7
Analyse Door: Mighel Molenkamp (10779019) 1. Rb. ’s-Gravenhage, 10-09-2008, LJN:BF0187 2. Eerste aanleg, civiel recht, meervoudig 3. De hoofdmacht van het Nederlandse bataljon, Dutchbat, werd voor de val van Srebrenica in deze moslimenclave gestationeerd. Het overgrote deel van Dutchbat werd buiten de stad gelegerd op de compound. Dutchbat stond onder bevoegdheid van UNPROFOR, onderdeel van de VN. Na de val van Srebrenica, dat gewapend ingenomen werd door Bosnische Serven, volgde een stroom vluchtelingen naar de compound, ruim 5.000 mensen werden in de compound toegelaten. UNPROFOR heeft Dutchbat geïnstrueerd maatregelen te nemen ter bescherming van vluchtelingen en burgers. Onder de tot compound toegelaten vluchtelingen bevonden zich, een elektricien werkzaam voor Dutchbat, [M.] en zijn gezin: vrouw [M.-M], kind [D.] en kind [A.]. De op de compound verblijvende vluchtelingen werden de twee volgende dagen weggevoerd door de Bosnische Serven. Vrouwen, kinderen en oude mannen werden in veiligheid gebracht. Ook personen met een aparte status of speciale bescherming, waaronder lokale personeelsleden van Dutchbat, mochten achterblijven. [M.], was zo een persoon met aparte status, toch verliet hij onvrijwillig de compound. Buiten de poort is hij door Bosnische Serven van zijn gezin gescheiden en weggevoerd. Na dat moment is van [M.] niets meer vernomen. De Staat der Nederlanden heeft verklaard niet bereid te zijn enige onrechtmatigheid of aansprakelijkheid jegens [M.] of eisers te erkennen. 4. Initiatiefnemer(s): [M.-M], [D.], [A.] Verweerder: De Staat der Nederlanden 5. Kan de Staat aansprakelijk gehouden worden voor het handelen van een uit het land afkomstige legereenheid, waarop door een intergouvernementele organisatie, waar het lidstaat van is, operationele gezags- en bevelsbevoegdheid uitgeoefend wordt? 6. Art. 1 EVRM, waarin de reikwijdte van het EVRM beperkt is tot degenen die onder de rechtsmacht van een verdragsstaat ressorteren. Dit is relevant want de eisende partij voert het EVRM aan met betrekking tot de aansprakelijkheid van de Staat. 7. De eisende partij, de nabestaanden van [M.], [M.-M], [D.] en [A.] stellen het volgende: Ja, de Staat is aansprakelijk voor de schade als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst met [M.]. Hierin stond dat [M.] beschermd zou worden door Dutchbat, en dus ook geëvacueerd zou worden bij een noodsituatie. Dit wordt bevestigd aan de hand van een lijst met namen, [M.] stond hier namelijk op. Op grond van artikel 6:76 BW en art. 6:102 BW is de Staat volgens de eisende partij dus aansprakelijk. Bovendien heeft de Staat het recht op leven en fysieke integriteit, vastgelegd in art. 2 EVRM, art. 3 EVRM, art.6 IVBPR en art.7 IVBPR, van [M.] niet genoeg beschermd. Het optreden van de Staat betekent ook een schending van het internationale humanitaire recht. Ook zou, volgens de eisende partij, de Staat het Verdrag inzake de Voorkoming en de

Liability of Dutchbat in Srebrenica

Embed Size (px)

DESCRIPTION

In this annotation and case analysis Mighel Molenkamp reviews the judgement of the court concerning the liability of Dutchbat, an army unit under supervision of the Dutch government, towards victims of the events in Srebrenica.

Citation preview

Page 1: Liability of Dutchbat in Srebrenica

Analyse Door: Mighel Molenkamp (10779019)

1. Rb. ’s-Gravenhage, 10-09-2008, LJN:BF0187

2. Eerste aanleg, civiel recht, meervoudig

3.

De hoofdmacht van het Nederlandse bataljon, Dutchbat, werd voor de val van Srebrenica in

deze moslimenclave gestationeerd. Het overgrote deel van Dutchbat werd buiten de stad

gelegerd op de compound.

Dutchbat stond onder bevoegdheid van UNPROFOR, onderdeel van de VN.

Na de val van Srebrenica, dat gewapend ingenomen werd door Bosnische Serven, volgde een

stroom vluchtelingen naar de compound, ruim 5.000 mensen werden in de compound

toegelaten.

UNPROFOR heeft Dutchbat geïnstrueerd maatregelen te nemen ter bescherming van

vluchtelingen en burgers.

Onder de tot compound toegelaten vluchtelingen bevonden zich, een elektricien werkzaam

voor Dutchbat, [M.] en zijn gezin: vrouw [M.-M], kind [D.] en kind [A.].

De op de compound verblijvende vluchtelingen werden de twee volgende dagen weggevoerd

door de Bosnische Serven. Vrouwen, kinderen en oude mannen werden in veiligheid

gebracht. Ook personen met een aparte status of speciale bescherming, waaronder lokale

personeelsleden van Dutchbat, mochten achterblijven.

[M.], was zo een persoon met aparte status, toch verliet hij onvrijwillig de compound. Buiten

de poort is hij door Bosnische Serven van zijn gezin gescheiden en weggevoerd. Na dat

moment is van [M.] niets meer vernomen.

De Staat der Nederlanden heeft verklaard niet bereid te zijn enige onrechtmatigheid of

aansprakelijkheid jegens [M.] of eisers te erkennen.

4. Initiatiefnemer(s): [M.-M], [D.], [A.]

Verweerder: De Staat der Nederlanden

5. Kan de Staat aansprakelijk gehouden worden voor het handelen van een uit het land

afkomstige legereenheid, waarop door een intergouvernementele organisatie, waar het

lidstaat van is, operationele gezags- en bevelsbevoegdheid uitgeoefend wordt?

6. Art. 1 EVRM, waarin de reikwijdte van het EVRM beperkt is tot degenen die onder de

rechtsmacht van een verdragsstaat ressorteren. Dit is relevant want de eisende partij voert

het EVRM aan met betrekking tot de aansprakelijkheid van de Staat.

7. De eisende partij, de nabestaanden van [M.], [M.-M], [D.] en [A.] stellen het volgende:

Ja, de Staat is aansprakelijk voor de schade als gevolg van een tekortkoming in de nakoming

van een overeenkomst met [M.]. Hierin stond dat [M.] beschermd zou worden door

Dutchbat, en dus ook geëvacueerd zou worden bij een noodsituatie. Dit wordt bevestigd aan

de hand van een lijst met namen, [M.] stond hier namelijk op. Op grond van artikel 6:76 BW

en art. 6:102 BW is de Staat volgens de eisende partij dus aansprakelijk.

Bovendien heeft de Staat het recht op leven en fysieke integriteit, vastgelegd in art. 2 EVRM,

art. 3 EVRM, art.6 IVBPR en art.7 IVBPR, van [M.] niet genoeg beschermd.

Het optreden van de Staat betekent ook een schending van het internationale humanitaire

recht. Ook zou, volgens de eisende partij, de Staat het Verdrag inzake de Voorkoming en de

Page 2: Liability of Dutchbat in Srebrenica

Bestraffing van Genocide uit 1948 geschonden hebben, omdat ze niet hun best gedaan

hebben het voorval te voorkomen.

Tenslotte is de Staat volgens de eisende partij aansprakelijk omdat de militairen van

Dutchbat in dienstbetrekking stonden tot hen. Deze aansprakelijkheid is af te leiden uit art.

170 ZOO, art. 171 ZOO en art. 172 ZOO in het Bosnische recht en art. 6:170 BW in het

Nederlands recht.

8. De verweerder, de Staat der Nederlanden stelt het volgende:

Nee, het optreden van Dutchbat moet uitsluitend aan de VN – en dus niet aan de Staat –

worden toegerekend. Beide partijen waren het er namelijk over eens dat Dutchbat belast

was met het uitvoeren van een opdracht van UNOPFOR.

Daarbij komt dat de Staat betwist of [M.] in aanmerking kwam voor evacuatie. Van het lokale

personeel zouden namelijk alleen degenen die in dienst waren van de VN met Dutchbat

geëvacueerd kunnen worden, de naam van [M.] zou niet voorkomen op de lijst met namen

van mensen die met Dutchbat zouden vertrekken.

9. Niet van toepassing.

10. Niet van toepassing.

11. De rechtbank oordeelt dat de Staat der Nederlanden niet aansprakelijk gesteld kan worden

voor het doen en nalaten van Dutchbat met betrekking tot de verdwijning van [M.].

[M.] was ten eerste niet door Nederland uitgezonden, maar behoorde tot het lokale

personeel. Ook moet het recht dat Nederland heeft om Dutchbat terug te trekken uit Bosnië-

Herzegovina niet verward worden met het recht om te beslissen over de evacuatie van de

eenheden van UNPROFOR, dat aan de VN toekwam.

Ten tweede kunnen schendingen van normen niet aan de Staat worden toegerekend, als die

schendingen plaatsvinden ten tijde van de uitoefening van bevoegdheden waarover de Staat

niet meer beschikt. Zelfs wanneer het fundamentele normen betreft.

Tenslotte hebben de Staat en Dutchbat, volgens de rechtbank, niet afgeweken van de

bevelsstructuur van de VN.

12. De rechtbank wijst de vordering af.

13. De proceskosten, van gezamenlijk €2056,-, moeten door de eisende partij worden vergoed.

Als dit bedrag niet binnen 14 dagen wordt voldaan komt daar nog rente bovenop.

14. Deze uitspraak is een standaarduitspraak. Het bestaande recht wordt toegepast op de

manier zoals het in de wet en volgens het internationaal gewoonterecht is bedoeld.

Page 3: Liability of Dutchbat in Srebrenica

Annotatie bij uitspraak Rb. ’s-Gravenhage, 10-09-2008, LJN:BF0187 Door: Mighel Molenkamp (10779019)

Het vonnis inzake Dutchbat behandelt – kort gezegd – de vraag of de Nederlandse Staat aansprakelijk

gehouden kan worden voor het handelen van Dutchbat, een Nederlandse legereenheid dat onder

gezag stond van de Verenigde Naties. De eisende partij stelde de Staat aansprakelijk op grond van

onrechtmatig handelen, Dutchbat zou de slachtoffers niet voldoende bescherming hebben geboden.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de Staat niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de

onrechtmatige daden die gepleegd zijn door Dutchbat, daarmee werd het standpunt van de

verwerende partij gevolgd. Aangezien Dutchbat onder operationele gezags- en bevelsbevoegdheid

stond van de Verenigde Naties, zou uitsluitend de Verenigde Naties aansprakelijk gehouden moeten

worden. Volgens de rechtbank zou de Staat enkel aansprakelijk zijn geweest als ofwel de Staat, ofwel

Dutchbat af hadden geweken van de bevelsstructuur van de Verenigde Naties, in casu was dit niet

het geval.

Staatsaansprakelijkheid is een veelbesproken onderwerp in het internationale publiekrecht, wanneer

is een staat nou aansprakelijk? Voor het grootste deel wordt het antwoord op deze vraag gevonden

in de artikelen inzake staatsaansprakelijkheid van de VN-Commissie voor Internationaal Recht (ILC).1

De uitgangspositie wat betreft de aansprakelijkheid van een staat is dat elke internationale

onrechtmatige daad van een staat aansprakelijkheid met zich meebrengt.2 Er moet aan twee

voorwaarden voldaan worden wil er sprake zijn van een internationale onrechtmatige daad: ten

eerste moet een handeling in strijd zijn met het een op hem rustende rechtsplicht en ten tweede

moet deze handeling aan hem kunnen worden toegerekend.3 In casu is met name het tweede punt

interessant, de vraag is namelijk of de handelingen van Dutchbat aan de Nederlandse Staat kunnen

worden toegerekend.

Art. 8 ILC-Artikelen bepaalt dat een staat aansprakelijk kan zijn voor handelingen van private

personen indien de staat instructies geeft aan of controle uitoefent over die personen.4 De Staat

voert aan niet aansprakelijk te kunnen zijn op grond van dit artikel. Als dit artikel analoog wordt

toegepast, zou gesteld kunnen worden dat de VN op grond van dit artikel aansprakelijk is. Echter,

voor aansprakelijkheid van internationale organisaties gelden andere regels.

De eigen rechtspersoonlijkheid van internationale organisaties brengt met zich dat deze organisaties

aansprakelijk kunnen zijn voor schending van op de organisatie rustende verplichtingen. In een

dergelijk geval is de organisatie als gescheiden rechtspersoon verantwoordelijk, en, in beginsel, niet

de lidstaten.5 Handelingen van organen van de organisatie en handelingen van andere personen en

entiteiten die voor de organisatie functies uitoefenen kunnen aan de organisatie worden

1 Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken, Vredesoperaties: 2002

(Advies nr. 131), 2002, p.1 2 . A. Nollkaemper, Kem van het Internationaal Publiekrecht, 2011, p. 390

(Hoofdstuk 11: Staatsaansprakelljkheid) 3 Ibid.

4 Ibid., p.393

5 Ibid., p.412

Page 4: Liability of Dutchbat in Srebrenica

toegerekend.6 Hieruit kan je concluderen dat de VN aansprakelijk gehouden kan worden voor het

handelen van Dutchbat, maar eerst moet gekeken worden naar de verhouding met de

aansprakelijkheid van staten, die erg complex is.7 Volgens de Ontwerp-Artikelen inzake de

Aansprakelijkheid van Internationale Organisaties zijn lidstaten, als verdragen hierover zwijgen,

slechts aansprakelijk indien zij de aansprakelijkheid hebben aanvaard dan wel zij de gelaedeerde

partij reden hebben gegeven op hun aansprakelijkheid te vertrouwen.8

Desalniettemin kan in bepaalde gevallen een lidstaat toch aansprakelijk worden gesteld in

samenhang met een organisatie. Een lidstaat kan aansprakelijk zijn als het de lidstaat – niet de

organisatie – is die effectieve controle uitoefent over de handelingen van personen die de staat ter

beschikking van de organisatie heeft gesteld. Op grond van het beginsel dat controle

aansprakelijkheid met zich kan brengen, kan controle van een organisatie ertoe leiden dat de

handeling wordt toegerekend aan de staten en niet aan de organisatie.9

Nog relevanter is de vraag of een lidstaat aansprakelijk is als hij handelingen verricht ter uitvoering

van een besluit van een internationale organisatie, en daarmee in strijd handelt met zijn

internationale verplichtingen. Uitgangspunt hierbij is dat het feit dat een staatsorgaan een besluit

van een organisatie uitvoert, dat orgaan niet tot een orgaan van de organisatie maakt. In dit geval

kunnen zowel de organisatie als de lidstaten aansprakelijk zijn voor het nemen van en het uitvoeren

van een bindend besluit indien dat strijdt met internationale verplichtingen van zowel de organisatie

als de lidstaat.10 Op grond van deze, uit het ILC voortvloeiende, regel zou je de Nederlandse Staat

wellicht aansprakelijk kunnen stellen voor het handelen van Dutchbat. In combinatie met de hierop

voorgaande regel zou je de Nederlandse Staat al helemaal aansprakelijk kunnen stellen, mits zij

zogenaamde effectieve controle hadden op Dutchbat.

Controle is in het geval van staatsaansprakelijkheid dus een doorslaggevende factor. Verschillende

ILC artikelen die betrekking hebben op toerekening verwijzen naar controle.11 Artikel 8 van de ILC

artikelen bepaalt dat het optreden van een persoon of groep personen die de facto optreden op

instructie van of onder ‘direction of control’ van een staat aan die staat wordt toegerekend.12 Het

commentaar van de ILC vermeldde slechts dat er een ‘real link’ moet zijn tussen het optreden het

staatsapparaat. Het feitelijk optreden van de staat kan geschieden op basis van specifieke instructies,

maar ook op basis van een algemenere ‘direction or control’, waar ‘effective control’ onder meer

onder valt. Onder ‘effective control’ valt in ieder geval specifieke instructies door de staat gegeven.

Echter, het blijft mogelijk dat een andere (en lagere) mate van controle voldoet voor toerekening.13

Voor toerekening aan de staat is dus slechts ‘overall control’ en niet specifieke instructies door de

staat gegeven vereist.

6 Ibid., p.414 en ILC, Ontwerp-Artikelen inzake Aansprakelijkheid van Internationale Organisaties, art. 10 lid 2

7 A. Nollkaemper, Kem van het Internationaal Publiekrecht, 2011, p. 415

(Hoofdstuk 11: Staatsaansprakelljkheid) 8 Ibid., p.416

9 Ibid.

10 Ibid., p.417 en ILC, Ontwerp-Artikelen inzake Aansprakelijkheid van Internationale Organisaties, art. 17

11 Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken, Vredesoperaties: 2002

(Advies nr. 131), 2002, p.4 12

Ibid. 13

Ibid.

Page 5: Liability of Dutchbat in Srebrenica

Ook kunnen in het geval van militaire contingenten, zoals Dutchbat, die onder operationele gezags-

en bevelsbevoegdheid van de VN zijn gesteld zich twee bijzondere situaties voordoen. De eerste is

dat een contingent handelt op instructie van nationale autoriteiten in plaats van de VN. De tweede is

dat een nationaal contingent op eigen initiatief treedt buiten de bevoegdheden door de VN gegeven

of tegen instructies van de VN in. In beide gevallen is er sprake van optreden ultra vires.14 In casu is

vooral de tweede situatie interessant: dat Dutchbat niet tegen de instructies van de VN in handelde

staat buiten kijf, maar valt dit optreden binnen de bevoegdheid van de VN, dat is de vraag.

Een staat kan aansprakelijk gehouden worden als er sprake is van schending van een

internationaalrechtelijke norm. Staten zijn gebonden aan de normen die voortvloeien uit de

verdragen die zij hebben gesloten, gewoonterechtelijke normen en algemene rechtsbeginselen. De

hoeveelheid en inhoud van normen waaraan staten zijn gebonden is potentieel onbeperkt. In

tegenstelling tot staten zijn de rechten en plichten van de VN functioneel beperkt. De Commissie van

advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken is van oordeel dat bij deelname van staten aan

peacekeeping operaties onder gezags- en bevelsbevoegdheid van de VN zich de situatie kan

voordoen dat internationaalrechtelijke verplichtingen van staten die verder reiken dan

gewoonterechtelijke normen waar ook door de internationale organisatie aan gebonden is in tijd en

ruimte buiten werking worden gesteld voor wat betreft het optreden van die nationale contingenten. 15

In deze zaak is vooral het EVRM interessant wat dit betreft, schending hiervan wordt namelijk

aangevoerd met betrekking tot de aansprakelijkheid van de Staat door de eisende partij. Het EHRM

heeft gewezen op de aansprakelijkheid van partijen bij het EVRM voor mensenrechtenschendingen.16

In het geval dat een staat effectieve controle van een gebied buiten zijn eigen grondgebied uitoefent

is deze staat gehouden aan de verplichtingen voortvloeiend uit het EVRM. De VN kan geen partij zijn

bij mensenrechtenverdragen, en kan dus niet aansprakelijk gehouden worden voor schendingen

hiervan.17 Deze immuniteit is absoluut, de grondslag hiervoor is neergelegd in art. 105 lid 1 van het

VN-Handvest.18

Dit levert in mijn ogen een probleem op. Een substantieel deel van het leven van de slachtoffers is

door het handelen van Dutchbat verwoest, maar op deze manier kunnen ze de geleden schade

geenszins compenseren. Het systeem is zo ingericht dat toerekening aan de staat bij een normale

bevelsstructuur per definitie zal stranden.19 Dat de Staat niet aansprakelijk gehouden kan worden

voor het optreden van Dutchbat, is vanuit dit oogpunt, naar mijn mening, niet te rechtvaardigen. Of

14

Ibid., p.7 15

Ibid., pp. 7-8 16

Loizidou v. Turkije (preliminary objections) judgement of 23 march 1995, Series A no. 310, en Bankovic et al. v. Belgium and 16 other states, decision as to the Admissibility of Application no. 52207/99, 12 december 2001 17

Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken, Vredesoperaties: 2002 (Advies nr. 131), 2002, p.10 18

D,L.M.T. Dankers-Hagenaars, 'De Srebrenica-arresten: een doorbraak met grote gevolgen?', in MvV 2014, nr. 2, p.28 ‘De Organisatie geniet op het grondgebied van elk van haar Leden de voorrechten en immuniteiten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van haar doelstellingen’ 19

G. den Dekker, ‘Srebrenica: op zoek naar een effectieve rechtsgang', in: NJB,2008, p. 1685

Page 6: Liability of Dutchbat in Srebrenica

er zou een UN – Bosnia & Herzegovina Claims Tribunal moeten ontstaan, zoals voorgesteld door Dr.

G.R. den Dekker.20

Ook is gebleken dat de Staat wel degelijk effectieve controle had over Dutchbat, waardoor ze op

grond hiervan aansprakelijk gehouden kunnen worden. De Nederlandse regering was namelijk actief

betrokken bij de Dutchbat-operatie. De ‘control’ was niet alleen theoretisch, zij werd ook

daadwerkelijk uitgeoefend: In Den Haag waren de twee hoogste militairen bij de operatie betrokken,

en de Minister van Defensie had Dutchbat opdracht gegeven niet mee te werken aan een aparte

behandeling van onder andere [M.]. 21 Dat er geen andere optie was dan de vluchtelingen over te

leveren was niet waar, de mannen zouden in leven zijn gebleven als de Staat ze had toegestaan op de

compound te blijven.22 Bovendien was met de val van Srebrenica een ultra vires situatie ontstaan: de

vredesoperatie was beëindigd en was het vanaf dat moment de taak van Dutchbat de vluchtelingen

te evacueren en beschermen.23

Ook is het in mijn ogen onacceptabel dat Dutchbat de vluchtelingen als het ware een soort

‘schijnveiligheid’ gaf, door ze op de compound toe te laten en ze vervolgens over te leveren. Naar

mijn mening rust er als het ware een Garantenstellung op Dutchbat en daarmee indirect de staat: het

zijn niet zomaar mensen waar de vluchtelingen heen zijn gevlucht, het zijn militairen die jaren

getraind zijn en de primaire taak hebben mensen te beschermen.24

Een argument tegen de aansprakelijkheid van staten is dat omdat peacekeeping op vrijwillige

bijdragen berust, dreigt dit in praktijk gegroeide onderdeel van het collectieve veiligheidssysteem in

duigen te vallen wanneer staten in hun afweging om troepen te leveren tevens de risico’s van

aansprakelijkheid moeten betrekken.25Een gevolg hiervan zou zijn dat lidstaten zouden aarzelen om

troepen te leveren aan internationale organisaties.26

Lidstaataansprakelijkheid kan ertoe leiden dat de autonomie van de organisatie wordt aangetast,

lidstaten zullen namelijk meer bemoeienis eisen. Aan de andere kant staat de overweging dat de

rechten van derden bescherming verdienen, en daar draagt lidstaataansprakelijkheid aan bij.27 Het

tweede weegt, in mijn ogen, zwaarder.

Aangezien VN-vredesmissies afhankelijk zijn van troepen van lidstaten, is het onvermijdelijk dat

lidstaten bepaalde taken behouden (zoals training, selectie en disciplinaire bevoegdheden), en

vervolgens verantwoordelijk zijn voor deze taken. Als VN-lidstaten namelijk niet verantwoordelijk

gehouden kunnen worden voor hun legereenheden, zouden lidstaten ongetrainde troepen kunnen

20

Ibid. 21

C.C. van Dam, 'Nederland aansprakelijk jegens Srebrenlca nabestaanden', in: Verkeersrecht, 2011, p. 78 22

Ibid. 23

D,L.M.T. Dankers-Hagenaars, 'De Srebrenica-arresten: een doorbraak met grote gevolgen?', in MvV 2014, nr. 2, p.33 24

C.C. van Dam, 'Nederland aansprakelijk jegens Srebrenlca nabestaanden', in: Verkeersrecht, 2011, p. 78 25

G. den Dekker, ‘Srebrenica: op zoek naar een effectieve rechtsgang', in: NJB,2008, p. 1685 26

Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken, Vredesoperaties: 2002 (Advies nr. 131), 2002, p.21 27

Ibid.

Page 7: Liability of Dutchbat in Srebrenica

sturen, VN-bevelen kunnen negeren of zelfs internationale misdaden kunnen begaan en de VN

aansprakelijk hiervoor houden omdat deze immuniteit geniet.28

Op grond van alle bovengenoemde redenen lijkt het me wenselijk dat staten aansprakelijk gehouden

kunnen worden voor de gedragingen van hun contingenten die onder gezags- en bevelsbevoegdheid

staan van een internationale organisatie. Ik ben het daarom niet eens met het vonnis de Staat niet

aansprakelijk te stellen.

28

Zie voetnoot 18