Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
1 Neuronale netwerken.
Samenvatting.
1. Onderscheiden worden micro- en macro netwerken. Dit onderscheid is niet
fundamenteel, maar wel praktisch. Micro-netwerken betreffen neuronale
netwerken binnen een deel hersenschors of andere kern, macro netwerken
zijn locatie-overstijgend.
2. Een neuronaal netwerk is een serie onderling verbonden neuronale knopen
die gezamenlijk een fysiologische lichaamsfunctie bepalen.
3. Voor heel wat functies is een netwerk bekend; er zijn echter ook nog heel wat
functies waarbij nog geen netwerk beschreven is.
4. Er is een aantal processen, zoals denken, willen etc. waarvan we geen
anatomisch substraat kunnen identificeren. Deze processen maken wel
gebruik van het cerebrum en cerebrale functies ( en dus van netwerken), maar
zijn daartoe niet beperkt.
Trefwoorden: Neuronaal netwerk, communicatie patronen, mentale functies,
lokalisaties
Inleiding.
In een ander artikel (2.a.) is beschreven hoe een zenuwcel er uitziet en hoe hij
ongeveer werkt. In het vervolg wordt er van uit gegaan dat de lezer die kennis tot
zich genomen heeft. Een volgende stap is nu om na te gaan hoe zenuwcellen met
elkaar samenwerken. Ons brein bestaat immers uit miljoenen neuronen (en glia
cellen) die op de een of andere manier samen betrokken zijn bij ons geheugen, ons
denken, ons voelen, ons geloven en ons handelen, kortom bij wie we zijn.
Het onderzoek op het terrein van de neuronale netwerken is van relatief recente
datum; ook is nog lang niet alles gezegd over neuronale netwerken wat er te zeggen
valt, wekelijks komen er nieuwe feiten boven water. Daarom is wat hier beschreven
wordt, slechts een moment opname en zal geregeld updaten noodzakelijk zijn. Doel
van deze studie is samen te vatten wat er thans bekend is op dit gebied.
In een oorspronkelijke versie van dit artikel waren afbeeldingen uit artikelen
overgenomen. Echter om problemen met auteursrechten te voorkomen zijn die hier
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
2 weggelaten, maar wordt er wel naar verwezen met de vermelding van het artikel
waar de afbeelding te vinden is.
Methode.
Deze studie is een literatuurstudie, waarbij met behulp van internet relevante
artikelen werden opgespoord. De trefwoorden neuronal (of neural) network (of circuit)
en review (of overview) werden gebruikt, aangevuld met een woord dat het te
bestuderen thema aangaf b.v. synaptic plasticity etc. Gezocht werd op Google en op
PubMed. Een publicatie werd nader onderzocht als alle opgegeven trefwoorden
aanwezig waren.
Resultaten.
Zenuwcellen vormen met elkaar netwerken. Elke zenuwcel in het centrale
zenuwstelsel staat met duizenden andere in verbinding. Deze netwerken vallen
uiteen in twee typen, het ene waarbij zenuwcellen met andere zenuwcellen in hun
onmiddellijke nabijheid in verbinding staan, en het andere waarbij verbindingen
gelegd worden tussen verschillende onderdelen van de hersenen zoals bv de cortex
met de hippocampus, etc. Het eerste type wordt ook wel microcircuit genoemd1 2;
logischerwijze zou het tweede type dan met macrocircuit kunnen worden aangeduid,
maar dit wordt in de literatuur zo niet aangetroffen. Bij het eerste type kunnen we
begrijpen dat als de architectuur en/of functie van een hersendeel intern verstoord is,
bv door genetische defecten3 of door een trauma, er ook stoornissen in de functie
van dat microcircuit zullen optreden4 én dat de interactie van dit hersenonderdeel
binnen het macrocircuit verstoord is. De hersenschors bestaat uit zes lagen die
onderling met elkaar in verbinding staan; een gestoorde lagenopbouw op dit
microniveau zal ook tot een gestoorde functie leiden5. De hersenen kunnen in dit
perspectief beschreven worden als een ongelofelijk ingewikkelde kluwen van
netwerken met onderlinge verbindingen tussen feitelijk alle onderdelen. Byrne6 geeft
ons een indeling van patronen van configuraties van microcircuits. In principe is deze
indeling ook voor macrocircuits te gebruiken. Byrne onderscheidt zes hoofdpatronen
van configuratie. Deze worden weergegeven in de afbeelding in zijn artikel
(literatuurverwijzing 6) . Byrne onderscheidt:
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
3 A. Feedforward excitation. Hierbij geeft het ene neuron een boodschap door aan
het volgende neuron. Lange ketens neuronen kunnen zo informatie
verspreiden door het zenuwstelsel.
B. Feedforward inhibition. Hierbij prikkelt een presynaptisch neuron een
remmend interneuron, wat dan weer een volgend neuron afremt. Hiermee
wordt de prikkelingstoestand van een neuronaal netwerk verlaagd.
C. Convergentie/divergentie. Een post-synaptisch neuron ontvangt input van
diverse andere neuronen, en/of geeft signalen door aan meerdere andere
neuronen.
D. Laterale inhibitie. De boodschap wordt wel doorgegeven maar collaterale
axonen remmen neuronen die vlak bij het oorspronkelijke neuron liggen.
E. Feedback/recurrent inhibitie. Hierbij zijn er twee typen. Het bij het eerste type
remt het post-synaptische neuron via aan collateraal axon het oorspronkelijk
vurende neuron af. Daardoor wordt de stroom informatie via ene route in het
netwerk afgeremd. Bij het tweede type remt elk geprikkeld neuron het
volgende af en dooft zo het signaal uit.
F. Feedback/recurrent excitatie. Hierbij zijn er ook weer twee typen: bij het eerste
prikkelt een collateraal axon het oorspronkelijk vurende neuron om nog weer
een signaal af te geven. Bij het tweede type gebeurt het zelfde maar dan via
andere neuronen.
Al deze patronen komen in de praktijk voor. Deze patronen zorgen er voor dat
reflexen verlopen zo als ze behoren te verlopen, dat we zaken goed kunnen
waarnemen, dat we ons lopen kunnen coördineren etc. Maar sommige van deze
patronen leiden er ook toe dat we sommige dingen niet ‘registreren’ terwijl we ze wel
degelijk waarnemen.
Ahmed et al 7 definiëren een neuraal netwerk als een serie onderling verbonden
neuronale knopen die gezamenlijk een fysiologische functie bepalen. Deze
netwerken bestaan volgens Ahmed et al op microscopisch niveau (neuronen en
synapsen), macroscopisch of structureel niveau (anatomische regio’s en vezels) en
functioneel (fysiologische verbanden) niveau.
Neuronale netwerken worden actief door externe stimulering. Echter de meeste
hersenactiviteit wordt intern in de hersenen gegenereerd. Er zijn drie soorten
activering van netwerken te onderscheiden8: (a) respons op voorbijgaande (externe)
stimuli.(b) natuurlijk afwisselende netwerk activiteit (niet alle neuronen zijn tegelijk
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
4 actief, maar ze maken als het ware ‘beurten’) (c) spontane chaotische activiteit, die in
een EEG teruggezien wordt in ingewikkelde patronen van achtergrond activiteit en
waarvan de ‘bron’ vooralsnog niet duidelijk is.
Het is niet de bedoeling hier een ‘atlas’ te presenteren van alle netwerken die ontdekt
zijn, enerzijds omdat dit een heel boekwerk zou omvatten en dat past niet in de
scope van dit artikel, anderzijds omdat zo’n atlas verouderd zou zijn op het moment
dat hij gereed gekomen zou zijn. Enkele netwerken die geïdentificeerd zijn kunnen
hier echter wel benoemd worden. Sommige netwerken hebben te maken met onze
persoonlijkheid, ons karakter. Die worden eerst benoemd. Daarna komen een aantal
netwerken die bij mentale functies horen aan de orde.
Het is duidelijk geworden dat veel van ons gedrag (persoonlijkheid/karakter etc)
gelokaliseerd is in netwerken in de frontaal kwab. Drie netwerken die hierbij van
belang zijn, zijn inmiddels geïdentificeerd1:
- Het z.g. Salience netwerk (SN) is gelokaliseerd op de dorsale anteriore
cingula –cortex en de frontoinsulaire cortex en heeft uitgebreide verbindingen met
andere corticale en subcorticale regio’s, inclusief de superior temporale punt, de
dorsolaterale prefrontale cortex, de amygdala, thalamus, hypothalamus en de
substantia nigra en de ventrale tegmentale regio. Dit netwerk is betrokken bij het
opsporen, analyseren en integreren van sterke stimuli ten opzichte van intern
aanwezige potentialen met betrekking tot emotie. Onderdelen hebben verschillende
functies zoals opsporing, moduleren, integreren etc. Echter de insula is niet alleen bij
interne emotionele stimuli betrokken, maar ook bij externe zoals liefde, mededogen
empathie afkeer kwaadheid en geluk.
- Het z.g. Default mode netwerk (DMN) is een netwerk met belangrijke kernen in
de posterieure cingula, laterale parietale cortex en mediale prefrontale cortex, en
belangrijke verbindingen met kernen in de mediale temporaal kwab en gyrus
angulatus. Wanneer er taken zijn waarbij aandacht van belang is en het Salience
netwerk geactiveerd wordt, wordt dit netwerk minder actief. Tegelijk is het zo dat
aspecifieke stimuli dit netwerk activeren, zoals geheugen m.b.t. het eigen verleden
en zaken zoals morele afwegingen, samen gaan met het activeren van tot dit netwerk
behorende kernen in de mediale prefrontale cortex. Het feit dat het SN en het DMN
elkaars tegenhanger zijn bij morele afwegingen accentueert de rol van de insula bij
1 Er wordt van uit gegaan dat de lezer bekend is met de benamingen van de diverse hersen regionen; ze zijn
anders gemakkelijk in een neuro anatomische atlas terug te vinden.
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
5 het overgaan van het ene op het andere grote netwerk. Zoals gezegd is het DMN
actief bij gezonde mensen bij morele afwegingen. Echter tegelijk staan deze kernen
in verbinding met kernen in de SN. Bij patiënten met een frontaal kwab dementie zijn
deze verbindingen niet goed. Dit uit zich in het ontbreken van morele afwegingen bij
deze groep patiënten.
- Het executief controle netwerk (ECN) verbindt de dorsolaterale frontale kwab
en de parietale neocortex met de dorsale caudatus en voorste insula. Het ECN is
vooral betrokken bij het verwerken en behouden van informatie voor het
werkgeheugen, aandacht vasthouden keuze van reactie en doelgericht gedrag.
Afhankelijk van welke taak het betreft, vertonen het ECN en het DMN
antagonistische reacties. Bij voorbeeld wanneer iemand een taak uitvoert waarbij
aandacht nodig is en waarbij enkele geheugen-taken niet vereist zijn, zal het ECN
actief zijn en het DMN minder. Deze wisselingen worden gefaciliteerd door het SN,
en in het bijzonder het voorste deel van de insula.
Bij diverse ziektebeelden blijken functie stoornissen in de netwerken te bestaan. Dit
is niet de plaats om daar uitgebreid op in te gaan, maar netwerkstoornissen zijn
onder andere beschreven bij Alzheimer, bij amyotrofische lateraal sclerose (ALS), bij
frontaal kwab dementie, en bij parkinsonisme. Ook lijkt er een verband te zijn met
bepaalde typen diabetes, waarbij de achterliggende gedachte is dat het zelfde
mechanisme wat de diabetes veroorzaakt ook de verstoorde neuronale netwerk
functie veroorzaakt.
Dankzij de nieuwste onderzoek technieken zoals PET scan valt te verwachten dat er
nog veel meer netwerken in kaart gebracht zullen worden en bij nog meer ziekten
vastgesteld kan worden dat daarbij netwerk-afwijkingen bestaan.
Hieronder wordt van een aantal mentale functies weergegeven welke netwerken
geïdentificeerd zijn, die daarbij horen.
- Bewustzijn. Ons bewustzijn is volgens Nelson9 gelokaliseerd in de Nucleus
Coeruleus, een kleine kern in de hersenstam. Koch et al10 lokaliseren het echter in
de posteriore cortex. Damasio en Meyer bevestigen dit11. King en Soso12
daarentegen menen dat er geen specifieke lokalisatie te geven is; Yirka13
concludeert ook dat ons bewustzijn niet zo zeer in één kern te lokaliseren is maar
meer gezien moet worden als een toestand van optimale verbindingen van neurale
netwerken. Hij laat daarbij een figuur zien, waarin aangegeven is welke verbindingen
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
6 in grote lijnen actief zijn als wij bij bewustzijn zijn. (Yirka B. Brain study suggests consciousness a
matter of optimal degree of connectedness in neural network. Neuroscience 2016)
Deze figuur maakt in ieder geval duidelijk dat er heel veel hersen onderdelen actief
zijn bij mensen die bij bewustzijn zijn. Een exacte lokalisatie is dan ook niet te geven;
maar dat de door Nelson en door Koch en door Damasio en Meyer genoemde delen
er onderdeel van uitmaken is ook duidelijk. Om deze figuur te kunnen interpreteren
is het nodig dat we weten waar de betrokken persoon mee bezig was mentaal op het
moment dat de opname gemaakt werd. Waarschijnlijk worden hier vele netwerken
weergegeven die allemaal tegelijk actief zijn, maar op zichzelf genomen niet
essentieel zijn voor het bewustzijn. Dit betekent dat niet uit te sluiten is dat er één
kern/of ander ‘centraal’ netwerk is dat essentieel is voor ons bewustzijn. Dat er
neuronale netwerken betrokken zijn bij ‘bewustzijn’ staat wel vast.
- Oriëntatie. Deze wordt doorgaans onderverdeeld in oriëntatie in tijd plaats en
persoon. Juist gezien al deze verschillen is het moeilijk hier een eenduidige
lokalisatie aan te geven. Wel is duidelijk dat de hersenstam bij dit alles betrokken
is14. Over de specifieke lokalisaties van de oriëntaties in tijd, plaats of persoon werd
geen literatuur aangetroffen; wel is duidelijk dat bij oriëntatie in plaats en in persoon
de optische schors betrokken is, en dat bij oriëntatie in tijd heel verschillende
onderdelen van de cortex actief zijn. Maar dan gaat het meestal over het meten van
tijdsintervallen tussen prikkels, en niet om het weten of het dag of nacht is etc.
- Intellectuele functies. Intelligentie kan worden gedefinieerd als een algemeen
mentaal vermogen om te kunnen redeneren, problemen op te kunnen lossen en te
kunnen leren. Vanwege het algemene karakter, integreert intelligentie cognitieve
functies zoals perceptie, aandacht, geheugen taal of planning. Intelligentie is het
integratieve vermogen; de andere genoemde aspecten kunnen als afzonderlijke
functies worden beschouwd. Door middel van beeldvormende technieken is duidelijk
geworden dat voor intelligentie in de zin zoals hierboven gedefinieerd een fronto-
pariëtaal netwerk bestaat15. Dit zelfde netwerk is ook belangrijk voor functies zoals
perceptie, korte termijn geheugen en taal. Dit fronto-pariëtale netwerk is verbonden
met netwerken elders in de hersenen en die zijn actief afhankelijk van het onderwerp
wat aan de orde is, bv bij intelligentie die nodig is om zaken te visualiseren is naast
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
7 het fronto-pariëtale netwerk ook de optische schors actief. Het gaat buiten het bestek
van dit artikel om alle inmiddels bekende details over deze netwerken weer te geven.
- Psycho-sociale functies. Hiermee bedoelen we die functies welke maken dat
mensen in staat zijn sociale interacties aan te gaan. Hierbij zijn ook weer een groot
aantal delen van de hersenen betrokken. Bos16 beschrijft in een proefschrift in 2011
van welke onderdelen vaststaat dat zij hierbij betrokken zijn. De figuur uit zijn
proefschrift waarin dit alles is weergegeven kan niet hier worden afgedrukt, maar
moet daar worden nageslagen (Bos, W. Proefschrift (summary in Dutch) openaccess leiden
univ 2011). Het staat wel vast dat gebieden overal in de hersenschors hierbij betrokken
zijn. Onderstaande afbeelding is hieraan ontleend.
- Temperament en persoonlijkheid. Persoonlijkheid is een breed begrip. Er
worden wel vijf ‘domeinen’ onderscheiden om persoonlijkheid te beschrijven:
Neuroticisme, Extraversie, openstaan voor ervaringen, mate van instemmen met
opvattingen en geweten(strikt of juist niet). Gebleken is dat elk van deze domeinen
correspondeert met een uniek patroon van betrokken hersengebieden. Deze
patronen hingen ook samen met functionele ‘onder-domeinen’ zoals motivatie,
empathie en vooruit denken. Bij neuroticisme en extraversie, de twee het meest
onderzochte van de vijf domeinen, bleken er verbindingen te bestaan tussen
specifieke hersengebieden en de dorso mediae prefrontale cortex en laterale
paralimbische gebieden. Echter persoonlijkheidstrekken hangen samen met
functionele verbindingen die niet-consistent aanwezig zijn. Dat betekent dat er
weliswaar een basis structuur van verbindingen is, maar daarboven en variëteit aan
persoonlijke patronen17. Adelstein et al, die we hier citeren, geven in twee
afbeeldingen aan waar deze functies gelokaliseerd zijn. Deze afbeeldingen zijn te
vinden in (Adelstein JS, Shehzad Z, Mennes M, DeYoung CG, Zuo X-N, et al. (2011) Personality Is
Reflected in the Brain’s Intrinsic Functional Architecture. PLoS ONE 6(11): e27633.
doi:10.1371/journal.pone.0027633) In de eerste afbeelding wordt de lokalisatie van de
belangrijkste hersengebieden die samenhangen met de persoonlijkheid (‘seed
regions’) aangeduid. In de tweede figuur wordt weergegeven hoe de samenhang is
tussen persoonlijkheid en verbindingen tussen de ‘seed regio’s’. Voor meer
gedetailleerde informatie wordt verwezen naar het geciteerde artikel.
Kennis et Al18 beschrijven dat het ventrale en dorsale striatum en de prefrontale
cortex actief zijn als de amygdala actief is na negatieve prikkeling, Er is weinig grond
voor de stelling dat stress samengaat met activiteit in de prefrontale cortex en de
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
8 ACC. Etkin et al19 beschrijven geheel in lijn met Adelstein dat emoties belangrijke
determinanten zijn van gedrag, denken en ervaring. Emoties kunnen op
verschillende wijze worden gereguleerd. Vanuit neuro-imaging weten we dat er
diverse hersengebieden bij emoties betrokken zijn, zoals de ventrale voorste cingulus
en de ventromediale prefrontale cortex en de laterale prefrontale en pariëtale cortex.
Samenvattend kunnen we zeggen dat bij het determineren van de persoonlijkheid
veel hersengebieden betrokken zijn. Niet alle hersengebieden zijn altijd tegelijk
actief; dat verklaart de verschillen in persoonlijkheden. Ook zijn de netwerken
waarmee de hersengebieden met elkaar verbonden zijn niet identiek; wel in grote
lijnen maar niet in detail.
- Slaap. Gedurende de 24 uur van een etmaal doorlopen onze hersenen
verschillende stadia: we slapen ’s nachts en zijn overdag wakker. Wanneer we
wakker zijn, zijn op het EEG (electro-encephalogram) golven te zien met snelle laag
voltage en niet gesynchroniseerde activiteit. Gedurende slaap daarentegen zien we
langzamere golven van een hogere voltage en die meer gesynchroniseerd zijn. Bij
het slapen is de elektrische activiteit van de neuronen in de hersenen veranderd. Dat
valt af te lezen aan het elektro-encefalogram (EEG). In de literatuur20 worden 5
stadia onderscheiden, hieronder in tabel vorm weer gegeven:
Slaap stadium beschrijving Type op EEG
Frequentie van pieken
wakker Voortdurende alpha activiteit
1 Geen alpha, weinig beta en theta activiteit
Delta 0-4
2 Minder dan 20% delta activiteit, K complexen aanwezig; spindles2 K complexen met laag frequentie
golven rond 1.0 Hz, met een amplitude van tenminste 75 Mv.
Theta 4-8
3 Meer dan 20% en minder dan 50% delta activiteit
Alpha 8-13
4 Meer dan 50% delta activiteit Beta 1 13-22
REM Laag amplitude golven met weinig Theta activiteit en vaak zaagtand
golven. De golven bij REM en wakker kunnen op elkaar lijken , maar bij REM
is er weinig aplha activiteit.
Beta 2 22-35
2 Een spindle is een groep goed gedefinieerde golven van 11 tot 15 Hz met een tijdsduur van meer dan 0,5
seconden. Er is geen criterium voor de amplitude van een spindle.
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
9 Vanvinckenroye et Al21 beschrijven dat de activiteit van de cortex van de hersenen
ook samenhangt met de periode dat we al wakker zijn. Er wordt verondersteld dat er
twee processen zijn die onderling elkaar beïnvloeden: slaap homeostase en
circadian ritme. (Hiermee wordt de ‘biologische klok’ bedoeld). Slaaphomeostase
betekent dat naar mate men langer wakker is, de neiging om in slaap te vallen steeds
sterker wordt. Het hangt sterk samen met wat men gewoon is aan slaap gedrag. Het
tweede proces omvat een cyclus van ongeveer 24 uur. Het zorgt er voor dat wat er
buiten aan licht en donker en aan overige activiteiten gedurende een etmaal afspeelt
synchroon loopt met de interne biologische timing van de mens. Dit proces wordt
gecontroleerd door de Nucleus supra-chiasmaticus in het voorste deel van de
hypothalamus. Dit proces maakt dat we in staat zijn een slaap waak ritme aan te
houden van 8-16 uur. Als de normale tijd om te slapen is aangebroken schakelt het
circadiane ritme over naar een signaal wat slaap bevordert, en het organisme kan
niet langer zo efficiënt tegen slaap strijden als te voren.
Het is niet alleen van belang om te weten welke gebieden met elkaar communiceren,
maar ook hoe ze dat doen. Er worden drie typen onderscheiden: (1) structurele
connectiviteit: het anatomische “stratenplan" van axonen en synaptische
verbindingen. (2) functionele connectiviteit, de onderlinge afhankelijkheid van
hersengebieden. Gebleken is dat bij slaapdeprivatie de integratie van de signaal
overdracht afneemt. Verder is gebleken dat in de eerste uren na het wakker worden
afzonderlijke neuronale netwerken slechter met elkaar samenwerken.
Slaapdeprivatie heeft vooral effect op de prefrontale schors. (3) effectieve
connectiviteit, dit betreft de directe invloed die de ene regio uitoefent op de andere.
Deze varieert gedurende en met de slaap –waak cyclus.
Diepe slaap gaat samen met veranderingen in de organisatie van neuronale
netwerken22 (structurele connectiviteit). Langdurig wakker zijn leidt tot een
homeostatische respons in de er opvolgende “inhaal-slaap” die op het EEG te zien is
als meer langzame golf activiteit (Slow Wave activity 1-4,5 Hz, SWA). SWA duidt een
herstelproces aan in corticale en subcorticale structuren, en is het gevolg van sterk
gesynchroniseerde neuronale activiteit. Het is een betrouwbare afspiegeling van de
diepte van de slaap en van de lokale plasticiteit in de hersenen. Leren of sensibele
stimulering gedurende wakker zijn versterkt de SWA in de daarop volgende slaap. Dit
suggereert dat SWA lokaal is en afhankelijk van het actief zijn van het
desbetreffende hersengedeelte. Bij volwassenen is SWA het meest duidelijk in de
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
10 frontale hersengebieden. Dit past bij het feit dat veel cognitieve zaken via de frontale
regio gehanteerd worden. Slaap deprivatie belemmert functies die door de
prefrontale cortex beïnvloed wordt zoals werkgeheugen aandacht vloeiend spreken.
Samenvattend kunnen we vaststellen dat er niet en specifiek neuronaal netwerk aan
te wijzen is wat verantwoordelijk is voor het slapen, maar dat slaap deprivatie leidt tot
het slechter functioneren van de netwerken die we nodig hebben voor bepaalde
functies. Tegelijk moeten we vaststellen dat het circadiane slaap waakritme
gereguleerd wordt door een kern in de hypothalamus. Of we werkelijk wakker zijn of
slapen wordt echter bepaald door externe factoren.
Aandacht en concentratie. Een van de grondleggers van de neurofysiologie, Stephen
Grossberg, publiceerde in 1999 een artikel dat onder andere over aandacht gaat23. In
dit artikel stelt Grossberg, dat onze hersenen een continue stroom aan informatie
moeten verwerken. Deze informatie is zo overvloedig, dat de hersenen selecteren
van welke informatie we ons bewust worden. Dat doen de hersenen door deze
informatie te vergelijken met informatie die reeds aanwezig is. Dit proces van
vergelijken noemt Grossberg “resoneren”. Nieuwe informatie die binnenkomt noemt
Grossberg top-down informatie, bestaande informatie noemt hij bottom-up informatie.
In het genoemde artikel geeft Grossberg aan dat dit zeker geldt voor visuele
informatie en voor auditieve informatie; hij postuleert dat deze manier van werken
een algemeen principe is wat door heel ons brein plaatsvindt. De plaats waar deze
vergelijking plaatsvindt hangt af van de soort informatie; visuele informatie wordt
“geresoneerd” in de pariëtale cortex. De informatie kwam binnen via de retina, ging
vervolgens naar de visuele cortex en daarna naar de pariëtale cortex, en van daar
gaat informatie naar de frontaal kwab. Vandaar zijn er weer verbindingen via
amygdala en hypocampus naar andere delen van de hersenen. De retina vangt
diversen beeldjes als het waren naast elkaar op, en stuurt die via de Nervus opticus
naar de visuele cortex. Daar vindt een proces van integratie van de diverse beeldjes
van de retina tot één geheel plaats; het geïntegreerde beeld gaat naar de pariëtale
cortex waar de resonantie plaats vindt . Als de nieuwe informatie dan echt nieuw
blijkt te zijn wordt die in de frontaal kwab opgeslagen; echter deze informatie wordt
heel makkelijk “overschreven” door andere informatie; daarom spreken we hier van
het korte termijn geheugen. Informatie die stand houdt wordt elders in de hersenen
opgeslagen, in wat we noemen het lange termijn geheugen. Waar dat is hangt af van
de soort informatie, informatie die te maken heeft met motoriek in de motorische
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
11 schors, met geur in de olfactorische schors etc. Kim et Al24 bevestigen deze
bevindingen op basis van functionele MRI beelden. Zij beschrijven dat bij aandacht
bij een visuele prikkel de frontale oog velden, de posteriore pariëtale cortex de gyrus
cingulatus , het putamen en de thalamus actief werden. In aansluiting op extra
prikkels werden daarnaast ook de voorste insula de dorsolaterale prefrontale cortex
de tempero occipitale cortex en de middelste en onderste gyri, de bij behorende
motorische area en het cerebellum actief. Zij concluderen dan ook dat er een
gemeenschappelijk deel is wat bij visuele prikkels altijd actief wordt en daarnaast
afhankelijk van de aard van de prikkel worden aanvullende delen actief. Taylor et al25
stelden vast dat er twee manieren zijn waarop informatie verwerkt wordt: een
“automatische’ en een “aandachtige’ . Het automatische verwerken vindt plaats in de
ventrale en limbische delen van de hersenen, het aandachtige deel ( d.w.z. het deel
waarbij je aandacht betrokken is), heeft betrekking op cognitieve aspecten van
ervaringen en maakt gebruik van meer dorsaal gelegen componenten. Er lijkt een
strijd gaande te zijn tussen emotionele en cognitieve elementen: emoties
verduisteren het intellect en bij hoge cognitieve alertheid is er weinig ruimte voor
emotie. Dit fenomeen kennen we uit het dagelijks leven, maar vinden we terug in de
activiteit van hersen gebieden. Echter de cingula is bij beide aspecten actief;
vermoedelijk wordt daar de balans tussen de twee geregeld. Insula en somato-
sensorische cortex zijn actief bij inkomende signalen die afkeer oproepen , en
tenslotte zijn er in de ventrale prefrontale cortex neuronen actief in reactie op angst.
De amygdala, de basale ganglia en de hypothalamus zijn actief bij prikkeling ten
gevolge van met emoties. Raz26 stelde vast dat er weliswaar sprake is van twee
hoofdstromen in deze netwerken, maar dat feitelijk deze zijn opgebouwd uit
meerdere deel-netwerken. In een figuur, inzijn publicatie, wordt duidelijk welke
gebieden betrokken kunnen zijn bij ‘aandacht’: zie (Raz A. Anatom,y of Attentional Networks.
The anatomical record 2004.) De pulvina, de colliculus superior, de superior pariëtale kwab,
en de frontale visuele velden blijken vaak geactiveerd bij onderzoek naar netwerken
betrokken bij de oriëntatie. De temporo-pariëtale junction is actief wanneer er iets
nieuws opduikt. De gyrus cingulatus anterior is een belangrijk deel van het netwerk
wat betrokken is bij het uitvoeren van handelingen. De rechter frontale en pariëtale
gebieden zijn actief wanneer mensen alert blijven. Vossel et al27 tenslotte stellen
vast dat hoewel de twee beschreven netwerken afzonderlijk functioneren, er toch ook
weer veel ‘dwarsverbindingen’ bestaan. Juist die dwarsverbindingen maken het
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
12 mogelijk flexibel samen te werken. De lokalisatie van deze dwarsverbindingen wordt
gereguleerd vanuit de frontale gebieden (Gyrus frontalis inferior en media).
Concluderend kunnen we stellen dat aandacht en concentratie complexe neurale
netwerken vereisen van diverse delen van de hersenen. Het is afhankelijk van het
onderwerp waarmee de persoon bezig is welke delen precies actief zullen zijn.
- Geheugen. Allereerst algemeen: over de verbindingen tussen de zenuwcellen
zijn intussen twee zaken bekend die met elkaar in strijd lijken, maar dat toch niet zijn.
Enerzijds worden we geboren met alle verbindingen tussen alle zenuwcellen die
nodig kunnen zijn. Tijdens het leven leren we om daarvan die verbindingen te
gebruiken, die voor ons in onze situatie nuttig/zinvol zijn, en de overige verbindingen
blijven als het ware slapend. Dus alles is er vanaf onze geboorte, maar het wordt niet
allemaal gebruikt. Daarnaast is inmiddels algemeen geaccepteerd dat zenuwcellen
steeds nieuwe verbindingen met elkaar aangaan, d.w.z. er worden telkens nieuwe
synapsen gevormd. Het ontstaan van deze nieuwe synapsen (synaptische
plasticiteit) staat onder invloed van de NMDA-glutamaat receptor; bij een laag aantal
NMDA receptoren zal het opnieuw ontstaan van synapsen dan ook relatief weinig
voorkomen28. De combinatie van deze twee zaken kan alleen maar betekenen, dat
zenuwcellen die reeds een verbinding met elkaar hebben, tijdens het leven van het
individu een telkens ‘inniger’ contact met elkaar krijgen. Deze innige contacten
representeren o.a. het leerproces, waarbij we niet alleen moeten denken aan
cognitief leren, maar ook aan het aanleren van ‘automatische’ handelingen zoals
bewegen volgens een patroon en nog andere zaken die we aanleren. Bij het opslaan
van patronen van motoriek is altijd de hippocampus betrokken; als het om
gevoelsmatige zaken gaat is altijd de amygdala betrokken; combinaties van de twee
zijn zeer gebruikelijk, en als een zaak een emotionele lading heeft is dan ook naast
het circuit uit het cognitieve geheugen, een circuit met de amygdala daarin
ingeschakeld. In de temporaal kwab bevindt zich bovendien een gebied waarvan
prikkeling leidt tot hevige gevoelens van spirituele transcendentie, gecombineerd met
een gevoel van mystieke aanwezigheid29. Het functioneren van dit gebied is
essentieel voor religieuze belevingen en dus ook voor geloven. Het functioneert altijd
in combinatie met andere gebieden bv de frontale of pre-frontale cortex en de
hippocampus en/of de amygdala, maar de combinaties daarvan kunnen wisselend
zijn. Religieus geloven gaat feitelijk niet buiten de amygdala om.
Meer specifiek kunnen we over het geheugen het volgende zeggen30 31:
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
13 Het onderwerp ‘geheugen’ is nauw verbonden met het proces van leren; leren is het
proces waarbij we geheugeninhoud verwerven. Bij het cognitieve geheugen
onderscheiden we meerdere geheugen systemen32. Elk van deze systemen heeft
haar eigen eigenschappen met betrekking tot de wijze waarop zij werkt. Ook heeft elk
systeem haar eigen banen in de hersenen. In deze banen ligt het geheugen ingebed
in de plasticiteit (zie een volgende alinea), waarmee informatie wordt doorgegeven
binnen het betreffende neuronale circuit. In de tabel worden ze in samenvatting
weergegeven.
Vijf vormen van geheugen met hun belangrijkste hersengebieden. Een deel van de hersenen dat essentieel is voor het functioneren van het desbetreffende geheugen is gecursiveerd
Type geheugen Omschrijving Betrokken hersendelen
Declaratieve geheugen Het vermogen aan om alledaagse gebeurtenissen te onthouden en weer voor de geest te halen.
prefrontale, pariëtale en temporale cortex, cingula, hippocampus
Korte termijn geheugen - iconisch geheugen
- werkgeheugen
Gegevens die binnen komen worden hier meteen kortdurend opgeslagen. Het vermogen gegevens die binnenkomen op hun waarde te wegen
Prefrontale en frontale cortex Prefrontale cortex in samenhang met veel andere hersendelen
Episodische geheugen Herinneringen van specifieke persoonlijke ervaringen die op een bepaalde tijd en plaats plaatsvonden.
Parahippocampale gebieden, hippocampus, cortexdelen.
Semantisch geheugen Het blijvende geheugen Veel cortexgebieden, door complexe netwerken onderling verbonden
Impliciet geheugen Het vermogen vaardigheden gewoonten en voorkeuren te onthouden.
Diverse cortex gebieden in samenhang met striatum en cerebellum
In de bovenstaande tabel staan gebieden aangegeven die via macrocircuits met
elkaar verbonden zijn en samenwerken. Elk van de genoemde
hersenschorsgebieden heeft op microcircuit niveau een afzonderlijke rol in
ingewikkelde aspecten van waarnemen, bewegen, emotie en geheugen etc. Het
cortico-hippocampale systeem ondersteunt zowel ons gevoel van vertrouwdheid,
herkenning van voorgaande waarneming van de feiten waar het over gaat, als ons
vermogen die ervaring zelf uit ons geheugen terug te roepen. Dit stelsel werkt door
middel van wat men noemt ‘relational memory processing’ waarbij zaken die
onthouden moeten worden, gekoppeld worden aan andere zaken vanuit de context
waarin de ervaring zich voordeed, verder aan de gebeurtenissen die er aan vooraf
gingen en die welke er op volgen, en aan zaken die er op lijken33. Het valt daarbij op
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
14 dat wanen in dit perspectief een fout in het onderling aan elkaar verbinden van
verwante zaken betreffen; er worden koppelingen gelegd tussen wel en niet reëel
gebeurde zaken, die daardoor toch in het netwerk van aan elkaar verbonden
geheugenfeiten als realiteit worden ingebed.
Synaptische plasticiteit en geheugen. Synaptische plasticiteit is een eigenschap van
het neuron waardoor het individu zich kan aanpassen aan invloeden vanuit de
omgeving, aan fysiologische veranderingen en aan ervaringen (zie artikel 2a over
het neuron). Dynamische veranderingen in de sterkte van reeds bestaande
verbindingen binnen neurale circuits , veranderingen in cortico-corticale en cortico-
subcorticale samenhang in relatie tot de taak die uitgevoerd wordt, en aanpassingen
in verband met gedrag en neurale activiteit, vinden plaats in reactie op veranderingen
in hetzij indrukken die binnen komen, dan wel in eisen die gesteld worden aan
uitgaande impulsen. Dit proces van voortdurende veranderingen gaat gepaard met
het ontstaan van nieuwe verbindingen door groei van de dendrieten en door
vertakking daarvan. Het draagt tegelijk het risico in zich, dat het zich immer
ontwikkelende patroon van neurale activering kan leiden tot abnormaal gedrag.
Plasticiteit is zo het mechanisme dat nodig is voor ontwikkeling en leren, maar
tegelijk ook een oorzaak van pathologie34. De cellulaire basis van het geheugen is
synaptische plasticiteit, die afhankelijk is van het actief zijn van de synaps35. Bij het
actief worden van neuronale circuits spelen oppervlakte eiwitten een rol. Bij deze
eiwitten gaat het om immuunglobulinen. Deze eiwitten zorgen er voor dat de
uitsteeksels van de axonen en dendrieten waarop de synapsen zich bevinden een
corresponderende vorm hebben36 37. Verder speelt de WnT- familie van
gesecerneerde eiwitten een cruciale rol in het centrale zenuwstelsel. Deze eiwitten
regelen de plaatsing, polarisatie van de zenuwcel, de ontwikkeling van axonen en
dendrieten en de synaptogenese38.
Als een synaps actief is kan hij dus betrokken zijn in het geheugen. Het gaat hierbij
om lange termijn potentiëring. (LTP), een langer durende toename in de sterkte van
een synaptische respons volgend op stimulering van de synaps. LTP vinden we
nogal in de hippocampus, maar ook in de corticale gebieden en andere
hersengebieden die betrokken zijn bij het geheugen. LTP wordt geïnduceerd door
het samenvallen van een prikkel en intracellulaire depolarisatie in een synaps. Hierbij
zijn NMDA receptoren betrokken; deze maken de instroom van Ca++ in de synaps
mogelijk; dat activeert op zijn beurt cyclisch AMP, dat activeert weer diverse
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
15 kinasen, waarvan er sommige het aantal synaptische receptoren verhogen, en
andere weer via een eiwit in de celkern van het neuron genen activeert. Onder de
eiwitten die daardoor weer geproduceerd of geactiveerd worden is neurotrophine,
wat op zijn beurt de groei van de synaps stimuleert. Er treedt dus een keten van
reacties op, die in samenhang leiden tot een verandering in de synaptische functie.
Er zijn gegevens die er op wijzen dat het definitief opslaan van geheugenfeiten
afhankelijk is van het optreden van deze moleculaire cascade. Stoffen die
interfereren met o.a. de NMDA receptor maken ook het geheugen slechter. Naast
LTP is er ook een mechanisme wat precies de andere kant uit werkt, lange termijn
depressie( LTD) Dit mechanisme betreft dezelfde moleculen als LTP, maar treedt op
wanneer de prikkel en de intracellulaire depolarisatie niet simultaan plaatsvinden. De
combinatie van LTP en LTD maken een continue ingewikkelde reorganisatie van de
circuits die de neurale representatie van informatie betreffen mogelijk. Beide
processen komen voor in alle hersenonderdelen die betrokken zijn bij het geheugen.
Ze vinden binnen een bestek van seconden of minuten plaats, en zijn essentieel voor
het overplaatsen van gegevens uit het korte termijn geheugen naar het lange termijn
geheugen.
Behalve met inschakeling van LTP/LTD vindt er ook fixatie van geheugenfeiten
plaats door emotionele activering en stress. Door emotioneel actief zijn, wordt de
afgifte van glucocorticoiden en adrenaline in een mechanisme via de amygdala en de
hypothalamus geactiveerd. Deze stoffen hebben op hun beurt weer een fixerende
invloed op het geheugen systeem.
Er is toenemend bewijs dat de amygdala noodzakelijkerwijze betrokken is bij het
verwerven, opslaan en uiten van tot uiting komen van ons geheugen voor angst, en
LTP in de laterale kern van de amygdala wordt gezien als het belangrijkste
synapsfenomeen waar angst kan worden geassocieerd met andere geheugen
elementen. De verbinding tussen prefrontale cortex en amygdala is essentieel voor
het aan- en afleren van angst39.
- Psychomotorische functies. Deze kunnen worden onderverdeeld in drie
groepen (Taal, rekenen en psychomotoriek in engere zin). Met de derde groep hangt
het aansturen van de motoriek samen, dit aspect zal daarom daarbij aan de orde
komen.
o Mentale functies gerelateerd aan taal.
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
16 Al sinds vele jaren wordt aangenomen dat de taal gelokaliseerd is in de area’s van
Broca en Wernicke. Deze twee anatomen lokaliseerden de spraak links tinferio-
frontaal bij rechtshandigen en rechts inferio-frontaal bij linkshandigen. De motoriek
nodig voor het spreken zou dan gelokaliseerd zijn in het aansluitende deel van de
motorische schors, achterop bij de frontaal kwab. Deze aanname was gebaseerd op
het uitvallen van de spraak bij personen met letsels in deze gebieden. Sinds het
mogelijk is met beeldvormende technieken zoals de PET scan meer inzicht te krijgen
in de lokalisatie van hersenprocessen is dit beeld wel genuanceerd. In 2002
publiceerde Pulvermüller een boek40 waarin hij aangaf neuronale netwerken voor
woorden en woordvolgorde te hebben vastgesteld. In een artikel in 2010 samen met
Fadiga41 geeft hij vorderingen weer. Hij laat zien dat het percipiëren van taal niet
alleen in de centrale schors gebeurt, maar ook activiteit oproept in motorische
schors. De klassieke ‘separatie benadering’ meent dat na perceptie van taal eerst
aandacht, emotie en geheugen circuits geactiveerd worden en dan als een reactie
daarop kan er een motorische respons komen. Echter nu is duidelijk geworden dat er
ook een rechtstreekse lijn loopt van perceptie naar motorische schors. Dat blijkt ook
voor andere hersengedeelten zo te zijn als er geen motorische reactie nodig is;
afhankelijk van de inhoud van hetgeen gesproken wordt, worden ook verschillende
hersengebieden geactiveerd zoals voor kleur, vorm arm been gezicht etc. In een
publicatie in 2010 stipuleert Pulvermüller42 verder dat ook zaken als grammatica
opgeslagen worden in neuronale netwerken. Er is een deel wat de afzonderlijke
woorden registreert en een nabij gelegen deel bevat grammatica, weer een ander
deel uitspraak (vragen of juist niet). Weer een ander , ook nabij gelegen, deel
registreert de taal; bij tweetaligheid wordt in de situatie van betrokkenen het juiste
deel ingeschakeld, vonden weer andere onderzoekers43. Opvallend was tijdens deze
studies dat de schorsgebieden die betrokken waren veel meer omvatten dan de
regio’s van Broca en Wernicke. Malik44 meent dat sprak niet slechts in één hemisfeer
gelokaliseerd is, maar dat beide meedoen. In het bijzonder na trauma (b.v. een
beroerte) kan de andere hemisfeer veel overnemen. Verder meldt Malik, dat
wanneer het over het begrijpen van metaforen gaat grote gebieden worden
geactiveerd, zowel links als rechts: de prefrontale cortex, de gyrus temporalis media,
en de prosodische regio’s. Friedemann45 tenslotte stelt vast dat er specifieke
netwerken zijn voor diverse taalfuncties zoals het kunnen spreken, begrijpen,
werkgeheugen voor woorden etc. Samenvattend kunnen we stellen dat er diverse
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
17 netwerken bij taal betrokken zijn die zich niet beperken tot de klassieke regio’s van
Broca en Wernicke. Op basis daarvan is te begrijpen dat bij hersenziekten soms
slechts sommige taal-functie verstoord zijn.
o Mentale functies gerelateerd aan rekenen. In 1991 schreven Kahn en
Whitaker een artikel46 over de lokalisatie van rekenen in de hersenen. Hun conclusie
is er gene specifieke regio in de hersenen is die de rekenfunctie vervult. Ook in
andere meer recente literatuur47 wordt gesproken over rekenen als functie van de
dieper gelegen area’s van de hersenschors, die uit tenminste 6 lagen bestaat, maar
diffus door de hersenen gelegen. Het gaat daarbij om een complex netwerk.
Rickard48 et Al vonden bij MRI-onderzoek dat de area 44 van Brodman actief werd
tijdens rekenwerkzaamheden, en daarnaast de dorso-laterale prefrontale cortex,
verder enkele pariëtale area’s en enkel gebieden die eigenlijk bij taal horen.
Aangezien deze bevindingen dus uitgebreide hersen gebieden omvatten zijn ze niet
in strijd met de andere bevindingen. Samenvattend vindt rekenen dus plaats in een
uitgebreid netwerk in de diepere corticale lagen, wat niet geheel exact te lokaliseren
is. Het blijkt ook dat letsels in de genoemde hersengebieden pas leiden tot acalculi
als ze zeer uitgebreid zijn; kennelijk kunnen naast gelegen gebieden taken
overnemen.
o Bepalen sequentie bij complexe bewegingen en motoriek in het algemeen.
Vroeger werd gedacht dat er als het ware een kaart van het lichaam getekend was
op de motorische cortex (dat deel van de hersenen wat in de voorste wand van de
centrale sulcus ligt, en verder het aansluitende deel van de voorste centrale sulcus
en in het aansluitende dele van de paracentrale lob). en dat daarmee vaststond welk
hersendeel verantwoordelijk was voor welke spier. Dit ligt wat minder vast als tevoren
gedacht, als is wel duidelijk dat dit hersengedeelte essentieel is voor het bewegen.
Het staat echter in verbinding met talloze andere hersendelen., die daardoor de
motoriek kunnen beïnvloeden. Het blijkt verder dat dezelfde neuronen betrokken zijn
bij geheel verschillende motorische activiteiten. Dit suggereert dat de motorische
schors ook actief betrokken is in het organiseren en controleren van motorisch
gedrag en niet alleen bij het uitvoeren van een beweging49. Het vermogen van een
anatomisch afgebakend circuit om meerdere gedragspatronen te kunnen
‘ondersteunen’ is wijdverbreid in de dierenwereld en er is geen reden om te moeten
aannemen dat dit bij de mens anders zou zijn. Er zijn argumenten om te mogen
aannemen dat multifunctionele circuits weliswaar een vastliggende structuur hebben,
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
18 maar de activiteitspatronen van individuele betrokken neuronen die betrokken zijn bij
meerdere gedragingen wijd kunnen variëren. Verschillende mechanismen,
waaronder input van gegevens van buiten, parallel activiteit van neuronen die nabij
elkaar liggen, neuromodulatie en biomechanische factoren zijn verantwoordelijk voor
het wisselen tussen patronen50.
Bespreking.
Nog lang niet alles is bekend over de neurale netwerken. Het lijkt reëel om te
veronderstellen dat b.v. een zaak als persoonlijkheid. in de patronen van het gebruik
van de neurale netwerken ligt. Het is ook aannemelijk dat genetische factoren hier
een rol spelen bij het bepalen van die netwerken, c.q. onderdelen daarvan, welke bij
voorkeur gebruikt worden. Anderzijds kan niet uitgesloten worden dat hier
omgevingsfactoren een rol spelen, zoals het aanleren van de meest geschikte
reactie op een stimulus door het voorbeeld van b.v. ouders na te volgen. Veel
gebruikte trajecten binnen de netwerken worden bij een volgende prikkeling
makkelijker gebruikt, en dat leidt tot z.g. voorkeurstrajecten. Een volgende keer kan
zo’n traject gevolgd worden zonder dat de betrokken persoon zich daarvan bewust
is; dat zien we b.v. al bij het wegjagen van een vlieg die op iemands arm komt zitten,
wat kan plaatsvinden zonder dat de betrokkene zich realiseert dat hij dit doet.
De ‘bron’ van de spontane hersenactiviteit, zoals waargenomen wordt op een E.E.G,
en daarmee ook van de spontane netwerkactiviteit is niet duidelijk. Op basis van wat
we weten van het functioneren van het neuron mogen we aannemen dat een en
ander begint met een chemisch signaal vanaf het DNA, die via een cascade leidt tot
een depolarisatie van het neuron in combinatie met een chemische cascade in het
axon, die er toe leidt dat de juiste transmitter-stoffen worden afgescheiden in de
synapsen die het ene neuron verbinden met het volgende. Wat echter aanleiding is
tot het chemische signaal vanaf het DNA is niet duidelijk, het is denkbaar dat
restanten van inkomende impulsen er toe leiden, maar ook andere oorzaken kunnen
niet worden uitgesloten.
Het ontstaan van nieuwe synapsen bij de ontwikkeling van het geheugen (zowel
cognitief als voor wat betreft áutomatische’ handelingen) laat ons begrijpen hoe een
zelfde neuron betrokken kan zijn bij het doorgeven van verschillende ‘herinneringen’.
Immers door dat er nieuwe eindbuttons bij komen, kan de over te dragen boodschap
anders zijn dan een eerdere; het neuron kan een andere ‘code’ in signaalstoffen over
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
19 dragen aan het volgende neuron, zie ook het artikel over het functioneren van de
zenuwcel. Eichenbaum51 maakt niet duidelijk welk biologisch substraat ten grondslag
ligt aan ‘relational memory processing’. Het is echter aantrekkelijk om te postuleren
dat het zal gaan om de koppeling van signalen aan elkaar die op chemisch
differentiatieniveau niet veel van elkaar verschillen en die gebruik maken van het
zelfde neuron. Dit past ook bij de bevinding dat een waan een foutieve koppeling is;
wanen zien we veel bij mensen met schizofrenie of een verwante stoornis, die door
hun ziekte een functioneel tekort hebben aan NMDA receptoren, en daardoor een
gebrekkige synaptische plasticiteit . Omdat de ‘nieuwe’ boodschap toch via het
neuron moet die een oorspronkelijke boodschap kon doorgeven, maar de synaps
eigenlijk niet geschikt is daarvoor, mislukt de aangepaste codering en lukt het
onderscheiden van de boodschappen niet. De eerste boodschap heeft ooit het
karakter van ‘waar, betrouwbaar’ gekregen en de tweede krijgt dit hierdoor ten
onrechte ook.
Het is ook niet irreëel om te veronderstellen dat er in de synaptische overdrachtscode
een meelopend signaal verborgen zit, waardoor externe prikkels van spontane
activiteit van het netwerk, dus van interne prikkeling, onderscheiden kunnen worden.
Door een gebrek aan synaptische plasticiteit zal ook dit bij mensen met een tekort
aan functionele NMDA receptoren niet lukken, en ontstaan hallucinaties. Voeg
daarbij de toestand van overactief zijn van het dopamine en het serotonine systeem,
ook weer als gevolg van een relatief tekort aan NMDA receptoren en dan begrijpen
we hoe de verwardheid en hallucinaties etc. bij een schizofrenie patiënt tot stand
komen. Ook het ontstaan psychotische angst kunnen we zo begrijpen, de
overprikkeling zal ook leiden tot activering van netwerken waarin de amygdala is
betrokken, en dat zal leiden tot het beleven van angst via het activeren van het
adrenerge systeem. Gezien de grote variatie in verstoorde functies bij schizofrenie is
het niet reëel te veronderstellen dat een verstoring van een specifiek netwerk
gevonden zal worden bij schizofrenie, evenmin trouwens als bij andere
hersenafwijkingen die tot een gevarieerd beeld leiden zoals Alzheimer dementie, of
een bipolaire stoornis. Wel kunnen we de functie-afwijkingen bij aandoeningen zoals
multiple sclerose verklaren uit de lokalisatie van de laesies.
Conclusie
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
20 We kunnen de hersenen beschrijven als een verzameling van neuronale netwerken
die elkaar onderling kunnen beïnvloeden, maar die wel elk hun eigen functie
vervullen. Men kan het ook omdraaien door te zeggen dat bij elke functie en/of
vaardigheid een neuronaal netwerk past wat precies is toegesneden op deze functie
of vaardigheden. Er is echter nog veel niet bekend over de neuronale netwerken; we
beginnen pas te begrijpen hoe netwerken in principe functioneren. Met wat we weten
kunnen we ons een beeld vormen van wat er gebeurt in de hersenen. Echter over
zaken als willen, denken (in de zin van afwegingen maken), motivatie, geloven, etc.
kunnen we op dit moment niets meer zeggen, dan dat we onze hersenen er voor
nodig hebben, dat voor sommige zaken zelfs aan te wijzen is welk onderdeel van de
hersenen daarbij in ieder geval nodig is, maar dat we de diepste bron ervoor niet
kennen. Het ligt voor de hand hier een koppeling te maken naar de bron van de
spontane hersenactiviteit, ook al weten we niet wat daarvan de bron is. Maar op dat
moment bewegen we ons van het natuurwetenschappelijk terrein af, en komen we
op een gebied waar we via de natuurwetenschap feitelijk niets over kunnen zeggen.
1 Fukai, T, Riken publications (laboratory website), 2009
2 Ardid, S, Wang X.J. Compte, A. An integrated Microcircuit Model of Attentional Processing in the neocortex.
J. Neurosci, Vol 27 32 2007 pp 8486-8495.
3 Flavell S.W. Greenberg ME Signalling mechanisms linking neuronal activity to gene expression and plasticity
of the nervous system Annu Rev Neurosci. 2008; 31: 563-90
4 Fukai, T, ibid.
5 Green, M, Schizofrenie ontsluierd,Nieuwezijds uitgeverij 2003 ISBN 90 5712 158 1
6 Byrne, JH Introduction to Neurons and Neuronal networks, University of Texas Health Centre 1997
7 Ahmed R.M, Devenney E.M , Irish M, Ittner A, Naismith S, Ittner L.M., Rohrer J.D, Halliday G.M, Eisen A,
Hodges J.R, Kiernan M.C. Neuronal network disintegration: common pathways linking neurodegenerative
diseases. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2016;87
: 8 Vogels T.P. Rajan K, Abbott L.F. Neural network dynamics Annu Rev Neurosci 2005; 28 357-76
9 Nelson, K. De goddelijke hersenstam. Ten Have, 2011
10 Koch C Massimini M Boly M Tononi G. Neural correlates of conciousness: progress and problems.
Nature reviews neuroscience 2016
11 Damasio A, Meyer K, Consciousness: An Overview of the Phenomenon and of Its Possible Neural Basis. In
Laurey S Tononi G, The neurology of consciousness. 2009.
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
21 12 King P, Soso M, Could consciousness become an emergent property of neural networks? Berkeley Redwood
Center for Theoretical Neuroscience 2016
11. Yirka B. Brain study suggests consciousness a matter of optimal degree of connectedness in neural network.
Neuroscience 2016
14 . Grillner S ,Deliagina T , El Manira A Hill R.H. Orlovsky G.N. Waltén P. , Ö. Ekeberg O Lansner A. Neural
networks that co-ordinate locomotion and body orientation in lamprey , Trend in neurosciences 1995
15
Colm R, Karama S, Jung R E, Haier R J Human intelligence and brain networks. www.dialogues-cns.org 2010
16
Bos, W. Proefschrift (summary in Dutch) openaccess leiden univ 2011
17
Adelstein JS, Shehzad Z, Mennes M, DeYoung CG, Zuo X-N, et al. (2011) Personality Is Reflected in the
Brain’s Intrinsic Functional Architecture. PLoS ONE 6(11): e27633. doi:10.1371/journal.pone.0027633
18 Kennis M, Rademaker AR Geuze E. Neural correlates of personality: An integrative review Researchgate
2012. 19 Etkin A, Büchel C, Gross JJ The neural basis of emotion regulation. Nature reviews 2015 20
Jain V.P Shete VV Shiragapur B.K. Sleep stage classification using wavelet transform & neural network.
Journal of electronics 2012.
21 Vanvinckenroye A, Vandewalle G, Phillips C,. Chellappa SL Eyes Open on Sleep and Wake: In Vivo to In
Silico Neural Networks Hindawi Publishing Corporation Neural Plasticity 2016,
22
Kurth S, Dean DC, Achermann P, O’Muircheartaigh J, Huber R, Deoni SCL,. LeBourgeois MK, Increased
Sleep Depth in Developing Neural Networks: New Insights from Sleep Restriction in Children Frontiers in
Human Neuroscience 2016.
23
Grossberg, S. The link between Brain Learning, Attention and Conciousness. Academic press, Boston 1999.
24 Kim, YH, Gitelman DR, Nobre,AC, Parrish TB,. LaBar KS, Mesulam MM*,§,The Large-Scale Neural
Network for Spatial Attention Displays Multifunctional Overlap But Differential Asymmetry 1 NeuroImmage
1999.
25
Taylor JG Fragopanagos N, ANNA: An artificial Neural Network for Attention to emotional recognition.
KES 2003.
26
Raz A. Anatom,y of Attentional Networks. The anatomical record 2004.
27
Vossel S, Geng JJ, Fink GR. Dorsal and ventral Attention Systems: distinct Neural circuits but Collaborative
Roles. The Neuroscientist 2014
28
Eichenbaum, H. (2008) Scholarpedia 3(3) 1747. revision #45577
29
Carter, R, Het brein in kaart. Uniepers Abcoude 1998 ISBN 90 6825 211 9
30
Milner, B, Squire L.R. Kandel E.R. Cognitive Neuroscience and the Study of Memory. Neuron vol 20 march
1998.
31
Rosenfield I, Ziff, E. How the Mind Works: Revelations. The New York Review of Books Volume 55
Number 11 June 26 2008.
32
Eichenbaum, ibid.
Neuronale netwerken (oktober/november 2017)
22 33
Eichenbaum, ibid.
34
Pascal-Leone A, Amedi A Fegni F Merabet L.B. The plastic human brain cortex Annu Rev Neurosci 2005 28:
377-401.
35
Eichenbaum, ibid.
36
Hattori D, Miljard S, Wojtowicz W.M. Zipursky S.L. Dscam-Mediated Cell Recognition Regulates Neural
circuit Formation. Ann Review of Cell And Developmental Biology, 24 (597-620) 2008
37
Huberman A,D, Feller, M.B. Chapman, B. Mechanisms Underlying Development of Visual Maps and
Receptive Fields, Annual reviw of Neuroscience, 31 (479-509) 2008.
38
Salinas, PC, Zou Y, Wnt signalling in neuralcircuit assembly, Annu Rev Neurosci. 2008; 31:339-58
39
Kim JJ Jung MW, Neural circuits and mechanisms involved in Pavlovian fear conditioning: a critical review.
Science direct 2005
40
Pulvermuller F, The neuroscience of Language: on Brain Circuits of words and Serial Order. Cambridge
University Press 2002
41
Pulvermüller F Fadiga L. Active perception: sensimotor circuits as a cortical basis for language. Neuroscience
2010.
42
Pulvermüller M. Brain Embodment and grammar. Brain and Language 2010.
43
Bernis D, Pylkkänen L Neural circuits used in processing basic linguistic phrases. Science daily New York
University 2011.
44
Malik N. Neuronal network and language: a need for change and expansion of terminology. International
Journal of Multidisciplinary Thought 2015.
45
Friedemann Neural reuse of action perception circuits for language, concepts and communication. Prog.
Neurobiol 2017.
46
Kahn, H. J., & Whitaker, H. A. (1991). Acalculia: An historical review of localization. Brain and Cognition,
17(2), 102-115.
47
Lin H Tegmark M, arxiv.org/abs/1608.08225: Why Does Deep and Cheap Learning Work So Well? 2016
48 Rickard TC, Romero SG, GBasso G, Wharton C, Flitman S, Grafman J, The calculating brain: an fMRI study,
Neuropsychologia 2000. 49
Graziano M. The organization of behavioral repertoire in Motor cortex. Annu Rev Neurosci. 2006 29 105-34.
50
Briggman K.L. Kristan W.B. Multifunctional patters-generating circuits. Annu Rev Neurosci 2008 31 271-
294.
51
Eichenbaum, ibid,