Upload
others
View
6
Download
1
Embed Size (px)
Citation preview
1
Ontwikkeling, interesse en omgang met
KINDEREN
2
VOORWOORD
.
Mijn naam is Simone Meevissen. Ik ben stagiaire bij Buddyzorg Limburg.
Buddyzorg Limburg begeleidt ernstig zieke kinderen en kinderen met obesitas.
Dit boekje heb ik gemaakt voor buddy’s. Om hen te informeren over de ontwikkeling van kinderen in
de verschillende leeftijdsfasen. Ook wil ik praktische tips geven hoe de begeleiding kan worden
afgestemd op de leeftijd- en ontwikkelfase waarin het kind is.
Ik heb mijn eigen kennis en praktijkervaringen in het boekje verwerkt. Ik hoop dat het bij kan dragen
aan een stukje kennisverwerving en u als lezer en buddy kan inspireren bij uw vrijwilligerswerk!
Veel leesplezier en succes met uw buddywerk!
Simone Meevissen
stagiaire Buddyzorg Limburg
Sittard, februari 2016
3
INHOUDSOPGAVE
Belangrijke begrippen vooraf Blz. 1.
Baby’s Blz. 2 - 6
De fysieke ontwikkeling Blz. 2 - 3
De cognitieve ontwikkeling Blz. 4
De sociale en persoonlijkheidsontwikkeling Blz. 5
Wat kan ik aanbieden? Blz. 6
Peuters en kleuters Blz. 7 - 12
De fysieke ontwikkeling Blz. 7 - 10
De cognitieve ontwikkeling Blz. 10
De sociale en persoonlijkheidsontwikkeling Blz. 11
Wat kan ik aanbieden? Blz. 12
Schoolkind Blz. 13 - 18.
De fysieke ontwikkeling Blz. 13 - 14
De cognitieve ontwikkeling Blz. 14 - 15
De sociale en persoonlijkheidsontwikkeling Blz. 15 - 17
Wat kan ik aanbieden? Blz. 18
Adolescent Blz. 19 - 22
De fysieke ontwikkeling Blz. 19 - 20
De cognitieve ontwikkeling Blz. 20 - 21
De sociale en persoonlijkheidsontwikkeling Blz. 21 - 22
Wat kan ik aanbieden? Blz. 22
1
INLEIDING
In dit document wordt de ontwikkeling van kinderen beschreven met als doel buddy’s te
ondersteunen in de omgang met hun minderjarige maatje. Op deze manier krijgt de buddy inzicht in
de ontwikkeling van een regulier kind.
Omdat Buddyzorg Limburg met (ernstig) lichamelijk zieke kinderen werkt, kan en zal deze
ontwikkeling niet altijd parallel lopen met de reguliere ontwikkeling. Het is van belang dat de buddy
naar het individuele kind en zijn ontwikkeling kijkt.
Raadpleeg eventueel ouders/verzorgers en/of andere betrokkenen met vragen over de ontwikkeling
van het kind, dat u begeleidt.
In dit document wordt de standaard ontwikkeling van kinderen van 0 tot 21 beschreven.
In deze ontwikkeling worden een aantal fasen onderscheiden, deze zijn:
0 - 2 jaar Baby’s
2 - 6 jaar Peuters en kleuters
6 - 12 jaar Schoolkind
12 - 21 jaar Adolescent
Kinderen ontwikkelen zich op velerlei gebied.
Ik licht toe hoe de ontwikkeling verloopt.
Simone Meevissen
Stagiaire Buddyzorg Limburg, 2015 - 2016
Ter bevordering van het leesgemak staat alles over het kind in de ‘hij’ of ‘het’ vorm beschreven.
1
BELANGRIJKE BEGRIPPEN VOORAF
U zal vaak de volgende begrippen tegenkomen:
Fysieke ontwikkeling De ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam; zoals de
hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en
slaap.
Cognitieve ontwikkeling De ontwikkeling die betrekking heeft op de manier waarop het gedrag van mensen wordt
beïnvloed. Denk ook aan de ontwikkeling van verstandelijke vermogens; zoals leren, het
geheugen, het vermogen tot het oplossen van problemen en intelligentie.
Sociale en persoonlijkheidsontwikkeling De ontwikkelingen -in de verschillende groeifasen- ten aanzien van het vermogen om sociale
relaties aan te kunnen gaan; de mogelijkheid tot interactie met anderen en de groei en
ontwikkeling van duurzame eigenschappen die maken dat de een anders is dan de ander.
Overige begrippen die in dit document behandeld worden, zal ik uitleggen in de hoofdstukken.
2
BABY’S
Hiermee bedoelen we kinderen in de leeftijd van 0 tot 2 jaar.
Baby’s maken een grote ontwikkeling door: van de eerste ‘huil’
tot eerste ‘stapjes’.
In de eerste twee levensjaren legt een baby de basis van zijn
ontwikkeling voor het verdere leven. Het is van groot belang
dat een baby opgroeit in omstandigheden waarin hij zich
optimaal kan ontwikkelen.
DE FYSIEKE ONTWIKKELING
De fysieke ontwikkeling van een baby gaat razendsnel. Bij de geboorte weegt een baby circa 3,5 kilo
en is hij circa 50 cm lang. Wanneer hij 5 maanden oud is, heeft hij zijn geboortegewicht verdubbeld.
Op 1 jarige leeftijd is zijn geboortegewicht verdriedubbeld. Deze snelle toename in gewicht zal iets
verminderen na zijn 1e verjaardag. Op 2 jarige leeftijd weegt hij circa 4 keer zijn geboortegewicht.
Ook de groei gaat razendsnel. In zijn 1e levensjaar groeit hij circa 25 cm.
Op zijn 2e verjaardag zal hij ongeveer 90 cm lang zijn.
In de volgende tabel is deze gewichtstoename en groei goed zichtbaar.
Geboorte 5 maanden 1 jaar 2 jaar
Lengte 50 cm - 75 cm 90 cm
Gewicht 3,5 kilo 7 kilo 10 kilo 14 kilo
Ook de motoriek (het kunnen bewegen en het kunnen combineren van bewegingen) kent grote
veranderingen in de babytijd. Wij maken onderscheid tussen de grove en fijne motoriek. Onder de
grove motoriek verstaan wij ‘grote’ bewegingen zoals kruipen. Onder de fijne motoriek verstaan wij
‘kleinere’ bewegingen zoals een hand openen.
Een aantal mijlpalen in de motorische ontwikkeling van kinderen zijn weergegeven in afbeelding 1.
Ook hierbij moet gezegd worden dat dit gemiddelden zijn.
Volgens de gemiddelden zou een kind van 12 maanden bijvoorbeeld los moeten kunnen lopen. Uit
cijfers blijkt dat dit maar bij 50% van de kinderen het geval is. Zo loopt een kwart van de kinderen al
met 11 maanden alleen en 90% van de kinderen doet dit pas met 14 maanden.
In de fijne motoriek zijn ook een aantal mijlpalen te herkennen. Deze zijn:
Gemiddelde leeftijd
in maanden
Vaardigheid
3 Opent hand duidelijk
3,5 Grijpt rammelaar
8,5 Grijpt met duim en wijsvinger
11 Houdt potlood op de juiste manier vast
14 Bouwt toren van twee blokken
16 Plaatst stokjes in gaatjes
24 Imiteert lijnen op papier
33 Kan cirkel natekenen
3
Afbeelding 1
4
DE COGNITIEVE ONTWIKKELING
Ook een baby laat gedrag zien en leert.
Zo zal hij in de eerste maand leren eenvoudige reflexen te gebruiken. Een voorbeeld is de
zuigreflex: een baby leert dat hij moet zuigen om te drinken. Hij gaat dan ook op alle objecten zuigen
omdat hij nog geen onderscheid kan maken tussen verschillende voorwerpen.
Tussen 4 en 8 maanden leert hij de wereld om zich heen kennen en gaat erop in te spelen.
Prettige gebeurtenissen -per toeval ontdekt- worden herhaald. Voorbeelden zijn het schudden met
een rammelaar of geluidjes maken. Ze vinden dit fijn en/of merken dat de omgeving reageert en
gaan dit gedrag herhalen en verder uitbouwen.
Tussen 8 en 12 maanden worden bovenstaande gebeurtenissen meer ‘gecontroleerd’
uitgevoerd. Een baby is niet meer gericht op één onderdeel. Een voorbeeld hiervan is dat hij een
speeltje weg zal duwen om een ander speeltje, dat daar onder ligt, te kunnen pakken.
Tussen 12 en 18 maanden voeren baby’s ‘mini experimenten’ uit. Ze zijn nieuwsgierig naar
het onverwachte en onbekende. Een voorbeeld hiervan is dat een baby steeds op een andere manier
een speeltje weggooit, om zo te kijken wat er gebeurd.
Tussen de 18 en 24 maanden begint het echte denken. Baby’s kunnen zich een innerlijke
voorstelling maken van ‘iets’. Een voorbeeld is een bal die onder de bank rolt. Een baby weet in deze
fase dat de bal er onderdoor rolt en waar hij ongeveer uit zal komen. De bal is dus niet weg.
Deze ontwikkeling is ook belangrijk om mentale representaties te maken: het doen alsof. Een baby
kan nu ‘doen alsof’ hij in een auto rijdt, terwijl hij in de kamer op de grond zit. Ook kunnen zij
bijvoorbeeld iemand nadoen die op dat moment niet aanwezig is.
De kwantitatieve (hoeveelheid) verbeteringen in de cognitieve ontwikkeling van een baby kunnen
vergeleken worden met een computersysteem dat steeds ‘geüpgraded’ (toevoegen van
geheugencapaciteit) wordt. De hoeveelheid informatie die baby’s op kunnen slaan wordt dus steeds
groter.
Niemand kan alle informatie die hij hoort opslaan, ook dit is vergelijkbaar met een computersysteem.
Van alle informatie die je hoort, ‘codeer’ je een gedeelte dat belangrijk is. Deze informatie wordt
opgeslagen op de ‘harde schijf’ en kan terugzocht worden op het moment dat het nodig is.
Hoe ouder een baby wordt, des te meer informatie hij kan opslaan.
Ook wat betreft communicatie maken baby’s een grote ontwikkeling door. Zij beginnen met
communiceren door middel van gezichtsuitdrukkingen, gebaren, geluiden enz. Als gevolg hiervan
gaan zij ‘brabbelen’; dit zijn klanken die lijken op spraak maar nog betekenisloos zijn.
Ze herhalen bijvoorbeeld steeds dezelfde klinker: ‘ee - ee - ee’.
Na 5 maanden worden deze geluiden uitgebreid: ‘bee - bee - bee’.
Het eerste echte woordje komt meestal tussen 10 en 14 maanden, maar dit woordje wordt vaak voor
meerdere voorwerpen en/of mensen gebruikt.
Van deze één-woord zinnen, leert een baby twee-woord zinnen maken, gevolgd door de
telegramstijl: ik hond tekenen i.p.v. ik ben een hond aan het tekenen. Ze laten de niet noodzakelijke
woorden weg.
5
DE SOCIALE EN PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING
Iedereen weet dat baby’s bepaalde gezichtsuitdrukkingen kunnen maken waarmee ze emoties
proberen uit te drukken. Uit onderzoek blijkt dat kinderen geboren worden en kennis hebben van de
emoties: ‘belangstelling, stress en walging’. Andere emoties worden later ontwikkeld.
De meeste baby’s reageren in de eerste 6 maanden van hun leven positief op iedereen.
Na 6 maanden verandert dit vaak doordat baby’s vreemdenangst ontwikkelen. Dit betekent dat
kinderen voorzichtig en terughoudend zijn naar onbekenden. Oorzaak is dat baby’s rond deze tijd
personen leren onderscheiden. Ook dit is een gemiddelde en zal dus bij iedere baby in ‘n andere
mate te zien zijn. Een kind dat al veel met onbekenden te maken kreeg, zal minder angstig zijn.
Verder is ook gebleken dat kinderen vreemde vrouwen minder eng vinden dan vreemde mannen. De
angst is het minst voor kinderen waarschijnlijk omdat deze klein en minder intimiderend zijn?
Rond 7- 8 maanden ontwikkelt een baby scheidingsangst. De baby wordt bang op het moment dat de
vaste verzorger uit zijn zicht verdwijnt. Het kind is afhankelijk, ervaart zichzelf nog niet als individu en
heeft geen besef (inzicht, begrip en kan niet vragen of praten). Het kan alleen reageren met angst.
Rond 14 maanden is deze scheidingsangst het hevigst, daarna neemt dit af.
Scheidingsangst en vreemdenangst zijn voor het kind nare gebeurtenissen, maar normale
verschijnselen in de ontwikkeling van een baby. Het toont aan dat de sociale en emotionele band
met de vaste verzorger(s) goed is ontwikkeld.
Een baby leert continu en kan zich aarzelend of onzeker voelen in nieuwe situaties. Hij zoekt
daardoor doelbewust naar informatie. Bijvoorbeeld richt de baby zich op zijn gevoelens en kijkt naar
uitdrukkingen van anderen om onduidelijke situaties te kunnen inschatten of begrijpen. (Dit noem je
‘social referencing.’ Bijvoorbeeld de baby bekijkt de reactie en emotie van moeder om zó betekenis
aan een situatie te kunnen geven). Op deze manier communiceert een baby onbewust met de
mensen in zijn omgeving en kopieert gedrag.
Tussen 18 -24 maanden ontwikkelt een baby zelfbesef. De baby wordt zich bewust van zijn eigen
fysieke eigenschappen en capaciteiten en ziet in dat hij los staat van de rest van de wereld, hij is een
individu.
Een belangrijk punt in de ontwikkeling van kinderen is hechting.
Er zijn twee momenten waarop zichtbaar is aan wie een baby zicht hecht: als de baby van zijn
hechtingsfiguur wordt gescheiden zal hij herenigd willen worden én bij stress en nood zal een baby
zijn hechtingsfiguur opzoeken. De manier en kwaliteit van hechting zijn bepalend voor zijn toekomst.
Het bepaalt hoe hij met anderen om zal gaan en hoe hij zal reageren in situaties van scheiding en
verhoogde stress. Een baby die een veilige hechtingsperiode heeft doorlopen is te vergelijken met
een huis dat een stevige fundering heeft. Voordelen van een goede hechtingsperiode zijn: sociaal en
emotioneel vaardig zijn, meer ruimte om te exploreren en het beter kunnen opbouwen en
onderhouden van andere nieuwe relaties.
Daarnaast heeft ieder mens een bepaald soort temperament, zo ook een baby. Het is van belang als
ouder in te spelen op het temperament van het kind. Een rustige baby zal zich prettig voelen in een
omgeving waarin hij alles zelf op zijn gemak kan ontdekken en een drukkere baby heeft wat meer
begeleiding nodig.
6
WAT KAN IK AANBIEDEN? De activiteiten die je met baby’s kunt doen zijn divers. Kijk naar de mogelijkheden en interesses van
het kind. Een paar voorbeelden van activiteiten die je samen kunt doen zijn:
Voorlezen
Veel mensen denken dat een baby te jong is om te worden voorgelezen. Dit is niet waar.
Kinderen van 3 - 4 maanden kunnen al plaatjes kijken en het benoemen van het plaatje wekt de
interesse van het kind. Kies bijvoorbeeld een prentenboek en lees een paar minuutjes voor.
Kinderen van 9 - 10 maanden vinden vooral rijmverhaaltjes leuk.
Het belang van voorlezen is dat de taalontwikkeling wordt gestimuleerd. Zo leren zij nieuwe woorden
kennen en horen wat een goed lopende zin is. Ook leren zich concentreren en te luisteren. Ze
worden gestimuleerd hun fantasie te gebruiken.
Door samen met een kind te praten over het verhaal leert het de wereld kennen.
Als een kind moet worden opgenomen in het ziekenhuis, kun je dit uitleggen door er samen een
verhaaltje over te lezen. Zo weet een baby wat hem te wachten staat. (de Vos - van der Hoeven)
Een parcours maken
Zoals je hebt gelezen, maakt een baby grote sprongen in zijn ontwikkeling! De grove motoriek kun je
stimuleren door (samen) een parcours te maken. Dit kan door een aantal schuimblokken neer te
leggen waar hij overheen kan kruipen, mee kan gooien of op een andere manier kan ontdekken. Bij
een wat oudere baby kan het parcours worden uitgebreid met een hoepel waar hij doorheen moet
kruipen, schuimblokken waar hij overeen kan kruipen en een matras waarop hij kan bewegen.
De veiligheid moet gewaarborgd worden. Kijk uit met harde voorwerpen of een harde ondergrond.
Knoeien met ..
De fijne motoriek kun je stimuleren door een baby kennis te laten maken met bepaalde stoffen.
Denk aan scheerschuim, verf, water, zeep, zand, modder enz.
Vragen die je aan een wat oudere baby kunt stellen om hem te stimuleren zijn:
is het koud of warm? Zacht of hard? Welke kleur heeft het?
Kun je er mee bouwen of tekenen?
Ook altijd goed opletten dat het veiligheid is. Zorg
er voor dat het kind niet-eetbare stoffen niet in zijn
mond doet.
Knutselen
Knutselen kun je op veel manieren en met
veel verschillende soorten materialen.
Voorbeelden zijn kleuren, verven, krijten,
knippen en plakken enz. Op internet zijn veel
knutsel ideeën te vinden, bijvoorbeeld op de site:
http://www.knutselopdrachten.nl/knutselen/knuts
elidee_overige/
7
EUTERS EN KLEUTERS. In dit hoofdstuk gaan wij het hebben over de
peuter- en kleutertijd. De kinderen in deze
fase zijn 2 tot 6 jaar oud.
De peuter- en kleutertijd is een spannende periode
voor kinderen. Ze ontdekken en verkennen de
fysieke en sociale omgeving.
Voor ouders betekent dit een periode waarin hun
kind veel leert, maar waarin ze ook extra moeten
letten op de veiligheid van hun kind. Een kind dat
overal op probeert te klimmen heeft meer toezicht
nodig omdat de kans bestaat dat hij valt.
DE FYSIEKE ONTWIKKELING
Afbeelding 2
Zoals in afbeelding 2 is
weergegeven worden kinderen in
de peuter- en kleutertijd
gemiddeld 8 tot 9 kilo zwaarder.
Ze groeien zo’n 30 tot 40 cm.
Dit zijn gemiddelden. Kinderen
kunnen afwijken van de
groeicurven.
Grote verschillen zie je
bijvoorbeeld bij kinderen uit
ontwikkelingslanden. Zij zijn vaak
kleiner en lichter.
Verder ontwikkelt het lichaam van
een kind in deze fase zich doordat
het steeds meer op dat van een
volwassene gaat lijken.
Ze verliezen hun ronde mollige
vormen en worden sterker door de
ontwikkeling van spieren.
8
De hersenen van een kind in de kleuterfase ontwikkelen zich razendsnel. Daardoor ontwikkelen ook
hun zintuigen steeds beter. In het begin hebben kleuters bijvoorbeeld veel moeite om groepjes
kleine letters (woord) te lezen. Ze richten zich vaak alleen op de eerste letter van een woord en
raden de rest. Pas als zij een jaar of 6 zijn ontwikkelen ze het vermogen voor ‘scherp stellen’ en
‘scannen.´
Peuters zien samengestelde objecten als losse onderdelen.
Een leuke truc die je uit kunt proberen is:
Vraag de peuter wat ze zien op afbeelding 3
Een peuter/ kleuter zal zeggen: tomaat, peer,
wortel en kersen. Het kind ziet de ‘fruitvogel’ nog
niet ‘als geheel.’
Pas als een kind 7-8 jaar is, zal hij de losse
onderdelen als één object zien.
Naast het zicht, ontwikkelt zich ook het gehoor
steeds verder. Dit valt minder op, omdat het gehoor
vanaf de geboorte al aanwezig was.
Kinderen leren naarmate ze ouder worden geluiden
herkennen. De ontwikkeling van allerlei capaciteiten
gaat gepaard met het ontwikkelen van een ntuïtieve
afstemming op het gehoor.Dit proces wordt door de
hersenen gecoördineerd.
In onderstaande tabellen is te zien welke motorische vaardigheden een kind ontwikkeld.
De grove motoriek
3 jaar
4 jaar
5 jaar
Kan niet plotseling draaien of
stoppen.
Heeft meer controle over
stoppen, starten en draaien.
Kan effectief starten, draaien
en stoppen tijdens een
spelletje.
Kan 40 tot 60 cm ver springen.
Kan 60 tot 85 cm ver springen.
Kan met een aanloop 70 tot 90
cm ver springen.
Kan zelfstandig een trap
oplopen, waarbij beurtelings de
enge en de ander voet worden
gebruikt.
Kan met de ene voet na de
andere een lange trap aflopen,
hierbij moet hij wel worden
geholpen.
Kan zelfstandig een lange trap
oplopen.
Kan op één been hinken met
een onregelmatige reeks
sprongen en een aantal
variaties.
Kan vier tot zes stappen hinken
op één been.
Kan met gemak een afstand
van 5 meter hinken.
Afbeelding 3
9
De fijne motoriek
3 jaar
4 jaar
5 jaar
Knipt papier. Vouwt papier in driehoek. Vouwt papier in helften en in
kwarten.
Plakt met behulp van een
vinger.
Schrijft naam. Tekent een driehoek,
rechthoek en een cirkel.
Bouwt een brug met drie
blokken.
Rijgt kralen. Gebruikt een potlood op de
juiste manier.
Tekent rondjes en plusjes. Kopieert kruisjes. Maakt objecten van klei.
Tekent poppetjes. Bouwt een brug met vijf
blokken.
Schrijft letters na.
Schenkt vloeistof uit een kruik
zonder te morsen.
Schenkt zonder te morsen. Schrijft twee korte woorden na.
Maakt een eenvoudige puzzel. Opent knijpers en breng ze op
de juiste manier aan.
In deze motorische vaardigheden zijn genderverschillen te zien. Jongens zijn over het algemeen
sterker en hebben een hoger activiteitenniveau. Meisjes zijn beter in activiteiten waarbij coördinatie
van armen en benen nodig is.
Naast deze genetische factoren, spelen ook sociale factoren mee. Hoe ouder een kind wordt, hoe
meer ‘jongens- of meisjesdingen’ van hun worden verwacht. Bij jongens is het bijvoorbeeld normaler
om in bomen te klimmen, waardoor zij deze technieken vaker oefenen en dus beter zullen
ontwikkelen. Een meisje waarvan wordt verwacht dat ze meer knutselt zal haar fijne motoriek beter
ontwikkelen.
Een ander punt, waar vooral ouders in deze fase mee bezig zijn is het zindelijk worden.
Ouders maken zich om deze kwestie vaak zorgen. Er zijn echter maar weinig opvoedvragen waar op
zoveel verschillende antwoorden zijn. De een zegt dat een kind van 18 maanden zindelijk moet zijn;
de ander dat dit met 36 maanden zo moet zijn. De huidige richtlijnen in Nederland geven aan dat er
geen vast moment is maar dat het kind er klaar voor moet zijn.
Vanaf 12 maanden krijgt een kind pas enige controle over ingewanden zoals de blaas.
In de 6 maanden die daarop volgen is deze controle nog minimaal.
Als ouder kun je het beste het tempo van het kind als uitgangspunt nemen en het kind hierin volgen.
Vaak geeft een kind zelf aan wanneer het zindelijk wil worden. Kinderen die hieraan toe zijn, blijven
droog tijdens hun middagslaapje of blijven minstens 2 uur droog. Daarnaast geven zij zelf aan
wanneer ze naar de wc moeten, willen zij hun luier graag inwisselen voor ondergoed en vinden zij
het vervelend om een vieze luier te dragen. Een kind moet dus fysiek én emotioneel klaar zijn om
zindelijk te worden. Aandringen of dwingen heeft geen zin. Belonen als het gelukt is, daar in tegen
10
wel. Ook is het goed te weten dat kinderen die overdag zindelijk zijn dit ’s nachts nog niet (hoeven
te) zijn. Dit kan zelfs nog enkele maanden of jaren duren.
Verder heeft een kind aan het eind van de kleuter- en peutertijd, een duidelijke voorkeur voor links-
of rechtshandigheid.
DE COGNITIEVE ONTWIKKELING Een kind in de kleuter- en peutertijd leert symbolisch denken, ontwikkelt het vermogen om te
redeneren en het gebruik van begrippen neemt toe. Een voorbeeld is dat een kind zijn dansende
tante nadoet terwijl zijn tante hier niet bij aanwezig is. Het kind gaat uit van zijn eigen mentale
voorstelling.
Kinderen in deze leeftijd vinden het nog lastig vinden om zich op meer dan één aspect van een
bepaald iets te richten. Een voorbeeld is weergegeven in afbeelding 4.
Kinderen tussen de 2 – 6 jaar zijn enorm nieuwsgiering. Ze zoeken voortdurend antwoorden op
allerlei vragen of bedenken vragen en soms ook antwoorden. De ‘waarom- vragen’ zijn alom bekend:
Waarom is de lucht blauw? Antwoord.
Vraag : Waarom?
Waarom gaat dat zo? Antwoord.
Vraag: Waarom? Etc.
Kinderen in deze leeftijd gaan ook steeds complexere zinnen maken en breiden hun woordenschat
uit. Als een kind 6 jaar oud is, heeft het een vocabulaire van ongeveer 14.000 woorden.
Een snelle rekensom laat zien dat kinderen in deze leeftijd ongeveer 10 woorden per dag leren!
Tot het 3e jaar praten veel kinderen tegen zichzelf, bijvoorbeeld als ze een puzzel maken: ‘Dit stukje
past niet, daar wel?’ Dit doen zij om eigen gedachten en gedrag sturing te geven. Tot hun 3e jaar
praten kinderen vooral omdat ze het leuk vinden, het maakt niet uit of een ander hun begrijpt of
niet. Daarna verandert dit. Ze beginnen zich op anderen te richten en willen ook dat anderen
luisteren en hen begrijpen.
Afbeelding 4
Het meisje zag deze man met baard en rode trui aan
voor de Kerstman. Dit meisje heeft dus nog niet het
vermogen om zich op meerdere aspecten van de
man te richten. Zij richt zich alleen op zijn baard en
de rode trui en die zijn volgens haar van de
Kerstman!
Een ander kenmerk van kinderen in de peuter- en
kleutertijd is dat zij zich niet in anderen kunnen
verplaatsen. Zij kunnen alleen vanuit hun eigen
perspectief dingen bekijken en snappen.
Zij kunnen zich nog niet realiseren dat andere
mensen andere gedachten, gevoelens en
standpunten hebben dan zij.
Een voorbeeld hiervan is een kind dat verstoppertje
speelt en daarbij alleen het gezicht bedekt. Het kan
zelf de rest van de wereld niet zien, dus gaat het er
vanuit dat een ander hem ook niet kan zien.
11
DE SOCIALE EN PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING
Kinderen in de leeftijd 2-6 jaar gaan ‘naar zichzelf’ kijken. Ze ontwikkelen het besef dat ze
zelfstandige personen zijn en beginnen beslissingen te nemen. Er ontstaat geleidelijk al een vorm van
het soort persoonlijkheid dat ze zijn/ zullen worden. Het is van belang dat ouders het initiatief dat
hun kinderen tonen stimuleren en ondersteunen.
Kinderen in deze leeftijd zijn over het algemeen positief over hun zelfbeeld. Ze overdrijven hier vaak
in zelfs als ze al eens eerder hebben gefaald. Een voorbeeld is een jongen die gaat voetballen, hij is
de beste en zal iedereen verslaan, ook al heeft hij de vorige wedstrijd verloren.
Cultuur speelt ook een rol.
In onze Westerse cultuur wordt er meer van het individu uitgegaan: wat maakt jou anders dan de
rest? In Oosterse culturen is dit anders, daar zijn mensen meer collectivistisch georiënteerd. Daar is
het van belang dat een kind zich aanpast aan de rest.
Vriendschap begint ook een rol te spelen. Ze ontdekken dat het leuk is om met leeftijdsgenootjes om
te gaan. Rond hun 3e jaar beginnen kinderen vriendschappen te ontwikkelen. Ouders nemen de rol
van verzorger, beschermer en begeleider op zich, maar een leeftijdsgenootje wordt een metgezel. Ze
vermaken zich samen door te spelen.
Het spelen ontwikkelt van ‘naast elkaar zitten spelen’, ‘met het zelfde materiaal spelen zonder
interactie’, naar ‘samen spelen’.
Ook ontstaat moreel besef. Het kind leert wat ‘goed’ en ‘fout’ is. In eerste instantie houden zij erg
vast aan deze ‘labels’. Er is maar één manier ‘goed’ of ‘fout’. Dit kan voor conflicten zorgen.
Als kinderen ouder worden beseffen zij dat meerdere manieren juist kunnen zijn.
Dit gegeven zorgt er voor dat kinderen ‘streng’ voor zichzelf en anderen kunnen worden. Als er een
fout wordt gemaakt, moet deze bestraft worden. Ook als dit per ongeluk was.
Kinderen kunnen daarom bang worden als zij bijvoorbeeld per ongeluk een kopje omstoten.
‘Empathie’ en ‘sociaal leren’ spelen een rol bij het vormen van morele ontwikkeling.
Het feit dat kinderen zich ‘leren inleven in een ander’ zorgt ervoor dat zij vaker de ‘juiste’ keuze
zullen maken. Als zij hiervoor worden beloond (sociaal leren) zullen zij dit vaker doen.
WAT KAN IK AANBIEDEN?
De activiteiten die je met peuters en kleuters kunt doen zijn divers. Kijk altijd naar de mogelijkheden
en interesses van het kind. In deze ontwikkelingsfase speelt veiligheid ook een grote rol! Een paar
voorbeelden van activiteiten die je samen kunt doen zijn:
Knutselen met eten
Er zijn veel recepten waarbij de fantasie van kinderen kan
worden gestimuleerd en hun enthousiasme de vrije loop
kan nemen.
Een voorbeeld is het maken van een ‘peperkoekhuisje’.
Hoe dit huisje wordt gemaakt en welke ingrediënten er
gebruikt worden kan aan het kind overgelaten worden.
Door het kind zelf keuzes te laten maken, kan het er alle
enthousiasme en fantasie in kwijt! Andere gerechten
kunnen fruitmannetjes of een zelfgemaakte pizza zijn.
12
Een parcours maken
Ook bij kleuters valt een parcours maken in de smaak. Naast
dat het goed is dat het kind beweegt, stimuleer je ook grove
motoriek. Hoe het parcours opgesteld wordt is afhankelijk van
het kind. Wat kan het al? Wat kan het bijna en op welke
manier kun je het kind uitdagen om te leren? Vaak is het leuk
om eens iets anders dan hoepels, pionnen en een bal te
gebruiken. De afbeelding hiernaast biedt ’n leuke tip!
Laat het kind, als het ertoe in staat is, zoveel mogelijk
meedenken en meebeslissen! Vaak zien zij leuke
mogelijkheden waar een volwassene niet eens aan gedacht
heeft!
Rollenspellen
Op deze leeftijd maken kinderen veel gebruik van fantasie. Door rollenspellen met hen te spelen,
stimuleer je dit en wordt duidelijk waar het kind ‘mee bezig is’.
Rollenspellen kunnen op verschillende manieren gespeeld worden. Denk aan een poppenkast, een
verkleedpartij, een spel met knuffels enz.
De handpoppen die je bij een poppenkast gebruikt, kun je zelf maken met het kind. Een oude sok,
wat knopen, wol en wat stof is voldoende!
Schatkaart maken en schat zoeken
Het maken van een schatkaart kan zowel binnen als buiten. Maak samen met het kind een schatkaart
waarbij je bijvoorbeeld bepaalde punten tekent (de trap, die ene dikke boom, het beekje, zijn
slaapkamer enz.). Als de schatkaart af is, kan er worden gezocht naar de schat!
Succes gegarandeerd!
13
SCHOOLKIND
In dit hoofdstuk gaan wij het hebben over de
fase schoolkinderen. De kinderen in deze
fase zijn 6 tot 12 jaar oud.
Deze kinderen maken veel ontwikkelingen
door. Zo ontwikkelt hun motoriek, hun
taalgebruik en hun vermogen om zich in
anderen te verplaatsen. Ook ontstaan er
vriendschappen en krijgen zij een andere rol
binnen het gezin.
DE FYSIEKE ONTWIKKELING Kinderen in deze levensfase groeien circa 5 tot 7 cm per jaar. Als ze 11 jaar oud zijn, zijn ze circa 1.50
meter lang. 11 Jarige meisjes zijn meestal groter dan hun mannelijke leeftijdsgenootjes omdat zij iets
eerder beginnen aan hun groeispurt, ongeveer rond hun 10e jaar. Gemiddeld gezien is dit de enige
periode in hun leven dat dit zo is. Over het algemeen zijn jongens groter.
Kinderen in deze fase worden circa 2 tot 3 kilo per jaar zwaarder. Zij krijgen een gespierder lichaam
en ontwikkelen kracht.
Bovenstaande cijfers zijn gemiddelden. Er is een grote groep kinderen die groter, kleiner, lichter of
zwaarder is. Het is niet abnormaal als een kind 20 cm groter is dan zijn leeftijdsgenoot.
Afbeelding 5
Voeding heeft grote invloed op het gedrag, de
ontwikkeling, de botten en het gebit van kinderen.
In afbeelding 5 is zichtbaar wat voeding voor het
gedrag van een kind kan betekenen.
Uit onderzoek is gebleken dat goede voeding
invloed kan hebben op cognitieve prestaties.
Goede voeding is van groot belang voor kinderen.
Ouders kunnen kinderen op deze leeftijd een
gezond levenspatroon aanbieden. Zorg
bijvoorbeeld voor voldoende gezonde voeding in
huis, regelmatige beweging en gewenning hieraan!
Ook het gebit van een kind in deze fase verandert.
Tussen het 6de
en 11de
levensjaar wisselt een kind
ongeveer vier tanden per jaar.
14
De motoriek van het schoolkind verbetert in snel tempo. De sportieve vaardigheden spelen tijdens
de groei een grote rol. De manier waarop ze naar zichzelf kijken en hoe anderen naar hun kijken,
wordt vooral door deze sportieve vaardigheden bepaalt.
De grove motoriek maakt in deze fase grote sprongen zoals in afbeelding 6 zichtbaar is:
Afbeelding 6
Ook de fijne motoriek kent een groei in deze fase. Zo leert een kind van 7 jaar veters strikken en
knopen dicht maken; een 8 jarige handen onafhankelijk van elkaar te gebruiken en een 12 jarige
hanteert objecten bijna net zo goed als een volwassenen.
Door deze grote motorische ontwikkeling worden kinderen meer kwetsbaar. Hun actieradius wordt
groter. Ze leren bijvoorbeeld fietsen en gaan deelnemen aan het verkeer. Het is belangrijk dat een
kind hierin wordt begeleidt. In het begin zal hij bijvoorbeeld slingeren, geen hand uitsteken en/of
afstanden verkeerd inschatten. Factoren die risico’s met zich meebrengen!
DE COGNITIEVE ONTWIKKELING
Kinderen in deze leeftijdsfase leren het actief en juist gebruiken van logica. Jongere kinderen zullen
bij twee verschillende glazen met dezelfde hoeveelheid vocht erin, niet geloven dat er dezelfde
hoeveelheid inzit. Kinderen in deze leeftijd begrijpen dat de vorm van het glas niet uitmaakt. In het
begin zullen zij nog niet uit kunnen leggen waarom dit zo is, maar later zullen zij dit ook kunnen.
Schoolkinderen kunnen in gedachten een handeling terugdraaien. Een bolletje klei dat tot een sliert
is uitgerold kan dus ook weer in een bolletje.
Ook leren zij bijvoorbeeld dat als 5+3=8, dan is 3+5 óók 8 is.
Ook het geheugen verbetert. Ze leren strategieën gebruiken om iets te onthouden. Ze herhalen
bijvoorbeeld datgene wat ze moeten leren of beheersen en/of maken gebruik van ezelsbruggetjes.
15
Ook wat betreft taalontwikkeling maken deze kinderen weer grote sprongen. Hun vocabulaire breidt
zich opnieuw uit en het gebruik van grammatica verbetert. In het begin van deze fase gebruiken zij
vooral de actieve vorm (Jan liet de hond uit) in plaats van de passieve vorm (de hond werd uitgelaten
door Jan). Ook gebruiken zij in het begin nog geen voorwaardelijke bijzinnen zoals ‘Als Saar de was
aanzet, haal ik hem er straks uit’.
Als kinderen in groep 3 zitten, spreken de meeste kinderen goed. Wel kunnen zij nog moeite hebben
met bepaalde klanken, de ‘r-klank’ of de ‘sch- klank’ bijvoorbeeld. Zij hebben daar moeite mee
omdat deze klanken pas later worden ontwikkeld.
In deze levensfase leren kinderen dat je naar elkaar moet luisteren, ook al passen ze dit nog niet
altijd toe. Zo zullen jonge schoolkinderen wel tegen elkaar praten, maar niet altijd op elkaar
reageren. Zij kunnen tegen elkaar praten over een verschillend onderwerp. Later worden reacties op
elkaar afgestemd.
Een ander onderdeel dat ook in deze levensfase
aan bod komt is het IQ en de waarde die
hieraan gegeven wordt. Van belang om te
weten is dat benadering grote invloed kan
hebben.
Zie afbeelding 7.
In deze afbeelding is duidelijk zichtbaar dat de
benadering van invloed is. Uit onderzoek blijkt
dat als een opvoeder bepaald gedrag van zijn
kind verwacht, dit waargemaakt kan worden.
Een opvoeder die denkt dat zijn kind niets kan,
straalt dit uit naar het kind. Het zelfbeeld van
het kind zal verminderen, zijn motivatie zal
verminderen omdat hij het idee krijgt dat hij het
toch niet kan en uiteindelijk zullen zijn
prestaties / het gedrag afnemen.
Gelukkig werkt dit ook andersom.
Een kind dat gestimuleerd wordt; waarin wordt
geloofd, zal zich positiever voelen, meer kansen
grijpen en betere resultaten behalen.
Als opvoeder/ begeleider is het goed je hiervan
bewust te zijn!
DE SOCIALE EN PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING
In deze fase ontwikkelen kinderen competenties waarmee ze problemen aankunnen; zoals
problemen met ouders, school, leeftijdsgenoten en de wereld om hen heen.
Ze proberen niet alleen informatie tot zich te nemen, maar ook hun plek te vinden in de sociale
wereld.
Succeservaringen zorgen ervoor dat een kind zich prettig voelt.
Minder goede ervaring zorgen ervoor dat een kind zich minder goed voelt.
Afbeelding 7
16
Kinderen in deze leeftijd zijn veel bezig met het vinden van een antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’
De manier waarop ze zichzelf beschrijven, verandert telkens.
Een 6 jarige zal bijvoorbeeld zeggen dat hij snel kan rennen of goed kan tekenen;
een 12 jarige zegt bijvoorbeeld dat hij zorgzaam, slim of vriendelijk is.
Kinderen in deze leeftijd worden zich bewust van het feit dat ze goed zijn in het een en minder goed
in het ander. Zo kunnen zij bijvoorbeeld tevreden zijn over hun prestaties bij het vak tekenen, maar
ontevreden zijn over hoe goed ze in wiskunde zijn. Veelal geven kinderen het antwoorden op deze
vragen door middel van vergelijking. Ze vergelijken zichzelf met hun leeftijdsgenoten en trekken
vanuit conclusies of ze ergens goed of niet goed in zijn.
Mede door bovenstaande ontwikkelingen krijgen kinderen een bewuster gevoel van eigenwaarde.
De grootte van hun eigenwaarde heeft invloed op hun ontwikkeling. Zo bestaat er bijvoorbeeld de
cyclus van mislukking en de cyclus van succes. Deze is in afbeelding 8 weergegeven. Om deze
afbeelding duidelijk uit te kunnen leggen staat onder de afbeelding een voorbeeld beschreven.
Afbeelding 8
‘Mark heeft een chronisch gebrek aan eigenwaarde en binnenkort een rekentoets. Omdat Mark een
chronisch gebrek aan eigenwaarde heeft, denkt hij dat hij deze toets toch niet zal halen. Door deze
gedachte wordt Mark zenuwachtig, hierdoor kan hij zich niet goed concentreren en lukt het focussen
op de leerstof niet zo goed. Daarnaast denkt Mark dat het leren geen zin heeft, want hij zal de toets
toch niet halen. Uiteindelijk zullen al deze factoren ervoor zorgen dat hij zijn toets ook daadwerkelijk
slecht maakt en wordt zijn gedachtegang bevestigd. Het ‘falen’ tijdens deze toets versterkt zijn
chronisch gebrek aan eigenwaarde weer waardoor hij in de ‘cyclus van mislukking’ terecht zal
komen.
17
Tijdens de fase van het schoolkind gaat ook vriendschap een steeds grotere rol spelen. Vriendschap
speelt namelijk een grote rol in de ontwikkeling van kinderen. Door het aangaan en onderhouden
van vriendschappen leren kinderen hoe de wereld in elkaar zit en hoe andere mensen zijn of denken.
Vriendschap kan er voor zorgen dat kinderen minder stress ervaren omdat zij emotionele steun
vanuit hun vrienden krijgen.
Vriendschap is in 3 fasen in te delen.
1. Vriendschap gebaseerd op het gedrag van anderen.
Kinderen in dit stadium zijn ongeveer 4 tot 7 jaar oud. Ze geven de naam ‘vriend’ aan
iemand die hen aardig vindt en met wie ze spelen of speelgoed delen.
2. Vriendschap gebaseerd op vertrouwen.
Kinderen in dit stadium zijn ongeveer 8 tot 10 jaar oud. Wanneer zij iemand als
vriend beschouwen, laten zij persoonlijke eigenschappen en kenmerken meewegen.
Het belangrijkste in deze fase is het vertrouwen. Ze zien een kind dat er voor je is als
je hem nodig hebt, als vriend. Als dit vertrouwen eenmaal verbroken is, is dit moeilijk
te herstellen.
3. Vriendschap gebaseerd op psychische nabijheid
Kinderen in dit stadium zijn 11 tot 15 jaar oud. Deze fase van vriendschap is te
vergelijken met de manier waarop volwassenen naar vriendschap kijken. Intimiteit
en loyaliteit zijn de belangrijkste kenmerken in deze fase van vriendschap. Ze leren
welk gedrag ze in vriendschap waarderen en zoeken hierop vrienden uit.
In de fase van het schoolkind kijken jongens en meisjes negatief tegen elkaar aan. Meisjes vinden
jongens ‘stom’ en andersom. Hun netwerk bestaat op deze leeftijd dan meestal ook alleen uit
vrienden van hun eigen geslacht. Vooral bij jongens is status een belangrijk onderdeel en is in
vriendengroepen duidelijk zichtbaar wie ‘de baas’ is. Bij meisjes ligt dit in deze fase anders. Zij
hebben vaak een kleiner sociaal netwerk. Dit bestaat uit één of twee goede vriendinnen die een
soortgelijke status hebben. Ook het oplossen van conflicten gebeurt op een andere manier. Jongens
zullen sneller fysiek reageren en maken ruzie. Meisjes zullen sneller naar een compromis zoeken.
Een onderwerp dat hierop goed aansluit is pesten, wat veelvuldig voorkomt in deze fase. Pesten kan
op veel manieren: vervelende opmerkingen maken, spullen van de ander verstoppen of vernielen,
uitschelden of fysiek geweld bijvoorbeeld. Van belang is hierover te spreken en naar een oplossing
voor het pestgedrag, voor zowel degene die pest als degene die gepest wordt, te zoeken.
Het gezin verandert ook steeds meer in deze fase. Daar waar ouders eerst de volledige regie over
hun kind hadden, moeten zij deze nu steeds meer uit handen geven. Hun kinderen worden
zelfstandiger en gaan eigen beslissingen maken. Ook broers en zussen hebben veel invloed, deze kan
zowel negatief als positief zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld een vriend of vriendin worden, maar kunnen
ook zorgen voor conflicten in het gezin.
18
WAT KAN IK AANBIEDEN? De activiteiten die je met basisschoolkinderen kunt doen zijn divers. Het wordt steeds belangrijker
rekening te houden met persoonlijke interesses en mogelijkheden van het kind. Kinderen in deze
leeftijd vinden het vooral leuk met leeftijdsgenootjes te spelen, dat maakt het als buddy wel eens
lastig. Toch zijn er een aantal dingen die je samen met deze kinderen kunt doen.
Buitenspelen
Buiten kunnen er veel spelletjes gespeeld worden. Denk daarbij aan hutten bouwen, voetballen,
skaten, een hinkelbaan maken, verstoppertje spelen, tikkertje enzovoort. Deze spellen zullen vooral
bij jongere kinderen in de smaak vallen.
Bakken en koken
In dit hoofdstuk heb ik beschreven wat het belang van goede voeding is. Daar tegenover staat dat
kinderen natuurlijk wel eens mogen snoepen. Door samen te bakken of koken kan het kind nieuwe
smaken leren kennen. Het is een goede activiteit om te laten zien hoe je gezonde voeding kunt
serveren. Tijdens het koken kun je ook makkelijker een gesprek aanknopen en moeilijkere
onderwerpen bespreekbaar maken. De sfeer blijft gezellig en ongedwongen, omdat de activiteit de
rode draad is! Het tv programma ‘De taarten van Abel’ is hiervan een voorbeeld:
http://www.taartenvanabel.nl/site/
Muziek maken
Is jouw maatje muzikaal aangelegd of vindt hij
muziek leuk? Maak samen muziek! Dat kan natuurlijk
op echte instrumenten, maar je kunt ze ook zelf
maken. Denk aan een dichtgeplakt wc rolletje met
rijst erin. Ook kun je kinderen mee laten denken.
Creatief zijn
Creatief kun je op veel verschillende manieren zijn.
Verven, kleuren, muziek maken, dichten, kleien, breien, haken, naaien, knippen en plakken enz. Kijk
wat het kind leuk vind en wat het doel is. Gaat het puur om gezelligheid? Of wil je dat het kind iets
over zichzelf laat zien door middel van deze activiteit zodat je weet wat er in hem omgaat of hoe hij
naar zichzelf kijkt?
Het digitale tijdperk, maak er gebruik van!
Kinderen groeien op in een digitaal tijdperk. Sommige scholen gaan zelfs over op I-pads. Ook
‘vloggen’ is populair! Dat is een filmpje waarin iemand iets laat zien en uitlegt en dit plaatst op ‘social
media’. Als de interesse van het kind op dit vlak ligt, kan hier gebruik van worden gemaakt. Uiteraard
is het van belang om een kind voldoende beweging aan te bieden, maar dit is te combineren. Een
jongen (11) kan een vlog over voetbal maken. In zijn vlog kan hij laten zien wat hij doet en trucjes
voordoen. Ook zijn er internetprogramma’s, waarbij je een ‘schat’ kunt zoeken. Dit zijn GPS -
speurtochten die je samen met een jongere kunt doen.
Belangrijk is dat internet een wereldwijd medium is. Kinderen kunnen de gevolgen van verkeerd
mediagedrag niet overzien. Filmpjes die ze nu plaatsen, zijn terug te vinden als zij solliciteren. Houd
hier rekening mee en vraag altijd toestemming aan ouders/verzorgers bij het gebruik maken van
dergelijke (sociale) media.
19
ADOLESCENT In dit hoofdstuk gaan wij het hebben
over de adolescentie fase. De kinderen/jongere in deze
fase zijn 12 tot 21 jaar oud.
Deze jongeren maken ontzettend veel verschillende
ontwikkelingen mee. De adolescentie fase is de fase
tussen kindertijd en volwassenheid. Deze jongeren zijn
geen kind meer, maar ook nog niet volwassen. Dit is
voor zowel de jongere als voor zijn omgeving soms erg
lastig.
DE FYSIEKE ONTWIKKELING.
De fysieke groei van jongeren in de adolescentie gaat razendsnel. Bij meisjes begint de groeispurt
gemiddeld tijdens hun 10e levensjaar, zij groeien dan zo’n 9 cm per jaar.
Bij jongens begint deze rond hun 12e.
Ze groeien circa 12,5 cm per jaar. Dit duurt ongeveer tot hun
circa 16e jaar.
Een belangrijke fysieke ontwikkeling is de puberteit. In de puberteit worden geslachtsorganen
volledig ontwikkeld. Meisjes komen gemiddeld eerder in de puberteit dan jongens. Zo is de
gemiddelde leeftijd van meisjes die in de puberteit komen 11 of 12 jaar en bij jongens is dit 13 of 14
jaar. Ook dit zijn gemiddeld en dus kunnen er individuele verschillen zijn. Zichtbare kenmerken van
de puberteit bij meisjes zijn onder andere het ontwikkelen van borsten, beginnende menstruatie en
het krijgen van schaam- en okselhaar. Bij jongens zijn dit het krijgen van schaam-, oksel- en
gezichtshaar, het groeien en ontwikkelen van het geslachtsdeel en het krijgen van een zwaardere
stem.
Tijdens de puberteit verandert er dus veel aan het lichaam van de jongere en dit heeft ook
psychische gevolgen. Zo worden veel jongeren tijdens deze periode onzeker over hun lichaam.
In onze maatschappij wordt een onrealistisch beeld van schoonheid neergezet. Vrouwen ‘moeten’
slank zijn, terwijl meisjes in de puberteit juist vollere heupen en billen krijgen. Ook jongens die
opeens flink groeien moeten leren omgaan met hun nieuwe lichaam en dit kan voor onzekerheden
zorgen.
Over het algemeen is een vroege rijping bij jongens en een latere rijping bij meisjes prettig voor
jongeren. Jongens die vroeg in de puberteit komen, ontwikkelen eerder een krachtiger lichaam,
waardoor ze bijvoorbeeld beter in sport zijn en meer kunnen uitblinken ten opzichte van jongens die
nog niet in de puberteit zitten. Hun zelfbeeld zal dan ook vaak beter zijn.
Bij meisjes is een vroege rijping over het algemeen nadelig. Zij ontwikkelen bijvoorbeeld vroeg
borsten en vollere heupen en billen. Zij vinden dit zelf vaak niet mooi, worden er onzeker door en
voelen zich ‘anders’ tegenover meisjes die deze later ontwikkelen. Ook worden meisjes die vroeg in
de puberteit komen sneller aangesproken door oudere jongens, waar zij op dat moment nog niet aan
toe zijn.
Naast deze zichtbare fysieke ontwikkelingen, zijn er ook fysieke ‘onzichtbare’ ontwikkelingen.
Bijvoorbeeld de groei van de hersenen. Tijdens de groei worden verschillende gebieden in de
hersenen steeds beter aan elkaar verbonden. Er is echter een onderdeel dat pas rond het 20e
levensjaar is volgroeid. Dit deel is verantwoordelijk voor onder andere impulsbeheersing.
20
Dit betekent dat jongeren tot circa 20 jaar hun impulsen nog niet volledig kunnen beheersen. Een
gevolg daarvan is onder andere dat zij vaker risicovol en impulsief gedrag vertonen. Denk aan het
uithalen van gevaarlijke stunts! Ze voelen zich ‘onaantastbaar, dat overkomt mij niet.’
Jongeren tijdens de adolescentie kunnen last krijgen van stress. Het maken van schoolkeuzen en
problemen in het sociale netwerk (vrienden) kan stress veroorzaken. Stress niet goed voor de mens.
Deze druk leidt tot bijvoorbeeld hoofdpijn, zenuwachtigheid, chronische vermoeidheid, hoge
bloeddruk en maagzweren.
Hoe jongeren omgaan met stress is individueel bepaald. Zo zal de een ingrijpen om te proberen meer
stress te voorkomen, de ander emoties proberen te reguleren in een stressvolle situatie en weer een
ander alle factoren die stress opleveren negeren, iets wat op lange termijn niet werkt. Het ontvangen
van sociaal- emotionele steun bij het omgaan met stress is belangrijk. Denk aan een goed gesprek
waarin de jongere zich kan uiten, uithuilen of praktische steun en hulp ontvangen bij een (te)
moeilijke taak.
Ook in dit geval kan ‘afbeelding 8 De cyclus van mislukkingen’ inspiratie bieden om de jongere
positief te bekrachtigen waardoor het zelfbeeld en zelfvertrouwen kan worden bijgesteld.
Door alle lichamelijke veranderingen in deze levensfase heeft het lichaam meer (hoogwaardig)
voedsel nodig om optimaal te kunnen functioneren. Omgaan met voeding kan voor jongeren in deze
fase tot problemen leiden. Daar waar de een overgewicht creëert, valt de ander af (obesitas <>
anorexia nervosa). Beide stoornissen zijn een gevaar voor het welzijn en de ontwikkeling van het
kind.
Andere factoren die een gevaar kunnen vormen voor het welzijn van jongeren zijn drugs, alcohol,
tabak en soa’s. Omdat jongeren zich vaak onaantastbaar wanen, is preventieve voorlichting
essentieel voor het waarborgen van het welzijn van jongeren.
DE COGNITIEVE ONTWIKKELING Jongeren in deze leeftijd hebben wat meer levenservaring en zijn in staat zich voor te stellen wat er
zou kunnen gebeuren en hoe iets zou kunnen gaan. Zij leren wat meer nuanceren. Zij kunnen
meerdere opties overwegen en van ‘zwart-wit’ naar verschillende grijstinten-oplossingen gaan.
Een voorbeeld hiervan is; nadenken over wat er zou kunnen gebeuren, vervolgens enige
verantwoordelijkheid nemen en conclusies trekken. Bijvoorbeeld als het weer buiten ‘grijs’ is, is een
paraplu meenemen handig. Dit wetende biedt de vrijheid persoonlijke keuzes te maken en
vervolgens een kans om te oefenen met het aanvaarden van de consequenties van bepaalde keuzen.
Jongeren worden kritischer en nemen niet meer alles aan. Ze willen dingen beter begrijpen of
invloed uitoefenen op aangelegenheden die hen persoonlijk aangaan. Denk aan discussies die pubers
met hun ouders hebben over regels. Jongeren oefenen met kritiek uiten op ouders. Soms kunnen
ouders regels niet uitleggen, wat voor conflicten kan zorgen.
Jongeren in deze leeftijdsfase leren zichzelf en hun manier van denken ook beter kennen. Een
praktisch voorbeeld is dat zij weten hoe lang ze moeten studeren om een proefwerk te behalen.
Een andere ontwikkeling bij jongeren in deze leeftijd is dat zij egocentrisch worden. Daarmee wordt
bedoeld dat zij alleen vanuit hun standpunt naar de wereld om zich heen kijken.
Ze leggen de schuld vaak buiten zichzelf.
Een voorbeeld is een scholier die boos wordt, omdat hij een te moeilijke toets moest maken. Terwijl
hij niet goed geleerd heeft en de avond vooraf op stap is geweest.
21
Vanuit dit egocentrisme denken jongeren dat iedereen om hun heen met hen bezig is.
Zo kunnen jongeren die een klein puistje hebben -iets waar zij zelf alleen nog maar mee bezig zijn-
denken dat iedereen de focus op dat puistje legt. De jongere zal zich daardoor onzeker voelen.
Jongeren ontwikkelen ‘persoonlijke fabels’ dat wil zeggen dat jongeren denken dat datgene wat er
met hen gebeurd uniek is. Als zij liefdesverdriet hebben, denken ze dat ze de enige zijn die ooit zo’n
erg liefdesverdriet heeft gehad. Een logisch gevolg hiervan is dat zij denken dat niemand hun begrijpt
of werkelijk weet wat zij doormaken.
Deze persoonlijke fabels zijn gevaarlijk, omdat zij zich ook kunnen manifesteren in het ‘dat gebeurt
mij toch niet’ gedrag. Ze nemen risico’s omdat ze ervan overtuigd zijn dat hen niets gebeurd. Denk
aan niet veilig vrijen en het teveel nuttigen van alcohol en drugs.
Tijdens deze fase wisselen jongeren ook van school. Ze gaan van de basisschool naar het voortgezet
onderwijs; een ingrijpende verandering. Ze moeten wennen aan alle veranderingen, terwijl hun
lichaam ook allerlei veranderingen ondergaat. Deze factoren kunnen ertoe leiden dat jongeren zich
onzeker voelen. Een ‘warm’ gezin, steun van de omgeving, betrokken leerkrachten en veiligheid op
school kunnen een positief effect hierop hebben.
DE SOCIALE EN PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING
Jongeren in deze leeftijd zijn continu bezig met vragen zoals: ‘wie ben ik?’ en ‘waar hoor ik bij?’.
Ze worden zich sterk bewust van het feit dat zij een plek in de maatschappij moeten vinden en er
wordt -mede door bijvoorbeeld fysieke veranderingen- anders op hun gereageerd. Zeker in het begin
van deze fase is ‘erbij horen’ een belangrijke waarde voor jongeren. Ook al doen zij daarom dingen
die ze eigenlijk niet willen doen. Een voorbeeld is roken of alcohol gebruiken. Als dit door een grote
groep als stoer ervaren wordt, moet je meedoen om erbij te horen.
Het gevoel van eigenwaarde wordt hierdoor beïnvloed.
Vooral meisjes zijn vroeg in deze fase onzeker over zichzelf, omdat zij zich in vergelijking met
jongens, drukker maken over het uiterlijk en succes in sociale situaties.
Ook de economische status van het gezin kan hier invloed op hebben. Jongeren die geen
merkkleding kunnen dragen, kunnen zich onzeker voelen ten opzichte van jongeren die dit wel
hebben.
Jongeren proberen verschillende rollen uit om te zien welke het beste bij hun past en wie zij dus zijn.
Zo moeten zij bijvoorbeeld keuzes maken wat betreft persoonlijke, beroepsmatige, seksuele en
politieke voorkeuren. Jongeren die deze keuzes goed doorlopen zullen vanuit deze keuzes een
bepaalde koers gaan varen. Jongeren die deze keuzes moeilijker vinden, blijven hier vaak in hangen.
Bij het vinden van het antwoord op de vraag wie ze zijn en waar ze bij horen, zijn leeftijdsgenoten
van groot belang voor deze jongeren. Zo zullen veel ouders zien dat hun kinderen continu bezig zijn
met de buitenwereld door middel van het gebruik van social media. Dit kan ook voor grotere druk
zorgen omdat zij willen voldoen aan de eisen van anderen.
Populair zijn en erbij horen zijn van het grootste belang.
Afbeelding 9 toont verschillende categorieën van populariteit.
22
Afbeelding 9
In deze periode verandert de relatie die de jongere met zijn gezin heeft ook. Zij worden steeds
zelfstandiger, gaan hun sociale netwerk buiten het gezin belangrijker vinden en worden kritischer
tegenover hun ouders. De machtsrelatie tussen de jongere en zijn ouders wordt naar mate de
jongere ouder wordt, gelijkmatiger.
Een ander belangrijk aspect in deze fase is het krijgen van een relatie en alles wat daarbij hoort.
Een relatie krijgen heeft meerdere functies. Een relatie leert jongeren hoe ze een intieme relatie
opbouwen en onderhouden; geeft nog meer inzicht over de eigen identiteit en plezier.
Later krijgt de relatie een waardevolle betekenis. Pas dan bestaat een relatie ook uit het zich
emotioneel blootgeven.
WAT KAN IK AANBIEDEN?
Een activiteit met een jongere in de adolescentie fase is moeilijk te bedenken. Dit komt o.a. doordat
jongeren individuele voorkeuren hebben. Laat hen zoveel mogelijk zelf de keuze maken en sluit aan
bij hun leef- en beleefwereld. Vraag dus vooral wat de jongere zelf wil.
Belangrijk tijdens activiteiten is dat de jongere plezier beleeft aan de activiteit, zich gerespecteerd en
serieus genomen voelt. De activiteit is niet zo van belang, maar het doel dat je ermee bereikt wel
(goed gesprek, vertrouwensband opbouwen enz.). Voorbeelden van activiteiten die jongeren vaak
interessant vinden en als leuk ervaren zijn:
- gamen
- shoppen
- sporten
- film kijken
Wat verder van belang is, is dat je een voorbeeld voor de jongere kunt zijn. Houd hiermee in alles
wat je doet rekening! Verwacht bijvoorbeeld niet iets van de jongere, wat jij zelf ook niet doet.