld overspoelde. In de jaren ’50, ’60, en ’70 groeide

de wereldeconomie gemiddelde met zo’n 4 procent per jaar. In de jaren ’80 en ’90, de

hoogtijdagen van het neoliberalisme, daalde dit tot 3, respectievelijk 2 procent per jaar.

Verder weten we allemaal dat economische groei één ding is, maar als deze groei ook

nog eens oneerlijk wordt verdeeld, we er dan schieten mee opschieten. Welnu,

neoliberalisme heeft ons niet alleen een lagere economische groei bezorgd, maar ook een

grotere ongelijkheid. Dit hebben we kunnen zien in bijna alle geïndustrialiseerde landen.

Page 57: Nieuw optimisme - 2003

57

In ons land neemt de inkomensongelijkheid sinds 1983 weer toe. Volgens een onderzoek

in alle landen van de Europese Unie neemt de kloof tussen de best betaalde en de

slechtst betaalde werknemer nergens zo snel toe als in Nederland! Het is niet voor niets

dat mijn partij de strijd heeft aangebonden tegen de groeiende tweedeling in de

maatschappij. Overigens, niet alleen op het punt van inkomen en vermogen, maar ook

als het gaat om toegang tot goed onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en zelfs het

recht.

En dan spreek ik alleen nog over ontwikkelde landen, want helaas zijn de bevolkingen

van de ontwikkelingslanden de grootse slachtoffers van het neoliberalisme. En wat wij

ook vaak vergeten: daar woont het overgrote deel van de wereldbevolking. In 1965 was

het gemiddelde inkomen van de landen van de G7 twintig keer zo groot als dat van de 7

armste landen, in 1995 was dit toegenomen tot 39 keer. Maar er is niet alleen sprake

van relatieve verarming. In Latijns-Amerika was het gemiddeld inkomen in 1993 5

procent lager dan in 1980. In 1994 was de gemiddeld Mexicaan slechter af dan in 1980.

Ook in Noord-Afrika, de Sub-Sahara en het Midden-Oosten dalen de reële inkomens.

Alleen sommige Aziatische economieën is het gelukt aan te sluiten bij de inkomensgroei

van het westen of de kloof zelfs te verkleinen.

Deze Aziatische Tijgers (de term begint een beetje komisch te worden) waren hét

argument van instellingen als het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank om

aan te tonen dat het neoliberalisme werkt. Deze landen vormden het bewijs dat

globalisering kon leiden tot convergentie van inkomens en economieën naar westers

niveau. Maar veel van deze landen voerden juist een beleid dat op een aantal punten

heel anders was dan de wonderrecepten van het IMF, zoals een sterke overheid en het

opwerpen van importbeperkingen en kapitaalrestricties. Korea en Thailand liberaliseerden

hun kapitaalrekening pas in 1995, waarmee een kiem voor de huidige crisis werd gelegd.

Ondanks dat identificeerde de neoliberale ‘Washington Consensus’ zich maar al te graag

met deze landen, om aan te tonen dat ‘kapitalisme werkt’. De laatste jaren wordt steeds

duidelijker dat neoliberalisme geen economische ‘road to prosperity ‘ is, maar een

politieke ideologie, die maar al te vaak een ‘road to poverty and misery ’ blijkt te zijn.

Globalisering

Globalisering is een onderdeel van deze ideologie; ze is deels een ideologisch

luchtkasteel, deels een door politici gecreëerde realiteit. Globalisering is een mythe, die

door de internationale handel steeds belangrijker aan het worden is. In 1976 kwam maar

7,2 procent van de totale import van de Europese Unie uit de ontwikkelingslanden, in

1995 was dit gedaald tot 4,5 procent. De concurrentie uit de lage-lonenlanden is niet

toegenomen, maar verminderd. Alleen binnen de EU groeien de onderlinge handel en

investeringen. Soortgelijke ontwikkelingen vinden plaats in de VS (het gebied van de

Noord-Amerikaanse vrijhandelsorganisatie NAFTA) en Japan en de Zuid-Aziatische

ASEAN-landen. Om die reden kan beter gesproken worden van regionalisering dan van

globalisering. Inmiddels is wel een realiteit dat het financiële kapitaal volledig

geïnternationaliseerd is. Dat betekent uiteraard niet dat de miljarden nu de

ontwikkelingslanden binnenstromen. Het overgrote deel komt nog steeds in de

ontwikkelde landen terecht. Maar het betekent wel dat de onderlinge concurrentie tussen

ontwikkelde landen, in Europa vooral tussen de lidstaten, is toegenomen.

Page 58: Nieuw optimisme - 2003

58

Het internationale ‘flitskapitaal’ in speculatieve beleggingen is explosief toegenomen.

Deze markt, in feite niet meer dan een vorm van veredeld gokken, bedroeg in 1979

‘slechts’ 75 miljard dollar per dag, maar was in 1994 al gestegen tot meer dan 1.200

miljard dollar per dag. Politici doen het vaak voorkomen of de internationalisering van

het financiële kapitaal een logisch gevolg was van de technologische ontwikkeling van de

laatste 20 jaar. Moderne communicatiemiddelen, zoals e-mail en Internet, zouden aan de

wieg hebben gestaan van de financiële globalisering, waardoor het kapitaal in een paar

milliseconden van de ene kant naar de andere kant van de aardbol flitst. Voor het

speculatief kapitaal is de wereld inderdaad een global village. Maar de technologische

ontwikkeling is niet de oorzaak van deze globalisering, zij heeft haar hoogstens mogelijk

gemaakt. Politici zijn verantwoordelijk voor deze ontwikkeling; zij hebben sinds het einde

van de jaren ’70 stelselmatig de regulering op het internationale kapitaalverkeer

ontmanteld. Het is nu bijna onvoorstelbaar, maar de VS waren pas in 1974 het eerste

land dat zijn kapitaalverkeer liberaliseerde. Nadat in Engeland Thatcher aan de macht

kwam, volgde dit land in 1979. Niet lang daarna waren bijna alle andere

geïndustrialiseerde landen aan de beurt. Het vrije kapitaalverkeer en het internationale

spook van het flitskapitaal zijn producten van het neoliberalisme dat onze planeet sinds

begin jaren ’80 teistert.

Tegelijk met de deregulering van de kapitaalmarkt is ook de internationale

goederenhandel steeds verder geliberaliseerd. In 1986 begonnen ruim honderd landen op

een GATT-bijeenkomst in Uruguay aan een overlegronde, die uiteindelijk moest leiden tot

de definitieve oprichting van een Wereld Handelsorganisatie. Hoe verder de

onderhandelingen vorderden, hoe meer ze werden gedomineerd door de rijke westerse

landen. De Nederlandse regering zegt daar zelf over: ‘in het eindspel hebben vooral de

EG en de VS de hoofdrol gespeeld vanwege hun economische en politieke gewicht.’ In

1994 werden de onderhandelingen in het Marokkaanse Marrakech afgerond. Gezien de

overheersende neoliberale invloed in zowel Europa als de Verenigde Staten was de

uitkomst van de onderhandelingen geen verrassing: bestaande handelsbelemmeringen

zullen zoveel mogelijk worden geslecht en tariefmuren worden afgebroken. Het

intellectueel eigendomsrecht zal met harde hand worden opgelegd. Dit is met name in

het belang van rijke westerse landen, die in het bezit zijn van de overgrote meerderheid

van octrooien en patenten. Verder worden de mogelijkheden van nationale overheden

om een eigen economisch beleid te voeren drastisch beperkt.

Page 59: Nieuw optimisme - 2003

59

Na de ‘Battle of Seattle’

Het verzet tegen de globalisering concentreert zich de laatste jaren vooral op het IMF, de

Wereldbank en de WTO, organisaties die vroeger slechts bekend waren bij een handjevol

bestuurders, activisten en economen. Maar sinds de ‘Battle of Seattle’, de mislukte WTO-

top in december 1999, is dat danig veranderd. Vergaderingen van deze organisaties

brengen nu vele tienduizenden demonstranten op de been. Hun motieven en

alternatieven wisselen sterk, maar ze zijn het eens over het falen van de ‘Washington-

Consensus’, de neoliberale receptuur waarvan alledrie de organisaties zich bedienen. Ze

richten hun pijlen niet op de globalisering als zodanig, maar op het neoliberale karakter

ervan en de wijze waarop IMF, WTO en Wereldbank hun ‘oplossingen’ opleggen aan

landen en mensen. Honderdduizenden demonstranten, behorende tot progressieve

partijen, vakbonden, mensenrechtenorganisaties, kerkgenootschappen, de

milieubeweging en ontwikkelingsorganisaties, demonstreren sinds ‘Seattle’ overal waar

de bonzen van IMF en Wereldbank (maar ook de G7 en de Euroleiders) hun tenten

opslaan. De bonte coalitie van demonstranten is het eens over de ineffectiviteit van het

IMF en de Wereldbank, de sociale gevolgen van de interventies, de fixatie op

megaprojecten en macrocijfers, de eenzijdige wijze waarop de recepten worden

opgesteld en opgedrongen, het gebrek aan transparantie en het ondemocratische

karakter van de organisaties.

Vandaag de dag zijn er meer armen op de wereld dan ooit en volgens het Human

Development Report (HDR) van de Verenigde Naties is de kloof tussen arm en rijk nog

nooit zo groot geweest: ‘het inkomensverschil tussen de 20 procent rijkste en 20 procent

armste mensen steeg van een factor 30 in 1960 tot een factor 74 in 1997.’ Maar de

medicijnmannen van de Bretton Woods-organisaties schrijven tot op de dag van vandaag

draconische bezuinigingen voor op onderwijs, gezondheidszorg, voedselsubsidies en

andere zorgtaken van de overheid, dwingen privatisering en liberalisering van het

handelsverkeer af en leggen een extreme nadruk op productie voor de export, zodat

deviezen beschikbaar komen voor schuldaflossing. Voor een meer gelijkwaardige

ontwikkeling zou juist het westen haar grenzen moeten openen en zouden de arme

landen moeten worden toegestaan hun economieën waar nodig te beschermen. Pas als

een bepaald Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking is bereikt zouden

deze landen zich geleidelijk moeten kunnen voegen in de geliberaliseerde wereldhandel.

Page 60: Nieuw optimisme - 2003

60

Een ander verwijt aan het ad res van IMF en Wereldbank is hun dominante wijze van

opereren. Men spreekt bij het opstellen van de programma’s slechts met de minister van

Financiën en niet met maatschappelijke organisaties en men neemt kennis van de macro

financieel-economische gegevens zonder zich rekenschap te geven van de situatie van de

mensen, niet bij het opstellen van de programma’s, noch bij de uitvoering ervan. Het IMF

betaalt én bepaalt en dwingt nationale overheden te doen wat hen wordt opgedragen. Zo

werd het budget dat Brazilië uitgeeft voor handhaving van milieuwetten in het

Amazonegebied onlangs gehalveerd. Om de overheidsuitgaven voor onderwijs en

gezondheidszorg te verlagen, werden in 75 procent van de Wereldbankprojecten in de

sub-Sahara eigen bijdragen voor scholen en ziekenhuizen geïntroduceerd. Ervaringen

leren dat de gevolgen desastreus zijn: in Ghana kon 65 procent van de gezinnen op het

platteland hun kinderen niet meer naar school sturen, omdat ze het schoolgeld niet

konden opbrengen. In Kenia en Zimbabwe leidde de introductie van een zeer bescheiden

eigen bijdrage voor gezondheidszorg tot een halvering van het ziekenhuisbezoek, en in

dat laatste land tot een verdubbeling van het aantal vrouwen dat tijdens een bevalling

overlijdt. Ook in het toch al veel te beperkte schuldsaneringprogramma HIPC spelen dit

soort schandalige eisen een belangrijke rol. Volgens het HDR was Tanzania, een van deze

HIPC-landen, in 1999 negen keer zoveel geld kwijt aan rente en aflossing in verband met

schulden dan zij aan onderwijs kon uitgeven. De Wereldbank zelf besteedt in haar

projecten ook nog altijd twee keer zoveel geld aan bijvoorbeeld de financiering van

grootschalige infrastructurele projecten als aan onderwijs.

Gelukkig groeit de kritiek en niet alleen van demonstrerende buitenstaanders. De

scheurtjes in de ‘Washington Consensus’ worden breder en dieper. Het idee dat alleen

vrijhandel structurele en duurzame ontwikkeling kan brengen kent steeds minder

aanhangers. Henry Kissinger, niet bepaald een rooie rakker, hekelde enkele jaren

geleden al de kortzichtige aanpak van het IMF: ‘het IMF werkt net als een dokter die

maar één pilletje heeft voor iedere ziekte.’ Volgens hem leidt de politiek van het Fonds

altijd tot ‘explosieve werkloosheid en groeiende malaise onder de bevolking’. In juni 2002

werd econoom en getipte Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz gedwongen de Wereldbank te

verlaten vanwege gelijkluidende kritiek op de eenzijdige oplossingen van zijn broodheer:

‘dit is geen economie, dit is ideologie.’ Volgens hem wordt ‘de staf van het IMF vooral

gerekruteerd uit derderangs economiestudenten’. Ondertussen doet het IMF alsof er geen

vuiltje aan de lucht is. De mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties stelde in

juli van dit jaar nog in een rapport dat het IMF ‘doorgaat met de achterkamertjespolitiek

en het ontkennen van verantwoordelijkheid zelfs als een crisis kan worden terug

getraceerd tot beleid dat een land gedwongen werd te accepteren door de voorwaarden

van het Fonds’. Met dit laatste doelt de commissie op de kwalijke rol van het IMF ten

tijde van de Azië-crisis en het ontredderd achterlaten van meer dan tien miljoen

werklozen. Wel organiseerde het Fonds voor zo’n 100 miljard aan leningen om de koers

van de nationale munten op peil te houden. Niet voor lang, maar lang genoeg voor

buitenlandse investeerders en de nationale elite om hun kapitaal voordelig om te zetten

in dollars, waarna de koers alsnog onderuit ging.

Page 61: Nieuw optimisme - 2003

61

Tot slot stuit het ondemocratische gehalte van het IMF en het gebrek aan transparantie

op groeiend verzet. Het aantal stemmen dat een land heeft is recht evenredig met aan

geld dat het meebrengt. Het principe van ‘one-man-one-vote’ is hier ingeruild voor ‘one-

dollar-one-vote’. De VS hebben 15 procent van de stemmen en Europa 30 procent. De 45

deelnemende Afrikaanse landen hebben samen 4 procent van de stemmen. Omdat er

van doorzichtigheid en openheid ook al geen sprake is, kan het rijke westen de wereld

herscheppen naar haar gelijkenis, zonder dat duidelijk is hoe en waarom. Ik ben van

mening dat we moeten werken aan een alternatief voor deze organisaties en nieuwe

vormen van samenwerking moeten vinden. Dat is broodnodig in een wereld die elke dag

‘kleiner’ wordt.

Page 62: Nieuw optimisme - 2003

62

OORLOG EN VREDE

Ons standpunt met betrekking tot de militaire interventies in voormalig Joegoslavië en

ook onze algemene terughoudendheid aangaande de inzet van militaire middelen wordt

door sommigen uitgelegd als het staan met de rug naar de wereld. Dat is een onterechte

beschuldiging. Het klopt: wij gaan niet mee in het idee dat we als een land niet doet wat

wij zeggen, we er dan maar een bom op moeten gooien. Wij zeggen dat er betere

antwoorden dan bommen zijn. Het gegeven dat je ontzet bent over wat er in de wereld

gebeurt, leidt vaak tot de gedachte dat er ‘iets’ moet gebeuren. Op een gegeven moment

gaan politici denken: we kunnen toch niet níks doen?

Dat mechanisme speelde duidelijk ten tijde van de Balkanoorlog. Voeg daarbij het feit

dat we destijds in Nederland net de luchtmobiele brigade hadden aangeschaft, die

bedoeld was voor snelle interventies, en er ook daarom in de legertop belangstelling was

voor de inzet van Nederlandse militairen in Bosnië. Dat werd ook zo gezegd: het is een

unieke kans om het bestaansrecht van de luchtmobiele brigade te onderstrepen. De

combinatie van de enthousiaste publieke opinie, de legertop die het graag wilde en veel

Kamerleden die doorgaans oprecht verontrust waren, maar ten onrechte naïef in militaire

interventie geloofden, leidde in 1993 tot de eerste Nederlandse betrokkenheid bij een

oorlog na 1945. En daar is het niet bij gebleven.

Bewaar je verstand

Op zichzelf vind ik het prijzenswaardig dat mensen niet neutraal blijven kijken wanneer

zulke verschrikkelijke dingen gebeuren als in Joegoslavië het geval was. Niettemin is het

bombarderen van een kruitvat niet erg verstandig. Je kunt je achteraf verder afvragen of

de bemoeienis van de internationale gemeenschap, zowel politiek, diplomatiek, militair

als humanitair, niet heeft geleid tot een verlenging van het conflict. We moeten ons

realiseren dat strijdende partijen ook als strijdende partijen vrede moeten sluiten want

vrede sluit je per definitie met je vijand. Die wijsheid had de strijdende partijen in Bosnië

duidelijk gemaakt moeten worden.

Ik heb er met Van Mierlo, toen minister van Buitenlandse Zaken, hele debatten over

gevoerd. De internationale gemeenschap hospitaliseerde op een gegeven moment het

hele conflict. De strijdende partijen hadden steeds het idee: die internationale

gemeenschap moet maar zorgen voor de vrede, daar gaan wij niet over. Maar zó zit het

oplossen van een conflict niet in elkaar! Er had veel beter gepoogd kunnen worden om

door middel van politieke force de juiste voorstellen te doen op het juiste moment. Ten

eerste om het conflict te voorkomen. En ten tweede om te proberen door diplomatiek

overleg te komen tot een vredesperspectief voor de mensen daar. Met betrekking tot het

eerste; in plaats van de Duitse wens te honoreren en Kroatië onafhankelijk te verklaren,

had de Europese Unie een confederaal Joegoslavië moeten afdwingen. Met betrekking tot

het tweede: er was geen perspectief voor de Moslims, noch voor de Bosnische Serviërs,

noch voor een deel van de Kroaten. Dat gebrek aan perspectief maakte dat men

eindeloos met de oorlog is doorgegaan. Nu zien we dat er weliswaar vrede is maar dat

we geconfronteerd worden met een staat Bosnië-Herzegovina die geen levensvatbaarheid

heeft: te klein en nog steeds tot op het bot verdeeld. Geen douane, geen functionerend

parlement, geen functionerende regering; het is in feite een vrijstaat onder protectie van

de internationale gemeenschap. Kosovo is eigenlijk hetzelfde verhaal.

Page 63: Nieuw optimisme - 2003

63

Verenigde Naties uitbouwen

Na de slachtingen van de Eerste Wereldoorlog kregen we de Volkenbond. Het besef was

er toen dat we in één wereld leven en nader tot elkaar moesten komen. Die Volkenbond

bleek echter geen succes. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de Verenigde Naties

opgericht. Daarbij werd een belangrijke concessie gedaan aan de reële machten in de

wereld: de Algemene Vergadering, waarin alle 170 lidlanden vertegenwoordigd zijn, heeft

weinig te vertellen en de Veiligheidsraad , met daarin de machtige landen, vrijwel alles.

Frankrijk, Engeland, Verenigde Staten, Rusland, en China maken er de dienst uit – en de

Amerikanen het meest. In feite is dit in een notendop de schets van het grote probleem

van de internationale politiek, namelijk dat de macht van de machtigen altijd prevaleert

boven de goede bedoelingen van de wereldgemeenschap. De frictie tussen die twee

maakt dat bij al die problemen zo moeilijk tot een oplossing te komen valt. Omdat er

altijd belangen meespelen van grote invloedrijke landen die een oplossing die niet direct

in hun nationale voordeel ligt, blokkeren.

We weten nu inmiddels heel veel over hoe de Russen en Amerikanen met hun

veiligheidsdiensten geopereerd hebben. In Afrika stuurden ze tijden lang hun

marionetten aan die vervolgens oorlogen ontketenden waarin miljoenen mensen

omkwamen. Zeker in de tijd van de Koude Oorlog, toen men dacht in termen van

invloedsferen. Wat we nu hebben is een soort Pax Americana, met een unilateraal

machtscentrum in Washington waar geen land bij in de buurt komt. Rusland is in grote

mate afhankelijk van Amerika: voor technologie en ‘know–how’, voor investeringen en

voor het recht te mogen exporteren naar de VS. China is ook aangewezen op de VS. En

Engeland is altijd al het schoothondje van de VS geweest. Frankrijk is eigenlijk nog het

enige lid van de Veiligheidsraad dat probeert een eigen koers te varen, maar houdt

daarbij het eigen Franse belang ook wel erg sterk voor ogen. De Amerikanen blijken

tegenwoordig in staat om de besluiten van de Veiligheidsraad in belangrijke mate te

dicteren. Mede daarom hebben ze die beruchte Irak-resolutie door de Veiligheidsraad

gekregen.

Hoe moeilijk het is om een betere mondiale politiek tot stand te brengen, kan ik met een

voorbeeld illustreren. Op een bepaald moment hebben de Verenigde Naties gezegd dat

we een Internationaal Strafhof moesten hebben om misdaden tegen de menselijkheid te

kunnen bestraffen. Wacht even, zeiden de Amerikanen, dat geldt niet voor ons. Niet voor

Amerikaanse militairen, diplomaten en politici. Wij moeten de politieagent van de wereld

spelen en willen daarom dat geen enkele Amerikaanse burger daar ooit terecht zal staan.

Zoniet, dan wijzen we dat strafhof af. Nu is het zo dat een Internationaal Strafhof alleen

van start kan gaan als een bepaald aantal leden van de Verenigde Naties dat verdrag

hebben geratificeerd. Daarom haalden de Amerikanen Roemenië over om bilateraal

overeen te komen dat het land nooit mensen zou uitleveren aan het Internationaal

Strafhof. Ook met andere landen hebben de Amerikanen dat gedaan. Zo proberen ze het

initiatief van de Verenigde Naties te frustreren, en dat lukt als er onvoldoende landen zijn

die het verdrag inzake het Strafhof uiteindelijk willen ratificeren.

Page 64: Nieuw optimisme - 2003

64

Het heeft geen zin om de Verenigde Naties te idealiseren, stelde ik al in het boek ‘De

laatste oorlog, gesprekken over de nieuwe wereldorde’dat ik in 2000 samen met Karel

Glastra van Loon schreef. Er is terecht veel aan te merken op de volkenorganisatie: de

traagheid, het gebrek aan efficiency, de geldverspilling, de geringe macht van de

Algemene Vergadering, de overheersende rol van de veiligheidsraad , en de soms ronduit

cynische houding. Maar voorlopig zijn de Verenigde Naties wél het enige wat we hebben.

De wereldgemeenschap kent geen ander platform voor vraagstukken samenhangend met

oorlog en vrede dan de VN. Daarom moeten we zuinig zijn op dit instituut en ons te weer

stellen tegen al die personen en landen die de autoriteit van de VN ondermijnen en

ridiculiseren. Het Handvest van de Verenigde Naties bevat zeer waardevolle morele

ankers voor het internationaal verkeer, waaronder het verbod op agressie, en zelfs voor

de verhouding tussen overheden en hun burgers. Van verantwoordelijke staten mag

worden verwacht dat zij de VN en het internationaal recht op hun waarde weten te

schatten. Wijze buitenlandse politiek moet inhouden dat een van de doelen is het

structureel versterken van de Verenigde Naties en haar instituties.

Hoe voorkomen we nieuwe oorlogen?

Tot slot een pleidooi voor het verkleinen van de kans op nieuwe oorlogen. Bij de

brandweer bestaat een populair gezegde: ‘Elke brand is te blussen met een kommetje

water als je er maar vroeg genoeg bij bent.’Voor degenen die echt willen bijdragen aan

een veiliger wereld zijn er dus twee vragen te beantwoorden: willen we erg vroeg bij

zijn? En hebben we er een kommetje water voor over?

Om er vroeg bij te zijn moet er een wereldwijd early warning system komen, dat de

Verenigde Naties en regionale organisaties als de organisaties als de Organisatie voor

Vrede en Samenwerking in Europa (OVSE) in staat stelt vroegtijdig te helpen bij het

voorkomen van conflicten ene – als ze reeds bestaan – het vermijden van een verdere

escalatie. Vervolgens is het nodig dat de VN en bijvoorbeeld de OVSE over voldoende

financiële middelen beschikken om effectief te kunnen helpen. Na de oorlog in Kosovo

hebben de westerse landen een Stabiliteitspact opgesteld voor de Balkan, exclusief de

federale Republiek Joegoslavië. De vraag is: waarom was men toen wél bereid om vele

miljarden uit te trekken voor deze regio, terwijl men dat eerder niet was? We kunnen het

nooit met zekerheid weten maar vast staat wel dat de vele miljarden die aangewend

werden voor het bombarderen en de enorme schade die daar het gevolg van was een

veelvoud is van het bedrag dat in het begin van de jaren negentig nodig zou zijn geweest

om de neergaande economie van Joegoslavië om te buigen in een groeiende economie.

Was dat bedrag er destijds gekomen en hadden de Europese landen zich ingespannen

voor de totstandkoming van een confederatie in plaats van onafhankelijkheid voor alle

deelrepublieken, dan had het menselijke drama dat zich daarna op de Balkan afspeelde

wellicht voorkomen kunnen worden. Ik hoop dat we bereid zijn uit deze bittere ervaring

lering te trekken zodat we in de toekomst nieuwe oorlogen kunnen voorkomen en de

vrede kunnen bewaren.

Page 65: Nieuw optimisme - 2003

65

PIMPELPAARS

Ik wil niet ijdel klinken. Maar het is waar: ik schreef al over ‘paarse puinhopen’ toen

Fortuyn nog in de paarse zegeningen geloofde. Door in 1996 ‘Tegenstemmen, een rood

antwoord op paars’ te schrijven heb ik er veel medestanders maar ook tegenstanders bij

gekregen. En dat is fijn. Terecht zeiden mensen na onze entree in de Tweede Kamer in

1994: jullie zijn wel tegen… maar tegen wat? En waar ben je voor? Deze mensen – of ze

nu pro of contra waren – hadden recht op een antwoord. Dat heb ik toen gegeven, en

ook later, als er vragen waren, heb ik geprobeerd die niet alleen in oneliners te

beantwoorden, maar ook in meer uitgewerkte vorm, zoals over het optreden van een

oppositiepartij onder Paars en over onze betrokkenheid bij nieuwe oorlogen. Politici die

schrijven geven kiezers meer keuze. Dus mij hoorde je niet als Dijkstal zeggen over

Fortuyn: ‘nee, dat boek ga ik voorlopig niet lezen, ik heb werk te doen’. Lezen,

analyseren wat concurrerende politici zeggen, ís werken voor een politicus.

Hooghartig kritiek op jouw visie en jouw aanpak afwijzen was kenmerkend voor de a-

politieke opstelling die mensen als de toenmalige lijsttrekkers van PvdA en VVD, Melkert

en Dijkstal, hadden tegenover politieke nieuwkomers. ‘Laat het maar langs je afglijden,

het beklijft toch niet’, zag je ze denken. Ik hoopte – met Fortuyn – dat die hoogmoed op

15 mei 2002 voor de val zou komen. Ik hoopte – met Fortuyn – dat de kiezers aan de

heersende politiek een brevet van onvermogen zouden durven uitdelen en met hun stem

zouden eisen dat er anders over problemen in de samenleving gesproken zou gaan

worden. Over de vervreemding in de samenleving, over arm en rijk, over zwarte en witte

scholen, over de sociale zekerheid, over criminaliteit en veiligheid, over onze opstelling in

internationale conflicten, over cultuur en culturen. Dát zijn de thema’s waarover de

Nederlandse burger zich druk maakte en waarover hij voorstellen van de politiek wilde,

niet een politiek van ‘pappen & nathouden’, maar een die werkelijk tot verandering leidt.

Het zijn thema’s waarover ik graag – met Fortuyn – in debat wilde. Want er is immers

niet één antwoord mogelijk. De paarse politiek bleek vast te lopen, de hype dat het

allemaal beter ging dankzij het monsterverbond tussen liberalen en sociaal-democraten

was voorbij.

Op de golven van burgerlijke boosheid

Op de golven van de uitbarstende boosheid – we zijn rijker dan ooit, en toch loopt het

gierend uit de klauwen in zieken- en verpleeghuizen, op scholen en in volksbuurten –

voer Pim Fortuyn vanaf eind 2001 full speed mee. Ongekend werd zijn aanhang in

peilingen, en dat niet alleen: in zijn eentje zorgde hij voor een Rotterdamse Revolutie.

Fortuyn was super hot en de kiezers liepen met hem weg. Toch bleef onduidelijk waar hij

met onze samenleving naar toe wilde. Zijn boeken gaven het antwoord. ‘De puinhopen

van acht jaar paars’ was een beknopte samenvatting van wat hij de afgelopen vijftien

jaar aan gedachtegoed ontwikkeld had . Wie, zoals ik, de moeite nam om dat te lezen en

te analyseren, constateerde dat de antwoorden van Fortuyn op de door paars

veroorzaakte problemen ‘pimpelpaars’ waren. Zijn oplossing voor de door een in zijn aard

rechts kabinet veroorzaakte problemen was: een nog rechtsere politiek. Dát was wat al

zijn boeken en columns ons vertellen. De voormalige marxist had al zijn vertrouwen in

linkse oplossingen verloren en koos voor radicale en vaak rabiate rechtse maatregelen.

Page 66: Nieuw optimisme - 2003

66

Dát was ook precies de spagaat van Pim: hij wilde mee met het volk dat zich van Paars

afwendde, maar hij moest ze leiden naar een samenleving die nog paarser werd. Bekijk

zijn voorstellen op alle wezenlijke terreinen maar. De problemen in de zorg moeten

worden aangepakt – maar Fortuyns medicijn was een opgelegde anorexia: geen cent

erbij in de eerste twee jaar, schreef hij in zijn ‘Paarse puinhopen’. De bureaucratie moet

worden aangepakt en de managers. Helemaal mee eens. Wij becijferden al veel eerder

dat je daarmee pakweg 200 miljoen euro kunt bezuinigen. Da’s veel geld – maar

daarmee kunnen we de problemen zoals Fortuyn ze zelf ook signaleerde niet oplossen.

Daar zijn niet enkele honderden miljoenen, maar enkele miljarden euro nodig. Zie daar

het levensgrote gezondheidsgat van Pim. Zonder voldoende geld kómt er geen voldoende

zorg. Je hoeft geen professor te zijn om dat te begrijpen. Fortuyns antwoord: laat in alle

sectoren van de zorg daarom het particulier initiatief en het ondernemerschap (‘het

zuurdesem van de samenleving’) toe. Waartoe dat leidt is te zien in bijvoorbeeld

Amerika, waar deze fortuyniaanse droom al werkelijkheid is geworden: miljoenen

onverzekerden die de particuliere premies niet kunnen opbrengen en een volslagen

overconsumptie van gezondheidszorg door degenen die wél het geld hebben om

zorgeloos rond te lopen op de zorgmarkt. Bovendien, uit onderzoek blijkt dat particuliere

ziekenhuizen in de VS gemiddeld 10 procent duurder zijn dan publieke ziekenhuizen.

De overwerkte onderwijzers en docenten op scholen werden er ook niet vrolijker van

toen ze Fortuyns remedie lazen: gewoon doorwerken, niet zeuren om extra geld – ‘er

komt niks bij, meneer!’ – en boetes voor de school als de leerkracht ziek wordt of het

niet meer ziet zitten. De WAO is een probleem. Te weinig mensen komen aan de slag.

Daar is iedereen het over eens. Iedereen erkent ook dat Paars finaal gefaald heeft om de

instroom te verkleinen en de uitstroom te bevorderen. Maar dan Fortuyns oplossing:

mensen die ziek en arbeidsongeschikt zijn, botweg de toegang weigeren tot wat ooit het

pronkstuk van de Nederlandse sociale zekerheid was. Kanker, aids, een noodlottig auto-

ongeluk; helaas, u komt er niet in. Voorstellen over verbetering van de

werkomstandigheden, verlaging van de werkdruk (hoofdoorzaak van de grote WAO-

instroom) of voorstellen om ondernemers te verplichten eindelijk eens mensen met een

vlekje aan te nemen en gebruik te maken van hun vaak grote restcapaciteit in plaats van

het gezonde personeel nog meer op te jagen – onderweg naar de WAO, je hoefde er bij

Fortuyn niet om te komen. Teveel mensen in de bijstand? Bijstand omlaag, kijk eens hoe

snel ze ergens een baantje zullen vinden. Laat al die alleenstaande moeders maar ‘een

dienstje’ als werkster nemen, of tuinen gaan onderhouden (‘je kunt niet aan een tuinman

komen, meneer!’). En trouwens: waarom hebben ze kinderen als ze geen werk hebben –

ze wisten toch dat de pil bestond?

Page 67: Nieuw optimisme - 2003

67

De bakken van de sociale zekerheid moeten worden leeggeruimd, zei Fortuyn. Helemaal

mee eens. Wie kan werken moet werken, een socialist kan daar geen enkel ethisch

bezwaar tegen bedenken. Maar onder welke omstandigheden? Opnieuw zag je hier het

geweldige kleurverschil tussen rood en pimpelpaars. Ik zeg: investeer in je personeel,

maak ze betrokken, betaal ze naar behoren, zorg voor ze, geef ze prettige en veilige

werkomstandigheden, pers ze niet uit, verbruik ze niet, maar gebruik ze tot wederzijds

voordeel. Fortuyn zei: schaf de bijstand af, schaf de WAO af, maak een week wachtdagen

bij ziekte, breek de WW af. Dan móeten ze wel gaan werken. En schaf ook maar het

minimumloon af, de algemeen verbindendverklaring van cao’s – als het kan zelfs de hele

collectieve arbeidsovereenkomst en daarmee ook de vakbonden. Schaf de

dienstbetrekking voor onbepaalde tijd af – na vijf jaar iedereen op straat, tenzij hij of zij

zijn baas voldoende weet te plezieren om nog eens –een tijdje te mogen blijven. Schaf

de laatste restanten van de arbeidstijd- en arbeidsduurbescherming af.

Wie Fortuyns boeken leest, zal het met mij eens moeten zijn dat hij een beangstigend ijle

jubelzang ten beste gaf op het ultraliberalisme. Fortuyn schaft, zo zei ik in de aanloop

naar de verkiezingen van 2002, als hij de baas zou worden, de samenleving af. Hij hield

niet voor niets van mensen zoals de 18de eeuwse Overijsselse edelman Joan Derk van

der Capellen, die het land ook als ‘vereniging van individuen’ zag. Dat klinkt mooi, maar

in eenvoudig Nederlands is dat toch niet meer dan het gierige ‘ieder voor zich’.

De ondergang van pimpelpaars

Paars had een probleem, Paars wás het probleem. Daarover verschilden Fortuyn en ik

niet van mening. Wel over de oplossing. Waar hij koos voor paars in de vijfde versnelling,

pimpelpaars, met sociale én financiële tekorten – koos ik voor de eerste weg links, met

andere, volgens mij betere en betaalbare alternatieven voor een samenleving die

verandering wil.

Tot een verdere confrontatie kwam het niet, omdat Pim Fortuyn laaghartig werd

vermoord. De dader bracht een smet op de Nederlandse democratie en maakte een einde

aan het leven en daarmee de politieke carrière van iemand die allesbehalve saai en

voorspelbaar was, in tegenstelling tot de paarse politici die hij zo genadeloos van hun

voetstuk duwde. Als dode lijsttrekker verpulverde hij de aanhang van de

regeringspartijen. Op 15 mei 2002 rekenden de kiezers af met de politieke arrogantie die

Paars ten toon spreidde. De verkiezingen brachten de Lijst Pim Fortuyn met maar liefst

26 zetels in de kamer. Ze maakten oppositiepartij CDA tot grootste partij van het land –

en zorgden opnieuw voor een verdubbeling van de SP.

Het was logisch dat CDA en LPF als grote winnaars gezamenlijk in een kabinet zouden

komen. Ideologisch lag de VVD het dichtst bij deze winnaars en daarom lag het voor de

hand dat deze drie partijen een kabinet zouden vormen. Met andere woorden: dit kabinet

moest eigenlijk. Iedereen vond dat. Maar tegelijkertijd bekroop mij snel het gevoel dat

zich hier een soort Grieks drama zou gaan voltrekken. Immers, de LPF was een

organisatie waarvan de bedenker en ideologische grondlegger kort voor de verkiezingen

was vermoord. Er lag bijgevolg geen uitgekristalliseerde, bindende gedachte ten

grondslag aan de Lijst Pim Fortuyn, het was een partij zonder historie en daarom

beschikte men niet over een uitgekristalliseerde organisatie, met kader en een

uitgebalanceerde kandidatenlijst.

Page 68: Nieuw optimisme - 2003

68

De optelsom van deze kenmerken heeft onvermijdelijk als uitkomst: chaos, alleen al

vanwege de aantrekkelijkheid van zo’n club voor avonturiers. Daar krijgt elke nieuwe

partij mee te maken; avonturiers, fortuinzoekers, met mensen die met name hun eigen

persoonlijke belangen, hun eigen persoonlijke ideeën tot inzet maken van het politieke

debat. Dat is de snelweg naar verdeeldheid in eigen kring, zo hebben we weer eens

gemerkt. Eerder zagen we hetzelfde scenario bij de ouderenpartijen; ook bij hen werd de

politiek persoonlijk gemaakt en kreeg de publieke functie van kamerlid slechts een

persoonlijke invulling. Niemand maakte zich druk over het belang van de partij en de

fractie, alleen de eigen belangen en ideeën telden. Extra problematisch bij de LPF was de

deelname aan het kabinet. Juist van ministers mag verwacht worden dat ze het

landsbelang voorop stellen, streven naar eenheid van de regering en met één mond

spreken.

Het grootste verwijt aan de LPF is alles bijeengenomen dus niet de eindeloze reeks van

ruzies, beschuldigingen en intriges, maar het onverantwoordelijke gedrag in relatie tot

het landsbelang. De heren Bomhoff en Heinsbroek moesten vertrekken omdat ze

‘karakterologisch niet met elkaar overweg konden’. Dit is onverantwoordelijk en dus

onaanvaardbaar. In het publieke domein hoort nooit het persoonlijke de boventoon te

voeren! Maar voor menig LPF’er gold: ikke, ikke, en het land kan stikken. Terwijl dit

kabinet in woorden pleitte voor normen en waarden (‘Fatsoen moet je doen’, zei

Balkenende), getuigde het gedrag van bewindlieden van individualisme en egoïsme.

Doordat de ene ruzie zich op de andere stapelde werd er het afgelopen half jaar vrijwel

niet geregeerd in het land. In plaats van Nieuwe Politiek bleek het tijdvak van Helemaal

Geen Politiek aangebroken. Toen de 1,6 miljoen kiezers, die op 15 mei met hun stem

hun sympathie voor de overleden Pim Fortuyn hadden betuigd, al die vertoningen

spuugzat waren, verloor de LPF in recordtempo vrijwel haar volledige electorale aanhang.

Het snelle einde van het kabinet-Balkenende bleek net zo onafwendbaar als de komst

ervan.

Page 69: Nieuw optimisme - 2003

69

WORDT HET LIBERALER OF SOCIALER?

Het jaar 2002, dat net achter ons ligt, zal ongetwijfeld de geschiedenis ingaan als één

van de meest turbulente uit de Nederlandse politieke geschiedenis. En het ziet ernaar uit

dat ook 2003 van plan is niet in het grote boek van de vergeten jaartallen terecht te

komen. Welke kant gaan we op in 2003? Daarover beslissen de kiezers, maar ook de

voorlieden van andere politieke partijen. Bijzonder dit keer is dat de SP binnenkort tot de

grotere partijen gaat behoren. Om ieders politieke positie voor de komende tijd duidelijk

te maken, richt ik me tot mijn opponenten, onder wie Wouter Bos, Gerrit Zalm, Peter-Jan

Balkenende. Het is even wennen voor die partijen, die sinds jaar en dag gewend zijn

onderling na verkiezingen de knikkers en de poppetjes te verdelen. Maar díe tijden zijn

over – en dat is maar goed ook. Bij verkiezingen moet er iets te kiezen zijn en het is erg

plezierig dat veel kiezers momenteel aangeven méér te voelen voor ónze

koersvoorstellen dan voor de oude politiek die VVD, CDA en PvdA sinds 1977

gebroederlijk hebben gevoerd. Voor iedereen die zich afvraagt waaróm allerlei zaken in

onze samenleving niet of niet meer op orde zijn, is het goed om te beseffen dat ons land,

na het eerste en laatste linkse kabinet uit onze geschiedenis, dat van Joop den Uyl, altijd

geregeerd is door combinaties van deze drie partijen, soms aangevuld met D66 of zoals

de afgelopen maanden met de LPF. Hoewel beide genoemde partijen een rol van

betekenis hebben gespeeld, zijn het toch vooral CDA, PvdA en VVD die ons iets hebben

uit te leggen.

VVD 25 jaar aan de knoppen

Om te beginnen de VVD, die nu met Gerrit Zalm stevig de trom roert en vertelt dat het

op veel fronten allemaal anders moet, en dat we het land vooral aan premier Zalm

moeten toevertrouwen om alles weer op orde te krijgen. Mooi gezegd – maar is het niet

de VVD die sinds 1977 op vier jaar en zes maanden na hier in het land aan alle knoppen

van het beleid heeft gezeten? Is het niet VVD-beleid geweest dat ons wijsmaakte dat we

de publieke sector moesten uitkleden en zaken als zorg en onderwijs, vervoer en

veiligheid, milieu en media moesten overlaten aan de door de liberalen bewierookte vrije

markt en dat niet gekozen volksvertegenwoordigers maar zelfbenoemde ondernemers

het beste het belang van allen zouden kunnen garanderen? We hebben gezien waartoe

ons dat heeft gebracht.

Laat ik er één kwestie uitlichten: de treurige teloorgang van Neerlands trots, de

Nederlandse Spoorwegen. Het is vreemd te moeten constateren dat de dienstregeling

van de eerste trein die in 1839 van Haarlem naar Amsterdam reed, waarschijnlijk een

stuk betrouwbaarder was dan die van 2003. De NS beschouwen het laten rijden van

treinen als een helse klus en laten voortdurend omroepen dat de trein vanwege logistieke

redenen, vallende bladeren en vierkante wielen helaas niet kan rijden… De NS zitten op

een dood spoor, verder rijden is vragen om ongelukken. Dus móeten we van richting

veranderen. Eén van de belangrijke punten voor de SP moet daarom zijn hoe we van de

Nederlandse Spoorwegen weer ónze Nederlandse Spoorwegen kunnen maken.

Page 70: Nieuw optimisme - 2003

70

Treinen mogen niet langer een speeltje zijn van hen die denken dat openbaar vervoer

een product is. Openbaar vervoer – en dat geldt dus ook voor de busbedrijven in ons

land – is een nutsvoorziening en verdient het om ook als zodanig behandeld en geholpen

te worden. De directie van NS geeft het eigenlijk ook toe: men wil afzien van een

volgende prijsverhoging als de overheid met geld over de brug komt. Weg met het

fabeltje van ‘product’ en ‘klant’ en ‘markt’. Geen probleem – wíj zeggen het al veel

langer. Maar als we geld géven willen we ook weer de zeggenschap némen. De ellende

heeft nu lang genoeg geduurd. Wij zeggen: pak de trein en de bus terug. Als de SP

meepraat over het beleid in dit land, dan hoort daarbij dat treinen en bussen gewoon

weer op tijd gaan rijden, tegen een redelijk tarief en met een optimaal comfort. Als zoiets

teveel gevraagd is in het rijkste land van de wereld, dan is er iets goed fout gegaan en

dient dat snel en zonder dralen te worden rechtgezet. Zoals gezegd: voor ons is dit een

harde zaak. De miljoenen mensen die dagelijks van trein, bus, tram en metro afhankelijk

zijn hebben recht op goed vervoer, op de juiste tijd, naar de juiste plaats. Ik zei het al

eerder: laten we weer recht doen aan oud-Hollandse uitdrukkingen als ‘dat rijdt als een

trein’ of ‘dat klopt als een bus’!

Niet alleen de trein zit op dood spoor. Dat geldt ook voor andere sectoren waar de VVD in

de afgelopen 25 jaar de richting gewezen heeft en waarvan we nu vaststellen dat we

richting bos, botsing en afgrond gestuurd zijn. De privatisering van de energiebedrijven

leidt niet tot lagere lasten en meer service voor de gewone burgers, maar hooguit tot

voordeel voor grote bedrijven die toch al niet slecht in de slappe was zaten. De

schaalvergroting en uitverkoop van de energiesector heeft ook geen moderne bedrijven

opgeleverd – een paal omver rijden en heel Rotterdam zit zonder stroom! En het is een

aanfluiting dat onze verzelfstandigde energiebedrijven het blijkbaar belangrijker vinden

om ons in peperdure advertentiecampagnes te vertellen hoeveel ze van elkaar verschillen

en hoe buitengewoon veel beter hún stroom en gas zijn dan die van de concurrentie, dan

om ons te garanderen dat er doodgewoon gas uit de gasleiding en stroom uit het

stopcontact komt. In Amerika zeggen ze: If it ain’t broken, don’t fix it! Kan iemand dat

eens snel vertalen voor Gerrit Zalm en andere VVD’ers, die ondanks alles nog steeds

zeggen dat méér markt en mínder overheid een zegening zijn voor het land?

CDA en PvdA moeten kiezen

Ik keur het neoliberale beleid volledig af, dat mag duidelijk zijn. Maar ik heb ook nooit

onder stoelen of banken gestoken dat ik de politieke duidelijkheid van diezelfde VVD

waardeer. Je weet wat je krijgt als je Zalm en de zijnen kiest. Kaviaar voor weinigen,

kruimels voor velen. Ofwel een samenleving waarin het ieder voor zich dominant is. Ik

geloof niet in ieder voor zich, ik geloof in allemaal voor elkaar. Tegenover het

doelbewuste liberale van de VVD stelt de SP het doelbewuste sociale. Mensen kunnen

niet zonder elkaar, en mensen kunnen mét elkaar heel veel. Díe waarheid inspireert de

dagelijkse politiek van de SP. Onze meetlat is eenvoudig: we kiezen consequent voor

menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Elk plan, iedere maatregel, elke

stap of handeling die daaraan bijdraagt krijgt gegarandeerd onze steun; alles wat er

tegenin gaat, kan op ons verzet rekenen. Die stellingname plaatst ons diametraal

tegenover de VVD. Inderdaad , een stem vóór de SP is een stem tégen de VVD. Dus wie

liever Zalm op zijn bord dan in de regering heeft, weet wat hem of haar te doen staat.

Page 71: Nieuw optimisme - 2003

71

Of de VVD in de komende jaren weer de kans krijgt achter de knoppen van beleid en

bestuur te blijven, hangt vooral ook af van de opstelling van twee andere partijen: het

CDA en de PvdA. Zonder hún steun had de VVD nooit kunnen doen met dit land wat ze

nu heeft gedaan. Als de VVD de pyromaan was, leverden CDA en PvdA de lucifers! Mooie

beeldspraak? In ieder geval écht waar! In de afgelopen 25 jaar waren het afwisselend

CDA en PvdA die in ruil voor een plek in de macht steeds bereid waren het beleid in

essentie over te laten aan de neoliberalen. Zoals Bolkestein het ooit fijntjes zei na het

aantreden van het eerste paarse kabinet: ‘ de PvdA levert de premier, de VVD het

beleid’. En zoals Zalm zei na de totstandkoming van het kabinet-Balkenende: ‘ namens

de VVD ben ik er dik tevreden mee!’

Nu vragen CDA en PvdA weer om de steun van de kiezers, omdat ze vinden dat het

anders en beter moet in dit land. Maar zullen Balkenende en Bos niet eerst moet

uitleggen waarom ze in het verleden de VVD aan de macht hebben geholpen en

gehouden? Premier Balkenende zegt nog steeds dat hij voorkeur geeft aan een regering

met de VVD, maar dat hij een andere regering ook niet op voorhand uitsluit. Ik hoop dat

alle kiezers die zich christelijk geïnspireerd weten en zich sociaal voelend noemen, zich

terdege realiseren dat een stem op Balkenende kan eindigen met Zalm in het Catshuis en

heel veel burgers in de kou! Balkenende houdt ervan om te zeggen dat het CDA niet

rechts en niet links is. Dat kan ik me voorstellen, die begrippen zijn, niet in de laatste

plaats door toedoen van het neoliberalisme door de PvdA, in diskrediet gebracht. Maar

het CDA moet wel duidelijk zeggen of haar koers voor de toekomst liberaal of sociaal zal

zijn. Bij de val van het kabinet-Balkenende heb ik gezegd dat ik het tragisch voor de

premier vond en hem als zodanig best nog wat meer tijd had willen gunnen. Ik beneed

hem niet als leider van een kabinet dat bij zijn komst al gedoemd was om aan heibel en

herrie ten onder te gaan. Maar nu het zover is, hoort Balkenende zijn premierpet af en

zijn lijsttrekkerspet op te zetten: ook híj moet aan de kiezers vertellen welke koers van

de samenleving híj prefereert. Hij is niet gedwóngen tot samenwerking met de VVD, hij

heeft de keus: hij kan zijn nekspieren alvast oefenen met deze beweging, inderdaad :

van rechts naar links, met het hoofd in de richting van het hart.

PvdA: waarheen?

Ook Wouter Bos kan meeoefenen met Balkenende. Na acht jaar paars, waarin Wim Kok

zich tot vreugde van de VVD en tot afschuw van heel veel SP- én PvdA-kiezers, steeds

verder van links naar rechts bewoog, zijn ideologische veren verloor en de leider werd

van een neoliberaal kabinet dat zowat alle naoorlogse verworvenheden in de etalage

zette en te koop aanbood, moet Wouter Bos aangeven waarheen híj de steven van de

samenleving wil richten. Hij heeft begrepen wat de kiezers op 15 mei hebben gezegd –

zegt ie. Hij wil het echt anders doen – zegt ie. Maar wat betekent dat in de praktijk? Zet

Bos een dikke streep onder het paarse avontuur en zegt hij met mij dat dit, tenminste

achteraf gezien, een hele foute keuze van de PvdA is geweest, een fout die nooit meer

herhaald moet worden? Zegt hij met mij dat de PvdA sociaal hoort te zijn of net zo goed

niet kan zijn? Zegt hij met mij dat linkse kiezers trekken om een rechts beleid mogelijk

te maken, een vorm van cynisme is waaraan de PvdA zich onder zijn leiding niet meer

schuldig zal maken?

Page 72: Nieuw optimisme - 2003

72

In de afgelopen maanden, met de PvdA in de oppositie, is er méér steun voor de

voorstellen van de SP van die kant gekomen dan in alle jaren waarin de PvdA regeerde

en alle, werkelijk álle voorstellen van onze kant van de hand gewezen heeft. Ik heb

onlangs een kop koffie met Bos gedronken, iets waartoe Melkert nooit bereid was. Da’s

vooruitgang, zeker. Maar met één kop koffie spoel je de smaak van acht jaar paars niet

weg. Maar ben gerust: de SP zal ook in de toekomst élk sociaal voorstel van PvdA en

CDA steunen. Wij zijn níet eenkennig, wij zijn níet bevooroordeeld, wij zijn onze wellicht

wat al te rigide houding uit het verre verleden alláng kwijt. Ons gaat het om één ding:

een sociale samenleving. Alles wat dááraan bijdraagt, krijgt gegarandeerd onze steun.

Daar mag iedereen ons aan houden.

Ik wil Wouter Bos aanspreken op iets waarover hij zelf het debat geopend heeft: de

invoering van het nieuwe zorgstelsel. Ik ben het hartgrondig met Bos eens dat uitstel

meer dan nodig is. Heel veel mensen schrikken zich rot als ze zien wat deze regering hen

voor onzalig hoge nominale premies wil laten betalen. Het nieuwe zorgstelsel komt er

niet om de zorg beter te maken, maar om ook dit deel van de publieke sector als product

in de markt te zetten. Het nieuwe zorgstelsel is niet logisch, het is ideologisch, het is

paarsplus, pimpelpaars. Daarom wil de SP graag meehelpen om uitstel van invoering van

dit heilloze zorgstelsel te bewerkstelligen. Maar: wil de PvdA de SP helpen om van uítstel

ook áfstel te maken, kortom: kiest de PvdA met de SP voor een ander, bij de tijds

zorgstelsel; ’n zorgstelsel gebaseerd op solidariteit van rijk met arm, gezond met ziek,

jong met oud, met optimale voorzieningen en premie naar draagkracht? Zal de PvdA na

de verkiezingen mét ons voor die koers kiezen? Voor ons is ook dít een hard punt. Hoe

hard is de PvdA als het om de bekostiging en organisatie van de zorg gaat? Tijdens acht

jaar paars is het geweldig fout gegaan, juist in dit deel van de publieke sector. Kunnen

we nu wél rekenen op de PvdA, om de zorg nu echt de aandacht en de steun te geven

die ze volgens een overweldigende meerderheid van de Nederlandse bevolking verdient?

Ons voorstel ligt al op tafel, doorgerekend door het Centraal Planbureau en betiteld als

het meest sociale van alle plannen op dit terrein. Wij willen zaken doen, wie doet er met

ons mee?

Hoog op de agenda

De komende tijd moeten natuurlijk meer zaken extra aandacht krijgen. Ik noem

garanties voor het wegwerken van de wachtlijsten in de zorg en het erkennen van een

zorgplicht; ik noem het bij de tijd brengen van ons onderwijs, dat onder acht jaar paars

en één jaar pimpelpaars tot onder het gemiddelde niveau van de geïndustrialiseerde

wereld is gedonderd; ik noem het vlot trekken van het vastgelopen integratieproces

(waar het parlement op voorstel van de SP nu eindelijk een onderzoek naar instelt). Ik

noem de absolute noodzaak om effectieve maatregelen te nemen ter bevordering van de

veiligheid, in de ruimste zin van het woord, dus bescherming tegen criminelen maar ook

tegen onveilige situaties. Die situaties zijn er, zo weten we na Enschede en Volendam,

veel meer dan eerder gedacht. De SP wil dat er op korte termijn maatregelen komen op

die plaatsen in het land die aantoonbaar potentieel gevaarlijker zijn dan gemiddeld.

Page 73: Nieuw optimisme - 2003

73

Het laatste punt waarbij ik wil stilstaan is de economische ontwikkeling. Na jaren van

economische voorspoed, hebben we nu de wind tegen. Hoe hard en hoe lang is niet

duidelijk. Sommige economen wijzen op mogelijke tekenen van herstel, anderen

waarschuwen dat de economische winter langer kan duren dan velen hopen. Heel veel

heb je niet aan die voorspellingen. Economen lijken veel op de Erwin Krollen, Helga’s van

de Leur en Peter Timofeeffen. Ze hebben de elfstedentocht nog niet voorspeld of ze laten

je de schaatsen alweer op zolder zetten. Nog erger zijn de vertegenwoordigers van

ondernemend Nederland. Bij de eerste de beste tegenwind, na jaren de wind méé te

hebben gehad , verschijnen ze op de televisie om met een donker gezicht te zeggen dat

ú het gedaan hebt en ú dus ook zult moeten bloeden. Matig de lonen, snij in de

collectieve sector, en geef extra gul aan subsidies en belastingkortingen aan de

particuliere ondernemingen.

Mag ik de heren – vrouwen zijn blijkbaar verstandiger, ik hoor ze althans niet dit soort

mantra’s mompelen – erop wijzen dat de winsten in het achterliggende decennium hoger

waren dan ooit in de geschiedenis? Mag ik ze erop wijzen dat onze lonen al sinds jaar en

dag een gematigde ontwikkeling kennen? Mag ik ze erop wijzen dat in de tijden van

particuliere voorspoed schandalig gesneden is in de collectieve voorzieningen? Kortom:

mag ik ze erop wijzen dat ik niet op hun gezeur en getreur zit te wachten, maar op hun

daden, waaronder het juist nu inzetten van de in de afgelopen jaren verworven winsten?

Voor anticyclische maatregelen hoeven we echt niet alléén naar de overheid te kijken.

Ondernemers die zich tegenwoordig graag ‘maatschappelijk verantwoord optreden’

toedichten, kunnen zich nu als zodanig bewijzen. Dus kom niet aan met ontslagen en

bedrijfsverplaatsingen, maar kom met extra investeringen om de economie een steuntje

in de rug te geven. Wel beuren als het goed gaat, maar niet steunen als het slechter gaat

– dat is níet verantwoord, dat is ónverantwoord ondernemen.

De overheid heeft natuurlijk ook een eigen taak in deze economisch mindere tijd. Ook

voor haar geldt dat investeren juist nu extra effectief is. In zorg en onderwijs, in

openbaar vervoer en veiligheid, in het op peil houden en brengen van de lage inkomens,

in het gelijkmatiger maken van de inkomensverhoudingen en in het vragen van een wat

grotere bijdrage in de maatschappelijke kosten aan hen die daarvan de minste last

hebben. De overheid moet ook duidelijk maken dat massaontslagen nu níet kunnen. Níet

in het bedrijfsleven, níet bij de overheid, níet bij de semi-overheid. Wie de werkloosheid

niet wil laten groeien, moet er ook niet aan meewerken! Dus moet minister De Boer van

Verkeer en Waterstaat laten weten dat we no way akkoord gaan met het de laan

uitsturen van duizenden NS’ers. In plaats van minder mensen hebben we daar eerder

meer mensen nodig. Werk is er zat!

Natuurlijk kan niet alles. Het zijn tijden waarin een beroep gedaan mag worden op de

vakbeweging om mee te denken en mee te helpen. Maar laten de bonden tegen de

ondernemers zeggen dat voor niets de zon opgaat. Als de lonen worden gematigd,

moeten de ontslagen worden gestopt. Als het inkomen minder groeit dan gewenst, dan

moet de veiligheid op de werkvloer en de sociale zekerheden voor de werknemers extra

worden beschermd. Als op de giro minder geld komt, moet de publieke sector extra

aangekleed worden. Zodat iedereen weet dat we kiezen voor samen-uit en samen–thuis,

in plaats van voor de lusten voor weinigen en de lasten voor velen.

Page 74: Nieuw optimisme - 2003

74

Natuurlijk kan nu ook niet alles, omdat de overheid moet waken voor een structureel

begrotingsevenwicht. Over een langere periode moeten we proberen inkomsten en

uitgaven in evenwicht te houden. Socialisten zijn als Zeeuwen: knap zuinig. Elke

uitgegeven euro moet eerst ergens verdiend worden, zo zit dat. Maar laat ons in zo’n

situatie dan ook geen euro onnodig uitdelen. Wij als SP hebben in deze tijden geen

enkele behoefte aan lastenverlichting voor mensen die best zonder kunnen. We hebben

geen enkele zin om de allerrijksten te sparen en de allerarmsten te treffen. Dus willen we

graag, zeker nu we het geld echt nodig hebben, wat meer inkomstenbelasting van de

allerrijksten, een wat groter deel van de winst van bedrijven, wat minder subsidie voor

villabewoners, wat extra bijdragen van mensen die veel geld verdienen op de Beurs of

anderszins in de vermogenssfeer goed boeren. Juist nu moeten we kiezen voor eerlijker

delen.

Wij doen dat, daaraan mag iedereen ons houden. Mijn vraag aan Wouter Bos en Jan-

Peter Balkenende is: wordt het nog liberaler of eindelijk socialer in dit land?

Page 75: Nieuw optimisme - 2003

75

VOOROORDELEN

Nu de SP bij veel mensen vertrouwen wekt, doen anderen moeite om aan te tonen dat

dit niet terecht is. Tijd om een aantal vooroordelen weg te nemen.

Volgens sommigen ben ik de SP – maar niets is minder waar. En dat is maar goed ook.

Laat ik zeggen dat ik oprecht blij ben de SP te mogen aanvoeren. Maar laat ik ook

vaststellen dat ik ben geworden tot wat ik ben, omdat al die anderen in de SP er steeds

waren en ik steeds hun steun heb gevraagd én gekregen. Alleen kun je weinig. Samen

kunnen we veel, héél veel! Ik ben blij dat ik één van hen ben! Kijk eens naar die vier

vrouwen en vier mannen die nu samen met mij in de Kamer zitten. Ze waren ooit nieuw

en onbekend. Maar nu zijn het bewezen kanjers. Als peilingen aangeven dat mensen mij

best betrouwbaar vinden, dan komt dat in belangrijke mate doordat ik op hen kan

vertrouwen. Op hun geweldige inzet, hun grote vasthoudendheid, hun aanstekende

enthousiasme en hun enorme betrokkenheid.

Zonder de partij, zonder al die actieve afdelingen, zonder die meer dan 35.000 leden en

al die andere mensen die een actieve bijdrage leverden en leveren aan de ontwikkeling

van de SP, was ik niet wie ik ben.

Een ander vooroordeel is dat zowat alle Kamerleden van de SP uit Oss komen en net als

ik vroegtijdig van school af en in de fabriek zijn gegaan. Maar ook dat is gelukkig niet zo!

Natuurlijk, op onze lijst staan veel kandidaten die net als ik het vooral moeten hebben

van de universiteit van het gewone leven – en die is heel leerzaam. Maar mag ook een

keertje vermeld worden dat pakweg de helft van onze kandidaten bewezen heeft beter

opgelet te hebben op school dan ik. Ja, de SP heeft ook zijn doctors, doctorandussen en

meesters in de rechten – en daar ben ik trots op. Want samen geeft dat een heel mooie

mix: van een lasser en een epidemioloog en een gastarbeider en een kandidaat-notaris

en een verpleegkundige en een historicus – een lijst echt uit alle windstreken, met een

lijsttrekker uit Oss en een nummer twee uit Doesburg en een nummer drie uit

Amsterdam, maar ook met een politieke vluchteling uit Argentinië, een voormalige

gastarbeider uit Marokko, een zoon van Turkse migranten en een dochter van

Surinaamse ouders. We hebben een mix van van alles op onze lijst, precies zoals onze

partij is, net als de samenleving zelf. Het zijn allemaal individuen, met hun eigen

talenten, verleden, kennis en ervaring. Ze hebben allemaal één ding gemeen: ze stáán

voor de zaak die de SP bepleit: menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en

de weerslag daarvan in ons beginselprogramma ‘Heel de mens’ en het

verkiezingsprogramma. Ik garandeer iedereen: ze zullen níet tegenvallen, ze hebben er

erg veel zin an, en ik heb vertrouwen in hen.

Page 76: Nieuw optimisme - 2003

76

Diepgaander is het vooroordeel dat wat de SP wil leuk klinkt, maar echt niet kan. Dat

beweren vooral mijn opponenten. Drie dingen daarover. Eén: als onze plannen écht zo

leuk, zo goed zijn voor dit land, waarom doen ze dan niet mee? Waarom maken ze het

niet samen met ons mogelijk dat het beter en socialer wordt? Twéé: veel van wat wij

voorstellen zijn zaken die ooit bestonden, maar door hen naar z’n mallemoer geholpen

zijn. Wij vinden niet voortdurend het wiel uit, wij willen de wielen die zij vierkant hebben

gemaakt, net als bij de Spoorwegen zeg maar, weer gewoon rond en rijdend maken! Zeg

niet dat het niet kan, een fatsoenlijke gezondheidszorg, een eerlijke sociale zekerheid,

sociale woningbouw, treinen en bussen die op tijd rijden, een beetje eerlijke

inkomensverdeling, solidariteit, echte solidariteit met de armen en verdrukten elders op

de wereld. Ooit hádden we die dingen, onze vaders en moeders en opa’s en oma’s

bouwden ze zelf op, met bloed, zweet, tranen en een gevoel van trots en tevredenheid.

Kom dan nú niet aan met dat wat wij vragen voor de samenleving, niet kan. Iemand zei:

na de oorlog waren we arm, maar we besloten dit land te gaan opbouwen en we déden

het! Alles kon! En dan zouden we – nu we zó rijk zijn, niets kunnen. En zo is het maar

net. Wij willen afrekenen met de Jan Saliegeest die al veel te lang in ons land rondwaart.

De SP wil dat we onderhand weer eens iets gaan doen met die maatschappelijke rijkdom.

En als onze indruk klopt, vinden heel veel Nederlanders dat er van hun belastinggeld

onderhand eens betere dingen gedaan moeten worden dan de afgelopen regeringen

hebben gepresteerd. Allicht dat je geld tekort komt als je miljarden weggooit om

hypermoderne bommenwerpers te bestellen waar nergens ter wereld een vijand voor te

vinden is. Allicht dat je financieel aan lager wal raakt als je het aantal miljonairs

onbekommerd laat groeien en hun belasting niet hoger maar steeds lager maakt. Allicht

dat je geld tekort komt als je vermogens onbelast laat en vermogenswinsten vrijwel niet

aanpakt. Allicht dat je in de problemen raakt als je nooit durft te kiezen om dingen die

niet meer nodig zijn, zoals een peperduur leger, met beleid te saneren. Mijn oproep aan

onze criticasters: word eens verstandig en ga eens beter om met het geld dat je sinds

jaar en dag uit de portemonnee van de burgers krijgt toegeschoven.

Punt drie in reactie op het verwijt: mijn opponenten kunnen wel zeggen dat wat wij

willen niet kan, maar ze zitten ernaast. Onze 150 alternatieven voor paars en

pimpelpaars zijn op dezelfde wijze doorgerekend door het Centraal Planbureau als hún

plannen. En de conclusie van het CPB is helder: als de plannen van de SP worden

doorgevoerd is de economische groei hetzelfde als in het scenario van het CPB,

gemiddeld 2,5 procent per jaar, loopt de staatsschuld niet op en blijft er sprake van een

structureel begrotingsevenwicht. Wij verspillen geen geld, wij gooien het niet over de

balk, daar zijn we veel te zuinig voor. Wij geven het geld alleen beter en socialer uit! En

jazeker, de mensen met het minste geld gaan er bij ons, in vergelijking met andere

partijen, het meeste op vooruit. Maar ook de mensen met middeninkomens gaan er bij

ons op vooruit. Tenzij iemand beweert dat mensen met een inkomen boven de 200.000

gulden ook tot de middeninkomens behoren.

Politici van andere partijen zeggen nogal eens: ‘de SP staat op winst omdat die Jan

Marijnissen zo aardig is, de mensen kennen het programma van de SP niet. Want

anders…’ En dan noemen ze volgens hen ‘verborgen’ programmapunten. Een paar

voorbeelden.

Page 77: Nieuw optimisme - 2003

77

‘De SP wil een belastingschijf invoeren van 72 procent!’ wordt er gezegd. Dat is waar.

Maar wel voor mensen met een inkomen van 225.000 euro en dan nog alleen voor dat

deel bóven die 225.000 euro per jaar. Het is niet dat we die mensen hun geld

misgunnen. Nee, wij willen graag ons land socialer maken. Daar hebben we geld voor

nodig en dan is het principe van ‘de sterkste schouders de zwaarste lasten’ wel zo eerlijk.

Bovendien, in 1990 hadden we nog zo’n tarief, maar dat is destijds met de PvdA in de

regering afgeschaft. 70 procent van de bevolking vindt de inkomensverschillen in ons

land te groot. Wij doen er wat aan.

‘De SP is tegen de monarchie’ wordt er gezegd. Ja, inderdaad , wij vinden een gekozen

staatshoofd in een volwassen democratie beter. Maar – eerlijk is eerlijk – wij geven er

geen prioriteit aan dit snel te regelen, er zijn waarlijk belangrijkere zaken en onze

koningin doet het zo slecht nog niet.

‘De SP wil de hypotheekrente afschaffen.’ Dit wordt beweerd, maar het klopt niet.

Iedereen – rijk en arm – krijgt hypotheekrenteaftrek. Alleen de mensen met een

hypotheek van boven de 225.000 euro krijgen bóven dat bedrag geen aftrek meer.

‘De SP staat met de rug naar de wereld en is tegen Europa,’ roept een ander. Onjuist,

helemaal onjuist. We hebben juist volop oog voor het buitenland. Socialisten zijn immers

per definitie internationalisten. De beweging ‘globalisering anders’ krijgt al jarenlang

steun van de SP, ook toen andere partijen er nog uiterst schamper over deden. We zijn

bij elke internationale demonstratie en manifestatie over dit thema aanwezig, van

Amsterdam in 1997 tot Florence in 2002. Overal zijn we actief om mee te demonstreren

voor een eerlijke globalisering en nieuwe initatieven mee te organiseren. We spelen een

rol van belang in de opbouw van de nieuwe vredesbeweging, die zich verzet tegen het

waanidee dat je ingewikkelde, historisch beladen conflicten met bommentapijten kunt

oplossen. We durven het aan om deze stelling te bepleiten ook als we ons daarmee niet

populair maken. We ondernemen acties waarmee we de tweedeling hier én in de rest van

de wereld aan de orde stellen. Dat zien we vanouds al als een onontkoombare

verplichting in het kader van de internationale solidariteit.

Page 78: Nieuw optimisme - 2003

78

Daarom steunden we bewegingen tegen onderdrukking en terreur, in Latijns-Amerika, in

Zuidelijk Afrika. We pleiten voor een vooraanstaande rol van de VN in de wereld en voor

de democratisering van de volkerenorganisatie. We ijveren al jarenlang voor een

vreedzame oplossing van het gewelddadige conflict in het Midden-Oosten tussen Israël

en de Palestijnen. Daarbij pleiten we voor gegarandeerd veilige grenzen voor Israël en

een levensvatbare Palestijnse staat. Van de superstaat Europa zijn we niet gecharmeerd

en dat laten we ook luid en duidelijk merken. We voerden als enige Nederlandse partij

actie tegen het Verdrag van Maastricht in 1991, waar we nu de euro aan te danken

hebben; een euro die juist de instabiliteit binnen Europa nog wel eens zou kunnen

aanwakkeren in plaats van bestrijden. Dat in ons land als gevolg van de invoering van de

euro alles duurder is geworden hebben we allemaal mogen ondervinden. Wij haalden

handtekeningen op om een referendum over de toekomst van Europa te krijgen, maar

onder Paars was er geen enkele steun om de mensen in Europa over de toekomst van

Europa te laten beslissen. Op allerlei manieren hebben we ons ingezet om uit te leggen

dat we zijn vóór samenwerking binnen Europa, maar tegen het verder (in dit tempo)

overdragen van bevoegdheden van de nationale regeringen en parlementen naar het

ondoorzichtige, bureaucratische, frauderende Brussel. Tal van publieksonderzoeken

geven aan dat de SP daarmee maar al te vaak verwoordde wat de meerderheid van de

Nederlandse bevolking vond maar wat de meeste partijen niet wilden horen.Wij geloven

in de democratie, in de rechtsstaat, in sociale zekerheid, in een overheid die haar

verantwoordelijkheid neemt en niet alles overlaat aan de markt: kortom wij geloven in

een beschaafd Europa, dat het verdient om voor te vechten.

Een laatste vooroordeel: de SP is nu wel goed bezig, erg actief en creatief en met de

beste bedoelingen. Maar als ze groter wordt zal ze worden als alle andere partijen die

ook met de beste bedoelingen begonnen.

Wel, op dit punt kan ik niks garanderen. De toekomst zal het leren. Maar ik weet wél dat

de tienduizenden leden die zich aansluiten bij onze partij en de honderdduizenden

mensen die inmiddels tot onze vaste kiezers behoren er alles aan zullen doen om te

voorkomen dat het de verkeerde kant met ons op gaat. Ik heb veel vertrouwen in hun

inzichten en hun inzet om de SP op koers te houden. Zoveel vertrouwen, dat ik me ook

de komende jaren graag voor de SP in de Tweede Kamer zal manifesteren – onder het

beding dat onze leden, onze kiezers én onze criticasters mij en mijn collega’s blijven

controleren!

Page 79: Nieuw optimisme - 2003

79

EERSTE WEG LINKS

Laat er geen misverstand over bestaan: onze plannen zijn niet flauw. Wij zijn geen

watjes. Er gaat wél wat gebeuren als de SP meer invloed krijgt. Wij zijn níet van pappen

en nathouden, maar van aanpakken en doorpakken. Wij weten wat we willen en dat

hebben we opgeschreven in ons verkiezingsprogramma, dat niet voor niets

actieprogramma heet. Want er móet actie komen in dit land, dat nu al bijna een jaar

vrijwel onbestuurd is. Het enige dat gestuurd wordt zijn de maandelijkse betalingen aan

de leden van het kabinet – en het wachtgeld aan hen die er negen uur deel van

uitmaakten. Ik vind deze politieke apathie onverantwoord. Terwijl de kiezers op 15 mei

zo duidelijk aangaven dat er nu eens aangepakt moest worden, dat er nu eens iets

diende te gebeuren aan de problemen in de zorg en het onderwijs, de integratie en de

veiligheid, werden we opgescheept met een kabinet dat alleen het gevecht met zichzelf

zocht. Daarbij treft degenen die op het ticket van de vermoorde Pim Fortuyn de Kamer

en de regering binnenkwamen, grote blaam. Ze hebben er een potje van gemaakt.

Tien mijlpalen

Onze koers is klaar: eerste weg links. Die weg leidt naar herstel van de schandelijk

verwaarloosde publieke sector en publieke zaak. Die weg leidt naar verkleining van de

verschillen in inkomen, kennis en macht, nationaal en vooral ook internationaal. En die

weg leidt naar een samenleving waarin natuur en milieu níet langer als ondergeschoven

kindjes worden beschouwd. De eerste weg links heeft tien pijlers:

De eerste weg links koerst naar sociale wederopbouw. Van zorg en onderwijs, van

veiligheid van openbaar vervoer en van sociale zekerheid. Dat is duidelijk én beschaafd!

De eerste weg links is de weg van de democratie . Wij willen dat de uitverkoop van

democratische rechten stopt en de waardering voor de democratie toeneemt.

De eerste weg links leidt naar zorg voor iedereen . Het is eigenlijk te gek om over te

praten dat het rijkste land ter wereld niet kan regelen dat mensen die zorg nodig hebben

die ook tijdig krijgen.

De eerste weg links is bescherming van natuur en aanpakken van milieuproblemen . De

natuur hebben wij te leen van onze kinderen. Daarom zeggen wij: handen als van de

Wadden en de Biesbosch, van de Veluwe en de Mijnweg. En zeggen wij: pak de echte

vervuilers aan en ga schoner produceren.

De eerste weg links leidt naar een deltaplan voor een geïntegreerde samenleving . Wij

willen sámen leven en niet apart. Wij willen geen witte en zwarte wijken, witte en zwarte

scholen. Ons jarenlange pleidooi tégen de groeiende apartheid en vóór de integratie

wordt door steeds meer mensen overgenomen.

De eerste weg links leidt ook naar een veilige samenleving . De openbare ruimte is van

ons allemaal. We laten ons niet terroriseren door criminelen en winstzoekers die maling

hebben aan de rest. Crimineel gedrag is asociaal gedrag. Als we dat voor ogen houden

snappen we ook wat er fout ging. In de opvoeding, op school, in de buurt, met het

toezicht, met de straffen. Waarden en normen, lang door de zittende politiek als

onbelangrijk genegeerd, staan gelukkig weer op de agenda.

Page 80: Nieuw optimisme - 2003

80

De eerste weg links geeft ons weer vervoer dat werkt zoals het hoort . Laten we ervoor

zorgen dat onze oud-Nederlandse gezegden weer waarheid worden, zoals: ‘dat klopt als

een bus’ en ‘dat rijdt als een trein’! Wij beseffen dat meer asfalt niet tot minder files

leidt. Dus zeggen wij: overheid en burgers, pak de trein en bus terug – dan komen we

weer eens ergens!

De eerste weg links leidt naar een betere toekomsten die begint – zo weten wij – bij

beter onderwijs. Het is een schande dat ons land terugkukelt op de ranglijst van landen

met goed onderwijs. Wat ooit onze trots was begint steeds meer onze schandvlek te

worden. Met de jeugd van dit land is niks mis, zij zijn wat wij ervan maken en onze enige

kans op een betere toekomst.

De eerste weg links accepteert geen tweedeling in de samenleving . Niet in kansen als

het gaat om onderwijs en werk; maar ook niet als we het hebben over sport en cultuur

en vrije tijd.

We hebben heel concrete voorstellen, om de sportverenigingen te helpen, de

kunstenaars, de musea, de bibliotheken.

De eerste weg links kiest, tot slot, voor solidariteit op elk moment op elke plaats . Wij

kiezen voor spreiding van kennis, inkomen en macht: hier maar ook dáár. Daar waar de

mensen zijn aangewezen op onze oprechte, daad werkelijke solidariteit. Solidariteit is

een belangrijke waarde binnen onze beschaving. Het is welbegrepen eigenbelang: we

kunnen immers allemaal eens aangewezen zijn op de belangeloze steun van anderen.

Maar geen solidariteit zonder offer. We zijn bereid onze solidariteit met de wereld inhoud

te blíjven geven!

Natuurlijk: je kunt veel, heel veel tegenwerpingen maken tegen wat wij voorstellen. Maar

vraag jezelf ook eens: blijf ik bij de pakken neerzitten, in de gedachte dat het toch nooit

anders en beter wordt? Of doe ik, wat Bob Fosko zingt in zijn mooie lied ‘Een mens is

meer’:

‘Blijf niet mokkend aan de kant staan

Stel een daad en toon je moed

Laat je woede hand in hand gaan

Met het goede dat je doet

Stem voor – stem SP.’

Page 81: Nieuw optimisme - 2003

81

NIEUW OPTIMISME

De geschiedenis van de mens is er een van pieken en dalen – maar daar doorheen ook

een van vooruitgang. Ik geloof niet in het cultuurrelativisme, dat zegt: het maakt

allemaal niet uit welke cultuur, het maakt allemaal niet uit welk stadium van

ontwikkeling. Dat maakt wél uit. Ik ben ervan overtuigd dat we niet alleen langer leven,

en het leven ons dus langer gegeven is. Ik ben ook iemand van lang leve het leven! Dat

is op zichzelf al een vorm van vooruitgang. Maar ik geloof ook dat de humaniteit van het

bestaan groter is geworden; de verminderde afhankelijkheid van bijvoorbeeld het klimaat

en de natuur. We hebben, tenminste in een deel van de wereld, de omgeving redelijk

naar onze eigen inzichten kunnen inrichten. De wetenschap heeft ons veel gebracht; van

kennis over de natuur tot welvaart, van kennis over het menselijk lichaam tot welzijn.Er

is dus sprake van ontwikkeling en ik zou echt niet weten waarom die ontwikkeling in de

21 ste eeuw zou stoppen.

Er is veel mis

Maar er is óók heel veel mis. Het gaat met de samenleving niet automatisch de goede

kant op. Ik ben geen goedgelovige vooruitgangsdenker! Ook ik denk voortdurend aan

klimaatverandering, overbevolking, wereldwijde honger en economische ongelijkheid. En

vooral aan de geweldige ongelijkheid als het gaat om perspectief en hoop. Gigantisch zijn

die problemen, en het is logisch dat veel mensen er moedeloos van worden. En

hopeloos: het gebrek aan perspectief en hoop is een angstaanjagende katalysator voor

bewegingen die worden voortgestuwd door haat tegen anderen. Dat leidt tot barbaars

fanatisme en zelfs afschuwelijk terrorisme.

Het idee van de Global Village, van de wereld als een dorp, is geen onzin Vooral vanwege

de verbetering van de transport- en communicatiemogelijkheden wordt de wereld

verhoudingsgewijs inderdaad kleiner. De wereld is ook kleiner geworden op 11

september 2001. Toen bleek hoe kwetsbaar zelfs mensen in machtige landen zijn voor

relatief kleine machten die van elders komen. Wat daar in New York op die dag gebeurde

moet ertoe leiden dat we anders naar de wereld gaan kijken. De ‘elfde september’ dwingt

ons tot bezinning. Natuurlijk gaat het hier om verwerpelijk terrorisme, dat met alle

kracht bestreden moet worden; maar het gaat ook om de vraag wat daarachter

schuilgaat, waar dat soort fanatisme vandaan komt, hoe het een voedingsbodem kan

vinden in delen van de wereld. En daarmee gaat het ook over de wereldwijde

ongelijkheid, de volstrekt onrechtvaardige verdeling van welvaart, welzijn, hoop en

perspectief. Ik vind dat dit soort zaken te lang te vrijblijvend op de zondagmorgen zijn

benoemd, maar te weinig op de maandagmorgen werden aangepakt. Kijk naar de

Wereldhandelsorganisatie, de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds, de

Verenigde Naties, allemaal organisaties die wel zeggen te willen bijdragen aan een

eerlijker verdeling van de welvaart in de wereld, maar in veel gevallen in de praktijk

bijdragen aan nog meer ongelijkheid.

Page 82: Nieuw optimisme - 2003

82

Hedendaags socialisme

De socialistische beweging is vanaf de negentiende eeuw in wezen geen andere beweging

geweest dan één die steeds probeerde het onmogelijk geachte mogelijk te maken, die

probeerde het gat tussen wat is en wat kan te dichten, en dat alles ten behoeve van de

mensen en de mensheid.

En heel veel werd onmogelijk gevonden! De 40-urige werkweek bijvoorbeeld. Die zou het

absolute einde betekenen van de welvaart, zeiden ze – maar het bleek niet zo. De 8-

urige werkdag zou het absolute einde betekenen van de economische vooruitgang in het

westen. Ook dat is gezegd, maar niet gebleken. De afschaffing van de kinderarbeid werd

onmogelijk geacht; het zou het einde betekenen van de industrie. Het tegendeel bleek

waar. Elders op de wereld zijn de 40-urige werkweek, de 8-urenwerkdag en het verbod

op kinderarbeid nog steeds onmogelijk, althans als we de machthebbers aldaar moeten

geloven; in India, in Pakistan, in Birma, op de Filippijnen, eigenlijk in grote delen van

Azië, Latijns-Amerika en Afrika. En zij die het daar niet mee eens zijn, ontlenen hoop en

perspectief aan anderen die in het verleden bewezen dat het wél kon.

De mens is in staat geweest zich een alternatief vóór te stellen, juist omdat er mensen

waren die het onmogelijk geachte vroegen, eisten. De Amerikaanse filosoof Herbert

Marcuse sprak over ‘de eendimensionale mens’, die zich alleen nog maar de werkelijkheid

kan voostellen zoals die nu is. Deze eendimensionale mens noemde hij de grootste

bedreiging van de permanente wil van alle mensen om naar verandering te streven. Mijn

motto is dat we de dingen die we doen, doen voor de mensen, maar ook altijd mét die

mensen. We moeten emancipatie van mensen niet verwarren met betutteling van

mensen. Daarom moet een politicus ook bescheiden zijn. Je mag best een Gideonsbende

proberen te zijn en voorop willen lopen in een bepaalde richting. Maar ga niet denken dat

je op voorhand altijd precies weet of je de goede kant op loopt! Denk na, doe je best,

toon lef en moed op de momenten dat het erop aan komt, durf ook leiderschap te tonen,

durf aan te geven waarvoor jíj kiest, welke kant jij op wilt – dan kun je misschien de

lucifer zijn die bij anderen het vuur der verandering doet ontbranden.

Page 83: Nieuw optimisme - 2003

83

Nieuw optimisme

Dat noem ik nieuw optimisme. Je ziet het lang niet bij iedereen, maar gelukkig wel bij

steeds meer mensen en in toenemende mate. En dit nieuwe gevoel van optimisme is ook

broodnodig, doodgewoon om ons mensen weer een beetje hoop te geven op een

toekomst die de moeite waard is. Zo bevrijden we onszelf van het cynisme waartoe

inmiddels wel heel veel mensen zijn vervallen. Natuurlijk hebben critici een punt als ze

erop wijzen dat er ook een andere ontwikkeling in de samenleving te zien is. Tegenover

het nieuw optimisme staat ook heel veel ‘hedonisme’. Dat is harde kost voor optimisten

als ik. Maar ik blijf erbij een kentering te bespeuren, na 20 jaar woekerend

neoliberalisme, doorgeslagen individualisme en een overmaat aan cynisme. We hebben

in Nederland de afgelopen 20 jaar een inkomensstijging van ongekende omvang gehad .

Ook het bruto binnenlands product is enorm gestegen. Desalniettemin zijn we op een

groot aantal punten stukken armer geworden. De tweedeling is toegenomen, zorg en

onderwijs zijn verslechterd. De ziel is uit de samenleving gerukt. En daarmee bedoel ik

de onderlinge verstandhouding. Laatst zei iemand tegen mij: ‘ Dat wat van ons allemaal

is, is weggevallen’. En dat is ook zo. De publieke ruimte is weggevallen en de publieke

sector is in versukkeling geraakt. Ik hang de gedachte aan: ‘hoe meer iets zichzelf wordt,

hoe meer het zichzelf opheft’. Ik ben ervan overtuigd dat in de komende jaren de

vrijblijvendheid en oppervlakkigheid plaats gaat maken voor meer betrokkenheid.

Steeds meer mensen krijgen het gevoel dat we nu echt naar een alternatief moeten gaan

zoeken. Niks doen en afwachten is voor steeds minder mensen een optie. Er zijn veel

mensen die zich voor het eerst of opnieuw engageren. Als ik kijk naar allerlei

discussiebijeenkomsten in het land of luister naar wat allerlei mensen me tegenwoordig

vertellen… Ik zie steeds meer mensen die zich afwenden van het idee van ‘ikke, ikke,

ikke en de rest kan stikken’; ze begrijpen dat de dikte van je portemonnee niet recht

evenredig is met de hoogte van je levensgeluk. Menselijk geluk krijg je niet zomaar

toegeworpen; daar moet je verdomd veel voor doen.

Ik ben blij dat ik lang niet de enige ben die dat beseft, het aantal medestanders groeit –

en snel. Het hoogtepunt van de periode van oppervlakkigheid en van postmodernisme

zijn we onderhand voorbij. We moeten nu hoognodig tegengas geven aan al het

pessimisme en negativisme in de politiek en in de samenleving. Natuurlijk is het niet

eenvoudig om foute ontwikkelingen te keren, natuurlijk is wat scheef gegroeid is niet

zomaar recht te breien, natuurlijk zal nieuw beleid ook met vallen en opstaan gepaard

gaan – maar er is beslist geen reden om louter negatief te zijn en onszelf wijs te maken

dat we onze toekomst niet in eigen handen hebben. Ik geloof er in ieder geval echt in en

ik hoop dat het aanstekelijk werkt. Het is tijd voor nieuw optimisme!

Page 84: Nieuw optimisme - 2003

84

NIEUW OPTIMISME

In Nieuw optimisme vertelt Jan Marijnissen hoe hij werd wie hij nu is. Gelijk op met

zijn eigen verhaal vertelt hij hoe de SP zich stap voor stap ontwikkelde van kleine, vooral

lokaal actieve partij tot serieuze en populaire uitdager van de oude politiek van CDA, VVD

en PvdA.

In Nieuw optimisme analyseert Marijnissen politieke fenomenen als het neoliberalisme,

Paars en Pimpelpaars. Hij geeft zijn visie op solidariteit, integratie, de Europese

eenwording, de globalisering. Hij daagt zijn opponenten uit om te kiezen: wordt het nog

liberaler of weer socialer in dit land? Hij gaat in op vooroordelen over hemzelf en zijn

partij – en hij komt met zijn alternatieven voor de oude politiek, met zijn pleidooi voor

‘nieuw optimisme’. Daarmee geeft hij tegengas aan het cynisme, pessimisme en

negativisme in de huidige politiek. Voor de SP-voorman staat vast dat de overheid

mensen niet gelukkig kan maken, dat moeten ze zelf doen. Een beschaafde samenleving

hoort er echter wel voor te zorgen dat een ieder een eerlijke en gelijke kans op geluk

krijgt. Precies daar mankeert het aan en dat motiveert Marijnissen in zijn politieke

optreden.

Marijnissen weet dat het niet eenvoudig is om recht te breien wat in jaren scheef

gegroeid is. Maar dat is geen reden om onszelf wijs te maken dat we onze toekomst niet

in eigen handen zouden hebben. Wie realist is in het heden mag optimist zijn voor de

toekomst.

Nieuw optimisme is – in de typische Marijnissen-stijl – helder en recht voor zijn raap in

zijn analyses, hard en onthullend in zijn oordelen maar bovenal hoopgevend in zijn

perspectieven.

Jan Marijnissen (1952, Oss) is sinds 1994 fractievoorzitter van de SP in de Tweede

Kamer.

Anderen schreven eerder over Jan Marijnissen en de SP:

Prem Radhakishun (Parool): ‘De SP is een consequente partij, die als eerste allerlei

misstanden in de gezondheidszorg, onderwijs en andere sectoren voorzag.’

Jos de Beus (NRC): ‘De SP heeft een programmatisch antwoord gezocht op het

neoliberalisme van VVD’er Bolkestein terwijl de PvdA ten volle de markteconomie

omarmde.’

Margo Trappenburg (NRC): ‘Het gelijk van Jan Marijnissen… Segregatie en

spreidingsbeleid zijn bij uitstek linkse issues; het is geen toeval dat de SP er het eerst

mee kwam.’

Pim Fortuyn (Elsevier): ‘Hij heeft op briljante wijze een deel van het electoraat een

stem gegeven.’

Bart Tromp (NRC): ‘De SP is een echte sociaal-democratische partij. Daar is weinig

tegen in te brengen.’

Uitgeverij Aspekt


Recommended