Upload
studievereniging-service
View
240
Download
3
Embed Size (px)
DESCRIPTION
Â
Citation preview
SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
JAARGANG 22 NUMMER 2 MAART 2015
M A G A Z I N E
Thema
De ZuidasThema column Vasco van der Boon:Weinig weerhoudt de Zuidas van een nieuwe vastgoedfraudeDe Zuidas als nieuw centrum van AmsterdamIch habe noch einen Koffer in Berlin...
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
RedactioneelBeste Lezer,
Inmiddels is het alweer maart en zijn we een behoorlijke tijd onderweg in het jaar 2015.
In de hoop dat eenieder van u het jaar goed is begonnen, zijn wij als redactie druk bezig
geweest met het vormgeven van een nieuwe editie van SERVICE Magazine. De vorige
editie van het magazine kunnen we bestempelen als een succes. Een drukbezocht release-
symposium gaf de bezoekers via een drietal lezingen een korte maar goede introductie op
het toenmalige thema, vastgoedbeleggingen. Bij dezen wil ik de sprekers en aanwezigen
hartelijk danken voor hun inzet en enthousiasme.
Waar het vorige thema gericht was op vastgoedbeleggingen, ziet het thema in deze editie
van SERVICE Magazine er iets anders uit. Ditmaal gaan we niet in op een onderdeel of
ontwikkeling binnen de vastgoedmarkt, maar zal een gebied centraal staan, namelijk de
Zuidas. Dat we hiermee niet ingaan op ontwikkelingen in de vastgoedmarkt is natuurlijk niet
helemaal juist, want er is geen gebied in Nederland dat zo bol staat van de ontwikkelingen.
Een belangrijke wens van de gemeente is hierin het creëren van een multifunctioneel
bruisend plangebied. Dat dit door kantoorpanden gedomineerde stukje van Amsterdam
nog niet aan deze wensen voldoet wordt al snel duidelijk wanneer je tussen de torenhoge
steen-glazen wanden doorloopt. Hoe zal hier ooit een woon-werk sfeer ontstaan? Die vraag
hopen wij te beantwoorden.
Aan het thema hebben we dit maal ook een column gekoppeld. Hierin wordt een zwarte
bladzijde in de ontwikkeling van de Zuidas besproken. De vastgoedfraude, het boek
geschreven door Vasco van der Boon en Gerben van der Marel gaf een goede inkijk in
onder andere de praktijken die zich rond de financiering van een groot kantoorpand op de
Zuidas afspeelden. Van Der Boon schrijft ditmaal de themacolumn en is hier op zoek naar
verandering. Is de wet- en regelgeving inmiddels zo aangepast dat een fraude op deze
schaal niet meer mogelijk is?
Onlangs publiceerde het vastgoedjournaal de top 150 van meest invloedrijke vastgoed-
beslissers van Nederland. Al op plaats 31 vinden wij de columnist van de huidige editie van
SERVICE Magazine terug. Eduard Schaepman, kersvers CEO van Tribes en onder andere
ex-CEO van Chalet group, laat zijn licht schijnen op de ontwikkelingen in de werkomgeving.
Dat er helemaal geen ontwikkelingen in dit magazine staan had ik al ontkracht, maar
dit wordt nog duidelijker als het Lectori Salutem wordt gelezen. Dr. Jos Smeets laat hierin
de laatste ontwikkelingen zien van de Graduate School, het nieuwe mastersysteem van de
Technische Universiteit Eindhoven. In SERVICE Actief kunt u lezen over de geweldige
bussinesstrip naar Frankfurt am Main en in de rubriek “Eén jaar in de praktijk” geeft
Gijs Kant een inkijk in zijn eerste jaar in de praktijk bij Grontmij.
Namens de redactie wens ik u veel leesplezier toe,
Stephan Kerperien Hoofdredacteur SERVICE Magazine 2014/2015
ColofonALGEMEENSERVICE Magazine is een uitgave van Stichting SERVICE Magazine. Stichting SERVICE Magazine wordt beheerd door studievereniging SERVICE, de studievereniging van de studierichting Real Estate Management and Development van de faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het magazine verschijnt drie keer per jaar in een oplage van circa 1.500 exemplaren.
BRONNENVoor onderzoeks- en studiedoeleinden mogen delen uit dit magazine gedupliceerd worden, mits voorzien van bronvermelding. Verveelvuldiging voor overige doeleinden is alleen toegestaan met toestemming van het bestuur van studievereniging SERVICE. Ten aanzien van de juistheid van de inhoud kan geen aansprakelijkheid worden aanvaard.
REDACTIEStephan Kerperien HoofdredacteurBas Ebbers RedacteurErwin Rebel RedacteurMartha Hensbergen RedacteurRik Verwaest Redacteur
VORMGEVINGEline Pellis Lay-out & omslagwww.elinepellis.com
COVER AFBEELDINGhans engbers / Shutterstock.com
DRUKWERKDrukkerij OCC dehoog
BESTUURWillem van Laarhoven VoorzitterJasper van de Koevering SecretarisRick van Kempen PenningmeesterGerben Sinke Acquisiteur Stephan Kerperien Hoofdredacteur Dagmar Bokkinga Voorzitter Reiscommissie
STICHTINGSBESTUURSteven de Ridder VoorzitterRoy Zöld Acquisitie/ PenningmeesterJan Martijn Buruma MagazineStef de Vos Magazine
RAAD VAN ADVIESdrs. ing. N.J.T. Bol (Grontmij | Kats & Waalwijk groep)
B. Petit MSc (ING-DiBa – Real Estate Finance)
ir. F.A.M. Elferink MSc MSRE MRICS (Cushman & Wakefield)
ir. S.J.E. Maussen MRE (P3 Advies / Bouwen In Eigen Beheer)
SPONSORENASRE, ABN AMRO, Brinkgroep, Camelot, DTZ Zadelhoff, IVBN, Stichting Interface, VX Company
CONTACTGEGEVENSStichting SERVICE MagazineVertigo 08H09Postbus 5135600 MB Eindhoven
W: www.SERVICE-studievereniging.nlE: [email protected]
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
Big Datais not that big
www.forensicanalytics.nl
Big Data is groots. En ja, de informatiepotentie is gigantisch. Maar wij houden het graag simpel. U heeft het vastgoed en u heeft de data. Wij maken deze data bruikbaar. VX Company Forensic Analytics biedt met Smart@Data een IT-oplossing waarmee u grote hoeveelheden data kunt verzamelen, beheren en analyseren. Specifiek geschikt voor vastgoedbedrijven, overheidsinstellingen in het domein van veiligheid en gemeenten.
Van data naar waardevolle inzichten
201502_Advertentie SERVICE.indd 1 5-2-2015 15:08:24
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Inhoud
4 Lectori Salutem - Redesign master opleiding
5 Column - Van vierkante meters naar ronde concepten
6 Professioneel vastgoed management bij gemeenten: noodzakelijk voor
het behalen van maatschappelijke doelen
9 Prijs versus waarde ‘Back to Basic’!
Thema
12 Introductie thema - Zuidas Amsterdam
14 Planontwikkeling in dienst van het besluitvormings proces Zuidasdok
19 Thema column - Weinig weerhoudt de Zuidas van een nieuwe vastgoedfraude
21 De Zuidas als nieuw centrum van Amsterdam; hoe met placemaking als
instrument een volwaardig nieuw stadscentrum is te ontwikkelen
25 Wonen tussen kantoren
28 Vastgoed in het buitenland - Ich habe noch einen Koffer in Berlin...
31 Leegstaande kantoorpanden: het groeiende probleem is op te lossen!
34 De gebruikswaarde van vastgoed
37 Buitenlandse kapitaal voor Nederlands vastgoed
40 Eén jaar in de praktijk
43 Afstudeerder TU/e - Sociale tevredenheid in een vergrijzende samenleving
47 SERVICE Actief
49 Afstudeerverslagen TU/e - REMD
52 Contact SERVICE Magazine
9
31
40
21
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
De ASRE Career Day: bouwen van een netwerk in de vastgoedwereld | vertegenwoordigers van vastgoedorganisaties geven een kijkje in de keuken | speeddates met HR-managers/recruiters | kans op een vervolggesprek bij één van de deelnemende bedrijven!
De ASRE helpt jou op weg!
Career Day
21 mei 2015 van 12.00 – 17.00 uur
Interesse? www.asre.nl/careerday Of neem contact op met: Janneke Schreuder [email protected] | 06 39 11 29 41
4
Lectori Salutem
Redesign master opleiding Na de driejarige bachelor opleiding
wordt nu ook de tweejarige master
opleiding aan onze faculteit ‘heront
worpen’. Dit heeft ingrijpende gevolgen
voor het vastgoedonderwijs. Met
ingang van 1 september 2015 wordt
de zogenoemde Graduate School
ingesteld. De Graduate School bestaat
uit graduate programs, die alle maal
gericht zijn op één specifiek onder
zoeksdomein. Een graduate program
bevat één of meerdere master
opleidingen, met daarna mogelijkheden
om binnen datzelfde domein een
technologische ontwerpers opleiding
of promotietraject te doen. Binnen de
randvoor waarden van deze Graduate
School, hebben de units voorstellen
gedaan voor een herontwerp van de
masteropleiding. Deze zijn inmiddels
vastgesteld.
Er komen binnen de faculteit Bouwkunde vier zogenoemde ’core programs’,
elk verbonden aan een onderzoeksprogramma. Het vastgoedonderwijs is
ingebed in het onderzoeksprogramma DDSS (Design & Decision Support
Systems) van de Unit USS (Urban Science & Systems). In het nieuwe
core-programma worden vijf verplichte vakken aangeboden (zie schema:
Core Courses). De Real Estate Management and Development groep is
onder andere verantwoordelijk voor het vak ‘Managing Place & Property’.
Naast de verplichte kernvakken (25 studiepunten) is er voor elke afstudeer-
specialisatie een aantal kernkeuzevakken verplicht (specialization electives).
Zo zullen de vastgoed studenten een aantal vakken dienen
te volgen uit het kern keuzepakket in de omvang van 30
studiepunten. Daarnaast is er nog een vrije keuze van 20
studiepunten. De omvang van het afstudeerproject omvat 45
studiepunten. De totale tweejarige opleiding omvat nog
steeds 120 studiepunten. Wel dient de student binnen dit
pakket internationale ervaring op te doen en professionele
vaardigheden te ontwikkelen.
FIGUUR 1
Opzet Graduate School (Wijzigingen voorbehouden)
Met deze aanpak komen er meer keuzemogelijkheden voor
studenten. Na het verplichte kernpakket kan de student
binnen onze unit naast Real Estate Management and
Development ook voor andere afstudeerspecialisaties kiezen
zoals Urban Planning, Construction Management and
Engineering of Design Systems.
Dr. J.J.A.M. SmeetsJos Smeets is als universitair hoofddocent werkzaam bij de leerstoelgroep Real Estate Management & Development aan de Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Hij is tevens directeur van het aan deze faculteit verbonden onderzoeksinstituut Interface.
Core Courses
(25 EC)
• Urban Resarch Methods
• Urban Planning II• Built Env. & Smart
Mobility• Managing Place &
Property• Process Model &
Inform. Manag.
Specialisation
(30 EC)
• Housing strategies• Asset & Portfolio
Management• Urban strategies and
finance• Corporate Real Estate
Strategies• Redevelopment of
problem areas• Resarch skills• Smart urban
Environments• Big data and urban
analysis• Fundamentals in BIM• Parametric design• Systems Engineering• Collaborative design• etc.
Including international
experience (15 EC)
Total (120 EC)
Graduation project(45 EC)
Electives
(20 EC)
• Analysis, Programming & Evaluation
• History of Housing• Strategies & Places• Green strategies• Architecture and
Philosophy• Integrated Building
Technology• etc.
5SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Column
Van vierkante meters naar ronde conceptenTot voor kort was ik CEO van Chalet
Group; een van de grootste vast
goedbedrijven van Nederland.
Ons hoofdkantoor zat op een van de
mooiste plekjes van de Zuidas; het
WTC. Gelukkig maar, want dat maakte
het een stuk makkelijker om na te
denken over een gezonde, strategische
visie met betrekking tot commercieel
vastgoed in de rest van deze eeuw.
Wat het WTC op de Zuidas in zich heeft, is dat daar een community
ontstaat van jonge werkende mensen. Zij werken daar graag en
ontmoeten er gelijkgestemden en juist dat geeft het een bepaalde
aantrekkingskracht. Dat is waar je wilt zijn. Ik denk dat dit komt
omdat de Zuidas meer biedt dan enkel een kantoorgebouw. Je vindt
hier alles: een restaurant, een coffeebar, een stomerij, je noemt ‘t
maar. Het WTC is wat ik noem een rond concept, het is meer dan een
paar vierkante meters kantoor. Mensen willen namelijk daar werken
waar ze zich thuis voelen, juist dat heeft me tot een nieuwe visie op
vastgoed gebracht.
Een paar duizend kilometer noordelijk van hier wonen de Sami
(tegen hun zin ook wel Lappen genoemd) en die kennen dit concept
al eeuwen. Zij reizen hun business achterna, hun business maakt
hen tot nomaden. Als hun kudde rendieren opeens vanuit het niets
300 km naar het noorden begint te rennen, volgen ze hun kudde tot
daar waar die stopt. Ergens in de buurt hebben die slimme Sami al
tijden geleden een turnkey dorpje gebouwd, compleet met bevroren
voorraden. Dat is hun huis, hun kantoor, net zo lang als de kudde
daar besluit te blijven. Dit proces herhaalt zich continu. In totaal
hebben ze een netwerk van honderden kleine ‘plug and play’ dorpjes.
Wat mij betreft gaan we het concept van de Sami één op één van
ze stelen. Dit nieuwe vastgoedconcept lanceren we onder de naam
Tribes. Een rond concept omdat wij niet meer denken in vierkante
meters, maar in oplossingen voor de klant.
Die klant, dat is de eindgebruiker die in het bedrijfs
pand werkt en daarnaast is het de vastgoedeigenaar.
Die klant vraagt steeds meer om flexibiliteit. Een
ZZP’er wil tegenwoordig overal kunnen werken. De
laptop open, internetverbinding, telefoon ernaast en
café latte erbij. Een operator zoals bijvoorbeeld Regus
biedt deze flexibiliteit wel, maar er zit een ‘maar’ aan.
Als ik als ondernemer zeg dat ik naast die flexplekken
in Amsterdam ook 10 plekken in Arnhem wil en daar
naast 1.000 m2 voor mijn hoofdkantoor voor een vaste
periode, dan geven ze niet thuis.
Wij gaan het gebouw managen voor de vastgoed
eigenaar. We vragen aan de eigenaar om een
investering te doen op de begane grond. Daar
realiseren wij een ‘traffic generator’. Zo wordt het
kantoorgebouw een ontmoetingsplek met bijvoorbeeld
een barretje, een shop en een stomerij. Relaxte plekken
om te werken, een beetje netwerken en een coffee bar,
een plek waar je mensen ook echt kunt ontmoeten. Wij
zorgen voor alles wat het leven en werken aangenaam
maakt. Daarnaast zorgen wij voor de hightech
infrastructuur in het gebouw zoals internet, printen,
abonnementen van flexwerkers en betalingen. Komt
er een klant die zijn HQ boven in de toren wil, dan
regelen we dat ook. In zijn eigen stijl als hij dat wil.
Dit netwerk van plugandplay kantoren zetten we
op door heel Nederland, wat zeg ik; de wereld. Hier
kunnen mensen twee dingen doen, één is werken,
maar dat soort concepten kennen we al. Twee is nog
veel belangrijker; een plek waar mensen zich thuis
voelen. Want als het traditionele hoofdkantoor steeds
meer weg valt heeft iedereen een alternatief nodig.
Herkenbaar met dezelfde soort mensen als zijzelf, met
dezelfde gebruiken, met hetzelfde soort eten, ‘a sense
of belonging.’
Na de Maori, Sami en de Himba worden de heden
daagse ‘business nomads’ een eigen stam op de
wereld. En wij gaan zorgen dat ze een werkplek krijgen
waar ze zich thuis voelen.
E.Ch.L.M. Schaepman MM RMEduard Schaepman heeft voor zijn overstap naar de Chalet Group de kantoorruimte-verhuurder Regus op de internationale kaart gezet, schreef een boek: E-business de hype voorbij, en werkte op directieniveau bij onder meer Robeco, Fortis, Shell en SNT. Nu prijkt er Chief & Founder Tribes op zijn visitekaartje.
6
Professioneel vastgoed -management bij gemeenten: noodzakelijk voor het behalen van
maatschappelijke doelen
Gemeenten hebben veel doelen die ze
willen (of moeten) bereiken. Daarvoor
zetten ze drie middelen in: mensen
(personele inzet), geld (subsidies,
leningen, investeringen) en vastgoed
(gemeentelijke gebouwen en terreinen).
Gemeente bezitten zeer veel vastgoed. Uit onderzoek en in de praktijk blijkt
dat het beheren en exploiteren van dat gemeentelijk vastgoed vooral
neerkomt op technisch operationeel beheren en onderhouden en niet veel
meer dan dat. Van financieel beheer, accountmanagement, risicomanage-
ment of simpel gezegd: vastgoedmanagement is niet of nauwelijks sprake.
Lange tijd was daar geen vuiltje mee aan de lucht. De laatste jaren wordt
door allerlei ontwikkelingen in de omgeving van de gemeenten steeds
kritischer gekeken naar de inzet van de middelen die de gemeenten ter
beschikking staan (mensen, geld, vastgoed). En het wordt steeds meer
duidelijk dat het management van vastgoed ver achterblijft op het manage-
ment van personeel en financiën. En daarmee staat de inzet van het
instrument vastgoed ter discussie.
“Vastgoedmanagement bij gemeenten is vooral
technisch beheer.”
Met het vele vastgoed worden vele doelen gediend en bereikt. Maar de
vraag is of optimaal wordt omgegaan met de huisvesting van allerlei
maatschappelijke instellingen. Laten de gemeenten niet allerlei kansen
liggen en doen ze daarmee zichzelf (vastgoed is kapitaalsintensief en tot op
heden ook vrij arbeidsintensief ingericht bij gemeenten), het verenigings-
leven en de maatschappelijke instellingen niet tekort?
Kort gezegd: wordt er niet veel te veel tijd en geld verspild, doordat
gemeenten het management van hun vastgoed niet op orde hebben?
ir. P. de Kort MREIr. Patrick de Kort MRE is gespecialiseerd in het professionaliseren van gemeentelijk vastgoed. Hij is mede-oprichter en directeur van het Instituut voor Vastgoedmanagement (instituut VGM) en mede initiatiefnemer van het 2-jaarlijks Landelijk Onderzoek naar Vastgoedmanagement bij Nederlandse gemeenten (LOVGM).
Omvang portefeuilleWaar hebben we het dan over? Gemeenten zijn de grootste
eigenaren van maatschappelijk vastgoed. Een groot deel van
het totaal aan maatschappelijk vastgoed in Nederland blijkt
eigendom te zijn van gemeenten. Dit gaat dan om gemeente-
huizen, bibliotheken, scholen, buurthuizen, theaters, sport -
accommodaties, enzovoort. Gemeentelijk vastgoed ver tegen-
woordigt een waarde van naar schatting 30 miljard euro, wat
bijna net zoveel is als de totale Nederlandse commerciële
kantorenmarkt.
“De gemeentelijke vastgoedportefeuille
is bijna net zo groot als de
commerciële kantorenportefeuille.”
Vastgoedmanagement en gemeentenVastgoedmanagement binnen gemeentelijke organisaties
is onder de maat. Het Instituut voor Vastgoedmanagement
heeft onderzoek gedaan naar het vastgoedmanagement bij
Nederlandse gemeenten. Dit tweejaarlijkse landelijke onder-
zoek (LOVGM) is in 2014 voor de derde maal uitgevoerd. In
2014 namen 129 gemeenten deel aan het onderzoek. Dat is
een derde van alle gemeenten in Nederland. Het onderzoek
is dan ook representatief voor de gehele gemeentelijke markt.
De resultaten uit dit onderzoek zijn opmerkelijk!
De opvallendste resultaten van het LOVGM 2014 zijn weer-
gegeven in de bovenstaande afbeelding. Uit de cijfers valt
op te maken dat vastgoedmanagement bij gemeenten vaak
ontbreekt op enkele uitzonderingen na.
Vastgoed heeft vaak geen duidelijke plek binnen de gemeente en is vaak matig georganiseerd: » Bij 74% van de gemeenten is de vastgoed informatie van slechte tot
een gemiddelde kwaliteit. » Bij 69% van de gemeenten zijn geen vastgoedprocessen omschreven. » Bij 65% van de gemeenten zijn geen vastgoedprocedures vastgelegd. » Bij 56% van de gemeenten is er geen vastgoedbeleid. » Bij 54% van de gemeenten zijn geen vastgoedmanagementfuncties
omschreven. » Bij 52% van de gemeenten is qua vastgoed geen tot een gemiddeld
kennis- en opleidingsniveau. » Bij 50% van de gemeenten is geen centrale basisadministratie. » Bij 46% van de gemeenten is er geen ‘vastgoed’-verantwoordelijke
directie/MT-lid. » Bij 41% van de gemeenten is geen vastgoedmanagementinformatie
beschikbaar.
7SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
VerantwoordelijkhedenVeel gemeenten vinden vastgoed ook maar een lastig vraagstuk.
Uitspraken als “we zijn er niet van” of “vastgoedmanagement is geen
kerntaak” komen met enige regelmaat in de adviespraktijk terug.
Tegelijkertijd lijkt vastgoed ook een mooie bezuinigingspost. Er is wel
besef dat er in het vastgoed het nodige geld omgaat en dus moet er mee
bezuinigd worden. Maar waarop? De kaasschaaf methode wordt toegepast
om incidenteel financieel voordeel te behalen, maar er wordt meestal niet
duidelijk gemaakt wat daarvan structureel de gevolgen zijn. Budgetten die
worden wegbezuinigd zetten druk op het beheren en exploi teren van het
vastgoed en dat brengt risico’s met zich mee.
De gebruikers gaan het onderhoud niet ineens zelf doen. De gemeente blijft
als eigenaar verantwoordelijk voor groot onderhoud en de gemeente blijft
eindverantwoordelijk en aansprakelijk als zaken fout gaan. Blessures door
niet goed onderhouden sportvelden, chloordampen als filters in zwem-
baden het begeven, schade na brand terwijl brandblusapparatuur niet
functioneerde. De gemeente is en blijft als eigenaar voor behoorlijk wat
zaken eindverantwoordelijk. En dan ligt die verplichting nog zwaarder bij
de gemeente, die immers ook een verantwoordelijkheid heeft bij de
handhaving op wettelijke vereisten.
"Binnen gemeenten wordt steeds kritischer
gekeken naar de inzet van middelen (mensen,
geld, vastgoed)."
Risico’sWat kan er dan misgaan? Een scala aan incidenten met gemeentelijk
vastgoed heeft de laatste jaren de kranten gehaald. Het dodelijk ongeval in
een Tilburgs zwembad in 2011 is een triest dieptepunt geweest, waarbij
technisch onderhoud en toezicht tekort schoot. Op veel plaatsen hebben
wethouders hun portefeuille moeten opgeven omdat financiële tekorten aan
het licht kwamen. De recente commotie in de Eindhovense raad over de
wanorde binnen de gemeentelijke vastgoedorganisatie speelt al geruime
tijd. Op meerdere vlakken lopen gemeenten risico’s als het gaat over de
eigen vastgoedportefeuille.
Financieel: Vaak blijkt dat gemeenten de geldstromen rondom vastgoed-
objecten niet volledig in beeld hebben. Soms zijn de beschikbare budgetten
onvoldoende, zelfs voor het voldoen van de wettelijke verplichtingen die
een gebouweigenaar heeft. Soms zijn ze helemaal wegbezuinigd.
Fiscaal: Fiscale vraagstukken (met name BTW) zijn in vastgoed complex.
Vaak wordt er onvoldoende aandacht besteedt aan fiscale kwesties en blijft
er geld liggen of wordt juist –financieel- risicovol omgegaan met BTW-
constructies. Richting de belastingdienst is de gemeente als overheid een
partij die een voorbeeld moet zijn in de maatschappij. BTW- constructies
zijn dan risicovol en liggen gevoelig.
Handhaving: Gemeenten spelen verschillende rollen in het vastgoed. Een
aantal rollen die gemeenten spelen komen bij andere vastgoedeigenaren
niet voor, te weten wetgeving en handhaving. Dat is voorbehouden aan de
overheid. Het kan lastig worden als de eigenaarsrol en de handhavingsrol
van gemeenten door elkaar heen lopen. Een gemeente die voor de ver-
bouwing van haar eigen objecten geen of onvoldoende aandacht besteedt
aan het vergunningstraject als voorbeeld. Of een dorpshuis dat eigendom is
van een gemeente en waar klachten zijn met betrekking tot geluidsoverlast.
Soms wordt dit “opgelost” binnen de huurovereenkomst. Hierbij kunnen dan
de privaatrechtelijke en publiekrechtelijke verantwoordelijkheden door elkaar
heen gaan lopen, wat risico’s met zich meebrengt en mogelijke schadeclaims.
Verantwoording: Gemeenten worden ten aanzien van hun
vastgoedportefeuille steeds meer gedwongen om op te
treden als een “gewone” vastgoedeigenaar/beheerder,
waarbij verborgen subsidies niet zijn toegestaan. Natuurlijk
is er ruimte voor subsidiering, maar dan wel helder en
zichtbaar en volgens strakke regels. Sinds kort (2013) is de
Wet Markt en Overheid van toepassing. Binnen afzienbare
tijd wordt verwacht dat gemeenten ook vennootschapsbelasting
moeten gaan betalen over hun vastgoedactiviteiten.
In de praktijk zijn er nog veel situaties waarbij afspraken zijn
vastgelegd in huurcontracten die in strijd zijn met de Wet
Markt en Overheid. Gemeentelijk vastgoed wordt nog vaak
verhuurd onder de kostprijs aan maatschappelijke instellingen.
Soms worden in deze onder de kostprijs verhuurde ruimten
allerlei commerciële activiteiten ontplooid. Dorpshuizen waar
feesten en partijen worden gehouden. Kantines die geëxploi-
teerd worden als café. Maar ook winkels in het bezit van de
gemeente, waar onder de markthuur wordt verhuurd, is
concurrentie voor commerciële verhuurders. Het zijn allemaal
voor beelden van ongeoorloofde vormen van steun, van
ver bor gen subsidiering die de marktwerking kunnen verstoren.
Daar wordt steeds scherper op gelet vanuit het Rijk (via de
Autoriteit Consument en Markt).
Samengevat: Gebrek aan inzicht in de technische staat,
geen financiële transparantie, geen regie of organisatie,
geen beleid en visie en handelen in strijd met wet- en
regel geving zijn de factoren die spelen in het vastgoedvraagstuk
van de gemeenten. Als het gaat om circa 30 miljard euro aan
overheidsgeld is dat een schokkende conclusie.
“Op meerdere vlakken lopen gemeenten
risico’s als het gaat over de eigen
vastgoedportefeuille.”
KansenBuiten de beschreven risico’s laten gemeenten ook veel kansen
liggen. Gemeentelijk vastgoed bevat soms vastgoedpareltjes
(tafelzilver) die kansrijk zijn en kunnen worden benut. Goed
vastgoedmanagement ondersteunt niet alleen bij het behalen
van maatschappelijke doelen, maar kan soms ook aantrekkelijk
financieel gewin opleveren (eenmalige verkoopwinst en
structurele bezuiniging op onderhoud). Dat betekent wel dat
de hele portefeuille op de juiste manier in kaart moet
worden gebracht.
Goed vastgoedmanagement begint met de basis, de informatie
moet op orde zijn. Nu is de beschikbare info vaak technisch
van aard. Financiële gegevens ontbreken vaak, als ook goed
contractbeheer en goed accountbeheer. Sturen op financiële
parameters is een onbekend fenomeen bij gemeenten.
Betere inkoop en aanbesteden om schaalvoordelen te behalen
is nog schaars. Op huurderscontact en klanttevredenheid
wordt bovendien niet gestuurd. Daar liggen allemaal grote
kansen om te optimaliseren.
Dat vereist wel dat de huidige situatie bij gemeenten moet
veranderen. Waar vastgoed vooral technisch wordt benaderd
en de taken en verantwoordelijkheden zijn versnipperd
binnen de gehele gemeentelijke organisatie moet er een
centraliseringsslag worden gemaakt. Dossiers op orde
brengen, informatie verzamelen om de juiste management-
informatie te gaan leveren. Dat zijn de eerste basale stappen,
die anno 2015 nog steeds vrij zeldzaam zijn. Vastgoedbeleid
moet worden ontwikkeld. Als middel moet vastgoed, net als
financiën en personeel, worden erkend als een vaste pijler
in de organisatie.
Goed omgaan met de uitdagingen die op de gemeente
afkomen vereist een optimale inzet van alle middelen.
Voorzieningen in dorpskernen staan onder druk. De drie
grote decentralisaties zorgen voor meer taken voor
gemeenten. In veel kernen staan de onderwijsvoorzieningen
onder druk door teruglopende leerlingenaantallen.
Sportverenigingen hebben het moeilijk met vergrijzing en
ontgroening. Voor gemeenten wordt de keuze steeds
lastiger waar de middelen op ingezet gaan worden. Welke
activiteiten worden nog ondersteund en welke gaan
afgebouwd worden?
Ruimte blijft nodig, maar er kan slimmer mee omgegaan
worden door ze anders en multifunctioneler te benutten,
door bezettingsgraden omhoog te krijgen, kosten naar
beneden te brengen en huurprijzen meer transparant en
kostendekkend te maken. Subsidiëring niet via het vastgoed,
maar via de activiteiten, die huur moeten betalen voor het
vastgoed om transparantie te creëren. En vooral keuzes
waar op ingezet wordt door de gemeente, zodat beter op de
inzet van vastgoed gestuurd kan worden.
Professioneel vastgoedmanagement bij gemeenten, het
klinkt erg simpel en dat is het uiteindelijk ook. Maar simpel
is niet eenvoudig te realiseren. Binnen de gemeenten is een
geheel andere kijk op de inzet van middelen nodig. Dus hoe
gaan we om met vastgoed, welke doelen willen we bereiken,
en welke gelden hebben we daar dan voor over. Hier is veel
tijd, geld en politiek-bestuurlijke moed voor nodig. Aan de
vastgoedprofessionals de taak om helder te blijven maken
wat de voordelen zijn van het goed inzetten van vastgoed.
Dat daarmee nog een wereld te winnen valt, is zeker.
Geinteresseerd in een actieve samenwerking? Neem dan contact op met [email protected]
Geinteresseerd in een actieve samenwerking? Neem dan contact op met [email protected]
Geinteresseerd in een actieve samenwerking? Neem dan contact op met [email protected]
9SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Prijs versus waarde ‘Back to Basic’! Vastgoedtaxaties zijn de ruggengraat
van een nauwkeurige en betrouwbare
vastgoedmarkt die investeringen zal
aanmoedigen. Opgeblazen en onnauw
keurige waarden zullen negatieve
effecten hebben op het investerings
niveau in de markt als gevolg van een
verhoogd risico. De vastgoedsector is
van groot belang voor de Nederlandse
economie. Het bezit van vastgoed is een
manier om vermogen te laten renderen
via direct rendement, door de verhuur
van onroerend goed, evenals indirect
rendement, door de waardestijging van
onroerend goed. Het beleggen in vast
goed wordt als een relatief veilige en
bovenal stabiele belegging gezien. Een
scope van tientallen jaren is geen uit
zondering bij het beleggen in vastgoed.
Dit maakt dat bijvoorbeeld pensioen
fondsen vastgoed gebruiken als even
wichtige belegging in hun investerings
portefeuille.
L.G. Deen RT RMT Bert Deen is werkzaam als senior taxateur bij Dynamis Taxaties Nederland BV, opgericht voor het initiëren, coördineren en uitvoeren van landelijke taxatieopdrachten. Dynamis Taxaties Nederland BV is gevestigd in Utrecht en wordt versterkt door een team van meer dan tachtig taxateurs verspreid over 36 vestigingen door heel Nederland. Daarnaast verzorgt Bert lessen taxatieleer aan de DTN Academy en neemt hij deel aan diverse initiatieven op het gebied van de ontwikkeling van taxatiemodellen.
VeranderingDe ontwikkelingen en veranderingen in de vastgoedmarkt
gaan tegenwoordig sneller dan voorheen vanwege nieuwe
inzichten en veranderende behoeften van de consument.
Deze uitspraak is uiteraard een open deur. Dit geldt namelijk
voor alles, alles is tenslotte onderhevig aan verandering. Niet
alleen de vastgoedmarkt, maar de gehele economie. Sterker
nog, in alle facetten van het leven is verandering een feit.
De onzekerheid zit in het tempo waarmee veranderingen en
ontwikkelingen zich aandienen. De oorzaak is mijns inziens
inherent aan de informatie technologie die beter en sneller
wordt. Het vastgoed en het taxeren van vastgoed zijn auto -
matisch ook onderhevig aan veranderingen. Beschikking
over meer en betere data heeft de nodige invloed op het
taxeren. Het geheel wordt tran sparanter. Het gevaar ligt
hem in de ‘schijnzekerheid’ die dit met zich mee kan brengen.
Data zijn nog geen kennis. Via het internet kan men voldoende
data vinden om een openhartoperatie uit te voeren. Maar zelfs
met ondersteuning van de nodige filmpjes maakt je dat nog
geen hartchirurg. Zo is het ook in de wereld van de taxateur
die data moet omzetten in kennis. Het louter vermelden van
grote hoeveelheden data in lijvige rapporten is geen voor -
waarde noch een garantie voor betrouwbare taxaties. Als de
basis, het fundament, van het taxeren niet gelegd wordt in
opleiding en vakliteratuur, als de discussie over taxeren niet
blijvend gevoerd wordt, dan is de schat aan data niet meer
dan een vorm van windowdressing.
AFBEELDING 1
Inflatie bestendig
Geinteresseerd in een actieve samenwerking? Neem dan contact op met [email protected]
10
Abracadabra of algebraEen fundamentele basis in de taxatieleer is het onderscheid
maken tussen prijsconcept, waardeconcept en Worth-
concept. Dit is van essentieel belang in de taxatiepraktijk.
Deze methodieken en hun definities lopen al decennia door
elkaar. Mede door de vertaling van termen vanuit het Engels
naar het Nederlands ontstaat er nogal veel verwarring. Dit
heeft onder andere te maken met het feit dat verschillende
beroepsgroepen een andere invulling geven aan dezelfde
term. Daarnaast zijn er verschillende denkwijzen waar-
neembaar tussen de beroepsgroepen, wat niet zo vreemd
is gezien hun achtergrond. De één bepaald de waarde van
vastgoed vanuit de inkomsten die het genereert, anderen
maken een kostprijsberekening en roepen dat je alleen de
stenen moet taxeren. De taxateur heeft naast de cijfer-
matige benadering ook te maken met het gedrag van de
mens. Zijn empirische vermogen is essentieel. Ofwel iets
moderner uitgedrukt: zijn ’Gut feeling’ speelt mee.
“De onzekerheid zit in het tempo
waarmee veranderingen en
ontwikkelingen zich aandienen.”
Door de toename in activiteit van een aantal stakeholders
die zich meer profileren op het taxatiediscours dan voor heen,
zien we de diverse definities aangaande de taxatiebegrippen
meer naar elkaar toegroeien. Enkele stakeholders zijn: de
Royal Institution of Chartered Surveyors (RICS), opgericht in
1868, welke de International Valuation Standards hanteren
en TEGoVA (The European Group of Valuers’ Associations),
die de European Valuation Standards beheerd. Daarnaast
zijn er ook nog de International Financial Reporting Standards.
Ondertussen zijn er ook initiatieven in Nederland die
adviseren over welke richtlijnen te volgen en hoe om te
gaan met al die regels. Een voorbeeld daarvan is de Good
Practices van Het Platform van Taxateurs en Accountants
(PTA). Uiteindelijk zal de taxateur het gehele spectrum van
begrippen moeten kunnen duiden.
De taxateurWat is nu het verschil tussen prijs en waarde? En welk
waarde begrip hanteert de taxateur? En wanneer? En voor
wie? De basis begint bij de diverse benaderingen, zijnde
het prijsconcept, waardeconcept en worthconcept.
“Mede door Europese regelgeving
neemt het belang en de vraag naar
transparantie toe.”
Prijsconcept (Doen)Marktprijs is het bedrag waarop de balans wordt bereikt
tussen vraag en aanbod en een transactie tot stand komt in
een dynamische markt. Door middel van bieden en laten
komt men een prijs overeen. Daar waar de bied- en laatprijs
elkaar weten te vinden is de marktprijs geboren. Deze prijs
is een uitslag van een onderhandeling tussen partijen. De
koper offert hier zijn gelden om een object te verkrijgen.
Er is hier sprake van een individuele actie van een koper
die zich laat beïnvloeden door zijn begeerten. De verkoper
acteert ook vanuit zijn begeerten. Beide zijn in de veronder-
stelling een ruil/deal te hebben gemaakt die gunstig is voor
hen. Het is de begeerte die de partijen tot overeenstemming,
lees: prijs, brengt.
Waardeconcept (Verwachting)Marktwaarde is het geschatte bedrag waartegen vastgoed
tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige verkoper
na behoorlijke marketing in een zakelijke transactie zou
worden overgedragen op de waardepeildatum, waarbij de
partijen met kennis van zaken, prudent en niet onder dwang,
zouden hebben gehandeld. De marktwaarde is dus een
hypothese, een verwachting, een door een deskundige
geschat bedrag. De taxateur verwacht dat het getaxeerde
bedrag in overeenstemming met de definitie haalbaar is.
Worthconcept(Beleid)Worth is de waarde van een object voor een bepaalde eigenaar
of toekomstig eigenaar als individuele belegging of voor
bedrijfsdoeleinden. Persoonlijke omstandigheden spelen
hierbij een grote rol. De parameters bij de berekening in het
worthconcept zijn deels gelijk aan die van de berekening
van het marktwaardeconcept. Echter, in het worthconcept
wordt ook gebruik gemaakt van subjectieve elementen.
Het gaat dus om de waardering die de (kandidaat)koper
zelf toekent aan het object op basis van zijn eigen uitgangs-
punten.
BegripHet begrip van en onderscheid kunnen maken tussen de
drie concepten is van belang om verschillen in inzichten te
kunnen begrijpen. Het prijsconcept spreekt voor zich. Het
verschil tussen marktwaarde en Worth is lastiger.
AFBEELDING 2
De rekenmeester
11SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Een persoon of organisatie doet een investering of
belegging uiteindelijk om één reden; om er beter van
worden, om gewin. Dus de investeerder zal kopen als de
marktprijs lager is dan de contante waarde van de door
hem ingeschatte cashflow over een bepaalde periode
tegen een door hem gewenst rendement of als de
opbrengst voldoet aan de eisen die hij als investeerder
stelt.
CasusUw partner met wie u al sinds uw propedeusejaar wilt
samenwonen zegt tegen u: ‘’Nu wij allebei een vaste baan
hebben lijkt het mij een geweldig idee om te gaan samen-
wonen’’. U beaamt dit. “Mooi,” zegt uw partner. “Ik heb ook
al een koopwoning gezien in een geweldige buurt.” U gaat
kijken, en ja alles klopt. Maar er zijn meer kapers op de
kust, dus u brengt meteen een bod uit. Met een grote dosis
endorfine in uw lichaam gaat u bieden. De interactie tussen
laten en bieden verbindt u en de verkoper tot een overeen-
komst voor € 200.000,- (prijsconcept). Tot zover gaat alles
nog goed. Echter, uw studie en die van uw partner heeft een
fortuin gekost, dus u heeft een hypotheek nodig om het huis
te kunnen kopen. Een taxateur krijgt de opdracht van de
financier om de marktwaarde te bepalen. Nadat deze de
woning grondig heeft bekeken en goede referentiepanden
heeft gevonden maakt hij een rapport. De taxateur komt tot
de conclusie dat de woning € 180.000,- waard is (waarde-
concept). Uw argument dat u meer heeft betaald en dat
daarom de woning meer waard is gaat zo de ijskast in. Dat
is uw prijs en niet de waarde. De bank is niet geïnteresseerd
in wat u betaalt voor de woning, dat wisten zij namelijk al.
Zij is geïnteresseerd in de opbrengst van de woning als u
hen niet meer betaalt. Dan wordt namelijk de woning
verkocht en willen zij hun centen terug uit de opbrengst.
U hebt nu een probleem: u hebt een huis gekocht, maar u
krijgt geen hypotheek. Voorwaar een uitdaging.
AFBEELDING 3
Mi casa
Nu klopt er iemand aan die ook het door u gekochte huis
wilde hebben, maar u was hem voor. Hij zegt het huis te
willen kopen. Het huis wil hij verbouwen en gaan verhuren
aan studenten. Hij ziet mogelijkheden om op jaarbasis €
20.000,- aan huur te ontvangen en wil daarom € 220.000,-
betalen voor de woning. Voor hem is dat de beleggings-
waarde waarbij hij rendement op zijn investering maakt
(Worth). U bent blij, betaalt geen boete en houdt zelfs een
mooi startkapitaal over voor uw volgende huis. Houdt u er
echter rekening mee dat dit slechts een voorbeeld is. Het kan
uiteraard ook zijn dat de Worth lager is dan de marktwaarde
of uw prijs. Daarnaast zal een belegger altijd zijn best doen
om zo min mogelijk te betalen. Elke goede investering begint
tenslotte bij een goede inkoop.
“Data zijn nog geen kennis.”
Concluderend ben ik van mening dat alle vastgoedspecialisten
voldoende kennis moeten hebben van de diverse waarde-
begrippen om elkaar te begrijpen. Vastgoed vergaart steeds
meer een prominente plaats in de financiële verantwoording
bij organisaties. Mede door de Europese regelgeving neemt
het belang en de vraag naar transparantie toe.
AFBEELDING 4
Waarde of prijs
12
Introductie thema
Zuidas AmsterdamDe huurprijs van kantoren op de Zuidas
is weer bijna terug op precrisisniveau
(Vastgoedmarkt, 2015). In januari van
dit jaar is gestart met de bouw van een
appartementencomplex met daarin de
tweeduizendste woning van de Zuidas
(Gemeente Amsterdam, Zuidas, 2015).
Dit zijn enkele nieuwsberichten van dit
jaar die de ontwikkelingen en dynamiek
op de Zuidas benadrukken. De
ontwikkeling van de nieuwe gemengde
stadswijk en de aspecten die daarbij
komen kijken zijn onderwerp van dit
thema.
GeschiedenisDe ontwikkeling van de Zuidas als kantorenlocatie begon aan
het begin van de jaren 90 toen ABN AMRO er haar hoofkantoor
vestigde, ingegeven door de goede bereikbaarheid van de plek
dankzij de nabijheid van luchthaven Schiphol, de A10 en station
Amsterdam Zuid. De gemeente Amsterdam besteedde tot die tijd
meer aandacht aan de ontwikkeling van de IJoevers, maar door
de vestiging van de bank op de Zuidas verschoof de aandacht naar
deze nieuwe kantorenlocatie. Bij het opstellen van een masterplan
voor de Zuidas is een vergelijking gemaakt met andere Europese
steden met vergelijkbare ontwikkelingen van multifunctionele centra,
namelijk La Defense in Parijs en Canary Wharf in Londen (Zuidas
Amsterdam, 2009). Het toenmalige masterplan vormt nog steeds
de basis voor de huidige visie die in 2009 is vastgesteld. De ambitie
die daarin geformuleerd werd luidt als volgt: ”Een duurzaam
en succesvol stedelijk topmilieu, van internationale allure, met
Amsterdamse kwaliteiten” (Zuidas Amsterdam, 2009). Deze
ambitie wordt uitgesplitst in drie pijlers.
Toplocatie: succesvol en herkenbaarDe eerste pijler is de toplocatie. Om succes te behalen wordt
voortgebouwd op de gevestigde positie van de financiële
dienstverlening en advocatuur, waarbij gericht wordt op het
topsegment van kantoren en voorzieningen. Deze top wordt
doorgezet in de kwaliteit van de bebouwing.
Martha Hensbergen SERVICE Magazine redactie
Amsterdamse kwaliteit: compact en levendigDoor het benutten van de specifieke locatiekenmerken
wordt een hoogwaardig leefklimaat gecreëerd. Door
een breed scala aan voorzieningen moet een breed
publiek aangetrokken worden.
Duurzaamheid: efficiënt en verantwoordelijkDoor efficiënt en flexibel gebruik te maken van de
ruimte en door het openbaar vervoer en de fiets
optimaal te benutten. Om als toplocatie beschouwd te
worden moet de Zuidas voorop gaan in duurzaamheid.
Binnen het gebied van de Zuidas kan het project
Zuidas dok worden onderscheiden. Dit is een project met
als opdrachtgevers het ministerie van Infrastructuur
en Milieu, Stadsregio Amsterdam, provincie Noord
Holland en de gemeente Amsterdam. Binnen het
project Zuidasdok wordt de bereikbaarheid van de
Zuidas aangepakt, zowel over de weg als met het
openbaar vervoer. Het Zuidasdok omvat de volgende
aandachtspunten (Zuidasdok, 2014):
• Ondergronds brengen van de A10zuid ter hoogte
van het centrumgebied van Zuidas
• Uitbreiden van de A10zuid tussen knooppunten
De Nieuwe Meer en Amstel
• Uitbreiden van station Amsterdam Zuid en
inpassing stedelijk en regionaal openbaar vervoer
• Inrichting van de vrijkomende openbare ruimte
Binnen dit project wordt gestreefd naar een optimali
satie van de leefbaarheid via de infrastructuur.
Dit magazine zal de Zuidas vanuit verschillende
perspectieven belichten.
Planontwikkeling in dienst van het besluitvormingsproces ZuidasdokZo begint Bert van Eekelen van Arcadis met een artikel
over besluitvorming binnen een dergelijk complexe
ontwikkeling. Dit artikel welke is geschreven vanuit
het vakgebied van de sociale wetenschap. Het
artikel begint met een beschrijving van verschillende
plannen die op de Zuidas zijn ontworpen. Aan de
hand van verschillende modellen wordt het proces
van besluitvorming met de verschillende stakeholders
beschreven. Er wordt afgesloten met een aantal
aanbevelingen voor het onderwijs om dergelijke
complexe ontwikkelingen in de toekomst aan te pakken.
Wonen op de ZuidasHoewel de Zuidas het imago heeft van een kantoren
locatie, ontwikkelt het zich ook steeds meer als woon
locatie. Wim Wensing van Amvest schreef een artikel
over wonen op de Zuidas en de kansen voor beleggers
in de residentiële sector in het gebied.
Het artikel ‘Wonen tussen de kantoren’ beschrijft
de doelgroep voor wonen op de Zuidas en gaat
daarnaast in op het geschikte woonproduct voor deze
doelgroep.
PlacemakingVincent Kompier zal ingaan op het concept van
placemaking, toegepast op de Zuidas. Het betreft hier
de ontwikkeling van een aantrekkelijk stedelijk gebied
en de inspanningen die daarbij nodig zijn. Anders dan
andere toenmalige ontwikkelingen in Amsterdam,
moest er bij de ontwikkeling van de Zuidas rekening
worden gehouden met bestaande gebruikers. Het
ontwikkelen van voorzieningen was een uitdaging.
Hoe moeten voorzieningen ontwikkeld worden waarvoor
(nog) niet genoeg draagvlak is bij de bewoners?
Placemaking gaat uit van het gebruik van de openbare
ruimte door alle betrokken partijen in het proces te
integreren. Het artikel sluit af met een aanbeveling
voor de verdere ontwikkeling van de Zuidas.
VastgoedfraudeTot slot hebben we ook een gastcolumn, geschreven
door Vasco van der Boon (Financieel Dagblad). Hij
gaat in op de vastgoedfraude, en meer specifiek op de
mogelijkheid dat een nieuwe vastgoedfraude zich zal
aandienen.
De bouw van het woongebouw Symphony is het start
punt, waarna wordt teruggeblikt op de afgelopen
vastgoedfraude. Nu het proces bijna is afgerond maakt
Van der Boon de balans op. Is de vastgoedwereld
wakker geschud? Met behulp van voorbeelden wordt
deze vraag beantwoord.
BronnenGemeente Amsterdam, Zuidas. (2015, januari 20).
AM en Bouwinvest starten bouw appartementen
Summertime. Opgeroepen op januari 24, 2015,
van Zuidas: http://www.amsterdam.nl/zuidas/
nieuws/2015/01januari/ambouwinvest/
Vastgoedmarkt. (2015, januari 21). Huurprijs Zuidas-
kantoor bijna terug op pre-crisisniveau. Opgeroepen
op januari 24, 2015, van Vastgoedmarkt: http://www.
vastgoedmarkt.nl/nieuws/2015/01/21/huurprijszuidas
kantoorbijnaterugopprecrisisniveau
Zuidas Amsterdam. (2009). Visie Zuidas. Amsterdam.
Zuidasdok. (2014).
Zuidasdok. Opgeroepen op januari 24, 2015, van
Amsterdam Zuidas: http://www.amsterdam.nl/zuidas/
menu/zuidasdok/
Uwadvertentiehier?
ContactHet SERVICE Magazine is één van de grootste academische vakbladen, zeker in het vastgoed. Met adverteren in het SERVICE Magazine heeft u: • een bereik van 1.500 studenten (20%) en alumni of
aanverwante professionals (80%)
• een sponsorship aan een kwalitatief hoogwaardig vakblad
• een directe verbinding met docenten, afstudeerders en studenten aan de Technische Universiteit Eindhoven
Heeft u naar aanleiding hiervan nog vragen?
Kijk dan op onze website: www.service-studievereniging.nl
Gerben SinkeAcquisitie/Bedrijvenrelatiesacquisition@servicestudievereniging.nl06 22 06 26 37
14
Planontwikkeling in dienst van het besluitvormings -proces ZuidasdokKijkend naar de planontwikkeling van
het Zuidasdok in Amsterdam, vraagt
menigeen zich af waarom de
besluitvorming zo lang heeft geduurd
en waarom het plan tussentijds diverse
keren zo ingrijpend is aangepast.
Om meer begrip te krijgen over de
duur van het besluitvormingsproces en
de tussentijdse wijzigingen in het plan,
moeten we dieper inzoomen op het
soort van besluit wat genomen is, de
betrokken beslissers en vooral naar de
betekenis die het besluit voor de
betrokken overheden heeft. We doen
dat vanuit het perspectief van
bestuurscultuur en besluitvorming.
Voortschrijdend inzichtZuidasdok is het beste te beschrijven als het project waarbij de nog
verder uit te breiden infrastructuur van de rijksweg A10, de trein
en metro, samen met het station (de Openbaar Vervoer Terminal)
wordt ingepast in de ontwikkeling van het nieuwe stedelijk centrum
aan de Amsterdamse Zuidas. Ten behoeve van die inpassing zijn in
de loop van de tijd diverse ontwerpen gemaakt. De ambitie was alle
infrastructuur en het station geheel ondergronds te brengen zodat
erboven vastgoed kon worden gerealiseerd en de stad kon worden
“geheeld”. De huidige infrabundel vormt immers een barriere tussen
de stadsdelen Amsterdam Zuid en Amsterdam Buitenveldert.
De uiteindelijke beslissing bepaalt echter dat “slechts” de A10 in
twee tunnels ondergronds wordt gebracht en dat de capaciteit
ir. A.L.M. van Eekelen MBABert van Eekelen is consultant en procesmanager bij vraagstukken in infrastructuur en gebiedsontwikkeling in de complexe arena van het meervoudig opdrachtgeverschap. Sinds 1990 adviseert hij de luchthaven Schiphol en van 2005-2012 was hij verantwoordelijk voor het integraal ontwerp in de managementteams van de opvolgende projectdirecteuren en rijksadviseurs op de Zuidas. Hij is gastdocent construction management aan de Universiteit Eindhoven en doet zelf promotieonderzoek aan de faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam.
van het station wordt uitgebreid terwijl de sporen
bovengronds blijven. Hoewel het niet onmogelijk is
gemaakt om op een later moment de sporen alsnog
ondergronds te brengen, is niet te voorspellen of dat
ooit nog gaat gebeuren. De tijd zal het leren.
Ontwikkelingen in het planOm de opvolgende aanpassingen in het plan voor
Zuidasdok beter te begrijpen is het niet voldoende
te kijken naar wat er keer op keer in de plannen
veranderd is. We moeten vooral proberen te begrijpen
waarom de aanpassingen zijn doorgevoerd. Dat “waarom”
heeft een directe relatie met “wie gaat er over?”
In het “wie gaat er over” moet onderscheid gemaakt
worden tussen Zuidas en Zuidasdok. Zuidas is de
gebiedsontwikkeling in de verantwoordelijkheid
van de gemeente Amsterdam om het gebied tussen
Amsterdam Zuid en Buitenveldert te transformeren
tot een nieuw stedelijk centrum, rondom de stations
Amsterdam Zuid en Amsterdam RAI.
Zuidasdok is, zoals al aangehaald, de ambitie om de
uitbreidende hoofdinfrastructuur van wegen en sporen,
zodanig in te passen in de Zuidas, dat een modern
centrumgebied met internationale allure kan ontstaan.
Aanvankelijk was de gemeente Amsterdam zelf helemaal
geen voorstander van de Zuidas. De kaarten voor een
hoogwaardige gebiedsontwikkeling waren gezet op
de ontwikkeling van Amsterdam Waterfront aan de
IJoevers. Toen onder druk van de marktpartijen in
1994 gestudeerd mocht worden op de mogelijkheden
van de Zuidas, is vrijwel direct het idee van het
Zuidasdok geboren. Er waren volop sceptici die niet
geloofden in de haalbaarheid van een dergelijk idee.
De voorstanders realiseerden zich dat Amsterdam dit
niet alleen zou kunnen. Voor aanpassing van rijks
infrastructuur is medewerking van de rijksoverheid
noodzakelijk. Het zoeken naar de samenwerking heeft
grofweg drie stadia gekend.
15SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Figuur 1 Masterplan Zuidas 1996
AFBEELDING 1
Masterplan 1996
De eerste periode tot 2004 werd er, samen met ProRail en Rijks
waterstaat, onderzoek gedaan naar de kosten en risico’s van het
ondergronds brengen van de infrastructuur in een zogenaamd
“dokmodel”. Gelijktijdig werd er met een privaat consortium van ABN
Amro, ING en NS vastgoed onderzoek verricht naar de mogelijk
heden van de bebouwbaarheid van de tunnels in het “dok”. Zie figuur
2 op de volgende pagina.
De tweede periode, van 20052008, kenmerkt zich door het in
samenspraak met mogelijke financiers trachten op te richten van een
consortium, met een minderheidsparticipatie van het Ministerie van
Financiën en de gemeente Amsterdam; een vorm van Publiek Private
Samenwerking (PPS). Er is in die periode vooral gesleuteld aan het
optimaliseren van de “business case” door de bouw te versnellen
en een zo groot mogelijke hoeveelheid bebouwbare grond zo snel
mogelijk in de markt te kunnen zetten.
De derde periode, van 20092012, bevond zich in de steeds ernstiger
aandienende financiële en vastgoedcrisis. Behoorlijk wat tijd
is nodig geweest om “het breiwerk” weer uit elkaar te halen en,
met nog beschikbare publieke middelen bij het ministerie van
Infrastructuur en Milieu, de Provincie NoordHolland, de Stadsregio
Amsterdam en de Gemeente Amsterdam, een nieuw plan te smeden.
“Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan…”
Focus op de dominante actoren en hun belangenDe lens waarmee we nu naar het plan van het Zuidas
dok gaan kijken, is een model wat is ontwikkeld aan
de faculteit Sociale Wetenschappen van de Vrije
Universiteit Amsterdam. Het model stelt niet, zoals
we dat vaak geneigd zijn te doen, het plan centraal,
maar ziet het plan, het construct, als een middel
voor de betrokken bestuurders om betekenis te
geven aan de thema’s die zij op hun persoonlijke en
politieke agenda hebben staan. Daarbij staan tijdgeest
en bestuurscultuur centraal en voltrekt zich een
competitief onderhandelingsspel. Zie figuur 3 op de
volgende pagina.
Het construct is daarmee meer dan slechts het
feitelijke plan, het ontwerp. Het construct is ’het
verhaal’ of de betekenis die het heeft voor de
betrokken actoren. Het gaat daarmee niet alleen
over wat er mee wordt bereikt (het resultaat), maar
ook over wat het kost, welke risico’s ermee zijn
gemoeid en last but not least: met wie zal er worden
samengewerkt. Het construct gaat dus om de 1)
inhoud (het ontwerp), 2) de business case (kosten/
baten/risico’s) en 3) de governance (door wie en hoe
gaat er samengewerkt worden).
16
Figuur 2 Dokmodellen
AFBEELDING 2
Overzicht dokmodellen Een selectie uit plannen voor het Zuidasdok, afkomstig van de projectorganisaties Zuidas en Zuidasdok
FIGUUR 3
Model VU Model van de Vrije Universiteit wat niet het
project maar de temporele en culturele gelaagdheid
centraal stelt (de Heer et al. 2010)
Het is voor inhoudelijk betrokkenen vaak moeilijk om niet het plan
(de inhoud, het ontwerp) centraal te stellen. Maar er is nu eenmaal
geen minister van de A10 en geen wethouder van de Zuidas. Een
besluit over de A10 is slechts een van de vele issues die de agenda
van de minister van Infrastructuur en Milieu bepalen. De Zuidas is
slechts een van de vele ontwikkelingen die spelen in de agenda van
de wethouder van Ruimtelijke Ordening. Daardoor spelen er bij de
afweging en besluitvorming over een project zoals Zuidasdok ook
hele andere zaken dan vanuit het project zelf worden gezien.
Met andere woorden: kijk niet zozeer naar de inhoud van een project,
maar kijk vanuit het besef dat bestuurders veel issues in hun agenda
hebben naar de betekenis van een mogelijk besluit, voor de positie
van de betrokken bestuurders en de realisatie van hun ambities.
Betekenis voor betrokkenenBesluitvorming over het Zuidasdok gaat over het ondergronds
brengen van wegen en sporen, maar het gaat ook over de dagelijkse
consequenties die dit heeft voor de betrokken organisaties.
Rijkswaterstaat en ProRail zijn verantwoordelijk voor de veiligheid
en het functioneren van rijkswegen, treinsporen en stations en
vanuit die hoedanigheid uitermate kritisch op tunnels. Zij krijgen
te maken met hogere kosten van exploitatie en onderhoud, extra
veiligheidsrisico’s en beperkingen in de mogelijkheden van latere
uitbreidingen.
Stratification(gelaagdheid)
Temporal
Cultural
Narrative powerBasic construct
Alternative solutions
Counter narrative
Power of actorsPosition
Room to maneuver
Discursive arenaWho, what, where?
Rationalities
Masterplan 1996 Stapeldok 2004
Tekenen en rekenen 2005
Tekenen en rekenen 2006 Voorkeursbeslissing 2012
Masterplan 1998
17SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
FIGUUR 4
Afweging bestuurders
Afwegingen door bestuurders gaan over bestuurlijke
noodzaak en politieke wil (Van Eekelen et al. 2013)
Niet alleen de aanleg van tunnels is complex (Haagse
Tramtunnel en NoordZuidlijn Amsterdam) maar ook
de openstelling wil nog wel eens op problemen stuiten
(A2 Leidsche Rijn, A73/A74)
Om te besluiten over het Zuidasdok moeten vele ver
schil lende belangen worden afgewogen. De voordelen
moeten worden afgewogen tegen de kosten, de risico’s,
de overlast tijdens de bouw en de uiteindelijke effecten
voor de betrokken organisaties.
Competitieve coöperatieZelfs al gaat het in de samenwerking tussen overheden
uiteindelijk allemaal om “belastinggeld”, het gaat
in de onderhandeling wel om de wijze waarop het
onderling wordt verdeeld en uitgegeven. De belangen
zijn verschillend. Iedere betrokken bestuurder wordt
door zijn eigen achterban (de Tweede Kamer, de
Gemeenteraad) aangesproken en afgerekend op diens
prioriteiten en keuzes.
Aangezien er altijd veel projecten om aandacht en
financiering vragen, zijn de beschikbare middelen
beperkt en moeten er prioriteiten worden gesteld.
De betekenis van projecten is voor de betrokken
overheden verschillend, de prioritering meestal ook.
Toneel en coulissenAls organisaties samenwerken, dan is aan de oppervlakte
slechts beperkt zichtbaar “hoe dat werkt”. We noemen
wat we zien en ervaren het toneel’’. Maar willen we
weten waarom het werkt zoals het werkt, dan moeten
we ons achter de coulissen begeven om te zien welke
onderlinge afspraken en (vaak wettelijke) regels daar
aan ten grondslag liggen.
Bij een te nemen investeringsbeslissing, zoals het Zuidasdok, dienen
meer afspraken gemaakt te worden dan “wie betaalt wat” en “wie
draagt welke risico”.
De huidige situatie wordt zodanig gewijzigd dat ook de bestaande
samenwerking tussen partijen zal wijzigen. Het kan daarbij gaan over
vraagstukken omtrent het operationele beheer en de exploitatie,
maar ook over de verantwoordelijkheid voor veiligheid. Vaak gaat het
ook over de wijze waarop onderling kosten worden verrekend.
Dergelijke afspraken moeten worden gezien vanuit de belangen van
partijen. We noemen het domein van die belangen ’de kleedkamers’.
Om te begrijpen wat er speelt in competitieve coöperatie tussen
overheden, dienen we kennis te hebben van wat er speelt. Niet alleen
op toneel, maar ook achter de coulissen en in de kleedkamers (De
Ruiter, 2000).
Het uiteindelijke besluit en de betekenisDe bestuursovereenkomst Zuidasdok is op 9 juli 2012 door
de toendertijd demissionaire minister van Infrastructuur en
Milieu, de Gedeputeerde van de provincie NoordHolland, de
portefeuillehouder van de stadsregio en de wethouder Ruimtelijke
Ordening van Amsterdam getekend.
Deze overheden hebben afgesproken om het plan wat toen voorlag
uit te werken en verder uit te voeren. Met de daarbij behorende
afspraken over wie doet wat, en wie welk deel van de benodigde 1,4
miljard euro betaalt.
Hoewel het plan aanzienlijk afwijkt van de eerdere dokmodellen, zijn
toch alle betrokken overheden en hun bestuurders tevreden met het
genomen besluit. Het is in deze tijd van crisis dan ook nog steeds te
zien als een omvangrijk besluit.
De minister van Infrastructuur en Milieu krijgt voor haar bijdrage
van circa 1 miljard euro niet alleen een ondergrondse A10 met 2 x
6 rijstroken, maar ook een mogelijkheid om het station verder qua
capaciteit uit te breiden. Nu kan dat door de verbreding van huidige
perrons, stijgpunten en toegangen. Later is er een mogelijkheid om
er eventueel nog extra sporen en een perron aan toe te voegen.
Hoewel verdere spooruitbreiding een apart besluit zal vergen is die
mogelijkheid er met de huidige bovengrondse ligging van de A10 in
ieder geval niet.
FIGUUR 5
Toneel en coulissen
Governance
Kosten, baten,risico's
Waarden en belangen
Construct,plan, ambitie
TONEEL
COULISSEN
KLEEDKAMERS
Functies enprocessen
Facilities
Contracten,concessies,
Service level agreements
Belangen
?
Facilities
Uitbreiding/aanpassing/verplaatsing functies
Functies enprocessen
Bouwproces
18
De stadsregio en provincie, verantwoordelijk voor
het regionaal openbaar vervoer, krijgen voor hun
gezamenlijke bijdrage van circa 200 miljoen euro een
bus en tramstation direct nabij de stationentree,
hetgeen de overstap tussen de lokale en regionale
OV reizigers op de trein en de metro veel sneller en
comfortabeler maakt.
De stad krijgt, op de tunnels van de A10, een ruime
stationsomgeving als hart van haar nieuw stedelijk
centrum waarbij, dankzij het ondergronds brengen
van de autosnelweg, een aanzienlijk aantrekkelijker
milieu kan ontstaan. De voor de centrumfunctie zo
noodzakelijke woningbouw wordt beter mogelijk.
Daartoe draagt de stad Amsterdam ook circa 200
miljoen euro bij in de kosten.
Lessons learned voor het onderwijsDe besluitvorming rond Zuidasdok en de daarmee
samenhangende ontwikkeling zijn een voorbeeld van
lokaal initiatief en proactieve inzet van Amsterdam.
Het blijkt echter nog niet zo eenvoudig om in de arena
van competitieve coöperatie tot overeenstemming te
komen. Het is een zoektocht naar het juiste moment
waarop bestuurders, ieder vanuit eigen agenda en
ambities, gelijktijdig hun handtekening willen zetten
onder een plan met business case en governance.
We dienen ons te beseffen dat onze opleidingen nog
nauwelijks rekening houden met de dynamiek en
ambiguïteit in dergelijke besluitvormingsprocessen.
Veel van de opleidingen in de ruimtelijke ontwikkeling,
of ze nu gericht zijn op techniek, financiering of
contractering, zijn project georiënteerd. Ze gaan
vaak uit van eenduidig opdrachtgeverschap en de
mogelijkheid om vanuit functionele eisen tot een
ontwerp te komen. Het ontwerpen staat daarbij in
dienst van het bouwproces.
Besluitvormingsprocessen zoals die van Zuidasdok
vragen om een interactieve benadering van mogelijk
opdrachtgeverschap (governance), daarmee samen
hangende scope en functionele eisen, oplossingen en
plannen, en de daarmee samenhangende kosten, baten
en risico’s.
De noodzaak van het vinden van samenhang tussen
techniek en business cases vinden we reeds terug in
benaderingen zoals ’Life Cycle Costs’ en ‘Total Costs of
Ownership’.
Het is daartoe al noodzakelijk gebleken dat disciplines
in techniek, finance en legal samenwerken en tot
integrale producten komen.
Maar Zuidasdok bewijst dat het gaat om de verbinding
tussen de inhoudelijke disciplines en de wereld van
bestuurscultuur en besluitvorming, de sociale weten
schappen. Om te weten in welk toneelstuk je zit,
moet je van “achter de coulissen” èn “de kleedkamers”
weten.
Bronnen(De Ruiter 2000) De multiculturele arena, oratie.
Ruiter, A. de Katholieke Universiteit Brabant 2000
ISBN 9075001266 Universiteit Tilburg
(De Heer 2010) Besturen onder druk: Bestuurscultuur
en infrastructurele besluitvorming in Nederland.
Heer J.M. de, M. Berendse, H.L. Duijnhoven & S. Merkus
Vrije Universiteit, Rozenberg Amsterdam 2010
ISBN 9789036101967
(Van Eekelen et al 2013) Zeven sleutels voor een waarde-
volle afweging Eekelen, B. van, N. Albers, B. van Bussel,
E. Bijleveld, J. van den Berg, M. Hinsenveld, Centrum
Ondergronds Bouwen Gouda 2013
De Dokwerkers, Reconstructie van planontwikkeling en
besluitvorming van Zuidas en Zuidasdok.
Eekelen, A.L.M. van, R. Snieders en S. de Wilde, uitg.
Neerlands diep 2014 ISBN 9789082056327 en
digitaal te downloaden: (http://neerlandsdiep.nl/
bibliotheek/dedokwerkers)
19SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Thema column
Weinig weerhoudt de Zuidas van een nieuwe vastgoedfraude
Een themanummer van SERVICE
Magazine over de Zuidas in Amsterdam
kan niet compleet zijn zonder te refe
reren aan de vastgoedfraude – het
grootste fraudeonderzoek van de
Nederlandse justitie ooit. Alleen al
omdat het beeldbepalende complex
in het hart van de Zuidas de oranje
bakstenen Symphonytorens zijn.
Die twee Symphonytorens staan ook
symbool voor het corruptieschandaal
rond Rabo Bouwfonds en het Philips
Pensioenfonds.
Symphony is de spil van de Zuidas, omgeven door zoveel andere
gebouwen die spelers uit deze corruptiezaak huisvesten: het WTC,
het ABN Amrohoofdkantoor, de rechtbank, Eurocenter, en veel van
al die advocaten en notariskantoren die zich met deze fraude of de
daaraan verbonden vastgoedtransacties hebben bemoeid.
Vrijwel alle fraudeverdachten hebben een rol gespeeld bij de
bouw van Symphony. Van exBouwfondsdirecteur Jan van Vlijmen
tot en met gedelegeerd projectontwikkelaar Hans van Tartwijk.
Uiteindelijk zijn de vermoede onregelmatigheden rond Symphony
in de strafzaken tegen de verdachten slechts zijdelings ter sprake
gekomen. Op het moment van de invallen en arrestaties op 13
november 2007 was de bouw van Symphony nog in volle gang. Het
complex moest nog worden opgeleverd. Er was nog niet afgerekend.
Symphony was bij wijze van spreken een bankroof in voorbereiding.
Bij de vervolging gaf justitie voorrang aan voltooide kraken, omdat
die harder bewijsmateriaal opleveren.
Bovendien had het Openbaar Ministerie de luxe dat
er voor de tenlasteleggingen in de vastgoedfraude
keuze genoeg was uit frauduleuze projecten.
Er zijn een dozijn vastgoedprojecten aan de
verdachten voorgelegd, maar volgens de Rabobank,
de huidige eigenaar van Bouwfonds, zijn alle 550
vastgoedprojecten van Bouwfonds tussen 1995
en 2006 gecorrumpeerd. De berechting van de
verdachten had dus ook over een aantal andere
projecten kunnen gaan. Zelfs over andere projecten
op de Zuidas.
Het Amsterdamse gerechtshof nadert op het moment
van dit schrijven de afronding van de berechting van
de grootste groep verdachten. Op 27 februari 2015
heeft het hof over hun lot beschikt. Een moment om
eens de balans op te maken, zo’n zevenenhalf jaar
na de invallen. Heeft deze massale actie van justitie
de vastgoedwereld opgeschud? Zijn de Zuidas en de
vastgoedmarkt nu schoner dan voor de arrestatiegolf?
Hebben de leidende marktpartijen, de toezichthouders
en de wetgever adequaat gereageerd?
Het antwoord moet driemaal nee luiden. Er zijn de
afgelopen jaren vrijwel geen maatregelen genomen
die een herhaling van deze affaire kunnen helpen
belemmeren. Twee voorbeelden ter illustratie.
Allereerst de rol van de taxateur. Dat is een opvallende.
In Nederland wordt geen kantoor, winkelcentrum
of appartementencomplex verkocht zonder dat er
een taxateur aan te pas is gekomen. Verondersteld
kan worden dat de medewerking van taxateurs
onontbeerlijk is om fraude met vastgoed mogelijk
te maken. Aspirantfraudeurs zouden dan vooral
proberen de taxateur een valse taxatie te laten
maken, zodat het vastgoed te goedkoop kan worden
ingekocht, of te duur kan worden verkocht. Om
daarna het kunstmatig gecreëerde verschil met
de werkelijke waarde heimelijk te delen met de
medeplichtigen in dit spel.
Mis. Het rare is dat onder de ruim vijftig verdachte
personen (en 75 verdachte bedrijven) in de vastgoed
fraude bij Philips en Bouwfonds justitie geen taxateurs
heeft aangetroffen.
V. van der BoonVasco van der Boon is redacteur van Het Financieele Dagblad. Hij schrijft over fraude, affaires en witteboordencriminaliteit. Hij is co-auteur van de non-fictie-bestsellers De vastgoedfraude (2009), het vervolg daarop De ontknoping (2012), en De val van SNS Reaal (2013).
20
Ongeveer elke andere schakel in de bedrijfskolom
van het commerciële vastgoed leverde wel
ver dachten in deze zaak: bankdirecteuren, pensioen
fondsdirecteuren, makelaars, aannemers, architecten,
notarissen, projectontwikkelaars en ga zo maar door.
Allemaal omgekocht volgens het Openbaar Ministerie
en de rechtbank. Maar er is en was geen enkele
taxateur onder de verdachten.
Hoe kan dat? Kennelijk hoefden de vastgoedfraudeurs
geen taxateur om te kopen om te kunnen frauderen.
Taxateurs zijn namelijk gewoon legaal te koop.
Een opdrachtgever die ontevreden is met het bedrag
dat een taxateur toekent aan een pand, kan eindeloos
onder taxateurs blijven shoppen zonder dat dit bekend
wordt gemaakt. Een taxatierapport meldt niet of
onlangs een andere taxatie is uitgebracht met een heel
andere waardebepaling. Taxateurs melden niet of een
opdrachtgever heeft geprotesteerd tegen een eerdere
waardering. De accountants krijgen niet te horen
welke informatie de taxateurs hebben gekregen voor
hun waardebepaling.
In deze lacunes zou een taxatieregister kunnen
helpen voorzien. Dat is een register waarin taxateurs
registreren welke waardes zij wanneer aan welk pand
hebben toegekend. De financiële toezichthouders,
de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële
Markten hebben na de vastgoedfraude en de crisis
op de vastgoedmarkt de afgelopen jaren voor zo’n
taxatieregister gepleit. Tevergeefs. De taxateurs
hebben deze pleidooien vertraagd en omgebogen
tot een mogelijk taxateursregister: een opsomming
van taxateurs. Dat is iets heel anders. Daardoor blijft
duister welke waarderingen in het verleden op basis
van welke informatie aan panden zijn toegekend.
Daardoor blijft er in de toch al notoir intransparante
vastgoedmarkt grote ruimte om de perceptie van
marktwaardes van vastgoed te manipuleren. En blijft
er volop gelegenheid voor een nieuwe vastgoedfraude.
Een ander aanknopingspunt voor toekomstige aspirant
fraudeurs heeft de wetgever per 1 januari 2015 in
Nederland ingevoerd, hopelijk onbedoeld. In een
poging de door de Organisatie van Economische
Samenwerking en Onderzoek (OESO) herhaaldelijk
gekapittelde slappe houding van Nederland tegenover
corruptie in het bedrijfsleven aan te scherpen, is sinds
1 januari de wet veranderd.
Op het eerste gezicht lijkt Nederland daardoor
duidelijk strenger geworden tegenover omkoping,
wat de vastgoedfraude in essentie is. De maximale
straf hiervoor is namelijk verdubbeld naar vier jaar.
De maximale straf voor ambtenaren die zich laten
omkopen is nog verder omhoog gekrikt.
Maar de betreffende wetstekst voor de liefhebber:
Wetboek van Strafrecht, artikel 328ter lid 1
introduceert een causaal verband dat moet bestaan
tussen de steekpenningen en een tegenprestatie
van de omgekochte persoon. Dat causale verband
hoefde hiervoor niet zo duidelijk aanwezig te zijn om
corruptie bewezen verklaard te krijgen. Tot 1 januari
was het doorslaggevende criterium voor corruptie
dat een gift verborgen moest zijn gehouden, zoals de
werknemer in loondienst die de van een zakenrelatie
cadeau gekregen Ferrari niet bij zijn baas meldt.
De nieuwe wetstekst luidt: ‘Hij die, anders dan als
ambtenaar, werkzaam zijnde in dienstbetrekking
of optredend als lasthebber, naar aanleiding van
hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking
of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of
nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift,
belofte of dienst aanneemt dan wel vraagt, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier
jaren of geldboete van de vijfde categorie.’ Naar
aanleiding van het cadeau handelen in strijd met
zijn plicht… Dat causale verband is vaak, heel vaak,
moeilijk te bewijzen. Moeilijker dan dat een cadeau
is verzwegen. Een Jan van Vlijmen bijvoorbeeld, de
hoofdverdachte van de vastgoedfraude, heeft tijdens
zijn berechting juist de hele tijd betoogd dat hij deed
wat Bouwfonds en zijn bazen van hem verwachten.
Het was zijn plicht om corrupt te zijn, aldus de
gewezen Bouwfondsdirecteur.
Nee. Frauderen in het vastgoed is niet uitgeroeid,
en niet doorslaggevend belemmerd. Op de Zuidas is
het wachten op een nieuwe vastgoedfraude. Of die
nieuwe vastgoedfraude zo meteen ook weer in de
openbaarheid komt, is maar zeer de vraag.
21SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
De Zuidas als nieuw centrum van Amsterdam;hoe met placemaking als instrument
een volwaardig nieuw stadscentrum
is te ontwikkelen
De Zuidas in Amsterdam is een uniek
stuk stad in wording. Uniek in zowel
verschijningsvorm als totstandkoming.
Bij de ontwikkeling van de Zuidas
heeft ontwerpend en ontwikkelend
Nederland zich opnieuw moeten
uitvinden. Wat is er gedaan om de
Zuidas tot aantrekkelijk stedelijk
gebied te ontwikkelen en wat is
daarvan te leren? En welke rol heeft
het begrip ‘placemaking’ daarin?
Terug in de geschiedenisWie vandaag de dag terugkijkt ziet dat de ontwikkelgeschiedenis
van de Zuidas gekenmerkt wordt door een aantal bijzondere keuzes
op het ontwerp en ontwikkelvlak die daarmee het huidige (en
toekomstige) beeld van de Zuidas bepalen. Om dit beeld scherp
te krijgen en de keuzes te begrijpen is een kort overzicht van de
ontwikkeling van de Zuidas essentieel. Aanvankelijk was de Zuidas
‘slechts’ een van de vele kantoorlocaties van de gemeente Amsterdam
die werden ontwikkeld, naast bijvoorbeeld Sloterdijk en Amstel III,
een locatie waarvan de unieke positie van de plek nauwelijks was
ontdekt. Bij de oplevering van het World Trade Center Amsterdam
in 1985 wordt die positie en potentie langzamerhand zichtbaar.
Al in 1979 was de Amsterdamse Rechtbank naar de Parnassusweg,
die de Zuidas kruist, verhuisd. Beide gebouwen hebben een groot
volume, dat binnen de bestaande stedelijke structuur van Amsterdam
met haar smalle kavels moeilijk een plek kon vinden. In 1981 is het
zuidelijke stuk Ringweg A10 geopend, waarmee per dag duizenden
automobilisten over de Zuidas reden. Daarmee werd de potentie van
de plek duidelijk: goed bereikbaar, zichtbaar vanaf de autosnelweg en
met nog genoeg ruimte om verder te ontwikkelen.
Boomtown Amsterdam als vonkDe manifestatie Boomtown Amsterdam, in 1988
georganiseerd door het lokale architectuurcentrum
ArcAm wekte als vonk voor het aanstichten van een
frisse blik van stadontwikkelaars op de Zuidas als
locatie voor nieuwe stadsontwikkeling. De manifestatie
was een vervolg op het boek Boomtown Amsterdam
waarin een overzicht werd gegeven van nieuwe bouw
projecten aan de (toenmalige) randen van de stad,
zoals de IJoever en de Ringweg (Stichting ARCAM,
1988). Dit boek liet zien dat de strategische ligging
ten opzichte van de luchthaven aan de ene kant en
het oude stadscentrum aan de andere kant volop
ontwikkelingskansen bood. Opvallende afwezige in de
plannen in Boomtown Amsterdam was het wonen aan
de Zuidas; het werd vooral als kantorenlocatie voor het
hogere segment gezien.
Dit imago van kantorenlocatie werd versterkt toen
midden jaren negentig de discussie losbarstte over
de herontwikkeling van de IJoevers in Amsterdam. De
gemeente zag graag grote (financiële) instellingen als
de ABNAMRObank van de binnenstad verhuizen naar
de IJoevers, met als doel het verlies van dergelijke
grote instellingen voor de verdere ontwikkeling van de
binnenstad te beperken. De bank koos echter anders,
namelijk voor de Zuidas. De verhuizing naar het nieuwe
hoofdkantoor dat in 1999 gereed kwam wordt als
belangrijke mijlpaal in de verdere ontwikkeling van
de Zuidas gezien. Tot dan toe zag de gemeente weinig
potentie in de Zuidas; zij richtte haar energie op het
ontwikkelen van (woon)gebieden langs de IJoevers,
het Oostelijke Havengebied en IJburg.
De gebruikelijke manier van stadsontwikkelen waarbij
polders werden opgespoten om daarna een op
papier bedachte structuur uit te kunnen rollen, zoals
Amsterdam dat gewend was te doen in de Westelijke
Tuinsteden, Buitenveldert, AmsterdamZuidoost en
later IJburg, was op de Zuidas niet mogelijk. Hoewel
het leek alsof er genoeg ruimte was, had de stad toch
te maken met bestaande structuren en eigenaren. Bij
de ontwikkeling van de Zuidas komt de functie wonen
relatief laat aan de orde.
drs. V. KompierVincent Kompier werkt sinds 1994 in het veld van ruimtelijke ordening en stadsontwikkeling. Hij heeft zowel bij de overheid, de Technische Universiteit Delft als bij particuliere bureaus als De Architekten Cie. gewerkt. Vanuit zijn bureau textoer werkt hij momenteel als onderzoeker, publicist, gastcriticus en moderator.
22
Pas eind jaren negentig, op het moment dat de keuze wordt gemaakt
om een nieuw stadscentrum te ontwikkelen in plaats van een louter
kantorenlocatie, komt deze functie in beeld. Want wonen wordt als
functie voor een gemengd stadscentrum onontbeerlijk geacht.
Met de oplevering van de New Amsterdam woontoren in deelgebied
Mahler in 2009 is wonen op de Zuidas een feit. Is daarmee de garantie
geleverd dat de Zuidas een gemengd stedelijk gebied wordt? Een
‘uitdagende, sociale, aantrekkelijke, gezonde, duurzame en vitale
leefomgeving?’ zoals de gemeente ambitieus voorstaat? Dat is de
vraag.
Wonen als minst stedelijke functieOm die uitdagende leefomgeving te krijgen is de woonfunctie sec
niet van belang. Sterker: de woonfunctie en andere (stedelijke)
functies kunnen elkaar danig in de weg zitten. Momenteel woedt er in
Amsterdam een discussie over de toegenomen drukte in het centrum,
waarbij vooral de woon en de toeristische functies elkaar flink in de
weg zitten. Een kenmerk dat voor meer grote Europese steden geldt,
waar de aantrekkingskracht op een groot publiek langzamerhand zelf
een probleem is geworden (Hajer & Reijdnorp, 2001).
Daarnaast is wonen in feite de minst stedelijke functie die er
is. In woongebieden zonder andere functies beperkt zich de
levendigheid tot het auto wassen op zaterdag. Wonen is als functie
ingewikkeld; voor stadsontwikkelaars zowel zegen (draagvlak, meer
inwoners, meer belasting voor de stad) als vloek (weinig tot geen
functiemenging, verbuitenwijkisering van binnenstadsgebieden).
En ook vanuit de kantoorfunctie bekeken is de woonfunctie niet
noodzakelijk.
AFBEELDING 1
Zuidplein Bron: Gemeente Amsterdam, Zuidas. Foto: Eric Dix
Er is weinig toegevoegde waarde. Weliswaar bijten
kantoorgebruikers en bewoners elkaar niet, maar
van wederzijdse synergie is weinig sprake. Waar
de kantoor en woonfunctie elkaar ontmoeten is
bij de voorzieningen. Dan is er wel degelijk een
overlap in belangen; zowel de kantoorklerk als de
bewoner heeft baat bij voorzieningen als een bakker,
stomerij, krantenkiosk en warenhuis. Maar waar
op papier gouden bergen worden beloofd aan het
voorzieningenprogramma (klaar in 2040) hebben
huidige gebruikers het te doen met een aanbod dat
op een relatief laag aantal gebruikers is afgestemd.
Dat is een dilemma. En daarmee komt de crux van
de centrumontwikkeling die de gemeente op deze
plek voorstaat naar voren. Want hoe voorzieningen
te ontwikkelen waar (nog) niet genoeg draagvlak aan
bewoners voor is? Door middel van nieuwe ontwerp
en ontwikkeltechnieken kan ervoor gezorgd worden
dat de openbare ruimte dermate aantrekkelijk is zodat
nieuwe voorzieningen zich kunnen gaan vestigen.
Placemaking als nieuwe strategieDat die manier van planning in Amsterdam wordt
toegepast blijkt uit de Zuidas Integrated Placemaking
Strategie (ZIPS) uit 2011 (Gemeente Amsterdam &
ARUP, 2011). Dit is een vervolg op de Visie Zuidas
uit 2009, waarin een belangrijk moment in de
ontwikkeling van de Zuidas wordt gemarkeerd.
23SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
AFBEELDING 2
Zuidplein Bron: Gemeente Amsterdam, Zuidas. Foto: Marc Dorleijn
In de Visie Zuidas wordt onderkend dat de Zuidas zich
dient te ontwikkelen van zakencentrum tot stedelijk
centrum “met een gemengd milieu”. De ZIPS versterkt
deze visie en tracht de visie in heldere lijnen uiteen te
zetten. De ingewikkeldheid van het ontwikkelen van een
plek waar aan de ene kant al mensen werken en wonen
en aan de andere kant nog volop wordt gebouwd wordt
onderkend: “Om de Zuidas te ontwikkelen tot een
rijke, authentieke en betekenisvolle plek, is het nodig
complexe en soms zelfs tegenstrijdige componenten
met elkaar te verenigen” (Gemeente Amsterdam &
ARUP, 2011). De ZIPS heeft als strategische focus eerder
de korte termijn waarbij het begrip ‘placemaking’
wordt gelanceerd. Dat is opvallend: zonder dat de
stadsontwikkelaars dit doorhebben wordt hiermee
een nieuw begrip in het ontwikkelen van de stad
geïntroduceerd. Placemaking komt uit de Amerikaanse
en Engelse praktijk en staat voor een interactief proces
met alle betrokkenen.
Bij placemaking wordt het gebruik (en niet de
vorm geving) van de openbare ruimte als uitgangs
punt genomen (Project for Public Spaces, 2008).
Placemaking versterkt de verbinding tussen mensen
en de plaatsen die ze delen.
Doel is om samen de openbare ruimte zo te ontwikkelen dat de
gedeelde waarde ervan wordt gemaximaliseerd. In simpele woorden:
door planning, ontwerp, beheer, programmering en gebruik
integraal te bezien wordt de waarde van de openbare ruimte door
iedereen onderkend. En niet alleen door stedenbouwkundigen of
vastgoedontwikkelaars. Placemaking biedt technieken aan om de
immateriële kwaliteiten van de openbare ruimte, die gebruikers
vaak hanteren, als: ‘gezellig’, ‘veilig’, ‘mooi’ of ‘vriendelijk’ te kunnen
meten en verbeteren. Het Institute for Public Spaces heeft in Amerika
meer dan duizend verschillende openbare ruimtes onderzocht
en komt tot de volgende vier kernvoorwaarden voor succesvolle
openbare ruimtes: toegankelijkheid, activiteiten, comfort en
gezelligheid (Project for Public Spaces). Ook de ZIPS spreekt over
ontwerpprincipes waarmee naar de verdere ontwikkeling van de
Zuidas gekeken dient te worden, zoals: “Probeer vanaf het begin
een levende stad te creëren”; “Beschouw het als een deel van
Amsterdam, een plek in de wereld” en: “Richt je altijd op het creëren
van een gevoel van volledigheid” (Gemeente Amsterdam & ARUP,
2011). Deze principes zijn gekoppeld aan gebiedsbrede strategieën
zoals: �Integratie met de stad”. Aan elke strategie is een kernvraag
gekoppeld, zoals bij “Integratie met de stad” de vraag: “Is het
deelgebied aangesloten op de nabijgelegen gebieden?”.
24
De ZIPS bestaat niet uit dwingende regelgeving. Het is een instru
ment voor sturing van het proces voor de verdere ontwikkeling van
de Zuidas dat integraal ontwerpen probeert te stimuleren.
Van een- naar meerdimensionaal gebruikIn de (vastgoed)wereld die wordt gedomineerd door cijfers en tabel
len mogen de ZIPSprincipes, afgeleid van Placemaking, wellicht
‘vaag’ klinken. Toch is het van belang om bij het doorontwikkelen
van de Zuidas een dergelijke methode te hanteren. Want inmiddels
zijn er naast kantoorgebruikers ook bewoners op de Zuidas, met
eigen ideeën en belangen, en is de openbare ruimte de plek waar
de belangen van alle gebruikers samenkomen. Daar dient vorm en
richting aan gegeven te worden. De waarde van de openbare ruimte
draait om het welbevinden van de gebruiker. En de diversiteit
aan gebruikers op de Zuidas is alleen maar groter geworden.
Hoewel er (te?) veel aandacht gaat naar de vormgeving van de
openbare ruimte, iets waar Nederland de afgelopen twintig jaar
grote sprongen heeft gemaakt, is het daadwerkelijk goed laten
functioneren van de openbare ruimte vooral een organisatorische
en sociale opgave. Als bij (her )inrichting van een plein, park
of straat rekening wordt gehouden met de wensen van de
verschillende gebruikers is de kans op een succesvolle openbare
ruimte groot. En de range aan Zuidasgebruikers is inmiddels veel
groter geworden. Zo laat het onderzoek “Sport op de Zuidas,
Kansen voor sport en stad” zien dat bij de ontwikkeling en
bouw van het Zuidasdok mooie kansen liggen om sport en
stadsontwikkeling aan elkaar te koppelen (Casas Valle & Kompier,
2013). De bouw van het dok is bij uitstek iets waar de klimsport
zich – zij het tijdelijk zou kunnen uitleven en tilt de jaarlijkse
Hakken & Pakkenrun de Zuidas uit boven het dagelijks gebruik
door kantoorwerkers en bewoners.
Door het begrip placemaking te hanteren bij de
verdere ontwikkeling van de Zuidas wordt de kans
om zich daadwerkelijk te ontwikkelen tot uitdagende,
sociale, aantrekkelijke, gezonde, duurzame en
vitale leefomgeving aanmerkelijk vergroot, omdat
de nietfysieke kenmerken van de openbare ruimte
in de planning, ontwerp en uitvoering worden
geïncorporeerd. Met een stuk stad zoals iedereen
zich zou wensen als resultaat.
BronvermeldingCasas Valle, D., & Kompier, V. (2013). Sport op de Zuidas:
Kansen voor sport en stad. Amsterdam: StadForum.
Gemeente Amsterdam & ARUP. (2009). Visie Zuidas.
Amsterdam: Zuidas Amsterdam.
Gemeente Amsterdam & ARUP. (2011). Zuidas integrated
placemaking strategy. Amsterdam: Dienst Zuidas.
Hajer, M., & Reijdnorp, A. (2001). Op zoek naar nieuw
publiek domein: Analyse en strategie. Rotterdam: NAi
Uitgevers.
Project for Public Spaces. (2008). Succesvolle
openbare ruimtes: Praktijkvoorbeelden en principes.
Utrecht: CROW.
Project for Public Spaces. (sd). What is Placemaking?
Opgehaald van http://www.pps.org/reference/what_
is_placemaking/
Stichting ARCAM. (1988). Boomtown Amsterdam:
Ontwerpen om de stad. Amsterdam: Stichting ARCAM.
AFBEELDING 3
Zuidplein Bron: Gemeente Amsterdam, Zuidas. Foto: Bas Uterwijk
25SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Wonen tussen kantorenBeleggen in huurwoningen in de vrije
sector staat weer volop in de belang
stelling. Door de gedaalde woning
prijzen en de grote vraag naar goede
huurwoningen in grote delen van
de Randstad lijkt voor beleggers
een uitstekend instapmoment te zijn
ontstaan. Daarbij kijken beleggers vooral
naar Amsterdam. De Amsterdamse
woningprijzen zijn met ruim 10%
gestegen (NVM Q3 2014, Q3 2013)
en de hoofdstedelijke woningmarkt
is na de crisis opnieuw ‘hot’.
Volop kansen voor beleggers om de
geplande woningprojecten op de
Zuidas snel op te pakken zou je zeggen.
Of toch niet?
Het nieuwe La Défense? De oorspronkelijke plannen voor de Zuidas stammen van ver voor
de crisis en het ambitieniveau was torenhoog. Op de Engelstalige
website van het woningproject New-Amsterdam valt te lezen: ‘The
Zuidas is known abroad as the Financial Mile. In the next few years,
almost 2.2 million square metres of office and housing space will be
added …. Its setup is comparable with that of La Defense in Paris
and The Docklands in London’.
Nader beschouwd telt La Défense slechts 20.000 inwoners, relatief
weinig ten opzichte van de 2,5 miljoen vierkante meter kantoorruimte.
De Docklands heeft veel meer inwoners. Zij wonen echter niet in de
hoog bouwlocaties rondom Canary Wharf maar aan de randen van het
gebied.
De Zuidas zoekt veel meer de combinatie van het wonen
en het werken. De ‘Visie Zuidas’ uit 2009 spreekt op dat
moment al van de overgang van een kantoorlocatie naar
een gemengd milieu. Het ontwikkelprogramma voorziet
tot 2040 in een ontwikkeling van een kleine 9.000
woningen in het volledige plangebied, bij realisatie van
het Dokmodel. Bij volledige realisatie van deze Visie
Zuidas staat tegenover 1 inwoner 80m2 kantoorruimte.
In La Défense bedraagt de verhouding 1 inwoner per
125m2 kantoorruimte en domineert de kantoorfunctie
(Visie Zuidas 2009).
“Zuidas is zakendistrict met uniek
gemengd karakter."
Amsterdam ontwikkelt met de Zuidas een eigen en
unieke gemengdstedelijke locatie. De verwijzingen
naar de succesvolle zakendistricten in Londen en Parijs
lijken dan ook meer bedoeld om de kwaliteit van het
gebied te onderstrepen.
Maar zijn mensen ook bereid om te wonen tussen
kantoren?
DoelgroepHet woonproduct zou moeten aansluiten bij het te
realiseren hoogwaardige en internationale zakencentrum.
Volgens Eefje Voogd Makelaardij is het gebied onder
ander populair bij mensen die terug willen keren naar
de stad. ‘De meesten van hen hebben veel gereisd
en weten de stedenbouwkundige en architectonische
setting van de Zuidas te waarderen. Ze zijn gewend
aan een hoge levensstandaard en wonen bij voorkeur
in een hoogstedelijke omgeving (nul20, 2014)’
Een andere belangrijke doelgroep zijn de werknemers
op de Zuidas waarvan een deel uit het buitenland
komt en internationaal werkt. Daarnaast is er voorzien
in een beperkt sociaal programma en zullen op termijn
800 studentenwoningen worden gerealiseerd.
Drs H.W. Wensing MSRE MRICSAls directeur investment management wordt Wim Wensing direct gecon-fronteerd met de turbulente woningmarkt en met een veranderingen binnen de doelgroep. Wim Wensing studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit en behaalde een vastgoed master opleiding aan de Universiteit van Amsterdam. Wim is na zijn studietijd zijn carrière gestart in de vastgoedsector (o.a. bij Meeùs en ING Real Estate), waarvan de laatste 10 jaar in leidinggevende posities. Bij Amvest is Wim Directeur Investment Management. Daarnaast is hij professioneel lid van de RICS en bestuurslid van de Stichting Vastgoeddata StiVAD.
26
Echter, wonen op de Zuidas zelf is veelal niet weggelegd
voor de gewone man. De gemiddelde WOZwaarde
(2013) van een woning op de Zuidas is met een bedrag
van € 520.000 ruim het dubbele van het gemiddelde in
Amsterdam (€250.000) (Fris Makelaars, Gebiedsanalyse
2015 Buitenveldert/Zuidas Stadsdeel Zuid). De huidige
woningvoorraad bestaat uit een mix van koop en vooral
geliberaliseerde huur in het hoge en topsegment.
Grafiek 1 bevestigt dat het aantal mensen met een hoog
inkomen in het gebied in en rondom de Zuidas ruim
hoger ligt dan het gemiddelde in Amsterdam.
De economische crisis haalde een forse streep door
de plannen en ambities van deze eerste investeerders.
Huur en koopprijzen moesten drastisch naar beneden
worden bijgesteld. De aanvankelijke prijzen in New
Amsterdam zijn bijvoorbeeld bijgesteld van circa 18
euro per vierkante meter naar gemiddeld circa 12 euro
per vierkante meter. De meest courante types werden
tegen de 14 euro per vierkante meter verhuurd. Toch
zou het te makkelijk zijn om deze eerste mindere
ervaringen alleen toe te schrijven aan de crisis.
“Ambitieniveau voor wonen lag
aanvankelijk veel te hoog."
Zoals vele woongebouwen van voor de crisis lag de
nadruk bij het ontwerp meer op gevel en uitstraling
dan op het wooncomfort. Ook hielden de woningen
weinig rekening met de doelgroep, vooral niet met de
expat. De allowances (de bijdrage van werkgevers in
de huisvesting van hun werknemers) van met name de
young professionals zijn meestal niet hoog genoeg om
een appartement van € 1.200, exclusief servicekosten,
of meer per maand te huren. Dubbele bewoning,
gebruikelijk in steden als Londen of Parijs, is moeilijk
omdat bijna alle appartementen, heel Nederlands,
maar een badkamer hebben.
Volgens het document ‘Visie Zuidas’ uit 2009 mikte
de gemeente op een gemiddelde woninggrootte van
125 vierkante meter per appartement. Bij de hierboven
genoemde prijzen per vierkante meter liggen de
huur prijzen per woning in combinatie met vaak hoge
servicekosten op een niveau dat alleen bereikbaar is
voor een heel kleine doelgroep. De grootste appar te
menten concurreerden qua prijsstelling met binnen
stedelijke woningen en ondervonden de grootste
prijsdruk.
De eerste investeerders hebben verlies genomen. Na
aanpassing van de prijzen zijn hun projecten wel weer
vlot verhuurd of verkocht. Alleen Eurocenter kent nog
wat leegstand. Nieuwe projecten lopen uitstekend.
Het wonen tussen kantoren blijkt velen toch prima te
bevallen.
WoonmilieuHet gemengde milieu van de Zuidas heeft de verwende
(internationale) bewoner veel te bieden. Inmiddels telt
de Zuidas vele restaurants en een aantal hotels. Sport
en culturele voorzieningen zijn deels op de Zuidas zelf
te vinden of liggen bij wijze van spreken om de hoek.
Ook telt de Zuidas veel scholen en opleidingsinstituten,
vele met een internationaal karakter.
Belangrijk is ook de goede bereikbaarheid van het
gebied, een manco van veel andere ontwikkellocaties.
Tram, metro, trein zijn allemaal aanwezig. Het centrum
van Amsterdam is snel met de fiets bereikbaar en de
A10 loopt dwars door het gebied.
Woningtype Aandeel (%)
Koop 66%
Huur 34%
waarvan sociaal 5%
waarvan geliberaliseerd 29%
Totaal 100%
GRAFIEK 1
Zuidas: vergelijking van de inkomensverdeling
(Gemeente Amsterdam O&S, 2013)
De doelgroep en de woningvoorraad sluiten goed aan bij
het ambitieniveau van het hoogwaardige zakencentrum.
De eerste ervaringen met woningen op de Zuidas zijn
echter gevarieerd.
Eerste ervaringenDe wolkenkrabbers en de luxueuze appartements
gebouwen aan de fifth avenue in New York waren
de inspiratiebron voor de architecten voor de eerste
woningen op de Zuidas. De appartementsgebouwen
Eurocenter, New Amsterdam en Symfony stralen
enorme luxe uit. Het mocht en moest ook wat kosten.
De oorspronkelijke koop en huurprijzen lagen op
een niveau dat in Nederland nog niet eerder op een
dergelijke schaal was gerealiseerd.
TABEL 2
Zuidas: huidige woningvoorraad
Gemeente Amsterdam Projectbureau Zuidas, diverse
projectsites
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
lage inkomens
laag - EU-grens
EU-grens - 43.785
43.785 - 1,5x modaal
1,5 - 2x modaal
> 2x modaal
Zuidas en omgeving
StadsdeelZuid
Amsterdam
27SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
De nabijheid van Schiphol onderstreept opnieuw het
internationale karakter en is tevens een unique selling
point van het wonen op de Zuidas.
Steeds meer hoofdkantoren van grote nationale en
internationale bedrijven kiezen (of hebben gekozen)
voor de Zuidas als zetel van hun hoofdkantoor. Dit
trekt een veelheid van internationaal werkende
adviseurs aan. De aanwezigheid van hoogwaardige
kennis kan weer aanleiding zijn voor nieuwe bedrijven
om de Zuidas als vestigingslocatie te kiezen.
Kortom, het woonmilieu is uitstekend en de clustering
van hoogwaardige werkgelegenheid is nog volop
aan de gang. Dit zijn goede uitgangspunten voor
meer investeringen door residentiële beleggers.
Hoe aantrekkelijk is de Zuidas voor deze beleggers?
Beleggen in de ZuidasOnder invloed van het economische hoogtij van begin
deze eeuw zijn de eerste woongebouwen op de Zuidas
ontworpen met een zeer hoog ambitieniveau. De
beoogde doelgroep van Zuidasbewoners kiest echter
niet en masse voor het grote en luxe appartement van
destijds.
Ook de shortstay verhuur van de eerste Zuidas
appartementen verliep niet altijd even succesvol.
De hoge mutatiegraden brachten ook hoge kosten
met zich mee, terwijl de doelgroep van drukke
internationale managers ook tevreden was geweest
met een minder grote (en dure) woning.
Toch heeft de Zuidas zich in bijna alle opzichten
bewezen als een residentiële toplocatie. De bereik
baarheid is uitmuntend en het scala aan voorzieningen
in de directe of indirecte omgeving is enorm. Met
het juiste product zal de vraag het aanbod ruim
overtreffen. En dat is precies waar een lange termijn
belegger in essentie naar op zoek is.
Om de risico’s op het gebied van de exploitatie te
kunnen beheersen zullen beleggers ten opzichte van
de eerste woningen streven naar een lagere absolute
huurprijs, wat zich in de praktijk zal vertalen naar een
kleiner woningtype. De nieuwe wet en regelgeving
maakt het ook goed mogelijk om deze woningen in de
vrije sector te kunnen verhuren.
Om de woonlasten verder te drukken zullen beleggers
eveneens trachten om het niveau van de servicekosten
te beheersen. De strengere EPCnorm levert hieraan
automatisch een bijdrage, maar luxe voorzieningen als
zwembaden zullen niet snel terugkeren.
Tenslotte is het nog van belang om aan te stippen
dat de Zuidas geen homogeen gebied is. Toekomstige
bewoners en investeerders beoordelen de verschillende
deelgebieden elk op hun eigen kwaliteit, waarbij
bijvoorbeeld het Mahlergebied de expat meer zal
aanspreken en de randgebieden meer vraag zal kennen
van huurders die voor langere termijn willen huren.
Mooie toekomstInstitutionele beleggers hebben momenteel weer
volop belangstelling voor de woningsector. Beleggers
hebben veel investeringsruimte. De Randstad en met
name Amsterdam staan hoog op de verlanglijst omdat
hier de hoogste economische en demografische groei
wordt verwacht.
De Zuidas is een toplocatie. Het gebied heeft een
eigen en uniek karakter. En de prijzen voor erfpacht
zijn hoog. Om rendement te kunnen halen zullen de
huurprijzen eveneens op een hoog niveau moeten
liggen. Voor de beste plekken zullen de prijzen in de
huidige markt richting 15 euro per vierkante meter
moeten bedragen.
“Zuidas blijft toplocatie voor de
woningbelegger."
Beleggers bedienen graag een brede doelgroep.
Er is meer focus gekomen op het middensegment
van de huurmarkt. Voor dit segment hanteren de
meeste beleggers een bovengrens van circa 1200 euro.
Dit betekent dat de gemiddelde woning kleiner zal
worden dan de oorspronkelijk geplande gemiddelde
oppervlakte van 125 vierkante meter.
De Zuidas heeft veel te bieden aan vele doelgroepen.
Investeerders in de Zuidas kunnen goede zaken doen.
Vanwege het hoge prijsniveau zal het niet altijd
makkelijk zijn maar door goed gebruik te maken
van de behoeftes van de diverse doelgroepen valt er
meerwaarde te creëren.
BronnenFris makelaars, http://frisgroep.nl/particulier/wonen/
Gebiedsanalyse 2015 Buitenveldert/Zuidas Stadsdeel
Zuid
Gemeente Amsterdam O&S, 2013
Gemeente Amsterdam Projectbureau Zuidas, diverse
projectsites
NUL20, platform voor woonbeleid in de regio
Amsterdam, juli 2014
NVM Q3 2014 vs Q3 2013
Visie Zuidas 2009, Dienst Ruimtelijke Ordening
Gemeente Amsterdam, Arup London.
28
Vastgoed in het buitenland
Ich habe noch einen Koffer in Berlin...Berlijn is hip, Berlijn is sexy, Berlijn is
booming. Sinds 2012 maakt Berlijn een
groei door die vergelijkbaar is met de
euforie na de val van de muur 25 jaar
geleden.
Niet alleen de woningmarkt ziet
verkopen en bouwproductie in korte
tijd verdubbelen, huren fors stijgen en
verkoopprijzen toenemen, ook de hotel
en kantorenmarkt kent een ongekende
bloei. Veertigduizend nieuwe inwoners
komen jaarlijks naar het trendy Berlijn,
met in hun kielzog ruim 11 miljoen toe
risten (met 25 miljoen overnachtingen),
die het blijkbaar lukt om met passen
en meten via het 50 jaar oude vliegveld
Tegel de stad te bereiken.
Hoe is het om als Nederlander in deze metropool te werken? En dan bedoel
ik specifiek in de vastgoedsector. Vergeet Amsterdam of Rotterdam, of het
kleinstedelijke Breda of Arnhem. Na Londen en Parijs wordt Berlijn de derde
Europese megastad. Maar dan wel verdeeld in deelgemeenten met wel
250.000 inwoners, die weer zijn opgedeeld in tientallen wijken (“de Berliner
Kiez”).
Aankomst op de luchthaven van Berlijn: is dit het nou?Vijf keer per dag vliegt KLM tussen Amsterdam en Berlijn. Na een uurtje
land je bij gate D van de oude luchthaven Tegel. Met alleen handbagage zit
je 5 minuten na de landing al in de taxi naar het centrum.
Deze ongekende luxe voor de zakenreiziger zal nog 3 jaar
in ere worden gehouden, want het grootste schandaal van
Berlijn, de nieuwe luchthaven Berlin-Brandenburg, is nog
steeds niet open en zal pas na 2018 in gebruik genomen
worden (ruim 6 jaar te laat). Met de taxi ben je in 10
minuten op de beroemde Kurfürstendamm, het winkel- en
businessdistrict van West-Berlijn. Naar de Potsdamer Platz
is het nog een kwartier verder rijden.
“Berlijn is arm, maar sexy en booming.”
Ons BPD-kantoor ligt bij de Kudamm (zoals de Berlijners
het zelf uitspreken), in de wijk Charlottenburg. In de veelal
prachtige 19e en vroeg 20e eeuwse gebouwen is naast de
woonfunctie vooral de zakelijke dienstverlening gevestigd,
zoals banken, notarissen, advocaten, adviesbureaus en
dergelijke. Op elke straathoek tref je restaurants aan met
gerechten uit alle werelddelen. Omdat bedrijfskantines
ontbreken, bieden zij zeer goedkope lunches aan van € 4 tot
€ 6. Om 12 uur zie je de notaris in driedelig pak broederlijk
naast de buurvrouw in de rij staan voor een bord lekker
warm eten, dat gezamenlijk staande aan een tafel wordt
genuttigd, terwijl ondertussen heftig de Berlijnse politieke
schandalen besproken worden.
Grote moderne kantoorgebouwen zijn beperkt aanwezig,
hoewel na de ‘kantorenboom’ rondom de Potsdamer Platz
en de Friedrichstrasse, in de periode 1995-2005, nu ook
rond Bahnhof Zoo de glazen wolkenkrabbers de grond uit
schieten, zoals het Upper West, Walldorf Astoria hotel. De
renaissance van een achtergebleven centrumgebied werd
vorig jaar al ingeluid door de komst van het nieuwe winkel-
centrum BIKINI (17.000 vierkante meter), dat zich richt op de
mode- en designsector van Berlijn. Overigens werd vorig
jaar ook de Megamall of Berlin (76.000 vierkante meter) bij
de Potsdamer Platz geopend, waardoor Berlijn tweemaal
meer winkelmeters heeft per 1000 inwoners dan Amsterdam,
terwijl leegstand nauwelijks aanwezig is.
Waar komt deze groei vandaan? Allereerst lijkt het economisch
beleid van de stad zijn vruchten af te werpen. Er zijn enorme
overheidsinvesteringen gedaan in de wetenschaps- en
technologie sector.
drs. H. JoostenHan Joosten is bijna 20 jaar werkzaam bij het Bouwfonds, sinds 2005 als hoofd van de afdeling Marktonderzoek van Bouwfonds Property Development en verantwoordelijk voor de strategische marktonderzoeken, onder andere naar de woningmarkt in Nederland en Europa. In 2013 is Han tevens in Berlijn benoemd als vestigingsdirecteur en verantwoordelijk voor de opbouw van een nieuw BPD kantoor. Hiervoor werkte hij onder andere bij Kolpron Consultants in Rotterdam en Berlijn.
29SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
In Adlershof zijn in de laatste 5 jaar ruim 1.000 nieuwe technologie-
bedrijven gevestigd met meer dan 15.000 arbeidsplaatsen. De universiteit
heeft 9.500 studenten. Ook de media en creatieve sector hebben
tienduizenden banen in Berlin gecreeërd, omdat de stad is volgelopen
met internationale talentvolle jongeren. Daarvoor biedt Berlijn vele
broedplaatsen in oude fabriekspanden, die goedkoop kunnen worden
gehuurd voor start-ups ondernemingen. Omdat Berlijn in vergelijking met
andere wereldsteden als Londen, Parijs, Milaan of New York relatief
goedkoop is om te leven (woonlasten, eten en drinken, huur van bedrijfs-
panden en lage openbaar vervoer tarieven), oefent de stad een grote
aantrekkingskracht uit op deze doelgroepen.
“Wutbürger: woedende bewoners vechten tegen
de instromende nieuwe generaties."
Herhaalt de geschiedenis zichzelf?De groei van de werkgelegenheid, vooral in de creatieve bedrijfstakken en de
bouwsector, leidt tot zeer lage leegstandspercentages in de kantorensector,
in het centrum minder dan 5 procent, en huurprijzen die de grens van € 20
per vierkante meter per maand overschrijden.
Een dergelijke ‘boom’ deed zich ook voor na de val van de Muur. Iedereen
wilde toen naar Berlijn. De groeiverwachtingen in de jaren 90 leidden zelfs
tot een prognose van een metropool Berlijn met 5 miljoen inwoners tegen
2010. Op basis van deze prognoses kwam er een enorme ‘bouwboom’ tot
ontwikkeling. De politiek reageerde met de aanwijzing van enorme
ontwikkelingsgebieden voor wonen en werken (onder andere Wasserstadt
Oberhavel, Rummelsburger Bucht), die met honderden miljoenen D-Mark
werden gesubsidieerd. Vooral zwaar gesubsidieerde woningbouw werd in
enorme aantallen door de gemeentelijke woningbouwcorporaties gerealiseerd
(de jaarlijkse productie lag gemiddeld op vijftienduizend woningen). De stad
was immers gewend aan tientallen jaren financiële steun door de Bonds-
regering tijdens de Muur-periode. Aan deze politiek kwam aan het einde van
de vorige eeuw een abrupt einde, het systeem was onbetaalbaar geworden
en de euforie over de groei van Berlijn zakte in. De grote, door de gemeente
aangestuurde, ontwikkelingsgebieden werden slechts half afgebouwd
stilgelegd met enorme verliezen op de grondexploitatie. Mede hierdoor
liep de overheidsschuld op tot 60 miljard euro. Maar de nieuw gekozen
burgemeester, Klaus Wowereit, maakte van deze situatie een geslaagde
marketingstrategie met de gevleugelde slogan: "Berlin ist arm, aber sexy!".
In december 2014 stapte Wowereit op, onder druk van schandalen zoals de
nieuwe luchthaven, na 14 jaar de stad met veel bombarie geregeerd te
hebben. Met zijn glamourgedrag heeft hij Berlijn op de internationale kaart
gezet, vooral in de culturele en creatieve sectoren (media, kunst, muziek).
Zijn slogan bij aantreden “ich bin schwul, und das ist auch gut so“ (ik ben
homo, en dat is ook goed zo) kreeg hij wereldwijde bekendheid, waarvan
zeker ook de homoscene in Berlijn volop geprofiteerd heeft (en Amsterdam
ver achter zich heeft gelaten).
De strijd tussen de alt-berliner en de nieuwe bewoners dreigt te escalerenDe regerende partij SPD koos als opvolger de huidige wethouder
(Bausenator) Müller, die de stad als burgemeester tot de volgende
verkiezingen in 2016 mag leiden. Müller heeft zich in de afgelopen maanden
sterk geprofileerd als aan de ene kant beschermheer van de huidige
bewoners van Berlijn, die er goedkoop willen kunnen blijven wonen, en aan
de andere kant als partner van de ontwikkelaars.
De aantrekkingskracht van Berlijn heeft geleid tot enorme
migratiestromen vanuit de hele wereld. Ook de binnenlandse
migratie vanuit Duitsland naar de hoofdstad is niet ongemerkt
voorbij gegaan. De leegstand in de woningvoorraad is nu
feitelijk nul procent, zelfs de slechtste woningen worden
verhuurd. Een woningadvertentie op de website Immobilien-
scout (de Duitse variant op Funda.nl) leidt tot honderden
aanvragen.
Voor een woningbouwontwikkelaar als BPD (voorheen
Bouwfonds) lijken het dus gouden tijden. Echter, het
probleem is niet de verkoop van de woningen, maar wel
de grondaankoop en de bouwvergunningen. Voor de
bestemmingsplannen en bouwvergunningen zijn de tien
Bezirken (de tien deelgemeenten, met soms wel
driehonderdduizend inwoners!) verantwoordelijk. Senator
Müller heeft in juli 2014 een ’Bündnis‘ (convenant) met de
Bezirken gesloten, waarbij extra personeel is beloofd in ruil
voor snellere procedures voor bestemmingsplannen en
bouwvergunningen. Als de ambtenaren binnen zes maanden
een bouwvergunning verstrekken, krijgt de deelgemeente
zelfs € 500 per goedgekeurde woning betaald.
Bestemmingsplannen moeten binnen 24 maanden worden
vastgesteld terwijl dat nu meestal 4 à 7 jaar duurt. Als de
deelgemeente te traag is en het bestemmingsplangebied
meer dan 100 woningen omvat, kan de centrale stad (de
’Senat‘) de verantwoordelijkheid bij de deelgemeente
weghalen en zelf gaan uitvoeren. Dit wordt als een strenge
straf beschouwd omdat de democratische invloed van de
lokale partijen afgenomen wordt.
Samenwerking tussen de gemeente en de ontwikkelaarsIn augustus 2014 heeft senator Müller met de belangrijkste
spelers in de stad een ’Bundnis für Wohnen‘ gesloten, een
belangrijk convenant tussen de gemeente Berlijn en de
brancheverenigingen van de ontwikkelaars. De Senat van
Berlijn heeft beloofd de procedures te versnellen en te
vereenvoudigen als de sector twaalfduizend woningen per
jaar bouwt. Het belangrijkste juridische instrument vormt
het zogenaamde ’städtebaulichen vertrag‘, een privaat-
rechtelijk contract tussen ontwikkelaar en gemeente over de
financiële regeling voor nieuwe bestemmingsplangebieden
met minstens 100 woningen. Voorheen kon elke deel-
gemeente dit contract met de ontwikkelaar zelf vormgeven,
hetgeen tot een wildgroei van wensenlijstjes leidde,
afhankelijk van de politieke verhoudingen in de deel-
gemeenteraad (‘Bezirksverordentenversammlung‘).
Senator Müller heeft dit probleem in september opgelost,
door voor heel Berlijn één contractvorm en één kosten-
calculatie toe te laten, het zogenaamde ’kooperatieve
Baulandmodel‘. Alle rechten en plichten zijn vastgelegd,
zelfs de eenheidsprijzen voor speeltuinen, openbaar
groen en plankosten. De Excel-sheet is via een website
te downloaden, wat leidt tot een transparante aanpak.
De deelgemeenten hebben niets meer te onderhandelen.
Wel heeft de SPD via Müller een ander groot probleem bij
de private sector neergelegd.
30
Vast onderdeel van dit nieuwe contract is namelijk de
verplichting in elk project tussen 10 en 30 procent sociale
huurwoningen te realiseren. Het exacte aandeel sociale
woningbouw per project wordt berekend op basis van het
begrip ’Angemessenheit‘ (wat kan redelijkerwijs van een
projectontwikkelaar geëist worden?). Duitsers zijn ‘gründlich’,
dus ook hiervoor is een methode ontwikkeld: eerst worden
alle kosten voor de noodzakelijke infrastructuur opgeteld,
dan de waarde van de gronden die voor sociale en publieke
functies ter beschikking worden gesteld, en vervolgens alle
planning- en advieskosten. Deze totale som wordt vergeleken
met de waardestijging van de grond door het nieuwe
bestemmings plan. De helft van deze waardestijging moet
worden gebruikt ter dekking van deze totale som en wat
overblijft voor het aandeel sociale woningbouw.
“In Berlijn kost een nieuwbouw
3-kamer woning in het centrum maar
€700 per maand.”
De randvoorwaarden voor de bouw van sociale huurwoningen
zijn streng: een maximale prijs van € 2.450 per vierkante
meter woonoppervlak en € 6,50 per vierkante meter kale huur.
Aangezien de bouwkosten in Berlijn al boven de € 2.000
liggen, is het duidelijk dat deze prijs alleen via een dekking
bij de private woningen gedragen kan worden, of uit een
verlaging van de grondprijs. En juist hier wringt de
schoen. De gemeente Berlijn heeft zelf vrijwel geen
grondbezit, de meeste onbebouwde gronden (of voormalige
grote industriecomplexen die herontwikkeld kunnen
worden) bevinden zich in privaatbezit, vaak professionele
internatio nale speculanten. Als de serieuze project-
ontwikkelaars deze gronden willen verwerven, moet de prijs
vast met 30 tot 40 procent zakken om onder de nieuwe
regels nog een haalbaar woningbouwproject te realiseren.
En daartoe zijn de meeste grondbezitters nog niet bereid.
Daardoor komt de doel stelling om 12.000 woningen per jaar
te laten bouwen in gevaar. Het gevolg is nu al zichtbaar, de
huur- en verkoop prijzen in de bestaande woningvoorraad
stijgen verder, en het aanbod betaalbare en gunstige
woningen wordt steeds kleiner.
De ’Wutbürger‘ regeren mee in BerlijnIn Berlijn zijn de tegenstanders van nieuwbouw zeer goed
georganiseerd. Vele oud-Berlijners hebben angst voor de
instroom van nieuwe burgers (gentrification) die de sfeer in
de wijk doen veranderen en de woningprijzen doen stijgen.
Informatiebijeenkomsten over nieuwe gebiedsontwikkelingen
en woningbouwprojecten worden door actievoerders
verstoord en gemeenteraadsvergaderingen in de deel-
gemeente Kreuzberg vinden onder enorme politiebewaking
plaats. En deze groepen behalen successen, zoals het
referendum over de bebouwing van het voormalige vliegveld
Tempelhof. De actievoerders wisten honderdduizenden
tegenstanders te mobiliseren en het project werd officieel
naar de prullenbak verwezen.
Ook wij worden met dergelijke tegenstanders geconfron-
teerd. Ons eerste project, 60 appartementen, wordt in de
buurt van de Alexanderplatz gebouwd. Hoewel wij een
voormalig garagebedrijf vervangen door aantrekkelijke
woningen, dreigen er protesten. Posters met slogan als
“speculanten rot op” worden op onze bouwketen
aangebracht. Met een professionele communicatiestrategie
worden sociale media in de gaten gehouden en ga ik
persoonlijk in gesprek met de buurtbewoners. Geheel
ongevaarlijk is dit niet, omdat er ook radicale groeperingen
tussen lopen die geweld niet schuwen. Nieuw gebouwde
woningen zijn in Berlijn vaak het doelwit van actiegroepen
die de ramen ingooien en met verf besmeren.
Werken in de vastgoedsector in Berlijn: waanzinnig spannend en uitdagend!Netwerken in Berlijn gebeurt op vele verrassende plekken.
Vaak ontmoet je elkaar bij tentoonstellingsopeningen van
kunstgaleries, bij de premières van theatervoorstellingen
en bij de vele informatiebijeenkomsten over bouwprojecten,
die de (deel)gemeente(n) organiseren voor de burgers.
Maar in Berlijn is ook het gebruik van lobbyisten zeer
gebruikelijk om met invloedrijke spelers in contact te
komen, zoals een wethouder.
“Een stad met 1.000 makelaars,
hoezo booming?”
Vele projecten en gronden worden via makelaars
aangeboden, een ware jungle. Berlijn kent meer dan
1.000 makelaars, vaak als 1-persoons bedrijf opererend.
Het beroep is niet beschermd, en vele proberen zonder
verstand van zaken geld te verdienen. Makelaars vragen
voor grondbemiddeling tussen 3 en 7 procent provisie. Een
mailtje met één A4 locatiebeschrijving versturen naar
tientallen ontwikkelaars is al voldoende om later, als de
deal beklonken is, provisie op te eisen. Sommige kavels
worden in één week wel 10 keer aangeboden, en alleen de
makelaar die de kavel het eerste aanbiedt kan provisie
claimen.
De vastgoedmarkt in Berlijn is veel internationaler dan in
Nederland: ik zit met Amerikanen, Russen, Turken, Engelsen
en Duitsers aan tafel. Soms (professionele) speculanten,
maar ook vaak koopjesjagers. Als Nederlander ben je
gewend met vele culturen te kunnen omgaan. Zaken doen
in Berlijn gaat vaak samen met een lunch of dinertje, dus
voor mensen die liever vaak thuis eten is Berlijn wellicht
niet de juiste werkomgeving.
31SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Leegstaande kantoorpanden: het groeiende probleem is op te lossen!Het is in Nederland een toenemend
fenomeen: kantoorpanden met een te
koop/te huur bordje voor het raam.
De verkoop/verhuurverwachtingen van
deze panden zijn niet rooskleurig. Is
deze leegstand te bestrijden? Kunnen
de leegstaande panden weer een
zinvolle en winstgevende functie
krijgen?
Wat wij met onze eigen ogen zien, wordt door de cijfers bevestigd. 16
procent van de kantoorruimte in Nederland staat leeg. In Amsterdam en
Rotterdam is dit percentage zelfs nog iets hoger (bron: Zadelhof, Dynamics).
De kantorenmarkt is duidelijk in elkaar gezakt. Door de crisis zijn veel
bedrijven en overheden gekrompen en moesten zij noodgedwongen op zoek
naar kleinere huisvesting.
Naast de economische crisis zijn er echter meer oorzaken te vinden voor de
toename van leegstand. Een deel van de oorzaken is structureel van aard.
Consumenten hebben het gemak van webwinkels ontdekt en het aanbod
wordt met de dag groter. Daarnaast zorgen de huidige technieken, zoals wifi
hotspots, voor de flexibiliteit om ook buiten het kantoorpand goed te kunnen
werken. De dalende beroepsbevolking zorgt ook voor minder vraag naar
ruimte. Als laatste oorzaak zien wij de (te) grote hoeveelheid zogenaamd op
risico gebouwde kantoorpanden die in de jaren voorafgaand aan de crisis
uit de grond zijn gestampt. Dit alles heeft geleid tot een onoverbrugbare
kloof tussen vraag en aanbod.
Vraag en aanbodAan de ene kant daalt het benodigde aantal vierkante meters kantoorruimte,
maar aan de andere kant stijgt de vraag naar betaalbare woningen.
Enkele leegstandbeheerders en projectontwikkelaars hebben hier slim op
ingespeeld door de mogelijkheden van transformatie van kantoorpand tot
jongerenhuisvesting te onderzoeken. Wanneer het pand zich in de buurt van
het stadscentrum, een universiteit of grote hogeschool bevindt, het gebouw
minimaal drieduizend vierkante meter BVO is en voorzieningen zoals stations
en winkels goed bereikbaar zijn, kan een transformatie interessant zijn.
M. Quaedackers BComMachteld Quaedackers is Marketing Manager bij Camelot Europe Development. Camelot Europe Development (onderdeel van leegstand- en vastgoedbeheerder Camelot Europe) is gespecialiseerd in het tijdelijk of permanent transformeren van leegstaande gebouwen. Sinds de start, nu ruim twee jaar geleden, is ze nauw betrokken bij vele ontwikkelingen in de transformatiemarkt.
Een kantoorpand kan ook getransformeerd worden tot
broedplaats voor startende bedrijven. Deze laatste
transformatievorm heeft vaak weinig middelen nodig om
succesvol zijn.
Transformatie in de praktijkEen voorbeeld van een pand dat aan alle voornoemde eisen
voor transformatie voldeed, was een twaalf verdiepingen
tellende betonkolos in Amsterdam Nieuw West. Voordat
leegstand- en vastgoedbeheerder Camelot Europe en Bouw -
bedrijf Klokgroep in 2013 het pand aankochten, kampte het
al jaren met gedeeltelijke leegstand. Het was de hoogste tijd
om het roer om te gooien en het pand weer rendabel te
maken. In tien maanden tijd is het verouderde kantoorpand
omgetoverd tot 229 betaalbare zelfstandige woonunits voor
jongeren.
Deze woonunits, variërend van 18 tot 25 vierkante meter,
vonden meteen na de aankondiging van de transformatie
gretig aftrek bij jongeren, expats en andere mensen op zoek
naar betaalbare woonruimte in Amsterdam Nieuw West.
Ruim drieduizend belangstellenden meldden zich in een
tijdsbestek van vier weken aan voor deze woonunits.
Dit feit alleen geeft al aan hoe hoog de nood voor betaal-
bare woonruimte is. Zie afbeelding 1 en 2.
Is een transformatie financieel haalbaar?Als er genoeg vraag naar extra woonruimte is, waarom
worden er dan niet nog meer leegstaande kantoren
getransformeerd tot woningen? Eén van de oorzaken is dat
de eigenaar van het pand fors waarde moet afboeken om
een kantoorpand een andere functie te kunnen geven. Panden
zijn de afgelopen jaren vaak flink in waarde gedaald. Bij een
transformatie eist de bank een herfinanciering en dit is niet
mogelijk wanneer een eigenaar geen eigen geld heeft.
Een ander mogelijk obstakel is de recent ingevoerde
verhuurderheffing bij het doorrekenen van toekomstige
inkomsten van transformatieprojecten.
32
De verhuurderheffing is een heffing die zich richt op
verhuurders van huurwoningen waarvan de huur lager
is dan de grens voor de huurtoeslag. De heffing wordt
berekend over de waarde van gereguleerde ofwel sociale
huurwoningen. Particuliere beleggers, maar tegenwoordig
ook woningcorporaties kijken scherp naar het rendement
van hun portefeuille. De terugverdientijd van de investering
moet realistisch zijn. Onlangs hebben Van der Linde (VVD)
en Monasch (PVDA) een motie ingediend voor een vrijstelling
van deze verhuurderheffing wanneer het gaat om energie-
zuinige nieuwbouwhuizen. Deze motie is een positieve stap
voor vastgoedeigenaren met transformatieplannen.
Nieuwe regels maken transformeren eenvoudigerNaast de motie van Van der Linde en Monasch heeft de
politiek enkele belangrijke wijzigingen doorgevoerd die het
transformeren een stuk eenvoudiger maken. Op 1 november
vorig jaar is namelijk het Quick-Wins Besluit in werking
getreden. Dankzij deze wetswijziging kan het verkrijgen van
een omgevingsvergunning voor het permanent
transformeren van kantoorgebouwen naar woonruimte
binnen acht weken plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot de
zes maanden die hier in het verleden voor nodig waren.
Hierdoor kunnen gebouwen binnen de bebouwde kom
eenvoudiger een nieuwe functie krijgen.
De vroegere beperking dat de oppervlakte van het pand niet
meer dan 1.500 vierkante meter mag zijn en dat er geen
wooneenheden mogen worden toegevoegd, zijn nu ook van
de baan.
Daarnaast is er vooruitgang geboekt in het geval van tijdelijke transformatie.
Tijdelijke vergunningen worden nu verleend voor tien jaar in plaats van voor
vijf jaar.
“Ruim drieduizend belangstellenden meldden
zich in een tijdsbestek van vier weken aan voor
deze woonunits. Dit feit alleen geeft al aan hoe
hoog de nood voor betaalbare woonruimte is."
Tijdelijke transformatie kan ook uitkomst biedenDeze nieuwe wetgeving is tevens een steun in de rug voor
verzorgingstehuizen. De Zorgwet zorgt ervoor dat mensen langer thuis
blijven wonen waardoor er een leegloop plaatsvindt in de tehuizen. De
eigenaren staan voor de uitdaging om ondanks de vele lege kamers het
tehuis leefbaar te houden voor de huidige bewoners.
Clustermanager Eric van Leeuwen van Woonzorg Nederland: ‘Voor een
project, de Olmenhof in Amstelveen, dat wij de komende jaren niet konden
invullen met zorg hebben wij samen met onze leegstandbeheerder een plan
opgesteld. De gemeente Amstelveen heeft door het afgeven van vergunningen
voor verhuur op basis van de leegstandwet haar bereidheid laten zien om tot
een goede en snelle oplossing te komen.’ De leegstandbeheerder heeft de
vrijgekomen zorgkamers omgevormd tot 95 zelfstandige woonruimtes voor
jongeren. Ook de gemeenschappelijke ruimte heeft weer een sociale functie
gekregen. De lokale bingo, rolstoeldansen en tafeltje dekje zijn slechts een
greep uit de activiteiten die voor en door de buurt worden georganiseerd.
De jongeren betalen een lage huurprijs en de ouderen in de omgeving
hebben hun sociale ontmoetingsplek teruggekregen.
AFBEELDING 1
Voor: een bijna leegstaande, grauwe betonkolos
AFBEELDING 2
Na: 229 betaalbare zelfstandige woonunits
33SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Het pand leeft weer en krakers en hangjongeren blijven uit
de buurt. Dit is ook voor Woonzorg een zorg minder.
Creatieve oplossingen voor leegstandWanneer een permanente of tijdelijke transformatie niet tot
de mogelijk heden behoort, zijn er legio andere mogelijkheden
om leegstand tegen te gaan en weer geld te verdienen met het
vastgoed. Een nieuw fenomeen dat is overgewaaid uit
Engeland is ‘Make Space Pay’. Joost van Gestel, CEO van
Camelot, licht toe: ‘Nationale en internationale film- en
fotobedrijven krijgen door dat leegstandbeheerders veel
interessante panden in beheer hebben. Zij zoeken
bijvoorbeeld een lege fabriekshal voor een reclamefilm of
een chique villa voor de opnames van een soapaflevering.
Deze tijdelijke invulling van leegstand blijkt al snel een
win-winsituatie op te leveren.’
De leegstandbeheerder regelde de vergunningen en de
verzekeringen en droeg de inkomsten na aftrek van de
kosten netjes af. Op die manier wist de leegstandbeheerder
onvermoede inkomsten te genereren voor de eigenaar.
Al gauw bleken er vele mogelijkheden: verhuur als
reclameobject, de parkeerplaatsen te gelde maken of
gebruik als evenementenlocatie of opslagruimte.
De leegstandproblematiek in Nederland is dus oplosbaar.
Voor ieder pand is een oplossing op maat mogelijk. Of het
nu het creëren van broodnodige huisvestiging is, het pand
weer een sociaal maatschappelijke functie geven of geld
generen met creatieve invullingen: alles is mogelijk!
“Wanneer een permanente of
tijdelijke transformatie niet tot de
mogelijkheden behoort, zijn er legio
andere mogelijkheden om leegstand
tegen te gaan."
BronvermeldingDTZ Zadelhoff & Dynamis, (2014). Factsheet December 2014, https://view.publitas.com/dtz-zadelhoff/nederland-
compleet-december-2014-1/page/2-3
AFBEELDING 3
Leeglopend verzorgingstehuis De Olmenhof in Amstelveen is omgetoverd tot 95 zelfstandige woonruimtes voor jongeren
AFBEELDING 4
Leegstaande panden lenen zich uitstekend voor film-
en foto-opnames.
“Aan de ene kant daalt het benodigde
aantal vierkante meters kantoorruimte,
maar aan de andere kant stijgt de
vraag naar betaalbare woningen."
34
De gebruikswaarde van vastgoedEen vastgoedinvestering is een
uitgestelde verkoopbeslissing, meestal
met een rendementsdoelstelling en een
langjarige beschouwingshorizon. Met
welke scenario’s moet worden
gerekend? In een wereld waarin sociaal
maatschappelijke, geopolitieke,
demografische en technologische
trends en ontwikkelingen bestaande
patronen behoorlijk aan het veranderen
zijn, en zullen blijven veranderen,
wordt het steeds meer noodzaak daar
vooraf goed over na te denken. Wat is
de toekomst van het voorliggende
vastgoed? Welke factoren bepalen
straks de waarde van vastgoed? Hoe
herken ik vastgoed dat voldoende
toekomstbestendig is om nu in te
kunnen investeren?
Veranderende marktverhoudingenDe grootste bedreiging voor het waardepotentieel van vastgoed in de
komende tien jaar is de groeiende leegstand. De ‘alles-goed-makende-
groei’ van economie en bevolking die we decennialang kenden in Nederland
is niet meer. Perspectief op groei is veranderd en steeds meer zullen we
gaan merken dat regio’s in het land uit elkaar gaan groeien. Daarbij is het
logisch dat gebieden met een sterke economie en aantrekkingskracht een
gunstiger perspectief hebben dan krimpregio’s. Maar duidelijk is ook dat
zelfs in veel stedelijke groeigebieden de uitbreidingsvraag naar vastgoed
laag is. Er is immers nu al sprake van overaanbod dat eerst geabsorbeerd,
getransformeerd of anderszins gereduceerd moet worden, alvorens
perspectief ontstaat op gezonde waardegroei.
ir. J.H.G. Bronckers Jo Bronckers1 is strategisch adviseur/DCO bij FGH Bank met brede interesse in de impact en mogelijkheden van technologische innovaties voor de Nederlandse vastgoedmarkt. Sinds zijn studie vastgoedmanagement en –beheer aan de Technische Universiteit Eindhoven heeft hij diverse beleidsmatige, research en consultancy functies bekleed bij achtereenvolgens Vesteda, IVBN, De Lage Landen Vastgoedfinanciering en nu dus FGH Bank, een dochteronderneming van Rabobank.
drs. M.M.H.M. DonkersMaarten Donkers2 is hoofd research bij FGH Bank en verantwoordelijk voor marktonderzoek en trendanalyse. Hij studeerde Algemene Economie aan de Tilburg University. Met een gastdocentschap is Maarten verbonden aan de Amsterdam School of Real Estate (ASRE) en aan de Academie voor Master & Professional Courses van de Haagse Hogeschool.
1 2
Vanuit het perspectief van vastgoed als beleggingsasset,
staat het cash flow genererend vermogen voorop. Daar
ontleent dit asset zijn beleggingswaarde aan. De commerciële
levensduur van veel gebouwen en locaties wordt korter en
minder goed voorspelbaar. De gebruiker kan kiezen uit een
toenemende diversiteit in het in overvloed aanwezige aanbod
waarin bovendien scheidslijnen tussen segmenten en
gebruikerswensen vervagen.
Nog meer een gebruikersmarktIn een conjunctuur waarin economische groei in de komende
jaren plaats maakt voor consolidatie, waar inflatie en deflatie
met elkaar wedijveren, zullen bestedingen van consumenten,
bedrijven en overheid ook pas op de plaats maken. De groei-
economie zoals we die gewend waren, maakt plaats voor ‘de
economie van precies pas’. Hierin anticiperen consumenten
en bedrijven minder op groei, maar meer op flexibiliteit om
zo de snel veranderende toekomst het hoofd te kunnen bieden.
Bedrijven zoeken steeds meer naar mogelijkheden om de
organisatie te kunnen schalen naar de actualiteit van de dag.
Waar mogelijk vindt reductie van vaste kosten plaats ten
gunste van investeringen in oplossingen die de flexibiliteit
vergroten. Businessmodellen veranderen ingrijpend als
gevolg van digitalisering, virtualisering en technologische
vernieuwingen, die op dit moment al grote aantallen
arbeidsplaatsen en vierkante meters ruimtevraag bij met
name kantoorgebruikers en retailbedrijven overbodig maken.
Het gevolg voor de vastgoedmarkt is een toenemende vraag
naar flexibiliteit aan de gebruikerszijde.
Denk tegelijkertijd ook aan de gestage groei van het aandeel
zzp-ers in de Nederlandse arbeidsmarkt (N. Bosch, G. Roelofs,
D. van Vuuren, M. Wilkens, 2012) . In sommige scenario’s wordt
gerekend met aandelen van 8,5 procent (vrouwen) en 20
procent (mannen) in 2030, met sectoraal zelfs nog grotere
percentages. Ze kennen geen overhead en zijn veel flexibeler
dan grote organisaties, maar ze kijken ook heel anders tegen
huisvesting aan.
35SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Risico’s alom dus voor vastgoedeigenaren, maar ook kansen! In een markt
waarin schaarste op steeds minder plaatsen aanwezig is en flexibiliteitsvraag
aan gebruikerszijde toeneemt, gaat het steeds meer om ‘de kunst van het
verleiden’. De aanbieder van ruimte die erin slaagt echt deze vertaalslag te
maken, zal zich weten te onderscheiden en zal daarvoor worden beloond.
Waar is de gebruiker precies naar op zoek? Wat gebeurt er bij de zittende
gebruiker en hoe kun je als aanbieder met hem mee bewegen? Hoe kun je te
midden van het ruime aanbod nieuwe gebruikers blijven aantrekken? Welke
nieuwe technologieën kunnen helpen de cash flow te optimaliseren?
Bredere focus nodigHet object en de gebruiker waren decennialang van ondergeschikt belang als
gevolg van continue schaarste bij een blijvend groeiende vraag. ‘Locatie,
locatie, locatie’ was hét adagium. Het cash flow genererend vermogen wordt
echter steeds nadrukkelijker ontleend aan het samenspel van locatie,
gebruiker en object (M. Donkers, J. Bronckers , 2014). En dat moeten we ons
goed realiseren bij de beoordeling en financiering van vastgoed. Vastgoed is
een kapitaalintensieve asset-class en de gevolgen van verkeerde investeringen
zijn groot. Een verkeerde beslissing heeft namelijk niet alleen gevolgen voor
de investeerder zelf, maar kent ook in bredere maatschappelijke context vele
negatieve effecten en leidt tot kapitaalvernietiging.
De gebruikswaarde van vastgoedDe basis voor het gebruik van vastgoed is dat een object de
gebruiker faciliteert in zijn of haar huisvestingsbehoeften.
Analoog aan de behoeftenhiërarchie van Maslow (Abraham
H. Maslow, 1970) kan huisvesting voor bedrijven als een
primaire behoefte worden gezien. Huisvesting voorziet in
een aantal fysieke behoeften, die als voorwaarde gelden om
de bedrijfsvoering te kunnen laten plaatsvinden. Die fysieke
behoeften worden ingevuld door het object waarin de
huis vesting zijn plek vindt. Van belang is om het verschil te
zien tussen ‘object’, wat doorgaans statisch is en ‘huisvesting’
wat in accelererende mate dynamisch is.
Neem als voorbeeld ‘Het Nieuwe Werken’. We werken steeds
meer papierloos en activiteitgestuurd, met de vrijheid om op
zoek te gaan naar de meest geschikte werkplek. De ruimte-
vraag neemt af en wordt pluriformer en zo nu en dan thuis -
werken wordt gemeengoed. In de huidige voorraad gebouwen
leidt dit tot een functionele mismatch en leegstand. Nieuwe
technologieën, zoals digitalisering van werkprocessen,
sensortechniek en Internet-of-Things, optimaliseren niet
alleen de werkprocessen zelf, maar leveren ook relevante
informatie voor huisvestingsvraagstukken. Ze maken het
daadwerkelijk ruimgebruik en de toegevoegde waarde voor
het bedrijfsproces tot op werkplekniveau transparant.
Dit levert veel nieuwe informatie op waarmee facility- en
vast goed managers met elkaar over huisvestingsoptimalisatie
in discussie zullen gaan. Gebouwinformatie wordt interactief
en op real-time basis beschikbaar en uitwisselbaar met
bijvoorbeeld smartphones.
Een ander voorbeeld is de retailsector. Als gevolg van steeds
bredere inzet van internet verplaatst de omzet van veel
winkelformules zich meer van de fysieke winkel naar de
virtuele winkel. De huisvestingsbehoefte van de retailer en
het belang van de fysieke winkel verandert hierdoor. De
virtuele winkel kent geen fysieke barrières en zal met de
introductie van nieuwe technologieën gemakkelijker mee
kunnen veranderen. Door flexibel op deze snelle veranderingen
in te kunnen blijven spelen, kan de fysieke winkel een
toegevoeg de waarde blijven leveren, in plaats van door
indexering van huur- en personeelskosten een alsmaar meer
knellende kostenpost te worden.
Hoe kan het object in deze veranderende omgeving zo veel
mogelijk toegevoegde waarde blijven leveren? We zijn
gewend om een gebouw voor decennialang gebruik neer
te zetten, concentreren ons bij het ontwerp vooral op de
huisvestingswensen van de eerste gebruiker en vergeten
goed na te denken over hoe in de loop der jaren het gebouw
kan worden aangepast of worden weggenomen. In de
decennia van de ‘alles-goed-makende-groei’ was dat ook
niet nodig, eventuele plooien en mismatches werden door
de schaarste in de markt vanzelf glad gestreken. Bovendien
was er veel minder pluriformiteit en verandering in huis -
vestingsbehoeften.
De tijden zijn veranderd en ook op vastgoedgebied gaan we
steeds meer naar ‘de economie van precies pas’.
De locatie zal ontegenzeggelijk een belangrijk element blijven, regelmatig
zelfs ook nog steeds ‘allesbepalend’. Denk bijvoorbeeld aan centrumlocaties
in steden als Amsterdam of Utrecht, waar voor vrijwel ieder object voldoende
dynamiek in de markt aanwezig is om ook op lange termijn goede cash flow
mogelijkheden te kunnen realiseren (wat niet wil zeggen dat dit altijd een
rendabele investering oplevert). In toenemende mate zal echter de locatie
alléén het zeker niet meer in haar eentje bepalen en worden met name de
gebruikers- en object-gerelateerde aspecten van groter of zelfs
doorslaggevend belang.
Alle reden dus om nader in te zoomen op de mogelijkheden die de vastgoed-
ondernemer heeft. Mogelijkheden vanuit het perspectief van vastgoed als
beleggingsmiddel, maar zeker ook vanuit het perspectief van vastgoed als
gebruiksmiddel. Daartoe wordt het begrip gebruikswaarde geïntroduceerd.
FIGUUR 1
De toekomstbestendigheid van vastgoed wordt ontleend aan het
samenspel van locatie, gebruiker en object.
Locatie
Gebruiker Gebouw
Transformatie / nieuwbouw
(Toekomstige)leegstand
Huurcontract/eigenaar-gebruiker
Toekomstbestendig
36
De gebruiker van gebouwen wil geen ballast in zijn dynamische huis-
vestings behoefte en de aanbieder moet daarin maximaal faciliteren,
anders zoekt de gebruiker wel een andere aanbieder die dat beter kan.
Het risico komt dus steeds meer bij de verhuurder terecht. Bij het bouwen
zal meer aandacht moeten gaan naar flexibiliteit in gebruik, adaptief
vermogen, duurzaamheid, demontabel bouwen en via detaillering naar
meer mogelijkheden tot hergebruik van bouwdelen en -materialen.
Naast de aankoopprijs wordt de gebruikswaarde voor de vastgoedbelegger
van belang bij zijn investeringsafwegingen. Waar het om gaat is dat goed in
beeld wordt gebracht wat de kwaliteit is van het object om veranderende
huisvestingswensen te kunnen faciliteren tegen een concurrerende prijs. Om
die gebruikswaarde te bepalen zal een integraal verband moeten worden
gelegd tussen alle (des)investeringen en de exploitatieperiode van het
vastgoed. Als dit samenspel resulteert in concurrerende huisvestingskosten
voor toekomstige gebruikers, ontstaat een optimale gebruikswaarde van
vastgoed.
Stel: als investeerder sta je voor de keuze een investering in een nieuw
gebouw te doen. Je kunt kiezen uit twee scenario’s:
• Scenario 1: een investering in een traditioneel gebouw, weinig flexibel,
bestemd om minstens 40 jaar mee te gaan en daarna te worden gesloopt.
• Scenario 2: een gelijke investering in een adaptief gebouw met
demontabele bouwdelen waardoor een restwaarde haalbaar wordt,
bestemd om 20 jaar mee te gaan.
Mocht tussentijds sprake zijn van veranderende huis-
vestingswensen van de gebruiker, dan kan middels een
bij-investering hieraan worden tegemoet gekomen, zie
scenario 2-a in de figuur. De ruimte voor bij-investering
kan worden bepaald door de impact te bepalen op de
hellingshoek in de daaropvolgende exploitatie-periode.
Totdat deze gelijk is aan de gangbare hellingshoek in de
desbetreffende markt (bijvoorbeeld α conform scenario 1)
blijft scenario 2 een hogere gebruikswaarde opleveren.
Bovendien behelst scenario 2 minder risico’s voor de
belegger dan scenario 1, omdat de financiële impact van
onverwachtse tussentijdse leegstand geringer is. Doordat
het gebouw van scenario 1 moeilijker aan veranderende
huisvestingswensen van de gebruiker kan worden aan-
gepast, is het risico op leegstand groter. Als er dan geen
alternatieve aanwending voor kan worden gevonden is
sloop het enige dat rest, resulterend in de veel steilere
hellingshoek γ bij scenario 1-a.
ConclusieDoor veranderende marktverhoudingen zal de komende
jaren een meer actieve vastgoedbenadering voor een groot
deel van de Nederlandse vastgoedmarkt nodig zijn. Het
domein voor passieve beleggers die op basis van een sterke
locatie acteren, zal kleiner worden. Technologische
ontwikkelingen bieden zowel gebruikers als aanbieders in
de markt steeds meer mogelijkheden om op een flexibele
manier met huisvestingsvraagstukken om te gaan. Voor de
vastgoedbelegger die goed in staat is te anticiperen op
veranderingen zal dit concurrentievoordeel opleveren.
Voorwaarde daarvoor is een bredere focus waarbij naast
locatie, nadrukkelijk ook oog voor veranderende huisvestings-
wensen van gebruikers en het optimaal benutten van een
flexibel object een plek krijgen. De gebruikswaarde helpt
dit in beeld te brengen. Enerverende tijden zullen aan-
breken voor ondernemende vastgoedmanagers.
Bronvermelding‘De huidige en toekomstige groei van het aandeel zzp’ers
in de werkzame berooepsbevolking’, 19-12-2012, Nicole
Bosch, Gijs Roelofs, Daniël van Vuuren, Mathijn Wilkens,
(www.cpb.nl)
‘Hoe herken ik Toekomstbestendig vastgoed’, Maarten
Donkers en Jo Bronckers, november 2014 (www.linkedin.
com/company/fgh-bank).
Abraham H. Maslow, Motivation and Personality 2nd ed.
Harper & Row, New York, 1970, p. 80 – 106.
FIGUUR 2
Gebruikswaarde door integrale benadering stichtings-, exploitatie- en
desinvesterings cashflow van vastgoed.
In figuur 2 worden beide scenario’s schematisch weergegeven. Daarbij
wordt zichtbaar hoe de periodieke kosten, die de resultante zijn van
investering, restwaarde en exploitatieperiode, zich onderling verhouden.
Om de gebruikswaarde te bepalen, moeten we focussen op de hellingshoek
van de periodieke kosten. In scenario 1 is deze hellingshoek α, in scenario 2
is dit β. In dit voorbeeld daalt α sterker dan β, wat betekent dat scenario 2
een hogere gebruikerswaarde oplevert. In scenario 2 zijn dus lagere
periodieke huuropbrengsten voldoende om een rendabele exploitatie te
kunnen realiseren. Scenario 2 levert bovendien extra flexibiliteit op voor de
belegger.
€
2
1-a
2-a
1
β
t
α
αγ
37SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Buitenlandse kapitaal voor Nederlands vastgoed2014 was een uitzonderlijk jaar voor
beleggingen in Nederlands commercieel
vastgoed. Er is voor meer dan 9 miljard
euro geïnvesteerd ten opzichte van 5 en
4 miljard euro in 2013 en 2012.
Opvallend waren de transacties van
onder andere PATRIZIA, Lone Star en
Round Hill Capital. Samen goed voor 1,7
miljard euro. Hoewel buitenlandse
investeerders op de Nederlandse markt
geen nieuw fenomeen zijn, zijn er
duidelijke veranderingen merkbaar.
Nederland heeft in vergelijking met
andere landen momenteel veel interesse
van buitenlandse investeerders. Dit
komt voornamelijk door de aantrekke
lijke vastgoedwaarderingen en de
risicopremie, het verschil tussen
het aanvangsrendement en het rente
percentage op 10jaars staatsobligaties,
van 6,6 procent. Investeerders hebben
daarnaast voordeel van de krediet
verlening die het afgelopen jaar beter
op gang is gekomen.
Erik Steinmaier
De afgelopen twee jaar hebben buitenlandse partijen vooral
geïnvesteerd in opportunistische beleggingen zoals
non-prime kantoorportefeuilles en woningportefeuilles.
ABN AMRO verwacht dat buitenlandse partijen de komende
jaren prominente spelers blijven op de Nederlandse markt.
Nederlands vastgoed biedt een aantrekkelijk rendement en
de vooruitzichten voor de kredietmarkt zijn positief. Daar-
naast hebben verschillende spelers aangegeven een grote
Nederlandse woningportefeuille op te willen bouwen.
Welke strategie hanteren buitenlandse investeerders?Buitenlandse investeerders hebben ieder een eigen strategie
die bepalend is voor de keuzes van de aankopen. Om meer
inzicht te krijgen in de verschillende beleggingsstrategieën,
hebben we over een periode van twee jaar de grootste
vastgoedaankopen geanalyseerd. Op basis van de risico-
profielen van het vastgoed, de hoeveelheid leverage en het
gedrag van de investeerder zelf, onderscheiden we drie
strategieën
• Core strategie
• Value-add strategie
• Opportunistische strategie
Core strategieDeze strategie heeft het minst risicovolle karakter en is
vooral gebaseerd op de kwaliteit en voorspelbaarheid van
de huurinkomsten. Het gebruik van schuld voor de finan-
ciering van vastgoed is veelal beperkt en is niet meer dan 40
procent van de waarde van de portefeuille. Deze beleggers
zijn op zoek naar een internal rate of return tussen 5 en 7
procent. Kenmerkend is de lange beleggingshorizon. Over
het algemeen is er minder focus op het verhogen van de
kasstroom en nemen de beleggers genoegen met indexatie.
Bij investeringen in kantoren kiest men met name voor
Nederland vanwege een aantrekkelijke risico/rendements-
verhouding in vergelijking met andere internationale
toplocaties.
38
Wanneer we kijken naar de individuele partijen, zien we
dat de boventoon wordt gevoerd door Duitse beleggers
zoals Union en Deka. Deze partijen investeren voornamelijk
in kantoren op toplocaties zoals de Zuidas en Amsterdam-
centrum. Het feit dat Core-beleggers voornamelijk in
kantoren beleggen, kan worden verklaard doordat er in het
Nederlandse retaillandschap weinig prime winkelcentra
zijn. Ook is in dit segment minder wetgeving van toe-
passing dan op woningen. Aan de verkopende kant treffen
we vaak een Nederlandse ontwikkelaar zoals OVG Real
Estate (The Edge, Amsterdam) of Van Deursen (De Markies,
Den Haag).
Value-add strategieDe Value-add strategie kent een hoger risico dan de Core
strategie. Er is een duidelijke focus op waardegroei
gebaseerd op een verhoging van bezettingsgraden. De
beleggers maken in grotere mate gebruik van schuld.
Dit is ongeveer 60 procent van de waarde van het
vastgoed. Deze strategie moet zorgen voor een internal
rate of return van ongeveer 10 procent.
Deze strategie is geschikt voor alle verschillende asset klasses.
De beleggingshorizon varieert, maar gemiddeld wil men een object
tenminste vijf jaar in de portefeuille houden.
Het gaat veelal om beursgenoteerde vastgoedinvesteerders zoals bijvoorbeeld
WDP of Unibail-Rodamco. We zien echter ook partijen die actief zijn in het
opportunistische stuk van de markt. Dit komt doordat veel van deze partijen
een gebalanceerde portefeuille opbouwen waar ook minder risicovolle
investeringen aan worden toegevoegd. Een dergelijke portefeuille kan
gunstig zijn voor een potentiële verkoop. Transacties die passen binnen deze
categorie zijn de aankoop van een buurtwinkelcentrum of een gemiddeld
kantoorgebouw. Voorbeelden zijn de aankopen van Unibail-Rodamco in het
winkelcentrum Leidsenhage of de aankoop van twee kantoren in Leusden
door Moorpark Capital.
“Verwacht wordt dat buitenlandse partijen de
komende jaren prominente spelers blijven op de
Nederlandse markt."
Opportunistische strategieDit is een strategie met een beduidend risicovoller karakter. De nadruk ligt
op het halen van indirect rendement door een verbetering van de kasstroom
en het op het juiste moment aan- en verkopen van assets binnen de vastgoed-
cyclus. Het doel is om een internal rate of return te realiseren van meer dan
tien procent. Hierbij maken de beleggers gebruik van een financiële
hefboom. De hoeveelheid schuld kan oplopen tot 70 procent van de waarde
van het vastgoed, waarbij delen als mezzanine verstrekt kunnen worden.
De beleggingstermijn hangt af van het herstel van de markt. Of de
snelheid waarmee waarde kan worden toegevoegd aan het gebouw, door
bijvoorbeeld leegstand aan te pakken. Over het algemeen is de termijn niet
langer dan vijf jaar, de helft van een gemiddelde economische cyclus.
Over het algemeen wordt deze strategie gehanteerd door beleggers die
risico niet mijden en vastgoed met significante leegstand of
probleemgebouwen durven aan te pakken. We zien dan ook meestal
investeringen in kantoren, retail en industrieel vastgoed. Echter, nu
buitenlandse partijen met gebruik van een aanzienlijke financiële
hefboom woningportefeuilles opkopen, kunnen we dit als een specifieke
categorie binnen deze strategie benoemen.
FIGUUR 1
Verdeling investeringen naar asset klasse,
Core strategie
FIGUUR 2
Verdeling investeringen naar asset klasse,
Value-add strategie
FIGUUR 3
Verdeling investeringen naar asset klasse,
Opportunistische strategie
Kantoren
Industrieel / logistiek
Retail
Woningen
Overig
Kantoren
Woningen
Retail
Industrieel / logistiek
Overig
73%
7%
5%
2%
13%
Industrieel / logistiek
Kantoren
Retail
Overig
50%
36%
5%
9%
53%
19%
12%
9%
7%
Beleggers in woningenHet gaat hier om gevestigde internationale vastgoedbeleggers zoals
PATRIZIA, Round Hill Capital en Heitman. Zij zijn op zoek naar grote
woningportefeuilles, hebben zich verdiept in de complexe regelgeving en
hebben zich dit specialisme eigen gemaakt. PATRIZIA heeft aangegeven een
Nederlandse portefeuille van 1 à 2 miljard euro op te bouwen. Ook Round
Hill Capital bouwt aan een substantiële Nederlandse portefeuille. Deze
investeerders bieden Nederlandse partijen interessante
verkoopmogelijkheden.
“Buitenlandse beleggers zijn onmisbaar in het
prime segment van de kantorenmarkt."
Beleggers in overig vastgoedDit zijn vooral Angelsaksische partijen die worden aangetrokken door hoge
rendementen als gevolg van forse afwaarderingen. Blackstone is een van de
meest actieve buitenlandse partijen op de Nederlandse markt. Zij hebben
vijf transacties uitgevoerd in retail, kantoor en logistiek vastgoed met een
totale waarde van ruim 600 miljoen euro. Van Blackstone is bekend dat zij
een duidelijke exitstrategie hebben in de vorm van een IPO. Het is nog de
vraag hoe de Nederlandse assets worden verkocht, omdat deze vaak
onderdeel zijn van een Europese portefeuille. De strategie van Lone Star is
vergelijkbaar met die van Blackstone. Deze Amerikaanse fondsmanager is
met een fonds van 7 miljard dollar actief en begeeft zicht vooral in het
opportunistische segment. In Nederland heeft Lone Star voor meer dan 340
miljoen euro aan kantoren gekocht, waarvan het merendeel non-prime is.
Kansen voor Nederlandse partijenBuitenlandse beleggers zijn dus erg actief op de Nederlandse
markt. Gelet op de relatief goede economische vooruitzichten
en aantrekkelijke commerciële vastgoedmarkt, verwachten
wij dat zij voorlopig zeer actief blijven. De aanwezigheid
van deze partijen biedt volop kansen voor Nederlandse
spelers. Ze zijn onmisbaar in het prime segment van de
kantorenmarkt. Zij zorgen voor extra liquiditeit op de markt
voor non-prime kantoren. Bestaande beleggers kunnen
hierdoor geld vrijmaken om ergens anders te investeren.
Daarnaast voegen buitenlandse investeerders waarde toe
aan de bestaande voorraad door leegstand aan te pakken
en door te investeren in panden die zodoende weer courant
worden. Tot slot zijn ze onmisbaar bij de transformatie van
de woningmarkt naar een markt waarin woningcorporaties
minder dominant zijn en meer kansen biedt voor commer-
ciële verhuurders. Op het moment dat woningcorporaties
beginnen met de structurele verkoop van bezit, spelen zij
een cruciale rol.
Het is onze mening dat Nederlandse spelers vooral de
dialoog met buitenlandse partijen aan moeten gaan om te
komen tot transacties. Of zelfs samenwerkingsverbanden
aan te gaan, waarbij de Nederlandse partij uitgebreide
kennis van de markt inbrengt en de buitenlandse partij zijn
financiële daadkracht en ondernemingsdrang.
40
ir. G. Kant Gijs studeerde in maart 2013 af bij de leerstoel Real Estate Management and Development met als onderzoekstitel: ‘De gemeentelijke grondvoorraad: risico of duurzame kans?’. Ondertussen werkt Gijs sinds november 2013 bij advies- en ingenieursbureau Grontmij als adviseur geïntegreerde contracten. Hierbij adviseert hij gemeenten, provincies, waterschappen, Rijkswaterstaat en aannemers bij het opstellen en aanbesteden van geïntegreerde contracten en bij het contractmanagement in de uitvoering- en beheerfase.
Eén jaar in de praktijkAfstuderen in het voorjaar van 2013
bleek arbeidsmarkttechnisch niet de
meest gunstige periode. De banen
waren schaars en de bedrijven konden
kiezen uit een overvloed aan
sollicitanten, veelal ‘starters’, met een
aantal jaar werkervaring. Na
verschillende sollicitatiegesprekken,
een aantal vakanties en kortstondige
opdrachten (naar aanleiding van mijn
afstudeeronderzoek) kwam ik uit bij de
vacature van junior adviseur
geïntegreerde contracten bij Grontmij.
Grontmij, een advies en
ingenieursbureau met zo’n 1.800
werknemers in Nederland en
wereldwijd zo’n 7.500 werknemers, dat
werd een match!
TerugblikMaar eerst nog even terug. In 2006 ben ik begonnen aan de bachelor
Bouwkunde met, zoals zo velen, de gedachte om architect te worden. Al
snel kwam ik erachter dat het proces van een bouwproject mij veel meer
interesseerde. Tijdens het bachelor eindproject, het befaamde ‘Multi-
project’, had ieder lid van het projectteam een verschillende rol. Het project
intrigeerde me vooral door de verschillende perspectieven van waaruit
gedacht werd. Hoe mooi zou het zijn om zo’n proces van begin tot einde te
doorlopen?
Tijdens de periode van solliciteren had ik deze vraag constant in mijn achter-
hoofd. Wat is uiteindelijk de rode draad door elk project? En wat geeft houvast
bij het doorlopen van het bouwproces? Dat is het contract. In mijn studietijd
heb ik een aantal bouwrechtvakken gevolgd waardoor ik kennis heb gemaakt
met de algemene rechtsbeginselen, verschillende soorten contractvormen en
de aanbestedingswet.
Het uitbreiden van deze kennis en toepassen in projecten,
dat leek mij een mooie uitdaging. Als adviseur tussen de
opdrachtgever en opdrachtnemer, op het snijvlak van proces
en techniek.
GrontmijAdvies- en ingenieursbureau Grontmij is van oudsher
ontstaan als bedrijf dat boeren hielp bij het ontginnen van
gronden; het begaanbaar maken van grond ten behoeve
van landbouw en als bescherming tegen wateroverlast. In
1915 is Grontmij N.V. opgericht, vandaar dat dit jaar in het
teken staat van ons 100-jarig bestaan. Ondertussen is
Grontmij uitgegroeid tot het derde grootste ingenieurs-
bureau van Europa met 120 kantoren in verschillende landen
in Europa en 2 kantoren buiten Europa.
Grontmij is opgedeeld in vier divisies: Water & Energie,
Transport & Mobiliteit, Bouw & Vastgoed en Stad & Milieu.
Daarmee zijn wij als bedrijf prominent aanwezig in de
gebouwde omgeving van Nederland. Om de woorden van
mijn divisiedirecteur (Stad & Milieu), Paul ten Kroode, te
gebruiken: ‘Aan elke vierkante meter in Nederland heeft
Grontmij, gedurende haar bestaan, ondertussen een bijdrage
geleverd aan de verbetering van onze leefomgeving’.
WerkzaamhedenDat wat betreft ons bedrijf. Ik denk namelijk dat de lezer
van dit blad vooral benieuwd is naar mijn werkzaamheden.
Binnen Grontmij geef ik advies op het gebied van geïnte-
greerde contracten, de contractvormen waarbij opdracht-
gevers de risico’s binnen projecten willen leggen bij de
partijen die deze het beste kunnen beheersen. Denk hierbij
aan D&C-, E&C- en DBM(FO)-contracten.
Ik ben werkzaam binnen de divisie Stad & Milieu die
zich bezig houdt met multidisciplinaire projecten in de
stedelijke omgeving: openbare ruimte, ondergrondse
infrastructuur (ICT-infrastructuur, riolering, kabels en
leidingen), bovengrondse infrastructuur (wegen, kunst-
werken, spoor) en waterveiligheid (waterkeringen,
afwateringsystemen). Binnen mijn huidige werkzaamheden
komt vastgoed nauwelijks aan bod.
41SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Het is voornamelijk het (bouw)proces wat mij bezighoudt en nu zijn dat
voornamelijk projecten in de grond-, weg- en waterbouw.
Dagelijkse werkzaamhedenMijn dagelijkse werkzaamheden zijn ontzettend divers. Zoals ik al eerder
aangaf is het contract de rode draad door elk project, vandaar dat ik in
alle bouwfases werkzaam ben. Een greep uit mijn werkzaamheden zal
ik omschrijven aan de hand van het chronologisch doornemen van het
bouwproces:
• Initiatief: hierin adviseren wij de opdrachtgever welke contractvorm het
beste past bij het project dat de opdrachtgever voor ogen heeft.
• Contractvorming: wanneer de keuze voor een bepaalde contractvorm
genomen is zal het contract opgesteld worden. Vaak wordt Grontmij
ingehuurd door een opdrachtgever om een (voor)ontwerp uit te werken
en een contract op te stellen om dat vervolgens op de markt te brengen.
Allereerst worden bij alle betrokken stakeholders eisen en wensen
opgehaald, wat leidt tot een klanteisspecificatie (KES). Deze klanteisen
vormen de eerste input voor het contract. Daarnaast vormen het ontwerp,
eisen uit normen en richtlijnen en overige technische eisen input voor
het contract. Deze eisen haal ik veelal op bij de verschillende technische
experts binnen Grontmij en structureer ik volgens de systematiek van
Systems Engineering. Dit houdt in dat je uitgaat van een ‘syteem’ waarin
je de eisen uit het contract koppelt aan objecten en werkpakketten.
De technische eisen worden gekoppeld aan objecten (een weg, een
brug etc.) en proceseisen worden gekoppeld aan werkpakketten
(contractmanagement, vergunningenmanagement etc.).
Vanuit deze structuur houd je het overzicht of je contract
volledig ‘dekkend’ is. Bij deze werkzaamheden ben ik
dus veelal de spin in het web en heb ik veel afstemming
met al deze stakeholders om te komen tot een gedegen
contract.
• Aanbesteding: wanneer het contract eenmaal op de
markt wordt gezet door de opdrachtgever, begeleiden
wij ook veelal dit proces. Dit houdt in dat wij adviseren
over de EMVI-criteria (Economisch Meest Voordelige
Inschrijving), het aanbestedingsproces begeleiden en
de uiteindelijke gunning coördineren. Op basis van de
EMVI-criteria wordt de kwaliteit van de inschrijving
beoordeeld die naast de prijs een belangrijke rol speelt
bij de beoordeling van de inschrijvingen.
• Uitvoering/Beheer en Onderhoud: wanneer vervolgens
het werk gegund is aan een opdrachtnemer, voeren
wij ook veelal het contractmanagement uit voor de
opdrachtgever. Dit houdt in dat we op basis van risico’s de
contractdocumenten van de opdrachtnemer controleren,
audits houden op zijn kwaliteitsmanagement en processen
en de discussie voeren met de opdrachtnemer over
eventuele wijzigingen ten opzichte van het contract.
Tevens beschikken wij over voldoende technische experts
die kunnen assisteren wanneer we op een specifiek
risicovol technisch onderdeel van het project willen
toetsen.
AFBEELDING 1
Spieringbrug te Muiden Bron:Rijkswaterstaat
42
ProjectenHet bovenstaande geeft een goede indruk van de diversiteit
van mijn werkzaamheden. Deze werkzaamheden voer ik uit
in diverse projecten in diverse rollen, zowel aan opdracht-
gevers- als aan opdrachtnemerskant.
In de contractvormingsfase ben ik voor het project HOV in ’t
Gooi in opdracht van de provincie Noord-Holland en ProRail
werkzaam geweest bij de begeleiding van het maken van
het voorontwerp en contract voor een HOV-verbinding
(hoogwaardig openbaar vervoer verbinding) tussen Huizen
en Hilversum. Hierbij heb ik algemene werkzaamheden
uitgevoerd binnen het projectmanagement: bewaken van
ons budget, opstellen van planningen en het voeren van
discussies met de opdrachtgever over wijzigingen ten
opzichte van ons contract. Daarnaast hield ik me bezig met
het opstellen van het contract voor de HOV-verbinding.
Hierbij haalde ik de klanteisen op bij alle stakeholders en
de technische eisen bij onze technische experts. Vervolgens
verwerkte ik dit met collega’s gestructureerd in het contract
door middel van Systems Engineering.
In de uitvoeringsfase heb ik ondertussen zowel aan
opdrachtgeverskant als aan opdrachtnemerskant ervaring
opgedaan. Aan de opdrachtnemerskant ben ik werkzaam
als risicomanager voor een aannemerscombinatie bij
het project Spieringbrug in Muiden. Dit project is een
raakvlak project van het enorme infrastructurele project
voor de weguitbreiding Schiphol – Almere – Amsterdam van
Rijkswaterstaat. Als risicomanager ben ik verantwoordelijk
voor het beheer van ons risicodossier, bespreek en
actualiseer ik met de verschillende onderaannemers ons
risicodossier en overleg ik dit met de opdrachtgever
(Provincie Noord-Holland en Gemeente Muiden). Op basis
van onze risico’s en zijn risico’s bepaalt de opdrachtgever
weer op welke onderdelen hij onze werkzaamheden en
processen gaat toetsen. Een belangrijke taak dus om
volledig en actueel te zijn.
Aan de opdrachtgeverskant ben ik werkzaam als toetser
namens het Hoogheemraadschap Schieland en de
Krimpenerwaard binnen het project Dijkversterking
Krimpen aan de IJssel. Hierbij voeren wij toetsen uit op
het werk van de aannemer, waarbij ik voornamelijk
procestoetsen uitvoer. Dit houdt in dat we op basis van het
contract en het projectmanagementplan van de aannemer
toetsen of hij zijn processen zo heeft ingericht zoals volgens
zijn inschrijving, projectmanagementplan en contract verplicht
is. Dit zijn toetsen op bijvoorbeeld risico management,
planningsmanagement en het ontwerpproces.
AfsluitendOp dit moment krijg ik voldoende kansen om me in de
volledige breedte van het bouwproces te ontwikkelen. Dat
vind ik dan ook een mooie kans die ik met beide handen
aanpak! Op termijn zal ik me wel meer ontwikkelen richting
een bepaald expertise, mijn voorkeur ligt op dit moment bij
de richting van contractmanager. Maar binnen Grontmij en
binnen de bouwsector zijn er voldoende uitdagingen en
ontwikkelingen die ervoor zorgen dat ik alle mogelijkheden
graag open houd.
Afsluitend hoop ik dat mijn artikel studenten in laat zien hoe
breed onze master Real Estate Management and Development
is en dat de opgedane kennis over het bouwproces, project -
management en de ontwikkelde analytische vaardigheden je
de mogelijkheid biedt om je in de totale breedte van de
bouwsector in te zetten.
43SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
ir. M. Weijs-Perréeir. M. Weijs-Perrée studeerde in augustus 2014 af aan de leerstoel Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Haar afstudeeronderzoek richtte zich op de invloed van buurtkenmerken op het sociale netwerk en de sociale tevredenheid van ouderen. Sinds oktober 2014 is ze werkzaam als promovendus aan de Technische Universiteit Eindhoven. Ze is bezig met een onderzoek naar meerwaarde van bedrijfsverzamelgebouwen voor het kennisdelen en netwerken tussen huurders/ gebruikers
Afstudeerder TU/e
Sociale tevredenheid in een vergrijzende samenlevingDe invloed van buurtkenmerken op
het sociale netwerk en de sociale
tevredenheid van ouderen
Er is een groeiende belangstelling naar
de relatie tussen de leefomgeving en
het sociale netwerk van ouderen.
De meeste studies richten zich op de
hoeveelheid sociaal contact en niet op
eenzaamheidsgevoelens of de sociale
tevredenheid. In dit onderzoek wordt
met behulp van een padanalyse de
relaties tussen persoonlijke en buurt
kenmerken, kenmerken van het sociale
netwerk, verbondenheid met de buurt,
eenzaamheid en sociale tevredenheid
geanalyseerd. Deze analyse is geba
seerd op data die is verzameld tussen
april en mei 2014 in de regio Eindhoven
onder 177 respondenten, met behulp
van een vragenlijst en een sociaal
interactie dagboek.
Veel studies richten zich op de relatie tussen de hoeveelheid
sociaal contact, de omvang van het sociale netwerk en de
leefomgeving. Deze studies richten zich niet op eenzaamheid-
gevoelens (Hughes et al., 2004) of de tevredenheid met de
sociale contacten en het sociale netwerk. Als aanvulling op
deze studies, is het daarom belangrijk om inzicht te krijgen in
gevoelens van eenzaamheid en sociale tevredenheid.
Sociale netwerken zijn belangrijk voor de levenskwaliteit en
het geluk van mensen (Delmelle et al., 2013). De kwaliteit
van het sociale netwerk is hierbij belangrijker dan het
aantal sociale interacties of de omvang van het sociale
netwerk (Penninx, 2005). Een kleinere omvang van het
sociale netwerk hoeft niet te betekenen dat mensen eenzamer
zijn of omgekeerd, mensen met een groter sociaal netwerk
zijn niet altijd meer tevreden met hun sociale leven.
Persoonlijke kenmerken en de leefomgeving kunnen het
sociale netwerk van mensen beïnvloeden (Delmelle et al.,
2013). Toch is er maar weinig bekend over het effect van de
leefomgeving op de sociale tevredenheid van mensen. Als
mensen zich meer verbonden voelen met hun leefomgeving,
zullen ze waarschijnlijk ook meer tevreden zijn met hun
sociale contacten in de buurt en meer sociale contacten
hebben met buurtgenoten. Deze verbondenheid met een
plek of buurt wordt ook wel ‘place attachment’ genoemd
(Rubinstein en Parmelee, 1992). De verbondenheid met de
buurt wordt sterker wanneer mensen langer in dezelfde
buurt wonen. Onderzoek laat zien dat kenmerken van de
leefomgeving de verbondenheid met de buurt kunnen
beïnvloeden (Buffel et al., 2011).
Het doel van dit onderzoek is het analyseren van de relaties
tussen persoonlijke kenmerken, buurtkenmerken, eenzaam-
heid, de verbondenheid met de buurt, sociale netwerken en
de sociale tevredenheid van ouderen. Figuur 1 toont het
conceptueel model met de onderlinge relaties die in dit
onderzoek zijn onderzocht.
44
Data verzamelingData is verzameld door middel van een sociaal interactie dagboek en een
vragenlijst over de omvang en de samenstelling van het sociale netwerk,
de verbondenheid met de buurt, sociale tevredenheid, eenzaamheid en
over persoonlijke en buurtkenmerken.
Respondenten werden gevraagd om al hun sociale interacties te noteren
in het sociaal interactie dagboek. Respondenten werden gevraagd om
één interactie te noteren bij elke sessie van sms berichten, WhatsApp
berichten, chat berichten en berichten tijdens een internet spel.
In de vragenlijst zijn een aantal vragen gesteld over de persoonlijke
kenmerken van de respondenten zoals leeftijd, geslacht, autobezit,
club-lidmaatschap, gezinssamenstelling, arbeidssituatie, gezondheid,
inkomen en opleidingsniveau, verblijfsduur in de buurt, etniciteit en
werkstatus. Ook werden respondenten gevraagd of ze bepaalde
gebeurtenissen hadden ervaren sinds 2008, zoals ouderschap,
echtscheiding of het overlijden van een echtgenoot.
Sociale tevredenheid is gemeten met behulp van een opgestelde index.
Deze index bestaat uit de negen vragen over de tevredenheid van de
respondenten met de samenstelling van hun sociaal netwerk, de omvang
van het sociale netwerk en hun sociaal leven over het algemeen.
Eenzaamheid is gemeten met behulp van een index (Hughes et al., 2004).
Deze index bestaat uit drie vragen: ’hoe vaak heb je het gevoel dat je
gezelschap mist?’, ‘hoe vaak voel je je buitengesloten?’ en ‘hoe vaak voel
je je geïsoleerd van anderen? ‘.
Informatie over de buurt is verkregen met behulp van Statline (CBS,
2012), zoals de dichtheid, voorzieningen in de buurt, samenstelling van
de bevolking, de afstand tot groene openbare ruimtes en het type
woningen. Sociale cohesie is gemeten door middel van een index
opgesteld door Decide (2007). Deze index bestaat uit zeven vragen over
sociale cohesie en het richt zich op de mate waarin bewoners samen
activiteiten doen en de mate van solidariteit tussen de bewoners.
In dit onderzoek is de 12-item schaal van Williams en Roggenbuck (1989)
gebruikt om de verbondenheid met de buurt te meten. Deze index
bestaat uit uitspraken zoals: ‘ik heb het gevoel dat deze buurt een deel
van mij is’, ‘ik ben zeer gehecht aan deze buurt’, ‘deze buurt betekent
veel voor mij’ en ‘ik haal meer voldoening uit deze buurt dan uit een
andere buurt’.
Het doel van de dataverzameling was om alle respondenten,
die in 2008 in het onderzoek van Van den Berg (2012) het
sociaal interactie dagboek hebben ingevuld, nog een keer
het sociaal interactie dagboek te laten invullen. In 2008
werden adressen willekeurig geselecteerd in verschillende
buurten in de regio Eindhoven.
In dit onderzoek is data verzameld tussen april en mei
2014 in de regio Eindhoven, onder 141 respondenten die
deelnamen aan het onderzoek in 2008 en 36 nieuwe
respondenten. De steekproef bestaat uit 62% vrouwen en
38% mannen. Ook bevat de steekproef een hoog percen-
tage respondenten met een leeftijd tussen de 40 en 80
jaar (81%). Respondenten die zonder partner wonen,
met kinderen (6%) of zonder kinderen (13%), zijn onder-
vertegen woordigd in deze steekproef. Dit komt waarschijnlijk
door het hoge percentage van respondenten met een leeftijd
tussen de 40 en 80 jaar. Een groot deel van de respondenten
is hoogopgeleid (89%).
Methode & ResultatenKwantitatieve analyses zijn uitgevoerd om de relaties te
analyseren. Om de relaties tussen de onafhankelijke
variabelen en de afhankelijke variabelen, en de relaties
tussen de afhankelijke variabelen gelijktijdig te analyseren,
is een pad analyse gebruikt. Het model is opgesteld met
behulp van behulp van het statistisch software pakket
LISREL (Jöreskog en Sörbomet, 2008).
Mean St. Dev.
Afhankelijke variabelen
Aantal sociale interacties 12.25 6.94
Sociale tevredenheid 34.63 3.93
Eenzaamheid 3.50 0.95
Verbondenheid met de buurt 38.56 7.37
Aantal buurtgenoten in het sociale netwerk 3.56 4.40
Onafhankelijke variabelen
Persoonlijke kenmerken
Leeftijd 56.42 15.25
Laag inkomen (< €2000 netto per maand) (dummy)
0.23 0.42
De dood van een partner (dummy) 0.06 0.23
Stel met kinderen (dummy) 0.36 0.48
Stel zonder kinderen (dummy) 0.45 0.50
Zeer goede gezondheid (dummy) 0.35 0.48
Één of meer auto’s in het huishouden (dummy) 0.90 0.30
Lid van een vereniging/ club (dummy) 0.67 0.47
Buurtkenmerken
Zeer hoge dichtheid (dummy) 0.23 0.42
Social cohesie 22.98 5.60
FIGUUR 1
Conceptueel model
Sociaal netwerk+ sociale interacties
Persoonlijkekenmerken
Buurtkenmerken
Sociale tevredenheid van ouderen
Eenzaamheid
Verbondenheid met de buurt
TABEL 1
Afhankelijke en onafhankelijke variabelen (N=177)
45SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
FIGUUR 2
Pad analyse model
Sociale cohesie
Aantal socialeinteracties
Sociale tevredenheid
Eenzaamheid
Positief effect
Negatief effect
Verbondenheid met de buurt
Aantal buurtgenoten
Zeer hoge dichtheid
Leeftijd
Laag inkomen
Lid van een club/ vereninging
Autobezit
Zeer goede gezondheid
Stel met kinderen
Stel zonderkinderen
Dood van partner
Buurtkenmerken
Persoonlijke kenmerkenSociale netwerk
Place attachment
Eenzaamheid
Sociale tevredenheid
-0.16
-3.72
-2.89
-6.87
-6.02
-6.42
-0.30
-0.80
1.23
0.39
0.32
0.57
-1.25
-0.04
0.07
-0.85
0.08
0.26
Als eerste zijn de relaties tussen afhankelijke en onafhanke-
lijke variabelen bepaald met behulp van bivariate analyses.
De relaties die significant waren, zijn toegevoegd aan het
pad analyse model. De onderlinge relaties tussen de
afhankelijke variabelen zijn ook toegevoegd. Vervolgens
zijn alle relaties die niet significant (p<0.05) waren
verwijderd van het model. In tabel 1 worden de
afhankelijke en onafhankelijke variabelen weergegeven die
zijn mee genomen in het model. Dit resulteerde in het
uiteindelijke model (figuur 2).
“Voor de kwaliteit van het leven is
het dus belangrijk dat er omgevingen
worden gecreëerd waar mensen
tevreden zijn met hun sociaal leven
en zich verbonden voelen met hun
omgeving."
De resultaten laten zien dat persoonlijke kenmerken effect
kunnen hebben op het aantal sociale interacties van
mensen. Leeftijd heeft een negatief effect op het aantal
sociale interacties. Deze bevinding suggereert dat ouderen
minder sociale interacties hebben. Dit komt waarschijnlijk
doordat sociale interacties met collega’s verdwijnen na
pensionering. Ook kan de vermindering van het aantal
sociale interacties het gevolg zijn van een verslechterde
gezondheid en verminderde mobiliteit. Figuur 2 laat zien
dat mensen met een laag inkomen en mensen die een
partner hebben verloren minder sociale interacties hebben.
Er is ook gevonden dat mensen die samenwonen met een
partner (met of zonder kinderen) minder sociale interacties
hebben dan mensen die zonder een partner wonen (met of
zonder kinderen). Club-lidmaatschap en zeer hoge
dichtheid in de buurt kunnen de sociale tevredenheid
beïnvloeden. Mensen die lid zijn van een club of vereniging
zijn meer tevreden met hun sociaal leven. Deelname aan
sociale activiteiten zou de kwaliteit van het sociale netwerk
kunnen verbeteren. Een hogere dichtheid (≥ 2500 adressen
per vierkante kilometer) in een buurt kan leiden tot een
lagere sociale tevredenheid van inwoners. In gebieden met
46
een hogere stedelijke dichtheid zijn meer mogelijkheden om deel te nemen
aan sociale activiteiten, maar is het waar schijnlijk moeilijker om echte
vrienden te ontmoeten en zich verbonden te voelen met de buurt
(Hanabuchi et al, 2012).
Uit de resultaten blijkt dat het aantal buurtgenoten in het sociale netwerk
en de sociale cohesie in de buurt, de verbondenheid met de buurt positief
kan beïnvloeden. Sociaal contact met buurtgenoten en gesteund of
geholpen worden door buurtgenoten is zeer belangrijk voor het gevoel van
verbondenheid met de buurt en uiteindelijk voor de sociale tevredenheid. Een
laag inkomen kan ook de verbondenheid met de buurt negatief beïnvloeden.
Eenzaamheid wordt negatief beïnvloed door de verbonden heid met de buurt,
autobezit en een zeer goede gezondheid. Mensen die in het bezit zijn van
een auto en een betere gezondheid hebben zijn beter in staat om hun
sociale contacten (op verdere afstand) te onderhouden en zijn daardoor
waarschijnlijk minder eenzaam.
Figuur 2 laat ook de significante relaties zien tussen de afhankelijke
variabelen. Het aantal sociale interacties heeft een positief effect op de
sociale tevredenheid. Mensen met een hoger aantal sociale interacties zijn
meer tevreden met hun sociale leven. Ook is gevonden dat eenzaamheid
een negatief effect heeft op de sociale tevredenheid. Mensen die zich vaak
eenzaam voelen, zijn minder tevreden met hun sociale leven. Opvallend is
dat er geen significant effect is gevonden van de sociale tevredenheid op
gevoelens van eenzaamheid. Dit geeft aan dat mensen die niet tevreden
zijn met hun sociale leven, zich niet perse eenzaam hoeven te voelen.
ConclusieDe resultaten tonen aan dat de buurt een belangrijke
rol speelt bij de sociale tevredenheid van ouderen. De verbondenheid met
de buurt, de mate van sociale cohesie in de buurt en het aantal buurt-
genoten in het sociale netwerk zijn belangrijke aspecten voor de kwaliteit
van het sociale leven. Daarnaast zijn het aantal sociale interacties, gevoelens
van eenzaamheid, persoonlijke kenmerken, evenals de buurt waarin ouderen
wonen belangrijke factoren bij de vorm geving van de sociale tevredenheid
van ouderen. Voor de kwaliteit van het leven is het dus belangrijk dat er
omgevingen worden gecreëerd waar mensen tevreden zijn met hun sociaal
leven en zich verbonden voelen met hun omgeving. Vooral voor ouderen en
mensen met een slechtere gezondheid, is het belangrijk dat ze emotioneel
en instrumentaal worden ondersteund door buurtgenoten. Daarom zouden
beleids plannen zich meer moeten richten op het verhogen van het aantal
sociale interacties in buurten, door bijvoorbeeld het organiseren van sociale
activiteiten of het betrekken van lokale bewoners bij nieuwe plannen voor
de buurt.
BronnenBuffel, T., Demeere, S., De Donder, L. & Verté, D. (2011).
Fysieke, sociale en psychologische dimensies van de woon-
omgeving: Ouderen aan het woord over hun verbondenheid
met de buurt. Tijdschrift voor Sociologie, 32(1), 59-87.
CBS (2012). Statline. Verkregen op 15 mei, 2011, via www.cbs.nl.
Delmelle, E.C., Haslauer, E. & Prinz, T. (2013). Social
satisfaction, commuting and neighborhoods. Journal of Transport Geography, 30, 110-116.
Hughes, M.E., Waite, L.J., Hawkey, L.C. & Cacioppo, J.T.
(2004). A short scale for measuring loneliness in large
surveys: Results from two population-based studies.
Research on ageing, 26, 655-672.
Jöreskog, K. & Sörbom, D. (2008). LISREL 8. User’s reference
guide. SSII, Chicago.
Penninx, K. (2005). Kwetsbare ouderen in beeld. Utrecht: NIZW
Zorg.
Rubinstein, R. & Parmelee, P. (1992). Attachment to place and
the representation of the life course by the elderly. Place
Attachment. Human Behavior and Environment, 12, 139-163.
Sikma, P. (2011). Een leefbare omgeving voor ouderen: over de eigenschappen van een leefbare omgeving voor ouderen. Utrecht: Universiteit Utrecht. Faculteit Geowetenschappen.
Walsh, K. & Ward, P. (2013). Social Exclusion and Ageing in
Rural Areas: Patterns and Implications. Rural Ageing Observatory Paper. Galway, Ireland: Irish Centre for Social
Gerontology.
Williams, D.R. & Roggenbuck, J.W. (1989). Measuring Place Attachment: Some Preliminary Results. Paper Presented at the
Session on Outdoor Planning and Management, NRPA
Symposium on Leisure Research, San Antonio, TX.
Van de Maat, J.W. & Van Xanten, H. (2013). Sleutels voor de lokale aanpak van eenzaamheid. Utrecht: MOVISIE, kennis en
aanpak van sociale vraagstukken.
Van den Berg, P.E.W. (2012). Social Activity-Travel Patterns: The Role of Personal Networks and Communication Technology. Eindhoven: Eindhoven University of Technology.
47SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
AFBEELDING 1
Woningcomplex
AFBEELDING 3
Bouwproject met de skyline van Frankfurt
SERVICE Actief
Frankfurt Elk jaar bezoekt studieverenging SERVICE twee keer een
stad in het buitenland. Een keer met de meerdaagse reis
welke ergens in Europa plaatsvindt. De andere keer zoeken
we het verder op, dit jaar gaat de reis bijvoorbeeld naar
Hongkong! In het begin van het verengingsjaar 2014-2015 is
de bestemming van de meerdaagse studiereis bekend
gemaakt. Onder het genot van bier en bockworst werd in de
Blauwe Zaal medegedeeld dat SERVICE af ging reizen naar
de economische hoofdstad van Duitsland; Frankfurt.
Frankfurt is bij menig vastgoedliefhebber bekend door de
aanwezige wolkenkrabbers en prachtige skyline, die de stad
de bijnaam Mainhatten heeft opgeleverd. De stad heeft zijn
bekendheid verworven door de vele financiële instellingen die
er zijn gevestigd. De drie grootste Duitse banken (Deutsche
Bank, Commerzbank en DZ Bank) houden er (hoofd)kantoor.
Eén van de belangrijkste effectenbeurzen van Europa, de
Deutsche Börse, is eveneens in de stad gevestigd. Als kers
op de taart vormt Frankfurt óók de thuisbasis van de
Europese Centrale Bank.
In de vroege ochtend van 26 november vertrokken 24
eigenzinnige vastgoedstudenten richting het zuiden van
Duitsland. Met behulp van het ‘immobiliën mobile’ zou de
chauffeur ons veilig afzetten in Frankfurt. Nadat we waren
ingecheckt in het hostel werden we opgehaald voor de
eerste activiteit aldaar. Onder leiding van twee Duitse
gidsen, die ook de Nederlandse taal machtig waren, werden
we langs historische pracht en leuke bezienswaardigheden
van Frankfurt geleid. Op deze manier maakte we in hoog
tempo kennis met de stad. Na afloop van de wandeltocht
was de tijd rijp voor een bezoek aan een typische Duitse
kerstmarkt.
Vandaag de dag lijkt een kerstmarkt meer op een kermis
maar van origine biedt een kerstmarkt inwoners een
vreugdevolle plek van licht, warmte en gezelligheid tijdens
de koude wintermaanden. Nadat we gezellig met elkaar
hebben gesproken, onder het genot van een aantal glaasjes
gluhwijn, zijn we het nachtleven van Frankfurt ingedoken.
48
AFBEELDING 2
TaunusTurm
De volgende dag ging de wekker vroeg af want we zouden
op bezoek gaan bij Grontmij GmbH, de Duitse tak van het
gekende advies- en ingenieursbureau. In de ochtend kregen
we meer informatie over het bedrijf en de sectoren waarin
het actief is. Na een uitgebreide lunch zijn we op
projectbezoek gegaan. Op onze stalen neuzen brachten we
een bezoek aan een groot woningbouwproject even ten
zuiden van Frankfurt. Het project bestond uit herenhuizen,
appartementen en penthouses in een groene omgeving.
Nadat we genoten hadden van het prachtige uitzicht gingen
we door naar het tweede project, de TaunusTurm. De
TaunusTurm is een 170 meter hoge wolkenkrabber ontwikkeld
door Tisman Spyer, bekend van New Yorkse iconen als het
Rockefeller Centre en het Chrysler Building. De facility
manager heeft ons verteld hoe het gebouw ontworpen is en
welke bedrijven er in zitten gevestigd. We hebben hier tot
slot mogen genieten van een adembenemend uitzicht over
de stad vanaf de 38e verdieping. Nadat we onze
gepassioneerde gids van die dag, professor Adreas Menner
van de Frankfurt University, een ferme handdruk hadden
gegeven, focuste we ons volledig op het avondprogramma.
Onder het genot van een bordvullende schnitzel en een
grote pul bier hebben we ons mentaal voorbereid op de
disco. We hebben tot in de vroege uurtjes staan dansen op
Duitse muziek.
Op de laatste dag van onze trip brachten we een bezoek aan
de belangrijkste effectenbeurs van Duitsland. Hier hebben
we een lezing gekregen en vervolgens mochten we nog een
kijkje nemen op de beursvloer zelf. In de middag hebben
we nog een aantal uren door de stad gelopen om wat
kerstinkopen te doen. Om vier uur stond onze chauffeur
weer paraat om ons terug naar Eindhoven te vervoeren.
We kijken terug op een geslaagde en bovenal gezellige
meerdaagse reis!
Jasper van de Koevering
49SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Afstudeer- verslagen TU/e - REMD
Op deze pagina treft u een
overzicht van de meest recente
afstudeerverslagen van de opleiding
Real Estate Management and
Development aan de Technische
Universiteit Eindhoven. Het complete
overzicht van afstudeerverslagen is te
vinden op de website van SERVICE:
www.service-studievereniging.nl.
Voor bestellingen en prijzen kunt
u contact opnemen met
Auteur: Boy de KleijnBestelnr.: 525
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Facilities and their effect on face-to-face social contactsThe Netherlands is dealing with an ageing population (65+)
and a decreasing number of facilities. In general, the mobility
and the social network of elderly people decreases, which
results in fewer opportunities for social contacts. Social and
commercial facilities stimulate and provide opportunities for
social contacts.
An ageing population and decreasing number of facilities
occur in shrinking areas or will occur in anticipating areas,
which are also faced with migration of young people and a
decline in the birth rates, in the economy and in the number
of households.
The research is conducted (survey and social interaction diary)
in the anticipating area Noord-Limburg. The main results are:
• Shops, home and the house of someone, most common
locations to visit and to have social contact.
• (Elderly) people with a poor health or a disability (less
satisfied and fewer social contacts and experience more
social isolation).
• People with a job, a higher income or children (very
satisfied and more social contacts and don’t experience
social isolation).
• Urban density (neighbourhood characteristic) had no
influence.
This research aims to give a clearer view on the importance
of facilities that contribute to social contacts. In general, the
presence of the facilities has no major impact on social
isolation and contacts, however, the accessibility is very
important. It is necessary to stimulate (accessibility), to help
(employment) and to add quality (green spaces). Regarding
facilities which are less frequently visited, policy may aim at
closing these facilities (such as church and library) or
merging with more frequently visited facilities (such as
community centers) to stimulate the use of these facilities.
Auteur:Valeska Bruins
Bestelnr.:526
Opleiding:REMD
Jaar: 2014
LeisureDome Kerkrade; het onderzoeken welke kenmerken zijn vereist voor de realisatie van een optimaal leisure complexDe LeisureDome te Kerkrade is met ruim 15.000m2 een van
de eerste geclusterde leisurecomplexen in Nederland met
dergelijke afmetingen. De financieel negatieve exploitatie
van een solitaire megabioscoop heeft geleid tot de clustering
van zes leisure exploitanten in één gebouw.
Welke kenmerken met betrekking tot de locatie, verschijnings-
vorm, omliggende retail- en leisurefaciliteiten, positionering
in het gebouw en synergievoordelen zijn vereist voor de
realisatie van een optimaal leisurecomplex?
50
Als eerste dient de locatie gemakkelijk bereikbaar te zijn. Op de locatie
worden gratis en voldoende parkeerplaatsen geprefereerd, op binnen-
stedelijke locaties is betaald parkeren meer geaccepteerd. Daarnaast dient
een leisurecomplex voldoende zichtbaar te zijn op de locatie. Een modern
meerlaags gebouw met één hoofdentree en een gezamenlijke hal wordt
gewenst door zowel exploitanten als consumenten. In het leisurecomplex
dienen de leisurefaciliteiten voor de consument goed zichtbaar en gemakkelijk
toegankelijk te zijn. Daarnaast worden door het spreiden van trekkers in het
leisurecomplex impulsieve bezoeken gestimuleerd en de naamsbekendheid
van de kleinere leisurefaciliteiten vergroot. De naamsbekendheid wordt
eveneens vergroot door het leisurecomplex te realiseren op een bestaande
retail- en/of leisurelocatie. Indien op een dergelijke locatie een mix aangaande
de openingstijden ontstaat wordt tevens de sociale veiligheid verbeterd.
Auteur: L.J. Eskens (Loek)Bestelnr: 527
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Leegstand & fysieke potentie: Kantoren van eigenaar-gebruikersDoor de huidige economische crisis kampt de kantorenmarkt met een hoog
leegstandspercentage en worden - steeds meer - kantoren ter verkoop op
de markt gebracht. Het is veelal niet duidelijk wat de fysieke potentie van
deze kantoren is en of er hierbij verschil is tussen kantoren van eigenaar-
gebruikers en beleggers. Deze scriptie geeft een indicatie van de leegstand
bij eigenaar-gebruikers en kijkt naar de potentie van kantoren van eigenaar-
gebruikers die ter verkoop aangeboden worden. Hierbij concentreert het
onderzoek zich op de fysieke aspecten van (leegstaande) kantoren. Meestal
wordt de locatie als het belangrijkste vestigingsargument gezien. Door de
crisis en marktverandering is de fysieke potentie steeds belangrijker
geworden. Verbetering van deze fysieke aspecten kan de verkooppotentie
verbeteren.
Tijdens het onderzoek zijn met zeven eigenaar-gebruikers interviews
afgenomen om een indicatie te krijgen van de leegstand binnen dit
segment van de kantorenmarkt. Verder is er stapsgewijs een instrument
ontwikkeld, waarmee CRE managers van eigenaar-gebruikers de fysieke
potentie van hun kantoren kunnen beoordelen in het geval hun kantoor of
kantoren verkocht zullen worden.
Auteur: Sander van TuijlBestelnr.: 528
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Investing in car parks; To do or not to do?The real estate market has changed rapidly and the risks of real estate
investments are being reconsidered. This has implications for the consi-
deration in which asset there will be invested. At this moment there is an
increasing social and commercial interest in parking real estate. This interest
is strengthened by the poor investment performances of other real estate
sectors over the past few years. However, in comparison to other real estate
sectors, parking real estate functions differently and can be seen as a real
estate category that doesn’t function on its own. In the future a car park is
going to be more and more important for the functioning of city centers all
over the world, which makes it a social relevant subject.
Since the parking investment market is really intransparant,
it is hard for investors to distinguish which car park invest-
ment is interesting. This study contributes to this challenge
by defining the attractiveness of car parks as investment
product. The attractiveness is in this research distinguished
by the return- risk profile of the investments. When looking
at the return- risk profile of Bouwfonds IM’s car parks, it
seems that the most important characteristic types concer-
ning the attractiveness are: environmental-, accessibility-,
competition-, property and functionality characteristics.
Auteur: Sanne Koorneef Bestelnr.: 529
Opleiding REMD
Jaar: 2014
Samenwerking in DBFMO projecten Een onderzoek naar de samenwerking tussen opdrachtgever
en opdrachtnemer in DBFMO-projecten. DBFMO is een
bouworganisatievorm waarbij Design, Build, Finance,
Maintenance en Operate aan één opdrachtnemer wordt
gegund, wat leidt tot meerwaarde ten opzichte van een
traditionele bouworganisatie. Een gevolg van de toepassing
van DBFMO is dat er een complexe projectmanagement
ontstaat. Samenwerking tussen de betrokken partijen heeft
een positieve invloed op de uitkomst (kwaliteit en prijs) van
het project.
In het onderzoek zijn de kenmerken van DBFMO en
samenwerking geformuleerd, waaruit een zestal kritieke
prestatie indicatoren (KPI’s) voor de samenwerking tussen
opdrachtgever en opdrachtnemer zijn gevonden:
vertrouwen, gemeenschappelijk belang, betrokkenheid,
communicatie, onderlinge waardering en team-functionaliteit.
Vanuit de literatuur en een nader veldonderzoek bij vijf
lopende DBFMO-projecten, zijn de volgende concrete
aanbevelingen uitgerold om de samenwerking tussen de
opdrachtgever en opdrachtnemer te verbeteren:
• Het integreren van de KPI’s en sub-variabelen in de
DBFMO-overeenkomst
• Het sturen van de waardering van de betrokken
partijen door samenwerking te organiseren rond het
partneringmodel en verwachtingsmanagement
• Meer aandacht leggen op het proces en de
procesdoelstellingen in het ambitiedocument
• De betrokken partijen eerder laten samenwerken (dan
pas in de exploitatiefase, zoals nu vaak gebeurt)
• Het gemeenschappelijk belang voor opdrachtgever en
opdrachtnemer van een project vinden
51SERV ICE M AGA ZINE M A ART 20 15
Auteur: J.J.F. (Jack) Kollenburg Bestelnr.: 530
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
De verkooppotentie van woningportefeuilles van woningcorporatiesWoningcorporaties hebben verschillende motieven om
woningen te verkopen. Minister Blok stimuleert de verkoop
van corporatiewoningen aan derden door middel van de
versoepeling van de regelgeving voor corporatiewoningen
met een maximale huurprijs boven de liberalisatiegrens
(€ 699,48). Ongeveer 33% van de corporatiewoningen komt
in aanmerking voor de versoepeling van de regelgeving bij
een eventuele verkoop van deze woningen.
Tijdens het onderzoek is de woningportefeuille van de
woningcorporatie gekoppeld aan het zoekprofiel van de
institutionele en particuliere belegger. Echter is gebleken
dat de woningportefeuille van de woningcorporatie niet of
nauwelijks woningen bevat die passen in het zoekprofiel
van de beleggers. In het zoekprofiel van de institutionele
belegger past maximaal 0,03% van de 2,4 miljoen corporatie-
woningen, bij de particuliere belegger is dit maximaal 11%
van de corporatiewoningen.
De verhuurdersheffing die wordt toegepast op huurwoningen
met een huidige huurprijs onder de liberalisatiegrens is
hierbij het grootste obstakel. Uit eerder onderzoek is
gebleken dat de institutionele belegger interesse heeft in
woningen met een huidige huurprijs onder de liberalisatie-
grens, uit dit onderzoek is gebleken dat de institutionele
belegger alleen interesse heeft in huurwoningen met een
huidige huurprijs boven de liberalisatiegrens. De verhuurders-
heffing lijkt de versoepeling van de verkoopregels te dwars-
bomen en neemt de interesse in corporatiewoningen
hierdoor af.
Auteur: Minou Perree
Bestelnr.: 531
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Social satisfaction in an ageing scoiety There has been a growing interest in the relationship
between the living environment and social networks of
elderly. Most of these studies focus on the amount of social
contact, not on feelings of loneliness or social satisfaction.
However, these aspects are very important in shaping the
quality of life, especially for the ageing population. In this
study a path analysis is used to analyse the relationships
between personal- and neighbourhood characteristics,
characteristics of the social network, place attachment,
loneliness and social satisfaction. This analysis is based on
data collected between April and May 2014 in Eindhoven and
surrounding towns among 177 respondents, using a survey
and social interaction diary. Results show that the
neighbourhood plays a relevant role in explaining social
satisfaction of elderly. The attachment to a place, the social
cohesion level of a neighbourhood and the number of local
residents in the social network are important aspects for the quality of
the social life. In addition, the number of social interactions, feelings of
loneliness, personal characteristics as well as the place where people live
are important factors in shaping social satisfaction.
Auteur: Cecile Magermans
Bestelnr.: 532
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
Succesfactoren gebiedsontwikkeling anno nu Gebiedsontwikkeling is een totale (her)ontwikkeling van een gebied,
waarbij de betrokken partijen uit verschillende disciplines samenwerken
met gedeelde verantwoordelijkheid tijdens het gehele planproces en
streven naar waardencreatie. In de huidige tijd groeit deelname van
stakeholders uit tot hechte samenwerkingsverbanden, waarbij open
communicatie en vertrouwen een grote rol spelen. Bij een goede
samenwerking tussen stakeholders kan er vroegtijdig gewerkt worden aan
de componenten van gebiedsontwikkeling en draagvlak worden gecreëerd
voor het ontwikkelen van een gebied. Interactie tussen belanghebbenden
en het streven naar een gezamenlijk doel levert een samenwerking op,
waarbij begrip gecreëerd wordt voor elkaars standpunten en een optimaal
programma kan worden bereikt. Bij gebiedsontwikkeling worden concepten
veelvuldig gebruikt, omdat het gebiedsconcept voor binding en draagvlak
kan zorgen bij stakeholders. Een gebiedsconcept is een naar type, functie
en/of ontwerp integrale aanpak, rekening houdend met de commerciële,
maatschappelijke, stedebouwkundige en functionele haalbaarheid. In deze
tijd neemt het belang voor het bundelen van krachten en het verwerven van
draagvlak toe. Draagvlakcreatie kan worden bereikt door het ontwikkelen
van een gebiedsconcept, het betrekken van alle belanghebbenden en het
aangaan van een samenwerking waardoor begrip voor elkaars standpunten
wordt gecreëerd.
Auteur: Thijs Ploumen
Bestelnr.: 538
Opleiding: REMD
Jaar: 2014
De afstemming van de CREM-organisatie op de CRE-strategie. De evolutie van het Corporate Real Estate Management laat een veranderende
rol zien voor het CREM van opdrachtgever naar bedrijfsstrateeg. Deze nieuwe
rol vereist een andere houding van het CREM. Waar de houding eerst
afwachtend was met besluiten op ad-hoc basis, dient deze nu proactief te zijn
met besluiten op basis van een strategisch plan.
In dit onderzoek is de relatie tussen CRE-strategieën en de CREM-organisatie
onderzocht. Dit betekend dat voor het optimaal implementeren of evalueren
van een CRE-strategie de organisatie van het CREM dient te worden afgestemd.
Tijdens het uitgevoerde praktijkonderzoek zijn er twee groepen onderzoeks-
eenheden geïnterviewd. De eerste groep bestaat uit acht CREM-afdelingen
die dienen als exemplarische voorbeelden. In het CREM wordt bij strategie-
vorming vaak gebruikt gemaakt van adviserende partijen. Vandaar dat er
vier CRE-adviseurs ook deelnemen aan het praktijkonderzoek. Met behulp
van de resultaten uit het literatuuronderzoek en praktijkonderzoek zijn voor
acht CRE-strategieën, evaluatie modellen opgesteld voor de organisatie van
het CREM. De opgestelde evaluatiemodellen geven per CRE-strategie inzicht
in factoren die de organisatie van het CREM beïnvloeden.
52
Contact SERVICE Magazine
Thema volgende editie‘Ontwikkelingen in de corporatiesector’. Binnen de corporatiesector
zijn er op dit moment vele ontwikkelingen gaande die in de
komende tijd het beleid en de markt zullen vormen.
• Een van deze ontwikkelingen is de herziening van de woningwet
van afgelopen december. Hierbij speelt DAEB en nietDAEB
bezit een belangrijke rol, maar bestuurders en managers van
corporaties geven aan het opstellen van een scheidingsplan erg
ingewikkeld te vinden(Finance Ideas, 2015)
• We zien ook dat buitenlandse investeerders een steeds grotere
rol gaan spelen. Vooral in de vrije sector is dit een steeds grotere
partij, maar deze investeerders richten zich ook steeds vaker op
corporatiebezit(ABN Amro, 2015).
• Op 17 februari jongslede werd bekend dat justitie onderzoek gaat
doen naar fraude en omkoping rondom een drietal corporaties,
waarbij adviseurs bij het afsluiten van een lening of rentederivaat
provisie zouden hebben ontvangen.
In de komende editie van SERVICE Magazine worden deze en andere
ontwikkelingen binnen de corporatiesector besproken.
ABN Amro (2015). Buitenlandse investeerders creëren kansen voor
Nederlandse vastgoedpartijen
Finance Ideas (2015). Corporatiesurvey: corporaties pakken nieuwe
woningwet voortvarend op
Bent u geïnteresseerd in het schrijven van een artikel
voor SERVICE Magazine of kent u wellicht mensen die
een goede bijdrage zouden kunnen leveren? Neem
dan contact op met de redactie via onderstaande
contactgegevens.
Abonneren/Opzeggen/AdreswijzigingenEen abonnement op SERVICE Magazine is gratis.
Abonneren, het opzeggen van een abonnement of
het wijzigen van uw (adres)gegevens kunt u snel en
gemakkelijk doen via:
http://www.service-studievereniging.nl/magazine
Stephan Kerperien
Hoofdredacteur
chiefeditor@servicestudievereniging.nl
Bas Ebbers
Redacteur
Erwin Rebel
Redacteur
Contact
Martha Hensbergen
Redacteur
Rik Verwaest
Redacteur
De IVBN ScriptieprijsDeze jaarlijkse stimuleringsprijs is door IVBN inhet leven geroepen in het kader van de verdereprofessionalisering van de vastgoedbeleggings-sector. De prijs wordt uitgereikt aan de alsbeste beoordeelde afstudeerscriptie. De winnaar ontvangt een geldbedrag. Meer informatie over de inschrijving voor deIVBN Scriptieprijs editie 2016 binnenkort opwww.ivbn.nl.
‘Huize Middenburg’Westeinde 28Postbus 6202270 AP Voorburg
Tel. 070 - 300 03 71Fax 070 - 369 43 [email protected] SCRIPTIEPRIJS 2016
• Altera Vastgoed • Amvest• APG Asset Management• a.s.r. vastgoed vermogensbeheer • AXA Real Estate Investment Managers • Blue Sky Group• Bouwfonds Investment Management• Bouwinvest REIM• CBRE Global Investors (NL)• Corio • Dela Vastgoed• Delta Lloyd Vastgoed• FGH Bank• MN• NEWOMIJ• NSI• NS Stations• PGGM• Q-Park• Redevco Nederland • Schiphol Real Estate • SPF Beheer• Stienstra Beleggingen • Syntrus Achmea Real Estate & Finance• Timeos• Unibail - Rodamco• Vesteda• Wereldhave
De Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed, Nederland (IVBN) behartigt degezamenlijke belangen van grote pensioen-fondsen, verzekeringsmaatschappijen, vermogensbeheerders en (al dan niet beurs-genoteerde) vastgoedfondsen. Per 1 januari2015 telt IVBN 28 leden. Gezamenlijk vertegenwoordigen de leden ruim 50 miljardeuro aan Nederlands onroerend goed en nogeens circa 50 miljard euro in het buitenland.De bij IVBN aangesloten organisaties beleg-gen - zowel direct als indirect - voornamelijkin woningen, kantoren en winkelcentra/winkels. Voor meer informatie inzake de verschillende thema’s en publicaties, zie de website.
20
ivbnA5liggend_Opmaak 1 07-01-15 11:59 Pagina 1
Management Advies Automatisering Bouw Huisvesting Vastgoed
Knap als je met je eerstecarrièrestap Nederlandvooruit brengt.
De vakfanaten van Brink Management & Advies bieden besluitvormers in bouw, huisvesting en vastgoed grip en perspectief. We combineren kennis van vraag- en aanbodzijde om solide oplos-singen te leveren die duurzaam werken en bijdragen aan een betere balans in de markt. In onze netwerkorganisatie krijg je alle ruimte voor je eigen ontwikkeling en werk je vanaf de eerste dag mee aan boeiende projecten. Zo maakten we de spectaculaire herhuisvesting van de Nachtwacht mogelijk en geven we het internationale gerechtshof integrale adviezen rondom de nieuwbouw. Kijk op onze website als je wilt samenwerken met professionals die denken én doen!
brinkgroep.nl knap werk
Ben jij de hoogvlieger die we zoeken?
Als jij de drive hebt, krijg je van ons ruim baan
Meer info 020 5 711 416 of via www.dtz.nl Duidelijk. DTZ Zadelhoff
Interesse?Neem dan contact op met de afdeling Human Resources of kijk voor meer informatieover het traineeship en de meest actuele vacatures op www.werkenbijdtz.nl
Wil jij werken bij de Nederlandse marktleider in het commercieel vastgoed?Dan is het traineeship van DTZ Zadelhoff zeker iets voor jou. In ditopleidingstraject doe je onder andere kennis op over onze organisatie, het vaken de vastgoedmarkt waarin je vanaf de eerste dag werkzaam bent. Daarnaastvolg je een intensief persoonlijk ontwikkelingstraject om zo je communicatieveen commerciële vaardigheden nog verder te ontwikkelen tot het niveau van eensuccesvol vastgoedadviseur.
DTZ PERSONEELS ADVERTENTIE A4.indd 1 11-02-15 16:45