Upload
others
View
2
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Monitoring
Blijf Veilig Mobiel
eindrapport
Den Haag, 5 september 2013
Ipso Facto beleidsonderzoek
Raamweg 21-22, Postbus 82042, 2508 EA Den Haag. Telefoon 070-3260456.
Van Lanschot Bankiers 699061709. Reg. K.v.K. Utrecht 300.844.58. BTW-nummer NL 0081.38.989.B.01.
2
INHOUD
0. SAMENVATTING 4
1. INLEIDING 6
1.1. Aanleiding 6
1.2. Aanpak onderzoek 6
2. NIEUWSBRIEF BLIJF VEILIG MOBIEL 8
2.1. Inleiding 8
2.2. Mening over inhoud Nieuwsbrief 8
2.3. Activiteiten naar aanleiding Nieuwsbrief 10
2.4. Conclusie 11
3. ZEBRACHECK 12
3.1. Inleiding 12
3.2. Kenmerken vrijwilligers 12
3.3. Tevredenheid ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel 12
3.4. Gebruik van de Zebracheck in de praktijk 13
3.5. Contact met de gemeente 15
3.6. Wensen ten aanzien van ondersteuning 16
3.7. Conclusie 16
4. TRAINING DOCENTEN DRIEWIELFIETSEN 18
4.1. Inleiding 18
4.2. Bestaande ervaring met (begeleiding rond) driewielfietsen 18
4.3. Tevredenheid met de training 19
4.4. Effect van de training 19
4.5. Wensen ten aanzien van ondersteuning 20
4.6. Conclusie 22
5. FIETSACTIVITEITENWORKSHOP 23
5.1. Inleiding 23
5.2. Bestaande ervaring met organiseren fietstochten voor senioren 23
5.3. Tevredenheid met de workshop 25
5.4. Tevredenheid ondersteuning Blijf Veilig Mobiel 25
5.5. Effect van de training 26
5.6. Wensen ten aanzien van ondersteuning 28
5.7. Conclusie 30
6. MOBILITEITSAMBASSADEURS 31
6.1. Inleiding 31
6.2. Betrokkenheid met thema mobiliteit 31
6.3. Tevredenheid met de training 33
3
6.4. Tevredenheid ondersteuning Blijf Veilig Mobiel 34
6.5. Gebruik van de training in de praktijk 35
6.6. Effect van de training 36
6.6.1. Contact met de gemeente 37
6.7. Wensen ten aanzien van ondersteuning 38
6.8. Conclusie 40
7. OORDEEL STRATEGISCHE PARTNERS OVER BVM 41
7.1. Inleiding 41
7.2. Doelen BVM 41
7.3. Samenwerking en organisatie 42
7.4. Resultaten BVM tot nu toe 43
7.5. Vervolg BVM 44
8. OORDEEL SAMENWERKINGPARTNERS OVER BVM 45
8.1. Inleiding 45
8.2. Doelen BVM 45
8.3. Samenwerking en organisatie 46
8.4. Resultaten BVM tot nu toe 49
8.5. Vervolg BVM 51
9. CONCLUSIE 53
9.1. Inleiding 53
9.2. Samenwerking en aansturing BVM 53
9.3. Kwaliteit producten en diensten 53
9.4. Verspreiding en gebruik 54
9.5. Toekomst BVM 55
4
0. SAMENVATTING
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de (tussen)resultaten van Blijf
Veilig Mobiel (BVM). BVM is een samenwerkingsverband van tien verschillende
belangenorganisaties. Doel van de samenwerking is het stimuleren van veilige mobiliteit
van senioren en mensen met een beperking. Het programma wordt inhoudelijk en
financieel gesteund door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Binnenkort (eind 2013) wordt besloten of, en in welke vorm, het programma BVM een
vervolg krijgt. Het onderzoek dat door Ipso Facto beleidsonderzoek is uitgevoerd had tot
doel om input te verkrijgen voor deze beslissing. Het onderzoek is opgebouwd uit een
aantal deelonderzoeken: enquêtes bij een verschillende gebruikersgroepen (intermediairs
en eindgebruikers), interviews met ‘strategische’ partners (externe partijen waarmee nauw
is samengewerkt) en interviews met de samenwerkingspartners. De verzamelde informatie
geeft een beeld van de samenwerking tussen de betrokken organisaties, het oordeel over
de ontwikkelde producten en diensten, en de ervaringen van de doelgroep daarmee
(bruikbaarheid, gebruik of voorgenomen gebruik).
De inventarisatie van ervaringen onder intermediairs en gebruikersgroepen is uitgevoerd
met behulp van enquêtes (schriftelijk en via e-mail). De dataverzameling vond plaats in de
zomervakantie, maar desondanks is de respons redelijk te noemen. Wel zijn de
gebruikersgroepen (nog) vrij klein, waardoor het beeld soms bepaald wordt door een
kleine groep mensen. Ook bestaat de indruk dat het gebruik van de producten en
instrumenten in de praktijk nog moet ‘groeien’. In sommige gevallen volgde de enquête
ook vrij kort op de ontwikkeling van het product of de overdracht van informatie, en
kwam het onderzoek wellicht nog wat te vroeg. Uit de inventarisatie is het volgende beeld
naar voren gekomen (puntsgewijs samengevat):
Gebruikers van de trainingen en workshops zijn overwegend positief over de inhoud
en overdracht van de kennis, gebruikers van de Zebracheck vinden het een bruikbaar
instrument, en ook de Nieuwsbrief wordt positief beoordeeld.
De vrijwilligers die actief zijn voor Blijf Veilig Mobiel zijn ook vaak actief voor
(lokale) vrijwilligersorganisaties of platformen. Voor sommige gebruikersgroepen
(zoals de mobiliteitsambassadeurs) liggen de BVM-activiteiten in het verlengde van
activiteiten die zij voor de eigen (lokale) organisatie uitvoeren. Het is voor deze groep
relatief ‘makkelijk’ om opgedane kennis in de praktijk in te zetten.
Voor fietsdocenten die de training driewielfietsen hebben gevolgd is het gebruik van
de opgedane kennis en ervaring minder vanzelfsprekend, omdat het gaat om voor hen
nieuwe doelgroepen, en/of de samenwerking met nieuwe partijen moet worden
opgezocht (zoals de gemeente).
De deelnemers aan de Fietsactiviteitenworkshop lijken het meest actief te zijn geweest
bij het organiseren van activiteiten. Ook voor deze groep geldt dat zij voorheen ook
vaak al actief waren in het organiseren van activiteiten.
De Zebracheck is tot nu toe gebruikt door een vrij kleine groep gebruikers. De meeste
van hen zijn positief over het instrument, hoewel ook een paar inhoudelijke
verbeterpunten zijn genoemd. De vrijwilligers lijken de Zebracheck vaker te willen
5
gaan gebruiken maar lijken nog zoekende als het gaat om wat ze met de uitkomsten
ervan kunnen doen.
Het gebruik van de producten en diensten van Blijf Veilig Mobiel kan volgens een
deel van de vrijwilligers nog toenemen door meer aandacht te besteden aan publiciteit
over het programma in het algemeen en de verspreiding van producten onder
intermediairs. Door de mobiliteitsambassadeurs is daarnaast opgemerkt dat er
blijvende aandacht voor de ontwikkeling van de ambassadeurs dient te zijn
(bijvoorbeeld door Terugkomdagen te organiseren).
Ook de samenwerkingspartners en strategische partners hebben de verspreiding van de
producten en kennis, en het gebruik ervan in de praktijk als belangrijkste verbeterpunt
genoemd. In dit kader zijn de volgende suggesties gedaan of verbetermogelijkheden
genoemd:
(m.b.t. verspreiding)
Meer gebruikmaken van de eigen achterban van de BVM-partners (hoewel de
benodigde ‘lokale structuur’ wel is verzwakt door bezuinigingen in de welzijnssector).
Betere verspreiding op lokaal niveau, bijvoorbeeld via contacten met gemeenten.
Beter gebruikmaken van netwerken van de strategische partners.
Inschakelen van een extern bureau voor communicatie en PR als mogelijkheid om
meer professionaliteit in verspreiding en communicatie te bewerkstelligen.
(m.b.t. gebruik)
Zorgen voor een context waarbinnen de producten gebruikt kunnen worden (het
gebruik meer organiseren, zorgen voor meer professioneel gebruik).
Zorgen voor meer zicht op het gebruik van de producten en diensten in de praktijk
(monitoren, ontwikkelen systematiek om dat in kaart te brengen).
De ervaringen met, en oordeel over de samenwerking tussen de BVM-partijen zijn
overwegend positief. Aandachtspunten als het gaat om de samenwerking zijn de
verschillen in inzet van de partijen en de herkenbaarheid van de eigen organisatie. Dit
laatste speelt met name bij de ondervraagde ouderenorganisaties.
6
1. INLEIDING
1.1. Aanleiding
Blijf Veilig Mobiel (BVM) is een samenwerkingsverband dat een stimulans wil bieden aan
veilige mobiliteit van senioren en mensen met een beperking. Het programma is gestart in
2009 en heeft in 2012 een vervolg gekregen door een nieuwe subsidie van het ministerie
van Infrastructuur en Milieu voor de jaren 2012 en 2013. Het vervolgprogramma heeft als
doel specifieke producten voor senioren te ontwikkelen en kent daarnaast vier andere
aandachtspunten:
fietsen (ook met de elektrische fiets)
werven en inzet van mobiliteitsambassadeurs (die kunnen lobbyen bij de gemeente)
individueel mobiliteitsadvies door (on)betaalde professionals zoals VOA’s
hernieuwde aandacht voor het zebrapad (actie ‘respect voor het zebrapad')
Het samenwerkingsverband BVM bestaat uit tien organisaties: ANBO (projectleider),
ANWB, CG-Raad, Fietsersbond, NVVS, Oogvereniging, PCOB, samenwerkende ROV’s,
Unie KBO en Veilig Verkeer Nederland. Deze organisaties maken allen deel uit van de
zogenaamde kerngroep die vijf á zes maal per jaar bijeen komt. Het ministerie van
Infrastructuur en Milieu ondersteunt het programma inhoudelijk en financieel en neemt
als adviseur deel aan de vergaderingen.
Eind van dit jaar loopt de huidige subsidie af, en moet een beslissing worden genomen
over een eventueel vervolg van BVM. Om die beslissing goed te kunnen onderbouwen is
besloten een externe evaluatie uit te laten voeren om de resultaten van BVM tot nu toe, en
de visie en ervaringen van direct betrokkenen (de tien BVM-partijen en de ‘strategische
partners’) in kaart te brengen. Dit onderzoek is in de zomer van 2013 uitgevoerd door
Ipso Facto beleidsonderzoek.
1.2. Aanpak onderzoek
Het onderzoek bestond uit dataverzameling onder drie groepen: gebruikers en
intermediairs, strategische partners van BVM en de samenwerkingspartners. De
strategische partners zijn vertegenwoordigers van externe organisaties waarmee de
afgelopen periode is samengewerkt, de samenwerkingspartners zijn de partijen die
samenwerken in BVM-verband. De dataverzameling onder deze groepen heeft
plaatsgevonden via telefonische interviews. In de gesprekken is ingegaan op hun
ervaringen met BVM, het oordeel over de resultaten en de visie op de toekomst.
Resultaten hiervan worden in hoofdstuk 7 (strategische partners) en hoofdstuk 8 (BVM-
partners) weergegeven.
Bij de dataverzameling onder gebruikers en intermediairs worden de volgende
doelgroepen onderscheiden (tussen haakjes het bijbehorende hoofdstuknummer):
7
Abonnees nieuwsbrief BVM (H2)
Gebruikers van de Zebracheck (H3)
Fietsdocenten (deelnemers training driewielfietsen) (H4)
Deelnemers workshop fietsactiviteiten (H5)
Mobiliteitsambassadeurs (H6)
Voor elk van deze doelgroepen is een enquête ontwikkeld waarin gevraagd wordt naar de
ervaringen met het betreffende onderdeel of product (zoals wijze van gebruik, oordeel
over bruikbaarheid, informatievoorziening, ondersteuning etc.). De enquêtes zijn per e-
mail verspreid, en konden via e-mail of post worden teruggestuurd aan het
onderzoeksbureau. Voor een verdere beschrijving van de werkwijze bij deze
deelonderzoeken en de respons op de enquêtes wordt verwezen naar de individuele
resultatenhoofdstukken.
8
2. NIEUWSBRIEF BLIJF VEILIG MOBIEL
2.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mening van de ontvangers van de Nieuwsbrief over
het verschijnen van de Nieuwsbrief, de inhoud ervan en over het ondernemen van
activiteiten naar aanleiding van de Nieuwsbrief. De Nieuwsbrief wordt verspreid onder
ruim 100 abonnees. Alle abonnees zijn per e-mail benaderd en gevraagd een korte
enquête in te vullen (7 vragen). 35 van hen hebben de vragenlijst ingevuld (een respons
van ongeveer 30%). Gezien de periode waarin het onderzoek plaatsvond (in de
zomervakantie), is die respons redelijk te noemen.
2.2. Mening over inhoud Nieuwsbrief
Van alle ontvangers leest 86% de Nieuwsbrief regelmatig, 9% leest deze niet of
nauwelijks en heeft daar geen specifieke reden voor en 6% zegt de Nieuwsbrief niet te
kennen. De lezers van de Nieuwsbrief is gevraagd een oordeel te geven over vijf aspecten
van de Nieuwsbrief. Tabel 2.1 geeft de antwoorden weer.
Tabel 2.1. Oordeel aspecten Nieuwsbrief (in percentages, n=30)
Kunt u een oordeel geven over de volgende aspecten
van de Nieuwsbrief?
Goed Voldoende Niet goed
Keuze van onderwerpen van de Nieuwsbrief 60% 40% -
Verschijningsvorm (e-mail) 83% 17% -
Verschijningsfrequentie (drie maal per jaar) 47% 40% 13%
Diepgang van informatie/informatiegehalte 60% 33% 7%
Leesbaarheid, begrijpelijkheid 77% 23% -
Het vaakst positief zijn de lezers over de verschijningsvorm van de Nieuwsbrief (per e-
mail). Ook zijn de meeste lezers te spreken over de leesbaarheid en de begrijpelijkheid
van de artikelen. Over het algemeen zijn de lezers ook tevreden over de keuze van de
onderwerpen en de diepgang van de informatie die in de Nieuwsbrief is opgenomen.
Echter, er is hier ook wat kritiek 40% van de lezers vindt de keuze van onderwerpen
‘voldoende’, en een derde van de lezers zegt de diepgang van informatie ‘voldoende’ te
vinden. Het minst tevreden is men met de verschijningsfrequentie, hierover is 13% zelfs
ontevreden. De volgende tabel laat zien of de lezers ook verandering wensen op deze
aspecten.
9
Tabel 2.2. Wens verandering Nieuwsbrief (in percentages, n=31)
Kunt u aangeven of verandering gewenst is op de
volgende aspecten?
Ja Nee Geen
mening/
weet niet
Keuze van onderwerpen van de Nieuwsbrief 16% 77% 7%
Verschijningsvorm (e-mail) 10% 87% 3%
Verschijningsfrequentie (drie maal per jaar) 36% 61% 3%
Diepgang van informatie/informatiegehalte 13% 87% -
Leesbaarheid, begrijpelijkheid - 97% 3%
Een derde van de lezers vindt het wenselijk dat de verschijningsfrequentie wordt
aangepast. Op de andere punten lijkt aanpassing wat minder gewenst te zijn. Enkele
lezers hebben hun wensen ten aanzien van verandering ook toegelicht. Hieruit blijkt dat
de meeste lezers die kritiek uiten op de verschijningsfrequentie, de Nieuwsbrief vaker
zouden willen ontvangen:
Graag frequenter.
Mag wel vaker.
Nu te incidenteel; de frequentie, inhoud en omvang is niet geschikt om een band met
BVM op te bouwen; er lijkt geen echte bladformule te zijn waardoor de keuze van de
artikelen wat arbitrair overkomt; is BVM-nieuwsbrief een kaderblad of een
publiekstijdschrift? Het is jammer dat de Nieuwsbrief niet terug te vinden is op de
website van BVM.
Om aandacht te houden is eventueel iets hogere frequentie misschien zinvol. Ik
verspreid Nieuwsbrief onder collega's. Actief gebruiken is niet aan de orde.
Nieuwsbrief geeft vooral overzicht en stand van zaken van onderwerpen van BVM.
Het zou misschien een idee zijn om de digitale Nieuwsbrief iets vaker te laten
verschijnen (4 à 5 keer per jaar) en twee keer per jaar ook een gedrukt exemplaar (met
dezelfde inhoud, dus geen extra werk) te laten verschijnen: promotioneel beter te
gebruiken.
Er is een specifieke vraag gesteld over de thema’s of onderwerpen die lezers kunnen
missen. Bijna de helft van de lezers (48%) zegt dat alle thema’s waarin zij interesse
hebben aan de orde komen, 29% weet het niet en 23% vindt dat er iets ontbreekt. Deze
lezers hebben de volgende onderwerpen of aandachtspunten gegeven:
Voor wat de diepgang betreft mis ik wel eens het effect van de activiteiten. Daar zou
meer aandacht aan besteed kunnen worden.
Hoe goed gaat het project in zijn geheel? Qua invloed op de gemeenten.
Verwijzingen naar (websites van) andere relevante organisaties.
Beleid senioren.
Betere middeling, afwisseling, aandacht voor de verschillende doelgroepen van BVM,
dus ook mensen met een visuele beperking.
Mogelijk actuele onderwerpen tussentijds doormailen. Ouderenbonden vragen of
mensen zonder e-mail deze nuttige info op een andere manier kunnen ontvangen.
Meer afwisseling in onderwerpen (er is meer dan een driewielfiets) en ook meer
verschillende groepen ouderen aan bod laten komen.
10
Er zijn ook enkele algemene opmerkingen gegeven over de inhoud van de Nieuwsbrief:
Drie keer per jaar vraagt moeite om vorm en inhoud terug te halen; je zou de laatste
exemplaren er nog eens bij moeten hebben om tot een goed oordeel te komen. De
voortgang van beleid/maatregelen, evenals evaluaties van projecten e.d. hebben mijn
interesse; de toename van ongevallen van voetgangers en fietsers is fors en welke
maatregelen in de sfeer van compensatie, preventie, training e.d. zijn waardevol
gebleken of in ontwikkeling.
De nieuwsbrief richt zich in eerste instantie op het programma BVM, ik zie de laatste
tijd dat er ook een koppeling met andere berichten gemaakt wordt uit andere bronnen.
Is prima, zie hierdoor wel meer overlap met onze eigen nieuwsbrief 'Over
Verkeersveiligheid' waar we juist ook de verbinding met andere bronnen leggen.
frequentie zou beter kunnen.
Niet zozeer de nieuwsbrief verdient meer diepgang, wel meer links naar aanvullende
info.
Soms gebruik ik een artikel als kopij voor het Infoblad van de Ouderenraad in Hoorn.
Of mail het door naar de 5 ouderenbonden. Of zet het op de agenda van de
werkgroep Verkeer.
Als VVN secretaris, geven wij als afdeling ook scootmobielcursussen, Ik heb BVM
eens gemaild of wij hun presentatie ( vragen en/of quizvragen ) scootmobielcursus, op
een USB stick konden verkrijgen. Geen enkel reactie op gekregen.
Hoe past het project BVM in de doelstellingen t.a.v. verkeersveiligheid van het
ministerie?
2.3. Activiteiten naar aanleiding Nieuwsbrief
De lezers zijn gevraagd aan te geven of, en zo ja hoe vaak zij de informatie uit de
Nieuwsbrief gebruiken bij de eigen activiteiten. Onderstaande tabel geeft de verdeling van
de antwoorden weer.
Tabel 2.3. Gebruik Nieuwsbrief voor eigen activiteiten (n=33)
Kunt u aangeven hoe vaak u de Nieuwsbrief BVM gebruikt voor eigen
activiteiten? Abs.
%
Regelmatig 13 42%
Soms 12 39%
Bijna nooit 5 15%
Weet niet 1 3%
Niet van toepassing 0 0%
De meeste lezers gebruiken de Nieuwsbrief regelmatig of soms bij hun eigen activiteiten.
Een minderheid heeft bij de eigen activiteiten bijna nooit iets aan de informatie uit de
Nieuwsbrief.
11
Ook is gevraagd of de lezers naar aanleiding van de Nieuwsbrief wel eens de website van
Blijf Veilig Mobiel hebben bezocht. 46% doet dat regelmatig, 46% heeft dat een enkele
keer gedaan en 9% doet dat nooit.
Tot slot nog enkele complimenten van lezers:
Prettige nieuwsbrief met interessante onderwerpen om te lezen! Goed bruikbaar in
mijn werk.
Ga zo door. Hij wordt door mij gelezen en ik gebruik er dingen uit.
Ga zo door.
Genoeg variatie in relevante onderwerpen. Veel korte items. Uitstekend leesbaar. Zo
doorgaan het is een belangrijk onderwerp.
2.4. Conclusie
De nieuwsbrief wordt door de groep respondenten goed gelezen en op prijs gesteld. Zij
zijn te spreken over de verschijningsvorm, de leesbaarheid en de begrijpelijkheid. De
keuze van onderwerpen, de diepgang en ook de verschijningsfrequentie kan nog wel
worden verbeterd en daarbij lijkt de frequentie het meest wenselijk om aan te pakken. Er
kan qua inhoud worden gedacht aan wat meer informatie over de voortgang van het
project alsook de beleidsveranderingen (bij bijvoorbeeld gemeenten) in het algemeen.
Verdieping kan worden bereikt door wat meer te denken aan verwijzingen door linkjes in
de nieuwsbrief plaatsen naar aanvullende informatie.
12
3. ZEBRACHECK
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van de gebruikers van de Zebracheck.
De Zebracheck is een onlangs gelanceerd product waarmee vrijwilligers de
verkeersveiligheid van voetgangers op zebra’s of oversteekplaatsen met verkeerslichten
kunnen checken. Vrijwilligers, onder wie de mobiliteitsambassadeurs, worden
gestimuleerd de ontwikkelde checklist te gebruiken. Alle vrijwilligers met wie Blijf Veilig
Mobiel contact heeft gehad over de Zebracheck zijn uitgenodigd aan het onderzoek deel
te nemen. Het gaat om vier contactpersonen die een Zebracheck hebben ingevuld en
teruggestuurd aan BVM, en 12 contactpersonen waarmee om een andere reden contact is
geweest (variërend van advies rondom het invullen van de Zebracheck tot algemene
informatieaanvraag). Zeven contactpersonen hebben deelgenomen aan het onderzoek, en
de vragenlijst over de Zebracheck teruggestuurd.
In de volgende paragrafen beschrijven we:
De kenmerken van de vrijwilligers
De tevredenheid met de ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel
Het gebruik van de Zebracheck in de praktijk
Het contact met de gemeente
De wensen ten aanzien van de ondersteuning in de praktijk
3.2. Kenmerken vrijwilligers
De meeste vrijwilligers die de Zebracheck hebben gebruikt en die aan het onderzoek
hebben meegedaan (vijf van de zeven vrijwilligers) zijn ook Mobiliteitsambassadeur. Zo
zijn zij ook geattendeerd op de Zebracheck. Eén vrijwilliger heeft de Zebracheck gebruikt
naar aanleiding van een bericht in de nieuwsbrief van Blijf Veilig Mobiel en één
vrijwilliger heeft erover gehoord via de contactpersoon van haar eigen organisatie.
Van de zeven vrijwilligers zijn er vier actief bij lokale afdelingen van de ANBO (waarvan
één ook voor VVN, en één ook voor een lokaal gehandicaptenplatform). Eén vrijwilliger is
uitsluitend actief voor een lokaal gehandicaptenplatform, één is actief voor de MD-
vereniging. Eén is actief voor zowel de ANWB als de Fietsersbond.
3.3. Tevredenheid ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel
Er zijn drie vragen gesteld over de Helpdesk van Blijf Veilig Mobiel, waar vrijwilligers
ondersteuning kunnen krijgen bij het uitvoeren van een Zebracheck of de bespreking van
de resultaten ervan met betrokken partijen. Twee vrijwilligers hebben meerdere keren
13
contact gehad met de Helpdesk en twee vrijwilligers een enkele keer. Alle vier zijn zij
heel tevreden over de gegeven informatie van de Helpdesk.
Twee vrijwilligers hebben contact gehad met de Helpdesk over de uitvoering van de
Zebracheck. De derde vrijwilliger heeft daarover ook contact opgenomen met de
Helpdesk en heeft daarnaast vragen gesteld over de organisatie rond de Zebracheck,
contactgegevens van relevante organisaties en personen en over het eigen initiatief zelf
lokaal publiciteit te genereren/persberichten over de actie te versturen. Media-aandacht is
ook door een andere vrijwilliger als gespreksonderwerp aangegeven. Een andere
vrijwilliger heeft vragen gesteld over de mogelijkheden voor ondersteuning door Blijf
Veilig Mobiel. De drie andere vrijwilligers hebben geen contact gehad met de Helpdesk.
3.4. Gebruik van de Zebracheck in de praktijk
Eerst is gevraagd hoe vaak de vrijwilligers de Zebracheck hebben uitgevoerd.
Onderstaande tabel laat zien wat is geantwoord.
Tabel 3.1. Frequentie gebruik Zebracheck (n=7)
Hoe vaak heeft u de Zebracheck uitgevoerd? Abs.
Nog niet 0
Eén keer 4
Twee of drie keer 2
Vier keer of vaker 0
Anders 1
Vier vrijwilligers hebben de Zebracheck één keer gebruikt, en twee vrijwilligers twee of
drie keer. Eén vrijwilliger heeft de Zebracheck meer preventief ingezet, bij de opzet van
wegverbetering tijdens een regulier overleg met de gemeente. Hij geeft aan dat de check
ook nog wordt uitgevoerd na realisatie van de wegverbetering. Vier van de gebruikers
hebben het op eigen initiatief toegepast. Eén heeft de check uitgevoerd naar aanleiding
van signalen uit de persoonlijke omgeving, en één gebruiker heeft dat gedaan naar
aanleiding van signalen van andere beroepsmatig betrokken personen.
De volgende tabel laat zien op welke wijze de Zebracheck is uitgevoerd.
Tabel 3.2. Wijze van gebruik Zebracheck (n=7, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven op welke wijze u de Zebracheck
heeft uitgevoerd?
Abs.
Met het formulier van de Zebracheck 5
Met een fotorapportage 3
Anders, namelijk… 3
14
Bij alle checks die zijn uitgevoerd is in ieder geval gebruikgemaakt van het formulier. In
drie gevallen is ook een fotorapportage gemaakt en in één geval is verkeersgedrag
geobserveerd (op onopvallende plek). Bij één check zijn wel foto’s gemaakt, maar is
onduidelijk of die in uitkomsten van de check zijn meegenomen.
Drie van de vrijwilligers vinden de gebruiksvriendelijkheid goed. Zij geven aan dat het
instrument zich vanzelf wijst. Vier zijn van mening dat het instrument redelijk
gebruiksvriendelijk is. Drie van hen hebben het antwoord toegelicht:
De plaats van het bord L2 is niet nader omschreven. Op een van de gecheckte zebra's
die vlakbij een bocht in de weg ligt, staat het bord voorbij de bocht na de zebra. Is dit
fout? Of is het alleen onlogisch? Een ander punt is dat je de check bij daglicht doet.
Beoordeling of de zebra voldoende verlicht is, is dan moeilijk. Bij een gecheckte
zebra staan wel lantaarnpalen, maar toch was er in de winter een kind aangereden
"omdat het er zo donker is" volgens de schooljuf.
Situatieschets is ook handig (voorbeelden?).
Ik miste een toegezonden uitleg met blaadjes. Nu gingen we met de uitprintsels aan
de slag en misten eigenlijk voorbeelden op papier waar je de fouten kunt aankruisen
en met foto's kunt voorzien. Nu moet je zelf eigenlijk het wiel uitvinden…. en daarna
thuis alle aantekeningen en foto's door voor je een beeld krijgt van wat je hebt
vastgelegd. Hier zou dus best een terugkommiddagje voor mogen worden gegeven
zodat je daarna beslagen ten ijs kunt gaan…. en niet alleen officiële oversteekpaden
bekijkt, maar je ook oriënteert op routes van bejaardencentrum naar winkel of
sportcentrum, maar ook naar schoolroutes, zodat oma haar kleinkind ook eens kan
afhalen van school.
De vrijwilligers zijn het eens over de toepasbaarheid: de Zebracheck is volgens alle
gebruikers op elke verkeerssituatie toepasbaar. Hier zegt een van de vrijwilligers over:
“Enkele rubrieken in zebra/VRI zelf toegevoegd. Ook nuttig: een kleine enquête onder
verschillende gebruikersgroepen ter plaatse doen (over hun ervaringen...).”
De vrijwilligers is vervolgens gevraagd wat zij met de uitkomsten van de Zebracheck
hebben gedaan. Onderstaande tabel laat de antwoorden zien.
Tabel 3.3. Bestemming uitkomsten Zebracheck (n=5, meer antwoorden mogelijk)
Waar heeft u de uitkomsten van de Zebracheck
naartoe gestuurd?
Abs.
De Helpdesk van Blijf Veilig Mobiel 4
De gemeente 1
Meldpunt VVN 1
Naar een andere organisatie of persoon, namelijk… 1
Vijf van de vrijwilligers hebben de uitkomsten van de Zebracheck gedeeld met anderen.
Vier hebben de Zebracheck in ieder geval naar de Helpdesk van Blijf Veilig Mobiel
gestuurd. Een van hen heeft het daarnaast ook naar de gemeente en naar het meldpunt
van Veilig Verkeer Nederland gestuurd. De andere vrijwilliger heeft het naar het lokale
15
gehandicaptenplatform gestuurd en zegt daarover: “Stichting platform gehandicapten
Bergambacht; de uitkomsten moeten nog verder worden uitgewerkt voor BVM en de
gemeente/ in het gesprek met de wethouder hebben we laten weten dat wij in het
volgende gesprek (medio oktober/november) het overhandigen en zullen bespreken… ze
waren zéér geïnteresseerd.”
Er is de vrijwilligers ook gevraagd of zij denken de Zebracheck vaker te gaan gebruiken.
Twee vrijwilligers zeggen dat ze dat waarschijnlijk niet zullen doen. Vier zeggen van wel,
waarvan twee voor één specifieke locatie en twee voor meerdere locaties. Eén vrijwilliger
heeft de vraag niet beantwoord. Deze locaties zijn genoemd:
Hoofdstraat in Heeze-Leende
Leeuwarderadeel
Leidschendam-Voorburg
Bergambacht, Berkenwoude en Ammerstol (en na de herindeling zullen wij ook in de
andere gemeenten van de K5 deze check gaan uitvoeren)
Er is weinig media-aandacht geweest voor de acties. Eén vrijwilliger noemde hier
aandacht van de lokale of regionale radio, en één noemde (geringe) belangstelling door
een huis-aan-huisblad. Er is daarnaast een vrijwilliger die enkele kopieën van
krantenartikelen over haar activiteiten met de vragenlijst meestuurde.
3.5. Contact met de gemeente
Er is één gebruiker van de Zebracheck die hierover contact met de gemeente heeft gehad.
Hij heeft binnen een maand na de uitkomst van de Zebracheck een gesprek gevoerd met
de afdeling Infrastructuur. De gemeente reageerde naar zijn mening heel geïnteresseerd
en zegde toe de situatie te gaan veranderen. Hij zegt dat hij over een tijdje contact op zal
nemen met de gemeente om te informeren naar de stand van zaken.
Twee vrijwilligers hebben in de vragenlijst aangegeven dat zij de uitkomsten van de
Zebracheck nog met de gemeente gaan bespreken. Een gebruiker zegt het volgende: “Ik
moet de resultaten nog met de gemeente bespreken, maar ga dat zeker doen. In het
verleden is deze zebra al eens in het nieuws geweest, maar de gemeente vond het toen
niet nodig om wijzigingen aan te brengen.” Er is nog een andere persoon die ook aangeeft
dat de punten uit de Zebracheck meer ‘preventief’ zijn ingezet: “Ik heb de Zebracheck
bekeken vóór dat ik in een gemeentelijke werkgroep mocht overleggen over de
herinrichting van de doorgaande hoofdstraat in Heeze. Het ontwerpplan is inmiddels
goedgekeurd en zal in deze zomervakantie worden uitgevoerd. Daarna kan de echte
check uitgevoerd worden.”
Ten slotte is er één gebruiker die de vragenlijst niet volledig heeft ingevuld maar die in het
kader van het onderhavige onderzoek kopieën van een krantenartikel, kopieën van een
brief naar de gemeente en kopieën van twee ingevulde checklisten stuurde om aan te
geven wat haar activiteiten tot nu toe zijn geweest. De brief aan de gemeente is vrij recent
16
verzonden, dus het is aannemelijk dat zij verder nog geen inhoudelijk contact met de
gemeente over de uitkomsten van de twee Zebrachecks heeft gehad.
3.6. Wensen ten aanzien van ondersteuning
De vrijwilligers is gevraagd wat er naar hun idee kan worden gedaan om het gebruik van
de Zebracheck te verbeteren. Tabel 3.4 geeft de verdeling van de antwoorden weer.
Tabel 3.4. Wensen ten aanzien van ondersteuning (n=5, meer antwoorden mogelijk)
Wat kan er naar uw mening worden gedaan om het gebruik van de Zebracheck in de
praktijk te verbeteren?
Abs.
Er kan meer worden gedaan aan publiciteit of de verspreiding van informatie over de
Zebracheck 4
Er kan meer ondersteuning worden geboden bij de Helpdesk 1
Er kan iets worden verbeterd aan de formulieren of de fotorapportage, namelijk… 1
Anders, namelijk… 0
Niet van toepassing 1
Vijf gebruikers hebben de vragen over ondersteuning vanuit Blijf Veilig Mobiel ingevuld.
Van deze vijf zeggen vier mensen dat er meer kan worden gedaan aan publiciteit of de
verspreiding van informatie over de Zebracheck. Eén vrijwilliger zegt daarnaast dat er
meer ondersteuning bij de Helpdesk kan worden geboden en dat er iets kan worden
verbeterd aan de formulieren. Zij zegt daarover: “Maak voorbeelden die niet hoeven
worden uitgeprint maar aan mobiliteitsambassadeurs worden gestuurd of aan de
afdelingen van de ouderenbonden.” Eén persoon vindt de vraag niet van toepassing. Ze
vinden allemaal dat die ondersteuning ook door Blijf Veilig Mobiel moet worden
georganiseerd. Eén gebruiker vindt dat Veilig Verkeer Nederland daarin ook een rol zou
moeten hebben.
3.7. Conclusie
De Zebracheck is het meest uitgevoerd door vrijwilligers die al bekend zijn met
verschillende activiteiten van Blijf Veilig Mobiel (mobiliteitsambassadeurs). Vier van de
zeven vrijwilligers zijn actief bij lokale afdelingen van ANBO. Met de Zebracheck hebben
de meeste vrijwilligers positieve ervaringen, hoewel drie mensen ook aangeven dat er iets
kan worden verbeterd (instructie, situatieschetsen als voorbeeld en aparte aandacht voor
avond- en nachtsituaties/donkere omstandigheden). De vrijwilligers lijken de Zebracheck
vaker te willen gaan gebruiken maar lijken nog zoekende naar wat ze met de uitkomsten
ervan kunnen doen. Er is bijvoorbeeld (nog) weinig contact met de gemeente en media.
Aan de andere kant is de preventieve inzet van de Zebracheck wellicht een ‘good
practice’ te noemen. De aandachtspunten die in de check worden genoemd kunnen
worden gebruikt als handvat voor overleg met de gemeente. Er kan volgens de gebruikers
17
meer worden gedaan aan de inzet van de Zebracheck door de publiciteit te versterken en
meer informatie over de Zebracheck te verspreiden.
18
4. TRAINING DOCENTEN DRIEWIELFIETSEN
4.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van de docenten die hebben
deelgenomen aan de training van de fietsschool van de Fietsersbond. De fietsschool heeft
in mei 2013 aan 10 fietsdocenten een training gegeven gericht op mensen met een
mobiliteitsbeperking op de driewielfiets. Alle docenten zijn uitgenodigd aan het
onderzoek deel te nemen. 7 van de deelnemers aan deze training hebben de vragenlijst
beantwoord (een respons van 70%).
In de volgende paragrafen beschrijven we:
De bestaande ervaring van de docenten met het begeleiden van mensen in het gebruik
van driewielfietsen
De tevredenheid met de training
Het effect van de training
De wensen ten aanzien van de ondersteuning in de praktijk
4.2. Bestaande ervaring met (begeleiding rond) driewielfietsen
De meeste docenten (vijf van de zeven) hebben nog geen eerdere ervaring met het
begeleiden van mensen in het gebruik van de driewielfiets. Eén deelnemer heeft dat
verschillende keren gedaan, zowel aan senioren als kinderen of jongvolwassenen met een
functiebeperking en één deelnemer heeft een enkele keer senioren begeleid.
De meeste deelnemers hebben verschillende mogelijkheden van de driewielfiets
beschreven, waarmee zij al bekend waren voorafgaand aan de training. Vijf deelnemers
hebben de volgende positieve kanten aan het gebruik van de driewielfiets benoemd:
Tussenstap voor ouderen tussen gewone fiets en scootmobiel.
Stabiel vervoermiddel, vergroot bereizingsgebied, verbetert respectievelijk
consolideert lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Snelheid, grote stabiliteit bij ligfietsen.
Langer zelfstandig en mobiel zijn.
Positieve informatie omtrent driewielfietsen door mede fietsdocent.
Ook is gevraagd negatieve kanten aan het gebruik van de driewielfietsen te benoemen.
Hier is door vier deelnemers antwoord op gegeven:
Vaak nog geassocieerd met personen met een beperking.
Groot parkeervolume/oppervlakte, bredere fietspaden noodzakelijk.
Anders leren fietsen, gebrek aan zichtbaarheid ligfietsen.
Evenwichtsproblemen? Verder heeft misschien niet iedereen de ruimte om een
driewieler te stallen.
19
4.3. Tevredenheid met de training
Zoals hierboven is omschreven heeft er één training plaatsgevonden, op 11 mei 2013. De
deelnemers is gevraagd naar de tevredenheid met het trainingsmateriaal en de
tevredenheid met de professionaliteit van de trainers. Vrijwel alle deelnemers zijn heel
tevreden met beide. Zes deelnemers zijn heel tevreden over het trainingsmateriaal (één
een beetje) en vijf zijn heel tevreden met de professionaliteit van de trainers. Hierover zijn
twee deelnemers een ‘beetje’ tevreden.
4.4. Effect van de training
De training was op het moment van het onderzoek nog redelijk recent georganiseerd en
bijgewoond door de deelnemers. Er is daarom in de eerste plaats gevraagd of zij sinds de
training al gebruik hebben gemaakt van de verkregen kennis en informatie. Vijf docenten
hebben dat niet. Eén docent heeft de opgedane kennis gebruikt in een training voor
senioren en één docent heeft deelgenomen aan de driewielerdag in Harderwijk op 5 juli.
Het gebruik van de driewielfiets zou volgens het merendeel van de docenten kunnen
toenemen. Zes van de zeven docenten zeggen dat ze merken dat de belangstelling voor
de driewielfiets onder deze doelgroep groeit. Eén docent denkt dat ook maar zegt erbij dat
hij zelf het berijden van de driewieler best lastig vond. Hij denkt een goede training voor
senioren zeker van belang is. Een andere deelnemer zegt ook dat de belangstelling
toeneemt, maar dat zij tot op heden nog geen personen, groepen of organisaties heeft
gesproken waarvoor deze training goed zou zijn. Ze merkt op dat er misschien nog te
weinig (stedelijke) publiciteit voor is geweest. Een derde deelnemer merkt ook een
groeiende belangstelling maar vindt senioren geen doelgroep. De laatste deelnemer geeft
hier aan het niet te weten.
Het effect van de training is vervolgens nagegaan door te vragen naar de intentie van de
deelnemers de opgedane kennis en informatie in de praktijk te gaan gebruiken door
activiteiten voor senioren te organiseren. Hier lopen de meningen of verwachtingen wat
uiteen. Niemand zegt dat hij of zij de kennis uit de training altijd zal gaan gebruiken.
Twee deelnemers zeggen het regelmatig te zullen gaan doen, drie docenten zeggen het af
en toe te kunnen toepassen en nog eens twee deelnemers geven aan nauwelijks iets met
de kennis en informatie te zullen doen.
Onderstaande tabel laat zien wat de docenten zelf de meest geschikte vorm vinden als het
gaat om senioren te laten kennismaken met het gebruik van de driewielfiets. Zij hebben in
de meeste gevallen meerdere opties aangegeven.
20
Tabel 4.1. Mening over geschiktheid vorm van begeleiding n=7, meer antwoorden mogelijk)
Welke vorm van begeleiding is naar uw mening het meest geschikt voor een
kennismaking – door senioren – met het gebruik van de driewielfiets?
Abs.
Individuele begeleiding 4
Oefendag speciaal voor senioren 5
Oefendag met verschillende doelgroepen 0
Oefendag met verschillende typen fietsen/algemene dag rond mobiliteit 5
Anders, namelijk… 0
De deelnemers vinden eigenlijk alle vormen goed, behalve een oefendag met
verschillende doelgroepen. Deze vorm van begeleiding is door geen enkele deelnemer
aangekruist.
Bijna hetzelfde beeld bestaat als wordt gevraagd naar de eigen intentie ten aanzien van
het organiseren van activiteiten waarbij senioren met de driewielfiets kunnen
kennismaken. Tabel 4.2 laat de uitkomsten zien.
Tabel 4.2. Eigen intentie ten aanzien van begeleiding ( n=7, meer antwoorden mogelijk)
Wat zou hierin uw eigen rol kunnen zijn? Abs.
Individuele begeleiding organiseren 4
Oefendag speciaal voor senioren organiseren 4
Oefendag met verschillende doelgroepen organiseren 1
Oefendag met verschillende typen fietsen/algemene dag rond mobiliteit organiseren 4
Informatie en kennisverspreiding onder senioren stimuleren 4
Anders, namelijk… 2
Ook hier vinden de docenten alle vormen (in potentie) geschikt. Er is één iemand die
mogelijk een oefendag met verschillende doelgroepen zou willen organiseren. Twee
docenten hebben hun antwoord aangevuld of toegelicht. De eerste zegt: “Zowel
individueel als groepsgewijs lesgeven in het leren fietsen op de driewielfiets.” De ander
zegt: “Ik wil wel graag mee helpen tijdens zo'n oefendag. Ik zou deze dag niet alleen
willen organiseren maar met meerdere personen. Er komt nogal veel bij kijken qua
voorbereiding.” Ten slotte wordt het volgende opgemerkt: “Er is duidelijk behoefte aan
informatie over het verkrijgen van een driewielfiets. Met name over de (on)mogelijkheden
van de WMO.”
4.5. Wensen ten aanzien van ondersteuning
De deelnemers aan de training is tot slot gevraagd welke ideeën zij hebben over de
mogelijkheden die er zijn om het gebruik van de driewielfiets door senioren te laten
groeien. Tabel 4.3 geeft weer wat de docenten hebben geantwoord.
21
Tabel 4.3. Wensen ten aanzien van ondersteuning in de praktijk (n=7, meer antwoorden mogelijk)
Wat kan naar uw mening worden gedaan om het gebruik van de driewielfiets – door
senioren – in de praktijk te verbeteren?
Abs.
Er kan meer worden gedaan aan publiciteit of de verspreiding van informatie over de
driewielfiets onder senioren 6
Er kunnen meer oefendagen worden georganiseerd 6
Er kan meer individuele begeleiding worden georganiseerd 3
Er kunnen meer fietsdocenten worden opgeleid 3
Er kan iets worden verbeterd aan de training van de Fietsschool, namelijk… 1
Anders, namelijk… 2
Niet van toepassing 0
Bijna alle docenten vinden de eerste twee opties naar hun mening het meest geschikt als
stimulans. Publiciteit, het verspreiden van informatie en het organiseren van oefendagen
zullen naar hun idee het meest bijdragen aan een toename van het gebruik van de
driewielfiets onder senioren. Drie van de zeven deelnemers noemen het organiseren van
individuele begeleiding en het opleiden van meer fietsdocenten als stimulerende
activiteiten. Eén docent vindt dat de training van de Fietsschool beter kan. Hij schrijft
daarover: “Speciale aandacht voor de driewielfiets, net als voor de e-bike al het geval is.
De fietsvaardigheid van veel docenten op de driewielfiets is maar heel beperkt. Hierdoor
kunnen ze geen oefening voordoen. Daarom speciale driewielfietsdocenten opleiden.”
Twee docenten hebben nog de volgende ideeën:
De Fietsersbond zou met BVM en de seniorenwelzijnsorganisaties de driewiel(e)bike
meer zichtbaar moeten promoten.
Gemeentes moeten in het kader van de Wmo de driewielfiets steunen in plaats van de
scootmobiel.
De docenten hebben ook kunnen aangeven welke organisatie zij het meest geschikt
vinden om deze ondersteuning aan te bieden. Geen van de deelnemers noemt de
Fietsschool of de Fietsersbond als meest geschikte partij. Alle docenten noemen in de
eerste plaats Blijf Veilig Mobiel. Vier van hen geven daarnaast ook nog een andere partij
op:
ANBO. Er zijn al vestigingen van Welzorg die aan begeleiding doen. Al dan niet met
hulp van vrijwilligers of fietsdocenten. Er zou meer samenwerking moeten komen
tussen instanties als Welzorg en de organisaties van Blijf Veilig Mobiel.
ANBO en fietsproducenten.
Mijn eigen bedrijf, het Fietscollege. Mijn bedrijf geeft fiets- en verkeersles aan
iedereen die dat wil. Dat gaat van kinderen tot ouderen, al dan niet met geestelijke /
lichamelijke beperkingen.
Samen met de fietsschool bijvoorbeeld ouderenbonden.
22
4.6. Conclusie
De groep fietsdocenten had voorafgaand aan de training nog maar weinig ervaring met het
trainen van senioren. Ook na afloop van de training hebben nog maar weinig docenten de
verkregen informatie toegepast. De oorzaak ligt waarschijnlijk ook bij de recente datum
van de training, maar de deelnemers tonen ook geen duidelijke intentie om er regelmatig
mee aan de slag te gaan. De fietsdocenten vinden eigenlijk alle vormen van instructies
voor senioren wel goed, maar denken dat de doelgroepen (senioren en mensen met een
functiebeperking) het beste gescheiden benaderd zouden moeten worden. Ze denken dat
het gebruik van de driewielfiets zou kunnen toenemen door meer oefendagen te
organiseren (speciaal voor senioren) en meer aandacht te besteden aan publiciteit en de
verspreiding van informatie.
23
5. FIETSACTIVITEITENWORKSHOP
5.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van de deelnemers aan de
Fietsactiviteitenworkshop. In het huidige programma 2012-2013 zijn vier regionale
fietsworkshops gepland waarvan er drie hadden plaatsgevonden ten tijde van het
onderzoek. Er zijn ongeveer 56 deelnemers bij aanwezig geweest. Alle deelnemers zijn
uitgenodigd aan het onderzoek deel te nemen. 24 vrijwilligers hebben de vragenlijst
beantwoord, een respons van 43%.
In de volgende paragrafen beschrijven we:
De bestaande ervaring van de vrijwilligers met het organiseren van fietstochten voor
senioren en de informatievoorziening over de workshop
De tevredenheid met de workshop
De tevredenheid met de ondersteuning vanuit Blijf Veilig Mobiel
Het effect van de workshop
De wensen ten aanzien van de ondersteuning in de praktijk
5.2. Bestaande ervaring met organiseren fietstochten voor senioren
De vrijwilligers is eerst gevraagd of zij zich (voorafgaand aan de workshop van Blijf Veilig
Mobiel) al eerder hebben beziggehouden met het thema fietsen voor senioren.
Onderstaande tabel geeft de uitkomsten weer.
Tabel 5.1. Ervaring met het organiseren van activiteiten rond fietsen (n=24)
Heeft u zich – voorafgaand aan de workshop – ingezet rond het thema
fietsen voor senioren?
Abs. %
Nee, nog niet eerder 7 29%
Ja, ik was betrokken bij het organiseren van fietstochten 12 50%
Ja, ik was betrokken bij het organiseren van andere activiteiten, namelijk… 5 21%
De helft van de groep vrijwilligers was eerder al betrokken bij het organiseren van
fietstochten voor senioren. Zeven vrijwilligers hadden nog geen enkele ervaring met het
organiseren van activiteiten. Enkele vrijwilligers (6) hebben aangegeven zich al eerder te
hebben ingezet, maar in plaats van het organiseren van fietstochten andere activiteiten te
hebben georganiseerd. Zij hebben de volgende dingen genoemd:
Fietsinformatiedag voor ouderen met een elektrische fiets, onder begeleiding van een
fietsdocent van de Fietsersbond.
Voorlichting VVN.
Cursus fietsvaardig.
Fietsersbond seniorendagen.
Scootmobieltochten (2 maal genoemd).
24
Vervolgens is de vrijwilligers gevraagd bij welke organisaties ze actief zijn (geweest) voor
senioren. In tabel 5.2 zijn de gegeven antwoorden weergegeven.
Tabel 5.2. Inzet voor organisaties (n=24, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven voor welke organisatie(s) u actief was (op het gebied van
fietsen voor senioren)?
Abs. %
Lokale afdeling VBO 0 0%
Lokale afdeling Unie KBO 5 21%
Lokale afdeling PCOB 0 0%
Lokale afdeling ANBO 8 33%
Lokale afdeling VVN 2 8%
Anders, namelijk… 5 21%
Niet van toepassing 4 17%
Een derde van de vrijwilligers heeft zich ingezet voor de lokale afdeling van ANBO, een
kleinere groep is actief voor Unie KBO en twee vrijwilligers zijn lokaal betrokken bij de
activiteiten van VVN. Nog eens twee vrijwilligers noemden zelf “VVN district” als
organisatie. Twee andere personen gaven aan actief te zijn voor de Fietsersbond. Ten
slotte werd door één iemand een gehandicaptenplatform genoemd. Geen van de
respondenten noemde twee organisaties of meer.
De vrijwilligers konden op verschillende manieren worden geïnformeerd over de
workshop. In tabel 5.3. is aangegeven op welke manier de deelnemers zijn bereikt.
Tabel 5.3. Informatievoorziening over de workshop (n=24)
Hoe bent u geattendeerd op de workshop Fietsactiviteiten? Abs. %
Via de website van Blijf Veilig Mobiel 4 17%
Via de nieuwsbrief van de eigen organisatie 6 25%
Via een contactpersoon bij uw eigen organisatie 10 42%
Via een contactpersoon bij een van de andere deelnemende partijen,
namelijk… 2 8%
Via een andere weg, namelijk… 2 8%
De meeste deelnemers (16) hebben over de workshop te horen gekregen via een
contactpersoon bij hun eigen organisatie of via de nieuwsbrief van de eigen organisatie.
Daarnaast hebben vier deelnemers informatie over de workshop gevonden op de website
van Blijf Veilig Mobiel. Twee personen noemden een contactpersoon bij een andere
organisatie dan waar zij actief voor zijn: ANBO en KBO. Nog eens twee vrijwilligers
noemden het ANBO-blad en ‘zelf geïnformeerd’ als wijze waarop zij zijn geattendeerd op
de workshop Fietsactiviteiten.
25
5.3. Tevredenheid met de workshop
Er zijn drie workshops georganiseerd verspreid door Nederland. De verdeling van
respondenten naar de workshop die zij hebben gevolgd, is hieronder weergegeven.
Tabel 5.4. Deelname workshop (n=24)
Kunt u aangeven welke workshop u heeft gevolgd? Abs. %
September 2012, Enschede 5 21%
April 2013, Bergen op Zoom 11 46%
April 2013, Gouda 8 33%
De workshop in Bergen op Zoom is door de meeste respondenten genoemd, 8 personen
zijn aanwezig geweest in Gouda en vijf respondenten noemden Enschede. Er zijn ook
enkele inhoudelijke vragen gesteld over de tevredenheid met de workshop. 17
deelnemers (71%) zijn heel tevreden over het trainingsmateriaal, 21% is een beetje
tevreden. Eén deelnemer (4%) weet het niet en één deelnemer is een beetje ontevreden
(4%). De deelnemers is ook gevraagd naar de tevredenheid met de professionaliteit van de
trainers. Hierover zeggen 16 vrijwilligers (67%) heel tevreden te zijn, zeven zijn een
beetje tevreden (29%) en één deelnemer (4%) is een beetje ontevreden. Er is geen
duidelijke relatie tussen het oordeel van de respondenten en vraag welke workshop is
gevolgd (de locatie).
5.4. Tevredenheid ondersteuning Blijf Veilig Mobiel
Rondom de workshop kunnen de deelnemers contact hebben gehad met de Helpdesk van
Blijf Veilig Mobiel. Er zijn drie vragen gesteld over de ervaring van de deelnemers over de
ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel met betrekking tot de workshop. In de eerste plaats
is gevraagd of de deelnemers contact hebben opgenomen met de Helpdesk. Twee derde
van de deelnemers heeft geen contact gehad. Een derde heeft wel met de Helpdesk
gesproken, 13% meerdere keren en 21% een enkele keer.
Tabel 5.5. Inhoud contact met Helpdesk (n=8, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven waarover u met de medewerker van de Helpdesk heeft gesproken? Abs.
Over de organisatie van de workshop 1
Over de inhoud van de workshop 1
Over de contactgegevens van relevante organisaties of personen 0
Over de verdere invulling van fietsactiviteiten 1
Over tips voor te organiseren activiteiten 1
Over bestelling brochures en publicaties BVM 5
Over inhoudelijke kwesties rond het thema veilige mobiliteit 0
Over iets anders, namelijk… 2
26
De meeste contacten met de Helpdesk betroffen informatieverzoeken over het bestellen
van brochures en publicaties van Blijf Veilig Mobiel. Telkens één deelnemer heeft gebeld
over de organisatie van de workshop, over de inhoud van de workshop en over tips voor
te organiseren activiteiten. Twee mensen hebben hier zelf dingen genoemd, namelijk: “in
een andere hoedanigheid deelnemen aan de workshop” en “theoriecursus”. De
deelnemers zijn bijna allemaal heel tevreden over de gegeven informatie door de
medewerker van de Helpdesk. Eén deelnemer zegt een beetje tevreden te zijn.
5.5. Effect van de training
De deelnemers hebben enkele vragen beantwoord over hun intentie activiteiten te gaan
organiseren naar aanleiding van de workshop die ze hebben gevolgd. In onderstaande
tabel zijn de antwoorden weergegeven.
Tabel 5.6. Intentie organiseren activiteiten (n=24, meer antwoorden mogelijk)
Bent u van plan activiteiten te organiseren naar aanleiding van de
workshop?
Abs. %
Ja, ik ben van plan concrete activiteiten rond fietsen voor senioren te gaan
(of blijven) organiseren, namelijk… 13 54%
Ja, ik ben van plan kennis en informatie over fietsen voor senioren te gaan
(of blijven) verspreiden 9 38%
Dat weet ik nog niet 4 17%
Nee, ik verwacht weinig met de informatie en kennis uit de workshop te
kunnen doen 2 8%
De meeste deelnemers (13) geven aan dat zij van plan zijn om naar aanleiding van de
workshop activiteiten te gaan of blijven ondernemen. De meerderheid gaat concrete
activiteiten ontplooien. Daarnaast zijn er negen vrijwilligers die informatie en kennis over
fietsen voor senioren gaat of blijft verspreiden. Vier deelnemers zeggen dat ze zowel
activiteiten willen organiseren als kennis en informatie willen verspreiden. Ook vier
deelnemers weten het nog niet. Twee zeggen ten slotte dat zij weinig met de gegeven
informatie en kennis kunnen doen. Er zijn twee verschillende redenen gegeven daarvoor.
Eén noemt het niet aansluiten van zijn of haar reguliere activiteiten op de workshop en de
ander noemt de ongeschiktheid van de kennis voor de doelgroepen met wie hij of zij
werkt.
De genoemde concrete activiteiten zijn:
Fietsinformatiedag.
Fietsvaardigheidstrainingen.
In deze dorpen in Brabant: Mariahout, Beek en donk, Lieshout, Aarle Rixtel.
Divers.
Scootmobieltocht bij gereedkomen singels in Doesburg (najaar).
Fietstochten.
27
Twee vrijwilligers verwachten de eerste activiteiten in september te kunnen doen. Twee
gaan in augustus iets organiseren en één heeft dat in mei al gedaan. Eén organiseert elke
dinsdag in juli en augustus een activiteit.
Er is vervolgens gevraagd naar het soort activiteiten die de vrijwilligers mogelijk naar
aanleiding van de workshop zouden gaan organiseren. Tabel 5.7 geeft een overzicht van
de antwoorden.
Tabel 5.7. Intentie organisatie soort activiteiten (n=22, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven van welke activiteiten het het meest waarschijnlijk is dat
u deze gaat organiseren?
Abs. %
Organisatie en promotie van fietsactiviteiten 7 32%
Fiets-check 3 14%
Fietsdemonstratie 2 9%
Rijvaardigheidstraining 8 36%
Fit op de fiets 0 0%
Fietsgymnastiek 3 14%
Fietsroute plannen 10 46%
Fietstocht begeleiden 14 64%
Routeschouw en/of wijkschouw 1 5%
Verkeersvoorlichting en/of verkeersquiz 5 23%
Fietsinfodag 4 18%
E-bikedag 4 18%
Bovenstaande tabel laat zien dat de meerderheid van de deelnemers (64%) het begeleiden
van een fietstocht het meest waarschijnlijk vindt. Ook het plannen van fietsroute (46%),
het organiseren van een rijvaardigheidstraining (36%) en een fiets-check (32%) worden
nog redelijk veel genoemd. Een minderheid denkt aan het organiseren van een fiets-
check, het aanbieden van fietsgymnastiek, het organiseren van verkeersvoorlichting of een
verkeersquiz, een Fietsinfodag of een E-bikedag. De intentie om een fietsdemonstratie te
organiseren, de cursus Fit op de Fiets aan te bieden of een route- en/of wijkschouw uit te
voeren is klein.
Vrijwel alle deelnemers (91%) organiseren een activiteit het liefste met de eigen
organisatie. Twee deelnemers doen dat dan het liefst ook nog in samenwerking met de
gemeente. Vijf vrijwilligers noemen ook andere partijen. Zij willen graag samenwerken
met:
Ouderen-, fietsersbond.
Fietsersbond in samenwerking met gemeenten.
Met andere ouderenbonden.
Wijkpanel.
Bewegen voor senioren.
28
Behalve naar het soort activiteiten is de vrijwilligers ook gevraagd naar de termijn
waarbinnen ze de eerste activiteit denken te gaan organiseren. In onderstaande tabel zijn
de antwoorden weergegeven.
Tabel 5.8. Termijn organiseren eerste activiteit (n=21)
Binnen welke termijn denkt u de eerste activiteit rond fietsen voor
senioren te kunnen organiseren?
Abs. %
Ik heb de afgelopen maanden al iets georganiseerd 13 62%
Binnen nu en twee maanden (juli-augustus) 2 10%
Dit najaar (september-november) 3 14%
Komende winter (december-februari) 0 0%
Anders, namelijk… 3 14%
Zoals uit de tabel blijkt heeft een meerderheid van de deelnemers aan de workshop (13) al
iets georganiseerd voor senioren in de afgelopen maanden. Ook nog vijf van de
vrijwilligers doen dat nog deze zomer of dit najaar. Twee zeggen het nog niet te weten. En
één deelnemer zegt: “Ik ben vrijwilliger (fietsdocent) bij de Fietsersbond en door hun kan
ik ingezet worden bij o.a. E-bike dagen.”
Zes deelnemers hebben de antwoorden over hun intenties met betrekking tot het
organiseren van activiteiten toegelicht:
Fietstocht KBO + PCOB, mede afhankelijk van oproep in ledenblaadjes die in
augustus verschijnen.
VVN Brabant heeft reeds plannen voor haar voorlichters in 2013.
Wij fietsen iedere 3e dinsdag van de maand en gaat altijd wel gezellig, ongeveer 10
personen.
In mijn gemeente wordt al zoveel georganiseerd op dit gebied, dat een nieuw initiatief
weinig kans van slagen heeft. Toch is uw informatie niet in het water gegooid. Wij
verwachten t.z.t. misschien tot samenwerking te kunnen komen met andere
organisaties.
Ik ben bestuurslid van een wijkpanel en zal een oproep doen in de wijkkrant en op de
site voor het maken van fietstochtjes voor fietsers en E-bikers.
8 juli infodag plaatselijke rijwielhandel met voorlichting.
5.6. Wensen ten aanzien van ondersteuning
De slotvragen betroffen de wensen van de deelnemers aan de workshop Fietsactiviteiten
ten aanzien van ondersteuning in de praktijk. Er is eerst gevraagd wat kan worden gedaan
om het organiseren of stimuleren van fietsactiviteiten voor senioren in de praktijk te
verbeteren. In de onderstaande tabel wordt weergegeven wat de deelnemers hebben
genoemd.
29
Tabel 5.9. Wensen ten aanzien van ondersteuning in de praktijk (n=22, meer antwoorden
mogelijk)
Wat kan naar uw mening worden gedaan om het organiseren of
stimuleren van fietsactiviteiten voor senioren in de praktijk te verbeteren?
Abs. %
Er kan meer worden gedaan aan publiciteit of de verspreiding van
informatie over fietsactiviteiten voor senioren 15 68%
Er kan meer ondersteuning worden geboden bij de Helpdesk 0 0%
Er kunnen terugkomdagen worden georganiseerd 4 18%
Er kan meer informatie op de website worden gezet 4 18%
Er kunnen meer vrijwilligers worden opgeleid 7 32%
Er kan iets worden verbeterd aan de producten die de fietsactiviteiten onder
de aandacht brengen, namelijk… 1 5%
Anders, namelijk… 3 14%
Niet van toepassing 4 18%
Tabel 5.9 laat zien dat de meeste vrijwilligers (15) vinden dat er meer kan worden gedaan
aan publiciteit en de verspreiding van informatie om het organiseren of stimuleren van
fietsactiviteiten te verbeteren. Daarnaast vindt ongeveer een derde dat er meer vrijwilligers
zouden kunnen worden opgeleid. Enkele deelnemers noemen nog het organiseren van
terugkomdagen of het uitbreiden van de informatie op de website als mogelijke manieren
om fietsactiviteiten te stimuleren. Er is (vrijwel) geen vrijwilliger die vindt dat de Helpdesk
of de producten kunnen worden verbeterd. Drie deelnemers noemen zelf iets anders.
Ideeën zijn:
Meer publiciteit met betrekking tot fietsongevallen en het belang van veiligheid bij het
fietsen
Aangeven bij wie senioren informatie kunnen krijgen
Alle instanties die met senioren in aanraking komen op welk gebied dan ook zouden
kunnen worden benaderd bv. huisartsen of fysiotherapeuten. Zij krijgen senioren
binnen die bv. verwondingen hebben opgelopen tijdens een val met de fiets of
misschien meer zouden moeten bewegen.
De meerderheid van de deelnemers (81%) vindt dat Blijf Veilig Mobiel het beste de
ondersteuning kan bieden. Een derde noemt (daarnaast) een andere partij:
VVN
Meer aandacht door de overheid door middel van grote campagnes
VVN, ouderenbonden
Alle partijen die goed opgeleide medewerkers hebben voor deze fietsactiviteit. Of het
nu om BVM, Fietsersbond, SOAB of een andere instantie gaat het maakt niet uit … het
doel blijft het zelfde namelijk: ouderen zo lang mogelijk veilig laten bewegen
ANWB en/of Fietsersbond
ANBO, het hoofd- of het regiokantoor
Gemeente en Fietsersbond
Eén deelnemer heeft ten slotte nog zijn gegeven antwoorden toegelicht: “Was reeds
eerder bij een voorlichting van ANBO (Utrecht) zij hebben duidelijk het voortouw en
doen het voortreffelijk. De dames die de workshop deden verdienen een pluim...
perfect!!!”
30
5.7. Conclusie
In tegenstelling tot de Fietsdocenten voor het gebruik van driewielfietsen hebben de meest
deelnemers aan de Fietsactiviteitenworkshop al enige tot ruime ervaring met het
organiseren van activiteiten rond fietsen voor senioren. Hier zijn de meeste vrijwilligers
ook actief voor lokale afdelingen van ANBO. Daarnaast wordt Unie KBO nog genoemd.
De tevredenheid met de workshop en de ondersteuning vanuit de Helpdesk is groot. De
meeste mensen zijn al actief geweest en ook de intentie om na het volgen van de
workshop fietsactiviteiten te gaan organiseren lijkt hier groter te zijn dan bij de docenten
die zich richten op de driewielfietsen. De meeste vrijwilligers noemen hier het begeleiden
van fietstochten en het uitstippelen van routes, maar ook een rijvaardigheidstraining
organiseren of andere fietsactiviteiten organiseren of promoten. Net als bij voorgaande
diensten van Blijf Veilig Mobiel zeggen de deelnemers dat publiciteit en de verspreiding
van informatie de organisatie van fietsactiviteiten zou kunnen stimuleren. Ook wordt het
opleiden van meer vrijwilligers hier genoemd.
31
6. MOBILITEITSAMBASSADEURS
6.1. Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ervaringen van de deelnemers aan de training voor
Mobiliteitsambassadeurs. Ongeveer 40 mobiliteitsambassadeurs hebben een training
gehad in het lobbyen bij decentrale overheden voor verkeersveilige mobiliteit van
senioren met invalidenvoertuigen (met name de scootmobiel) en seniorvriendelijke
infrastructuur. Alle 40 ambassadeurs zijn uitgenodigd aan het onderzoek deel te nemen,
20 vrijwilligers hebben de vragenlijst beantwoord, een respons van 50%.
In de volgende paragrafen beschrijven we:
De betrokkenheid met het thema mobiliteit
De tevredenheid met de training en de informatievoorziening erover
De tevredenheid met de ondersteuning vanuit Blijf Veilig Mobiel
Het gebruik van de informatie uit de training in de praktijk
Het effect van de training
De wensen ten aanzien van de ondersteuning in de praktijk
6.2. Betrokkenheid met thema mobiliteit
De mobiliteitsambassadeurs is gevraagd hoe betrokken ze waren bij het thema mobiliteit,
voorafgaand aan de training die ze bij Blijf Veilig Mobiel hebben gevolgd. Tabel 6.1. laat
zien of ze al eerder activiteiten ontplooiden.
Tabel 6.1. Ervaring met het organiseren van activiteit rond mobiliteit (n=20)
Heeft u zich – voorafgaand aan de training – ingezet rond het thema
mobiliteit?
Abs. %
Ja, regelmatig 11 55%
Ja, een enkele keer 7 35%
Nee, nog niet 2 10%
Bijna alle mobiliteitsambassadeurs hebben zich ingezet voor activiteiten rond het thema
mobiliteit. Van deze groep hielden de meeste vrijwilligers zich bezig met senioren (68%),
37% noemt (daarnaast) kinderen en/of jongvolwassenen met een functiebeperking en er
zijn nog 6 vrijwilligers die zelf iets anders noemen: 2x wordt ‘blinden en slechtzienden’
opgeschreven als doelgroep, 4x wordt ‘mensen met een beperking’ genoemd.
Tabel 6.2 gaat in op welke activiteiten de ambassadeurs al organiseerden voorafgaand aan
de training.
32
Tabel 6.2. Ervaring met soort activiteiten rond het thema mobiliteit (n=20, meer antwoorden
mogelijk)
Kunt u aangeven wat uw rol was bij de organisatie van activiteiten rond
het thema mobiliteit – gericht op senioren?
Abs. %
Lobbyen voor seniorvriendelijke infrastructuur 9 45%
Lobbyen voor verkeersveilige mobiliteit van senioren met
invalidenvoertuigen (met name de scootmobiel) 9 45%
Organiseren van activiteiten rond verkeersveilige mobiliteit voor senioren
met invalidenvoertuigen 5 25%
Organiseren van activiteiten rond seniorvriendelijke infrastructuur 3 15%
Anders, namelijk… 5 25%
Niet van toepassing 3 15%
Bijna de helft van de ambassadeurs was al actief als lobbyist voor het thema mobiliteit,
dan wel gericht op seniorvriendelijke infrastructuur, dan wel op verkeersveilige mobiliteit.
Vijf ambassadeurs organiseerden al activiteiten gericht op verkeersveilige mobiliteit. Drie
ambassadeurs waren actief bezig met activiteiten rond seniorvriendelijke infrastructuur.
Twee van de 20 ambassadeurs gaven hier aan op alle genoemde vlakken actief te zijn. Er
zijn daarnaast vijf ambassadeurs die andere activiteiten noemden:
VOA-werk
Lobbyen voor toegankelijke infrastructuur voor gehandicapten
Rode Kruis – scootmobieltochten organiseren
Voorlichten van cursusgroepen VOA's in Friesland
Als Consul van de ANWB met inbreng t.a.v. verkeersveiligheid
Onderstaande tabel laat zien bij welke organisaties de ambassadeurs actief zijn.
Tabel 6.3. Inzet voor organisaties (n=20, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven voor welke organisatie(s) op het gebied van mobiliteit u
actief was?
Abs. %
Lokale ouderenplatform 2 10%
Lokale gehandicaptenplatform 13 65%
Lokale afdeling ANBO 5 25%
Lokale afdeling KBO 0 0%
Lokale afdeling PCOB 0 0%
Lokale afdeling VVN 0 0%
ANWB 2 10%
Organisatie voor slechtzienden en blinden, namelijk… 4 20%
Anders, namelijk… 5 25%
Niet van toepassing 0 0%
De meerderheid van de ambassadeurs is actief bij een lokaal gehandicaptenplatform. Een
kwart noemt ANBO, vier zetten zich in voor slechtzienden en blinden (de oogvereniging
is 2x genoemd, de MD-vereniging 1x).
33
Andere organisaties waarbij de ambassadeurs zich hebben aangesloten zijn:
Stichting Friese Ouderenbonden
Lokale Fietsersbond
Rode Kruis
Werkgroep gehandicaptenbeleid van de (Wmo) Participatieraad
VOA-werk
De mate van samenwerking met andere lokale organisaties is weergegeven in tabel 6.4.
Tabel 6.4. Mate van samenwerking met andere organisaties (n=20)
In hoeverre werkte u samen met andere lokale organisaties/
contactpersonen?
Abs. %
Ik ben actief in een hecht netwerk van organisaties/relevante personen 4 20%
Ik werk soms samen met andere organisaties/relevante personen 5 25%
Afhankelijk van de activiteit werk ik samen met andere lokale
organisaties/contactpersonen 9 45%
Ik werk nauwelijks samen met andere organisaties/relevante personen 1 5%
Niet van toepassing 1 5%
Vrijwel alle vrijwilligers werken (wel eens) samen met andere organisaties of relevante
contactpersonen. Ongeveer de helft geeft aan dat bij bepaalde gelegenheden te doen, een
kwart zegt dat het soms gebeurt, en vier noemen zichzelf actief in een hecht netwerk.
6.3. Tevredenheid met de training
Voorafgaand aan de tevredenheid met de training is een vraag gesteld over de wijze
waarop de ambassadeurs zijn geattendeerd op de training. Tabel 6.5 geeft de gegeven
antwoorden weer.
Tabel 6.5. Informatievoorziening over training (n=20)
Hoe bent u geattendeerd op de training voor Mobiliteitsambassadeurs? Abs. %
Via de website van Blijf Veilig Mobiel 1 5%
Via de nieuwsbrief van de eigen organisatie 7 35%
Via de regionale infodag van juni 2012 1 5%
Via een contactpersoon bij de eigen organisatie 6 30%
Via een contactpersoon bij een van de andere deelnemende partijen,
namelijk… 3 15%
Via een andere weg, namelijk… 2 10%
De vrijwilligers zijn via verschillende wegen geattendeerd op de training voor
mobiliteitsambassadeurs. Twee derde van de deelnemers is bereikt via de eigen
organisatie (via de nieuwsbrief of via een contactpersoon bij de eigen organisatie).
34
Eén ambassadeur is door de eigen organisatie gewezen op de regionale infodag van juni
2012, en daar geïnformeerd over de training voor ambassadeurs. Drie mensen zijn via een
andere dan hun ‘eigen’ organisatie geattendeerd op de training, waarbij het in ieder geval
twee keer om een andere BVM-organisatie gaat (de ANWB is twee keer genoemd en één
keer is alleen een persoonsnaam genoemd). Tot slot is twee keer een ander antwoord
gegeven; één vrijwilligers zegt: “dorpsgenoot die eerder aan mobiliteitstraining deelnam”,
een ander noemt de nieuwsbrief van het programma VCP.
Vervolgens is ingegaan op de tevredenheid met de training die men heeft gevolgd. Tabel
6.6 toont op welke datum zij de training hebben gehad.
Tabel 6.6. Datum gevolgde training (n=20)
Kunt u aangeven welke (basis)training u heeft gevolgd? Abs. %
Die van 12 september 2012 5 25%
Die van 25 september 2012 1 5%
Die van 18 oktober 2012 5 25%
Die van 21 maart 2013 8 40%
Geen training gehad 1 5%
Er is één ambassadeur die zegt geen training te hebben gehad. Eén ambassadeur heeft de
training van 25 september bijgewoond. De meeste vrijwilligers zijn bij de training van 21
maart aanwezig geweest. Van alle ambassadeurs die een training hebben gevolgd is de
meerderheid heel tevreden over het trainingsmateriaal (63%). 32% zegt ‘een beetje
tevreden’ te zijn. Een minderheid van 5% weet het niet. Over de professionaliteit van de
trainers zelf is men nog uitgesproken positiever: 74% is heel tevreden, 21% is een beetje
tevreden, en ook hier zegt 5% het niet te weten (dat is één ambassadeur). Als wordt
gekeken naar over welke training het meest het antwoord ‘een beetje tevreden’ is
gegeven, lijkt de training van 12 september iets minder positief te zijn beoordeeld dan de
andere.
Na het volgen van de basistraining hebben de ambassadeurs nog de mogelijkheid
gekregen een Terugkomdag bij te wonen. Van alle vrijwilligers heeft bijna twee derde dat
ook gedaan: 26% op 7 februari en 37% op 3 juni. Nog eens 37% heeft géén
Terugkomdag gevolgd. Dat had volgens de vrijwilligers niet te maken met een gebrek aan
belangstelling of de informatievoorziening hierover. De ambassadeurs die geen
Terugkomdag hebben bijgewoond zeggen allemaal dat ze geen tijd hadden of verhinderd
waren door andere redenen (vakantie, privé). Van alle personen die wel een Terugkomdag
hebben meegemaakt, vond 75% deze heel nuttig. De overige 25% vond het een ‘beetje
nuttig’.
6.4. Tevredenheid ondersteuning Blijf Veilig Mobiel
Rondom de training kunnen de vrijwilligers contact hebben gehad met de Helpdesk van
Blijf Veilig Mobiel. Er zijn drie vragen gesteld over de ervaring van de ambassadeurs met
35
de ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel met betrekking tot de training. In de eerste
plaats is gevraagd of zij contact hebben opgenomen met de Helpdesk. 40% van de
ambassadeurs heeft geen contact gehad. 60% heeft wel met de Helpdesk gesproken, 5%
meerdere keren en 55% een enkele keer.
Tabel 6.7 geeft weer waarover men contact heeft gehad met de Helpdesk.
Tabel 6.7. Inhoud contact met Helpdesk (n=11, meer antwoorden mogelijk)
Kunt u aangeven waarover u met de medewerker van de Helpdesk heeft gesproken? Abs.
Over de organisatie van de training 9
Over de inhoud van de training 2
Over de contactgegevens van relevante organisaties of personen 0
Over de verdere invulling van de taken van de ambassadeurs 3
Over de mogelijkheden voor ondersteuning door Blijf Veilig Mobiel 1
Over inhoudelijke kwesties rond het thema veilige mobiliteit 1
Over iets anders, namelijk… 1
De meeste contacten met de Helpdesk betroffen informatieverzoeken over de organisatie
van de training. Twee mensen hebben vragen gesteld over de inhoud van de training. Drie
personen noemden de verdere invulling van de taken van de ambassadeurs als
gespreksonderwerp. De deelnemers zijn bijna allemaal heel tevreden over de gegeven
informatie door de medewerker van de Helpdesk (83%). Twee deelnemers zeggen een
beetje tevreden te zijn (17%).
6.5. Gebruik van de training in de praktijk
Er zijn vier vragen gesteld over de wijze waarop de ambassadeurs de gegeven informatie
in de praktijk hebben ingezet sinds zij de training hebben gehad. Er is in de eerste plaats
gevraagd met welke doelgroep zij sindsdien het meeste hebben gewerkt. De helft van de
ambassadeurs zegt het meeste met mensen met mensen met een functiebeperking te
hebben gewerkt, 30% met senioren en 20% met beide doelgroepen ongeveer evenveel.
Bijna alle ambassadeurs zeggen de opgedane kennis uit de training in te zetten bij hun
activiteiten. 70% doet dat af en toe en 25% regelmatig. Eén ambassadeur (5%) zegt dat
niet te doen omdat zij pas komend seizoen ruimte zal kunnen maken om activiteiten te
ontplooien op wijkniveau. De ambassadeurs zijn ook positief over de positie als
ambassadeur naast de eigen activiteiten. 85% beschouwt het als een aanvulling op de
reguliere activiteiten rond veilige mobiliteit. Eén ambassadeur vindt het concurreren met
eigen activiteiten (5%) en twee ambassadeurs geven hier een ander antwoord: “Steun bij
benodigde verbeteringen in de Openbare Toegankelijkheid,” en “Ik wil eerst starten met
een fietsactiviteit.”
36
6.6. Effect van de training
Aansluitend op de vraag of de opgedane kennis uit de training in de praktijk wordt
gebruikt, is de ambassadeurs gevraagd aan te geven of de informatie uit de training effect
heeft gehad op hun reguliere activiteiten. Tabel 6.8 laat zien welke effecten de
ambassadeurs noemen.
Tabel 6.8. Bijdrage training aan inzet (n=18)
Kunt u aangeven of de training naar uw mening heeft bijgedragen aan uw
inzet voor activiteiten rond het thema veilige mobiliteit?
Abs. %
Mijn inzet is niet veranderd 10 56%
Ik ben me gaan richten op een andere doelgroep, namelijk… 2 11%
Ik ben me gaan richten op een andere activiteit, namelijk… 1 6%
Ik ben mijn lobbyactiviteiten gaan richten op andere organisaties,
namelijk… 4 26%
Anders, namelijk… 1 6%
Ruim de helft van de groep ambassadeurs zegt dat er niets is veranderd. Twee
ambassadeurs zijn zich gaan richten op een andere doelgroep. Zij noemen: ouderen, en
gebruikers van rollators (“rollatorsvoorlichtingstraining”). Eén ambassadeur zegt andere
activiteiten te hebben ontplooid sinds de training: “organisaties die voor gehandicapten
zijn en helaas niet toegankelijk zijn zoals MEE”. Vier ambassadeurs zeggen hun
lobbyactiviteiten te hebben verlegd richting andere organisaties: “de gemeente”, “de
plaatselijke ANBO en de gemeente”, “niet alleen gehandicapten maar ook senioren”,
“vanuit het wijkpanel werken in plaats van de ouderenbonden”. Daarnaast vult nog één
ambassadeur deze antwoorden aan met “activiteiten van de werkgroep Openbare
Toegankelijkheid zijn verbreed”.
Alle ambassadeurs is gevraagd of zij de opgedane kennis uit de training blijven gebruiken.
Zij zeggen dat allemaal in meer of mindere mate te zullen doen. De helft zegt dat
regelmatig toe te kunnen passen, 35% af en toe en 15% geeft aan het in het vervolg altijd
te zullen gebruiken.
Negen ambassadeurs hebben hun antwoorden ten aanzien van de training en het effect
ervan toegelicht:
Ik vond de nadruk op scootmobielen te groot. Dit vervoermiddel is voor visueel
gehandicapten in het algemeen moeilijk bruikbaar. Ik zal de Zebracheck nog onder de
aandacht van de gemeente brengen. Mijn activiteiten richtten zich al zeer op visueel
gehandicapten en dat is niet gewijzigd; ik zal hierbij ouderenproblematiek natuurlijk
niet uit het oog verliezen.
De kantlijn voor fietspaden moet beter onder de aandacht gebracht worden.
Geen training gevolgd; alleen een terugkomdag. Wel de nodige kennis opgedaan uit
de diverse publicaties/folders.
In mijn werk als Vrijwillig Ouderen Adviseur kom je dit regelmatig tegen.
Ben blij, dat ik (eenmalig) de training heb gevolgd, omdat ik er veel van
37
opgestoken heb en de opgedane kennis ook goed kan toepassen.
De werkgroep gehandicaptenbeleid van onze gemeente wordt betrokken bij de
plannen m.b.t. de inrichting van openbare ruimten, van wegen, van (nieuwe)
gebouwen enz.
Eerste mogelijkheid is een gemeentelijke cursus voor E-fiets gebruik in sept. a.s. door
de Fietsersbond met mijn medewerking.
Wij zijn niet alleen met mobiliteit en verkeersveiligheid bezig…. maar dit is een hele
goede aanvulling op de kennis en kunde die nodig is om vrijwillige ouderen adviseur
te mogen en kunnen zijn, contact met de gemeente te verbeteren/de juiste
contactpersoon te bereiken.
6.6.1. Contact met de gemeente
Er zijn daarnaast enkele vragen gesteld over de contacten met de gemeente als
samenwerkingspartner in het thema veilige mobiliteit. Acht ambassadeurs (40%) geven
aan dat zij contact hebben gehad met de gemeente om kennis en informatie van Blijf
Veilig Mobiel onder de aandacht te brengen. De meerderheid heeft dat dus (nog) niet
gehad. Zij geven daar verschillende redenen voor:
Er is nog geen gelegenheid voor geweest. Ik zal dit doen n.a.v. specifieke activiteiten.
Nog niet, maar gaat wel komen.
Ik ben zelf politiek actief.
Ben nog niet in de gelegenheid geweest.
Met een werkgroepje uit ons Lokale Platform Gehandicapten hebben we gereageerd
op een inspraakversie van het gemeentelijk Mobiliteitsplan (infrastructuur). Daarbij is
druk gebruikgemaakt van informatie van Blijf Veilig Mobiel.
Nog geen actie daarvoor ondernomen.
Geen contactpersoon kunnen vinden.
Omdat ik inbreng lever via de vereniging Gehandicaptenorganisaties Rotterdam, die
overleg hebben met de Gemeente, dat is wel gelukt.
Omdat er andere nijpende zaken speelden (subsidie afgewezen).
Van de acht ambassadeurs die wel met de gemeente hebben gesproken, hebben zeven
mensen een informatief gesprek gehad (87%), en vijf van hen hebben producten
overhandigd. De basiscursus Scoot Veilig is door één van hen verspreid, hetzelfde geldt
voor de Keuzewijzer scootmobiel, de Zebracheck en de brochure Seniorproof
Wegontwerp fietsers. De Fietsactiviteitenmap is door geen van de ambassadeurs
overhandigd. De meeste ambassadeurs noemen de brochure Seniorproof Wegontwerp als
product dat is gegeven (3x). Er is ook iemand die in het algemeen een opmerking heeft
gemaakt: “De VGR heeft de producten van BVM in het regulier overleg met de Gemeente
onder de aandacht gebracht.”
Zowel de afdeling Infrastructuur (56%) als Wmo/verstrekkingen vervoermiddelen (56%)
zijn genoemd als dienst van de gemeente waarmee de ambassadeurs contact hebben
gehad. Twee ambassadeurs noemen beide afdelingen. Drie ambassadeurs noemen
38
daarnaast nog: “beleid en civiele techniek”, “wethouders”, en “Dienst Stadontwikkeling
waaronder Stedenbouw, Verkeersdienst en gemeentewerken”.
De ambassadeurs is gevraagd naar de reactie van de gemeente op de informatie en/of
gegeven producten. Iets meer dan de helft van de ambassadeurs (56%) zegt dat de
gemeente in eerste instantie ‘een beetje geïnteresseerd’ heeft gereageerd. Volgens 22%
reageerde de gemeente heel enthousiast, volgens 11% was de gemeente niet zo
enthousiast en 11% weet het niet.
6.7. Wensen ten aanzien van ondersteuning
De slotvragen betroffen de wensen van de mobiliteitsambassadeurs ten aanzien van
ondersteuning in de praktijk. Er is eerst gevraagd wat kan worden gedaan om de
activiteiten van de mobiliteitsambassadeur in de praktijk te verbeteren. In de onderstaande
tabel wordt weergegeven wat de vrijwilligers hebben genoemd.
Tabel 6.9. Wensen ten aanzien van ondersteuning in de praktijk (n=20, meer antwoorden
mogelijk)
Wat kan naar uw mening worden gedaan om de activiteiten van de
mobiliteitsambassadeur in de praktijk te verbeteren?
Abs. %
Er kan meer worden gedaan aan publiciteit of de verspreiding van
informatie rond veilige mobiliteit door Blijf Veilig Mobiel 7 35%
Er kunnen meer activiteiten voor senioren worden georganiseerd 4 20%
Er kunnen meer mobiliteitsambassadeurs worden opgeleid 6 30%
Er kan meer informatie onder de mobiliteitsambassadeurs worden verspreid
over de WMO 5 25%
Er kan meer informatie onder de mobiliteitsambassadeurs worden verspreid
over Infrastructuur of Verkeersveiligheid 6 30%
Er kunnen meer terugkomdagen worden georganiseerd 7 35%
Er kan meer informatie online worden aangeboden 5 25%
De Helpdesk kan worden verbeterd 0 0%
De training voor mobiliteitsambassadeurs kan worden verbeterd 2 10%
Anders, namelijk… 4 20%
Niet van toepassing 1 5%
Uit de tabel blijkt dat de wensen ten aanzien van de ondersteuning nogal uiteenlopen.
Ongeveer evenveel ambassadeurs (tussen 25% en 35%) noemen publiciteit en
informatieverspreiding en het organiseren van meer terugkomdagen als stimulerende
activiteit, evenals het opleiden van nieuwe ambassadeurs, het verspreiden van informatie
over WMO, Infrastructuur en Verkeersveiligheid, en het online zetten van aanvullende
informatie. Daarnaast zegt nog 20% dat er meer activiteiten voor senioren kunnen worden
georganiseerd en vindt 10% dat de training voor de ambassadeurs kan worden verbeterd.
Geen van de ambassadeurs noemt de Helpdesk.
39
Zes ambassadeurs hebben hun antwoord toegelicht:
Verbeter de training door deze laagdrempeliger te maken voor jongeren met een
beperking.
In de training ook aandacht geven aan ouderen met handicaps zoals blind en
gehoorsproblemen.
In de trainingen zou meer aandacht moeten zijn over hoe we de gemeenten kunnen
benaderen. Praktische informatie hierover.
Worden de gemeenten wel voldoende (via VNG bijv.) gewezen op hun taken t.a.v.
bevordering verkeersveiligheid voor senioren?
Doelgroep 25+
Organiseer een congres voor gemeenten waarin praktijkvoorbeelden van ouderen en
mobiliteit worden voorgedragen en geef alle vertegenwoordigers de materialen mee
met een lijst van de ambassadeurs die er al wel zijn en laat hen voelen welke
gemeente er dus nog niets aan doen/ hebben geregeld.
Wie deze ondersteuning het beste zou kunnen bieden was het onderwerp van de laatste
vraag aan de ambassadeurs. De meerderheid (83%) vindt dat Blijf Veilig Mobiel daarin de
grootste taak heeft (één iemand noemt daarbij specifiek ANBO, een ander noemt specifiek
ANWB, VVN en Fietsersbond). Eén iemand vindt het moeilijk om hier speciaal iemand
voor aan te wijzen. Een ander zegt juist geen voorkeur te hebben, als het maar vanuit één
adres wordt gedaan. 28% noemt (daarnaast) een andere partij:
CG-raad
VVN
Oogvereniging en CG raad/Projectbureautoegankelijkheid, zoals dat nu al gebeurt,
met het updaten van de richtlijnen met verwijzing naar de CROW publicaties
Een provinciale partij
Blijf Veilig Mobiel in samenwerking met de ouderenbonden
Tot slot zijn er enkele algemene opmerkingen gemaakt.
Zoals het nu gaat, gaat het goed. Ik ben erg blij met de informatie die ik van Blijf
Veilig Mobiel krijg. De bijeenkomsten geven een goede aanvulling op mijn kennis.
Ik ben ook uitgenodigd geweest bij een recreatietocht voor scootmobielers. Ik heb
daar ook informatie gevraagd over problemen waar scootmobielers tegenaan lopen.
Van deze bijeenkomst heb ik eventueel een verslag.
Ik vind terugkomdagen erg nuttig en zinvol. De ambassadeurs kunnen dan ook
ervaringen uitwisselen.
In dit verhaal wordt teveel de nadruk gelegd op senioren en het zou in totaliteit
moeten gaan om mensen met en functiebeperking en dat zijn niet alleen senioren.
Mijn ervaring is dat de buitenruimteontwerper niet graag werkt met de verschillende
aparte publicaties. Met het toenemen van het aantal senioren lijkt het me daarom
handig als ernaar wordt gestreefd dat in de nieuwe uitgave Standaardboek
wegenbouw Details, zoveel mogelijk punten m.b.t. de veilige mobiliteit worden
meegenomen.
40
6.8. Conclusie
De meeste mobiliteitsambassadeurs waren al (heel) actief als vrijwilliger op het gebied van
mobiliteit. De meeste ambassadeurs werkten vanuit een lokaal gehandicaptenplatform en
waren meer actief met lobbyen dan met het organiseren van activiteiten.
In vergelijking met de trainingen voor de fietsdocenten is de training voor
mobiliteitsambassadeurs iets minder positief beoordeeld (maar nog steeds is men
overwegend tevreden). De mobiliteitsambassadeurs zetten de opgedane kennis uit de
training wel in, maar doen dat in meerderheid niet regelmatig. De helft van deze groep
zegt bovendien dat hun inzet niet (wezenlijk) is veranderd na de training. Ze beschouwen
het werk als ambassadeur als waardevolle aanvulling op de eigen activiteiten. De
ambassadeurs lijken de gemeente wel goed te kunnen vinden. Ze hebben contact gehad
of geven aan daar nog actie op te gaan ondernemen.
De terugkomdag wordt als een goede manier gezien om meer input te geven aan het
begrip mobiliteitsambassadeur, en wordt ook als positief ervaren door degenen die erbij
aanwezig zijn geweest. De ambassadeurs vinden dat de ondersteuning vanuit Blijf Veilig
Mobiel verschillende vormen aan zou kunnen nemen en daarin zou kunnen bijdragen aan
het werk van de mobiliteitsambassadeur.
41
7. OORDEEL STRATEGISCHE PARTNERS OVER BVM
7.1. Inleiding
BVM is een samenwerkingsverband tussen 10 belangenorganisaties. Gezamenlijk bepalen
deze organisaties de koers van BVM en welke producten en diensten worden ontwikkeld.
Een deel van de expertise om deze te realiseren is aanwezig binnen de samenwerkende
organisaties, maar er wordt ook gebruikgemaakt van externe deskundigheid. Een aantal
van de partijen waarmee intensief wordt samengewerkt (de zogenoemde strategische
partners van BVM) is geselecteerd voor deelname aan het onderzoek. Een telefonisch
interview heeft plaatsgevonden met de volgende organisaties en contactpersonen:
CROW/KPvV, Koen Bekking (mede namens Frans Heijnis en Wilma Slinger)
Firavaned, Henk Potappel
Rijkswaterstaat, Rob Methorst
SWOV, Ragnhild Davidse
Vilans, Harmen Jonker
Veiligheid.nl, Victor Zuidema
CROW/KPvV, SWOV, Vilans en Veiligheid.nl zijn kennisinstituten die hebben
meegewerkt aan de ontwikkeling van diverse producten van BVM. Firavaned is de
brancheorganisatie van leveranciers van hulpmiddelen (de heer Potappel is daarnaast
directeur van een bedrijf dat mobiliteitshulpmiddelen fabriceert en verkoopt).
In de gesprekken met de vertegenwoordigers van deze organisaties is ingegaan op de
volgende onderwerpen:
Doelen BVM (o.a. bekendheid en afbakening).
Organisatie en samenwerking BVM (o.a. samenstelling, ervaringen met samenwerking
en aansturing).
Resultaten BVM (o.a. oordeel over producten en instrumenten, bijdrage aan
doelstelling).
Vervolg BVM (o.a. mogelijkheid en wenselijkheid om vervolg te geven aan
samenwerking, voorwaarden of aandachtspunten daarbij).
7.2. Doelen BVM
Alle strategische partners zijn bekend met de doelstelling van BVM en vinden die goed
gekozen. Met betrekking tot de doelgroep wordt opgemerkt dat het (functioneel gezien)
logisch is om ook mensen met een beperking tot de doelgroep te rekenen. Het
onderscheid tussen ouderen en mensen met een beperking is niet altijd duidelijk te maken
en bepaalde functiebeperkingen komen vaak voor bij ouderen (zoals slechtziendheid en
slecht ter been zijn). Wel wordt door iemand gewaarschuwd dat de focus niet verloren
mag gaan: bij senioren speelt een specifiek belang van mobiliteit, als middel en als
42
voorwaarde om betrokken te blijven bij de samenleving. Een andere geïnterviewde denkt
bij de doelgroep vooral aan ouderen met een beperking. Voor jongeren zou een andere
aanpak gewenst zijn, en bovendien heeft die groep een hele andere problematiek als het
om mobiliteit gaat.
7.3. Samenwerking en organisatie
In de interviews is gevraagd naar wat men vindt van de samenstelling van de BVM-groep.
De meningen hierover zijn enigszins verdeeld, met name waar het gaat om de keuze voor
uitsluitend belangenorganisaties. Een aantal mensen vindt de huidige samenstelling, zeker
vanuit het oogpunt van mobiliteit, voldoende breed. Daarbij wordt bijvoorbeeld
opgemerkt dat de samenwerking kansen biedt voor onderlinge afstemming, waardoor een
product ook meteen een breed draagvlak heeft. De belangen van de verschillende
groepen kunnen soms ook wel eens conflicterend zijn (bijvoorbeeld als het gaat om de
wensen van verschillende groepen met betrekking tot infrastructuur) en dat zou de
samenwerking soms lastig kunnen maken, maar anderzijds wordt het goed genoemd dat
deze tegenstellingen binnen een platform als BVM al aan de oppervlakte komen, zodat
alvast naar een oplossing kan worden gezocht.
Zoals gezegd heeft een aantal mensen kritiek op de keuze om alleen belangenorganisaties
te laten participeren. Sommigen denken dat als gevolg daarvan bepaalde kennis (zoals
productkennis of technische kennis) onvoldoende vertegenwoordigd is. Een van de
geïnterviewde partners zegt: “het was wellicht interessant geweest als BVM een of twee
‘eigen’ adviseurs zou hebben op gebied van veilige mobiliteit. Daarmee zou een kritische
blik op de eigen producten meer gewaarborgd zijn.” Een ander is van mening dat in de
huidige samenstelling het thema veiligheid en gedrag mogelijk onderbelicht blijft. Ook is
opgemerkt dat belangenorganisaties op dit moment erg intern gericht zijn, en dat het de
samenwerkende organisaties (daardoor) zou ontbreken aan een gedeelde visie: “er zijn
veel goedbedoelde initiatieven, maar de samenhang daarin lijkt soms te ontbreken, ook in
de contacten met anderen”.
De samenwerking tussen de BVM-partijen onderling wordt over het algemeen goed
genoemd. Een aantal keer is verteld dat de sfeer bij bijeenkomsten positief is. Iemand
vertelt: “De bijgewoonde bijeenkomst was prettig en zakelijk. Uit de vragen die werden
gesteld kan worden opgemaakt dat men gecommitteerd is aan het doel en de missie van
de samenwerking. Ik vond dat heel inspirerend.” Ook de aansturing en coördinatie door
ANBO wordt overwegend positief beoordeeld. Een paar mensen merken op dat ANBO
goed in staat is om de partijen te verbinden en de ‘dynamiek’ van de verschillende
organisaties in de hand te houden. Een geïnterviewde heeft wat kritiek op de
samenwerking, met name waar het gaat over de afronding van een gezamenlijk
ontwikkeltraject. Hij vertelt dat na oplevering van de Fietsactiviteitenmap een katern over
de e-bike is toegevoegd, zonder dat de opdrachtnemer daarover is geraadpleegd. De
opdrachtnemer noemt dit een beetje vreemd, en niet ‘zo netjes’.
43
7.4. Resultaten BVM tot nu toe
De strategische partners hebben meestal geen volledig beeld van de producten en
diensten die door BVM zijn ontwikkeld. Vaak zijn ze betrokken geweest bij de
ontwikkeling van een of enkele producten, waardoor het ook moeilijk is om een objectief
oordeel te geven. De indruk die men heeft van de producten is overwegend goed. Zo is
opgemerkt dat de producten nuttig zijn en van goede kwaliteit, en dat ze voorzien in een
behoefte. Ook is aangegeven dat een goede keuze van onderwerpen is gemaakt, die
aansluit bij de prioriteiten binnen het thema veilige mobiliteit. Daaraan wordt toegevoegd:
“de keuze van problematiek en uitwerking zijn samen meer dan goed. Het is begrijpelijk
en beeldend geschreven en sluit goed aan op de doelgroep (die moeilijk te bereiken is
doordat ze informatie anders verwerken”.
Naast resultaten in de vorm van producten en diensten is ook opgemerkt dat BVM zich
goed heeft weten te profileren, en heeft bijgedragen aan bewustwording bij zowel
gebruikers, intermediairs en professionals. Een aantal mensen heeft echter ook een
kritische opmerking gemaakt over de verspreiding en implementatie van de producten. Zo
wordt gezegd: “door BVM is cursusmateriaal gemaakt voor omgaan met een scootmobiel.
Dat is een goed product, maar er is onvoldoende aandacht geweest voor verspreiding en
implementatie. Het is naar alle gemeenten gestuurd, maar er lijkt geen follow-up. Er is
onvoldoende afstemming en overleg geweest met marktpartijen die een rol kunnen spelen
in gebruik/implementatie.”
Aandachtpunten m.b.t toekomstige ontwikkeling
De strategische partners hebben diverse aandachtspunten genoemd als het gaat om de
verdere ontwikkeling van producten of diensten. Sommige suggesties zijn erg concreet en
hebben bijvoorbeeld betrekking op (voortgezette) samenwerking tussen BVM en de eigen
organisatie. Daarbij spelen ook (legitieme) belangen voor de organisatie die men
vertegenwoordigt. Daarnaast is een aantal meer algemene aandachtspunten genoemd:
Inzet op gebruik en gebruiksgemak, of toepasbaarheid van producten en diensten
worden een aantal keer genoemd. Het idee is dat daar tot nu toe niet altijd voldoende
aandacht voor is geweest. Iemand zegt: “gebruik moet je wel organiseren. Kijk naar de
Zebracheck: dat doen mensen niet op eigen initiatief. Je moet zorgen dat er een
context is waarbinnen het gebruikt kan worden, en zorgen dat de ontvanger er iets
aan heeft en het van acceptabele kwaliteit vindt.” Volgens iemand anders is het soms
nodig om producten nog wat verder te ontwikkelen om de bruikbaarheid voor de
gebruiker te vergroten.
Meer aandacht voor gedragsbeïnvloeding (naast overbrengen van informatie en
‘agendasetting’), inzichten die op dit gebied beschikbaar zijn actiever inzetten. In dat
kader kan ook de suggestie worden genoemd om handvatten te ontwikkelen waarmee
het ‘niet meer autorijden’ bespreekbaar kan worden gemaakt bij een groep die in feite
niet meer zelfstandig zou moeten rijden, of om mensen voor te bereiden op het
moment dat het echt niet meer gaat (hoe pak ik het aan, maak ik het bespreekbaar,
welke alternatieven zijn er?)
44
Aandacht voor randvoorwaarden en regels rondom mobiliteit, zoals toegankelijkheid
van openbare plekken (denk aan stations), en verduidelijking van verkeersregels. Als
voorbeeld is genoemd het onderscheid in regelgeving tussen een brommobiel en een
invalidenvoertuig. Iemand anders noemt verkeersmaatregelen bij werk in uitvoering
(of andere tijdelijke verkeersmaatregelen) als voorbeeld. Hierbij kan gedacht worden
aan manier waarop aanwijzingen worden gepresenteerd,plaatsing van borden etc.
Sterke koppeling maken tussen het fysieke en sociale domein: inzichtelijk maken wat
de relatie is tussen het behouden van mobiliteit bij ouderen en vermindering van
zorgkosten.
7.5. Vervolg BVM
Alle strategische partners vinden het belangrijk dat het onderwerp veilige mobiliteit voor
ouderen voldoende aandacht blijft krijgen. De problematiek is actueel en urgent, en het is
op dit moment niet te verwachten dat andere partijen geld beschikbaar stellen om deze
onderwerpen uit te voeren. Daarnaast kan het project bijdragen aan maatschappelijke
kostenbesparing door de zelfredzaamheid van ouderen te bevorderen. Een ander politiek
argument dat is genoemd: “de vergrijzing zorgt er ook voor dat de politieke kracht van
senioren toeneemt. Dus ook in dat opzicht is er een belang om die groep tevreden te
houden.”
De meeste strategische partners denken dat het voortzetten van een brede samenwerking
het meest voor de hand ligt. Argumenten daarbij zijn draagvlak, efficiëntie, en betere
kansen/mogelijkheden om subsidie te verkrijgen. Indien het ten goede komt aan het
draagvlak en efficiëntie zou de samenwerking volgens sommigen ook breder kunnen
(meer en andere partijen toelaten). Eén van de geïnterviewden neemt een wat afwijkend
standpunt in, en stelt dat er op twee manieren tegen de vervolgvraag aangekeken kan
worden: een gezamenlijk vervolg (om een centraal aanspreekpunt te behouden), of
individuele inzet van de organisaties om het gebruik van de ontwikkelde producten en
diensten in de praktijk te bevorderen. Het argument daarbij is: “Voor de ontwikkeling van
nieuwe producten is extra geld nodig, terwijl voor het verspreiden van bestaande
producten gebruikgemaakt kan worden van de mogelijkheden en achterban van de
aangesloten organisaties. Het is moeilijk om een voorkeur voor een van deze opties te
bepalen, het ligt er ook aan welke ideeën er nog zijn met betrekking tot nieuwe
producten.”
Met betrekking tot een eventueel vervolg van BVM zijn de volgende aandachtspunten
genoemd: richten op individuele gebruikers, meer aandacht voor gebruik van producten
in de praktijk en (beter) gebruikmaken van bestaande kennis, netwerken en
communicatiekanalen van de strategische partners. Alle strategische partners geven
daarbij aan dat ze in de toekomst willen blijven samenwerken met BVM en graag in
gesprek gaan over de invulling daarvan (ieder heeft eigen ideeën of opvattingen daarbij).
45
8. OORDEEL SAMENWERKINGPARTNERS OVER BVM
8.1. Inleiding
In BVM participeren momenteel 10 organisaties. In alfabetische volgorde gaat het om de
volgende organisaties: ANBO (projectleider), ANWB, CG Raad, Fietsersbond, NVVS,
Oogvereniging, PCOB, ROVO, Unie KBO en VVN. Elke organisatie heeft een
vertegenwoordiger afgevaardigd in BVM, die deelneemt aan overleggen en mede
verantwoordelijk is voor de koers en de te ontwikkelen instrumenten en producten. In het
kader van de evaluatie zijn al deze vertegenwoordigers door ons geïnterviewd. Met twee
medewerkers van ANBO is een verkennend gesprek gevoerd, maar vanwege de rol van
ANBO als projectleider zijn deze medewerkers niet gevraagd om een oordeel te geven
over (de resultaten van) BVM.
In de gesprekken met de vertegenwoordigers van de negen andere organisaties is
ingegaan op de volgende onderwerpen:
Doelen BVM (o.a. bekendheid, afbakening, aansluiting op doelen eigen organisatie).
Organisatie en samenwerking BVM (o.a. samenstelling groep, aansturing en
coördinatie, draagvlak in eigen organisatie).
Resultaten BVM (o.a. oordeel over producten en instrumenten, bijdrage aan
doelstelling BVM)
Vervolg BVM (o.a. mogelijkheid en wenselijkheid om vervolg te geven aan
samenwerking, voorwaarden of aandachtspunten daarbij).
8.2. Doelen BVM
Over het algemeen is weinig discussie over de doelstelling van BVM (stimuleren veilige
mobiliteit van senioren). Een aantal maal is gewezen op het belang van deelname van
ouderen aan de maatschappij, en de rol van mobiliteit daarbij. Ook de vergrijzing maakt
dat de doelstelling van BVM belangrijk en actueel is. Wel heeft een enkele respondent
een kritische opmerking geplaatst bij de verdere uitwerking van de doelstelling, zo is twee
keer aangegeven dat de uitwerking van de doelstelling soms erg ‘breed’ is.
Ook de keuze van de doelgroep (senioren, en sinds 2011 mensen met beperkingen) zorgt
over het algemeen niet voor discussie. Wel zijn er soms opmerkingen over de bekendheid
van de doelgroep bij de buitenwereld. Ook de afbakening is niet voor iedereen duidelijk,
bijvoorbeeld als het gaat om de vraag of jongeren met een beperking ook tot de doelgroep
behoren. Meestal wordt pragmatisch omgegaan met de vraag over afbakening. Zo vindt
een geïnterviewde dat de kwetsbaarheid van doelgroep het uitgangspunt moet zijn (en
niet leeftijd). Een deel van de senioren en mensen met een beperking behoort tot de
kwetsbare verkeersdeelnemers, maar niet iedereen. In het algemeen, vindt deze
respondent, is het zinvol om het programma aantrekkelijk te maken voor een breed
publiek. Door het toe te spitsen op senioren zal een deel van de potentiële gebruikers
46
geen gebruikmaken van de producten en instrumenten. Een andere geïnterviewde voegt
daaraan toe dat jongeren met een beperking niet expliciet tot de doelgroep behoren, maar
wel kunnen ‘meeliften’ met de resultaten van BVM. Ten slotte is in dit kader opgemerkt
dat: “de subsidie voor het programma is verstrekt voor de doelgroep senioren, zodat je
moet zorgen dat je ‘scoort’ voor deze doelgroep. In de praktijk is wat ontwikkeld wordt
voor de oudere doelgroep ook vaak gunstig voor mensen met een beperking.”
Aansluiting op doelstelling participerende organisaties
De doelstelling van BVM sluit veelal goed aan op de doelstelling van de organisaties die
participeren. In veel gevallen is daarbij sprake van (enige) overlap. Zo heeft de ANWB
onlangs een nieuwe visie verkeersveiligheid vastgelegd, en een van de speerpunten is
ouderen mobiel houden. Bij een aantal andere organisaties ligt het bestaansrecht in veilige
mobiliteit (Veilig Verkeer Nederland, ROV’s), maar is de doelgroep breder gedefinieerd
dan bij BVM. Bij VVN lijkt de overlap het grootst, ook omdat deze organisatie een aantal
vergelijkbare diensten levert, zo geeft VVN ook voorlichting en verzorgt
scootmobielcursussen. De Fietsersbond richt zich niet specifiek op ouderen, maar krijgt
wel vaak vragen van ouderen over (blijven) fietsen. Ook heeft de Fietsersbond een
fietsschool, waarvan ouderen op dit moment de belangrijkste doelgroep zijn
Bij de ouderenorganisaties noemt Unie KBO verkeersveiligheid van ouderen als speerpunt
in het beleid van de vereniging. Bij de andere ouderenorganisatie PCOB is dat niet meer
het geval: de vereniging heeft (mede als gevolg van bezuinigingen) prioriteiten moeten
stellen, en mobiliteit hoort daar tegenwoordig niet meer bij. Bij de patiëntenverenigingen
is mobiliteit ook vaak een aandachtspunt. Zo is binnen de oogvereniging een werkgroep
mobiliteit actief, die zich meer specifiek richt op mensen met een visuele beperking.
Geen van de respondenten vindt dat overlap tussen doelstellingen van de eigen
organisatie en die van BVM voor frictie zorgt. Iemand zegt daarover: “het belang van de
doelgroep staat voorop, niet het belang van de aanbieder”.
8.3. Samenwerking en organisatie
Zoals gezegd participeren 10 organisaties in BVM. Hoewel het om heel verschillende
organisaties gaat, is de overeenkomst dat ze allemaal belangenorganisaties zijn, en een
eigen achterban (of leden) hebben. Dat is een bewuste keuze geweest, besloten is om
geen ‘marktpartijen’ of kennisorganisaties op te nemen in het samenwerkingsverband.
BVM onderhoudt wel nauwe contacten met verschillende van deze organisaties (zie ook
het vorige hoofdstuk over de ervaringen van de strategische partners), maar deze
organisaties hebben geen directe invloed op de koers of inhoud van het programma. Aan
de geïnterviewden is gevraagd wat hun mening is over de afbakening en samenstelling
van de groep organisaties binnen BVM. De reacties zijn overwegend positief te noemen.
Men spreekt over het algemeen van een brede vertegenwoordiging van partijen die samen
een grote achterban hebben. De samenwerking is goed te noemen, en organisaties vullen
elkaar goed aan.
47
De meeste deelnemers vinden dan ook niet dat er bepaalde organisaties gemist worden in
het samenwerkingsverband. Wel zijn door vijf personen mogelijkheden genoemd voor
mogelijke uitbreiding van de samenwerking om specifieke deskundigheid of het bereik
van doelgroepen te vergroten. Twee mensen noemen Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) als mogelijke samenwerkingspartner, om het bereik onder gemeenten
te vergroten. Daarnaast is drie keer gewezen op het mogelijke voordeel van een
vertegenwoordiger van een zorg- of welzijnsorganisatie:
Met het oog op de doelgroep mensen met een beperking: meer inbreng vanuit de
praktijk, bijvoorbeeld een welzijnsorganisatie.
Vertegenwoordiging vanuit de gezondheidszorg zou een aanvulling kunnen zijn.
In het kader van mobiliteitsadvies zou gedacht kunnen worden aan
vertegenwoordigers van de (thuis)zorg.
Overigens is ook een aantal keer opgemerkt dat de huidige samenstelling goed is, en dat
er geen behoefte is aanbreiding. Iemand zegt: “er zijn geen zwaarwegende redenen voor
uitbreiding van de samenwerking, anders was dat in de afgelopen jaren wel ‘boven
komen drijven’”
Taakverdeling
Zoals gezegd zijn de partners overwegend positief over de samenwerking tussen de
partijen. Ook de onderlinge contacten en de sfeer bij bijvoorbeeld vergaderingen zijn
goed. De manier waarop ANBO invulling geeft aan het projectleiderschap roept weinig
discussie op. Ook de meer kritische leden (die wel vinden dat ANBO zich soms te
nadrukkelijk profileert, zie hieronder) vinden dat de aansturing en coördinatie van de
samenwerking goed is geregeld.
Door een aantal geïnterviewden is een opmerking gemaakt over de inbreng van bepaalde
partijen of de samenwerking tussen de ouderenorganisaties. Als het om de inbreng gaat
wordt een aantal maal opgemerkt dat niet iedereen de zelfde bijdrage levert aan het
programma. Voor een deel is dat het gevolg van de afgesproken taakverdeling (ANBO
doet projectleiding, Fietsersbond verzorgt de website en VVN de nieuwsbrief), en de
meeste partners vinden dat prima (“de verschillen in inbreng leveren geen interne
discussie op, het is duidelijk wie wat doet”) maar bij een enkeling is er ook wat kritiek op
de inzet. Iemand zegt bijvoorbeeld: “Niet iedereen is even actief als het gaat om
communicatie. Men verspreidt wel berichten die worden aangeleverd, maar er is weinig
eigen initiatief, terwijl alle partijen daar wel vanuit BVM een communicatiebudget voor
hebben.”
De samenwerking tussen de ouderenorganisaties wordt meestal goed genoemd, maar
soms zijn er ook kanttekeningen. Zo merkt iemand op dat ‘de ouderenpartijen elkaar soms
vliegen proberen af te vangen’. Ook door de ouderenverenigingen zelf (PCOB en Unie
KBO, ANBO is niet geïnterviewd) is kritiek geuit op de manier waarop de taakverdeling in
de praktijk uitpakt. Beide verenigingen vinden dat ANBO zich (soms te) nadrukkelijk
profileert als trekker van BVM, waardoor de inbreng van de andere partijen onvoldoende
48
zichtbaar is. Het probleem daarbij is volgens de geïnterviewden dat de eigen achterban of
leden zich onvoldoende herkennen in het programma, en mogelijk zelfs producten en
instrumenten van BVM niet gebruiken (omdat er te duidelijk een ‘ANBO-stempel’ op
staat). Als voorbeeld van deze profilering wordt gewezen op het voorwoord van ANBO-
directeur Den Haan in een van de BVM-uitgaven (Keuzewijzer Scootmobiel). Beide
vertegenwoordigers van de andere ouderenorganisaties vinden dit geen gelukkige keuze.
Voor PCOB heeft het gebrek aan herkenbaarheid van de eigen inbreng zelfs (mede) geleid
tot een principebesluit om niet deel te nemen aan een eventueel vervolg van BVM. Unie
KBO heeft nog geen besluit genomen, maar verbindt ook voorwaarden (met betrekking tot
herkenbaarheid van de inbreng) aan een eventueel vervolg van deelname aan BVM.
Draagvlak
In elk gesprek is kort ingegaan op het draagvlak voor BVM in de eigen organisatie. Bij de
meeste organisaties is het draagvlak (erg) groot te noemen. Belangrijk daarbij zijn uiteraard
de doelen van het project, maar bijvoorbeeld ook de kennis en het netwerk die de
samenwerking oplevert voor de deelnemende organisaties. Tegelijkertijd valt op dat voor
drie deelnemende organisaties (ANWB, PCOB en Unie KBO) de bijdrage aan BVM geen
vanzelfsprekendheid is. Bij de ouderenbonden PCOB en Unie KBO wordt het draagvlak
mede bepaald door de opbrengsten van het project voor de eigen organisatie. De laatste
tijd is men die opbrengsten kritischer gaan bekijken. Bij PCOB betekent dit zelfs dat het
draagvlak op dit moment onvoldoende is voor verdere samenwerking (principebesluit om
te stoppen), voor Unie KBO geldt: ”als de herkenbaarheid van de inbreng niet verandert,
zou het ook best kunnen dat het doel van de samenwerking onvoldoende wordt bereikt.
Een andere overweging betreft de projectgelden en de gevraagde inzet, dat is nu
onvoldoende in verhouding.” Ook bij de ANWB wordt een afweging gemaakt tussen inzet
en opbrengsten: “er is veel sympathie voor het initiatief, maar tegelijkertijd wordt de
vraag gesteld of het ook voldoende oplevert voor de vereniging. ANWB doet aan veel
initiatieven mee, en moet kritisch zijn op zowel de bijdrage als de opbrengst.”
Sterke punten van de samenwerking
Alle geïnterviewden hebben sterke kanten van de samenwerking tussen de partijen
genoemd. Die zijn samen te vatten in de volgende thema’s:
Er zijn korte lijnen tussen organisaties, die elkaar anders wellicht niet zo snel zouden
opzoeken. De afstemming komt de snelheid van overleg en kwaliteit van de
producten ten goede.
Ontwikkelde producten en instrumenten zijn breed inzetbaar, organisaties hoeven
niet zelf ‘het wiel uit te vinden’.
De organisaties hebben gezamenlijk een grote achterban en daarmee een goede
toegang tot, en draagvlak bij, de doelgroep BVM (ouderen, mensen met een beperking
‘kwetsbare verkeersdeelnemers’).
De organisaties hebben gezamenlijk meer mogelijkheden en invloed om zaken voor
elkaar te krijgen, zowel als het gaat om P.R. (aandacht voor de doelgroep) als
bijvoorbeeld om een subsidieaanvraag bij het ministerie. De samenwerking maakt het
ook aantrekkelijker voor andere organisaties om deel te nemen aan projecten (zoals
Bovag bij keuzewijzer e-bike).
49
8.4. Resultaten BVM tot nu toe
De resultaten van BVM kunnen op verschillende manieren worden belicht. In de
gesprekken is ingegaan op de kwaliteit van de producten en instrumenten die zijn
opgeleverd, op de verspreiding en het gebruik daarvan (bereik van de doelgroep) en op de
mogelijke bijdrage die BVM heeft geleverd aan veiliger mobiliteit. Ook is gesproken over
mogelijke aandachtspunten voor toekomstige ontwikkeling van producten of diensten.
Kwaliteit producten en instrumenten
De kwaliteit van de producten wordt over het algemeen goed gevonden. In elk interview
is gevraagd naar voorbeelden van ‘sterke’ producten. Daarbij zijn met name de
keuzewijzers (scootmobielen en e-bike) en de handreiking ‘seniorproof wegontwerp’
genoemd (beide door diverse respondenten). Andere producten of instrumenten die een
enkele keer zijn genoemd, zijn: de Zebracheck, de website, de mobiliteitsambassadeurs
en de quiz en presentatie van de verkeersregels op de site (laagdrempelig en goed
uitgelegd). Er zijn niet echt voorbeelden genoemd van minder succesvolle of ‘zwakke’
producten. Een respondent heeft wat twijfels bij de onlangs ontwikkelde zintuigenposter,
en een aantal anderen hebben opmerkingen over de manier waarop de Zebracheck wordt
ingezet. Sommigen vinden het gebrek aan professionaliteit daarbij een belemmering. De
meeste opmerkingen hebben echter betrekking op de verspreiding van producten en het
gebruik ervan in de praktijk.
Verspreiding en gebruik
Het merendeel van de partners vindt dat er op het gebied van verspreiding en gebruik van
de producten nog verbetering mogelijk is. Een aantal mensen vertelt dat er ook
onvoldoende zicht is op het gebruik. Het wordt gebruik niet standaard gemonitord of in
kaart gebracht, zodat het moeilijk is om daar een onderbouwd oordeel over te geven. De
indruk bestaat echter dat dit nog beter kan of (volgens een enkeling) zelfs vrij beperkt is.
Een aantal keer is de Zebracheck als voorbeeld genoemd. Het gebruik daarvan is tot nu
toe beperkt, terwijl de noodzaak duidelijk is en de problematiek actueel. Ook de
uitvoering van de check door vrijwilligers is volgens sommigen geen gelukkige keuze. De
uitvoering zou daardoor onvoldoende professioneel zijn, waardoor ‘kansen worden
gemist’. Ook het individuele mobiliteitsadvies is genoemd als activiteit die nog niet echt
‘uit de verf is gekomen’. Werving van kandidaten gaat moeizaam en volgens een van de
geïnterviewden is één organisatie daar erg actief in geweest zodat ‘het zwaartepunt een
beetje ligt bij visueel gehandicapten’.
In het algemeen vindt een aantal mensen dat meer aandacht zou moeten worden besteed
aan communicatie rondom de activiteiten en producten van BVM. Een van de
geïnterviewden vindt dat de partijen in de communicatie vaak kiezen voor de
‘standaardaanpak’ met bijvoorbeeld een paar artikelen in het ledenmagazine. Gebruik en
verspreiding is daardoor volgens deze respondent nog erg afhankelijk van personen. Een
andere geïnterviewde vraagt zich af of deelnemende organisaties voldoende capaciteiten
hebben om de producten goed uit te zetten. Dat komt ook doordat de ‘lokale structuur’
50
daarvoor deels verdwenen is door bezuinigingen in de welzijnssector1. Het is volgens
deze respondent wellicht goed om een bureau voor in te huren dat gespecialiseerd is
marketing, communicatie en PR. Financiering zou (voor een deel) kunnen komen uit het
communicatiebudget dat nu verdeeld wordt over de partijen. Niet iedereen maakt nu
gebruik van dit budget, maar een aantal partijen doet dat wel en wil die mogelijkheid
behouden. Anderen pleiten juist voor meer centrale aansturing en inzet van het budget.
Bijdrage aan doelstelling
De meerderheid van de deelnemers vindt het nog te vroeg om te zeggen of er met de
activiteiten van BVM een bijdrage aan het doel (veilige mobiliteit) is geleverd. Zij zijn van
mening dat er meer inzicht nodig is in het gebruik om een definitief oordeel te kunnen
geven. Enkelen zijn wat kritischer en denken dat het gebruik van producten tot nu toe te
gering is om daadwerkelijk effect te hebben. Een geïnterviewde zegt: “In de praktijk merk
je nog niet zoveel van BVM. Het belangrijkste resultaat is dat de stap naar de
eindgebruiker is gemaakt, die komt nu steeds meer in beeld. Het is moeilijk te zeggen of
deze daadwerkelijk bereikt wordt.”
Anderzijds zijn er ook enkele geïnterviewden die wel denken dat BVM effect heeft
gesorteerd op het gebied van veiliger mobiliteit. Meestal wordt dat wat voorzichtig
geformuleerd, men vindt dat een ‘eerste stap is gezet’, of een ‘stevige aanzet’ gegeven.
Deze bestaat uit de gerealiseerde producten, de website en de publiciteit. Iemand zegt:
“de producten leveren zeker een bijdrage aan de doelstelling van het programma. Kijkend
naar het laatste jaar kan gewezen worden op het succes van de promotie van de
driewielfiets. Die is enorm in opmars en heeft veel aandacht gekregen van gemeenten en
welzijnsinstellingen.”
Aandachtpunten m.b.t toekomstige ontwikkeling
Zoals uit bovenstaande paragraaf naar voren komt, zien veel BVM-partners het stimuleren
van gebruik van hetgeen is ontwikkeld, en verkrijgen van inzicht in het gebruik als
belangrijkste aandachtspunten voor de toekomst. Over het algemeen is er geen grote
behoefte aan nieuwe producten of diensten. Er zijn wel een paar suggesties gedaan:
Informatieproducten die minder op tekst zijn gebaseerd, maar meer visueel van
karakter, zoals filmpjes en toepassingen op de website.
Meer mogelijkheden voor professionals op de website, zoals downloads van allerlei
relevante informatie over ouderen en mobiliteit.
Meer aandacht voor problematiek rondom vergrijzing: wat zijn gevolgen voor
mobiliteit? Dat is nog onvoldoende belicht.
Voor voetgangers is nog relatief weinig aandacht geweest, daar is nog ruimte voor
verdere ontwikkeling.
1 Lokale verspreiding wordt ook door een andere BVM-partner genoemd als aandachtspunt
51
8.5. Vervolg BVM
Tot slot van de interviews is ingegaan op de vraag of er een vervolg aan het BVM project
moet komen, en wat de bijdrage van de eigen organisatie aan een eventueel vervolg zou
kunnen zijn.
Wenselijkheid vervolg van het project
Alle geïnterviewden zijn in principe voorstander van een vervolgproject BVM, de
gewenste invulling daarvan verschilt echter. Genoemde redenen om een vervolg aan BVM
te geven zijn:
Het onderwerp of de problematiek is nog steeds actueel en urgent. Zowel waar het
gaat om veiligheid (gewezen wordt bijvoorbeeld op de ongevalstatistieken), als om het
stimuleren van mobiliteit bij de doelgroep (toenemende vergrijzing, maatschappelijke
participatie bevorderen, voorkomen van isolement).
De organisaties kunnen op dit terrein gezamenlijk meer bereiken dan afzonderlijk.
Een aantal activiteiten is nog niet ‘af’, er moet met name nog gewerkt worden aan de
verspreiding en implementatie van de ontwikkelde producten.
Het zou ‘zonde’ zijn om te stoppen met BVM, omdat daarmee waarschijnlijk ook de
aandacht voor het onderwerp vermindert, en de ontwikkelde producten en website
niet meer gebruikt worden. Het zou ook niet ‘strategisch’ zijn om een andere invulling
aan het onderwerp te geven.
Rol van de eigen organisatie
De meeste vertegenwoordigers gaan ervan uit dat hun organisatie zal blijven deelnemen
aan BVM indien er een vervolg komt. Zoals eerder al vermeld geldt dat niet voor PCOB,
dat een principebesluit heeft genomen om te stoppen. Bij ANWB en Unie KBO is nog
geen definitief standpunt ingenomen, deze organisaties wachten verdere ontwikkelingen
(waardonder deze evaluatie) af. De overige organisaties zijn in principe bereid om een
vervolg te geven aan het project, maar een aantal van hen verbindt daar nog wel een of
meer voorwaarden aan. In onderstaande tabel worden per organisatie de standpunten
weergegeven:
organisatie standpunt
ANWB Het is op dit moment niet te zeggen hoe binnen de ANWB over een vervolg
gedacht gaat worden, zeker gezien de huidige bezuinigingen en daarmee
samenhangende prioritering. De uitkomst van de evaluatie BVM zal ook een rol
spelen in het besluitvormingsproces.
CG Raad Als BVM een vervolg krijgt zal de CG-Raad waarschijnlijk ook een bijdrage
blijven leveren, maar waarschijnlijk wel in een andere vorm (vaste medewerker).
Fietsersbond Er is geen reden voor de Fietsersbond om de inbreng te veranderen, wij blijven
ons graag voor BVM inzetten. Wel zou het goed zijn als er wat meer capaciteit
werd vrijgemaakt voor het beheer van de website.
NVVS Voortzetting van deelname mogelijk in aangepaste vorm, bijvoorbeeld in een
adviesgroep die wat meer op de achtergrond opereert. Praktisch gezien zou het
in de huidige vorm lastig zou zijn om binnen de NVVS een opvolger voor te
vinden voor het project.
52
organisatie standpunt
Oogvereniging De heer Neeskens heeft de intentie om (als vrijwilliger) de Oogvereniging te
blijven vertegenwoordigen in BVM, maar geeft geen garanties. Voorwaarde is
dat er een inhoudelijke bijdrage gevraagd wordt van de participanten en dat het
niet alleen om communicatie gaat.
PCOB Er is een principebesluit genomen om te stoppen met deelname aan BVM.
Aangenomen moet dus worden dat PCOB daar niet meer zal deelnemen, tenzij
de herkenbaarheid van de inbreng groter wordt. Dat zou wellicht nog tot een
heroverweging kunnen leiden.
ROVO De inbreng van ROVO zal waarschijnlijk niet veranderen: de heer Oosterveen
ziet toegevoegde waarde in de deelname voor zowel BVM als voor de eigen
organisatie.
Unie KBO Unie KBO wil graag een meer herkenbare rol, waarbij de verdere invulling
afhankelijk is van toekomstige invulling van het project en het beschikbare
budget. Indien het budget ontoereikend is en de herkenbaarheid niet is
gegarandeerd zou het kunnen betekenen dat Unie KBO niet deelneemt aan het
vervolg.
VVN De verwachting is dat de inbreng van VVN in de toekomst gegarandeerd is,
alleen al vanwege de onveiligheidcijfers. Het is daarbij goed denkbaar dat de
structuur wat wordt aangepast, bijvoorbeeld een kleine groep uitvoerders
(waaronder VVN), en een adviesgroep.
53
9. CONCLUSIE
9.1. Inleiding
In dit rapport is ingegaan op de ervaringen met Blijf Veilig Mobiel en de resultaten die het
programma in de afgelopen periode heeft bereikt. De dataverzameling heeft
plaatsgevonden onder 3 groepen: gebruikers en intermediairs (aan de hand van enquêtes),
strategische partners en BVM-partners (beide door middel van telefonische interviews). In
dit hoofdstuk worden de belangrijkste resultaten samengevat en enkele conclusies
getrokken. We doen dit aan de hand van de volgende thema’s:
Samenwerking en aansturing
Kwaliteit producten en diensten
Verspreiding en gebruik
Toekomst BVM
9.2. Samenwerking en aansturing BVM
De ervaringen met, en oordeel over de BVM-samenwerking zijn overwegend positief.
Strek punt is dat er sprake is van een brede vertegenwoordiging van belangenorganisaties,
die elk hun eigen expertise en achterban hebben. De ervaringen met de samenwerking
zijn goed, verschillende respondenten noemen de goede sfeer en betrokkenheid van de
partners. Ook de aansturing en coördinatie van het project door ANBO wordt overwegend
(zeer) positief beoordeeld. Gebruikers en intermediairs zijn positief over de contacten met
de helpdesk en strategische partners hebben zich positief geuit over zowel
professionaliteit als de sociale vaardigheden van de projectleider en projectmedewerker.
Aandachtspunten als het gaat om de samenwerking zijn de verschillen in inzet van de
partijen en herkenbaarheid van de eigen bijdrage. Dit punt speelt met name bij de
ouderenorganisaties. Deze zijn van mening dat hun eigen inbreng niet voldoende
herkenbaar is, en dat het project soms een te nadrukkelijk ‘ANBO-stempel’ draagt.
Hoewel er geen substantiële kritiek is op het projectleiderschap van ANBO vormt dit wel
een bedreiging voor de continuïteit van het samenwerkingsverband. Een van de
ouderenorganisaties (PCOB) heeft zelf al het principebesluit genomen om de
samenwerking niet te continueren.
9.3. Kwaliteit producten en diensten
De verschillende stakeholders oordelen positief over de producten, diensten en
instrumenten die door BVM zijn ontwikkeld. Gebruikers van de trainingen en workshops
zijn overwegend positief over de inhoud en presentatie, gebruikers van de Zebracheck
vinden het een bruikbaar instrument, en ook de Nieuwsbrief wordt positief beoordeeld.
54
De strategische partners hebben (voor zover ze zicht hebben op de resultaten) de indruk
dat de ontwikkelde producten van goede kwaliteit zijn, en voorzien in een behoefte. Ook
de BVM-partners zelf zijn tevreden over hetgeen de afgelopen jaren tot stand is gekomen.
Zij noemen met name de keuzewijzers en de handreiking seniorproof wegontwerp. Er zijn
in de inventarisatie geen duidelijke kritiekpunten op de producten van BVM naar voren
gekomen. Als er kritische geluiden of twijfels zijn geuit, dan hebben die vooral betrekking
op de verspreiding van de producten en het gebruik ervan in de praktijk.
9.4. Verspreiding en gebruik
Verspreiding en gebruik van de ontwikkelde producten en diensten, en meer inzicht in
het gebruik, zijn door zowel de strategische partners als de BVM-partners genoemd als
(belangrijkste) verbeterpunten. Ook tijdens de inventarisatie onder gebruikersgroepen is
naar voren gekomen dat hieraan meer aandacht kan worden besteed. Zo vinden de
meeste gebruikers van de Zebracheck, fietsdocenten en deelnemers aan de
fietsactiviteitenworkshops dat er meer gedaan kan worden aan publiciteit of verspreiding
van informatie. Een aantal abonnees op de Nieuwsbrief BVM zou meer geïnformeerd
willen worden over de voortgang van het project en beleidsveranderingen bij gemeenten
(meer inzicht in resultaten).
De inventarisatie onder gebruikersgroepen laat ook zien dat trainingen of bijeenkomsten
goed gewaardeerd worden, maar dat niet iedereen gebruikmaakt van de kennis of tips die
zijn overgedragen. Daarbij speelt waarschijnlijk ook een rol dat het gebruik nog moet
‘groeien’ (de kennisoverdracht heeft vaak nog relatief kort geleden plaatsgevonden).
Zowel de mobiliteitsambassadeurs als de deelnemers aan de fietsactiviteitenworkshop zijn
op dit moment al tamelijk actief. Bij beide groepen is bovendien de intentie om actief te
blijven (of te worden) hoog. De training lijkt te hebben bijgedragen aan een vergroot
bewustzijn van de eigen mogelijkheden, en vooral bij de deelnemers aan de
fietsactiviteitenworkshop zien we de bereidheid om ook nieuwe activiteiten op te gaan
pakken, zoals het begeleiden van fietstochten en het uitstippelen van routes, maar ook een
rijvaardigheidstraining organiseren of andere fietsactiviteiten organiseren of promoten.
De meerderheid van de BVM-partners vindt dat er op het gebied van verspreiding nog
verbetering mogelijk is, en ook dat er vaak nog onvoldoende zicht is op het gebruik van
de producten en diensten in de praktijk. Dat wordt over het algemeen niet gemonitord, er
is geen methode ontwikkeld om dit systematisch in kaart te brengen. Ook een aantal
strategische partners noemt dit als punt van kritiek, en mist systematische follow-up als het
gaat om gebruik. De strategische partners hebben zowel als het gaat om verspreiding, als
om gebruik een aantal aandachtspunten genoemd, zoals beter gebruikmaken van
netwerken van de strategische partners en zorgen voor een context waarbinnen de
producten gebruikt kunnen worden (het gebruik van bijvoorbeeld de Zebracheck meer
organiseren, zodat het instrument vaker en ook professioneler wordt ingezet). Naast het
overdragen van informatie is ook meer aandacht voor gedragsbeïnvloeding bij de
doelgroep een aantal keer genoemd.
55
Een ander aandachtspunt dat uit het onderzoek naar voren is gekomen, is dat de
samenstelling van gebruikersgroepen soms wat scheef is (bepaalde groepen
oververtegenwoordigd zijn). Zo valt bij een aantal gebruikersgroepen op (gebruikers
Zebracheck, deelnemers fietsactiviteitenworkshop) dat ANBO relatief vaak genoemd is als
organisatie waarvoor men actief is, terwijl mobiliteitsambassadeurs relatief vaak actief zijn
voor een lokaal gehandicaptenplatform. De reden hiervoor is niet altijd duidelijk, wellicht
speelt mee dat er verschillen zijn tussen groepen leden in de mate waarin ze actief zijn
voor hun organisatie. Bij mobiliteitsambassadeurs lijkt er echter (ook) een relatie te zijn
met de manier waarop mensen worden ‘geworven’. Een van de BVM-partners vertelt:
”één organisatie is daar erg actief in geweest zodat het zwaartepunt een beetje ligt bij
visueel gehandicapten”. Deze groep heeft daarnaast ook een heel specifiek (eigen) belang,
bijvoorbeeld als het gaat om oversteekplaatsen die veilig zijn voor mensen met een
visuele handicap.
Als het gaat om betere verspreiding van de producten is een aantal mogelijkheden
genoemd of suggesties gedaan. Zoals gezegd vinden de strategische partners dat beter
gebruikgemaakt kan worden van externe netwerken. Een deel van de BVM-partners denkt
dat meer gedaan moet worden op lokaal niveau, bijvoorbeeld via contacten met
gemeenten (samenhangend met de wens van sommigen om in BVM-verband samen te
werken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Ook de eigen achterban van de
BVM-partners kan een grotere rol spelen, echter de benodigde ‘lokale structuur’ is wel
verzwakt door bezuinigingen in de welzijnssector. Ten slotte is het inschakelen van een
extern bureau voor communicatie en PR genoemd als mogelijkheid om meer
professionaliteit in verspreiding en communicatie te bewerkstelligen.
9.5. Toekomst BVM
Het onderzoek toont aan dat er veel draagvlak is voor BVM. De meeste geïnterviewden
vinden dan ook dat er een vervolg moet komen van het programma. Er zijn twee
veelgenoemde redenen voor voortzetting van BVM: het thema veilige mobiliteit is nog
steeds actueel en urgent, en beëindiging van het samenwerkingsverband zou betekenen
dat veel werk voor niks is geweest. De verwachting is dat in dat geval er te weinig gedaan
zal worden aan de verspreiding van de reeds ontwikkelde producten en diensten.
De meeste BVM-partners zien ook mogelijkheden voor een vervolg van de onderlinge
samenwerking, hoewel taakverdeling en zorgen voor herkenbaarheid van de inbreng van
partijen wel aandachtspunten zijn. Het inhoudelijk projectleiderschap van ANBO staat
niet ter discussie, maar een aantal partijen (met name de andere ouderenbonden) vinden
dat de herkenbaarheid van hun inbreng tot nu toe niet altijd goed gewaarborgd is. Een
eventueel vervolg zou volgens de meeste stakeholders daarnaast minder gericht moeten
zijn op ontwikkeling, maar meer op implementatie en het stimuleren van gebruik van
BVM-producten en diensten.