OPLEIDING VERZORGENDE-IG OPDRACHTENBOEK SPW4-VIGroosters.albeda.nl/sites/gezondheidszorg/bestanden... · Verzorgingshuis, Thuiszorg), GGZ (Geestelijke GezondheidsZorg), GHZ (GeHandicaptenZorg)

1

OPLEIDING VERZORGENDE-IG

OPDRACHTENBOEK

SPW4-VIG

KD 2012 Beroepstaak B beginner (B2 deels) Beroepstaak B gevorderd Beroepstaak B startbekwaam Beroepstaak D verplicht en met keuze Beroepstaak D startbekwaam Beroepstaak E startbekwaam (praktijk) Albeda College Branche Gezondheidszorg Kwalificatieniveau 3 Cohort: 2012-2013 Crebo 95530 Versie: 1.0 Naam student: ……………………

Opdrachtenboek SPW4-VIG Cohort 2012-2013 Opleiding Verzorgende-IG

2 Albeda College Branche Gezondheidszorg



Inhoudsopgave

Blz.

Verantwoording 5

Inleiding 7

Instructie feedbackformulier 9

Leerlijn opleiding 10

Begrippenlijst 12

Oriëntatie 15

Beroepstaak B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

-Beginner (deel B2 basiszorg)

Ondersteuningsmagazijn school 37

Ondersteuningsmagazijn praktijk en praktijkactiviteiten 39

-Gevorderd

Beroepsopdracht (praktijk) 45

Feedbackformulier 47



-Startbekwaam



Ondersteuningsmagazijn school/praktijk en praktijkactiviteiten 103

Beroepstaak D Ondersteunen bij verpleegtechnische handelingen

-Verplicht

Verpleegtechnische handelingen verplicht 113




-Keuze

Verpleegtechnische handelingen met keuze 159





Beoordelingsformulier 191

Overzichtslijsten vaardigheden beroepstaak D 197

Beroepstaak E Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

-Startbekwaam




Rekentaken 213

Toetsen

Portfolio





Verantwoording Dit traject is speciaal ontworpen voor medewerkers met een SPW4 opleiding, die zijn uitgestroomd in de differentiatie “Woonbegeleiding”. Steeds vaker zien we dat deze begeleiders gaan werken met groepen dementerende ouderen in verzorgings-en verpleeghuizen. Dit t.g.v. het concept: “Kleinschalig wonen”. Dit concept biedt voornoemde doelgroep betere kwaliteit van zorg dan wanneer zij in een “normale” setting, zoals dat tot voor kort het geval was, verblijven. Immers, het biedt meer huiselijkheid en veiligheid, meer prikkels en saamhorigheid dan voorheen. Ouderen voelen zich er wel bij, zo is gebleken. Daarom kiezen steeds meer instellingen voor kleinschaligheid, en is er steeds meer vraag naar SPW-ers in voornoemde huizen. Er staat dan steeds één vaste begeleider op een groep zorgvragers die zelfstandig zijn/haar taken verricht. Daarbij doet zich het volgende probleem voor: waar SPW-ers goed in staat zijn om (groepen) zorgvragers te begeleiden, missen zij o.a. de kennis van ziektebeelden, kennis van specifieke ouderdomsziekten en hebben zij niet geleerd om bijvoorbeeld de zorg rond een zorgvrager te coördineren. Maar wat vooral als gemis wordt ervaren, is de kennis en het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen. Vanuit de praktijk kwam dan ook de vraag om een aanvullende opleiding voor genoemde medewerkers, zodat zij, naast het begeleiden, goed in staat zijn om adequate zorg te bieden aan deze kwetsbare zorgvragers. Om deze reden is dan ook een traject tot stand gekomen dat hieraan beantwoordt. Het biedt alles wat SPW-ers nodig hebben om alle handelingen uit te voeren zoals hun collega-verzorgenden dat doen. Hierbij is rekening gehouden met de al behaalde werkprocessen en competenties tijdens de opleiding SPW4. Alle ontbrekende werkprocessen en competenties uit de opleiding Verzorgende-IG zijn in het traject opgenomen. Hierbij is uitgegaan van één dag per week school, gedurende een jaar.





Inleiding In deze inleiding krijg je uitleg over het opdrachtenboek SPW4-VIG. Na de inleiding vind je de instructie van het gebruik van het feedbackformulier. Hierna staat de leerlijn. Hier staat beschreven aan welke beroepsopdrachten je gaat werken tijdens de opleiding. Er is ook een begrippenlijst toegevoegd met de woorden die misschien nog onbekend voor je zijn en die voorkomen in dit opdrachtenboek. De opleiding begint met een oriëntatieperiode. Je zult samen met de groep, de docenten en de SLB een aantal activiteiten doen om kennis te maken met de school en het beroep. De activiteiten vind je in het ondersteuningsmagazijn. Na de oriëntatie start je met het inhoudelijke deel van de opleiding. De opleiding SPW4-VIG bestaat uit beroepstaak B gevorderd en startbekwaam, D verplicht, keuze en startbekwaam en een deel van E startbekwaam (alleen praktijk). Het uitgangspunt voor wat je gaat leren zijn de beroepsopdrachten. Lees de beroepsopdracht dus eerst goed door. De beroepsopdrachten zijn toetsen die bepalen of je de werkprocessen en de competenties die behoren bij het beroep van verzorgende uit kunt uitvoeren. De beroepsopdrachten uit dit opdrachtenboek voer je in de praktijk uit. Je kunt de beroepsopdrachten uitvoeren als toets wanneer je voldoende kennis, vaardigheden en houdingaspecten bezit. Dit kun je aanleren door activiteiten te doen op school en in de praktijk. Met dit opdrachtenboek werk je dan ook op school en in de praktijk. Je kunt de beroepsopdracht ook van te voren oefenen door de beroepsopdracht of onderdelen hiervan uit te voeren en feedback te vragen. De feedback kan ingevuld worden op het feedbackformulier. De activiteiten die je kunt doen staan in het ondersteuningsmagazijn. Er is een deel met activiteiten voor op school en een deel met activiteiten voor in de praktijk. De activiteiten zijn per beroepsopdracht onderverdeeld in beroepsproducten en thema’s. Er zijn activiteiten voor het opdoen van kennis, vaardigheden en houdingaspecten. Een beroepsproduct of thema bevat workshops en activiteiten. In overleg met de docent en de studenten zullen er een of meerdere workshops worden gegeven. De activiteiten, die je op school of thuis uit kunt voeren zijn terug te vinden op het Albeda Portaal onder studentenmateriaal 2.0. De activiteiten voor in de praktijk vind je op het portaal en zitten ook in dit opdrachtenboek. Je kunt als student een keuze maken uit de activiteiten en er op school, in de praktijk en thuis aan werken. Het is belangrijk om activiteiten te kiezen waar jij van leert. Het aantal activiteiten dat je minimaal moet uitvoeren staat tussen haakjes vermeld. In overleg met je docent, je werkbegeleider of praktijkopleider kan hiervan worden afgeweken. De uitgevoerde activiteiten teken je zelf af in het opdrachtenboek. Als je een beroepsproduct of thema hebt afgerond laat je de uitwerking van de activiteiten zien aan je docent, in de praktijk aan je werkbegeleider of praktijkopleider, zodat zij dit voor jou kan aftekenen. Binnen de verzorgende-IG opleiding is het mogelijk om te kiezen voor een brancheverbijzondering. Er zijn vier brancheverbijzonderingen: VVT (Verpleeghuis, Verzorgingshuis, Thuiszorg), GGZ (Geestelijke GezondheidsZorg), GHZ (GeHandicaptenZorg) en Kraamzorg. Voor de verkorte opleiding SPW4-VIG volg je de brancheverbijzondering VVT.



Tijdens de opleiding word je op verschillende manieren getoetst. Op school krijg je kennistoetsen en casustoetsen. In de praktijk word je getoetst door middel van de beroepsopdracht. In het toetsmagazijn staan testen, waarmee je kunt testen of je voldoende kennis, vaardigheden en houdingsaspecten bezit om de toetsen te maken. Op verschillende momenten in je opleiding is er een ijkmoment. Je levert dan een portfolio in. Het is handig om een werkplanning te maken voor het eerstvolgende ijkmoment. De SLB begeleid je onder andere bij het leerproces en het samenstellen van je portfolio. In het begin zal de SLB je hierbij meer ondersteunen dan later in de opleiding. De SLB heeft regelmatig een gesprek met je om de voortgang van de opleiding te bespreken. De assessor waardeert op de ijkmomenten je portfolio en geeft advies aan de subexamencommissie of jij je voldoende hebt ontwikkeld om verder te mogen gaan met de opleiding. Achterin het opdrachtenboek vind je de toetsen van beroepsopdracht B gevorderd en startbekwaam en E startbekwaam. Deze toetsen gebruik je om de beroepstaak in de praktijk te toetsen. In overleg met je docent bepaal je wanneer je een kennistoets of casustoets maakt. Met je werkbegeleider of praktijkopleider bepaal je wanneer je de beroepsopdrachten uitvoert. De tijd die je nodig hebt om aan deze beroepstaken in de gevorderde fase te werken is afhankelijk van je eigen studietempo maar duurt gemiddeld een jaar.



INSTRUCTIE FEEDBACKFORMULIER Inleiding Tijdens het leren kun je een beroepsopdracht, of onderdelen daarvan, meerdere keren uitvoeren. Op die manier kun je feedback verzamelen, zodat je het uitvoeren van de opdracht steeds verder kunt verbeteren. Je kunt het feedbackformulier gebruiken bij de beroepsopdracht, waar de werkprocessen al genoemd zijn, of het lege feedbackformulier. Hierop kun je zelf een werkproces met de bijbehorende competenties en prestatie-indicatoren invullen. Instructie voor de student Er zijn verschillende mogelijkheden om het feedbackformulier te gebruiken. Enkele suggesties:

Probeer een goed beeld te krijgen van de competenties en werkprocessen waarvan men verwacht dat je die laat zien. Praat erover met collega’s, met je werkbegeleider enz. Let op hoe anderen het werk uitvoeren en wat jij daarvan kan leren.

Ga na welke competenties je al goed beheerst en met welke competenties je nog moeite hebt. Vraag werkbegeleiders om je op die onderdelen waar je nog moeite mee hebt (competenties/prestatie-indicatoren), feedback te geven. Dit kan door middel van een gesprek, een gerichte observatie enz.

Voer de opdracht meerdere keren uit en vraag verschillende werkbegeleiders het feedbackformulier in te vullen. Bespreek de uitkomsten met je eigen werkbegeleider.

Kruis een paar competenties/werkprocessen aan waar je extra aandacht aan wil schenken. Beschrijf zelf hoe je vindt dat je deze uitvoert en vergelijk je eigen mening met die van collega’s.

Zorg ervoor dat je voldoende feedback hebt verzameld en voeg de formulieren als bewijslast toe aan je portfolio. Gebruik de formulieren in gesprekken met je SLB. Zorg er wel steeds voor dat datum, naam en paraaf van de werkbegeleider op het formulier staan.

Instructie voor de werkbegeleider Er zijn verschillende mogelijkheden om het feedbackformulier te gebruiken. Enkele suggesties:

Samen met de student bekijkt u de inhoud van de opdracht en neemt u de werkprocessen, de competenties en prestatie-indicatoren door. Samen vormt u zich een beeld van wat er verwacht wordt van de student en de betekenis daarvan voor uw praktijksituatie.

Samen met de student neemt u het feedbackformulier door. De student vertelt wat zij/hij daarin moeilijk vindt en wat juist goed gaat. U vertelt de student wat uw bevindingen zijn.

Dit gesprek levert informatie op voor het leren en begeleiden van de student. Er kan een keuze gemaakt worden om de komende tijd extra aandacht te besteden aan bepaalde werkprocessen/competenties.

U vindt dat de student al veel heeft geoefend met onderdelen van de beroepstaak. Volgens u is de student in staat de totale zorg voor bijv. één zorgvrager uit te voeren. U gebruikt het feedbackformulier om de student van informatie te voorzien over haar/zijn handelen

U vindt dat de student voldoende heeft geleerd om de opdracht uit te voeren en met behulp van feedback haar/zijn handelen te verbeteren. U maakt een planning met de student welke zorgvragers zij/hij gaat verzorgen en wanneer. U gebruikt het feedbackformulier om de student van feedback te voorzien.

NB: Bij het geven van feedback is het van belang dat u het gedrag van de student altijd bekijkt in het totaal van de opdracht en de werkprocessen. Gebruik hiervoor naast de opdracht altijd het overzicht van de werkprocessen, competenties en prestatie-indicatoren



Leerlijn SPW4-VIG opleiding

De opleiding duurt gem. 1 schooljaar Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Oriëntatie Orientatie op school

Oriëntatie op het beroep

Beroepstaak B gevorderd Anamnese gesprek Beroepstaak B startbekwaam

B1: Zorgplan Zorgplan / zorgleefplan opstellen/ bijstellen

Evalueren

B2: Basiszorg Extra anatomie beginnersfase

Let op: Volgorde van onderwerp kan Extra vitale functies uit beginnersfase Zorgvrager met een chronische Psychiatrische en psychogeriatrische Theorie en praktijk onderzoek, referaat

wisselend zijn. lichamelijke aandoening: zorgvrager

(zie inleiding opdrachtenboek) Oudere zorgvrager: Oriëntatie zorg voor chronisch zieke Oriëntatie op de zorgcategorie, zorgvrager

Oriëntatie zorg voor ouderen Zorgvrager met: Reuma;MS;kanker; CVA met: psychotische stoornissen

De opleiding start met het onderdeel vitale Zorgvrager met: COPD; CVA; Diabetes mellitus;(revaliderend); Crohn ,aids, dwarsleasie, stemmings-en angststoornissen, somatoforme

functies uit de beginnersfase en de oudere Hartfalen; aandoeningen aan oog en oor; Diabetes Mellitus stoornis, persoonlijkheidsstornissen, suïcidaal

zorgvrager. prostaat- en bronchuscarcinoom; parkinson; Voorzieningen /Hulpmiddelen gedrag, eetstoornissen, verslaving, chronische

Hospitalisatie Begeleiden naasten psychatrische stoornis, dementie, depressie

Begeleiden bij sociale contacten Omgaan met emoties tijdens na de diagnose PDL toepassen

Psychosociale begeleiding in de ouderenzorg Omgaan met emoties tijdens ziekte Benaderingswijzen (ROB, validation)

Simulaties ouderenzorg Simulatie chronisch zieken Simulatie psychiatrie

Palliatieve zorg:

Begeleiden na overlijden

Stervensbegeleiding

Rouw en verlies

Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw

B3: Crisissituaties Brandpreventie Brandpreventie

Fysieke agressie Fysieke agressie

MIP MIP

Reanimatie AED Reanimatie AED

D: Verpleegtechnische vaardigheden D-verplicht D-keuze

D-verplicht Injecteren (subcutaan en intramusculair) Maagsonde inbrengen

D-keuze Medicijnen checken,registreren en distribueren Katheteriseren van de blaas bij vrouwen

Medicijnen toedienen (oraal,rectaal,vaginaal,via Kateteriseren van de blaas bij mannen

de huid, luchtwegen en slijmvliezen Verzorgen zwarte wonden

Verzorgen van rode en gele wonden Zuurstof toedienen

Zwachteltechnieken toepassen Toedienen van sondevoeding

EHBO Verzorgen van een stoma

Een suprapubisch katheter verzorgen Tracheacanule en -stoma verzorgen

Blaaskatheter en maagsonde observ./controleren Maag-en darmspoeling uitvoeren

Monsters verzamelen tbv diagnostiek Vagina en stoma irrigeren

Blaasspoeling uitvoeren Mond-en keelholte uitzuigen

Lichaamstemperatuur regelen dmv warmte/koude

Nederlands Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken Werken aan generieke taal- en rekentaken

Rekenen (indien nodig) (indien nodig) (indien nodig) (indien nodig)

Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en Werken aan beroepsspecifieke taal- en

rekentaken rekentaken rekentaken rekentaken

Burgerschap Themadag LB Themadag LB

2x per jaar themadag LB

Studieloopbaan POP/PAP POP/PAP POP/PAP POP/PAP

Individuele coaching Individuele coaching Individuele coaching Individuele coaching

Voorbereiding praktijk Groepscoaching Groepscoaching Groepscoaching

Voortgang praktijk Voortgang praktijk Voortgang praktijk

Praktijk Activiteiten ter voorbereiding op Activiteiten ter voorbereiding op Activiteiten ter voorbereiding op Activiteiten ter voorbereiding op

beroepsopdrachten B gevorderd beroepsopdrachten B gevorderd beroepsopdrachten B gevorderd beroepsopdrachten B startbekwaam, D

D-verplicht D-verplicht en D-keuze startbekwaam en E startbekwaam

SPW4-Verzorgende-IG



Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4

Oriëntatie Oriëntatie op school

Oriëntatie op het beroep

Beroepstaken

B: Persoonlijke basiszorg Extra uit beginnersfase: B1: Plannen van zorg

B2 Vitale functies en anatomie B2: Basiszorg: zorgvrager met een B2: Basiszorg: psychiatrische

chronisch lichamelijke aandoening en psychogeriatrische zorgvrager

B2: Basiszorg: oudere zorgvrager B3:Crisissituaties Palliatieve zorg

B3: Crisissituaties

D: Verpleegtechnische D: Verplicht D: keuze D: Startbekwaam

handelingen

E: Organisatie- en E1: Deskundigheidsbevordering

professiegebonden taken E2: Kwaliteitszorg

Werkprocessen 1.2, 1.5 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.6, 1.8, 1.9, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.6, 1.8, 1.9, 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 1.6, 1.8, 1.9,

1.10, 1.11 1.10, 1.11 1.10, 1.11, 2.1, 2.2

Competenties C. D. E. F. J. R. C. D. E. F. H. I. J. K. L. M. Q. R. C. D. E. F. H. I. J. K. L. M. Q. R. C. D. E. F. H. I. J. K. L. M. Q. R.

T. V. T. V. T. V.

Toetsing Kennistoets beroepstaak B, Kennistoets beroepstaak B, Kennistoets beroepstaak B,

1e zorgcategorie 2e zorgcategorie 3e zorgcategorie

Casustoets D verplicht Casustoets D-keuze Casustoets B gevorderd

Rekentoets beroepstaak D Casustoets B startbekwaam

Vaardigheidstoets D-verplicht Vaardigheidstoets D-keuze

Nederlands: instaptoets 2F Nederlands: deeltoets 2F Instellingsexamen Nederlands en

Rekenen: instaptoets 2F Rekenen: deeltoets 2F rekenen

IJkmoment NVT 1: 16-26 weken NVT 2: 31-46 weken

Kun je de opleiding vervolgen? 3: 34-50 weken

Aanwezigheid

Beroepshouding

Burgerschap

Casustoets

Competentiegroei

Kennistoets

Nederlands/rekenen

Vaardigheidstoets

Wergeversbeoordeling

Overzicht periodes en ijkmomenten SPW4-VIG



Begrippenlijst Om dit opdrachtenboek goed te kunnen lezen worden eerst begrippen uitgelegd die gebruikt worden.

Begrip Uitleg

Assessor

Waardeert op de ijkmomenten het portfolio en geeft advies aan de subexamencommissie of de student verder mag gaan met de opleiding.

Beroepsopdracht Een beroepstaak die een student uitvoert op het niveau van beginner, gevorderd en/of startbekwaam niveau. Deze opdracht meet het niveau van de student en wordt in de praktijk.

Beroepsproduct Een door de beroepsbeoefenaar te leveren dienst (immaterieel) of product (materieel) in de context van het beroep.

Beroepstaak Een beroepstaak is herkenbare taak / onderdeel in het werk (beroep) en bevat een cluster van werkprocessen uit het kwalificatiedossier.

BPV Beroepspraktijkvorming (praktijk/stage)

Branche Een organisatie waar zorg wordt verleend: VVT (verpleeghuis/verzorgingshuis/thuiszorg), GHZ (gehandicaptenzorg), GGZ (geestelijke gezondheidszorg) en kraamzorg

Casustoets Een toets waarmee gemeten wordt of studenten in staat zijn om voor de beroepstaak specifieke kennis en inzicht in te zetten om specifieke problemen binnen die beroepstaak te analyseren en op te lossen.

Competentie Een vermogen dat kennis (wat je moet weten), houding (gedrag) en vaardigheden (wat je moet kunnen uitvoeren) omvat, om in een concrete beroepssituatie doelen te kunnen bereiken.

IJkmoment

Moment waarop vastgesteld wordt waar de student zich bevindt in het leerproces en of hij/zij verder mag gaan: go/no go.

Kwalificatiedossier

Beschrijft wat de student aan het einde van de opleiding moet kennen en kunnen.

Laagcomplexe zorgvrager Een zorgvrager die eenvoudige persoonlijke basiszorg nodig heeft (indicatie zorgzwaartepakket 4-5)



Begrip Uitleg

Ondersteuningsmagazijn Een gestructureerde verzameling van middelen om het leren van de student te ondersteunen zowel op school als in de praktijk.

PAP

Persoonlijk Activiteiten Plan

POP Persoonlijk Ontwikkel Plan

Portfolio

Een map met bewijzen die laat zien hoe ver de student is in de opleiding

Prestatie-indicatoren Omschrijving van gedrag dat past bij een bepaalde competentie. Deze zijn beschreven in het kwalificatiedossier.

Studieloopbaanbegeleider (SLB)

De student krijgt tijdens zijn opleiding begeleiding van een SLB. Deze begeleiding betreft het leerproces en de loopbaan van de student.

Toetsmagazijn Een gestructureerde verzameling van testen en proeftoetsen. Is bedoeld als evaluatie-instrument om te kunnen bekijken hoe ver iemand op een bepaald moment is.

Werkproces Beschrijving van activiteiten die van een beroepsbeoefenaar verwacht worden. Deze zijn beschreven in het kwalificatiedossier.





Oriëntatie

Ondersteuningsmagazijn School

Oriëntatie op school Beginner

Activiteit datum paraaf

1a. Kennismaking school

1b. Zelfevaluatie

2. Beroepstaken

3. Het opdrachtenboek

4. Ken je docent, SLB en assessor

5. Instructie activeren portaal

6. Invullen POP formulier

7. Werken met Word

8. Internet zoeken

9. Verdiepen in competenties

10.Leerstijlentest

11.Brief aan jezelf

12.Reflecteren

13.Reflecteren Korthage

14.Nederlands en rekenen


Oriëntatie op het beroep Beginner

Activiteit datum paraaf

15. Motivatie beschrijven

16. Wat is je werk als verzorgende?





Oriëntatie Kennismaking school

Leerdoel De student onderzoekt de indeling van de school en de faciliteiten

Evaluatie Bespreek je resultaat met medestudenten en de docent

Competenties E. Samenwerken en overleggen M. Analyseren P. Leren

Activiteit

Het is belangrijk dat je de weg leert vinden in school. Ook zal je gedurende de opleiding gebruik maken van diverse faciliteiten, zoals de mediatheek. Met behulp van onderstaande opdracht ga je met een groepje medestudenten de indeling van het schoolgebouw onderzoeken en de faciliteiten. Na afloop breng je mondeling verslag uit in de klas

Werkwijze: Vorm een groepje met 3 of 4 medestudenten; Neem pen en papier mee om notities te maken. Onderzoek van de onderstaande faciliteiten het volgende:

Wat biedt deze faciliteit aan studenten?

Op welke verdieping is deze faciliteit te vinden?

Wat heb je nodig om gebruik van te maken van deze faciliteit?

Wat zijn de openingstijden van de faciliteit?

Wat zijn de regels voor het gebruik ervan? Faciliteiten zijn:

De praktijklokalen

De AED

De theorielokalen

Postvak van de docenten

Toiletten

Laptops (te vinden in het OLC))

Open leercentrum (afgekort OLC)

De kantine

Fietsenstalling

De kopieerapparaten

De brandslangen en brandmelder Onderzoek van onderstaande personen in welke ruimte/kamer zij in het gebouw te vinden zijn:

De docenten van SPW4-VIG opleiding

De administratie

De onderwijsleider van de SPW4-VIG opleiding



Oriëntatie Zelfevaluatie

Leerdoel De student onderzoekt bij zichzelf of hij/zij relevante informatie verworven heeft om de faciliteiten en de materialen te gebruiken.

Evaluatie Bespreek je resultaat met medestudenten en de docent

Competenties M. Analyseren P. Leren

Activiteit

Met behulp van onderstaande opdracht ga je bij je zelf na of je bent georiënteerd in het gebouw, de materialen en de faciliteiten. Vul de zelfevaluatie zelfstandig in en zet een kruisje wat voor jou klopt

Ik weet de volgende faciliteiten in het gebouw zelfstandig te vinden: Openleercentrum 0 ja 0 nee Praktijklokalen 0 ja 0 nee Theorielokalen 0 ja 0 nee Toiletten 0 ja 0 nee Docentenkamer 0 ja 0 nee Postvak van de docenten 0 ja o nee Branduitgang 0 ja 0 nee Brandslang en melder 0 ja 0 nee Fietsenstalling 0 ja 0 nee AED 0 ja 0 nee De kopieerapparaten 0 ja 0 nee Ik weet hoe ik de volgende materialen zelfstandig kan gebruiken / lezen: Rooster 0 ja 0 nee Inloggen en gebruik van Portaal 0 ja 0 nee

Ik ken de procedure bij brand 0 ja 0 nee

Formuleer je vragen wat je nog wilt weten of waar je nee beantwoord hebt: Wie heb je nodig om antwoord op je vraag te krijgen?



Oriëntatie Beroepstaken

Leerdoel De student benoemt de beroepstaken en kan in globale termen beschrijven wat iedere beroepstaak inhoudt. De student kan benoemen wat de beginnersfase, gevorderd- en startbekwame fase inhoudt.

Locatie Leslokaal,

Evaluatie Zelfevaluatie met behulp van een vragenlijst

Competenties P leren

Activiteit

Volg de klassikale uitleg over de beroepstaken. Volg de klassikale uitleg over de indeling van de opleiding. Maak voor je zelf aantekeningen over dit onderwerp.

Zelfevaluatie; benoem bij iedere taak bij welke beroepstaak deze taak hoort (soms zijn er meerdere mogelijkheden):

Verzorgende taak Beroepstaak/beroepsprodukt/thema Gevorderd/startbekwaam of keuze/verplicht

Een zorgvrager met Parkinson verzorgen

Sondevoeding toedienen

Omgaan met gedragsproblemen

Verantwoordelijke dienst doen

Een injectie toedienen

Palliatieve zorg verlenen

Een zorgvrager met een CVA verzorgen

MDO bijwonen

Bloedsuiker prikken

Een slechtziende zorgvrager verzorgen

Reanimeren

Artsenvisite bijwonen

Blaaskatheter inbrengen

Blaasspoeling geven



Oriëntatie Wat is het opdrachtenboek

Leerdoel De student kan de juiste informatie vinden in het opdrachtenboek. De student kan de benodigde documenten vinden in het opdrachtenboek. De student kan de juiste betekenis geven aan de termen beroepsopdracht en beroepstaak.

Evaluatie Test je zelf en elkaar of je antwoord kan geven op alle onderstaande vragen

Competenties P. Leren

Activiteit

Bestudeer het opdrachtenboek onder leiding van de docent of de SLB. Dit kan met behulp van onderstaande vragen en opdrachten. Het gaat erom dat je leert de juiste documenten te vinden om te gebruiken

Werkwijze Lees de inleiding van het boek en bespreek in een groepje wat hier toegelicht wordt. Wat betekent de verdeling van ‘ beginner, gevorderd en startbekwaam’? Hoeveel beroepstaken worden in dit boek genoemd? Hoe ziet een beroepsopdracht eruit? Waarom zijn de beroepsopdrachten zo belangrijk? Welke formulieren horen bij de beroepsopdracht? Welke beroepsopdrachten worden in de praktijk afgetoetst? Leg aan elkaar uit wat het verband is tussen een beroepsopdracht en de activiteiten in het ondersteuningsmagazijn. Wat is het doel van de aftekenlijsten/ overzichtslijsten in het ondersteuningsmagazijn? Hoe weet je welk boek je moet bestuderen als je werkt aan een activiteit uit het ondersteuningsmagazijn? Waar vind je de praktijkactiviteiten? Wat is het doel van de praktijkactiviteiten?



Oriëntatie Ken je docent, slb, assessor

Leerdoel De student kan een aantal taken beschrijven van de docent, studieloopbaanbegeleider en assessor.

Evaluatie Ga bij je zelf na of je bij een vraag of een probleem direct de juiste persoon hebt benaderd.


Activiteit

Je hebt met diverse docenten te maken. Sommige docenten staan voor de klas en geven les of begeleiden tijdens het leren. Er zijn echter ook docenten aan jouw klas verbonden die een andere taak hebben. Jij gaat onderzoeken welke taak dat is. Verder is het belangrijk dat je met vragen bij de juiste persoon terecht komt. Ook dit ga je onderzoeken. Lees de onderstaande situatie en maak daarna de vragen.

Hanneke heeft de eerste schooldagen op het MBO afgerond. Met een hoofd en een tas vol informatie ging ze iedere dag naar huis. Ze heeft die dagen gesproken met veel medestudenten en docenten. De docent sprak over hoorcolleges, theorielessen en praktijklessen. Verder heeft ze geluisterd naar de uitleg van een docent die zei dat ze de studieloopbaanbegeleider was van de klas en haar zou helpen met leren. Ze heeft ook iets over portfolio’s gezegd en ijkmomenten. Wat bedoelde ze ook al weer met ijkmomenten en assessor?

Vragen Docent Wat is de naam van de docent (of docenten) die de theoretische lessen geven in jouw klas? Waar helpen ze je bij? Wat leggen ze uit? Als je vragen hebt over een boek of lesmateriaal of over de leerstof; aan wie stel je dan de vraag? De docent, SLB of assessor? Met hoeveel theorie docenten heb je te maken in jouw klas gedurende 1 week? Zijn dat steeds dezelfde docenten gedurende enige weken? Wat is de taak van de docent als je bewijsstukken voor je portfolio aan het verzamelen bent? Waar kan de docent je nog meer mee helpen? SLB Heb je kennisgemaakt met een docent die zei je ‘studieloopbaanbegeleider’ (vanaf nu genoemd SLB) te zijn? Wat is zijn of haar naam? Heb je met de hele klas of individueel met de SLB uitleg gehad over waarmee je ze helpt? Waar helpt ze je bij? Wat heeft ze uitgelegd? Als je verzuim hebt; wie gaat dat met jou bespreken? De docent, SLB of assessor? Als je een vraag hebt over een bewijsstuk voor je portfolio; aan wie stel je die vraag? Wat is de taak van de SLB als je je portfolio aan het samenstellen bent? Waar kan de SLB je nog meer mee helpen? Assessor Wat zijn ijkmomenten? Wat heeft het ijkmoment met je portfolio te maken? Wie beoordeelt je portfolio? Wat is de taak van de assessor als je je portfolio hebt ingeleverd? Wat is een positief, positief onder voorwaarden of negatief advies? Ken je de naam van degene die je portfolio beoordeelt?



Oriëntatie Instructie activeren portaal

Leerdoel De student kan inloggen op Portaal. De student kan het studentenmateriaal vinden in Portaal. De student kan de protocollen vinden in Portaal. De student kan, de door de docent en de SLB, geplaatste berichten en documenten vinden in Portaal. De student kan de roosters vinden in Portaal.

Evaluatie Bespreek met de docent of het je gelukt is


Activiteit

Het is belangrijk dat je goed leert omgaan met dit programma en de weg leert vinden. Neem hier de tijd voor en werk vanaf het begin met dit programma, zodat je er handig in wordt. Het is namelijk een belangrijk medium voor het leren. Volg de klassikale instructie in het OLC of in het lokaal op de computers/laptops. Vraag bij problemen om hulp. Maak gebruik van de handleidingen om te werken in Portaal.



Oriëntatie Invullen POP formulier (taaltaak)

Leerdoel De student kan een POP formulier invullen.

Theorie Verdiepen in het ziektebeeld van de zorgvrager (zie casus)

Evaluatie Bespreek het formulier met twee medestudenten en vul eventueel aan.


Activiteit

Maak een keuze uit de volgende situaties. Werk één situatie vervolgens uit met behulp van het POP formulier uit het portfolio

Casus 1 Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager heeft twee geamputeerde benen. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in. Casus 2 Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager is sinds een paar maanden blind. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in. Casus 3 Volgende week komt er een nieuwe zorgvrager wonen op de afdeling waar jij stage loopt c.q. werkt. Deze zorgvrager is dementerend. Jou is gevraagd deze zorgvrager te gaan verzorgen wanneer jij aanwezig bent. Je wilt je goed voorbereiden op deze taak. Om een planning te maken vul je een POP formulier in.



Oriëntatie Werken met Word

Leerdoel De student kan werken met Word

Theorie Vraag hulp aan een medestudent die bekend is met Word

Evaluatie Beoordeling docent

Competenties K Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit

Maak een werkstuk van 4 pagina’s (de pagina’s hoeven niet helemaal vol)

In het werkstuk vertel je, wat je gedaan hebt voor je hier op school kwam. Hoe kwam je op het idee deze opleiding te gaan volgen? Wat voor ervaring heb je met de computer? Wat verwacht je van de opleiding en je toekomstige werk? Wat verwacht je van competentiegericht leren? Hoe heb je de eerste schoolweken ervaren? Wat verwacht je van de combinatie werk / privé / studie? Vormgeving Het werkstuk moet het volgende bevatten:

Voorblad (naam, klas, telefoonnummer en eventueel e-mail adres)

Maximaal 4 pagina’s tellen (inclusief voorblad en inhoudsopgave)

Lettertype Arial 11

Inhoudsopgave

Paginanummering

Kop en/of voettekst

Tabel en/of plaatje

Opsommingtekens Overig Je gebruikt het programma Word. Je levert het werkstuk, voorzien van je naam, in op papier.



Oriëntatie Internet zoeken

Leerdoel De student kan informatie opzoeken op internet en een email met bijlage versturen

Evaluatie Beoordeling docent

Competenties K Vakdeskundigheid toepassen

Activiteit 1

Opdracht internet (zoeken) Nadat je de theorie hebt gelezen kan je aan de slag met deze opdracht. Je neemt de volgende stappen:

1. Open internet explorer 2. Ga naar de website verzorgende.startpagina.nl 3. Zoek via deze pagina de volgende aspecten en knip en plak deze in de

tekstverwerker Word: a. Wat zijn de onderwerpen in de laatste uitgaven van tijdschrift voor

verzorgenden b. Benoem de nieuwspunten die omschreven staan over Alzheimer. c. Wat is het recept van de dag van het voedingscentrum?

Nu heb je gericht gezocht via een website die al bekend was voor je. De volgende opdracht is dat je gaat zoeken naar onderwerpen waar je niet weet op welke website je die moet zoeken.

1. Kies een zoekmachine uit waar jij gebruik van wilt maken (zie theorie verschillende zoekmachines)

2. Kies een onderwerp waar jij wat meer van wilt weten. Denk bijvoorbeeld aan een ziektebeeld, woonvormen, instellingen verzorgingshuis of verpleeghuis e.d.

3. Noteer eerst in Word hoe wat je wilt gaan zoeken en ga daarna in de door jou gekozen zoekmachine zoeken naar dit onderwerp. Denk hierbij aan de zoektermen die je gebruikt.

4. De gevonden informatie knip en plak je in Word. 5. Sla je document op onder de naam “opdracht internet” op je USB-stick.

Activiteit 2

De opdrachten die in opdracht internet (zoeken) zaten heb je opgeslagen op je USB-stick. Het volgende ga je doen:

1. Maak een e-mail met daarin een stukje (max. 5 regels) hoe jij de opdracht internet (zoeken) hebt behaald

2. Pimp je mail door bijvoorbeeld gebruik te maken van gekleurde letters, verschillende grootte etc. Eventueel voeg je een plaatje van internet toe.

3. Als bijlage mail je de opdracht internet (zoeken). De mail stuur je naar de docent.

http://www.verzorgende.startpagina.nl/



Theorie internet (zoeken) Op internet staat ontzettend veel informatie. Waar moet je allemaal op letten bij het zoeken van informatie op internet en hoe werkt het allemaal. Welke informatie is betrouwbaar en welke niet. Zodra je onderstaande leest krijg je antwoord op deze vragen. De zoekmachines zijn op internet zijn onder te verdelen in drie soorten: de internetgids, de zoekrobot en de metazoekmachine. Zoekmachine 1: De Internetgids, ook wel (web)index of directory genoemd. Het belangrijkste kenmerk van een internetgids is dat die door mensen is samengesteld. De makers van een internetgids (de redactie) surfen de hele dag op internet en beoordelen de sites die ze tegenkomen. Als ze een goede site hebben gevonden, dan plaatsen ze een link van die website in een rubriek of categorie van de internetgids. Het resultaat is een grote verzameling links naar sites die van goede kwaliteit zijn. Maar het blijft mensenwerk. Het aantal sites van een internetgids is beperkt. Het is ondoenlijk voor een klein groepje mensen om alle sites van de hele wereld handmatig in de gids op te nemen. Toch zal een index behoorlijk wat vragen kunnen beantwoorden omdat de links in een internetgids meestal naar weer andere gidsen verwijzen: telefoongids, routeplanner, stratenboek, restaurantgidsen, radio- en televisiegidsen, vakantiegidsen, product-, prijs- en winkelvergelijkingsgidsen, receptengidsen, gezondheidssites, vacaturebanken en uitgaansagenda's. De bekendste Nederlandse internetgidsen zijn Startpagina, Track en NL-Menu. Bekende Amerikaanse gidsen zijn LookSmart en Yahoo. Zoekmachine 2: De zoekrobot. Als je vooraf kunt bedenken waar de gezochte informatie ongeveer zal staan, dan kun je het beste een internetgids gebruiken. Maar vaak genoeg, heb je geen flauw idee waar je de informatie kan vinden, laat staan zoeken. Je wilt bijvoorbeeld weten of premier Balkenende kinderen heeft, hoeveel indianen er in Panama wonen of je wilt onderzoeken of Frankrijk in het bezit is van massavernietigingswapens. Op dit soort vragen kun je beter een zoekrobot loslaten. Er zijn er een heleboel, maar de populairste is Google. Andere aanraders zijn Alltheweb, Altavista en Wisenut. Welke de beste is, daarover verschillen de meningen. Zeker is dat Google de bekendste en meest gebruikte zoekrobot is. Daarover later meer. Deze uitleg gaat verder uit van Google. Zoeken met een zoekrobot is een vak apart. Bij het invullen van de zoektermen gaan de meeste mensen al de fout in. Ze krijgen duizenden resultaten, maar niet de pagina waar de gezochte informatie staat. Je zult zien dat het beter gaat als je begrijpt hoe een zoekrobot werkt. Dus vandaar eerst dit: Hoe werkt een zoekrobot? De zoekrobot doet zijn werk in drie 'fasen'. 1. De zoekrobot bezoekt de website, leest alles wat er op staat en volgt alle links naar weer andere pagina's. Ook daar leest hij alles. 2. Alles wat de zoekrobot heeft gevonden, komt terecht in de index of catalogus van de zoekmachine. Dit is als het ware een enorm dik boek met daarin kopieën van alle sites. 3. In de derde fase zoekt de robot naar overeenkomsten tussen de ingetypte zoektermen en de kopieën van de pagina's in de index. De hoeveelheid overeenkomsten en het soort overeenkomsten bepaalt uiteindelijk of de resultaten hoog of laag in de resultatenlijst komen. De zoektermen Na de uitleg van de werking van een zoekrobot noemen we 6 basisprincipes die we kunnen hanteren bij het bedenken van de zoektermen. Voor alles geldt: denk eerst na en spel correct! 1. Hoe meer (relevante) zoektermen, hoe beter de resultaten oftewel: 2. Zoek altijd op twee of meer zoektermen tegelijk. 3. Zit er geen relevante link/zoekresultaat in de eerste twintig resultaten, dan gebruik je de verkeerde zoektermen. 4. Hoe zeldzamer de woorden, hoe minder resultaten, hoe groter de kans op succes.

http://www.startpagina.nl/

http://www.track.nl/

http://www.nl-menu.nl/

http://www.nl-menu.nl/

http://search.looksmart.com/

http://www.yahoo.com/

http://www.google.com/

http://www.alltheweb.com/

http://www.altavista.com/

http://www.wisenut.com/



5. Hieruit volgt: geen lidwoorden of andere veel voorkomende woorden. 6. Wees zo specifiek mogelijk en bedenk hoe de informatie die je zoekt staat beschreven op een mogelijke website. Dus niet 'oude meubelen', maar 'antieke stoelen', niet 'hoe was ik de hond', maar 'verzorging' 'golden' 'retriever'. Wil je weten of Balkenende kinderen heeft, zoek dan niet op de woorden: 'heeft Balkenende kinderen', maar: 'biografie' 'balkenende' 'kinderen'. Wil je weten of het in februari mooi weer is in Peru, zoek dan niet op 'mooi weer februari peru', maar 'peru' 'temperatuur' 'gemiddelde'. Tips voor beginners Google.nl of Google.com Er zijn twee soorten Google die voor Nederlanders interessant zijn: Google.com en Google.nl. Onthoud dat Google.com zoekt naar pagina's in het Engels en Google.nl alleen naar pagina's in de Nederlandse taal. Je kunt natuurlijk ook zoeken bij een Nederlandse zoekmachine als Vindex, Lycos.nl, Track of Ilse, maar de kwantiteit en kwaliteit van deze zoekrobots zijn meestal minder dan die van Google. Je kunt dit natuurlijk zelf makkelijk uitproberen. Aantal resultaten De meeste zoekmachines geven standaard 10 resultaten. Dat is een beetje weinig, dan moet je de hele tijd doorklikken. Je kunt het aantal verhogen bij 'Preferences' - 'Number of Results/ ('Voorkeuren' - 'Aantal resultaten'. De Titel. In het blauw staat de titel van de internetpagina. Als je teveel resultaten hebt kun je ook zoeken op specifieke woorden die alleen in de titel voorkomen. Dit doe je in het 'geavanceerd zoeken' -scherm. Typ je zoekwoord in bij 'exacte woordcombinaties' en 'zoek'. Fragmenten Onder de titel staat een fragment afkomstig van de webpagina, waar de robot jouw zoekwoorden heeft gevonden. Aan deze context moet je al vrij goed kunnen aflezen of de genoemde website is wat je zoekt. Het adres van de pagina (in het groen) Het www-adres staat onder het tekstfragment in het groen. Als je een golflijntje ' ~' in het adres ziet staan of als je de woorden members of users tegenkomt in het adres, dan heb je waarschijnlijk te maken met een persoonlijke webpagina. De informatie die daarop staat is niet altijd even betrouwbaar. Verder zijn er nog een aantal standaard adressen die iets zeggen over de maker van de website en dus mogelijk de betrouwbaarheid: .ac = Britse Universiteiten .edu = Amerikaanse onderwijsinstellingen .gov = Amerikaanse overheidsinstelling .org = non-profit organisatie .com = commerciële organisaties Datum Google zet altijd een datum achter het zoekresultaat. Daaraan kun je zien of het resultaat wel actueel is. Wil je alleen pagina's van recente datum, dan kun je dit aangeven bij google.com/advanced_search. Geavanceerd zoeken met Google. Bijna alle zoekmachines hebben allerlei extra trucs om uitgebreid te zoeken. De mogelijkheden vind je meestal onder de knop 'advanced search', geavanceerd zoeken, extra opties of uitgebreid zoeken. Bij Google staan ze onder 'advanced'. We zullen de mogelijkheden hier één voor één uitleggen. Begin hier echter niet aan, als je de mogelijkheden tot nu toe niet al verschillende malen hebt uitgeprobeerd en er redelijk mee overweg kunt. Anders zullen de onderstaande opties het alleen maar onduidelijker maken en het zoeken juist complexer, terwijl het zoek er juist eenvoudiger mee moet worden. De volgorde van deze extra opties is van makkelijk tot moeilijk. Beginners kunnen beter eerst oefenen of ze begrijpen wat er precies gezocht wordt bij de eerste extra zoekopties, voordat ze verder gaan naar de moeilijkere functies.

http://www.google.com/

http://www.google.nl/

http://vindex.nl/

http://lycos.nl/

http://www.track.nl/

http://www.ilse.nl/



Tot slot een aantal sneltoetsen. Druk op CTRL+I om een pagina toe te voegen aan je lijst met favorieten. Druk op CTRL+N om een nieuw venster te openen. Druk op CTRL+W om een venster te sluiten. Druk op CTRL+C om gemarkeerde tekst naar het klembord te kopiëren. Druk op CTRL+V om de gekopieerde tekst elders te plaatsen (plakken). Druk op CTRL+P om de (web)pagina te printen. Druk op F5 om een pagina opnieuw op te vragen. Druk op Home om terug te gaan naar het begin van een pagina. De standaardknoppen

afb.1 enkele standaardknoppen Uitleg enkele standaardknoppen van de werkbalk (zie afb.1): 1. Backbutton of terug-knop of vorige-knop (naar vorig bezochte pagina). 2. Uitklapmenu met een aantal eerder bezochte websites. 3. Als je eenmaal terug bent gegaan via de terug-knop kun je met de vooruit-knop ook weer vooruit 'zappen'. Deze pagina's heb je dus ook al eens bezocht. 4. Stop; deze knop gebruik je als een pagina er lang over doet om bijvoorbeeld een database te raadplegen of foto's te laden. Je verbreekt hiermee de laatste actie. 5. Refresh/ Vernieuwen; een internetpagina wordt in het tijdelijke geheugen van je browser bewaard. De pagina kan inmiddels alweer nieuwe informatie bevatten 6. Home; hiermee ga je terug naar de pagina waarmee je internet begint, je startpagina. Deze kun je zelf instellen of wijzigen. Metazoekmachine is een zoekrobot, maar dan zonder index, zonder een eigen geheugen dus. In plaats daarvan spelen ze de vragen door naar andere zoekrobotten en presenteren de resultaten van al die verschillende zoekrobotten op één pagina. Je kunt precies zien welke robot welk resultaat geeft. Dat klinkt heel handig, maar zeker voor beginners kan het resultaat nogal overweldigend zijn, er zijn heel veel resultaten en lijken allemaal op elkaar. Al met al kun je de verschillende zoekmachines het best zelf uitproberen. Immers: smaken verschillen. Veel succes met het zoeken! Bron: http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0

http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0

http://www.hccmagazine.nl/index.cfm?fuseaction=home.showTotalCursus&id=45372&pagina=0



Oriëntatie Verdiepen in competenties

Leerdoel De student verdiept zich in de betekenis van de competenties. De student kan

Theorie Overzicht van alle competenties

Evaluatie Bespreek je vorderingen met de SLB

Competenties Alle competenties

Activiteit

Bespreek met je klasgenoten en je SLB alle competenties op de onderstaande manier. (bijvoorbeeld door elk SLB uur een competentie te behandelen)

Werkwijze In de groep bespreek je regelmatig, tijdens een SLB uur, een of meerdere competenties, net zo lang tot je ze allemaal hebt gehad. Je doet dat door via een “mind-map” op het bord met elkaar het volgende in kaart te brengen (heb je een andere methode om dit uit te werken; is ook prima):

1. wat betekent die competentie ( snap je wat er mee wordt bedoeld)? 2. wat is het nut/ het belang van die competentie voor het beroep van verzorgende? 3. hoe presenteert iemand zich die de competentie helemaal beheerst ( wat zie je hem/

haar dan doen)? 4. hoe ondersteunt de theorie jou bij de verwerving van de competenties? 5. wat ga je doen om deze competentie te verwerven? 6. hoe kan de docent jou ondersteunen bij het verwerven van de competenties? 7. voor welke competenties moet je voor je het volgende ijkmoment een bewijsstuk

inleveren in je portfolio? 8. op welke manier zou jij op je werkplek/ stage aan die competentie kunnen werken? 9. op welke manier zou je feedback willen hebben op je werkplek/stage op die

competentie?



Oriëntatie Leerstijlentest

Leerdoel De student kan zijn/haar eigen leerstijl benoemen en bespreken

Evaluatie Bespreek met medestudenten welke leerstijl zij hebben. Hoe kunnen jullie elkaar in de groep aanvullen?


Activiteit

Ga naar www.thesis.nl Klik op online testen Selecteer de leerstijlen test van Kolb Maak de test en klik voor de uitslag.

1. Wat is je leerstijl? 2. Wat zijn voor- en nadelen van deze leerstijl? 3. Herken je jezelf in deze leerstijl? 4. Evalueer met medestudenten.

http://www.thesis.nl/



Oriëntatie Brief aan jezelf

Leerdoel De student kan beschrijven wat haar/zijn motivatie is om de opleiding Verzorgende IG te volgen en wat hij/zij verwacht van de opleiding en de toekomst

Evaluatie Je krijgt de brief terug bij je diplomering

Competenties J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Schrijf een brief aan jezelf met je verwachtingen en je toekomstbeeld. Lever de brief (in een gesloten envelop met je naam en groep) in bij je docent. De brief wordt bewaard in je dossier en je krijgt de brief terug bij de diplomering.

Vragen die daarbij kunnen helpen: 1. Wat zijn je verwachtingen van deze opleiding (op school en in de praktijk)? 2. Wat is je motivatie om deze opleiding te gaan doen? 3. Wat verwacht je van de toekomst, wat wil je na deze opleiding gaan doen?



Oriëntatie Reflecteren

Leerdoel De student kan uitleggen wat reflecteren is

Praktische voorbereiding Vorm een subgroep met drie of vier medestudenten

Evaluatie Evalueer met medestudenten, vraag zo nodig verduidelijking aan de docent

Competenties E. Samenwerken en overleggen P. Leren

Activiteit

Bespreek onderstaande vragen met je medestudenten

Reflecteren betekent dat je jezelf een spiegel voorhoudt om zo stil te staan bij hoe je bijvoorbeeld werkt, welke keuzes je daarbinnen maakt, welke vaardigheden je inzet en hoe dat voelt. 1. Zoek in literatuur en op internet naar haar begrip reflectie.

Te raadplegen websites zijn o.a. www.leren.nl en www.carrieretijger.nl 2. Wat is reflectie volgens jullie? 3. Welke reflectiemodellen zijn er? 4. Waarom is reflectie belangrijk? 5. Hoe kijken jullie na dit bestudeerd te hebben tegen reflectie aan?

http://www.leren.nl/

http://www.carrieretijger.nl/



Oriëntatie Reflecteren Korthage

Leerdoel De student kan een reflectieverslag schrijven volgens het model van Korthage

Evaluatie Bespreek je reflectieverslag met medestudenten en met de docent


Activiteit

Kies een recente situatie (op school, in de BPV, privé) waarop je wilt reflecteren. Schrijf een reflectieverslag volgens Korthage.

Het reflectiemodel van Korthagen

Fase 1: Handelen en ervaring opdoen

1. Wat wilde ik bereiken? 2. Waar wilde ik op letten? 3. Wat wilde ik uitproberen? (competenties en persoonlijke leerdoelen benoemen)

Fase 2: Terugblikken

4. Wat gebeurde er concreet? Feitelijk het verloop beschrijven van het handelen en de ervaring zonder enige vorm van interpretatie -Wat wilde ik? - Wat deed ik? - Wat dacht ik? - Wat voelde ik? - Wat denk ik dat de leerlingen wilden, deden, dachten, voelden?

Fase 3: Formuleren van essentiële aspecten, analyse maken

5. Hoe hangen de antwoorden uit de vorige vragen met elkaar samen? Maak een keuze uit een aantal vragen of onderdelen uit fase 2 om op te reflecteren. Maak hierbij gebruik van de theorie vergelijk en analyseer hierbij je eigen gedrag. 6. Wat is daarbij de invloed van de context/de school als geheel? 7. Wat betekent dat voor mij? 8. Wat is dus het probleem?

Fase 4: Alternatieven ontwikkelen en daaruit kiezen

9. Welke alternatieven/oplossingen zie ik? 10. Welke voor- en nadelen hebben die? 11. Wat zijn mijn voornemens voor de volgende keer?

Fase 5: Formuleren van competenties en leerdoelen en wat betekent dit voor mijn POP/PAP

12. Welke competenties heb ik behaald en welke leerdoelen? 13. Welke competenties en leerdoelen kan ik afsluiten? 14. Welke nieuwe leerdoelen zijn er ontstaan? 15. Wat betekent dit voor mijn POP/PAP?



Oriëntatie Nederlands en rekenen

Leerdoel De student kan benoemen wat het doel is van rekenen en Nederlands in deze opleiding. De student kan de mogelijkheden op school benutten om rekenen en Nederlands op het vereiste niveau te brengen. De student kan een POP en PAP maken voor het aansturen van zijn leerproces. De student kan de toetsen maken om zijn beginniveau te bepalen. De student kan materiaal verzamelen voor het portfolio en de ijkmomenten.

Evaluatie Regelmatig met je docent van rekenen en Nederlands en je studieloopbaanbegeleider.

Competenties P. Leren B. Aansturen (van eigen leerproces)

Activiteit

Bij de start van de opleiding wordt jouw niveau van Nederlands en rekenen bepaald. Je moet namelijk aan het eind van de opleiding voldoen aan een bepaald niveau. Gedurende deze opleiding biedt de school mogelijkheden om te werken aan deze 2 vakken. Daartoe volg je de uitleg van de docenten Nederlands en rekenen over wat er van je verwacht wordt. Je volgt de workshops en lessen. Je werkt regelmatig in de programma’s voor rekenen en Nederlands. De docenten Nederlands en rekenen kunnen je helpen en volgen je voortgang. Deze activiteit loopt gedurende de hele opleiding door. Heb je behoefte aan een overzicht of schema dan kun je de workshops en lessen zelf bijhouden op een schema. Je kunt daarvoor onderstaande tabel gebruiken of zelf iets maken.

Wat heb ik gedaan of ga ik doen voor Nederlands en rekenen?

Nederlands Rekenen Engels datum



Oriëntatie Motivatie beschrijven

Leerdoel De student kan beschrijven wat haar/zijn motivatie is om de opleiding Verzorgende IG te volgen

Evaluatie Bespreek je verslag met medestudenten en met de docent


Activiteit

Beschrijf wat je motivatie is om de opleiding tot verzorgende te volgen

Vorm een groepje met drie of vier medestudenten. Bespreek met elkaar wat het vak van verzorgende IG inhoudt. Als je dat (nog) niet goed weet zoek dan een DVD in de mediatheek, of een filmpje op internet (bijv. www.tvvonline.nl ) Maak twee flappen: één met de leuke en één met de minder leuke kanten van het vak van verzorgende. Houd een brainstorm (geen commentaar op dat wat wordt genoemd) over de leuke en minder leuke kanten van het vak van verzorgende. Haal de punten die voor jou gelden eruit en beschrijf in een verslag wat jou motivatie is om de opleiding tot verzorgende te volgen. Hierbij kun je de volgende vragen als richtlijn gebruiken:

1. Wat is je vooropleiding, wat heb je hiervoor gedaan? 2. Wat is je motivatie om deze opleiding te gaan doen? 3. Hoe is je thuissituatie? Heb je voldoende mogelijkheden om te kunnen studeren? 4. Hoe vindt je omgeving het dat je deze opleiding gaat doen? 5. Welke ambities heb je voor de toekomst? Wat is je toekomstdroom?

Deze activiteit kan je helpen bij het schrijven van je motivatieverslag voor ijkmoment 1

http://www.tvvonline.nl/



Oriëntatie Wat is je werk als verzorgende?

Leerdoel De student kan minimaal 15 taken beschrijven van het beroep verzorgende. De student kan benoemen in welke werkvelden deze taken uitgevoerd worden. De student kan globaal benoemen wat een verzorgende moet kennen en kunnen (houding, kennis en vaardigheden).

Benodigd materiaal Flappen, stiften, tijdschriften om plaatjes te knippen

Informatie bronnen Vakbladen (bijvoorbeeld de Nursing), boeken, DVD, internet, folders.

Evaluatie Hang je flapover op de muur of het bord en vergelijk je flap-over met de flap-over van de andere groepen.

Competenties P. Leren E. Samenwerken en overleggen

Hoe staat het met jouw beroepsbeeld? Je hebt gekozen voor het beroep van verzorgende. Die keuze is bepaald door informatie die je hebt over het beroep van verzorgende. Er zijn redenen waarom je dit beroep aantrekkelijk vindt: je hebt familieleden of vrienden die hetzelfde beroep uitoefenen of je voelt je thuis bij het soort mensen dat je in dit beroep tegenkomt. Of je vindt de taken die bij het beroep horen aantrekkelijk. Jij hebt de keuze voor het beroep verzorgende op basis van het beeld wat je hebt over dit beroep. Het is belangrijk dat je een goed beeld hebt van je beroep. Het helpt om je eigen ontwikkeling vorm te geven.

Activiteit

Ga met een groepje medestudenten (3 of 4) nadenken en bespreken wat je al weet over het beroep en probeer een aantal (minimaal 15) taken te vinden. Hulpmiddelen hierbij kunnen zijn: tijdschriften (te lezen in de mediatheek), je kunt een DVD halen over de verzorging van een zorgvrager en deze bekijken en informatie op internet zoeken. Schrijf de gevonden taken op een vel van een flap-over en plak er artikelen over de zorg of plaatjes bij. Daarna geven jullie bij elke taak aan in welke instelling deze taak uitgevoerd wordt. De volgende instellingen (werkvelden) zijn mogelijk:

Verzorgingshuis (VZ)

Verpleeghuis (VP)

Thuiszorg (TZ)

Kraamzorg (KZ)

Verstandelijk gehandicaptenzorg (VGZ)

Psychiatrie (PSY) Wat moet je kunnen en kennen als verzorgende? Wat zijn belangrijke eigenschappen? (denk bijvoorbeeld aan geduldig zijn). Zet dit ook op de flap-over. Hang het vel op in de klas en vergelijk jullie informatie met dat van anderen.



Beroepstaak B2 beginner basiszorg


Beroepstaak B B2 basiszorg

Beginner

Thema 1: Persoonlijke verzorging

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 1:H01 Thema 2: H01-H05

Workshop datum paraaf

Anatomie persoonlijke verzorging

Activiteit (kennis)

Algemene inleiding anatomie

Anatomie Hulp bij de persoonlijke verzorging

Thema 2: Opname van voeding en vocht

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 3: H01-04


Opname van voeding en vocht anatomie

Activiteit (kennis)

Anatomie Ondersteunen bij de opname van voeding en vocht

Thema 3: Uitscheiding

Boek: Hoofdstuk:



Uitscheiding anatomie

Activiteit (kennis)

Anatomie Hulp bij de uitscheiding

Thema 4: Mobiliteitsproblemen

Boek: Hoofdstuk:



Mobiliteitsproblemen anatomie

Activiteit (kennis)

Anatomie Hulp bij mobiliteitsproblemen

Thema 6: Vitale functies

Boek: Hoofdstuk:


Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg Thema 6: H01-02


Vitale functies

Vitale functies anatomie

Activiteit

Kennis

Normale of afwijkende waarden van vitale functies

Maatregelen bij afwijkende waarden van vitale functies

Anatomie Bewaken van vitale functies

Bloeddruk

Glasgow coma schaal



Glasgow coma schaal

Vaardigheden/ Houding

Ademhaling tellen

Hartslag meten

Meten bloeddruk

Temperatuur meten

Thema 7: Slaap- en waakritme

Boek: Hoofdstuk:

Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 7 H01


Slaap- en waakritme anatomie

Activiteit (kennis)

Anatomie Zorg voor een evenwichtig activiteit en rustpatroon

Alle activiteiten van beginner zijn gemaakt

Naam datum paraaf

Student:

Docent:

Toetsmagazijn

Beroepstaak B Beginner

Zelftesten (niet verplicht) Datum Paraaf

Zelftest Anatomie Persoonlijke verzorging

Zelftest Anatomie Voeding en vocht

Zelftest Anatomie Uitscheiding

Zelftest Anatomie Mobiliteit

Zelftest Anatomie Slaap-en rustpatroon

Zelftest Anatomie Vitale functies



Ondersteuningsmagazijn Praktijk

Beroepstaak B B2 Basiszorg

Beginner

Activiteiten datum paraaf

Vitale functies oriëntatie

Vitale functies controleren

Vitale functies rapporteren

Akkoord begeleider praktijk





Vitale functies oriëntatie

Leerdoel De student kan van minimaal 5 zorgvragers op de afdeling de aandachtspunten benoemen m.b.t. de controle van vitale functies.

Theorie Gebruik de zorgplannen op de afdeling Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de aandachtspunten m.b.t. de controle van vitale functies van minimaal 5 zorgvragers.

Competentie K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van minimaal 5 zorgvragers op de afdeling de aandachtspunten bij het controleren van de vitale functies op de volgende gebieden:

Observatie ademhaling

Hartslag meten

Temperatuur meten

Bloeddruk meten

Werkwijze

Kies in overleg met je werkbegeleider de zorgvragers uit die geschikt zijn op deze activiteit uit te voeren.

Bestudeer de zorgplannen op de aandachtspunten bij de controle van de vitale functies.

Observeer eventueel je werkbegeleider of collega bij het controleren van de vitale functies bij deze zorgvragers.

Beantwoord de onderstaande vragen per zorgvrager en bespreek deze met je werkbegeleider.

Vragen

Welke controles m.b.t. vitale functies worden er uitgevoerd en op welke manier?

Kun je uitleggen waarom de controles op deze manier worden gedaan?

Zijn er specifieke aandachtspunten bij het controleren van de vitale functies? Leg dit uit.

Zijn er ook andere mogelijkheden om de controles bij deze zorgvragers uit te voeren? Leg dit uit.

Op welke manier wordt er rekening gehouden met de persoonlijke wensen van de zorgvrager?

Op welke manier wordt er rekening gehouden met de zelfzorgtekorten en de zelfzorgmogelijkheden van de zorgvrager? (betrek hierin ook het ziektebeeld)



Vitale functies controleren

Leerdoel De deelnemer kan de vitale functies controleren bij 3-5 zorgvrager(s)

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de protocollen die je nodig hebt om desbetreffende zorgvragers te controleren op de vitale functies:

observatie ademhaling

hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten

Evaluatie Evalueer met behulp van de vragen.

Competentie K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen M. Analyseren

Activiteit

Controleer bij 3-5 zorgvragers de vitale functies waaronder:


hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten

Werkwijze

Kies in overleg met je begeleider zorgvragers uit die geschikt zijn om deze activiteit te doen

Bereid je voor door je te verdiepen in het zorgplannen

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider

Controleer bij de zorgvragers de vitale functies Vragen

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen?

Heb je de werkzaamheden volgens de gemaakte werkplanning uit kunnen voeren? Licht je antwoord toe

Heb je gedurende een dag de vitale functies gecontroleerd volgens het protocol? Licht je antwoord toe

Welke hulpmiddelen heb je gebruikt? Motiveer waarom je die gebruikt hebt

Heb je de zelfredzaamheid gestimuleerd door geen handelingen over te nemen die de zorgvrager zelf nog kan en heb je de zorgvrager gestimuleerd om zelf keuzes te maken? Licht je antwoord toe

Heb je gewenste en ongewenste veranderingen doorgegeven aan je begeleider zodat zij/hij het zorgplan bij kan stellen?

Heb je bij onduidelijkheden en twijfel je begeleider geraadpleegd?

Heb je tijdens en na de zorgverlening met de zorgvrager geëvalueerd? Licht je antwoord toe

Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meer zorgvragers om de beroepsopdracht uit te kunnen voeren?



Vitale functies rapporteren

Leerdoel De student kan na het uitvoeren van deze activiteit de vitale functies op de juiste wijze rapporteren van 3-5 zorgvragers

Theorie Zorg dat je de beschikking hebt over de zorgdossiers van de betreffende zorgvragers.

Evaluatie Met de werkbegeleider met behulp van de evaluatie vragen

Competenties J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Verwerk de uitkomsten van de controles van de vitale functies van 3-5 zorgvragers op de juiste wijze in het zorgdossier (temperatuurlijst) waaronder:


hartslag meten

temperatuur meten

bloeddruk meten

Werkwijze Voorbereiding:

Kies in overleg met je begeleider de zorgvragers uit die geschikt zijn om deze activiteit uit te voeren.

Lees de zorgplannen

Zorg dat je weet waar en hoe je de uitkomsten van de controles van vitale functies behoort te rapporteren in het zorgdossier (temperatuurlijst)

Observeer zo nodig je werkbegeleider of collega bij het invullen van de zorgdossiers na het controleren van de vitale functies

Bespreek met je werkbegeleider de aandachtspunten bij het maken van de rapportage in het zorgdossier/ invullen van de temperatuurlijst

Plan je werkzaamheden in overleg met je begeleider. Uitvoering:

Rapporteer zoveel mogelijk zelfstandig de uitkomsten in het zorgdossier (temperatuurlijst)

Ga na of er nog actie ondernomen moet worden naar aanleiding van de uitkomsten van de controles.

Evaluatie: Evalueer met je begeleider met behulp van de volgende evaluatievragen Vragen

Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen?

Heb je gedurende een dag de zorgdossiers (temperatuurlijsten) zoveel mogelijk zelf ingevuld?

Wat kun je zeggen van de uitkomst van de vitale functies?

Moest er naar aanleiding van de uitkomsten nog actie ondernomen worden?

Ben je in staat geweest zonder fouten en correcties de gegevens te registreren?





Beroepsopdracht VVT/GGZ Beroepstaak B Gevorderd niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. Als je gaat toetsen, maak je gebruik van het beoordelingsformulier, achterin het opdrachtenboek. Beroepsopdracht Zelfstandig de ondersteuning geven bij de persoonlijke basiszorg in de VVT (verpleeghuis, verzorgingshuis, thuiszorg), of de GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg) dat kan jij! Laat zien dat jij in staat bent om gedurende een week zelfstandig 3-5 zorgvragers met verschillende aandoeningen en/ of ziektes, te ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg. Dit kunnen zijn: oudere zorgvragers, psychiatrische en psychogeriatrische zorgvragers en chronische zieken. De werkbegeleider mag van jou het volgende verwachten: Je voert zelfstandig een anamnesegesprek aan de hand van een gestandaardiseerde

vragenlijst en stelt samen met je werkbegeleider een zorgplan op. De basiszorg verleen je naar aanleiding van het zorgplan, je bent zelf verantwoordelijk

voor de planning, uitvoering en de afstemming. Bij de uitvoering van de zorg maak je gebruik van de kennis die je hebt van stoornissen,

beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden bij de oudere zorgvrager, psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager en chronische zieken.

Wanneer er sprake is van een palliatief- terminale zorgvrager voer je de zorg onder begeleiding uit.

In een onvoorziene situatie of een crisissituatie houd je je aan de procedures. Je blijft gericht op het werk dat gedaan moet worden. Je bespreekt hierbij je eigen grenzen en gevoelens.

Je stimuleert de zorgvrager de regie te houden over zijn eigen leven. Je toont betrokkenheid naar de zorgvrager en familie/mantelzorger door je in te leven. Je stemt de zorg en de werkzaamheden af met collega’s en met naasten en/of andere

betrokkenen. Je evalueert de zorgverlening met de zorgvrager en collega’s en verzamelt relevante

gegevens voor de evaluatie van het zorgplan. Je voert veranderingen indien nodig in.

Nederlands: Gesprekken voeren, luisteren, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing

Rekenen: Getallen, verhoudingen, meten en meetkunde

Als je deze beroepsopdracht uitvoert, werk je ook aan de bovenstaande onderdelen van Nederlands en rekenen.





FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

Naam student:

Datum: Opleiding: Verzorgende IG

Niveau: Gevorderd

Werkprocessen Beroepstaak B Gevorderd Niveau

Feedback

1.1 Stelt (mede) het zorgplan op (D-H-J-K-M)

1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (E-F-J-R)

1.5 Begeleidt een zorgvrager (C-D-R)

1.9 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties (E-T-V)

1.10 Stemt de zorgverlening af (E-Q)

1.11 Evalueert de zorgverlening (D-J-M)

Argumentatie Feedback (verplicht invullen) (Maak bij de argumentatie van de feedback gebruik van de competenties zoals benoemd in het overzicht van de beroepstaak op de volgende pagina)

Datum: …………………………………

Naam werkbegeleider/praktijkopleider: Naam student: ………………………………………………

………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………





FEEDBACKFORMULIER (zelf invullen)

Naam student:

Datum: Opleiding:

Niveau: Gevorderd

Ik wil graag feedback op:

Activiteit / Vaardigheid (doorhalen wat niet van toepassing is) Ik kies voor werkproces:

Competenties Prestatie-indicatoren uit het boek of die je zelf bedenkt

Feedback: benoem de sterke en de zwakke kanten (invullen door WB/PO)

Naam en paraaf begeleider: Naam en paraaf student:





Overzicht Beroepstaak B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

Overzicht: beroepstaak, beroepsproducten, werkprocessen, competenties met prestatie-indicatoren

Beroepstaak B Gevorderd Beroepsproducten Werkprocessen

B1 Zorgplan 1.1, 1.10, 1.11

B2 Basiszorg 1.2, 1.5

B3 Crisissituaties 1.9

Competenties: C. D. E. F. H. J. K. M. Q. R. T. V.

Competenties in de werkprocessen

Prestatie-indicatoren

C. Begeleiden

Gaat in gesprek met de zorgvrager over het belang van zelfredzaamheid

Maakt de draagkracht en draaglast met de mantelzorger en naasten bespreekbaar

D. Aandacht en begrip tonen

Toont betrokkenheid bij het lichamelijk en psychisch welbevinden van de zorgvrager

Behandelt de zorgvrager met respect en geduld Draagt zorg voor een goede onderlinge relatie met de zorgvrager

E. Samenwerken en overleggen

Schakelt indien wenselijk andere zorgverleners in voor consult Informeert en overlegt met alle betrokkenen Heeft een actieve rol tijdens overlegmomenten

F. Ethisch en integer handelen

Handelt volgens de ethische maatstaven van de beroepsgroep (beroepscode) en de organisatie

Toont zich betrouwbaar en gaat discreet om met gevoelige zaken Accepteert en respecteert verschillen tussen zorgvragers

H. Overtuigen en beïnvloeden

Past doelgerichte gesprekstechnieken toe Voert anamnesegesprekken uit met standaard vragenlijst Bespreekt het zorgleefplan met de zorgvrager

J. Formuleren en rapporteren

Verwerkt gegevens in het zorgdossier Stelt de doelen en activiteiten van het zorgplan op Formuleert duidelijk de hoofdzaken

K. Vakdeskundigheid toepassen

Gebruikt de kennis van de doelgroep in de te verlenen zorg Kent de beperkingen en de mogelijkheden van de zorgvrager en

houdt hier rekening mee

M. Analyseren

Verzamelt met juiste methodiek gegevens tijdens het zorgproces Legt verbanden tussen verkregen gegevens, trekt conclusies en

bespreekt dit

Q. Plannen en organiseren

Bepaalt in overleg, met betrokkenen welke werkzaamheden en activiteiten prioriteit hebben

Zorgt dat activiteiten goed op elkaar zijn afgestemd

R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Geeft op de zorgvrager gerichte ondersteuning Stelt objectief vast of de verleende zorg naar wens is bij

zorgvrager en naasten

T. Instructies en procedures opvolgen

Handelt volgens voorgeschreven procedures bij onvoorziene situaties/crisissituaties

Kent wettelijke richtlijnen en past deze toe, zodat de kwaliteit gewaarborgd blijft

V. Met druk en tegenslag omgaan

Blijft in stressvolle situaties gericht op het werk en de zaken die gedaan moeten worden

Stelt eigen grenzen en maakt gevoelens bespreekbaar






Beroepstaak B B1 Zorgplan

Gevorderd

Boek: Hoofdstuk:

1. Het zorgplan vaststellen Thema 01 H03-04 Thema 02 H01-04 Thema 03 H01-02 Thema 04 H01-02 Thema 05 H04-05

2. De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 03 H01-03 Thema 07 H06 Thema 08 H01-03


Rapporteren

Zorgproces

Opname, overdracht en ontslag

Zorg(leef)plan maken

Activiteit

Kennis (minimaal 10)

Het voeren van een anamnesegesprek

In samenhang betekenis geven aan verzamelde informatie

Een zorgresultaat formuleren

Duur en mate van ondersteuning

Overleggen met zorgvrager en naasten

Het zorgplan en andere disciplines

Veranderingen signaleren in de gezondheidstoestand

Veranderingen signaleren in de zorgbehoefte

Evalueren

Het zorg(leef)plan bijstellen

Rapporteren aan naasten van een zorgvrager

Rapporteren aan andere disciplines

Een eigen werkplanning maken

Nieuwe gegevens verwerken in het zorgplan

Zorgdragen voor het ontslag en de overdracht

Fasen zorgproces

Gordon

Stellingen zorgplan

Vaardigheden/ Houding (minimaal 5)

Anamnesegesprek voeren

Overplaatsingsgesprek

Overplaatsingsgesprek in jouw instelling

Ontslaggesprek

Zorgleefplan maken met een eigen casus

Zorgleefplan maken met casus

Zorgplan opstellen vanuit casus

Zorgplan opstellen

Akkoord docent





Gevorderd

Oudere zorgvrager

Boek: Hoofdstuk

1. Verzorgen van ouderen Thema 01 H01-05 Thema 02 H01-03 Thema 03 H01-08

2. Anatomie en ziekteleer voor verzorgenden IG deel 2 Thema 03 H01-08


Diverse workshops anatomie, ziekteleer en zorg voor ouderen

Activiteit


Oriëntatie op de zorg voor ouderen

De zorg voor ouderen

De zorgvrager met longemfyseem, chronisch hartfalen en delirant gedrag

De zorgvrager uit een niet-westerse cultuur met de ziekte van Alzheimer

De zorgvrager met het syndroom van Korsakov en hartklachten

De dementerende, slechtziende en slechthorende zorgvrager

De zorgvrager met diabetes mellitus en prostaatkanker

De revaliderende volwassen zorgvrager in het verpleeghuis na een CVA links

De zorgvrager die depressief is na een heupoperatie

De zorgvrager met de ziekte van Parkinson

Aandoeningen COPD

Aandoeningen CVA

Aandoeningen diabetes mellitus

Aandoeningen hartfalen

Aandoeningen oog en oor stellingen

Aandoeningen prostaat- en bronchuscarcinoom

Aandoeningen ziekte van Parkinson

Aandoeningen zintuigen oog en oor

Benaderingswijzen bij dementie

Boek “Ik heb Alzheimer”

Casus epilepsie met vragen

DVD dementie “Voor eeuwig de jouwe”

DVD “Met mij is niets mis”

DVD Nabijheid

DVD Vergeten

Epilepsie DVD

Generatiegenoten vallen weg

Ouder worden

Zorgzwaartepakket


Excursie Humanitas

Presentatie ziektebeeld oudere zorgvrager (verplicht)

Simulaties oudere zorgvrager

Wassen kleden en verschonen volgens PDL

Akkoord docent





Gevorderd

Zorgvrager met een chronische lichamelijke aandoening

Boek: Hoofdstuk:

1. Verzorgen van mensen met een chronische lichamelijke aandoening

Thema 01 H01-03 Thema 02 H01-03 Thema 03 H01-09

2. Anatomie en ziekteleer voor verzorgende IG deel 2 Thema 02 H01-09


Diverse workshops anatomie, ziekteleer en zorg voor mensen met een chronische lichamelijke aandoening

Activiteit


Oriëntatie op de zorg voor mensen met een chronisch lichamelijke aandoening

De zorg voor mensen met een chronisch lichamelijke aandoening

De zorgvrager met reuma

De zorgvrager met multiple sclerose

De zorgvrager met kanker

De zorgvrager met CVA die revalideert

De zorgvrager met de ziekte van Crohn en een stoma

De zorgvrager met COPD

Een zorgvrager met aids

Een zorgvrager met diabetes mellitus

Een zorgvrager met een dwarslaesie

DVD Philadelphia AIDS

Hulpmiddelen

Coping, omgaan met emoties tijdens ziekte

Emoties na de diagnose

Vaardigheden/ Houding (minimaal 3 )

Discussiëren chronisch zieken

Gast in de klas MEE

Presentatie ziektebeeld chronisch zieken (verplicht)

Simulaties chronisch zieken Akkoord docent





Gevorderd

Palliatieve zorg

Boek: Hoofdstuk:

1. Begeleiden van zorgvragers Thema 06 H01-04

2. Anatomie en ziekteleer voor verzorgenden IG deel 1 Thema 11 H01-03


Palliatieve zorg

Activiteit

Kennis (minimaal 6)

Omgaan met ernstig lijden, sterven en rouw

Begeleiden na het overlijden

Begeleiden bij verliesverwerking

Begeleiden bij de acceptatie van gezondheidsproblemen

Palliatieve zorg

Palliatieve zorgunit

Praten over de dood

Rouw en verlies

Stervensproces

Excursie palliatief/terminale zorg

Akkoord docent



Gevorderd

Psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager

Boek: Hoofdstuk:

1.Verzorgen in de geestelijke gezondheidszorg Thema 01 H01-03 Thema 02 H01-03 Thema 03 H01-10, 13, 14

2. Anatomie voor verzorgenden IG deel 2 Thema 06 H01-10, 12, 13


Diverse workshops anatomie, ziekteleer en zorg voor psychiatrische en psychogeriatrische zorgvragers

Activiteit


Oriëntatie op de zorgcategorie

Het verzorgen van mensen met een psychiatrische ziekte

Verzorgen van zorgvragers met schizofrenie of een andere psychotische stoornis

Verzorgen van zorgvragers met een stemmingsstoornis

Verzorgen van zorgvragers met een angststoornis

Verzorgen van zorgvragers met een persoonlijkheidsstoornis

Verzorgen van zorgvragers met een eetstoornis

Verzorgen van zorgvragers met een somatoforme of nagebootste stoornis

Verzorgen van zorgvragers met een verslaving

Verzorgen van zorgvragers met suïcidaal gedrag

Verzorgen van zorgvragers met chronische psychiatrische stoornis

Verzorgen van allochtone zorgvragers met een psychiatrische ziekte

Verzorgen van ouderen met een psychiatrische stoornis



Verzorgen van zorgvragers met agressief gedrag

Autisme DVD

Autisme meerdere activiteiten

Pictogrammen bij autisme

Belevingsgerichte zorg (dementie)

Betekenis van de verschijnselen van dementie

BOPZ

Casus autisme met vragen

Casus over depressie

Eten en drinken (dementie)

Omgaan met gedragsproblemen (dementie)

Oriëntatie op de psychiatrie

Oriëntatie op de ziekte van Alzheimer

Oriëntatie op dementie

Schizofrene zorgvrager

Symptomen van de eerste en tweede orde

Verschillen vergeetachtigheid en dementie

Verschillende stadia van dementie

Verschillende vormen van dementie

Wetgeving in de psychiatrie

De zorgvrager met ADHD

Zorgvrager met angststoornis

Zorgvrager met persoonlijkheidsstoornis

Zorgvrager met somatoforme of nagebootste stoornis

Zorgvrager met een verslavingsstoornis

Zorgvrager met stemmingsstoornissen


Simulaties psychiatrie

Akkoord docent


Beroepstaak B B3 Crisissituaties

Gevorderd


Crisissituaties

Fysieke agressie

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

Brandpreventie

MIP

Reanimatie en AED


Reanimatie

Akkoord docent



Toetsmagazijn

Beroepstaak B Gevorderd

Zelftesten datum paraaf

Anatomie/ ziekteleer Oudere zorgvrager

Anatomie/ ziekteleer Chronisch zieken

Anatomie /ziekteleer Psychiatrie

Zelftest casustoets B gevorderd GGZ

Zelftest casustoets B gevorderd VVT

Proefcasustoets B gevorderd (via docent)




Beroepstaak B B1 Zorgplan

Gevorderd

Activiteiten (minimaal 3) datum paraaf

Opname, overplaatsing en ontslag

Gesprek opname, overplaatsing en ontslag

Opbouw zorg(leef)plan

Oriëntatie op het zorg(leef)plan

Verandering zorgvraag signaleren

Zorgplan evalueren en bijstellen



Beroepstaak B B2 Basiszorg

Gevorderd

Activiteiten Oudere zorgvrager (minimaal 3) datum paraaf

Zorg verlenen aan oudere zorgvrager

Zorgzwaartepakket

Gebeurtenissen in het leven

Levensvragen

Toepassen van middelen en maatregelen

Psychosociale begeleiding oudere zorgvrager

Activiteiten chronische zieken (minimaal 2)

Zorg verlenen aan chronisch zieke

Coping

Mens achter de ziekte

Hulpmiddelen

Activiteiten Palliatieve zorg (minimaal 3)

Complementaire zorg

Organisatie palliatieve zorg


PDL toepassen

Mantelzorgers

Psychosociale begeleiding palliatieve zorg

Activiteiten Psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager (minimaal 4)

Begeleiding psychiatrie

Probleem analyse

Probleemgedrag

Snoezelen psychogeriatrische zorgvrager

Ethische dilemma’s

PDL zorg toepassen

Toepassen van wetgeving

Zorg verlenen in de psychiatrie





Beroepstaak B B3 Crisissituaties

Gevorderd


Omgaan met crisissituaties

Handelen in crisissituaties

Omgaan met fysieke agressie

Veiligheidsprocedures




Opname, overplaatsing en ontslag

Leerdoel De student kan het standaard formulier voor een opname, overplaatsing of ontslag van een zorgvrager invullen naar aanleiding van het gesprek dat door een collega wordt gevoerd.

Theorie De zorgverlening afstemmen en evalueren Thema 8 hoofdstuk: 1, 2 en 3 Het zorgplan vaststellen, Thema 1, Hoofdstuk 3 en 4

Evaluatie Voer de activiteit uit en bespreek deze na met je werkbegeleider. Geef antwoord op de reflectie vragen.

Competenties D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren

Activiteit

Je observeert een opname, overplaatsings- of ontslaggesprek dat door een collega wordt gevoerd. Je hebt het formulier voor dit gesprek opgezocht en vult dit in tijdens en na het gesprek. Na het gesprek bespreek je dit ingevulde formulier met deze collega na en beantwoord je de reflectievragen.

Reflectievragen

Wat vond je in dit gesprek goed gaan en waarom?

Wat zou jij anders hebben gedaan en waarom?

Welke vragen op het formulier vond je moeilijk om in te vullen en waarom vond je dat?

Zou jij alle vragen durven te stellen aan een zorgvrager?

Wat zou jij nog willen weten om op een heldere manier het doel van een opname-, overplaatsings- of ontslaggesprek te kunnen opschrijven? Noteer na de verkregen informatie het doel van zo’n gesprek.

Punten ter nabespreking met werkbegeleider De vragen op het formulier zijn goed en volledig ingevuld?(analyseren) De formulering is duidelijk? (formuleren en rapporteren) De antwoorden van de zorgvrager staan bij de juiste vragen? (formuleren en rapporteren) Is alle informatie die gegeven is verwerkt in het formulier? (analyseren) Heeft de student een respectvolle houding naar de zorgvrager? (aandacht en begrip tonen) Heeft de student het gesprek nabesproken? (overtuigen en beïnvloeden)



Gesprek opname, overplaatsing en ontslag

Leerdoel De student voert een opname-, overplaatsings- of ontslaggesprek en verwerkt de gegevens in het leerplan onder begeleiding van een gediplomeerde verzorgende

Theorie De zorgverlening afstemmen en evalueren

Evaluatie Door de feedback van de gediplomeerd verzorgende

Competenties D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren

Activiteit

Voer een opname-, overname of ontslaggesprek onder begeleiding van een gediplomeerd verzorgende of je werkbegeleider. Variatie Als geen van deze gesprekken voorkomen op jouw afdeling voer dan een gesprek over wijzigingen in het zorgplan met een zorgvrager of mantelzorger.

Werkwijze:

Bepaal welke soort gesprek je kunt gaan voeren.

Zoek de benodigde formulieren bij elkaar voor het gesprek. Verdiep je hier van te voren in.

Voer het gesprek samen met je werkbegeleider

Werk de gegevens uit in het zorgplan

Bespreek het ingevulde zorgplan met je werkbegeleider, vraag om feedback.

Verwerk de feedback en teken deze activiteit af. Schrijf hierna een reflectie verslag van 2 A4jes waarbij je ingaat op alle competenties afzonderlijk. Wat heb je geleerd ten aanzien van deze competenties? Welke competentie beheers je goed, welke minder goed ten aanzien van deze activiteit? Welke activiteit(en) ga je ondernemen om te groeien in deze competenties?



Opbouw zorg(leef)plan

Leerdoel De student kan aangeven hoe een zorgplan, binnen de instelling, voor een zorgvrager wordt opgesteld.

Theorie Boek Het zorgplan vaststellen

Evaluatie Laat het verslag door je begeleider of praktijkopleider lezen en bespreek dit na

Competenties J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit

Maak een verslag over het opstellen van een zorgdossier in de instelling waar je werkt aan de hand van onderstaande vragen.

Vragen 1. Wanneer er een nieuwe bewoner komt in de instelling, waar bestaan de voorbereidingen

betreffende het zorgdossier samenstellen dan uit? 2. Wie doet deze voorbereidingen? 3. Wie is er eindverantwoordelijk voor het bijhouden van het zorgdossier? 4. Hoe ziet een zorgdossier er bij jullie uit en uit welke onderdelen bestaat dit? 5. Wordt er bij jullie gewerkt met een elektronisch dossier of niet? 6. Wie heeft er inzage in het zorgdossier? 7. Waar worden de zorgdossiers bewaard? 8. Hoe lang wordt een zorgdossier bewaard (na vertrek of overlijden van zorgvrager)? 9. Zijn er afspraken over de inbreng van leerlingen/ gediplomeerden betreffende het

zorgdossier? Zo ja, welke? Stel vervolgens een blanco zorgdossier samen. Lever het verslag (2 pagina’s) met bijlage (blanco zorgdossier) in bij je begeleider. Deze kijkt of je de vragen juist beantwoord hebt en een goed zorgdossier hebt bijgevoegd. Reflectie Noteer voor jezelf wat je nog wil weten over het zorgplan. Maak vragen en ga op zoek naar de antwoorden.



Oriëntatie op het zorg-(leef)plan

Leerdoel De student beschrijft hoe de psychosociale begeleiding in het zorg-(leef)plan beschreven wordt

Praktische voorbereiding

Zorg dat je beschikking hebt over het zorg-(leef)plan wat binnen de instelling wordt gebruikt

Evaluatie Laat het verslag ter beoordeling aan je werkbegeleider zien

Competenties J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit

Maak een verslag over de wijze waarop psychosociale begeleiding wordt beschreven in het zorg-(leef)plan.

Werkwijze 1. Bestudeer het zorg-(leef)plan en beantwoord de onderstaande vragen.

Wordt in je instelling gebruik gemaakt van een zorgplan of een zorg-(leef)plan?

Uit welke formulieren bestaat het zorg-(leef)plan?

Op welke formulieren kunnen er aandachtspunten met betrekking tot psychosociale zorg geschreven worden?

Welke personen kunnen aandachtspunten met betrekking tot psychosociale zorg opschrijven in het zorg-(leef)plan?

Wordt er gebruik gemaakt van de POG en de Rumba om aandachtspunten omtrent psychosociale begeleiding te beschrijven?

Welke personen kunnen activiteiten rondom psychosociale begeleiding uitvoeren?

Wat kun je verder beschrijven over het onderdeel psychosociale begeleiding binnen het zorgplan?

2. Werk deze vragen uit in een verslag. Criteria verslag 1. Maak een verslag van 2 pagina’s. 2. Lettertype 11. 3. Voorzie het verslag van een voorblad met hierop de naam van activiteit, je naam, de

datum, je groepscode en de instelling waar je werkt/stage loopt.



Verandering zorgvraag signaleren

Leerdoel De student kan in de praktijk bij een of meerdere zorgvragers veranderingen in de zorgvraag signaleren.


Evaluatie Evaluatie vindt plaats d.m.v. feedbackgesprek met je werkbegeleider.

Competenties D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden M. Analyseren J. Formuleren en rapporteren

Activiteit

Ga, aan de hand van onderstaande stappen, veranderingen in zorgvraag signaleren en rapporteren.

1. Plan met je begeleider wanneer je deze activiteit gaat uitvoeren, en bij welke

zorgvrager(s). 2. Observeer de zorgvragers en beschrijf minimaal 5 gesignaleerde veranderingen in de

gezondheidstoestand. Dit kan betrekking hebben op één zorgvrager, maar ook op meerdere zorgvragers.

3. Rapporteer deze gegevens mondeling aan het team en/of degene die de zorg overneemt.

4. Stel vast op welke wijze de zorgbehoefte is veranderd voor deze zorgvragers. 5. Laat je begeleider de door jou gesignaleerde veranderingen in gezondheidstoestand en

zorgbehoefte beoordelen. 6. Voer de gesignaleerde veranderingen in, in het daarvoor bestemde (geautomatiseerde)

systeem in samenwerking met je begeleider. 7. Vraag feedback aan je begeleider ten aanzien van de competenties. Reflectie Noteer wat je goed en minder goed vond gaan tijdens het uitvoeren van deze activiteit. Gebruik voor de beschrijving de competenties. Noteer wat nog leerpunten zijn en maak een plan hoe je dit zou kunnen gaan leren. Voer dit plan uit.



Zorgplan evalueren en bijstellen

Leerdoel De student kan een zorgplan in de praktijk evalueren en bijstellen


Evaluatie Evaluatie vindt plaats door middel van feedbackgesprek met je werkbegeleider en doormiddel van reflectie

Competenties D. Aandacht en begrip tonen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren M. Analyseren

Activiteit

Ga, aan de hand van onderstaande stappen, een zorgplan evalueren en bijstellen.

1. Kies, in overleg met je begeleider een zorgvrager waarvan je het zorgplan kunt

evalueren en bijstellen. 2. Stel jezelf op de hoogte van wat er in het zorgplan staat en op welke punten je het

zorgplan gaat evalueren en bijstellen. 3. Bespreek dit met je begeleider en geef aan hoe (observeren en/of vragen) en met wie je

dit gaat evalueren en bijstellen. 4. Evalueer het zorgplan in overleg met zorgvrager of familie of wettelijke

vertegenwoordigers. Of

5. Stel het zorgplan bij in overleg met de zorgvrager of familie of wettelijke vertegenwoordigers.

6. Vraag feedback aan je begeleider. Praat samen over de feedback waarbij de competenties belangrijke punten in het gesprek zijn.

Reflectie Noteer wat je leervragen nog zijn met betrekking tot het evalueren en bijstellen van een zorgplan. Maak een plan om deze leervragen te beantwoorden en ga aan de slag.



Zorg verlenen aan oudere zorgvrager

Leerdoel De student is in staat zorg te verlenen aan een oudere zorgvrager met een ziektebeeld of (ouderdoms)handicap naar keuze en deze zorg te benoemen.

Theorie Niet specifiek, naar keuze.

Evaluatie Met je begeleider aan de hand van je antwoorden en het feedbackformulier.

Competenties Zie feedback formulier in je opdrachtenboek.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent zorg te verlenen aan een oudere zorgvrager met een ziektebeeld of (ouderdoms)handicap naar keuze en vertel waarom deze zorg nodig is.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager uit met een specifiek ziektebeeld of

(ouderdoms)handicap. Bijvoorbeeld: Stijfheid in gewrichten, COPD, CVA, Diabetes Mellitus, hartfalen, ziekte van Parkinson, prostaatkanker, oogaandoening of ooraandoening enz.

- Op school heb je activiteiten gedaan waarbij deze onderwerpen aan bod zijn gekomen. De uitwerking van deze activiteiten neem je erbij.

- Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke zorg er gegeven wordt.

- Vergelijk nu of de zorg voor deze, door jou uitgekozen zorgvrager, klopt met wat je in theorie geleerd hebt. Wat is er anders of hetzelfde? Waarom is dat bij deze zorgvrager zo?

- Met welke onverwachte factoren moet jij rekening houden als je deze zorgvrager gaat verzorgen? Bv. Hij kan benauwd zijn, erg moe zijn, veel pijn hebben, enz.

- Ga nu deze zorgvrager een dag verzorgen ((eventueel) met hulp van een gediplomeerde)

- Observeer deze zorgvrager op de symptomen van het ziektebeeld of handicap. Herken je de symptomen? Welke zie je terug en welke zie je niet? Hoe kun je dat verklaren bij deze zorgvrager?

- Zijn er nog onverwachte dingen gebeurd tijdens de zorg? Zo ja, hoe heb jij gereageerd? Wat vond je van je reactie?

- Observeer, of vraag na, hoe deze zorgvrager de zorg ervaart. Is het voldoende? Wat zou je nog meer of anders kunnen doen?

- Schrijf de antwoorden op bovenstaande vragen puntsgewijs op. (minimaal 1, maximaal 2 A-viertjes)

- Reflecteer nu op jouw eigen handelen met behulp van het feedback formulier wat achter de beroepsopdracht B-gevorderd in je opdrachtenboek zit. Benoem de competenties, welke beheers je goed, welke niet? Je kunt dit formulier zelf maar ook door je begeleider in laten vullen.

- Bespreek nu deze activiteit na met je begeleider aan de hand van de door jou puntsgewijs opgeschreven antwoorden en je feedback formulier.

- Deze activiteit kun je meerder malen herhalen bij andere zorgvragers.



Zorgzwaartepakket

Leerdoel De student is in staat het zorgzwaarte pakket voor een oudere zorgvrager met een ziektebeeld of (ouderdoms)handicap naar keuze te beoordelen.

Evaluatie Met je begeleider aan de hand van je antwoorden.

Competenties K: vakdeskundigheid toepassen. T: instructies en procedures opvolgen.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent het zorgzwaarte pakket van een oudere zorgvrager met een ziektebeeld of (ouderdoms)handicap naar keuze te beoordelen.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager uit met een specifiek ziektebeeld of

(ouderdoms)handicap. Bijvoorbeeld: Stijfheid in gewrichten, COPD, CVA, Diabetes Mellitus, hartfalen, ziekte van Parkinson, prostaatkanker, oogaandoening of ooraandoening enz.

- Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke zorg er gegeven wordt volgens welk zorgzwaarte pakket (nummer).


- Houd tijdens de zorg in de gaten of de zorg binnen of buiten het zorgzwaarte pakket valt. Noteer puntsgewijs welke zorg erbuiten valt en welke zorg binnen het pakket valt.

- Als er zorg verleend wordt die buiten het pakket valt, verklaar dan waardoor dat komt. Als alle zorg die verleend wordt binnen het pakket valt, verklaar dan waardoor dat komt.

- Bespreek met je begeleider de procedure om een zorgzwaarte pakket aan te passen. Wat moet jij doen als je bemerkt dat je vaak zorg verleend die niet in het pakket zit? Bij wie meld je dat? Wat moet er daarna gebeuren om het pakket aan te passen? Wie doet dan wat?

- Reflecteer samen met je begeleider over datgene wat je hebt opgeschreven over jouw observaties bij je zorgvrager.

- Deze activiteit kun je herhalen.



Gebeurtenissen in het leven

Leerdoel De student geeft aan wat het effect is van heftige gebeurtenissen op het leven van een zorgvrager.

Evaluatie Geef je verslag aan iemand die deze zorgvrager goed kent en bespreek het.

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen

Activiteit

Onderzoek het effect van grote of heftige gebeurtenissen op het leven van de zorgvrager.

Werkwijze - Zoek een zorgvrager uit met wie je over dit onderwerp zou willen praten. Overleg

eventueel met je begeleider. - Zoek in de theorie naar de effecten die een grote of heftige gebeurtenis op iemands

leven kan hebben. Je kunt denken aan: de oorlog, watersnoodramp, crisistijd of iets dichter bij huis: het overlijden van een ouder of kind, werkloos worden, verhuizen naar een ander land enz. Noteer deze effecten puntsgewijs.

- Lees het zorgplan door en bekijk of je iets kunt vinden over de geschiedenis van je zorgvrager zodat je een aanknopingspunt hebt voor een gesprek.

- Maak voor jezelf (eventueel) vragen die je deze zorgvrager kunt stellen om over de impact van een gebeurtenis op zijn/haar leven te praten. Gebruik hiervoor de onderzochte theorie. Door deze vragen te bedenken bereid je jezelf voor op het onderwerp waar je het met deze zorgvrager over wilt hebben.

- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. Maak nu een verslag van 1A-viertje en reflecteer op deze activiteit door het beantwoorden van de volgende vragen: Hoe vond jij het gesprek gaan? Motiveer je antwoord. Hoe heb jij aandacht en begrip getoond in dit gesprek? Wat heb je geleerd door het voeren van dit gesprek? Wat gebeurt er met de band tussen jou en de zorgvrager als je dit soort gesprekken voert? Welke gesprekstechnieken heb je kunnen gebruiken? Motiveer je antwoord.



Levensvragen

Leerdoel De student voert met een zorgvrager een gesprek over een levensvraag.


Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.

Evaluatie Voer het gesprek en evalueer met iemand die de zorgvrager goed kent aan de hand van de reflectievragen.

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Voer een gesprek met een zorgvrager over een levensvraag die leeft bij deze zorgvrager.

Werkwijze - Zoek op internet naar het begrip Levensvragen. Noteer 5 voorbeelden van vragen die

zorgvragers zouden kunnen stellen. - Zoek een zorgvrager uit met wie je over een levensvraag zou kunnen praten. Soms

gebeurt het tijdens de ADL dat een zorgvrager zo’n vraag uit. Je kunt dan besluiten meteen erover te praten maar ook kun je afspreken om later terug te komen voor een gesprek. Overleg eventueel met je begeleider.

- Lees het zorgplan door. - Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. Gebruik de gesprekstechnieken die je

geleerd hebt op school. Vooral het actief luisteren is hier belangrijk. - Mocht tijdens het gesprek duidelijk worden dat voor deze zorgvrager nog meer

begeleiding nodig is zorg dan voor een vervolg gesprek of consulteer een andere discipline die het overneemt. (geestelijk verzorger, psycholoog enz.)

- Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager. - Maak nu een kort verslag van je gesprek van 1A-viertje. Reflecteer nu op deze activiteit door het beantwoorden van de volgende vragen: Hoe vond jij het gesprek gaan? Motiveer je antwoord. Hoe heb jij aandacht en begrip getoond in dit gesprek? Wat heb je geleerd door het voeren van dit gesprek? Wat gebeurt er met de band tussen jou en de zorgvrager als je dit soort gesprekken voert? Welke gesprekstechnieken heb je kunnen gebruiken? Motiveer je antwoord.



Toepassen van middelen en maatregelen

Leerdoel De student is in staat de juiste procedure te volgen wanneer er middelen en maatregelen worden toegepast bij een zorgvrager.

Theorie Wetgeving, procedure en protocol rondom middelen en maatregelen.

Evaluatie Evalueer met je begeleider.

Competenties D: Aandacht en begrip tonen, F: ethisch en integer handelen, K: vakdeskundigheid toepassen, T: instructies en procedures volgen.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent volgens de juiste procedures middelen en maatregelen toe te passen bij een zorgvrager.

Werkwijze: Op school heb je activiteit(en) gemaakt waarbij je onderzocht hebt hoe maatregelen en middelen worden toegepast in de zorg. Neem deze theorie als uitgangspunt voor deze activiteit. Kies vervolgens uit de volgende mogelijkheden: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager waarbij middelen of maatregelen

toegepast moeten worden en ga dit doen volgens protocol en reflecteer op je handeling. - Onderzoek op welke manier de middelen en maatregelen zijn toegepast bij een

zorgvrager. Is het protocol gevolgd? Waarom wel, waarom niet? - Vergelijk de wettelijke procedure en het protocol van jouw instelling voor het gebruik van

middelen en maatregelen. Beschrijf de overeenkomsten en de verschillen. Waardoor zijn die ontstaan?

Beantwoord verder de volgende vragen:

a. In welke wet wordt het gebruik van middelen en maatregelen beschreven? b. Wat zijn de toegestane middelen en maatregelen in jouw instelling? c. Wie moet er toestemming geven voor het gebruik van middelen en maatregelen bij jou in de instelling? d. Waarom is het belangrijk bij het toepassen van middelen en maatregelen dat je je goed aan de instructies en procedures houdt?

Beschrijf alles puntsgewijs. Het verslag is minimaal 1 en maximaal 2 A-viertje(s) groot.



Psychosociale begeleiding oudere zorgvrager

Leerdoel De student geeft naar aanleiding van het zorg-(leef)plan psychosociale begeleiding aan een oudere zorgvrager.


Bekijk de uitwerking van de simulaties die je op school hebt gedaan of bijgewoond. Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.

Evaluatie Evalueer met behulp van het feedbackformulier dat achter de beroepsopdracht in je opdrachtenboek zit.

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen K vakdeskundigheid toepassen, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten V met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Geef psychosociale begeleiding aan een oudere zorgvrager volgens het zorgplan door met de zorgvrager over problemen en gevoelens te praten. Geef eventueel voorlichting of advies als dit mogelijk is.

Werkwijze - De simulaties op school gaan ook vaak over psychosociale begeleiding. Eventueel

kun je aantekeningen en reflectieverslagen van deze simulaties erbij nemen. - Zoek een zorgvrager uit die je wilt gaan begeleiden. Overleg eventueel met je

begeleider - Lees het zorgplan door en bekijk hoe deze zorgvrager op psychosociaal gebied

begeleid moet worden. Welke problemen spelen er rond deze zorgvrager? Welke gevoelens kun je met deze zorgvrager bespreken?

- Maak voor jezelf (eventueel) vragen die je deze zorgvrager kunt stellen om over problemen en gevoelens te praten. Door deze vragen te bedenken bereid je jezelf voor op het onderwerp waar je het met deze zorgvrager over wilt hebben.

- Bedenk eventueel van te voren welk advies of welke voorlichting je deze zorgvrager zou kunnen geven. Dit is niet perse nodig…het kan effect hebben op het luisteren tijdens het gesprek als je dit advies of de voorlichting te veel in je hoofd hebt. Maar soms is het handig om alvast een strategie te bedenken.

- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. Reflecteer nu op deze activiteit door het feedback formulier in te vullen.



Zorg verlenen aan chronisch zieke

Leerdoel De student is in staat zorg te verlenen aan een chronisch zieke zorgvrager en kan deze zorg verklaren.

Evaluatie Met je begeleider aan de hand van je antwoorden en het feedbackformulier van de beroepsopdracht.

Competenties E Samenwerken en overleggen, F Ethisch en integer handelen, J Formuleren en rapporteren, R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten, C begeleiden, D Aandacht en begrip tonen.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent zorg te verlenen aan een chronische zieke zorgvrager en vertel waarom deze zorg nodig is.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een chronisch zieke zorgvrager uit. - Op school heb je activiteiten gedaan waarbij chronisch zieke zorgvragers aan bod zijn

gekomen. De uitwerking van deze activiteiten neem je erbij. - Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke zorg

er gegeven wordt. - Vergelijk nu of de zorg voor deze, door jou uitgekozen zorgvrager, klopt met wat je in

theorie geleerd hebt. Wat is er anders of hetzelfde? Waarom is dat bij deze zorgvrager zo?



- Observeer deze zorgvrager op de symptomen van het ziektebeeld of handicap. Herken je de symptomen? Welke zie je terug en welke zie je niet? Hoe kun je dat verklaren bij deze zorgvrager?









Coping

Leerdoel De student kan de coping stijl van een zorgvrager herkennen


Neem de uitwerking van de activiteit van school erbij. Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.

Evaluatie Laat je verslag lezen door iemand die de zorgvrager goed kent. Bespreek je verslag.

Competenties M Analyseren, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Observeer een zorgvrager van je instelling op de coping stijl.

Werkwijze - Lees de activiteit van school over coping nog een keer door. - Eventueel kun je aantekeningen die je toen gemaakt hebt erbij nemen. - Zoek een zorgvrager uit die je wilt gaan observeren. Overleg eventueel met je

begeleider - Lees het zorgplan door en bekijk of je uit de rapportage al iets kunt halen over de

coping stijl. - Verzorg nu deze zorgvrager en observeer gericht naar tekenen waaraan je de coping

stijl kunt herkennen. Noteer je motivatie voor je keuze van stijl. Als je de stijl herkent hebt kun je de zorgvrager er gericht naar vragen: - Maak voor jezelf (eventueel) vragen die je deze zorgvrager kunt stellen om na te

gaan of jouw observatie klopt. Heeft deze zorgvrager de coping stijl die jij geobserveerd hebt? Klopt jouw motivatie? Wat kan jij doen als verzorgende om iemand met deze coping stijl goed te begeleiden?

- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. Maak nu een verslag van 1 A-viertje en reflecteer op deze activiteit door de volgende vragen te beantwoorden:

o Wat is de coping stijl van deze zorgvrager en waaraan heb je dat gezien? o Klopte jouw bevindingen met wat je zorgvrager je vertelt? Waardoor klopte het

wel of niet? o Wat kun jij als verzorgende doen om deze zorgvrager goed te begeleiden?

Motiveer je antwoord. o Geef je mening over deze coping stijl. Is het een stijl waar jij je in kunt vinden?

Waarom wel/niet?



De mens achter de ziekte

Leerdoel De student kan beschrijven wat een ziekte met een zorgvrager doet op psychosociaal gebied.



Evaluatie Laat je verslag lezen aan iemand die de zorgvrager goed kent en bespreek het na.

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen

Activiteit

Onderzoek welk effect de ziekte heeft op het psychosociaal gebied van de zorgvrager.

Werkwijze - Zoek een zorgvrager uit met wie je over dit onderwerp zou willen praten. Overleg

eventueel met je begeleider. - Zoek in de theorie naar de effecten die een ziekte op iemand kan hebben. Noteer wat

het verschil is tussen sociale en emotionele eenzaamheid. - Lees het zorgplan door en bekijk wat er over deze zorgvrager op psychosociaal

gebied beschreven staat. - Maak voor jezelf (eventueel) vragen die je deze zorgvrager kunt stellen om over

problemen en gevoelens, die te maken hebben met het ziek zijn, te praten. Door deze vragen te bedenken bereid je jezelf voor op het gesprek. Let op: noteer zo veel mogelijk open vragen. Zo krijg je van de zorgvrager meer te horen.

- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. - Schrijf nu een verslag van 1 A-viertje over het gesprek en bespreek dit met je

begeleider. Reflecteer aan de hand van de volgende vragen:

Hoe vond jij het gesprek gaan? Motiveer je antwoord.

Hoe heb jij aandacht en begrip getoond in dit gesprek?

Hoe ging het vragen stellen tijdens dit gesprek?

Wat gebeurt er met de band tussen jou en de zorgvrager als je dit soort gesprekken voert?

Welke gesprekstechnieken heb je kunnen gebruiken? Motiveer je antwoord.

Wat heb je geleerd door het voeren van dit gesprek?



Hulpmiddelen

Leerdoel De student is in staat de juiste procedure in te zetten wanneer er hulpmiddelen nodig zijn om de zelfredzaamheid van een zorgvrager te behouden.

Theorie Wetgeving, procedure voor het aanschaffen van hulpmiddelen.


Competenties K: vakdeskundigheid toepassen, T: instructies en procedures volgen.

Activiteit

Sommige zorgvragers hebben hulpmiddelen nodig om zichzelf te kunnen redden. Deze hulpmiddelen moet de zorgvrager aanschaffen. Daarvoor moet je procedures volgen. Noteer deze procedure en help een zorgvrager met de aanschaf van een hulpmiddel.

Werkwijze: Op school heb je activiteit(en) gemaakt waarbij je onderzocht hebt hoe hulpmiddelen worden toegepast in de zorg. Neem deze theorie als uitgangspunt voor deze activiteit. Kies vervolgens uit de volgende mogelijkheden: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager waarbij hulpmiddelen aangeschaft

moeten worden en ga dit doen volgens de juiste procedure, reflecteer vervolgens op je handeling en vraag om feedback.(bv een rollator, scootmobiel, aangepast bestek of kleding.)

- Onderzoek de hulpmiddelen van een zorgvrager. Hoe zijn deze in zijn/haar bezit gekomen? Welke procedure is daarbij gevolgd? Uit welke financiële middelen zijn deze aangeschaft?

- Onderzoek van twee van de volgende hulpmiddelen uit hoe deze kunnen worden aangeschaft en of deze vergoed worden door een verzekering: rollator, gehoorapparaat, traplift in eigen huis, aangepaste keuken in eigen woning, sta-op-stoel. Je mag ook andere hulpmiddelen onderzoeken die gebruikt worden door jouw zorgvragers.

Beschrijf puntsgewijs wat je hebt gevonden.



Complementaire zorg

Leerdoel De student is in staat complementaire zorg te verlenen.


Competenties D Aandacht en begrip tonen, C begeleiden, E Samenwerken en overleggen, F Ethisch en integer handelen, J Formuleren en rapporteren, R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent complementaire zorg te verlenen aan een zorgvrager met een ziektebeeld naar keuze en vertel waarom deze zorg nodig is.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager uit die complementaire zorg krijgt of

gaat krijgen. Complementaire zorg kan zijn: massage van handen, voeten of hoofdhuid, warmte toedienen, muziek, geur, visuele aspecten zoals werken met licht.

- Op school heb je activiteiten gedaan waarbij je je in dit onderwerp hebt verdiept. Neem deze uitwerkingen erbij.

- Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke complementaire zorg er gegeven wordt of overleg met je begeleider welke complementaire zorg jij zou kunnen geven.

- Als de gekozen zorgvrager voor het eerst complementaire zorg krijgt, overleg dan met de zorgvrager wat hij of zij graag zou willen. Maak met de zorgvrager een plan voor het aanbieden van de zorg. Bv. Wil de zorgvrager muziek, hoe wil hij/zij dit dan aangeboden krijgen, welke muziek is fijn, wil de zorgvrager een koptelefoon? Enz.

- Bied nu de zorgvrager de complementaire zorg aan en voer het uit ((eventueel) met hulp van een gediplomeerde)

- Zijn er nog onverwachte dingen gebeurd tijdens het aanbieden van de zorg? Zo ja, hoe heb jij gereageerd? Wat vond je van je reactie?








Organisatie palliatieve zorg

Leerdoel De student is in staat de organisatie van palliatieve zorg in de instelling te benoemen.

Evaluatie Met je begeleider aan de hand van je antwoorden op de vragen

Competenties M analyseren

Activiteit

Vertel hoe in jouw instelling de palliatieve zorg georganiseerd is.

Werkwijze: Onderzoek de organisatie van de palliatieve zorg in jouw instelling door antwoord te geven op onderstaande vragen: - Wie bepaalt of een zorgvrager over gaat van ‘gewone’ zorg naar palliatieve zorg?

Waarom is dat deze persoon? - Welke criteria worden gehanteerd om te bepalen wanneer deze overgang nodig is? - Wie is de eindverantwoordelijke voor de palliatieve zorg voor een zorgvrager? - Welk zorgzwaartepakket is nodig om een vergoeding te krijgen voor het toepassen van

palliatieve zorg? Wie is verantwoordelijk voor het aanvragen van dit pakket? - Wat verandert in de aangeboden zorg als deze van ‘gewoon’ overgaat naar palliatief?

Motiveer waarom deze veranderingen nodig zijn. - Welke disciplines worden bij de palliatieve zorg voor een zorgvrager betrokken en

waarom? - Hoe wordt de mantelzorg bij de palliatieve zorg betrokken? Zijn daar vaste richtlijnen

voor? - Hoe en met wie wordt palliatieve zorg geëvalueerd? Schrijf de antwoorden op bovenstaande vragen puntsgewijs op. (minimaal 1, maximaal 2 A-viertjes) Bespreek nu deze activiteit na met je begeleider aan de hand van de door jou puntsgewijs opgeschreven antwoorden.




Leerdoel De student is in staat palliatieve zorg te verlenen aan een zorgvrager met een ziektebeeld naar keuze en deze zorg te benoemen.


Competenties D Aandacht en begrip tonen, C begeleiden, E Samenwerken en overleggen, F Ethisch en integer handelen, J Formuleren en rapporteren, R Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent palliatieve zorg te verlenen aan een zorgvrager met een ziektebeeld naar keuze en vertel waarom deze zorg nodig is.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager uit die palliatieve zorg krijgt. - Op school heb je activiteiten gedaan waarbij je je in dit onderwerp hebt verdiept. Neem

deze uitwerking erbij. - Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke zorg

er gegeven wordt. - Bekijk goed hoe mantelzorg bij de zorg betrokken wil worden. - Vergelijk nu of de zorg voor deze, door jou uitgekozen zorgvrager, klopt met wat je in




- Observeer deze zorgvrager op de symptomen van de naderende dood. Herken je de symptomen? Welke zie je terug en welke zie je niet in vergelijking met de theorie? Hoe kun je dat verklaren bij deze zorgvrager?


- Observeer, of vraag na, hoe deze zorgvrager de zorg ervaart. Is het voldoende? Wat zou je nog meer of anders kunnen doen? Betrek ook de mantelzorger bij dit gesprek. Hoe ervaart de mantelzorger de geboden zorg, wordt hij/zij voldoende bij de zorg betrokken?







PDL toepassen

Leerdoel De student verzorgt de zorgvrager volgens de PDL visie


Bij beroepstaak B op school heb je een workshop gevolgd over PDL zorg. Neem de aantekeningen van deze workshop erbij. Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.

Evaluatie Evalueer met je begeleider aan de hand van de reflectievragen.

Competenties D aandacht en begrip tonen, F ethisch en integer handelen, K vakdeskundigheid toepassen, M Analyseren R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten, V met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Verzorg 1 of 2 zorgvragers volgens de PDL visie

Werkwijze - Lees de theorie over het verzorgen van zorgvragers volgens de PDL visie. Aan welke

randvoorwaarden moet worden voldaan om een zorgvrager volgens de PDL visie te kunnen verzorgen? Bv het moet in de visie van een afdeling zijn opgenomen, Er moeten afspraken zijn gemaakt over het toepassen van deze zorg.

- Bekijk in jouw instelling de mogelijkheid om zorgvragers volgens de PDL visie te verzorgen. Wat is afgesproken hierover?

- Op welke gebieden van de zorg wordt PDL toegepast in jouw instelling en op welke manier wordt dit toegepast. Beschrijf per gebied een voorbeeld.

- Wie wordt er in jouw instelling verzorgd volgens de PDL visie? En wie bepaald waarom deze persoon daarvoor in aanmerking komt?

- Observeer nu een collega die een zorgvrager verzorgd volgens de PDL visie. - Analyseer of jij dit zelf ook zou kunnen toepassen. Noteer waarom je denkt van wel of

denkt van niet. - Noteer de eigenschappen die jij nodig hebt om een zorgvrager volgens de PDL visie

te kunnen verzorgen. - Zoek nu een zorgvrager uit die je volgens de PDL visie gaat verzorgen. Bespreek je

keuze eventueel bij je begeleider. - Verzorg nu je zorgvrager volgens de PDL visie en observeer je zorgvrager op reacties

op lichamelijk en psychosociaal gebied. - Evalueer de activiteit met je begeleider aan de hand van de reflectievragen. Reflectievragen: Wat heb je geleerd van het bewust toepassen van de PDL zorg? (M) Welke eigenschappen heb jij als verzorgende nodig gehad tijdens het toepassen van deze activiteit en waarom? (M) Met welke aspecten van het ziektebeeld/handicap van de zorgvrager moest je rekening houden en waarom? (K) Wat voor gevoelens kwamen bij je boven tijdens het toepassen van de PDL zorg? Motiveer je antwoord (V) Welke reacties zag je aan je zorgvrager op lichamelijk en psychosociaal gebied? (D en R) Wat zou jij willen veranderen aan de PDL zorg voor deze zorgvrager zodat dit nog beter aansluit bij de behoefte van de zorgvrager? (R)



Mantelzorgers

Leerdoel De student geeft aan hoe mantelzorgers bij de palliatieve zorg betrokken worden en hoe zij worden begeleid. De student geeft begeleiding op het psychosociaal gebied aan een mantelzorger die betrokken is bij de palliatieve zorg aan een naaste.



Evaluatie Voer het gesprek en evalueer met iemand die de mantelzorger goed kent aan de hand van de reflectievragen.

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen, F Ethisch en integer handelen, K vakdeskundigheid toepassen, M analyseren, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten, V met druk en tegenslag omgaan,

Activiteit

Onderzoek hoe mantelzorgers bij de palliatieve zorg op jouw afdeling worden betrokken en hoe zij begeleid worden op psychosociaal gebied. Geef begeleiding aan een mantelzorger die betrokken is bij palliatieve zorg op het psychosociaal gebied.

Werkwijze - Zoek op jouw afdeling naar richtlijnen over het betrekken van mantelzorgers bij de

palliatieve zorg. Als deze richtlijnen niet bestaan bevraag dan een collega die al vaak palliatieve zorg heeft gegeven. Noteer de richtlijnen of antwoorden puntsgewijs.

- Noteer waaruit de psychosociale begeleiding van mantelzorgers bestaat. - Zoek een mantelzorger uit die je wilt gaan begeleiden. Overleg eventueel met je

begeleider - Lees het zorgplan door van de zorgvrager bij wie deze mantelzorger betrokken is

zodat je goed op de hoogte bent van de feiten. Welke problemen spelen er rond deze zorgvrager?

- Welke gevoelens kunnen er bij de mantelzorger leven? Zorg dat je je goed inleeft in de situatie. Bespreek je gesprek eventueel voor met je begeleider.

- Ga nu het gesprek aan met de mantelzorger. Reflecteer nu op deze activiteit door het beantwoorden van de volgende vragen: Hoe vond jij het gesprek gaan? Motiveer je antwoord. Hoe heb jij aandacht en begrip getoond in dit gesprek? Wat heb je geleerd door het voeren van dit gesprek over ethisch en integer handelen? Wat gebeurt er met de band tussen jou en de zorgvrager als je dit soort gesprekken voert? Welke gesprekstechnieken heb je kunnen gebruiken? Motiveer je antwoord. Heb je je eigen gevoelens, die naar boven kwamen door het voeren van dit gesprek, besproken met je begeleider? Motiveer waarom wel/niet.



Psychosociale begeleiding palliatieve zorg

Leerdoel De student geeft naar aanleiding van het zorg-(leef)plan psychosociale begeleiding aan een palliatieve zorgvrager.



Evaluatie Evalueer met behulp van het feedbackformulier dat achter de beroepsopdracht in je opdrachtenboek zit.

Competenties C Begeleiden, D Aandacht en begrip tonen, I. Presenteren, K vakdeskundigheid toepassen, R op de behoefte en verwachtingen van de klant richten, V met druk en tegenslag omgaan,

Activiteit

Geef psychosociale begeleiding aan een palliatieve zorgvrager volgens het zorgplan door met de zorgvrager over problemen en gevoelens te praten. Geef eventueel voorlichting of advies als dit mogelijk is.







- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. Reflecteer nu op deze activiteit door het feedback formulier in te vullen



Begeleiding psychiatrie

Leerdoel De student geeft naar aanleiding van het zorg-(leef)plan psychosociale begeleiding aan een zorgvrager.



Evaluatie Evalueer met je werkbegeleider aan de hand van de reflectiepunten

Competenties C begeleiden, D aandacht en begrip tonen, R op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten

Activiteit

Geef psychosociale begeleiding aan een zorgvrager volgens het zorgplan door met de zorgvrager over problemen en gevoelens te praten. Geef eventueel voorlichting of advies als dit mogelijk is.







- Ga nu het gesprek aan met de zorgvrager. - Evalueer het gesprek kort met je zorgvrager en noteer de antwoorden. Reflectiepunten Beschrijf hoe je tijdens het gesprek gebruik hebt gemaakt van je kennis. Beschrijf hoe je de zorgvrager regie hebt laten houden over het omgaan met zijn/haar probleem of gevoel. Beschrijf hoe jij de zorgvrager de gelegenheid hebt gegeven over zijn/haar problemen of gevoelens te praten Beschrijf hoe jij betrokkenheid hebt getoond aan de zorgvrager en eventuele mantelzorgers. Beschrijf, als dit in het gesprek naar voren is gekomen, hoe jij de zorgvrager voorlichting hebt gegeven naar aanleiding van het besproken onderwerp.



Probleem analyse

Leerdoel De student kan analyseren wat voor invloed zij zelf hebben op een probleemsituatie.



Evaluatie Bespreek je analyse met iemand die de situatie kent aan de hand van de analyse vragen.

Competenties M Analyseren, U omgaan met veranderingen en aanpassen

Activiteit

Analyseer wat jouw invloed was op een probleem situatie met een zorgvrager waar jij bij betrokken was.

Werkwijze - Neem een pas gebeurde situatie als uitgangspunt. Als het te lang geleden is wordt

het te moeilijk een analyse te maken. - Beschrijf in het kort de situatie: noem alleen de feiten. - Beantwoord voor het maken van de analyse de volgende vragen:

o Wat ging aan de probleem situatie vooraf? Kun je een aanleiding vinden?(M) o Wat dacht jij net voor en tijdens de probleem situatie? (M) o Wat voor gevoel ontstond uit deze gedachten bij jou? (M) o Wat zou de ander gedacht en gevoeld kunnen hebben voor en tijdens de

probleemsituatie? (M) o Wat was het effect van jouw gedrag op de probleemsituatie? (N) o Wat zou jij in het vervolg kunnen doen om de probleemsituatie ten goede te

beïnvloeden? Motiveer de antwoord. (A, N en U) - Bespreek je antwoorden met iemand die de situatie kent. En bespreek je

reflectievragen. Reflectievragen: Kon je de situatie goed feitelijk, dus objectief, beschrijven? Motiveer je antwoord. Is voor jou duidelijk geworden dat uit gedachten en gevoel, gedrag ontstaat? Motiveer je antwoord. Wat heb je geleerd van het analyseren van deze probleemsituatie?



Snoezelen psychogeriatrische zorgvrager

Leerdoel De student kan snoezelactiviteiten op een juiste wijze bij zorgvragers toepassen.


Bekijk de snoezelmogelijkheden van jouw instelling. Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.


Competenties D aandacht en begrip tonen, R op de behoefte en verwachtingen van de klant richten

Activiteit

Pas bij 1 of 2 bewoners snoezelactiviteiten toe.

Werkwijze - Bekijk in jouw instelling de mogelijkheid om snoezelactiviteiten toe te passen. Is er

een speciale ruimte? Hoe wordt er gesnoezeld als er geen speciale ruimte is? - Noem verschillende snoezelactiviteiten en benoem de materialen en middelen die je

kunt gebruiken bij deze activiteiten. Maak een overzicht. - Met wie wordt er gesnoezeld in jouw instelling? En wie bepaald waarom deze

persoon voor snoezelen in aanmerking komt? - Observeer nu een collega die een snoezelactiviteit toepast. - Analyseer of jij deze activiteit zelf ook zou kunnen toepassen. Noteer waarom je

denkt van wel of denkt van niet. - Noteer de eigenschappen die jij nodig hebt om snoezelactiviteiten te kunnen

toepassen. - Zoek nu een zorgvrager uit bij wie je een snoezelactiviteit gaat toepassen. Bespreek

je keuze eventueel bij je begeleider. - Ga nu de snoezelactiviteit toepassen en observeer je zorgvrager op reacties op

lichamelijk en psychosociaal gebied. - Evalueer de activiteit met je begeleider aan de hand van de reflectievragen. Reflectievragen: Wat heb je geleerd van het bewust toepassen van de snoezelactiviteit? Welke eigenschappen heb jij als verzorgende nodig gehad tijdens het toepassen van deze activiteit? Welke materialen en middelen heb je gebruikt bij deze snoezelactiviteit en waarom heb je deze ingezet? Met welke aspecten van het ziektebeeld/handicap van de zorgvrager moest je rekening houden en waarom? Wat voor gevoelens kwamen bij je boven tijdens het toepassen van de snoezelactiviteit? Motiveer je antwoord. Welke reacties zag je aan je zorgvrager op lichamelijk en psychosociaal gebied? Wat zou jij willen veranderen aan de snoezelactiviteit zodat deze nog beter aansluit bij de behoefte van de zorgvrager.



Ethische dilemma’s.

Leerdoel De student is in staat om een discussie te voeren over ethische dilemma’s.

Praktische voorbereiding Kies in overleg met je werkbegeleider een situatie voor deze activiteit.


Competenties D: Aandacht en begrip tonen, F: Ethisch en integer handelen, V: Met druk en tegenslag omgaan.

Activiteit

Voer een discussie over de manier waarop jij omgegaan bent met een ethisch dilemma.

Werkwijze: 1. Kies in overleg met je begeleider een situatie die geschikt is voor deze activiteit en zoek

een rustige ruimte om even met elkaar te praten. 2. Beschrijf mondeling de situatie waar jij een ethisch dilemma in zag. Je kunt ook een

situatie beschrijven waar je moeite mee had. Bv. Er wordt bepaalde medicatie gegeven maar jij bent het niet eens met het geven van deze medicatie. Houd eventueel rekening met de privacy van betrokken zorgvragers en medewerkers. Beschrijf de situatie, hoe je gehandeld hebt en welke gedachten jij hebt over de situatie.

3. Bespreek het dilemma met elkaar. Geef je eigen mening over het dilemma en luister

goed naar wat je begeleider daarover te zeggen hebt.

4. Je kunt deze discussie eventueel ook herhalen met andere zorgverleners of eventueel met een groepje een discussie opzetten. Bv tijdens een overlegsituatie.

5. Beantwoord dan de volgende vragen en vraag feedback aan je begeleider: - Heb je je mening goed kunnen verwoorden? Motiveer waarom wel of niet? - Waaruit blijkt dat je actief hebt geluisterd naar de mening van je collega’s? - Heb je je mening nog bijgesteld na de discussie? Wat gaf de doorslag dat wel of niet te

doen?



PDL toepassen

Leerdoel De student verzorgt de zorgvrager volgens de PDL visie


Bij beroepstaak B op school heb je een workshop gevolgd over PDL zorg. Neem de aantekeningen van deze workshop erbij. Lees het zorg-(leef)plan van de zorgvrager.


Competenties D aandacht en begrip tonen, F ethisch en integer handelen, K vakdeskundigheid toepassen, M Analyseren R op de behoefte en verwachtingen van de klant richten, V met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Verzorg 1 of 2 zorgvragers volgens de PDL visie

Werkwijze - Lees de theorie over het verzorgen van zorgvragers volgens de PDL visie. Aan welke

randvoorwaarden moet worden voldaan om een zorgvrager volgens de PDL visie te kunnen verzorgen? Bv het moet in de visie van een afdeling zijn opgenomen, Er moeten afspraken zijn gemaakt over het toepassen van deze zorg.

- Bekijk in jouw instelling de mogelijkheid om zorgvragers volgens de PDL visie te verzorgen. Wat is afgesproken hierover?

- Op welke gebieden van de zorg wordt PDL toegepast in jouw instelling en op welke manier wordt dit toegepast. Beschrijf per gebied een voorbeeld.

- Wie wordt er in jouw instelling verzorgd volgens de PDL visie? En wie bepaald waarom deze persoon daarvoor in aanmerking komt?

- Observeer nu een collega die een zorgvrager verzorgd volgens de PDL visie. - Analyseer of jij dit zelf ook zou kunnen toepassen. Noteer waarom je denkt van wel of

denkt van niet. - Noteer de eigenschappen die jij nodig hebt om een zorgvrager volgens de PDL visie

te kunnen verzorgen. - Zoek nu een zorgvrager uit die je volgens de PDL visie gaat verzorgen. Bespreek je

keuze eventueel bij je begeleider. - Verzorg nu je zorgvrager volgens de PDL visie en observeer je zorgvrager op reacties

op lichamelijk en psychosociaal gebied. - Evalueer de activiteit met je begeleider aan de hand van de reflectievragen. Reflectievragen: Wat heb je geleerd van het bewust toepassen van de PDL zorg? (M) Welke eigenschappen heb jij als verzorgende nodig gehad tijdens het toepassen van deze activiteit en waarom? (M) Met welke aspecten van het ziektebeeld/handicap van de zorgvrager moest je rekening houden en waarom? (K) Wat voor gevoelens kwamen bij je boven tijdens het toepassen van de PDL zorg? Motiveer je antwoord (V) Welke reacties zag je aan je zorgvrager op lichamelijk en psychosociaal gebied? (D en R) Wat zou jij willen veranderen aan de PDL zorg voor deze zorgvrager zodat deze nog beter aansluit bij de behoefte van de zorgvrager? (R)



Toepassen van wetgeving

Leerdoel De student is in staat te beschrijven hoe de wetgeving die van toepassing is op de zorgvrager tot uiting komt in de zorgverlening.

Praktische voorbereiding Kies in overleg met je werkbegeleider een zorgvrager voor deze activiteit.

Theorie Wetgeving, procedures en protocollen WGBO en BOPZ.


Competenties K: vakdeskundigheid toepassen. T: Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent de WGBO en de BOPZ tijdens de opname van een psychiatrische zorgvrager toe te passen in de zorgverlening.

Werkwijze: 1. Kies in overleg met je begeleider een zorgvrager die opgenomen is bij jullie op de

afdeling.

2. Maak een verslag van maximaal 2 A4 en beantwoord de volgende vragen a. Welke wetten zijn van toepassing op de gekozen zorgvrager? b. Welke onderdelen van deze wetten zijn van toepassing op de zorgvrager? c. Op welke wijze wordt hier rekening mee gehouden in het behandelplan? d. Op welke wijze wordt hier rekening mee gehouden in de dagelijkse zorg? e. Beschrijf hoe jij je kennis over deze 2 wetten gebruikt in de dagelijkse zorgverlening van je

gekozen zorgvrager. (vakdeskundigheid toepassen, Instructies en procedures opvolgen) 3. Lever het verslag in bij je begeleider en maak een afspraak om het te bespreken.



Zorg verlenen in de psychiatrie.

Leerdoel De student is in staat zorg te verlenen aan een psychiatrische en/of psychogeriatrische zorgvrager en kan deze zorg verklaren.


Competenties D Aandacht en begrip tonen, C begeleiden, E Samenwerken en overleggen, F Ethisch en integer handelen, J Formuleren en rapporteren, R Op de behoefte van de klant richten.

Activiteit

Laat zien dat je in staat bent zorg te verlenen aan een psychiatrische en/of psychogeriatrische zorgvrager en vertel waarom deze zorg nodig is.

Werkwijze: - Kies in overleg met je begeleider een psychiatrische en/of psychogeriatrische zorgvrager

uit. - Op school heb je activiteiten gedaan waarbij psychiatrische en/of psychogeriatrische

zorgvragers aan bod zijn gekomen. De uitwerking van deze activiteiten neem je erbij. - Lees eerst het zorgplan van de door jou uitgekozen zorgvrager. Bekijk goed welke zorg

er gegeven wordt. - Vergelijk nu of de zorg voor deze, door jou uitgekozen zorgvrager, klopt met wat je in


- Met welke onverwachte factoren moet jij rekening houden als je deze zorgvrager gaat verzorgen? Bv. Hij kan moe zijn, onrustig zijn, niet aanspreekbaar, enz.


- Observeer deze zorgvrager op de symptomen van het ziektebeeld. Herken je de symptomen? Welke zie je terug en welke zie je niet? Hoe kun je dat verklaren bij deze zorgvrager?




- Reflecteer nu op jouw eigen handelen met behulp van het feedback formulier wat achter de beroepsopdracht B-gevorderd in je opdrachtenboek zit. Benoem de competenties, welke beheers je goed, welke niet? Je kunt dit formulier zelf, maar ook door je begeleider in laten vullen.





Omgaan met crisissituaties

Leerdoel De student kan benoemen/ beschrijven wanneer er bij een zorgvrager sprake is van een crisissituatie en op welke manier er gehandeld moet worden tijdens deze crisissituatie.

Theorie Boek Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg

Evaluatie Bespreek de activiteit met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen

Competenties T. Instructies en procedures opvolgen V. Met druk en tegenslag omgaan

Activiteit

Beschrijf en/of bespreek van één of meerdere zorgvragers de mogelijkheid op het ontstaan van een crisissituatie en op welke manier er gehandeld moet worden in deze crisissituatie.

Werkwijze 1. Kies in overleg met je begeleider zorgvragers uit waarvan je op voorhand verwacht dat er

kans is dat er een crisissituatie kan optreden. Bijvoorbeeld: een zorgvrager met een verhoogde kans op agressie of een zorgvrager met verhoogde kans op verslikken of laag bloedsuikergehalte.

2. Bereid je voor door je te verdiepen in de zorgplannen van desbetreffende zorgvrager(s). 3. Bespreek met je begeleider de mogelijke crisissituatie die bij je uitgekozen zorgvragers

kunnen ontstaan. 4. Bespreek wat je moet doen om deze crisissituaties te hanteren. 5. Observeer je werkbegeleider/ collega zo mogelijk tijdens een crisissituatie. Vragen 1. Hoe is de voorbereiding van deze activiteit verlopen? Licht je antwoord toe 2. Heb je de activiteit volgens de gemaakte planning uit kunnen voeren? Licht je antwoord

toe. 3. Heb je kunnen observeren hoe er gehandeld is tijdens de crisissituatie? Licht je antwoord

toe. 4. Is het voor jou als leerling-verzorgende duidelijk wat jij kan/mag doen tijdens een

crisissituatie zoals deze?



Handelen in crisissituaties

Leerdoel De student onderneemt wanneer er iets onverwachts gebeurt/ sprake is van een crisissituatie de juiste actie en houdt zich aan de afgesproken procedures

Evaluatie Evalueer met je werkbegeleider met behulp van de onderstaande vragen

Competenties T. Instructies en procedures opvolgen. V. Met druk en tegenslag omgaan.

Activiteit

Beschrijf of benoem een onverwachte situatie/ crisissituatie en op welke manier je gehandeld hebt tijdens de crisissituatie aan de hand van de onderstaande vragen.

Vragen

1. Welke situatie, waarbij sprake was van een onverwachte situatie/ crisissituatie heeft zich voorgedaan?

2. Wat was je eerste reactie op deze situatie? 3. Kun je beschrijven hoe je je op dat moment voelde? 4. Welke actie heb je ondernomen? 5. Ben je tevreden over jouw aandeel tijdens deze actie? (Licht je antwoord toe) 6. Heb je hulp ingeroepen van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline? Waarom

wel/ niet? 7. Heb je tijdens en na deze situatie met de zorgvrager of andere betrokkenen

geëvalueerd? Licht je antwoord toe 8. Is het nodig om deze activiteit uit te voeren bij meerdere zorgvragers om de

beroepsopdracht uit te kunnen voeren?



Omgaan met fysieke agressie

Leerdoel De student onderneemt wanneer er sprake is van fysieke agressie de juiste actie.

Evaluatie Evalueer met je begeleider met behulp van de onderstaande vragen


Activiteit

Beschrijf of benoem de situatie, waarbij sprake was van fysieke agressie en beschrijf hoe je hierbij gehandeld hebt.

Vragen 1. Welke situatie, waarbij sprake was van fysieke agressie, heeft zich voorgedaan? 2. Wat was je eerste reactie op deze situatie? 3. Kun je beschrijven hoe je je op dat moment voelde? 4. Welke actie heb je ondernomen? 5. Ben je tevreden over jouw aandeel tijdens deze actie? (Licht je antwoord toe) 6. Heb je hulp ingeroepen van een gediplomeerd verzorgende of andere discipline?

Waarom wel/ niet? 7. Heb je tijdens en na deze situatie met de zorgvrager of andere betrokkenen

geëvalueerd? Licht je antwoord toe 8. Is het nodig om deze activiteit vaker uit te voeren voor de beroepsopdracht?



Veiligheidsprocedures

Leerdoel De student kan de veiligheidsprocedures benoemen die binnen de afdeling/ instelling gelden.

Evaluatie Bespreek met je werkbegeleider of praktijkbegeleider aan de hand van de omschreven vragen de veiligheidsprocedures.


Activiteit

Beschrijf en/of bespreek de veiligheidsprocedures op de afdeling of instelling die er zijn. Te denken valt aan:

EHBO calamiteiten

Brand

Diefstal

Agressie

Werkwijze 1. Bespreek met je werkbegeleider welke veiligheidsprocedures er zijn en waar deze zijn te

lezen. 2. Onderzoek wie de veiligheidsprocedures maakt en vaststelt. 3. Onderzoek wie en op welke manier het personeel van de instelling op de hoogte wordt

gebracht van de veiligheidsprocedures. Vragen: 1. Welke veiligheidsprocedures zijn er op de afdeling/ instelling? 2. Wie heeft deze veiligheidsprocedures gemaakt en vastgesteld? 3. Op welke manier wordt het personeel op de hoogte gesteld van de

veiligheidsprocedures en door wie wordt dit gedaan?





Beroepsopdracht Beroepstaak B Startbekwaam niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier. Geheel zelfstandig de ondersteuning geven bij de persoonlijke basiszorg in het verzorgingshuis, verpleeghuis of de thuiszorg Beroepsopdracht Ondersteun zelfstandig gedurende 5 werkdagen 3-5 zorgvragers bij de persoonlijke basiszorg. Dit kunnen zijn: oudere zorgvragers, psychiatrische en psychogeriatrische zorgvragers of chronische zieken Je werkbegeleider/ praktijkopleider mag hierbij het volgende van je verwachten: Je verzamelt systematisch de gegevens door het voeren van een anamnesegesprek en

stelt zelfstandig een zorgplan op. Je bespreekt het zorgplan met de betrokkenen Je ondersteunt de zorgvragers bij de gehele persoonlijke basiszorg Je biedt palliatieve- terminale zorg. Je geeft somatische en psychosociale hulp bij

pijnbestrijding en ongemak en signaleert mogelijke complicaties. Je neemt hierop de juiste actie

Bij een onvoorziene situatie reageer je adequaat en je past de middelen en maatregelen volgens afspraak toe.

Je begeleidt de zorgvrager bij de zelfredzaamheid door geen handelingen over te nemen die de zorgvrager nog kan en stimuleert de zorgvrager zelf keuzes te maken bij de persoonlijke basiszorg en dagindeling

Je ondersteunt de zorgvrager en/ of mantelzorgers op psychosociaal gebieden en ondersteunt bij verwerking van verlies

Je stemt zelfstandig de werkzaamheden af met collega’s en maakt afspraken met collega’s en andere betrokkenen. Je neemt actief deel in overlegvormen

Je evalueert de totale zorgverlening en periodiek aan het einde van een uitvoeringstraject. Je verzamelt hiervoor de relevante gegevens en voert zo nodig veranderingen door. Je houdt het zorgdossier bij.

Nederlands: Spreken gesprekken voeren, luisteren, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing







FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg

Naam student:


Niveau: Startbekwaam

Werkprocessen Beroepstaak B Startbekwaam Niveau

Feedback

1.1 Stelt (mede) het zorgplan op (D-H-J-K-M)

1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (E-F-J-R)

1.5 Begeleidt een zorgvrager (C-D-R)

1.9 Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties (E-T-V)

1.10 Stemt de zorgverlening af (E-Q)

1.11 Evalueert de zorgverlening (D-J-M)


Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………





Overzicht Beroepstaak B Ondersteunen bij de persoonlijke basiszorg


Beroepstaak B Startbekwaam Beroepsproducten Werkprocessen

B1 Zorgplan 1.1, 1.10, 1.11

B2 Basiszorg 1.2, 1.5

B3 Crisissituaties 1.9

Competenties: C. D. E. F. H. J. K. M. Q. R. T. V.



C. Begeleiden












Past doelgerichte gesprekstechnieken toe Voert anamnesegesprekken uit met standaard vragenlijst Bespreekt het zorgleefplan met de zorgvrager




Gebruikt de kennis van de doelgroep in de te verlenen zorg Kent de beperkingen en de mogelijkheden van de zorgvrager en

houdt hier rekening mee

M. Analyseren


bespreekt dit




R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten




Handelt volgens voorgeschreven procedures bij onvoorziene situaties/crisissituaties

Kent wettelijke richtlijnen en past deze toe, zodat de kwaliteit gewaarborgd blijft

V. Met druk en tegenslag omgaan

Blijft in stressvolle situaties gericht op het werk en de zaken die gedaan moeten worden

Stelt eigen grenzen en maakt gevoelens bespreekbaar



Handleiding startbekwame activiteiten en casustoetsen B startbekwaam Inleiding De activiteiten voor beroepstaak B startbekwaam bestaan uit twee delen: een theoretisch en een praktisch deel. In het theoretische deel wordt ten aanzien van het onderwerp een onderzoek gedaan waarbij boeken, tijdschriften en internet gebruikt worden. Dit theorieonderzoek wordt als leidraad gebruikt voor een onderzoek in de praktijk waarbij zorgvragers, collega’s en/of mantelzorgers worden betrokken. Zo wordt de bestudeerde theorie meteen toegepast in de praktijk. Verzin een eigen onderwerp wat je wilt onderzoeken en wat past bij jouw praktijksituatie. Overleg met de docent en de begeleider in de praktijk of dit onderwerp geschikt is. Kijk voor inspiratie en verdere uitleg over de uitvoering van deze activiteit bij de activiteiten van beroepstaak B startbekwaam. Uiteraard kun je ook een activiteit kiezen die al is uitgewerkt. Voor beroepstaak B worden twee onderwerpen gekozen die passen bij jouw praktijksituatie. Wanneer je de onderwerpen die je wilt onderzoeken uitgekozen hebt, ga je in overleg met je begeleider in de praktijk over de uitvoering daarvan. Maak voor dit overleg een plan van aanpak waarin je beschrijft wat je precies wilt onderzoeken en hoe je dit gaat doen. De activiteit wordt afgerond op school door te refereren over je onderzoek met vier klasgenoten en de docent. Eventueel kun je hier je begeleider uit de praktijk voor uitnodigen. Om beroepstaak B in theorie af te sluiten behoor je een casustoets startbekwaam te maken. Hiervoor gebruik je eigen gemaakte casus die je aan de hand van je onderzochte onderwerp schrijft. Dit betekent dat je een casus schrijft ter voorbereiding van casustoets B startbekwaam. Zie voor gedetailleerde uitleg verderop in deze handleiding. Als je de toets onvoldoende maakt dien je deze te herkansen. Hiervoor schrijf je een nieuwe casus aan de hand van je tweede uitgewerkte activiteit volgens de geldende criteria en procedure. Maken van de activiteit

Het verslag moet bestaan uit minimaal 5 en maximaal 7 A4. Lettertype Arial 11, regelafstand 1.0.

Maak bij het maken van het theoriegedeelte van de activiteit gebruik van boeken, tijdschriften en/of internet. Wat je hebt gebruikt moet duidelijk in je verslag naar voren komen. Benoem de boeken, tijdschriften en internetsites als volgt:

1. Boek: schrijver, boek benoemen, druk, jaartal, uitgever (eventueel de bladzijdennummers waar je een citaat vandaan hebt gehaald).

2. Tijdschrift: Schrijver artikel, naam tijdschrift, naam artikel, nummer tijdschrift met jaartal, uitgever tijdschrift.

3. Internetsites: Titel internetsite, link naar de site, eventuele koppen die gekozen zijn om bij de gebruikte literatuur te komen.

Geef je theoriegedeelte ter correctie aan de docent voordat je het praktijk onderzoek gaat uitvoeren. Stel eventueel je observatiepunten, enquête- of interview vragen bij naar aanleiding van de feedback van de docent.

Voer nu het praktijkgedeelte van de activiteit uit. Overleg met je werkbegeleider van te voren wanneer het uitgevoerd kan worden en met welke zorgvrager/mantelzorger en/of collega’s.

Nu ga je het verslag schrijven naar aanleiding van de volgende criteria: 1. Het verslag heeft een voorwoord waarin je je keuze voor dit onderwerp motiveert en

beschrijft wat je bent gaan onderzoeken. Overleg van te voren met de docent of dit goed is.



2. Het verslag eindigt met een conclusie waarin je beschrijft hoe je theorieonderzoek aansluit bij je praktijkonderzoek. Hier kun je de verbeterpunten ten aanzien van je onderwerp vermelden.

3. Daarna ga je in je nawoord beschrijven wat je hebt geleerd van het maken van deze activiteit.

4. Laat het verslag lezen door de begeleider in de praktijk en de docent. 5. Verwerk eventuele feedback en maak het verslag af. Activiteit afronden De activiteit wordt afgerond op school door te refereren over je onderzoek. In een gesprek met vier medestudenten en je docent laat je zien dat je kennis hebt over het onderwerp waarin je je hebt verdiept. Eventueel kan je je begeleider uit de praktijk ook uitnodigen voor dit gesprek. Het gesprek bereid je als volgt voor:

Kopieer je verslag voor de docent en vier medestudenten (en eventueel je begeleider uit de praktijk).

Geef hen een week de tijd dit te lezen en vragen te formuleren over jouw onderzoek.

Plan 20 minuten tijd in om met hen te refereren over je onderzoek.

Tijdens het overleg over je onderzoek presenteer je in 5 minuten je onderzoek.

Daarna mogen je medestudenten en de docent (en eventueel de begeleider uit de praktijk) jou vragen gaan stellen en gaan jullie met elkaar discussiëren over het onderzoek. Dit duurt ongeveer 10 minuten.

Daarna evalueer je het gesprek met de docent en medestudenten(en eventueel de begeleider uit de praktijk).

Noteer naar aanleiding van de gegeven feedback leerdoelen.

Aandachtspunten voor een referaat Het referaat is een voorbereiding voor het bewust bekwaam gesprek van de proeve. Het is van belang dat je minimaal 1 referaat houdt. Naar aanleiding van de gekregen feedback plan je meerdere referaten zodat je goed kunt oefenen. 1. De student presenteert zijn onderzoek in 5 minuten. In deze 5 minuten komt aan de orde;

onderwerp; motivatie; opzet theorie met reflectie op theorie; praktijkonderzoek met reflectie.

2. De student start de discussie op. Dit kan door middel van vragen stellen aan de groep; stelling voorleggen aan de groep; anticiperen op de groep.

3. De medestudenten stellen open vragen. 4. De student geeft antwoord en kan dit motiveren en beargumenteren. 5. De student houdt de discussie gaande door zijwegen aan te boren; doorvragen op

hetgeen medestudenten zeggen of bijvoorbeeld een actuele visie op het onderwerp in te brengen.

6. De docent bewaakt de tijd en geeft tijdig aan wanneer de discussie afgerond moet worden.

7. De docent neemt de leiding over de evaluatie. 8. De student reflecteert op eigen inbreng tijdens de discussie. 9. De student noteert leerdoelen naar aanleiding van de gekregen feedback. 10. Zo nodig oefent de student meerdere malen voor het bewust bekwaam gesprek.



De casustoets Je kunt één onderzoek van beroepstaak B gebruiken voor de casustoets B startbekwaam. De casustoets startbekwaam B bestaat uit twee delen:

1. een casus schrijven en 2. een toets met vragen

Ad 1 Je schrijft een casus over een zorgvrager waarbij je het onderwerp van je onderzoek betrekt. Voor een casus die voldoet aan alle hieronder beschreven criteria krijg je 10 punten die meetellen voor je casustoets. Ad 2 De vragen van de casustoets zullen gaan over de door jou beschreven zorgvrager. Procedure: 1. De student levert minimaal twee weken voorafgaand aan de casustoets B startbekwaam,

de casus in bij de begeleidend docent. 2. De docent beoordeelt de casus aan de hand van benoemde criteria. 3. Indien de casus niet voldoet aan de criteria heeft de student één week om deze bij te

stellen. 4. Indien de casus na bijstelling nog niet voldoet aan de criteria dient de student een andere

casus over een andere zorgvrager te schrijven en kan zij/hij de casustoets B startbekwaam nog niet maken.

5. De student kan casustoets B startbekwaam maken indien zij/hij voldoet aan de beschreven voorwaarden en zij/hij de casus toevoegt aan de toets.

Criteria voor de casus van beroepstaak B

1. De casus bestaat uit minimaal 1 en maximaal 3 A4. Op de casus staat de naam van de student, de groep, de datum en het gekozen onderwerp.

2. Beschrijving van de zorgvrager (geanonimiseerd). Deze heeft minimaal twee aandoeningen en/of handicaps, gebruikt medicatie, heeft een ernstige beperking in de ADL en er zijn meerdere disciplines bij betrokken. De zorgvrager heeft familie en/of mantelzorgers die betrokken zijn bij de zorg.

3. In de casus moet worden beschreven:

Op welk verstandelijk niveau de zorgvrager functioneert;

Welke levensovertuiging deze zorgvrager heeft;

Welke handicaps, ziekten en/of beperkingen een rol spelen in het dagelijks leven van de zorgvrager;

Welke disciplines bij de zorgvrager betrokken zijn;

Welke problemen de zorgvrager heeft ten aanzien van de zelfredzaamheid.

4. Beschrijving welke zorg er geboden wordt aan de zorgvrager.

5. Beschrijving welke knelpunten er zijn wat betreft de zorg aan de desbetreffende zorgvrager. Beschrijf minimaal twee knelpunten.



Ondersteuningsmagazijn School / Praktijk

Beroepstaak B

Startbekwaam

Oudere zorgvrager


Oriëntatie op de activiteiten

Activiteit

Ondervoeding

Ouderenmishandeling

Preventie

Keuze:

Akkoord docent

Chronische zieke zorgvrager



Activiteit

Medicatieverstrekking

Verschillende disciplines

Thuis blijven wonen

ZZP

Keuze:

Akkoord docent

Palliatieve zorg



Activiteit

Complementaire zorg

Keuze:

Akkoord docent

Psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager



Activiteit

Communiceren met psychogeriatrische zorgvragers

Middelen en maatregelen

Probleemgedrag

Keuze:

Akkoord docent



Oudere zorgvrager: Ondervoeding

Leerdoel De student herkent voedingsproblemen bij zorgvragers en kan hierop

actie ondernemen.

Competentie Alle competenties van beroepstaak B op startbekwaam niveau. Zie opdrachtenboek.

Activiteit

Je onderzoekt welke voedingsproblemen bij ouderen voorkomen en hoe je deze kunt herkennen bij zorgvragers. Ook geef je aan hoe je deze problemen kunt voorkomen en kunt aanpakken.

Inleiding Door allerlei oorzaken eten ouderen minder en minder gevarieerd. Daardoor ontstaat problemen bij ouderen. Zij voelen zich minder goed en functioneren minder, zowel lichamelijk als geestelijk. Het is daarom van belang goed te letten op voeding. Maar hoe doe je dat als je het druk hebt en hoe stimuleer je iemand te eten die aangeeft het echt niet te willen. En als iemand echt te weinig eet wat doe je dan? Hoever mag je gaan in iemand dwingen te eten? Onderdelen School activiteit Heb je zelf wel eens een periode minder goed gegeten? Waardoor kwam dat? Heb je zelf gemerkt wat het effect is op je geestelijke en lichamelijk functioneren? Als je het zelf nooit hebt meegemaakt beschrijf dan wat jij uit de literatuur kunt vinden over het effect van niet goed eten op het geestelijk en lichamelijk gebied. Noteer waardoor ouderen minder goed en gevarieerd eten. Noteer deze punten (minimaal 10) onder elkaar en noteer erachter hoe je deze punten bij ouderen kunt herkennen, want niet iedere oudere kan jou vertellen wat het probleem is. Je maakt hierdoor een observatiepuntenlijst. Zoek daarna voor alle punten hoe je daar als verzorgende op een professionele manier op kunt reageren zodat ondervoeding niet optreed. Zoek daarna uit wat de criteria zijn om bijvoeding te geven en noteer hoe deze bijvoeding gegeven moet worden. Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in de praktijk 5 zorgvragers waarbij je vermoedt dat zij een eetprobleem hebben. Gebruik hiervoor je gemaakte observatielijst. Noteer wat zij eten en drinken. Welke voedingsproducten missen zij? Heb jij de oorzaak van het probleem gevonden? Ga, als het mogelijk is, met 3 zorgvragers, diegene met het grootste voedingsprobleem, in gesprek. Vraag hen naar het waarom van het probleem en wat zij zelf ervaren. Ga samen met je zorgvrager op zoek naar een oplossing voor het probleem. Als dit niet samen met je zorgvrager kan overleg dan met een collega of mantelzorger. Maak een actieplan om deze drie zorgvragers beter te laten eten en drinken. Zoek daarna een zorgvrager die bijvoeding krijgt. Wordt deze bijvoeding gebruikt op de voorgeschreven manier? Als dat niet zo is, waarom gebeurd dat niet? Is er een protocol voor het gebruiken van bijvoeding? Als dit er niet is, maak dan een formulier met richtlijnen voor het gebruik van bijvoeding.



Oudere zorgvrager: Preventie

Leerdoel De student geeft aan welke preventie ouderen kunnen toepassen om

problemen op lichamelijk- en geestelijk gebied te voorkomen.


Activiteit

Je onderzoekt de verschillende preventie mogelijkheden voor de oudere zorgvragers om problemen op geestelijk- en lichamelijk gebied te voorkomen.

Inleiding Ouderen krijgen op geestelijk- en lichamelijk gebied vaak problemen. Zij kunnen minder goed feiten onthouden en worden strammer in het bewegen. Hierdoor kunnen zij zich terug trekken uit hun sociale omgeving en kunnen zij bepaalde handelingen zelf niet meer uitvoeren of worden zij bang om te bewegen. Om dit te voorkomen kan preventie worden toegepast. Deze preventiemogelijkheden worden door jou nu onderzocht. Onderdelen School activiteit Zoek op internet naar mogelijke preventiemogelijkheden voor ouderen. Noteer deze mogelijkheden en noteer het doel van de preventie erachter. Noteer wie de preventie organiseert en welke kosten eraan verbonden zijn. Als een preventie mogelijkheid niet door iemand wordt georganiseerd noteer dan alleen wat er aan inzet van de zorgvrager wordt verwacht en welke kosten er voor een zorgvrager aan vast zitten. Wie vergoedt de kosten voor deze preventiemogelijkheden? Verdiep je nu in twee preventiemogelijkheden die je eventueel met zorgvragers van jouw praktijk kunt gaan doen. Neem een preventie die gericht is op het geestelijk vlak en een preventie die gericht is op het lichamelijk vlak. Je kunt onderzoeken of je deze preventie zelf kunt toepassen of dat je iemand daarbij nodig hebt. Misschien bestaat de preventie al bij jou in de instelling, kijk dan hoe deze ten uitvoer wordt gebracht en noteer belangrijke aspecten. Deze aspecten zijn belangrijk om te delen met de zorgvragers van jouw afdeling die nog niet aan deze preventie deelnemen. Noteer het doel wat je met deze preventie wil halen en maak een plan om het te gaan toepassen. Of maak een plan hoe je zorgvragers tijdens de preventie kunt begeleiden. Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in de praktijk of je zorgvragers herkent die een probleem hebben op geestelijk of lichamelijk gebied die met preventie dit probleem zouden kunnen oplossen. Kijk of je zorgvragers herkent die dan met jouw onderzochte preventie geholpen zouden zijn. Bespreek met 2 zorgvragers je observatie en biedt hen de preventiemogelijkheid aan. Praat met hen over het doel van de preventie en hoe deze in zijn werk gaat. Begeleid je zorgvragers bij het aanvragen van de preventie en het toepassen daarvan. Evalueer met je zorgvragers de preventie. Is het doel gehaald? Hoe vonden zij het om deze preventiemogelijkheid te doen?



Chronisch ziek zorgvrager: Medicatieverstrekking

Leerdoel De student kan vertellen hoe de medicatieverstrekking van zijn afdeling is geregeld en motiveren of dit volgens protocol gebeurt.


Activiteit

Je onderzoekt wat de richtlijnen ten aanzien van medicatievertrekking zijn, hoe deze worden nageleefd binnen jouw instelling en hoe dit praktisch wordt uitgevoerd bij de zorgvragers.

Inleiding Veel zorgvragers gebruiken medicatie. Soms hebben zij deze medicatie in eigen beheer maar vaak worden zij door verzorgenden geholpen met de medicatie inname. De medicatie komt van de apotheek naar de afdeling en jij geeft deze medicatie dan aan de zorgvrager. Hiervoor zijn richtlijnen geformuleerd. Maar hoe worden deze nageleefd en nemen zorgvragers trouw de medicatie in? Onderdelen School activiteit Als jij medicijnen krijgt van de apotheek, lees jij dan altijd de bijsluiter? Neem je de medicatie in zoals het is voorgeschreven in de bijsluiter? Noteer hoe jij in het algemeen met medicatie omgaat. Motiveer waarom je je ten aanzien van medicatie zo gedraagt. Zoek nu naar de algemene richtlijnen ten aanzien van het medicatieverstrekking op de site: http://www.zorgprotocollen.nl/docs/medicatieverstrekking.pdf. Beschrijf per richtlijn waarom de werkwijze juist op DIE manier moet worden uitgevoerd. Bv. Waarom is het belangrijk dat je medicatie met een ruime hoeveelheid water geeft. Vraag desnoods informatie bij de apotheek. Maak nu van deze antwoorden toets vragen die je aan je collega’s gaat stellen. Maak er minimaal 10. Stel nu minimaal 5 interviewvragen op om zorgvragers te bevragen hoe medicatieverstrekking wordt toegepast door verzorgenden en of zij daar tevreden over zijn. Onderdelen Praktijk activiteit Leg de richtlijnen van medicatieverstrekking naast het protocol van jouw instelling. Noteer de overeenkomsten en verschillen. Waardoor worden met name de verschillen veroorzaakt? Deel nu aan 5 collega’s de toets uit en laat hen deze maken. Bespreek de uitkomsten van de toets met hen na. Welke leerpunten komen uit de uitslag naar voren? Wat valt je op aan de antwoorden van je collega’s? Welke kennis ontbreekt ten aanzien van medicijnverstrekking? Hoe kan je dit hiaat in kennis oplossen? Stel het protocol van de afdeling naar aanleiding van de antwoorden bij en geef tips hoe de richtlijnen voor medicatieverstrekking beter kunnen worden nageleefd. Bevraag nu 3 zorgvragers over medicijnverstrekking op jouw afdeling aan de hand van je vragen. Noteer de antwoorden en analyseer verbeterpunten. Reflecteer nu op de activiteit: wat heb je ervan geleerd.

http://www.zorgprotocollen.nl/docs/medicatieverstrekking.pdf



Chronisch ziek zorgvrager: Verschillende disciplines

Leerdoel De student benoemt de verschillende disciplines waar een zorgvrager mee

te maken kan krijgen en wat deze disciplines voor deze zorgvrager doen.


Activiteit

Je onderzoekt verschillende disciplines die betrokken kunnen zijn bij de zorg rondom zorgvragers.

Inleiding Een zorgvrager wordt vaak omringd door meerder disciplines dan alleen het verzorgende personeel. Tijdens de opleiding is al gekeken naar de discipline fysiotherapie, logopedie en activiteitenbegeleiding. Maar er bestaan nog meer disciplines die jouw zorgvrager kan treffen. Zo kan de zorgvrager voor een operatie naar het ziekenhuis moeten worden overgeplaatst. Wie komt deze zorgvrager dan allemaal tegen? Als de zorgvrager weer thuis komt is wellicht de diëtiste in consult geroepen. En wat doet een muziektherapeut eigenlijk? Onderdelen School activiteit Ben je zelf wel eens onder behandeling geweest van een fysiotherapeut, logopedist, haptonoom, mensendiecktherapeut, podotherapeut, maatschappelijk werker, psycholoog of andere zorgverlener? Beschrijf je ervaring met 2 van deze disciplines. Werd het doel bereikt waarom je deze discipline nodig had? Stel je moet voor een blindedarmoperatie naar het ziekenhuis. Zoek eens op welke disciplines je binnen het ziekenhuis allemaal tegen komt als je een operatie moet ondergaan. Noteer welke opleiding zij hebben gevolgd en wat hun taak is in het ziekenhuis. Welk doel hebben zij als zij jou tegenkomen in het ziekenhuis? Maak hiervan een lijstje. Zoek daarna informatie over de disciplines die jij kunt tegenkomen in de praktijk van jouw uitstroomrichting. Zoek ook van hen op welke opleiding zij hebben gedaan en met welk doel zij zorgvragers bezoeken. Maak hiervan een lijstje. Maak nu een vragenlijst met 5 vragen voor zorgvragers in de praktijk. Je wilt hen gaan vragen naar hun ervaring met verschillende disciplines die bij de zorg betrokken zijn. Onderdelen Praktijk activiteit Lees het zorgplan van twee zorgvragers waarbij meerdere disciplines zijn betrokken. Waarom zijn deze disciplines bij deze zorgvrager betrokken? Wat waren de problemen rondom deze zorgvrager waarom zij in consult moesten komen? Wat is het resultaat van dit consult? Bevraag in de praktijk twee zorgvragers over de disciplines die hen ondersteunen met behulp van je vragenlijst. Bezoek twee disciplines die je nog niet eerder in je opleiding hebt gesproken. Vraag naar de ervaring van deze disciplines: hoe zijn zij opgeleid, wat vinden zij leuk aan hun vak, hoe is hun werkschema en alles wat je verder nog wilt weten in het algemeen. Vraag hen dan in bijzonder naar hun werkzaamheden bij de door jou uitgekozen zorgvragers voor deze activiteit. Wat is het doel van hun aanwezigheid? Hoe vinden zij het gaan? Maak een samenvatting van de vier gesprekken en reflecteer wat je ervan hebt geleerd.



Chronisch ziek zorgvrager: Thuis blijven wonen

Leerdoel De student beschrijft op welke manier een zorgvrager met aanpassingen zelfstandig thuis kan blijven wonen.


Activiteit

Je onderzoekt hoe een zorgvrager met een beperking op lichamelijk en/of geestelijk gebied met aanpassingen en ondersteuning zelfstandig thuis kan blijven wonen.

Inleiding Een zorgvrager met een beperking kan in veel gevallen thuis blijven wonen mits er gezorgd wordt voor aanpassingen aan de woning of ondersteunende diensten worden ingeschakeld. Zo kan een zorgvrager met dwarslaesie die gebruikt maakt van een rolstoel in de eigen woning blijven door aanpassingen aan de keuken aan te brengen: een laag aanrecht en de kraan op een zodanige plek dat deze zorgvrager erbij kan. Ook wordt voor deze zorgvrager thuiszorg geregeld voor ondersteuning bij de ADL zorg. Onderdelen School activiteit Stel dat jij ineens in een rolstoel zou belanden door een dwarslaesie met niet alleen een functiestoornis in je benen maar ook minder kracht in je armen. Kijk eens rond in je eigen huis en beschrijf welke aanpassingen jij graag in jouw huis zou willen laten doen om goed met je rolstoel in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Maak hiervan een lijstje. Zoek daarna informatie over de aanpassingen die gedaan kunnen worden in je huis ter ondersteuning. (Kijk op www.regelhulp.nl ). Kun je er ook bij vinden hoe duur het is om het te laten doen? Zoek nu naar hulpmiddelen die jij zou willen gebruiken in het dagelijks leven. Kijk bijvoorbeeld op www.zorghulpmiddelenwinkel.nl . Hoe duur zijn de hulpmiddelen die jij zou willen gebruiken? En bedenk nu welke ondersteunende diensten je wilt inschakelen. Wil je tafeltje dek je? Zoek dan eens op hoe duur het is. Wil je thuiszorg? Hoe regel je dit? Maak van je bevindingen een samenvatting. Stel nu een observatielijst op met mogelijke aanpassingen en hulpmiddelen. Zet onder deze lijst welke ondersteunende diensten kunnen worden ingeschakeld. Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in praktijk het huis van twee zorgvragers op aanpassingen, hulpmiddelen en ondersteunende diensten met behulp van je observatielijst. Noteer wat deze twee zorgvragers inzetten om zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Bevraag nu de zorgvragers (of eventueel mantelzorgers) over deze aanpassingen, hulpmiddelen en ondersteunende diensten. Vraag in ieder geval naar: wanneer zij het hebben ingezet, hoe zij het hebben geregeld en betaald en of zij tevreden zijn met de aanpassingen, hulpmiddelen en ondersteuning. Hebben zij nog meer nodig? Maak een samenvatting van deze gesprekken en geef je mening over de aanpassingen, hulpmiddelen en ondersteuning.

http://www.regelhulp.nl/

http://www.zorghulpmiddelenwinkel.nl/



Chronisch ziek zorgvrager: ZZP

Leerdoel De student kan het zorgzwaartepakket van zorgvragers analyseren en op juistheid controleren. De student kan een zorgzwaartepakket aanpassen.


Activiteit

Je onderzoekt zorgzwaarte pakketten van zorgvragers, analyseert of deze voldoen en stelt deze eventueel bij.

Inleiding Een zorgvrager krijgt zorg volgens een zorgzwaartepakket. Dit pakket is heel persoonlijk voor de zorgvrager samengesteld. Het CIZ bepaalt welk pakket de zorgvrager krijgt. Soms past het pakket heel goed bij een zorgvrager, soms ook niet. En wat moet je doen als de zorgvrager ineens de griep krijgt en meer zorg nodig heeft? Deze activiteit laat je verschillende facetten van het zorgzwaartepakket bekijken. Onderdelen School activiteit Je hebt in de gevorderde fase een activiteit gedaan over ZZP. Deze activiteit mag je erbij nemen. Stel dat jij een dwarslaesie oploopt, dan heb je zorg nodig. Zou jij kunnen achterhalen welk zorgzwaartepakket jij dan krijgt? Motiveer waarom je kiest voor een bepaald pakket. Beantwoord de volgende vragen: Waarom zijn de zorgzwaarte pakketten ingevoerd? Wat heeft dit voor de zorg veranderd? Wat is het CIZ? Wat doet het CIZ nog meer behalve indicatiestelling? Waarop baseert het CIZ de indicatie? Wat heeft het CIZ nodig om een indicatie aan te passen? Stel nu een vragenlijst op met minimaal 5 vragen. Je wilt in de praktijk zorgvragers/mantelzorgers gaan bevragen over hun zorgzwaartepakket. Bijvoorbeeld, of zij het als voldoende ervaren. Stel ook een vragenlijst op voor je collega’s die vroeger met het AWBZ hebben gewerkt en nu met ZZP’s te maken hebben. Vraag naar de verschillen tussen vroeger en nu. Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in de praktijk twee zorgzwaartepakketten van twee zorgvragers. Kijk of deze pakketten voldoende zijn voor deze zorgvragers. Motiveer waarom je deze mening hebt. Vraag dan deze zorgvragers/mantelzorgers je vragen van de lijst. Maak een samenvatting van deze gesprekken. Kijk dan naar de rapportage van jouw geobserveerde zorgvragers. Stel dat je een ander pakket zou willen aanvragen. Welke rapportages zijn van belang voor het CIZ om een indicatie bij te stellen? Waar moeten jullie als verzorgenden op letten ten aanzien van deze rapportage? Bekijk of de rapportage van jouw geobserveerde zorgvragers voldoende is ingevuld om een ander zorgzwaartepakket te kunnen aanvragen. Motiveer je mening. Wat doe je met het ZZP als je zorgvrager de griep krijgt? Stel je deze dan tijdelijk bij of verleen je tijdelijk meer zorg? Wie betaalt dan die tijdelijke extra zorg? Als je echt een pakket zou moeten bijstellen: Doe dat dan samen met je begeleider. Bevraag daarna twee collega’s die vroeger met de AWBZ hebben gewerkt naar hun ervaringen. Vergelijk vroeger met nu. Maar ook van deze gesprekken een samenvatting. Reflecteer hierna op deze activiteit. Wat heb je geleerd?



Palliatieve zorg: Complementaire zorg

Leerdoel De student begeleidt een zorgvrager tijdens zijn of haar laatste levensfase

en past complementaire zorg toe.


Activiteit

Je onderzoekt verschillende aspecten van de complementaire zorg en palliatieve zorg en past deze toe.

Inleiding Tijden de laatste levensfase van een zorgvrager wordt vaak besloten palliatieve zorg te gaan toepassen. Hierbij komt vaak complementaire zorg ook aan de orde. Waaruit bestaat palliatieve zorg en wie besluit dat een zorgvrager daarvoor in aanmerking komt? Wat zijn aspecten van complementaire zorg en in hoeverre moet jij als verzorgende deze kunnen toepassen? En waaruit bestaat de zorg als een zorgvrager besluit te stoppen met eten en drinken om zelfeuthanasie toe te passen? Onderdelen School activiteit Verdiep je nogmaals in palliatieve zorg. Wat maakt palliatieve zorg nou anders dan gewone zorg? Noteer de zorgaspecten van palliatieve zorg onder elkaar. Gebruik hiervoor de zorgcategorieën van Gordon. Noteer per zorgcategorie waar jij als verzorgende op moet letten als je palliatieve zorg toepast. Zo maak je een observatielijst. Bezoek eventueel een Hospice om je nog verder te verdiepen in het onderwerp. Doe daar navraag hoe zij de zorgvrager in hun laatste levensfase begeleiden. Maak een verslag van je bezoek. Je kunt ook artikelen in vakbladen lezen over dit onderwerp (minimaal 3) en daar een samenvatting van maken. Welke punten waren voor jou nieuw? Zoek daarna op internet naar zelfeuthanasie door het stoppen met eten en drinken. Waaruit bestaat de zorg als een zorgvrager dit besluit? Is deze zorg hetzelfde als palliatieve zorg toepassen? (site: www.nzco.nl, downloads: zelfstudiepakket bij zelfeuthanasie) Noteer daarna verschillende complementaire zorgaspecten. Verdiep je in twee aspecten die jij zou willen toepassen. Ook dit zou je kunnen vragen in een Hospice. Hoe passen zij de door jou gekozen aspecten toe? Misschien kunnen zij het voordoen? Wat is het beoogde effect van de twee aspecten die jij gekozen hebt? Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in de praktijk bij twee zorgvragers die palliatieve zorg krijgen of zij de zorg krijgen die jij hebt gevonden in theorie. Krijgen alle aspecten van de palliatieve zorg evenveel aandacht? Wat zou volgens jou anders kunnen waardoor de kwaliteit van zorg nog beter wordt? Bespreek deze punten met je begeleider. Pas daarna twee dagen de palliatieve zorg toe en noteer je ervaringen. Kun je de zorg toepassen zoals je in theorie geleerd hebt? Waarom wel/niet? Bespreek daarna met de zorgvrager of hij/zij de complementaire zorg die jij hebt uitgekozen wil ontvangen. Als de zorgvrager instemt ga dit dan doen en evalueer je handelingen. Is het effect van de twee aspecten gehaald zoals in theorie stond vermeld?

http://www.nzco.nl/



Psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager: Middelen en maatregelen

Leerdoel De student geeft aan hoe M&M maatregelen worden toegepast volgens

richtlijnen en welke vervangende maatregelen kunnen worden ingezet om een M&M maatregel te voorkomen.


Activiteit

Je onderzoekt de M&M maatregelen en het effect ervan op een zorgvrager. Ook verdiep je je in preventieve en vervangende maatregelen om het gebruik van M&M maatregelen te voorkomen.

Inleiding In de psychiatrie en psychogeriatrie worden middelen en maatregelen ingezet om zorgvragers richting te geven in hun gedrag. Deze M&M moeten zo min mogelijk worden toegepast. Je moet als verzorgende heel creatief zijn om te voorkomen dat bij een zorgvrager een M&M maatregel moet worden toegepast. Maar soms werken deze preventieve en vervangende maatregelen heel erg goed. Onderdelen School activiteit Er wordt gewerkt aan een wet Zorg en Dwang. Deze wet gaat de BOPZ vervangen. Onderzoek de verschillen tussen deze twee wetten en noteer welke consequenties deze wet heeft op de zorgverlening. Noteer het effect van een M&M op een zorgvrager. Wat staat er in de literatuur over geschreven? Kijk op sites of in vakbladen. Noteer hierna welke vervangende maatregelen er zijn om te voorkomen dat een BOPZ maatregel nodig is. Wat is het effect van deze vervangende maatregel? Je kunt bij psychogeriatrische zorgvragers onrust voorkomen als je als team heel creatief bent in het inzetten van preventieve maatregelen. Hiermee voorkom je niet alleen onrust maar ook het toepassen van M&M maatregelen. Onderzoek welke preventieve maatregelen er bekend zijn. Zoek op internet naar al toegepaste preventieve maatregelen. Zoek er minimaal 3. Wat was de achterliggende gedachte van deze preventieve maatregel? Zou je deze maatregel ook bij jou in de instelling kunnen toepassen? Onderdelen Praktijk activiteit Vergelijk de procedure voor het toepassen van M&M maatregelen van jouw instelling met die uit de theorie. Welke verschillen zie je? Waardoor worden die veroorzaakt? Observeer nu twee zorgvragers waarbij M & M maatregelen worden toegepast. Zie je tekenen van het effect wat jij in theorie hebt onderzocht. Waarom treedt dit effect wel of niet op? Welke vervangende maatregel zou kunnen worden toegepast bij deze 2 zorgvragers. Waarom wordt het niet al gedaan? Wat zou je nodig hebben om dit te kunnen doen? Welke preventieve maatregelen om onrust te voorkomen zie je bij jou op de afdeling? Hebben deze maatregelen het gewenste effect? Welke van de door jouw onderzochte preventieve maatregelen zou je kunnen toepassen op de afdeling? Onderzoek wat je nodig zou hebben om deze maatregel te kunnen toepassen.



Psychiatrische en psychogeriatrische zorgvrager: Probleemgedrag

Leerdoel De student geeft aan hoe professioneel gereageerd wordt op probleem

gedrag en kan dit relateren aan het ziektebeeld van de zorgvrager.


Activiteit

Je onderzoek de reactie op probleemgedrag aan de hand van de meest voorkomende ziektebeelden binnen de psychiatrie.

Inleiding Binnen de psychiatrie komen veel vormen van probleemgedrag voor. Per ziektebeeld is het probleemgedrag vaak te herkennen. Zo vertoont een zorgvrager met anorexia probleemgedrag op het gebied van eten maar kan iemand met een angststoornis dwangmatige handelingen uitvoeren. Per ziektebeeld wordt de behandeling aangepast op het probleemgedrag. Maar is deze behandeling hetzelfde voor iemand die vrijwillig of verplicht wordt opgenomen? En wat als de zorgvrager een behandeling weigert, maakt het dan uit hoe je bent opgenomen? Onderdelen School activiteit Onderzoek van 5 ziektebeelden het probleem gedrag wat daarbij hoort. Dit kunnen meerdere gedragingen zijn. Noteer hoe met dit probleemgedrag wordt om gegaan. Welke mogelijkheden bestaan er? Denk aan medicatie, therapie, gesprekken, dagbehandeling enz. Maakt het voor de behandeling uit of je vrijwillig of verplicht bent opgenomen? Noteer aandachtspunten die je als verzorgende in de gaten moet houden tijdens het toepassen van de behandeling. Kijk nu eens naar de ziektebeelden die je hebt uitgewerkt. Hoe vaak komt het voor dat een zorgvrager de behandeling weigert? Wat zouden bij deze ziektebeelden de oorzaken kunnen zijn voor deze weigering? Hoe moet je bij deze ziektebeelden omgaan met de weigering van behandeling? Aan welke richtlijnen moet je je als verzorgende houden als een zorgvrager een behandeling weigert (BOPZ-WGBO)? En is er een verschil in omgaan met deze weigering als iemand vrijwillig of verplicht is opgenomen? Onderdelen Praktijk activiteit Observeer in de praktijk 2 zorgvragers met probleem gedrag. Past dit gedrag bij het ziektebeeld zoals je dat in theorie hebt gevonden? Past de behandeling voor dit probleem gedrag bij het ziektebeeld? Wordt in de praktijk gedaan wat je in theorie hebt gevonden? Motiveer overeenkomsten en verschillen. Welke richtlijnen heeft jouw instelling genoteerd over hoe je met zorgvragers moet omgaan die een behandeling weigeren? Als deze richtlijnen er zijn, worden deze dan nagekomen? Als deze richtlijnen er niet zijn, hoe weet je dan wat je moet doen als een zorgvrager een behandeling weigert? Maak eventueel met je begeleider een richtlijn voor het omgaan met een zorgvrager die een behandeling weigert.



Beroepstaak D Verpleegtechnische handelingen Verplicht

Aanleren van de verplichte verpleegtechnische handelingen Op school

Leer de verplichte verpleegtechnische handelingen aan door het uitvoeren van de activiteiten uit het ondersteuningsmagazijn

Oefen de handelingen in het vaardigheidslokaal en gebruik hiervoor ondersteuning van de docent of de praktijkinstructeur

Als je alle vaardigheden hebt aangeleerd vraag je de docent om de vaardigheidstoetsing, waarbij je de opdracht krijgt om een selectie van 3-5 van de aangeleerde handelingen uit te voeren. Deze handelingen voer je uit volgens protocol.

Na de toetsing laat je de aangeleerde verpleegtechnische handelingen door de docent aftekenen op de overzichtslijst

In de praktijk

Oefen het uitvoeren van de verplichte verpleegtechnische handelingen, als ze voorkomen in de praktijk

Gebruik hiervoor je praktijkactiviteiten

Vraag je werkbegeleider om feedback en laat een feedbackformulier op startbekwaam niveau invullen

Als je de verpleegtechnische handeling beheerst laat je het uitvoeren van de verpleegtechnische handeling beoordelen met een beoordelingsformulier op startbekwaam niveau (zie tabblad)

Na een goede beoordeling laat je de verpleegtechnische handeling aftekenen op de overzichtslijst (zie tabblad)

Je verzamelt de beoordelingsformulieren in je portfolio ten behoeve van de startbekwame beroepsopdracht.

Het gaat om:

Medicijnen checken, registreren en distribueren, zo nodig controle op inname (volgens zorgplan)

Medicijnen toedienen (oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen en via de slijmvliezen)

Verzorgen van rode en gele wonden

Zwachteltechnieken toepassen

Verzamelen van monsters ten behoeve van diagnostiek (steriel en niet steriel materiaal)

Eerste hulp (somatisch) verlenen (bij: verwondingen, vergiftiging, verstikking, verslikken, en bij ademstilstand en circulatiestilstand)

Een suprapubische katheter verzorgen

Blaaskatheter en maagsonde observeren en controleren

Blaasspoeling uitvoeren

Lichaamstemperatuur regelen door middel van koude- of warmtebehandeling

Subcutaan injecteren

Intramusculair injecteren





FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht D Ondersteunen bij verpleegtechnische vaardigheden

Naam student:


Niveau Startbekwaam

Werkprocessen Beroepstaak D Startbekwaam

Feedback Vaardigheid:

1.1 Stelt (mede) het zorgplan op (D. H. J. K. M.)

1.2 Biedt persoonlijke verzorging en observeert gezondheid en welbevinden (E. F. J. R.)

1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit (K. L. T.)

1.4 Voert partusassistentie uit (alleen in de kraamzorg) (K. L. T.)

1.5 Begeleidt een zorgvrager (C. D. R.)

1.8 Geeft voorlichting, advies en instructie (I. L.)

1.10 Stemt de zorgverlening af (E. Q.)

1.11 Evalueert de zorgverlening (D. J. M.)


Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………






Naam student:

Datum: Opleiding:











Overzicht Beroepstaak D Ondersteunen bij verpleegtechnische vaardigheden


Beroepstaak D Werkprocessen

1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.8, 1.10, 1.11

Competenties: C. D. E. F. H. I. J. K. L. M. Q. R. T.



C. Begeleiden












Past doelgerichte gesprekstechnieken toe Bespreekt het zorgleefplan met de zorgvrager

I. Presenteren

Geeft duidelijk informatie aan zorgvragers Speelt in op de beperkingen en mogelijkheden van de doelgroep Controleert of informatie goed is




Werkt precies op bekwame wijze handelingen uit en verantwoordt dit

Rekent vlot en accuraat uit en laat dit controleren

L. Materialen en middelen inzetten

Gebruikt materialen en middelen op de juiste manier, zodat deze effectief en efficiënt worden ingezet

M. Analyseren


bespreekt dit




R. Op de behoeften en verwachtingen ven de “klant” richten




Handelt volgens voorgeschreven procedures, volgt veiligheidsregels en voorschriften op

Kent wettelijke richtlijnen en past deze toe, zodat risico’s worden vermeden of geminimaliseerd






Beroepstaak D

Verplicht

Thema 1: Wet BIG

Boek: Hoofdstuk:

Verpleegtechnische handelingen Thema 1 H01-03


Wet BIG

Activiteit

Kennis (minimaal 4)

Wet BIG en voorbehouden handelingen

De betekenis van de voorbehouden handelingen

De gevolgen van de wet BIG

Vragen wet BIG

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 2: Maagsonde verzorgen

Boek: Hoofdstuk:

Verpleegtechnische handelingen Thema 2 H02


Maagsonde verzorgen

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

De verzorging van een maagsonde

DVD PEG

Verzorging maagsonde

Vaardigheden (minimaal 2)

Maagsonde verzorgen (verplicht)

PEG-katheter verzorgen

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 4: Medicijnen toedienen: rekenen

Boek: Hoofdstuk:



Rekenen bij verpleegtechnische handelingen

Activiteit

Kennis (minimaal 6)

Rekenen

Hypodermoclyse druppelsnelheid berekenen

Medicijnen per injectie en oplossingen berekenen

Medicijnen per injectie berekenen

Sondevoeding druppelsnelheid

Zuurstof

Akkoord docent




Beroepstaak D

Verplicht

Thema 4: Medicijnen toedienen: medicijnen

Boeken: Hoofdstuk:

1. Verpleegtechnische handelingen Thema 4 H01-05

2. Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 8 H01-04


Medicijnen toedienen

Activiteit

Kennis (minimaal 6 )

Het medicijngebruik controleren

Het medicijngebruik registreren

Medicijnen uitzetten en delen


Medicijnen toedienen via de luchtwegen

Anatomie zorg voor het medicijngebruik

CD-rom medicijnen toedienen


Medicijnen toedienen (verplicht)

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 4: Medicijnen toedienen: injecteren

Boek: Hoofdstuk:



Injecteren

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

Medicijnen toedienen per injectie

Hypodermoclyse

Prikaccident protocollen


Gebruik insuflon

Gebruik insulinepen

Hypodermoclyse

Intramusculaire injectie (verplicht)

Subcutane injectie (verplicht)

Akkoord docent




Beroepstaak D

Verplicht

Thema 5: Wondverzorging

Boek: Hoofdstuk:

1. Verpleegtechnische handelingen Thema 5 H01-02 Thema 5 H04-05

2. Anatomie en ziekteleer voor verzorgende-IG deel 1 Thema 9 H01-02


Wondverzorging rode en gele wonden

Activiteit


Verzorging van rode wonden

Verzorging van gele wonden

Zwachteltechnieken als compressietherapie

Decubitus en smetten verzorgen

Anatomie wonden verzorgen

CD-rom Wonden

DVD wondverzorging


Compressief zwachtelen (verplicht)

Rode- en gele wonden (verplicht)

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 7: Katheter verzorgen en blaasspoelen

Boek: Hoofdstuk:



Katheter verzorgen

Blaasspoelen

Activiteit


De zorg voor een blaaskatheter

De verzorging van een suprapubische katheter

Het spoelen van de blaas

Blaaskatheter verzorgen

Blaasspoelen

DVD Blaasspoelen

DVD Suprapubic


Blaaskatheter verzorgen

Blaasspoeling

Suprapubische katheter verzorgen

Akkoord docent




Beroepstaak D

Verplicht

Thema 9: Lichaamstemperatuur regelen

Boek: Hoofdstuk:



Lichaamstemperatuur regelen d.m.v. warmte- of koudebehandeling

Activiteit

Kennis (minimaal 2)

Warmte- of koudebehandeling 1

Warmte- of koudebehandeling 2

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 10: Monsters verzamelen

Boek: Hoofdstuk:



Monsters verzamelen

Activiteit

Kennis (minimaal 3)

Laboratoriummonsters voor diagnostiek

Bloedsuiker prikken

Monsters nemen voor diagnostiek


Bloedsuiker prikken (verplicht)

Akkoord docent


Beroepstaak D

Verplicht

Thema 11: Eerste hulp verlenen

Boek: Hoofdstuk:



Eerste hulp verlenen

Activiteit


Reanimeren

Botbreuken

Eerste hulp, de 5 belangrijke punten

Ernstige bloedingen

Samenhang vitale functies

Stoornissen ademhaling

Stoornissen in bewustzijn en de ademhaling

Verslikken


Reanimatie (verplicht)



Stabiele zijligging

Workshop EHBO

Akkoord docent

Toetsmagazijn

Beroepstaak D Verplicht


Zelftest anatomie zorg voor het medicijngebruik

Zelftest anatomie wonden verzorgen

Zelftest casustoets D verplicht

Proefcasustoets D verplicht (via docent)






Beroepstaak D

Verplicht


Voorbehouden handelingen en de wet BIG in de praktijk

Maagsonde observeren en controleren (verplicht)

PEG katheter verzorgen

Medicijnen uitwerken

Medicijnen checken, registreren en distribueren (verplicht)

Medicijnen toedienen oraal

Medicijnen toedienen rectaal / vaginaal

Medicijnen toedienen via de huid


Medicijnen toedienen via de slijmvliezen

Medicijnen toedienen (verplicht)

Medicijnfouten

Intramusculair injecteren (verplicht)

Subcutaan injecteren (verplicht)

Gebruik insuflon

Gebruik insulinepen

Hypodermoclyse

Het toedienen van anticoagulantia

Richtlijnen voor opiaten

Rode- en gele wonden (verplicht)

Compressief zwachtelen (verplicht)

Zwachteltechniek toepassen

Blaaskatheter observeren en controleren (verplicht)

Suprapubische katheter verzorgen (verplicht)

Blaasspoeling (verplicht)

Koude- of warmtebehandeling (verplicht)

Monsters verzamelen steriel en niet-steriel (verplicht)

Bloedsuiker prikken

Eerste hulp verlenen (verplicht)

Reanimatiebeleid






Voorbehouden handelingen en de wet BIG in de praktijk

Leerdoel De student kan beschrijven en verwoorden onder welke voorwaarden voorbehouden (en risicovolle) handelingen volgens de wet BIG in de praktijk moeten worden uitgevoerd

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 1 De gevolgen van de wet BIG voor de verzorgende praktijk Hoofdstuk 1 t/m 3

Evaluatie Met je werkbegeleider en/of praktijkopleider

Competentie E. Samenwerken en overleggen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren Q. Plannen en organiseren

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart op welke manier in jouw beroepspraktijk wordt omgegaan met de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voorbehouden (en risicovolle) handelingen in de praktijk te mogen uitvoeren.

1. Stel je op de hoogte van de voorwaarden waaraan in de praktijk moet worden voldaan

om voorbehouden (en risicovolle) handelingen te mogen uitvoeren. Gebruikt hiervoor je boek.

2. De voorwaarden waaronder voorbehouden handelingen mogen worden uitgevoerd staan beschreven in de wet BIG. Bepaal met welke voorbehouden handelingen jij in de praktijk te maken hebt.

3. Zoek een voorbeeld op internet of in een vakblad, waarin een praktijksituatie wordt beschreven waarin een fout is gemaakt rondom de uitvoering van een voorbehouden (of risicovolle) handeling. Beschrijf het voorbeeld (wat is er fout gegaan, wat was de oorzaak, wat waren de gevolgen, hoe had het kunnen worden voorkomen).

4. Onderzoek in je beroepspraktijk of er wel eens fouten worden gemaakt met voorbehouden of risicovolle handelingen. Je kunt dit doen door te observeren, of door collega’s te vragen of ze weleens fouten hebben gemaakt of gezien bij anderen. Beschrijf om welke fouten het gaat (wat is er fout gegaan, wat was de oorzaak, wat waren de gevolgen, hoe had het kunnen worden voorkomen).

5. Geef je mening over de fouten die je hebt gevonden in de literatuur (op internet) en in de praktijk. Beschrijf hoe je zelf wilt voorkomen dat je fouten maakt met de uitvoering van voorbehouden en risicovolle handelingen.

6. Schrijf een kort verslag over punt 2, 3, 4 en 5. 7. Bespreek het verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider.



Maagsonde observeren en controleren

Leerdoel De student laat zien een maagsonde te kunnen observeren en controleren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2: De zorgvrager met een maagsonde Hoofdstuk 2 De verzorging van een maagsonde

Evaluatie Reflecteer op je eigen handelen volgens de criteria op het feedbackformulier

Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Observeer en controleer een maagsonde volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening

Als je de verpleegtechnische handeling beheerst laat je het uitvoeren van de verpleegtechnische handeling beoordelen met een beoordelingsformulier op startbekwaam niveau Na een goede beoordeling laat je de verpleegtechnische handeling afteteken op de overzichtslijst uit je opdrachtenboek Je verzamelt de beoordelingsformulieren in je portfolio ten behoeve van de startbekwame beroepsopdracht.



PEG katheter verzorgen

Leerdoel De student laat zien een PEG katheter te kunnen verzorgen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 De zorgvrager met een maagsonde Hoofdstuk 2 Het verzorgen van een maagsonde Protocol Verpleegtechniek in beeld

Evaluatie Reflecteer op eigen handelen volgens de feedbackcriteria

Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg een PEG katheter volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Medicijnen uitwerken

Leerdoel De student kan verwoorden en beschrijven welke medicatie er wordt gegeven, wat de reden is dat deze medicatie wordt voorgeschreven, wat is de werking en de bijwerkingen van deze medicijnen

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 1 t/m 5

Evaluatie Bespreek je verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider

Competentie J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren T. Instructies en procedures toepassen

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart welke medicijnen worden gegeven bij 5 zorgvragers in de praktijk. Wat is de reden dat deze medicatie wordt voorgeschreven, wat is de werking en bijwerkingen van deze medicatie.

1. Stel je op de hoogte van de theorie van medicijnen. Gebruik hiervoor je boek. 2. Onderzoek welke medicatie er wordt gebruikt bij de 5 zorgvragers:

-wat is de reden dat deze medicatie wordt voorgeschreven

-wat is de werking van deze medicijnen

-hoe worden deze medicijnen toegediend

-wat zijn de evt. bijwerkingen van deze medicijnen

3. Schrijf een verslag over punt 2 4. Bespreek je verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider



Medicijnen checken, registeren en distribueren

Leerdoel De student laat zien medicijnen te kunnen checken, registreren en distribueren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 1, 2 en 3 Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Check, registreer en distribueer medicijnen volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Medicijnen toedienen oraal

Leerdoel De student laat zien medicatie oraal te kunnen toedienen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4: Medicijnen toedienen Hoofdstuk 4 medicijnen toedienen Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien orale medicatie toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Medicijnen toedienen rectaal, vaginaal

Leerdoel De student laat zien medicatie rectaal of vaginaal te kunnen toedienen volgens protocol




Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien rectale of vaginale medicatie toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Medicijnen toedienen via de huid

Leerdoel De student laat zien medicijnen via de huid te kunnen toedienen volgens protocol




Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien medicijnen via de huid toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Leerdoel De student laat zien medicijnen via de luchtwegen te kunnen toedienen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4: Medicijnen toedienen Hoofdstuk 5 medicijnen toedienen via de luchtwegen Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien medicijnen via de luchtwegen toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Medicijnen toedienen via de slijmvliezen

Leerdoel De student laat zien medicijnen via de slijmvliezen (oogdruppels, neusdruppels, oordruppels) te kunnen toedienen volgens protocol




Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien medicijnen via de slijmvliezen (oogdruppels, neusdruppels, oordruppels) toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Leerdoel De student laat zien medicijnen te kunnen toedienen (oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen en via de slijmvliezen) volgens protocol




Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien medicijnen toe volgens protocol (oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen) Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Medicijnfouten

Leerdoel De student kan beschrijven en verwoorden welke medicijnfouten gemaakt kunnen worden en weergeven welke medicijnfouten in de praktijk gemaakt worden en hoe daarmee wordt omgegaan

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4: Medicijnen toedienen


Competentie E. Samenwerken en overleggen H. Overtuigen en beïnvloeden J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen, M. Analyseren Q, Plannen en organiseren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart welke medicijnfouten gemaakt kunnen worden en op welke manier in jouw beroepspraktijk wordt omgegaan met (het voorkomen van) medicijnfouten

1. Stel je op de hoogte van de voorwaarden waaraan in de praktijk moet worden voldaan

om medicijnen te checken, registreren en distribueren. Gebruikt hiervoor je boek.

2. Zoek minstens drie voorbeelden op internet of in een vakblad, waarin een praktijksituatie wordt beschreven waarin een fout is gemaakt rondom het checken, registreren en distribueren van medicijnen. Beschrijf de voorbeelden (wat is er fout gegaan, wat was de oorzaak, wat waren de gevolgen, hoe had het kunnen worden voorkomen).

3. Onderzoek in je beroepspraktijk of er wel eens fouten worden gemaakt met het checken, registreren en distribueren van medicijnen. Je kunt dit doen door te observeren, of door collega’s te vragen of ze weleens fouten hebben gemaakt of gezien bij anderen. Beschrijf om welke fouten het gaat (wat is er fout gegaan, wat was de oorzaak, wat waren de gevolgen, hoe had het kunnen worden voorkomen).

4. Geef je mening over de fouten die je hebt gevonden in de literatuur (op internet) en in de praktijk. Beschrijf hoe je zelf wilt voorkomen dat je fouten maakt met het checken, registreren en distribueren van medicijnen.

5. Schrijf een verslag over punt 2, 3 en 4 (max. 4 A4). 6. Bespreek je verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider




Leerdoel De student laat zien een intramusculaire injectie te kunnen geven volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 6 Medicijnen toedienen per injectie



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef volgens protocol een intramusculaire injectie Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening





Leerdoel De student laat zien een subcutane injectie te kunnen geven volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 6 Medicijnen toedienen per injectie Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef volgens protocol een subcutane injectie Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Gebruik insuflon

Leerdoel De student laat zien een subcutane injectie via een insuflon te kunnen geven volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4: Medicijnen toedienen hoofdstuk 6 Medicijnen toedienen per injectie Protocol


Competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten T Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef volgens protocol een subcutane injectie via een insuflon Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Gebruik insulinepen

Leerdoel De student laat zien een subcutane injectie met een insulinepen te kunnen geven volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 6 Medicijnen toedienen per injectie Protocol

Evaluatie Reflecteer op je eigen handelen volgens de criteria op het feedback formulier


Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef volgens protocol een subcutane injectie met een insulinepen Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Hypodermoclyse

Leerdoel De student laat zien een hypodermoclyse te kunnen geven volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 6 Medicijnen toedienen per injectie



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef volgens protocol een hypodermoclyse Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Het toedienen van anticoagulantia

Leerdoel De student kan beschrijven wat te doen bij het gebruik van anticoagulantia en kan het recept van de arts verwerken

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 4 Medicijnen toedienen Hoofdstuk 1 t/m 4

Evaluatie Met je werkbegeleider of praktijkopleider

Competentie J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren Q. Plannen en organiseren T Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart waarop je moet letten bij het toedienen van anticoagulantia en weet het recept van de arts te verwerken.

1. Stel je op de hoogte van de theorie van anticoagulantia. Gebruik hiervoor je boek.

Zoek ook specifieke informatie op over het toedienen van anticoagulantia, in de praktijk of op internet.

2. Onderzoek wat te doen bij het krijgen van het recept: Wat is de reden dat de zorgvrager anticoagulantia krijgt? Welke handelingen worden er verricht voordat de zorgvrager de medicatie krijgt? Wat zijn de evt. bijwerkingen? Wat zij de speciale aandachtspunten bij dit medicijn?

3. Maak een informatiefolder over anticoagulantia. 4. Bespreek de folder met je werkbegeleider of praktijkopleider.



Richtlijnen voor opiaten

Leerdoel De student kan beschrijven wat de richtlijnen zijn voor het toedienen van opiaten

Theorie Internet Evaluatie Met je werkbegeleider en/of praktijkopleider Competentie J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen

M. Analyseren Q. Plannen en organiseren T Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

In deze activiteit beschrijf je hoe te handelen bij het toedienen van opiaten

1. Stel je op de hoogte van de richtlijnen. 2. Onderzoek wat de specifieke toediening is bij het gebruik van opiaten:

Om welke medicatie gaat het?

Beschrijf de werking en de bijwerking

Is er een protocol toediening opiaten?

Za ja, werken je collega’s volgens dit protocol?

Welke handelingen moeten er extra gedaan worden?

Mag jij als leerling deze medicatie toedienen?

Maak een kort verslag over dit onderwerp 3. Bespreek je verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider



Rode en gele wonden

Leerdoel De student laat zien rode en gele wonden te kunnen verzorgen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 5 Wondverzorging en compressietherapie hoofdstuk 1 en 2 Verzorging van rode en gele wonden Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg rode en/of gele wonden volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Compressief zwachtelen

Leerdoel De student laat zien compressief te kunnen zwachtelen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 5 Wondverzorging en compressietherapie Hoofdstuk 4 Zwachteltechnieken als compressietherapie Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Pas zwachteltechniek toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Zwachteltechniek toepassen

Leerdoel De student kan verwoorden en beschrijven welke zwachtel technieken er worden toegepast in de praktijk

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 5 Hoofdstuk 4 Zwachteltechnieken als compressietherapie Protocol Verpleegtechniek in beeld


Competentie J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart dat je op de hoogte bent van de zwachteltechniek in de theorie en in de praktijk.

1. Stel je op de hoogte van de theorie van het toepassen van zwachteltechniek. Gebruik

hiervoor je boek en het protocol. 2. Onderzoek het doel van het zwachtelen:

- bij welke zorgvragers worden er zwachteltechnieken toegepast? - welk soort zwachtels wordt er gebruikt? - hoe wordt er gezwachteld? - wordt er gebruik gemaakt van een protocol?

3. Welke verschillen zie je tussen de theorie en de praktijk? 4. Beschrijf je bevindingen in een kort verslag. 5. Bespreek het verslag met je werkbegeleider en/of praktijkopleider.



Blaaskatheter observeren en controleren

Leerdoel

De student laat zien een blaaskatheter te kunnen observeren en controleren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 7: De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 2 De zorg voor een blaaskatheter Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Observeer en controleer een blaaskatheter volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Suprapubische katheter verzorgen

Leerdoel De student laat zien een suprapubische katheter te kunnen verzorgen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 7: De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 3 De verzorging van een suprapubische katheter Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg een suprapubische katheter volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Blaasspoeling

Leerdoel De student laat zien een blaasspoeling te kunnen uitvoeren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen thema 7: De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 4 Het spoelen ban de blaas Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Voer een blaasspoeling uit volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Koude- of warmtebehandeling

Leerdoel De student laat zien een koudebehandeling te kunnen toepassen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 9: Warmte- en koudebehandeling en zorg voor de lichaamstemperatuur hoofdstuk 1



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Pas koude- of warmtebehandeling toe volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Monsters verzamelen steriel en niet-steriel

Leerdoel De student laat zien laboratoriummonsters, steriel en niet-steriel, te kunnen verzamelen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 10: Laboratoriummonsters voor diagnostiek Hoofdstuk 1



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzamel laboratoriummonsters, steriel en niet-steriel, voor diagnostiek volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Bloedsuiker prikken

Leerdoel De student laat zien een bloedsuiker te kunnen prikken en bepalen volgens protocol

Theorie Protocol bloedsuiker prikken



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Prik een bloedsuiker volgens protocol en bepaal de bloedsuikerwaarde. Onderneem daarna de nodige acties. Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Eerste hulp verlenen

Leerdoel De student is in staat om onder begeleiding eerste hulp te verlenen (verwondingen, verslikking, circulatiestilstand)

Theorie Ondersteunen bij persoonlijke basiszorg Thema 8 Adequaat reageren bij ongevallen en Verpleegtechnische handelingen Thema 11: Reanimatie Hoofdstuk 1 Oranje Kruis boekje laatste versie Kijk ook eens op www.ehbo.nl

Evaluatie Bespreek de situatie met je werkbegeleider, reflecteer op je eigen handelen volgens de criteria op het feedbackformulier


Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Wanneer zich een acute situatie voordoet, verleen dan, onder begeleiding, eerste hulp volgens de richtlijnen Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening


http://www.ehbo.nl/



Reanimatiebeleid

Leerdoel De student kan verwoorden en beschrijven wat het reanimatiebeleid is in de praktijk

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 11 Reanimeren


Competentie I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen M. Analyseren Q. Plannen en organiseren T Instructies en procedures toepassen

Activiteit

In deze activiteit breng je in kaart hoe het reanimatiebeleid is bij jou in de praktijk

1. Stel je op de hoogte van het reanimatiebeleid in de instelling waar je stage loopt 2. Onderzoek:

- is er een reanimatiebeleid? -hoe ziet dit beleid er uit in de praktijk? -hoe worden zorgvragers voorgelicht over dit beleid? -wat vind jij van dit beleid en de manier waarop het wordt uitgevoerd?

3. Bespreek je bevindingen met je werkbegeleider en/of praktijkopleider



Beroepstaak D Verpleegtechnische handelingen met keuze

Aanleren van de verpleegtechnische handelingen met keuze Op school

Leer de verpleegtechnische handelingen met keuze aan door het uitvoeren van de activiteiten uit het ondersteuningsmagazijn

Oefen de handelingen in het vaardigheidslokaal en gebruik hiervoor ondersteuning van de docent of de praktijkinstructeur

Als je alle vaardigheden hebt aangeleerd vraag je de docent om de vaardigheidstoetsing, waarbij je de opdracht krijgt om een selectie van 3-5 van de aangeleerde handelingen uit te voeren. Deze handelingen voer je uit volgens protocol

Na de toetsing laat je de aangeleerde verpleegtechnische handelingen door de docent aftekenen op de overzichtslijst

In de praktijk

Oefen het uitvoeren van de verpleegtechnische handelingen met keuze, als ze voorkomen in de praktijk

Gebruik hiervoor je praktijkactiviteiten

Vraag je werkbegeleider om feedback en laat een feedbackformulier op startbekwaam niveau invullen

Als je de verpleegtechnische handeling beheerst laat je het uitvoeren van de verpleegtechnische handeling beoordelen met een beoordelingsformulier op startbekwaam niveau

Na een goede beoordeling laat je de verpleegtechnische handeling afteteken op de overzichtslijst

Je verzamelt de beoordelingsformulieren in je portfolio ten behoeve van de startbekwame beroepsopdracht (minimaal 4)

Het gaat om:

Een maagsonde inbrengen

Katheteriseren van de blaas bij vrouwen

Katheteriseren van de blaas bij mannen

PEG-sondevoeding toedienen

Verzorgen van zwarte wonden

Zuurstof toedienen

Toedienen van sondevoeding en een voedingspomp bedienen

Verzorgen van een stoma

Tracheacanule en tracheastoma verzorgen

Maag- en darmspoeling uitvoeren

Vagina en stoma irrigeren

Mond- en keelholte uitzuigen

Partusassistentie verlenen (verplicht voor de kraamzorg)





FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht D Ondersteunen bij verpleegtechnische vaardigheden

Naam student:


Niveau Startbekwaam

Werkprocessen Beroepstaak D Startbekwaam

Feedback Vaardigheid:










Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………






Naam student:

Datum: Opleiding:














1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.8, 1.10, 1.11




C. Begeleiden













I. Presenteren









M. Analyseren


bespreekt dit















Beroepstaak D

Met keuze

Thema 2: Maagsonde inbrengen

Boek: Hoofdstuk:

Verpleegtechnische handelingen Thema 02 H01, 03, 04


Maagsonde inbrengen

Sondevoeding toedienen

Maagspoelen

Activiteit

Kennis (minimaal 4)

Het inbrengen van een maagsonde

Het toedienen van sondevoeding

Maagspoelen

DVD Maagcatheter inbrengen en verwijderen

DVD sondevoeding een andere manier van eten

DVD Maagspoelen

Inbrengen maagsonde


Inbrengen maagsonde

Sondevoeding

PEG-sondevoeding

Akkoord docent


Beroepstaak D

Met keuze

Thema 3: Stoma verzorgen en darmspoelen

Boek: Hoofdstuk:



Stoma verzorgen en darmspoelen

Activiteit

Kennis (minimaal 4)

Een stoma verzorgen

Het spoelen van de darm of de stoma

DVD De onzichtbare oplossing

DVD Kant en klaar reinigingsklysma geven

De vagina irrigeren


Stoma verzorgen

Darm en stoma spoelen

Vagina irrigeren

Akkoord docent




Beroepstaak D

Met keuze

Thema: 5 Zwarte wonden verzorgen

Boek: Hoofdstuk:



Zwarte wonden verzorgen

Activiteit

Kennis (minimaal 1)

Verzorging van zwarte wonden


Zwarte wonden

Akkoord docent


Beroepstaak D

Met keuze

Thema: 6: Verzorging tracheastoma en uitzuigen

Boek: Hoofdstuk:



Tracheastoma en tracheacanule verzorgen

Uitzuigen van mond- en keelholte

Activiteit

Kennis (minimaal 3)

De tracheastoma en tracheacanule verzorgen

De mond- en keelholte uitzuigen

DVD tracheastoma verzorgen


Tracheastoma en tracheacanule verzorgen

Uitzuigen mond- en keelholte

Akkoord docent


Beroepstaak D

Met keuze

Thema 7: Katheteriseren

Boek: Hoofdstuk:



Katheteriseren

Activiteit

Kennis (minimaal 5)

Katheteriseren van de blaas

DVD Zelfcatheterisatie

DVD Verblijfskatheter inbrengen en verwijderen

DVD Catheterisatie en urineweginfecties

Katheteriseren instructie

Katheteriseren protocol maken




Eenmalig katheteriseren

Katheteriseren vrouw met assistentie

Katheteriseren man met assistentie

Katheteriseren vrouw zonder assistentie

Akkoord docent


Beroepstaak D

Met keuze

Thema 8: Zuurstof toedienen

Boek: Hoofdstuk:



Zuurstof toedienen

Activiteit

Kennis (minimaal 1)

Het toedienen van zuurstof

DVD Thuisgebruik medisch zuurstof


Zuurstof toedienen

Akkoord docent


Beroepstaak D

Met keuze

Thema 12: Partusassistentie verlenen

Boek:

Kraamverzorging

Workshop (minimaal 1) datum paraaf

Partusassistentie verlenen

Activiteit

Kennis (minimaal 1)

Partusassistentie verlenen

Akkoord docent

Toetsmagazijn

Beroepstaak D Met keuze


Zelftest casustoets D met keuze

Proefcasustoets D met keuze (via docent)






Beroepstaak D

Met keuze


Maagsonde inbrengen

Maagspoelen

PEG- sondevoeding

Toedienen van sondevoeding zonder voedingspomp

Toedienen van sondevoeding via voedingspomp

Stoma verzorgen

Stoma spoelen

Darmspoelen

Vagina irrigeren



Trachea en tracheastoma verzorgen

Blaaskatheter inbrengen bij een man

Blaaskatheter inbrengen bij een vrouw

Eenmalig katheteriseren van de blaas

Zuurstof toedienen






Maagsonde inbrengen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een maagsonde in kan brengen

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 De zorgvrager met een maagsonde Hoofdstuk 1 Het inbrengen van een maagsonde

Evaluatie Reflecteer op je eigen handelen volgens de criteria op het feedbackformulier Protocol Verpleegtechniek in beeld


Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Breng een maagsonde in volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Maagspoelen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een maagspoeling kan uitvoeren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 Hoofdstuk 4 Maagspoelenprotocol



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Voer een maagspoeling uit volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




PEG- sondevoeding

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij sondevoeding kan via de PEG-sonde

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 Hoofdstuk 3 Het toedienen van sondevoeding Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef sondevoeding via de PEG-sonde volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Toedienen van sondevoeding zonder voedingspomp

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij sondevoeding kan toedienen zonder voedingspomp

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 Hoofdstuk 3 Het toedienen van sondevoeding Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef sondevoeding zonder voedingspomp, bereken zelf de druppelsnelheid, volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Toedienen van sondevoeding via voedingspomp

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij sondevoeding kan toedienen via voedingspomp

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 2 Hoofdstuk 3 Het toedienen van sondevoeding. Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Geef sondevoeding via de voedingspomp volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Stoma verzorgen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een stoma kan verzorgen met een- en/of tweedelig systeem

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 3 Hoofdstuk 1 Een stoma verzorgen Protocol Verpleegtechniek in beeld


competentie C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg een stoma, met een- en/of tweedelig systeem, volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Stoma spoelen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een stoma kan spoelen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 3 Hoofdstuk 2 Het spoelen van de darm of de stoma Protocol



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Voer een stoma spoeling uit volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Darmspoelen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een darmspoeling kan uitvoeren volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 3 Hoofdstuk 2 Het spoelen van de darm of de stoma Protocol



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Voer een darmspoeling uit volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Vagina irrigeren

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een vagina kan irrigeren volgens protocol

Theorie Internet en protocol


Competentie

C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen E. Samenwerken en overleggen F. Ethisch en integer handelen H. Overtuigen en beïnvloeden I. Presenteren J. Formuleren en rapporteren K. Vakdeskundigheid toepassen L. Materialen en middelen inzetten M. Analyseren Q. Plannen en organiseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de “klant” richten T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Irrigeer de vagina van een zorgvrager volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening





Leerdoel De student laat zien dat hij/zij zwarte wonden kan verzorgen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 5 Hoofdstuk 3 Verzorging van zwarte wonden Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg volgens protocol een zwarte wond Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening





Leerdoel De student laat zien dat hij/zij mond- en keelholte kan uitzuigen volgens protocol

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 6 Hoofdstuk 2 De mond- en keelholte uitzuigen Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Zuig mond- en keelholte uit volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening





Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een tracheacanule en tracheastoma kan verzorgen

Theorie Boek Verpleegtechnische handelingen Thema 6 Hoofdstuk 1 De tracheastoma en tracheacanule verzorgen Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Verzorg een tracheacanule en tracheastoma, volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Blaaskatheter inbrengen bij een man

Leerdoel

De student laat zien dat hij/zij een blaaskatheter kan inbrengen bij een man

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 1 Katheteriseren van de blaas Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Breng een blaaskatheter in bij een man volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Blaaskatheter inbrengen bij een vrouw

Leerdoel

De student laat zien dat hij/zij een blaaskatheter kan inbrengen bij een vrouw

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 1 Katheteriseren van de blaas Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Breng een blaaskatheter in bij een vrouw volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Eenmalig katheteriseren van de blaas

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij een eenmalige blaaskatheter kan inbrengen bij een vrouw/man

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 7 De zorgvrager met een blaaskatheter Hoofdstuk 1 Katheteriseren van de blaas Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Breng een eenmalige blaaskatheter in bij een vrouw/man volgens protocol Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening



Zuurstof toedienen

Leerdoel De student laat zien dat hij/zij zuurstof kan toedienen. Maak een keuze uit cilinder ambilox of concentrator

Theorie Verpleegtechnische handelingen Thema 8 Het toedienen van zuurstof Protocol Verpleegtechniek in beeld



Activiteit

Stel je op de hoogte, door het zorgplan te lezen Dien zuurstof toe volgens protocol:

Cilinder

Ambilox

Concentrator Begeleidt daarbij de zorgvrager Geef zo nodig voorlichting, advies en instructie Observeer de zorgvrager Stem de zorgverlening af Evalueer de zorgverlening




Beroepsopdracht Beroepstaak D Startbekwaam

Kun jij de verpleegtechnische handelingen zelfstandig uitvoeren? In de afgelopen periode heb je op school alle verplichte verpleegtechnische handelingen en alle verpleegtechnische handelingen met keuze uitgevoerd. Je hebt deze verpleegtechnische handelingen getoetst op school en/of in de praktijk en de verpleegtechnische handelingen zijn afgetekend op de overzichtslijsten. Misschien heb je in de praktijk niet alle verpleegtechnische handelingen kunnen aftoetsen en kunnen aftekenen. Voor het behalen van je diploma moet je alle verplichte verpleegtechnische handelingen en de voor de setting bepaalde verpleegtechnische handelingen met keuze (minimaal 4) hebben afgetekend. De verpleegtechnische handelingen die je niet hebt kunnen aftekenen in de praktijk kun je op school in een simulatie in het vaardigheidslokaal alsnog aftoetsen. De startbekwame beroepsopdracht luidt dan ook: Laat in de praktijk zien dat je de verpleegtechnische handelingen zelfstandig kunt uitvoeren. Mocht dit niet mogelijk zijn dan luidt de startbekwame opdracht: Laat je SLB zien dat je verpleegtechnische handelingen in een simulatie in het skillslab kunt uitvoeren. Hiervoor moet de begeleider in de praktijk een handtekening zetten op de overzichtslijst. Je SLB mag hierbij het volgende van je verwachten aan bewijslast:

Alle verplichte verpleegtechnische vaardigheden zijn afgetekend door de docent op school op de overzichtslijst

Alle verpleegtechnische vaardigheden naar keuze zijn afgetekend door de docent op school op de overzichtslijst.

De getoetste vaardigheden in de praktijk zijn afgetekend op de overzichtslijsten door je begeleider in de praktijk.

Je hebt alle beoordelingsformulieren van de getoetste vaardigheden in de praktijk verzameld.

Criteria: Alle verplichte verpleegtechnische vaardigheden en vier vaardigheden naar keuze zijn getoetst in de praktijk. Als dat niet mogelijk is in de praktijk, dan worden de ontbrekende vaardigheden in het vaardigheidslokaal met een simulatie afgetoetst. Hiervoor dienst de begeleider in de praktijk een handtekening te plaatsen op de overzichtslijst in de kolom: niet haalbaar in de praktijk.

Nederlands: Gesprekken voeren, luisteren, lezen, spreken, gesprekken voeren, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing







BEOORDELINGSFORMULIER Beroepsopdracht D

Naam student:

Datum: Opleiding: VERZORGENDE-IG


Werkprocessen Beroepstaak D Startbekwaam Niveau

O V









Totaal Oordeel Beroepsopdracht D Vaardigheid:

Onvoldoende

Voldoende

Argumentatie beoordeling (verplicht invullen) (Maak bij de argumentaties van de beoordeling gebruik van de competenties zoals benoemd in het overzicht van de beroepstaak op de volgende bladzijde)

Afspraak:

Naam beoordelaar:

Paraaf beoordelaar: Paraaf student:

Stempel praktijkorganisatie






Naam student:

Datum: Opleiding:














1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.8, 1.10, 1.11




C. Begeleiden













I. Presenteren









M. Analyseren


bespreekt dit














Beroepstaak D Overzichtslijst Verplichte vaardigheden

Vaardigheden Paraaf docent

Datum Paraaf begeleider praktijk

Datum Paraaf praktijk indien niet haalbaar

Medicijnen checken, registeren, distribueren

Medicijnen toedienen: oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen, via de slijmvliezen

Verzorgen rode en gele wonden

Toepassen van zwachteltechnieken

Verzamelen van monsters t.b.v. diagnostiek: steriel en niet-steriel (ook bloedsuiker)

Eerste Hulp (verwonding, vergiftiging, verslikking, circulatiestilstand) verlenen

Een suprapubisch katheter verzorgen

Blaaskatheter en maagsonde observeren en controleren

Blaasspoeling uitvoeren

Lichaamstemperatuur regelen d.m.v. koude of warmtebehandeling







Beroepstaak D Overzichtslijst Vaardigheden met keuze

Vaardigheden (vier naar keuze in de praktijk)

Paraaf docent

Datum Paraaf begeleider praktijk

Datum Paraaf praktijk indien niet haalbaar

Maagsonde inbrengen

Katheteriseren van de blaas bij de vrouw

Katheteriseren van de blaas bij de man

Verzorgen van zwarte wonden

Zuurstof toedienen

Toedienen van sondevoeding en voedingspomp

PEG-sondevoeding toedienen

Verzorgen van een stoma


Maag-en darmspoeling uitvoeren

Vagina en stoma irrigeren






Beroepsopdracht Beroepstaak E Startbekwaam niveau

Toelichting Deze beroepsopdracht is om te leren, vraag feedback met behulp van het feedbackformulier Beroepsopdracht Laat zien dat jij in staat bent, gedurende drie weken, een actieve bijdrage te leveren aan de organisatie gebonden taken van de afdeling of het team. Ook het bevorderen van de kwaliteit van de zorgverlening hoort bij deze opdracht. Kijk aan welke van de volgende taken jij een actieve bijdrage kunt leveren.

Overleggen: Je levert een actieve bijdrage in de overlegvormen die op de afdeling of binnen het team voorkomen, zoals het MDO. Dit kan ook een artsenvisite zijn, of overleggesprekken met zorgvragers en/of mantelzorgers zijn over de zorg. Je verwerkt de gegevens in notulen of zorgdossiers.

Je draagt de verantwoording tijdens één of meer diensten voor de unit/afdelingsgedeelte of woongroep (oudste dienst draaien).

Voor het maken van deze opdracht mag de werkbegeleider van jou het volgende verwachten:

Je vraagt feedback over je eigen functioneren en geeft feedback aan anderen.

Je neemt deel aan inhoudelijke discussies over het beroep en draagt je visie over het beroep uit.

Je leest vakliteratuur, volgt bijscholingen en past de geleerde kennis toe. .

Je stemt je werkzaamheden af met collega’s onderling en met andere disciplines.

Je neemt actief deel aan overlegsituaties voor afstemming van de zorg.

Je evalueert de zorg en verwerkt de gegevens in het zorgplan of rapporteert volgens bestaande richtlijnen.

Nederlands: Spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen, schrijven, taalverzorging en taalbeschouwing

Als je deze beroepsopdracht uitvoert, werk je ook aan de bovenstaande onderdelen van Nederlands.





FEEDBACKFORMULIER Beroepsopdracht E Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Naam student:


Niveau Startbekwaam

Werkprocessen Beroepstaak E Startbekwaam Niveau

Feedback

2.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep (K)

2.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg (T)


Datum: …………………………………


………………………………………………

Paraaf: ……………………………………

Paraaf: ……………………………………





Overzicht Beroepstaak E Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken


Beroepstaak E Startbekwaam Beroepsproducten Werkprocessen

E1 Deskundigheidsbevordering 2.1

E2 Kwaliteitszorg 2.2

Competenties: K. T.




Houdt vakkennis en vaardigheden bij en draagt de eigen kennis in duidelijke taal over aan collega’s

Gebruikt feedback om van te leren Neemt deel aan inhoudelijke en beroepsmatige discussies en

levert zo een bijdrage aan de eigen persoonlijke ontwikkeling en de professionalisering van het beroep

T. Instructies en procedures volgen

Houdt zich aan voorgeschreven procedures rondom kwaliteitsverbetering

Levert zo een effectieve bijdrage aan het bevorderen en bewaken van de kwaliteitszorg






Beroepstaak E

Startbekwaam


MDO en artsenvisite

Verantwoording dragen






MDO en artsenvisite

Leerdoel De student bereidt een MDO of artsenvisite voor ten aanzien van minimaal één zorgvrager en neemt actief deel aan dit overleg

Praktische voorbereiding Noteer welke zorgvrager je wilt bespreken in het MDO of bij de artsenvisite. Verdiep je in de procedures van een MDO of artsenvisite

Theorie De zorgverlening afstemmen en evalueren

Evaluatie Door feedback van je werkbegeleider.

Competentie E. Samen werken en overleggen K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Bereidt, samen met een werkbegeleider, een MDO voor waarbij je minimaal één zorgvrager gaat bespreken. Neem actief deel aan dit overleg Variatie: Bereidt, samen met een werkbegeleider, een artsenvisite voor waarbij je minimaal één zorgvrager onder de aandacht van de arts wilt brengen. Neem actief deel aan de artsenvisite.

Werkwijze:

- Zoek een zorgvrager waarover je iets in het MDO of tegen de arts zou willen zeggen. Lees de rapportage en het verpleegplan, lees de agenda of artsenvisite schrift, doe navraag bij collega’s en zorgvrager.

- Overleg met je werkbegeleider wat de beste manier is om naar voren te brengen wat je wilt gaan zeggen.

- Breng je punten actief naar voren tijdens het MDO of tijdens de artsenvisite. - Vraag feedback aan de arts, zorgvrager en/of werkbegeleider.

Maak nu een kort zelfreflectie verslag van deze activiteit waarbij je ingaat op het verloop van de overlegsituatie(s). Verwerk de feedback die je hebt gekregen in dit verslag.

- Heb je een actieve bijdrage kunnen leveren aan dit overleg? Waarom wel, waarom niet?

- Heb je jouw punten volledig naar voren kunnen brengen zoals je van plan was? Waarom wel, waarom niet.

- Kijk kritisch naar je communicatie stijl. Werkt deze stijl in een overleg situatie goed voor jou? Leg je antwoord uit.

- Welke aandachtspunten heb je voor jezelf na het doen van deze activiteit? - Kijk nog eens goed naar de competenties. Welke competentie beheers je wel of juist

nog niet? Motiveer je antwoord. - Welke acties kun je ondernemen de competenties volledig te gaan beheersen?



Verantwoording dragen

Leerdoel De student draagt de verantwoording tijdens een dienst voor de unit/afdelingsgedeelte of woongroep (oudste dienst draaien).

Theorie Reader samenwerken

Evaluatie Aan de hand van de observatiepunten en reflectieverslag voer je een gesprek met je begeleider

Competentie E. Samenwerken en overleggen K. Vakdeskundigheid toepassen T. Instructies en procedures opvolgen

Activiteit

Draag de verantwoording voor de uit te voeren werkzaamheden op een unit/afdelingsgedeelte of woongroep tijdens je dienst (Oudste dienst draaien).

Werkwijze

Spreek ruim van tevoren met je begeleider af wanneer je de verantwoording draagt voor de uit te voeren werkzaamheden op de unit/afdelingsgedeelte of woongroep.

Waarschuw de eindverantwoordelijke van die dag dat je aan deze activiteit gaat werken. Zij/hij kan altijd geraadpleegd worden voor overleg.

Verzamel informatie die je nodig hebt om een aandachtspuntenlijst te maken die je die dienst als leidraad kunt gebruiken. (bv taken, personeelsleden, bijzonderheden van zorgvragers)

Bespreek deze lijst met je begeleider voordat je de ‘oudste dienst’ gaat draaien.

Ga nu de dienst draaien.

Rapporteer bijzonderheden van je dienst en draag deze over aan je collega’s. Reflecteer op deze activiteit aan de hand van de volgende vragen en besluit of je deze activiteit wilt herhalen.

Hoe de activiteit verlopen, wat ging goed en wat ging minder goed? Gebruik hiervoor onderstaande observatielijst. Deze kun je zelf invullen en/of laten invullen door je begeleider

Waarom ging het wel of niet goed?

Hoe zou je het een volgende keer doen?

Formuleer voor jezelf een leerdoel (zie competenties) en herhaal deze activiteit. Bespreek deze activiteit na met je begeleider aan de hand van onderstaande observatielijst en je reflectieverslag. Alle punten op de observatielijst moet je goed hebben uitgevoerd. Observatielijst Voorbereiding - Verzamelt relevante informatie die nodig is om een aandachtspuntenlijst te maken. - Maakt een aandachtspuntenlijst en bespreekt deze met de begeleider. Uitvoering - Gaat bij aanvang van de verantwoordelijke dienst na of de aandachtspuntenlijst klopt

en stelt deze zo nodig bij. - Informeert collega's en delegeert zo nodig taken. - Gaat na of de werkzaamheden volgens planning verlopen en grijpt zo nodig in. - Geeft daar waar nodig ondersteuning aan collega's. - Treedt handelend op tijdens onverwachte/acute situaties, raadpleegt daarbij de

eindverantwoordelijke. - Schakelt, in overleg met de eindverantwoordelijke zo nodig andere disciplines in. - Staat familie en bezoekers te woord. - Informeert collega's over veranderingen en bijzonderheden. Nazorg



- Bijzonderheden zijn gerapporteerd en/of overgedragen. Toets verantwoording dragen Punten die van belang zijn bij het verantwoording dragen zijn:

Een actieve rol tijdens de overdracht (schrijft bijzonderheden op, cliëntenagenda)

Draagt er zorg voor dat er op tijd gestart wordt op de gang met de dagelijkse verzorging van de zorgvragers.

Maakt werkverdeling, wie doet wat etc.(‘delegeert’ taken zoals medicatie delen, bloedsuikercontrole’s etc.)

Houdt gedurende de ochtend contact met collega’s over de werkzaamheden

Houdt pauzes in de gaten

Overlegt met collega’s over de werkzaamheden die nog gedaan moeten worden.

‘Checkt’ of dingen gedaan zijn

Loopt mee met arts of andere discipline (of zorgt er voor dat het gedaan wordt)

Houdt communicatie in stand binnen het team tijdens de dienst

Is op de hoogte van bijzonderheden

Is verantwoordelijk voor de rapportage (zowel mondeling als schriftelijk) en de agenda.

Is verantwoordelijk voor de overdracht





Rekentaken

nr. domein omschrijving datum paraaf

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22



nr. domein omschrijving datum paraaf

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

Documents

OPLEIDING VERZORGENDE-IG OPDRACHTENBOEK SPW4-VIGroosters.albeda.nl/sites/gezondheidszorg/bestanden... · Verzorgingshuis, Thuiszorg), GGZ (Geestelijke GezondheidsZorg), GHZ (GeHandicaptenZorg)