Click here to load reader
View
217
Download
2
Embed Size (px)
DESCRIPTION
In Nieuw optimisme vertelt Jan Marijnissen hoe hij werd wie hij nu is. Gelijk op met zijn eigen verhaal vertelt hij hoe de SP zich stap voor stap ontwikkelde van kleine, vooral lokaal actieve partij, tot serieuze en populaire uitdager van de oude politiek van CDA, VVD en PvdA. In Nieuw optimisme analyseert Marijnissen politieke fenomenen als het neoliberalisme, Paars en Pimpelpaars. Hij geeft zijn visie op solidariteit, integratie, de Europese eenwording, de globalisering.
2
3
INHOUD
VOORWOORD 5
MIJN VERHAAL 7
VAN DE REGEN IN DE DRUP 21
DE STILLE REVOLUTIE 24
GROTE UITVERKOOP 27
OP DE BRES VOOR KUNST EN CULTUUR 32
WAARDEN EN NORMEN, OF DE PUBLIEKE MORAAL 36
PIJLERS ONDER DE BESCHAVING 42
SAMENLEVEN, NIET APART 45
VLUCHTEN HOEFT NIET MEER 49
NAAR EEN ANDER EUROPA 52
IEDEREEN IS VAN DE WERELD, DE WERELD IS VAN IEDEREEN 56
OORLOG EN VREDE 62
PIMPELPAARS 65
WORDT HET LIBERALER OF SOCIALER? 69
VOOROORDELEN 75
EERSTE WEG LINKS 79
NIEUW OPTIMISME 81
4
Als de omstandigheden de mens maken,
maak de omstandigheden dan menselijk.
Jos Saramago
5
VOORWOORD
Jij moet n een boek schrijven over zaken die de mensen bezighouden. De politiek is in
verwarring en veel mensen kijken naar jou. Ze hebben het recht om te weten wie je
bent, hoe je denkt, wat je wilt met de maatschappij. Dus: jij schrijft dan zorg ik dat het
uitgegeven wordt. Afgesproken?
Aldus de eeuwig enthousiaste Martin Ros toen hij me zag na een uitzending van
Kamerbreed, kort nadat het kabinet-Balkenende gevallen was en er een datum voor
vervroegde verkiezingen was vastgesteld. Mijn eerste reactie was de verzuchting dat ik
het al druk genoeg heb, maar na even te hebben nagedacht voelde ik me verplicht zijn
verzoek serieus te overwegen. Eerder pleitte ik er zelf immers voor dat politici niet alleen
de interruptiemicrofoon en de persconferentie moeten gebruiken. Af en toe moet je ook
een meer afgewogen medium, het boek, gebruiken om wat meer diepgang aan het
politieke bedrijf te geven. En ook voor de verkiezingen van 15 mei had ik dat gedaan,
met het uitbrengen van Schrale rijkdom, de erfenis van acht jaar paars. Dat boek werd
goed ontvangen en is inmiddels uitverkocht. Ik besloot om ja tegen Martins verzoek
te zeggen en dit is het resultaat. Bij het schrijven kon ik rekenen op de deskundige
hulp van mijn vrienden Bert Voskuil en Huub Oosterhuis (de eerste zette me ooit aan tot
het schrijven van mijn allereerste boek; de laatste werkt met mij aan een nieuw boek,
dat later dit jaar verschijnt). In het mooie Maastricht voerden we in hotel l Empereur een
aantal dagen heel wat gesprekken, die me het materiaal verschaften voor een aantal
hoofdstukken van dit boek. Zo kon ik mijn eigen verhaal in mijn eigen woorden op papier
zetten, om daarmee wellicht wat meer inzicht te geven aan mensen die het interesseert
hoe ik geworden ben tot wie ik nu ben. Daarnaast leidden onze Maastrichter gesprekken
tot het onder woorden brengen van mijn ideen over waarden en normen, ofwel de
publieke moraal, en waar het in Europa en wereldwijd naar toe moet. Met het oog op de
verkiezingen en wat daarna komen gaat, vond ik het van belang om in te gaan op
recente politieke fenomenen als het neoliberalisme, Paars en Pimpelpaars. Ik heb tevens
enkele hoofdstukken uit Schrale rijkdom waaraan ik erg hecht, voor dit nieuwe boek
geactualiseerd. Verder besloot ik van de gelegenheid gebruik te maken om enkele
vooroordelen over mij en mijn partij te bespreken en een korte samenvatting te geven
van die zaken die voor mij en de SP centraal staan in het beleid voor de komende vier
jaren.
Dit boek eindigt met een pleidooi voor nieuw optimisme. Ik vind werkelijk dat er
hoognodig tegengas gegeven hoort te worden aan het vele cynisme, pessimisme en
negativisme in de Nederlandse politiek. Natuurlijk is het niet eenvoudig om foute
ontwikkelingen te keren, natuurlijk is wat scheef gegroeid is niet zomaar recht te breien.
Natuurlijk zal nieuw beleid ook met vallen en opstaan gepaard gaan. Dan nog is er geen
reden om louter negatief te zijn en onszelf wijs te maken dat we onze toekomst niet in
eigen handen hebben. In dit boek Nieuw optimisme, hoop ik dat te kunnen aantonen. Ik
geloof er in ieder geval echt in. Ik hoop dat het aanstekelijk werkt.
6
Mijn dank gaat uit naar Martin Ros, die me zover kreeg dit boek te schrijven en naar mijn
vrienden Bert Voskuil en Huub Oosterhuis, die ervoor zorgden dat mijn gedachten uit
mijn hoofd op papier kwamen. Verder dank ik Rob Janssen , Wim Herstel, Tiny Kox ,
Ronald van Raak, Nico Schouten en Anna Tijseling voor hun assistentie bij het
controleren en redigeren van de teksten en Liesbeth Hoogenboom en Corbino voor het
mooie omslag. En natuurlijk bedank ik Mari-Anne en Lilian, die me weer de tijd gunden
om dit karwei in een toch al drukke periode te klaren.
Oss, januari 2003,
Jan Marijnissen
7
MIJN VERHAAL
De opvattingen die ik vandaag heb, hebben veel te maken met wat ik gisteren en alle
dagen en jaren daarvoor heb meegemaakt. Als mens ben je vooral ook product van je
eigen geschiedenis. Mijn eigen geschiedenis wil ik graag vertellen, zodat wellicht wat
beter begrepen wordt waarom ik ben geworden zoals ik nu ben. En wat er van mij te
verwachten valt in de nabije toekomst.
Thuis
Mijn verhaal begint op 8 oktober 1952. In Oss waar ik nog steeds woon. Echt arm
hadden wij het thuis niet. Maar rijk waren we evenmin, hoewel ons ad res, de
Goudmijnstraat, wellicht anders doet vermoeden. Mijn vader had het huis zelfs gekocht,
voor elfduizend gulden. De naam van de straat was verbonden aan mensen die het meer
voor de wind ging, de eigenaars van de tapijtfabriek tegenover ons. Dat was de familie
Van den Berg. In Oss werd het de fabriek van de wattenjood genoemd, een van de vele
bijnamen waarvan de bevolking van Oss zich bediende om anderen aan te duiden. Later
ging het bedrijf Bergoss heten je moet er maar opkomen! Onze straat bestond aan de
ene kant uit een grote fabrieksmuur, aan de andere kant uit woningen. Mijn vader was
ambtenaar en zijn vader was horlogemaker. Mijn moeder was de dochter van een slager.
We waren thuis met zn zessen. Ik heb twee zussen en een broer; hij was vanaf zijn
geboorte gehandicapt, een mongool zoals ze dat noemen. Ik was de jongste.
Mijn vader stierf toen ik tien jaar oud was. Het is heel raar, maar ik heb eigenlijk heel
weinig herinneringen aan mijn vader; niet aan zijn stem, niet aan zijn gezicht. Wel heb ik
een beeld dat we op de fiets naar de dierentuin gingen. Je zag elkaar ook niet zoveel: zes
dagen werkte mijn vader bij de gemeente en daarbovenop was hij nog administrateur bij
het Waterschap. Vrije tijd was bij ons een erg grote luxe. Als ik onder het bidden voor
het eten stiekem even keek dan liet mijn vader zijn handen, mijn vader had heel koele
handen, even over mijn ogen glijden. Dat herinner ik me: geen straffe hand, maar
zachtjes
Mijn vader stierf aan een hartinfarct, een waaraan nu niemand meer dood hoeft te gaan.
Het was op een woensdagmiddag in januari, ijskoud. We hadden n kachel, in de
achterkamer waarvan de schuifdeuren dicht stonden, zodat het daar behaaglijk was. Op
een gegeven moment krijgt hij het benauwd, deed eerst de schuifdeuren open, ging toen
in de voorkamer zitten en vluchtte vervolgens naar boven. Hij had het eerder aan zijn gal
gehad , dus hij dacht dat het wel weer een galaanval zou zijn. Dat bleek dus niet het
geval. Mijn moeder belde de huisarts, maar die kon niet komen. Na nog een paar keer
bellen zei die arts ga maar wat jus dorange voor hem halen. Dus ik een paar flesjes
halen. Het enige wat ik nog weet toen ik terugkwam was dat ik werd opgevangen door
familie aan de overkant van de straat, bij een zus van mijn moeder. En daar begon het
vertroetelen, ik mocht in de voorkamer zitten en kreeg van alles toegestopt. Het was
duidelijk dat er dus iets fout was, maar pas later die middag werd mij duidelijk dat hij
overleden was. Ik ben s avonds ook nog gaan kijken. Zijn ogen waren half open, dus ik
dacht hij is helemaal niet dood. De ontkenning. Maar hij was wel dood. Ik werd
ondergebracht bij mensen in de buurt, overdag ging ik naar school, maar slapen deed ik
daar.
8
Drie dagen later werd hij begraven. In de mis werd niet gezongen; je moest namelijk
betalen voor zon mis en hoe meer je betaalde hoe beter die was. Ik liep voor de kist uit,
als misdienaar met het kruis.Na de begrafenis kreeg je als kind ineens meer aandacht.
Iedereen was ineens vriendelijk ook de fietsenmaker die het anders niet zo op mij had ,
zei: Goh, je vader overleden jongen, wat erg voor je. En zo was het ook.
Tegenover de weinige jaren dat ik een vader had , staan de vele jaren met mijn moeder;
ze is inmiddels hoogbejaard. Voor haar heb ik altijd grote bewondering gehad, ze is
werkelijk een goed mens, aan wie ik ontzettend veel te danken heb.
School
Na het overlijden van mijn vader ben ik naar kostschool gegaan, eerst in Oldenzaal, later
in Heeswijk-Dinther. Mijn moeder had een enorme klap gehad , ze was erg neerslachtig
en moest allerhande ad ministratie doen, zoals giroafschriften afhandelen, waar ze
feitelijk geen verstand van had . Mijn broer Chris was al uit huis en mijn zussen die nog
wel thuis woonden, zaten midden in de puberteit. Ik vond de kostschool vreselijk. Zo ver
weg van huis, zon zielloze, liefdeloze bedoening. We draaiden een soort van
tropenrooster en dan was je s middags twee uur vrij en dan ging ik van armoede maar
een stukje fietsen. Ik kon aardig tafeltennissen en kaarten en had zodoende wel