Upload
nguyenanh
View
247
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Opleiding: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor, Croho-nummers z.o.z. Locatie: Nijmegen Varianten: voltijd/deeltijd
Visitatiedata: 20, 21, en 22 april 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA)
Utrecht, december 2009
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 2/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 3/133
Overzicht CROHO-nummers
Cluster Talen Croho
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Nederlands 35198
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Frans 35196
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Engels 35195
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Duits 35193
Voltijd en deeltijd
Cluster Exact
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Natuurkunde 35199
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Scheikunde 35261
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Wiskunde 35221
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Biologie 35301
Voltijd en deeltijd
Cluster M en M
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Aardrijkskunde 35201
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Geschiedenis 35197
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Economie 35202
Voltijd en deeltijd
Bachelor Opleiding leraar VO tweedegraads in Pedagogiek 35204
Voltijd en deeltijd
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 4/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 5/133
Inhoud
Inhoud 5
Deel A: Onderwerpen 7
1.1 Voorwoord 9
1.2 Inleiding 10
1.3 Werkwijze 11
1.4 Oordeelsvorming 12
1.5 Oordelen per facet en onderwerp 13
Deel B: Facetten 19
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 21
Onderwerp 2 Programma 24
Onderwerp 3 Inzet van personeel 39
Onderwerp 4 Voorzieningen 43
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 46
Onderwerp 6 Resultaten 50
Deel C: Nadere onderbouwing van opleidingsspecifieke facetten 55
Deel D: Bijlagen 87
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 88
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 107
Bijlage 3: Bezoekprogramma 121
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 127
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 6/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 7/133
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 8/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 9/133
1.1 Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de Lerarenopleidingen
Algemene Vakken van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen heeft onderzocht. Het
beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft
plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het
onderzoek is begonnen in maart 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd.
Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleidingen gevisiteerd op 20, 21 en 22
april 2009.
Het panel bestond uit:
De heer drs. H. Noordhof (voorzitter; opleidingsdeskundige);
De heer drs. W.R. van den Berg (werkvelddeskundige);
Mw. dr.ir. H.C. Kneppers (vakdeskundige Mens en Maatschappij; domeinpanellid Economie);
De heer dr. E.J. Kwakernaak (vakdeskundige Talen; domeinpanellid Duits);
De heer drs. J.N.W.M. Deuss (vakdeskundige Exacte vakken; domeinpanellid Scheikunde);
Mevrouw L.H.M. Bruggink (studentpanellid);
De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor).
Aan het panel zijn adviseurs toegevoegd op de onderscheiden opleidingsdomeinen:
Mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden (adviseur Nederlands)
Mevrouw S. Collins-Fyfe (adviseur Engels)
Mevrouw drs. S. de Vries (adviseur Frans)
De heer J.H.E. Dirx (adviseur Wiskunde)
Mevrouw drs. A. Herwig (adviseur Biologie)
De heer dr. H. Vos (adviseur Natuurkunde)
De heer dr. L.J.A.E. Vankan (adviseur Aardrijkskunde)
De heer drs. C.A.M.J. Bogaerts (adviseur Geschiedenis)
Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor)
Mevrouw Y. Griffioen (NQA-auditor)
Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de
werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het
panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder
vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en
vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de
te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid,
studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2).
Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is bijzondere aandacht besteed aan de
kwaliteit van de panels voor de visitaties van de lerarenopleidingen. In verband daarmee
heeft voorafgaand aan de visitaties overleg plaatsgevonden met de NVAO over de
samenstelling van de panels voor deze visitaties. Tijdens dat overleg zijn de samenstelling
van de panels en de kwaliteit van de panelleden besproken.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 10/133
Het rapport bestaat uit vier delen:
• Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel
over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met
daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om
oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel
geformuleerd.
• Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en
argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan
uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het
voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende
instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit
Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport.
• Deel C: bevat een aanvullende onderbouwing voor de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8,
6.1.
• Deel D: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen.
1.2 Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) verzorgt bachelor- en masteropleidingen
voor ongeveer 27.000 studenten. De opleidingen zijn verdeeld over vier faculteiten in
Arnhem en Nijmegen: de Faculteit Economie en Management; de Faculteit Educatie; de
Faculteit Gezondheidszorg, Gedrag en Maatschappij; en de Faculteit Techniek. Daarnaast is
er de Informatica en Communicatie Academie.
De Faculteit Educatie kent de volgende instituten:
- het Instituut voor Leraar en School (ILS)
- het Instituut PABO
- de Afdeling Opleidingskunde.
Het ILS was tot januari 2007 een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit
Nijmegen en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, voor het opleiden van eerste- en
tweedegraads leraren. Vanaf januari 2007 is er sprake van twee instituten, ILS-HAN en ILS-
RU. Dit visitatierapport heeft betrekking op de opleidingen van ILS-HAN, verder te noemen
ILS.
ILS verzorgt bacheloropleidingen in voltijd en deeltijd voor tweedegraads docenten in twaalf
vakken. De opleidingen worden in Nijmegen aangeboden en zijn verdeeld in drie clusters:
- Talen: Nederlands, Duits, Engels, Frans
- Mens & Maatschappij: Aardrijkskunde, Geschiedenis, Economie, Pedagogiek
- Exact: Wiskunde, Biologie, Scheikunde, Natuurkunde.
Studenten kunnen binnen de voltijdvariant tevens een kopopleiding van een jaar volgen.
Afgestudeerden ontvangen de titel Bachelor of Education.
Daarnaast zijn er vier masteropleidingen: Nederlands, Engels, Economie en Wiskunde.
Aan de bacheloropleidingen van ILS studeren per 1 oktober 2008 in totaal 1484 studenten,
waarvan 1100 in de voltijdvarianten en 384 in de deeltijdvarianten. Het onderwijs aan de
bacheloropleidingen wordt verzorgd door 124 docenten in een formatieomvang van 84,17 fte
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 11/133
voor het hele instituut (inclusief master- en commerciële opleidingen) en 62,94 fte voor de
bacheloropleidingen.
De directie ILS is verantwoordelijk voor alle processen in de organisatie. Het
managementteam, bestaande uit twee directieleden, drie clustercoördinatoren en de
coördinator van de ILS-academie, stelt de kaders voor onderwijsontwikkeling en organisatie
vast.
1.3 Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is
neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder
beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader
dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1).
NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek
door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
De voorbereidingsfase
Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en
compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens
bereidden de panelleden zich in de periode maart/april inhoudelijk voor op het bezoek, dat
plaatsvond op 20, 21 en 22 april 2009.
Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige
oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun
bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen
inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor
materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek
door het panel voorbereid.
De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek
referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel
bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling
dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke
beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is
gebaseerd.
Het bezoek door het panel
NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het
panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden
gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en
met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter
inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte
ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve
(tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 12/133
van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele
indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
Specifieke werkwijze visitaties lerarenopleidingen 2009
Naar aanleiding van het verzoek van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap aan de NVAO in november 2007 is de visitatie uitgebreid met een extra
bezoekdag. Tijdens deze extra dag is dieper ingegaan op het hbo-niveau, door middel van
intensieve bestudering en bespreking van door studenten gemaakte werkstukken, toetsen,
portfolio’s et cetera. Bovendien zijn er extra afstudeerproducten bestudeerd. Er zijn extra
gesprekken gevoerd met (derde- en vierdejaars) studenten, docenten en externe
begeleiders/beoordelaars. Tevens is er een extra gesprek gevoerd met docenten en externe
begeleiders/beoordelaars over het gerealiseerde afstudeerniveau (zie bijlage 3:
bezoekprogramma). Bij de bestudering van het studiemateriaal en tijdens de gevoerde
gesprekken op beide dagen is bijzondere aandacht besteed aan de verhouding tussen de
vakinhoud (kennisbasis) en de meer algemene didactiek. Tenslotte heeft het panel, zoals
gebruikelijk, aandacht besteed aan de docent-studentratio, het aantal contacturen, het aantal
door studenten bestede uren, het opleidingsniveau van de docenten en aan de
verbeteringen sinds de vorige visitatie. Over de inrichting van de visitaties voor de
lerarenopleidingen is vooraf overleg gevoerd met de NVAO.
De fase van rapporteren
Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage
opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van
de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de
NVAO.
De opleiding heeft in juli 2009 een concept van het facetrapport (deel B en C) voor een
controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele
wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op
de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in november 2009
voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd.
Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2009. Het visitatierapport is
uiteindelijk in december 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de
accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
1.4 Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de
facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals
die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie
Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening
gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een
vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 13/133
Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van:
• weging van de oordelen op facetniveau;
• benchmarking;
• generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden;
• bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’.
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de
facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie
is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd
afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de
deeltijdopleidingen dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleidingen, aangezien
de deeltijdopleidingen inhoudelijk volledig overeenkomen met de voltijdopleidingen. Alleen
de organisatie van het onderwijs verschilt.
Beoordeling van de afzonderlijke opleidingen
Deel B bevat de beoordeling van de 12 opleidingen op alle facetten van het
accreditatiekader. Deel C bevat de adviezen van de adviseurs voor de verschillende
opleidingen op de facetten 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8 en 6.1. Deze adviezen dienen als
aanvullende onderbouwing van de oordeelsvorming door het kernpanel.
Het Instituut voor Leraar en School (ILS) voert centraal beleid ten aanzien van de uitvoering
van de lerarenopleidingen. Dat neemt niet weg dat de opleidingen daarbinnen de nodige
ruimte hebben met betrekking tot de specifieke invulling. Dat blijkt ook uit de beschrijvingen
in deel C. Het panel constateert enerzijds dat er nog duidelijke verschillen in aanpak zijn,
maar dat anderzijds de uitvoering steeds meer wordt gestroomlijnd overeenkomstig de ILS-
kaders. Het panel heeft deze situatie nadrukkelijk in zijn oordeelsvorming betrokken en heeft
getracht deze zo goed mogelijk in zijn rapportage tot uiting te brengen.
1.5 Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau
G = goed
V = voldoende
Vo = voldaan
O = onvoldoende
P = positief
N = negatief
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 14/133
Cluster Talen
Nederlands Engels Duits Frans Onderwerp/Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen G G G G G G G G
1.2 Niveau bachelor G G G G G G G G
1.3 Oriëntatie HBO bachelor G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO V V V V V V V V
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud
programma
G G G G G G G G
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma G G G G G G G G
2.4 Studielast G G G G G G G G
2.5 Instroom G G G G G G G G
2.6 Duur Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud G G G G G G G G
2.8 Beoordeling en toetsing V V V V V V V V
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO G G G G G G G G
3.2 Kwantiteit personeel V V V V V V V V
3.3 Kwaliteit personeel G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen V V V V V V V V
4.2 Studiebegeleiding G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten G G G G G G G G
5.2 Maatregelen tot verbetering V V V V V V V V
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten,
alumni en het beroepenveld
G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau V V V V V V V V
6.2 Onderwijsrendement V V V V V V V V
Totaaloordeel P P P P P P P P
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 15/133
Cluster Mens & Maatschappij
aardrijks-
kunde
geschie-
denis economie
pedago-
giek
Onderwerp/Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen G G G G G G G G
1.2 Niveau bachelor G G G G G G G G
1.3 Oriëntatie HBO bachelor G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO V V V V V V V V
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
G
G
G
G
G
G
G
G
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma G G G G G G G G
2.4 Studielast G G G G G G G G
2.5 Instroom G G G G G G G G
2.6 Duur Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud G G G G V V G G
2.8 Beoordeling en toetsing G G V V G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO G G G G G G G G
3.2 Kwantiteit personeel V V V V V V V V
3.3 Kwaliteit personeel G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen V V V V V V V V
4.2 Studiebegeleiding G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten G G G G G G G G
5.2 Maatregelen tot verbetering V V V V V V V V
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
G
G
G
G
G
G
G
G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau V V V V V V V V
6.2 Onderwijsrendement V V V V V V V V
Totaaloordeel P P P P P P P P
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 16/133
Cluster Exact
wiskunde natuur-
kunde
schei-
kunde biologie
Onderwerp/Facet
vt dt vt dt vt dt vt dt
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
1.1 Domeinspecifieke eisen G G G G G G G G
1.2 Niveau bachelor G G G G G G G G
1.3 Oriëntatie HBO bachelor G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 2 Programma
2.1 Eisen HBO V V V V V V V V
2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
G
G
G
G
G
G
G
G
2.3 Samenhang in opleidingsprogramma G G G G G G G G
2.4 Studielast G G G G G G G G
2.5 Instroom G G G G G G G G
2.6 Duur Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo
2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud G G G G G G G G
2.8 Beoordeling en toetsing V V V V V V V V
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 3 Inzet van personeel
3.1 Eisen HBO G G G G G G G G
3.2 Kwantiteit personeel V V V V V V V V
3.3 Kwaliteit personeel G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 4 Voorzieningen
4.1 Materiële voorzieningen V V V V V V V V
4.2 Studiebegeleiding G G G G G G G G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
5.1 Evaluatie resultaten G G G G G G G G
5.2 Maatregelen tot verbetering V V V V V V V V
5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
G
G
G
G
G
G
G
G
Totaaloordeel P P P P P P P P
Onderwerp 6 Resultaten
6.1 Gerealiseerd niveau V V V V V V V V
6.2 Onderwijsrendement V V V V V V V V
Totaaloordeel P P P P P P P P
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 17/133
Doelstellingen opleiding
De drie facetten zijn voor alle opleidingen en alle varianten als goed beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Programma
De facetten 2.2, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.7 zijn voor alle opleidingen en alle varianten als goed
beoordeeld. Facet 2.1 is voor alle opleidingen en alle varianten als voldoende beoordeeld.
Facet 2.8 is voor de opleidingen Aardrijkskunde en Economie als goed, voor de overige
opleidingen als voldoende beoordeeld. Aan facet 2.6 is voor alle opleidingen en alle
varianten voldaan.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Inzet van personeel
De facetten 3.1 en 3.3 zijn voor alle opleidingen en alle varianten als goed beoordeeld. Facet
3.2 is voor alle opleidingen en alle varianten als voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Voorzieningen
Facet 4.2 is voor alle opleidingen en alle varianten als goed beoordeeld. Facet 4.1 is voor
alle opleidingen en alle varianten als voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Interne kwaliteitszorg
De facetten 5.1 en 5.3 zijn voor alle opleidingen en alle varianten als goed beoordeeld. Facet
5.2 is voor alle opleidingen en alle varianten als voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Resultaten
De beide facetten zijn voor alle opleidingen en alle varianten als voldoende beoordeeld.
Het oordeel op het onderwerp is voor alle opleidingen derhalve positief.
Totaaloordeel
Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat twaalf
opleidingen op de zes onderwerpen positief scoren. De conclusie is dat het totaaloordeel
over de twaalf opleidingen positief is.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 18/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 19/133
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 20/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 21/133
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse)
vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende
domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het Instituut voor Leraar en School (ILS) van de HAN leidt studenten op tot docent
voortgezet en beroepsonderwijs. De opleidingen gaan uit van de competenties en
bekwaamheidseisen vo en bve volgens de Wet Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO).
Het curriculum van de opleidingen is gebaseerd op de zeven SBL-competenties, die tot
stand zijn gekomen onder regie van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren, in
samenwerking met leraren en andere belanghebbenden in het werkveld. De SBL-
competenties zijn: Interpersoonlijk competent, Pedagogisch competent, Vakinhoudelijk
vakdidactisch competent, Organisatorisch competent, Competent in het samenwerken
met collega’s, Competent in het samenwerken met de omgeving, en Competent in
reflectie en ontwikkeling.
• ILS heeft de doelstellingen voor de opleidingen uitgewerkt in De ruggengraat van de
lerarenopleiding. Deze bestaat uit vier wervels: de zeven (SBL) competenties, vijf
beroepstaken, de vijf Dublin descriptoren en de vak- en generieke kennisbasis. De
student moet aan het eind van de studie bewijzen dat hij in staat is competent te
handelen in de vijf beroepstaken op hbo-bachelorniveau. De vijf beroepstaken zijn:
Lesgeven en trainen in het vak/leergebied; Begeleiden van lerende(n); Ontwikkelen van
leerarrangementen in het vak/leergebied; Bijdrage aan de onderwijsorganisatie; en
Ontwikkelen van vakdeskundigheid. De beroepstaken zijn gevalideerd door de
werkveldadviescommissie van ILS.
• Per beroepstaak kunnen studenten zich in een aantal competenties ontwikkelen. Dit is in
De ruggengraat van de lerarenopleiding inzichtelijk gemaakt. Zo komen bij de
beroepstaak Ontwerpen van leerarrangementen in het vak/leergebied de competenties
Vakinhoudelijk vakdidactisch competent, Organisatorisch competent, Competent in het
samenwerken met collega’s en Competent in reflectie en ontwikkeling aan de orde.
• Het panel is van mening dat ILS de doelstellingen op zorgvuldige wijze heeft uitgewerkt.
De competenties zijn op zinvolle wijze gekoppeld aan de beroepstaken. Deze laatste zijn
relevant voor het beroep.
• Studenten moeten bij afstuderen voldoen aan de competenties op niveau 3 (vergelijk 1.2)
en krijgen de titel Bachelor of Education in de betreffende opleiding.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 22/133
• Via ADEF blijven de opleidingen betrokken bij de ontwikkelingen in de landelijke set
bekwaamheidseisen.
• ILS bewaakt samen met de werkveldadviescommissie de actualiteit en relevantie van de
eindkwalificaties (vergelijk 5.3).
• In de jaarlijkse kwaliteitszorgcyclus van ILS is een evaluatie van de eindkwalificaties
opgenomen. Elke drie jaar worden ze geëvalueerd in de interne audits. Volgens de
jaarlijkse NVAO-quickscan (vergelijk 5.1) en het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek
hanteren de opleidingen de landelijke bekwaamheidseisen.
• Bij de ontwikkeling van de SBL-competenties heeft een internationale oriëntatie op en
vergelijking van beroepsprofielen plaatsgevonden.
ILS onderhoudt veel contacten met partnerinstellingen in het buitenland, zoals in
Engeland en de Verenigde Staten, en heeft ongeveer veertig samenwerkingscontracten
met in het buitenland geaccrediteerde lerarenopleidingen. Docenten gaan regelmatig
naar deze opleidingen met het oog op afstemming van studieonderdelen (waaronder
stages) die door studenten in het buitenland worden gevolgd. Het niveau van de
opleidingen is daarbij onderwerp van gesprek. ILS stelt vast dat een vergelijking van het
niveau van de opleidingen niet altijd goed is te maken, gezien verschillen in de
opleidingsstelsels.
Facet 1.2 Niveau bachelor
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal
geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In het Bestuurscharter Lerarenopleidingen wordt de koppeling beschreven tussen de
competenties volgens de Wet BIO en de Dublin descriptoren. De relatie tussen de SBL-
competenties en de Dublin descriptoren is in een matrix inzichtelijk gemaakt (bijlage bij
zelfevaluatierapport). Kennis en inzicht betreft voor de competentie Pedagogisch
competent bijvoorbeeld de kennis van theorieën en modellen op het gebied van
ontwikkeling en opvoeding en van identiteitsontwikkeling en culturele bepaaldheid.
• In De ruggengraat van de lerarenopleiding zijn de beroepstaken en competenties
uitgewerkt naar drie niveaus: hoofdfasebekwaam (niveau 1, propedeusefase),
lio-bekwaam (niveau 2, hoofdfase) en startbekwaam (niveau 3, eindfase).
Per niveau zijn voor elke Dublin descriptor richtvragen opgesteld voor leraren en
studenten. In de propedeuse- en hoofdfase krijgen studenten op basis daarvan
formatieve feedback op hun ontwikkeling ten opzichte van de Dublin descriptoren. In de
eindfase zijn de richtvragen geformuleerd als kwaliteitseisen. De Dublin descriptoren
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 23/133
worden in de eindfase summatief beoordeeld in het assessment startbekwaam (vergelijk
2.8 en 6.1).
De beroepstaken zijn eveneens per niveau uitgewerkt. De bij de beroepstaak behorende
competenties (vergelijk 1.1) zijn uitgewerkt in gedragsindicatoren.
• De opleidingen maken gebruik van de door ADEF ontwikkelde twee kennisbases, die
door het onderwijsveld zijn gelegitimeerd en gevalideerd:
- de generieke kennisbasis is gericht op het pedagogisch-didactisch handelen in brede
zin en heeft betrekking op de gehele set competenties behalve de vakinhoudelijke
competentie;
- de vakspecifieke kennisbasis is gericht op de vakinhoud van de afzonderlijke
(school)vakken en de vakdidactiek.
Hiermee wordt het hbo-bachelor kennisniveau bewaakt. ILS neemt deel aan het
landelijke K3-project (kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank) van de HBO-raad
waarmee de kennisbasis in de lerarenopleidingen steviger verankerd gaat worden. De
generieke kennisbasis is inmiddels landelijk vastgesteld. De vaststelling van de
vakinhoudelijke kennisbases voor de vakken aardrijkskunde, geschiedenis, Duits,
Engels, biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde is in een afrondend stadium. De
formulering voor de overige vakken is in volle gang.
• Ter versterking van de onderzoeksfunctie is met ingang van 2008-2009 gestart met de
invoering van een onderzoekslijn in de opleidingen. Daartoe zijn de inhoud en het niveau
van de vereiste onderzoekscompetenties geëxpliciteerd.
Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criteria
- De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het
relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties.
- De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een
specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding
vereist is of dienstig is.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• ILS heeft haar beroepsbeeld beschreven in Integraal Beroepsbeeld op niveau (2008).
Het is geconcretiseerd in vijf beroepstaken (vergelijk 2.1), betekenisvolle taken die door
de beroepsbeoefenaar in de praktijk worden uitgevoerd. Het beroepsbeeld is ontstaan in
dialoog met het werkveld en wordt periodiek met vertegenwoordigers daarvan besproken
(vergelijk 5.3).
• ILS heeft in zijn beroepsbeeld drie specifieke accenten gelegd. In de eerste plaats is er
bijzondere aandacht voor de beheersing van vakkennis in relatie tot
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 24/133
competentieontwikkeling. Met het oog daarop is de ontwikkeling van de vakinhoudelijke
en vakdidactische competentie in alle beroepstaken aanwezig. Tevens is er een
specifieke beroepstaak, ‘ontwikkelen van vakdeskundigheid’, waarin de vakinhoudelijke
en vakdidactische competentie centraal staat.
• In de tweede plaats legt ILS een bijzonder accent op duurzaam leren, onder meer via
reflectie en ontwikkeling. Docenten moeten continu in staat zijn de transfer te maken van
maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen naar hun lespraktijk. Dat vereist
een reflectieve en onderzoekende houding. Dit krijgt aandacht in de competentie
‘competent in reflectie en ontwikkeling’ en in de beroepstaak ‘ontwikkelen van
onderwijsarrangementen’.
• Het derde accent betreft het verwerven van vaardigheden op het gebied van drama en
logopedie, omdat het beroep van leraar hoge eisen stelt aan expressieve vaardigheden,
zoals het gebruik van de stem en de spraak en het expressief en effectief kunnen
presenteren.
• Alle opleidingen leiden op tot een tweedegraads bevoegdheid. De tweedegraads leraar
kan werkzaam zijn in het bve, het vmbo en klas 1 t/m 3 van havo/vwo. Bij de
lerarenopleiding Pedagogiek ligt de focus op het bve, omdat pedagogiek als vak alleen
bestaat in deze sector. Momenteel zijn er ook ontwikkelingen in het voortgezet onderwijs
om aan pedagogiek gerelateerde vakken te geven, bijvoorbeeld Persoonlijke
ontwikkeling in de basisvorming. Studenten Pedagogiek van ILS-HAN kunnen ook steeds
meer in deze setting hun werkplekleren vormgeven.
• Met betrekking tot de aansluiting van de opleidingen bij actuele ontwikkelingen heeft de
werkveldadviescommissie een adviserende rol. Ook via de begeleiding en beoordeling
van studenten in de (opleidings)scholen zijn docenten van ILS op de hoogte van
ontwikkelingen in het veld.
Onderwerp 2 Programma
Facet 2.1 Eisen HBO
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criteria
- Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk
ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast)
onderzoek.
- Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het
vakgebied/de discipline.
- Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft
aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 25/133
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het onderwijs, zowel de voltijd- als de deeltijdvarianten, is gericht op de ontwikkeling van
de zeven SBL-competenties, geconcretiseerd in gedragsindicatoren op drie niveaus. Het
functioneren in de beroepspraktijk is leidraad bij de inrichting van het leerproces. Het
onderwijs is ingericht volgens de vijf beroepstaken (vergelijk 1.1), die de basis vormen
voor het programma en de toetsing. Beroepstaken zijn betekenisvolle en complexe taken
zoals die door beroepsbeoefenaren in de praktijk worden uitgevoerd. De vakdidactiek is
de verbindende schakel tussen de beroepstaken waardoor de vakcomponent en de
beroepscomponent met elkaar verbonden worden. In de onderwijseenheden werken
studenten aan hun competentieontwikkeling binnen één of meer beroepstaken. Er wordt
gebruik gemaakt van praktijkvoorbeelden en van materialen en methoden uit de
beroepspraktijk. Het panel stelt vast dat alle opleidingen hun onderwijs consequent
inrichten volgens de vijf beroepstaken en dat studenten daarbinnen aan hun
competentie-ontwikkeling werken.
• De opleidingen maken gebruik van de twee landelijke kennisbases, voor de generieke
beroepscomponent en voor de vakcomponent. De relevantie en actualiteit worden
geborgd via ADEF. De landelijke kennisbasis per vak wordt per 2009-2010 definitief in
het curriculum verwerkt. In datzelfde jaar worden pilots voor de landelijke kennistoetsing
in de propedeuse ingevoerd (vergelijk 1.2).
• In de studiewijzers van de onderwijseenheden wordt verplichte en aanbevolen literatuur
vermeld. Structurele contacten met de universitaire wereld en deelname aan
internationale netwerken zoals ATEE (Association for Teacher Education in Europe) en
CARN (Collaborative Action Research Network) dragen bij aan actualisatie daarvan. In
de syllabi bij de onderwijseenheden zijn recente artikelen opgenomen. Het panel stelt
vast dat de literatuur voor alle opleidingen voldoende relevant en actueel is en van een
passend niveau.
• Studenten mogen naar eigen keuze gebruik maken van alternatieve leerbronnen. Ze
kunnen, afhankelijk van de leervraag in verband met hun competentieontwikkeling, een
keuze maken voor projecten uit een ‘projectenbank’. Ze kunnen tevens gebruik maken
van internationale leerbronnen, zoals vakexcursies of de jaarlijkse facultaire studiereis.
Ze kunnen tevens een vrije minor in het buitenland doen.
• De vakdidactiek is de verbindende schakel tussen de vakinhoudelijke en de
beroepscomponent. De vakinhoud is volgens werkveldvertegenwoordigers die het panel
heeft gesproken bij ILS van oudsher sterk ontwikkeld. Dit wordt bevestigd door alumni, zij
het dat er over Nederlands op dit punt kritische opmerkingen zijn. Studenten vinden dat
de vakinhoud en de pedagogisch/didactische onderdelen goed over de opleiding zijn
verdeeld. In het begin van de studie ligt het accent op het vak, vanaf het tweede jaar
verschuift het naar de pedagogiek en didactiek.
• In de eerste drie leerjaren is het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden onderdeel van
het curriculum in de vorm van theorie- en vaardigheidstrainingen, project- en
onderzoeksopdrachten en leerwerktaken. Studenten ontwikkelen een onderzoekende
houding door het opzetten, uitvoeren, rapporteren en evalueren van onderzoek.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 26/133
In het vierde jaar voert de student een afstudeeropdracht uit in de vorm van een
onderzoek. Studenten kunnen onderzoek doen op het gebied van een vak of van
vakdidactiek. Ze kunnen ook kiezen voor een onderwijskundig onderwerp, zoals
activerende didactiek. De afstudeeropdracht is bij voorkeur gebaseerd op een onderwerp
uit de praktijk (lio-stage). Met de invoering van het competentiegerichte onderwijs is ILS
gestart met ILS-brede onderzoeksopdrachten (vergelijk 6.1). Het panel stelt vast dat
onderzoek in de curricula van de verschillende opleidingen weliswaar aan de orde komt,
maar in beperkte mate. ILS heeft vanaf 2007-2008 een beleid ingezet om de
onderzoekscomponent in het curriculum te versterken. In het kader van de ‘Dieptepilots
Opleidingsscholen’ zijn experimenten gestart waarbij studenten onderzoek verrichten
binnen de opleidingsscholen. In de daarop volgende jaren zijn de docenten
geprofessionaliseerd op het gebied van de begeleiding van het afstudeeronderzoek. In
de opleidingsteams is geïnvesteerd in het ontwikkelen van een gemeenschappelijk kader
voor de opzet, inrichting en beoordeling van de onderzoekslijn in het curriculum. Dit heeft
geleid tot de Notitie Onderzoekscomponent ILS-HAN Niveau Startbekwaam. Tevens is er
een uniform beoordelingskader voor het afstudeeronderzoek vastgesteld. Afgezien van
de opleidingen Moderne Vreemde Talen hebben studenten in 2008-2009 het
afstudeeronderzoek uitgevoerd op basis van de nieuwe beleidslijn. De
afstudeeronderzoeken worden volgens het nieuwe beoordelingskader beoordeeld. Vanaf
2009-2010 werken alle opleidingen van ILS volgens hetzelfde kader en volgens identieke
richtlijnen voor het afstudeeronderzoek.
Het gesprek van het panel met opleidingsmanagers bevestigt deze lijn.
Onderzoeksvaardigheden kwamen voorheen impliciet in de onderwijseenheden aan de
orde en zijn het afgelopen jaar geëxpliciteerd in de onderzoekslijn. Het panel heeft tevens
gesproken met een aantal lectoren. Zij geven aan dat binnen de opleidingen sterk wordt
gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de onderzoekscomponent. Daar is volgens hen
ook reden voor. Er is met de invoering van de nieuwe onderzoekslijn volgens hen een
goede ontwikkeling in gang gezet.
• Actuele beroepssituaties worden, zo stelt het panel vast, in de programma’s van alle
opleidingen vertaald in casuïstiek, projecten, leerwerktaken, simulaties, excursies, et
cetera.
• Werkplekleren is integraal onderdeel van de onderwijseenheden en stellen studenten in
staat om hun beroepsvaardigheden te ontwikkelen. De werkplekken worden
georganiseerd door het Bureau Extern. In het werkplekleren maken studenten kennis met
verschillende schooltypen en diverse onderwijsconcepten. In de onderwijseenheden
wordt de transfer van de praktijk naar de theorie en andersom gemaakt.
Praktijkervaringen van studenten zijn expliciet onderdeel van het onderwijs. Studenten
werken op de werkplek aan leerwerktaken op basis van hun leervragen. Daarnaast
krijgen ze leerwerktaken mee van de opleiding. In de propedeuse omvat het
werkplekleren 18 weken van 1 dag per week. In de hoofdfase leren studenten op de
werkplek gedurende 17 weken van 2 dagen per week en gedurende 9 weken 4 dagen
per week. In de eindfase doen de studenten een lio-stage, vier dagen per week
gedurende 20 weken (blokstage) of twee dagen per week gedurende 40 weken
(lintstage).
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 27/133
De lio verricht taken die een beginnend docent op school verricht, onder begeleiding ‘op
afstand’ van de schoolpracticumdocent. Naast deze werkzaamheden op de werkplek
hebben de studenten 19 opleidingsdagen op het ILS. Tijdens deze dagen staat het CTM-
model centraal. Dat houdt in: Collegiaal ondersteunend leren volgens de methode van
intervisie (‘Collen’); Thema’s waarbij wordt aangesloten op de ervaringen in de
stagepraktijk met ruimte voor vakdidactiek; en Mentoring. Voorts wordt de student
begeleid bij het samenstellen van het portfolio voor het dossier startbekwaam. Als
voorbereiding op de lio-stage stelt de student onder meer een leerwerkplan op dat als
vertrekpunt dient voor de verdere competentieontwikkeling.
• Deeltijdstudenten hebben de mogelijkheid om leerwerktaken uit te voeren in hun eigen
werkomgeving. Afhankelijk van de mogelijkheden in de werksituatie van de student en de
begeleiding op de werkplek wordt er meer of minder begeleiding en sturing geboden door
de instituutsbegeleider om de vereiste competenties te kunnen ontwikkelen.
• De opleidingscoördinator heeft tot taak de actualiteit en de beroepsgerichtheid van het
programma te bewaken. Docenten hebben tot taak actuele ontwikkelingen in de
onderwijspraktijk te vertalen naar het onderwijs. De studiegidsen van de opleidingen zijn
besproken in de werkveldadviescommissie.
• De acht lectoraten leveren bijdragen aan de opleidingen. Zo hebben ze een rol gespeeld
ten aanzien van de conceptvorming van de onderzoekslijn, adviseren ze docenten op
onderzoeksgebied, dragen ze bij aan de professionalisering en visie-ontwikkeling van
docenten en ondersteunen ze op het gebied van innovatie van leerarrangementen en
van toetsvormen. Bovendien hebben ze in een aantal gevallen een begeleidende rol ten
aanzien van de academische opleidingsscholen (dieptepilots), waarbij ze docenten en
lio-studenten begeleiden en scholen in het doen van onderzoek.
• ILS kent een commissie Internationalisering die adviseert met betrekking tot
buitenlandstages en internationalisering in het curriculum. Via het Bureau Buitenland van
de Faculteit Educatie en het International Office van de HAN onderhoudt ILS relaties met
circa 70 lerarenopleidingen over de gehele wereld. Samen met de PABO wordt een
internationale klas gevormd voor buitenlandse en Nederlandse studenten. ILS streeft
ernaar dat 25 studenten per jaar minimaal een half jaar in het buitenland verblijven.
Iedere vijf jaar wordt een nota internationalisering vastgesteld. ILS heeft recent een
coördinator Internationalisering aangesteld met als taak om het internationale karakter
van de curricula gestructureerd vorm te geven.
• Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt grote tevredenheid over het
studiemateriaal, de praktijkgerichtheid, de voorbereiding op de beroepspraktijk, de
aansluiting op de actualiteit, het contact met de beroepspraktijk, de aansluiting van het
werkplekleren op het onderwijs en de mate waarin de docenten op de hoogte zijn van de
beroepspraktijk. Ook de onderwijsevaluaties 2008, de evaluatie van de lio-stage 2008,
het Klanttevredenheidsonderzoek 2008 en de HBO-Monitor geven een positief beeld.
• Uit de gesprekken met studenten blijkt in het algemeen tevredenheid over het
werkplekleren en over de lio-stage. De opbouw van het werkplekleren over de vier
studiejaren wordt gewaardeerd. De stages nemen in het programma een prominente
plaats in en brengen studenten goed in contact met de beroepspraktijk. Ze stellen hen in
staat zich de vereiste competenties eigen te maken. In het algemeen blijken de
opleidingen over voldoende werkplekken te beschikken. Studenten kunnen kiezen uit een
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 28/133
lijst van het Bureau Extern. Deeltijdstudenten geven aan dat er weinig met hun
voorkeuren wordt gedaan. Dat levert voor hen nogal eens problemen op in verband met
de afstand. Het panel is op grond van materiaalbestudering en gesprekken van mening
dat de opleidingen hun studenten in voldoende mate voorbereiden op het beroep van
leraar.
• Het panel is op basis van materiaalbestudering en gesprekken van oordeel dat de
opleidingsprogramma’s de actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepspraktijk
weerspiegelen en dat ze mogelijkheden tot de ontwikkeling van beroepsvaardigheden
bieden. De gebruikte vakliteratuur is in het algemeen relevant en actueel en is van een
passend niveau. Het panel komt tot het oordeel voldoende vanwege de
onderzoekscomponent in het curriculum. Het panel vindt de nieuw ingezette
onderzoekslijn veelbelovend. De resultaten ervan zijn echter nog niet over de volle
breedte zichtbaar.
Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criteria
- Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau,
oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
- De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van
(onderdelen van) het programma.
- De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde
eindkwalificaties te bereiken.
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De studenten werken aan hun competentieontwikkeling binnen de vijf beroepstaken
(vergelijk 2.1). In alle beroepstaken komen meerdere SBL-competenties aan de orde. In
een tabel in het zelfevaluatierapport is dit inzichtelijk gemaakt.
• Het programma van de opleiding is opgebouwd naar de drie niveaus - hoofdfasebekwaam,
lio-bekwaam, startbekwaam - die overeenkomen met de drie fasen: propedeuse, hoofdfase
en eindfase. De niveaus hebben betrekking op de mate van zelfstandigheid en
verantwoordelijkheid; de mate van complexiteit van de context; en de mate van
volledigheid van handelen.
• Competenties, beroepstaken en gedragsindicatoren zijn ILS-breed goed uitgewerkt in het
document De ruggengraat van de lerarenopleiding (april 2009) (vergelijk 1.1). In de
studiewijzers zijn per onderwijseenheid de beroepstaken en competenties opgenomen
die aan de orde komen. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat de
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 29/133
competenties goed in de beroepstaken en in de opleidingsprogramma’s aan de orde
komen. De opleidingen zijn met de implementatie van het competentiegerichte onderwijs
tot en met het tweede jaar gevorderd. De relatie tussen de beroepstaken en
competenties enerzijds en de onderwijseenheden anderzijds wordt voortdurend verfijnd.
• Studenten volgen een verdiepende of een verbredende minor, meestal aan het eind van
de hoofdfase. Ze kunnen kiezen uit de minorencatalogus van de HAN of zelf een minor
samenstellen met een relatie tot het beroepsprofiel. In een vrije minor kunnen studenten
onder andere kiezen voor een stage in het buitenland (ongeveer 30% van de
voltijdstudenten ILS kiest daarvoor) of aan een universiteit. Het programma van een vrije
minor moet worden goedgekeurd door de examencommissie.
• De beleidsmedewerker kwaliteitszorg bewaakt de vertaling van de eindkwalificaties naar
het programma en de concretisering ervan in de onderwijseenheden. Hierover is
regelmatig overleg binnen clusters en/of opleidingsteams en tussen docenten die
dezelfde onderwijseenheid verzorgen. ILS heeft recent een beleidsmedewerker
Onderwijsontwikkeling aangesteld die onder meer de vertaling van de eindkwalificaties
naar het programma en de concretisering ervan in de onderwijseenheden op
systematische wijze moet aansturen.
• Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 zijn studenten tevreden over
herkenbaarheid van de competenties in de programmaonderdelen en de mate waarin de
onderdelen bijdragen aan het ontwikkelen van de beoogde competenties. Uit het
Alumnionderzoek 2008 blijkt tevredenheid over de aansluiting van de eindkwalificaties bij
de inhoud van de opleiding en de uitoefening van het beroep.
Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma.
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Het programma van de opleidingen is opgebouwd naar drie niveaus: hoofdfasebekwaam,
lio-bekwaam, startbekwaam. Deze komen overeen met de drie fasen: propedeuse,
hoofdfase en eindfase. In de propedeuse oriënteert de student zich op het beroep aan de
hand van de vraag ‘wil en kan ik leraar worden?’. In de hoofdfase richt hij zich op de
vraag ‘hoe wil ik mijn docentschap invullen?’ en in de eindfase op de vraag ‘wie ben ik als
leraar?’. De niveaus hebben betrekking op de mate van zelfstandigheid en
verantwoordelijkheid; de mate van complexiteit van de context; en de mate van
volledigheid van handelen. De niveaus zijn uitgewerkt in de gedragsindicatoren van de
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 30/133
competenties en in de beroepstaken. Per fase is inzichtelijk op welk niveau de studenten
binnen de beroepstaken werken aan de competenties.
• De samenhang in de opleidingsprogramma’s wordt in de eerste plaats gerealiseerd door
de beroepstaken en de daarbij behorende competenties. Alle onderwijseenheden zijn
daaraan gerelateerd.
• Om vanuit de beroepstaken de integratie tussen theorie en praktijk te realiseren wordt
gebruik gemaakt van leerwerktaken. Dat zijn complexe taken/opdrachten die de
studenten tijdens het werkplekleren op de opleidingsscholen uitvoeren en waarbij
verschillende competenties kunnen worden geoefend. Er worden meerdere
leerwerktaken aangeboden. Ze kunnen worden gedefinieerd door de ILS-opleiding, door
de opleidingsschool of door de ILS-opleiding en de opleidingsschool gezamenlijk. In de
eindfase kan de student zelf leerwerktaken formuleren, passend in zijn
ontwikkelingstraject. De leerwerktaken bieden de studenten naar de mening van het
panel goede mogelijkheden om de theorie in de praktijk toe te passen. Ze vormen een
prima verbinding tussen de theorie en de praktijk. De leerwerktaken zijn relevant en
passen goed bij de beroepstaken.
• Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat in de
opleidingsprogramma’s sprake is van een goede inhoudelijk opbouw. De wijze waarop
dat wordt vormgegeven verschilt per (cluster van) opleiding(en). De eerste twee
studiejaren ligt het accent in het algemeen op de vakkennis, daarna krijgt de
beroepsvoorbereiding steeds meer de overhand. De complexiteit van de beroepstaken
neemt gedurende de studie toe. Ook de samenhang tussen de vakinhoud en de
vakdidactiek komt naar de mening van het panel goed tot haar recht.
• Binnen de onderwijseenheden komen de vakkennisbasis, de generieke kennisbasis en
het werkplekleren aan bod. De verdeling van de generieke kennisbasis over de drie
fasen is ILS-breed vastgesteld, die van de vakkennisbasis wordt door de opleidingen
bepaald. Het panel stelt op basis van materiaalstudie en gesprekken vast dat de
horizontale samenhang binnen de onderwijseenheden goed tot zijn recht komt.
• De horizontale samenhang komt tot uiting in de koppeling tussen stage en
terugkomdagen en in die tussen vakinhoud en vakdidactiek in de onderwijseenheden. In
de studiegidsen is goed zichtbaar hoe de horizontale samenhang is geborgd in de
summatieve competentiebeoordelingen, waarin parallel lopende onderwijseenheden
geïntegreerd worden getoetst.
• De minor moet passen binnen het kader van het beroep en aansluiten bij de ambities en
talenten van de student. De student moet de samenhang tussen de major en de minor
verantwoorden. Deze verantwoording wordt beoordeeld door de
studieloopbaanbegeleider. In het geval van een vrije minor beslist de examencommissie.
• De opleidingscoördinator is verantwoordelijk voor de bewaking van de samenhang in het
curriculum. De samenhang is onderwerp van gesprek tijdens het overleg binnen de
clusters en/of opleidingsteams en tussen de docenten van een onderwijseenheid.
• Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 zijn studenten tevreden over de
samenhang in het programma. Ook uit het exitonderzoek (2008), de HBO-Monitor (2007)
en het alumnionderzoek (2008) van ILS blijkt tevredenheid op dit punt.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 31/133
Facet 2.4 Studielast
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat
programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden
weggenomen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Ieder studiejaar bestaat uit vier perioden van 9 weken. Een periode kan
onderwijsaanbod, werkplekleren, studieloopbaanbegeleiding, toetsing en summatieve
competentiebeoordeling bevatten. Per studiejaar wordt een jaarplanning met een les- en
toetsrooster opgesteld. Deze planning staat in de studiegidsen van de opleidingen, op
intranet en op Scholar (digitale leeromgeving).
• Om de studievoortgang te bevorderen wordt de student in zijn leerproces begeleid door
een studieloopbaanbegeleider. Daarbij wordt extra aandacht besteed aan het plannen
van de studie. Voltijdstudenten hebben een studiecontract met standaard leerroutes, met
deeltijdstudenten wordt een individueel studiecontract gesloten. Het studiecontract bevat
de afspraken over de studievoortgang en is vastgelegd in HANSIS, dat voor de student
en zijn studieloopbaanbegeleider is in te zien.
• Voor de overgang naar de hoofdfase en de eindfase hanteert ILS toelatingscriteria. Deze
zijn vermeld in de Onderwijs- en Examenregeling en in de studiegidsen. Aan het eind van
de propedeuse krijgen alle studenten een bindend studieadvies. Halverwege het eerste
jaar krijgt de student eventueel een voorlopig negatief studieadvies als hij minder dan 15
EC heeft behaald. Afhankelijk van de instapeisen van de onderwijseenheden mag de
student onderwijseenheden van het tweede jaar volgen als hij de propedeuse nog niet
volledig heeft afgerond. Hij mag pas deelnemen aan de summatieve
competentiebeoordeling van niveau 2 als hij de propedeuse heeft behaald. Om te kunnen
starten met de eindfase moet de student 180 EC hebben behaald: 150 EC voor de major
en 30 EC voor de minor.
• Voor de voltijdopleiding streeft ILS naar een minimaal aantal contacturen van 20 per
week en een ervaren studielast van 36 tot 40 uur per week. De studielast voor de
(volledige of verkorte) deeltijdvarianten wordt met de studenten individueel vastgesteld.
In de beschrijvingen van de onderwijseenheden en in de summatieve
competentiebeoordelingen zijn de contacttijd, de zelfstudietijd en de tijd voor het
werkplekleren beschreven.
• Het gemiddeld gerealiseerde aantal contacturen voor de voltijdopleidingen van ILS is
volgens het zelfevaluatierapport 19 uur voor de propedeuse, 22 uur voor de hoofdfase
één, 20 uur voor de hoofdfase twee en 18 uur voor de eindfase. Onder contacttijd wordt
verstaan: lessen, studieloopbaanbegeleiding, assessments en begeleiding van studenten
op de scholen. Voor deeltijdstudenten zijn er individuele verschillen als gevolg van het
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 32/133
feit dat er voor hen maatwerktrajecten worden ontwikkeld op basis van eerder verworven
competenties en de mogelijkheden binnen hun werksituatie. Voor de deeltijdopleidingen
Nederlands en Economie kunnen studenten ook in februari instappen.
• De clustercoördinatoren zijn verantwoordelijk voor het vaststellen en het bewaken van de
studeerbaarheid van het programma van hun cluster. De uitkomsten van evaluaties
worden besproken in het clusteroverleg. Signalen over knelpunten in de studielast
worden tevens gegeven door de studieloopbaanbegeleiders en de examencommissie.
• Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 en de onderwijsevaluaties zijn
studenten tevreden over de studielast, maar niet over de spreiding daarvan en over de
mogelijkheden om hun eigen studietempo te realiseren. 40% van de voltijdstudenten
besteedt volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 gemiddeld 35 uur of meer
per week aan de studie, 53% van de deeltijdstudenten besteedt gemiddeld 13 uur of
meer per week. Van de voltijdstudenten geeft 50% aan 20 contacturen te hebben. 28%
van de deeltijdstudenten meldt 10 contacturen of meer per week. Deze waarden liggen
onder het streefniveau. De directie ILS heeft daar actie op ondernomen, waardoor het
aantal contacturen in het studiejaar 2008-2009 voor alle opleidingen conform de
streefnormen is gerealiseerd.
• De studeerbaarheid wordt in de HBO-Monitor (2007) en het alumnionderzoek (2008) van
ILS positief gewaardeerd. In de gesprekken met studenten heeft het panel geen klachten
over struikelvakken vernomen.
• Om studievertraging te voorkomen wordt ten aanzien van het werkplekleren in
samenwerking met het werkveld nadrukkelijker aandacht besteed aan de voorbereiding
door de student, aan de afstemming van de verwachtingen tussen het instituut en de
school en aan de eenduidige toepassing van de beoordelingscriteria. Op de langere
termijn (2009-2010) zal in toenemende mate gebruik worden gemaakt van digitale
leeromgevingen, zoals Scholar, in samenwerking met de lector ICT. Bovendien zullen de
mogelijkheden om de studie te versnellen of te vertragen worden vergroot.
Facet 2.5 Instroom
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende
studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee
vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Studenten, zowel voltijd als deeltijd, moeten bij instroom voldoen aan de wettelijke
toelatingseisen: een havo- of vwo-diploma of een mbo-diploma niveau 4. Afhankelijk van
het gekozen vak kunnen aanvullende toelatingseisen gelden.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 33/133
• Voor toelating tot de opleidingen van het cluster Exact moeten studenten met een mbo-
achtergrond de bètavakken minimaal op havo-niveau beheersen. Zij kunnen daarvoor
zomercursussen volgen bij de faculteit Techniek. Tijdens het eerste jaar ondersteunen
vwo‘ers studenten met een havo- en mbo-achtergrond bij bepaalde vakken.
• Voor de deeltijdvarianten worden aanvullende voorwaarden gesteld aan de eerder
verworven competenties. Studenten kunnen kiezen voor een EVC-traject of een
instroomassessment. De EVC-procedure van de HAN is erkend door het Kenniscentrum
EVC. Het EVC-traject is een commercieel traject dat vóór de poort wordt afgenomen. Het
instroomassessment vindt ná de poort plaats en is voor iedere ingeschreven student
toegankelijk. Tijdens de EVC/instroomprocedure moet de student competenties aantonen
binnen de vijf beroepstaken. Er vindt een gesprek plaats op basis van het portfolio van de
student. ILS heeft daarvoor ondersteunende documenten ontwikkeld. Voor de organisatie
van de EVC en instroomassessments is een EVC-bureau opgericht. Er is een opleidings-
en certificeringstraject voor assessoren van eerder verworven competenties in
ontwikkeling. Het panel heeft voorbeelden van instroomassessments gezien en van
individuele trajecten die op basis daarvan zijn uitgezet. Het stelt vast dat de procedure
zorgvuldig wordt uitgevoerd.
• ILS biedt de mogelijkheid om de opleidingen als eenjarige kopopleiding te volgen.
Hiervoor gelden aparte wettelijke toelatingseisen. Vereist is een afgeronde hbo- of wo-
opleiding met verwantschap met de betreffende lerarenopleiding.
• In het kader van dieptepilots worden er twee inservicetrajecten uitgevoerd. Daarin stellen
scholen medewerkers aan voor een onderwijstaak, die in een duaal inservicetraject
worden opgeleid tot een tweedegraads lesbevoegdheid. Het opleidingsteam voor deze
trajecten bestaat uit een opleider van ILS en een opleider van de school.
• Studenten met een buitenlands diploma kunnen worden toegelaten als het diploma
gelijkwaardig is aan het havo-diploma. Dit wordt beoordeeld door de Service Unit
Studentzaken van de HAN (eventueel in overleg met Nuffic). Buitenlandse studenten
moeten in het bezit zijn van het staatsdiploma ‘Nederlands als tweede taal’. De HAN
heeft de Code of Conduct ondertekend.
• Alle tweedejaars studenten van ILS worden gescreend op hun taalvaardigheid door het
HAN-talencentrum. Bij onvoldoende scores moet de student een deficiëntieprogramma
volgen. De taalvaardigheidstoets moet voldoende zijn voordat het bachelordiploma kan
worden behaald. In de toekomst zal de beheersing van taalvaardigheid een selecterende
functie krijgen in de propedeuse. Het panel acht dit een verbetering.
Voor de opleiding Economie en voor de opleidingen van het cluster Exact blijken
studenten nogal eens deficiënties te hebben op het gebied van rekenen en wiskunde. De
opleiding Economie werkt met een deficiëntieprogramma op dit gebied. Voor het cluster
Exact is een deficiëntieprogramma in ontwikkeling.
• ILS participeert jaarlijks in de ‘profielkeuzedagen’ voor leerlingen van het voortgezet
onderwijs. Voor aankomende studenten worden meeloopdagen georganiseerd.
Elk jaar organiseren de opleidingen vijf open dagen of informatieavonden. Een team van
voorlichters bezoekt scholen voor mbo en vo. Vanaf 2008-2009 organiseert ILS samen
met de scholen wervingsavonden voor nieuwe personeelsleden op de scholen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 34/133
• Voorafgaand aan het eerste studiejaar volgt de student een introductieprogramma,
waarin uitleg wordt gegeven over de inrichting van de studie en de verwachte
studiehouding.
• De afdeling Studentzaken coördineert en bewaakt de toelaatbaarheid van studenten. De
opleidingscoördinatoren zijn verantwoordelijk voor het bewaken van de aansluiting van
het programma op de kwalificaties van instromende deeltijdstudenten.
• Studenten ervaren volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 de aansluiting op
de vooropleiding als positief. Volgens de Instroommonitor (HAN, 2008) hebben ze moeite
met het reflecteren op de eigen werkwijze en het werken met een portfolio. In de
studieloopbaanbegeleiding en de summatieve competentiebeoordeling is dit opgepakt.
Volgens de HAN-brede Evaluatie Implementatie HOF (IOWO, 2008) zijn de
propedeusestudenten minder tevreden over het afstemmen van de wederzijdse
verwachtingen ten aanzien van leerhouding, studiegedrag en inzet. Daarop zijn inmiddels
acties ondernomen door verhelderingen in het programma en de toetsing, door het
vergroten van het beroepsgerichte karakter en door meer aandacht voor het
beroepsbeeld in de studieloopbaanbegeleiding.
• Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de
opleidingsprogramma’s goed aansluiten op de vooropleiding. Daar waar deficiënties
blijken worden maatregelen getroffen. In de studieloopbaanbegeleiding wordt aandacht
besteed aan de manier van leren op het hbo en aan de didactische aanpak van de
opleidingen.
Facet 2.6 Duur
Nederlands Voldaan Aardrijkskunde Voldaan Wiskunde Voldaan
Frans Voldaan Geschiedenis Voldaan Natuurkunde Voldaan
Duits Voldaan Economie Voldaan Scheikunde Voldaan
Engels Voldaan Pedagogiek Voldaan Biologie Voldaan
Criterium
- De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum:
hbo-bachelor: 240 studiepunten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De duur van de opleidingsprogramma’s is 240 EC, bestaande uit een major van 210 EC
en een minor van 30 EC.
• De major bestaat uit drie fasen. De propedeuse kent 60 EC, de hoofdfase 90 EC en de
eindfase 60 EC.
• De onderwijseenheden bestaan gemiddeld uit 210 studiebelastingsuren (7,5 EC).
• Met deeltijdstudenten wordt een maatwerktraject overeengekomen op basis van een
EVC-traject of een instroomassessment (vergelijk 2.5).
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 35/133
Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Voldoende Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criteria
- Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen.
- De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De didactische visie die ten grondslag ligt aan de opleidingen is neergelegd in ILS koerst
naar 2010, beleidsplan ILS-HAN (2007). ILS gaat uit van competentiegericht onderwijs.
De opleidingen nemen realistische, complexe beroepstaken als uitgangspunt en
ondersteunen de studenten bij de integratie van theorie en praktijk, waarbij de
leerwerktaken het middel zijn (vergelijk 2.3). Ze leren studenten om de eigen ontwikkeling
te sturen en om competenties zichtbaar te maken.
• Gaandeweg de opleiding stuurt de student steeds meer zijn eigen leerproces. In het
laatste jaar wordt hij geacht het leerproces grotendeels zelf vorm te geven. De student is
verantwoordelijk voor zijn leerwerkplan en de uit te voeren leerwerktaken. Op de
opleiding wordt hij daarbij begeleid door de studieloopbaanbegeleider, op de
opleidingsschool door de schoolpracticumdocent.
• In het onderwijs wordt gebruik gemaakt van portfolio’s, waarin studenten kunnen
reflecteren op hun competentieontwikkeling en waarin ze materiaal opnemen dat daarvan
een beeld geeft (vergelijk 2.8). Voor de voltijdopleidingen zijn de portfolio’s digitaal. Na
evaluatie van de pilot bij de deeltijdopleiding Economie zullen ook alle deeltijdopleidingen
gaan werken met een digitaal portfolio. Het panel stelt op grond van materiaalstudie en
gesprekken vast dat de portfolio’s voor de studenten een belangrijke rol vervullen ten
aanzien van hun competentieontwikkeling en van de sturing van hun eigen leerproces.
Studenten vinden dat ze daarbij goed worden begeleid. Bij de deeltijdopleidingen
fungeren portfolio’s nog vrijwel uitsluitend als basis voor de beoordeling.
• Het doel van de opleidingen is dat studenten zich een uitgebreid (vak)didactisch
repertoire eigen maken. Vanuit het principe van ’practice what you preach’ wordt in het
onderwijs daarom gebruik gemaakt van een veelheid aan werkvormen: hoorcolleges,
werkbijeenkomsten, interactieve bijeenkomsten, practica, trainingen, coöperatieve
opdrachten, simulaties, experimenten, probleemgestuurde onderwijsvormen, excursies,
spellen, peer reviews, uitvoeren van onderwijstaken, ontwikkelen van leerwerktaken etc.
Hoewel er per opleiding uiteraard verschillen zijn in de werkvormen die worden gebruikt,
herkent het panel in het algemeen het principe van ’practice what you preach’ en de
variëteit in werkvormen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 36/133
• De opleidingsteams zijn verantwoordelijk voor het gebruiken van didactische
werkvormen, in lijn met de didactische uitgangspunten. Binnen de clusters en de
opleidingsteams is hierover regelmatig overleg.
• In 2008 is er binnen ILS een werkgroep gevormd om het opleidingsdidactisch concept
verder uit te werken en om meer systematiek te ontwikkelen bij het inzetten van
didactische werkvormen. Het panel leidt uit de materiaalbestudering en gesprekken af
dat de opleidingen de ontwikkeling naar het competentiegerichte onderwijs goed hebben
ingezet en dat ze op die weg goede vorderingen maken. De ene opleiding is in de
ontwikkeling verder gevorderd dan de andere, maar er is zeker sprake van een ILS-brede
ontwikkeling (vergelijk 2.2).
• Volgens evaluaties onder studenten (Studenttevredenheidsonderzoek 2008) en
afgestudeerden (Alumnionderzoek, 2008) stimuleren de opleidingen het zelfstandig leren
en bieden ze voldoende afwisseling in werkvormen. Studenten en afgestudeerden tonen
zich ook in de gesprekken met het panel tevreden over de werkvormen en over het
portfolio.
• De opleidingen gaan uit van een helder didactisch concept en maken gebruik van een
grote diversiteit aan werkvormen. Omdat dat laatste voor de opleiding Economie in
mindere mate het geval is beoordeelt het panel deze opleiding als voldoende in plaats
van goed.
Facet 2.8 Beoordeling en toetsing
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Goed Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Goed Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criterium
- Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten
de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De wijze waarop de toetsing en beoordeling in de opleidingen van ILS plaatsvindt is
uitgewerkt in het Operationeel Handboek Toets- en Beoordelingssystematiek ILS-HAN
(2008).
• Het competent handelen in een beroepstaak wordt beoordeeld in summatieve
competentiebeoordelingen (SCB). Per beroepstaak zijn er per fase meerdere
themagerichte SCB’s. De eindfase wordt afgesloten met een assessment startbekwaam
waarin de student zijn competentieontwikkeling voor alle vijf beroepstaken tegelijk moet
bewijzen. Bij voldoende resultaat verzilvert de student studiepunten. Per beroepstaak
stelt hij een portfolio samen met relevant bewijsmateriaal dat de beheersing van de
competenties op het betreffende niveau aantoont. De student wordt geadviseerd in zijn
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 37/133
portfolio op te nemen: één of meer beroepsproducten, voorzien van een eigen evaluatie
en een theoretische onderbouwing; één of meer feedbackverslagen van docenten of
andere betrokkenen bij het onderwijs; een reflectieverslag over het competente handelen
in de beroepstaak. Het bewijsmateriaal kan betrekking hebben op het binnenschoolse
onderwijs en op het werkplekleren; eventueel bewijsmateriaal dat elders tot stand is
gekomen. Naast de portfoliobeoordeling kan de student worden uitgenodigd voor een
verdiepingsgesprek; een criteriumgericht interview; een casus- of performancetoets; een
portfoliopresentatie of een referaat.
• De beoordeling van de summatieve competentiebeoordelingen wordt uitgevoerd door
twee assessoren (intersubjectiviteit). De assessoren vullen per SCB een
standaardbeoordelingsformulier in. Per beroepstaak wordt een cijfer gegeven (van 1 t/m
10). Bij een voldoende wordt het aantal studiepunten voor de betreffende beroepstaak
toegekend. Bovendien wordt per competentie en per Dublin descriptor een kwalitatieve
feedback gegeven.
• In de SCB-beschrijvingen in de studiegids per opleiding staat beschreven welke
beroepstaken en competenties de student in elke fase moet bewijzen. Daarin is ook
vermeld welke kennis uit de vakkennisbasis en de generieke kennisbasis moet worden
beheerst. De resultaten van de kennistoetsen gelden als bewijsmateriaal voor de SCB’s.
• In het portfolio kan bewijsmateriaal worden opgenomen dat is ontwikkeld op de werkplek,
zoals beoordelingen door schoolpracticumdocenten, resultaten van leerwerktaken,
ontwikkeld materiaal of video-opnamen van lessituaties. Op dit moment worden in
beperkte mate veldassessoren ingezet bij het assessment startbekwaam. ILS onderzoekt
in hoeverre veldassessoren in de toekomst meer kunnen worden ingezet en onder welke
voorwaarden. De resultaten daarvan worden aan het eind van het studiejaar 2008-2009
verwacht. Op basis van materiaalbestudering en gesprekken stelt het panel vast dat het
portfolio op een adequate manier wordt ingezet en dat het een goede functie vervult ten
aanzien van de summatieve competentiebeoordeling.
• In de onderwijseenheden worden de studenten formatief getoetst. Daarmee krijgen ze
informatie over hun vorderingen in het leerproces. Deze toetsing kan verschillende
vormen aannemen: kennistoetsen, uitwerking van leertaken, beroepsproducten,
verslagen, essays, presentaties, casusbeschrijvingen en peer assessments. De
resultaten van de formatieve toetsen kunnen worden gebruikt voor de SCB’s. De criteria
voor de formatieve toetsen staan beschreven in de studiewijzers die via intranet
beschikbaar zijn en zijn vastgelegd in de uitwerking van de onderwijseenheden. Op basis
van materiaalbestudering stelt het panel vast dat de toetsen goed aansluiten bij de
leerstof en dat er sprake is van voldoende variatie in toetsvormen. Bij de opleiding
Economie is alleen sprake van weinig toetsen met open vragen. De beoordeling is bij de
meeste opleidingen, behalve de opleidingen Aardrijkskunde en Economie, weinig
transparant. De criteria zijn in de beoordeling veelal niet goed traceerbaar. Het panel is
van mening dat de beoordelingen in het algemeen wel correct en adequaat zijn.
• Aan het eind van de lio-stage (afstudeerstage) beoordeelt de schoolpracticumdocent in
samenwerking met het ab-team (algemeen begeleider) de competentieontwikkeling van
de student tijdens de stage. De assessoren van de eindfase beoordelen summatief de
competentieontwikkeling van de student op basis van de eindstage, het functioneren
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 38/133
tijdens de instituutsdag (terugkomdag) en het dossier startbekwaam. De assessoren zijn
docenten van de ILS-opleiding. Op beperkte schaal wordt gewerkt met veldassessoren.
• De vorm en de beoordeling van de afstudeeropdrachten worden momenteel nog
aangestuurd door de afzonderlijke opleidingen. Er is een ontwikkeling ingezet naar een
ILS-brede aanpak. (vergelijk 2.1) Er is een uniform beoordelingskader voor het
afstudeeronderzoek vastgesteld. Op de dieptescholen spelen in de begeleiding en
beoordeling meerdere personen een rol: de onderzoeksbegeleider van de school, de
onderzoeksbegeleider van de ILS, de ab-teams en de lectoren. De
eindverantwoordelijkheid ligt bij ILS.
• De toetspraktijk wordt op ILS-niveau bewaakt door de examencommissie. Elk jaar wordt
opnieuw bekeken in welke mate de toetspraktijk verbetering nodig heeft. Dit proces wordt
aangestuurd door de toetscommissie. Zodra de resultaten van het landelijke K3-project
(kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank) zijn afgerond, zullen de landelijke
kennistoetsen in het toetsbeleid ingebed worden.
• Met het oog op de borging van de kwaliteit van de beoordeling wordt de summatieve
competentiebeoordeling uitgevoerd door twee assessoren. De assessoren worden
bovendien geschoold. Een aantal van hen is gecertificeerd. De kwaliteit van de
beoordeling tijdens het werkplekleren wordt geborgd door scholing van de
schoolpracticumdocenten (spd).
• Uit evaluaties blijkt dat studenten (Studenttevredenheidsonderzoek 2008) en
afgestudeerden (HBO-Monitor 2007, Alumnionderzoek 2008) de toetsing in het algemeen
positief waarderen. Uit de gesprekken van het panel met studenten en afgestudeerden
komt een meer gevarieerd beeld naar voren. Ze zijn positief over de summatieve
competentiebeoordeling, maar het is niet altijd duidelijk of er naast de portfolio-
beoordeling tevens een gesprek plaatsvindt. De aansluiting van de formatieve toetsen op
de leerstof, de relevantie ervan en de duidelijkheid van de beoordeling worden positief
gewaardeerd. De beoordeling kan soms nog wel aan scherpte winnen en de criteria
kunnen strikter worden gehanteerd.
• Het panel is van oordeel dat de opleidingen de leerresultaten van studenten op een
adequate manier toetsen. Er is sprake van een afgewogen toetsbeleid dat in het
algemeen goed wordt uitgevoerd. De toetsen sluiten goed aan op de leerstof en er is
sprake van voldoende variatie in toetsvormen. De toetspraktijk van ILS is volop in
ontwikkeling. Het panel waardeert deze ontwikkeling positief. Het stelt echter vast dat de
scherpte van de beoordeling voor de meeste opleidingen op dit moment voor verbetering
vatbaar is. Het komt voor deze opleidingen daarom tot het oordeel voldoende in plaats
van goed. Het oordeel voor Aardrijkskunde en Economie is goed.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 39/133
Onderwerp 3 Inzet van personeel
Facet 3.1 Eisen HBO
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding
legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Uit de Rapportage Kwaliteitskaart 2009 blijkt blijkt dat 89% van de docenten beschikt
over meer dan drie jaar relevante werkervaring, 11% heeft geen of minder ervaring.
• Een aantal docenten (Talen 15%, M&M 29%, Exact 24%) vervult de rol van algemeen
begeleider van het instituut op een school (abi) en is als contactpersoon van het instituut
één dag per week aanwezig op de opleidingsschool. Vakdocenten onderhouden via de
vakdidactische netwerken in de regio contact met vakcollega’s op de scholen (Talen
24%, M&M 29%, Exact 20%). Docenten participeren in nationale en/of internationale
vakverenigingen (61%) en in landelijke kennisbasisgroepen van de lerarenopleidingen.
Een aantal docenten is betrokken bij schrijfteams van schoolmethoden, bij het Ruud de
Moorcentrum en bij het CITO. Docenten participeren in onderzoeksactiviteiten van de
scholen in het kader van de dieptepilots (Talen 24%, M&M 29%, Exact 20%).
Medewerkers van ILS verzorgen trainingen of gastlessen op scholen en bij niet-
onderwijsinstellingen. Docenten volgen stages in het vo en mbo (Talen 7%, M&M 26%,
Exact 20%). Alle docenten beschikken over een persoonlijk professionaliseringsbudget
(in tijd en geld, vergelijk 3.3).
• Docenten uit het vo en mbo hebben via gastcolleges, stages en detacheringen een
inbreng in het onderwijs van ILS.
• Uit evaluaties blijkt een grote tevredenheid over de praktijkgerichtheid van de docenten
en over de mate waarin de beroepspraktijk en actuele ontwikkelingen in het onderwijs
aan de orde komen (Studenttevredenheidsonderzoek 2008, Onderwijsevaluaties 2008,
Alumnionderzoek 2008).
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 40/133
Facet 3.2 Kwantiteit personeel
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criterium
- Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te
verzorgen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• ILS beschikt over 124 onderwijsgevenden in een formatieomvang van 84,17 fte voor het
hele instituut (inclusief master- en commerciële opleidingen) en 62,94 fte voor de
bacheloropleidingen en 12 ondersteunende medewerkers (per 1 januari 2009). Van de
medewerkers heeft 13% een aanstellingsomvang van 0,4 fte of minder, 60% van 0,4 tot
0,8 fte en 28% van meer dan 0,8 fte. Het streven is gericht op een aanstellingsomvang
van minimaal 0,6 fte. Daaraan voldoet momenteel 61%.
• ILS streeft naar een student/fte ratio van 28.
• Het aantal fte en de student/fte ratio’s per opleiding (voltijd en deeltijd) zijn opgenomen in
onderstaande tabel. Daaruit blijkt dat de student/fte ratio voor alle opleidingen voldoet
aan de streefwaarde.
Opleiding Fte onderwijs Student/fte ratio
Aardrijkskunde 3,70 24
Geschiedenis 11,13 23
Economie 5,85 20
Pedagogiek 2,30 22
Nederlands 7,26 25
Engels 10,27 21
Duits 5,70 19
Frans 3,80 17
Natuurkunde/Scheikunde 4,50 16
Wiskunde 3,40 21
Biologie 5,03 20
• Van de onderwijsgevenden heeft 87% een vaste aanstelling. De overigen zijn in tijdelijke
dienst. Een flexibele schil van 10 à 15% ervaart ILS als voldoende.
• De gemiddelde leeftijd van de medewerkers is 46,9 jaar. De eerstvolgende vier jaar
zullen ongeveer 21 medewerkers de organisatie verlaten. In combinatie met de
groeiprognose van het aantal studenten verwacht ILS een wervingsbehoefte van circa 28
fte voor de periode 2009-2012.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 41/133
• De hogeschool hanteert de Hay-functie-indeling. Door de versterking van de masters en
onderzoekscomponent zal het aantal hoofddocenten toenemen ten opzichte van het
aantal docenten.
• Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat er sprake is van een hoge
werkdruk. De tevredenheid is sinds 2006 echter wel verbeterd. Ook in de gesprekken van
het panel komt de hoge werkdruk naar voren. Docenten vervullen een grote hoeveelheid
en diversiteit aan taken (vergelijk 3.3). Niettemin blijkt er in het docententeam een groot
enthousiasme voor het onderwijs. Er is een werkgroep in het leven geroepen om het
rollenportfolio van de medewerkers te analyseren en voorstellen te formuleren die
kunnen leiden tot verbeteringen op dit punt.
• Het ziekteverzuim bij ILS ligt hoger dan het streefmaximum van 5%. Door een aantal
maatregelen is het arbeidsgerelateerde verzuim inmiddels gedaald tot iets boven de 5%.
• Uit het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat de docenten voor studenten goed
bereikbaar zijn.
• Het panel is van oordeel dat de omvang van het personeelsbestand voldoende is voor
het verzorgen van de gewenste onderwijskwaliteit. De grote hoeveelheid aan taken van
docenten en de forse werkdruk waartoe dat leidt, vormt naar de mening van het panel
een bedreiging. Om die reden komt het tot het oordeel voldoende in plaats van goed. Het
feit dat het instituut inmiddels acties heeft ingezet om tot verbeteringen te komen geeft
het panel vertrouwen voor de toekomst.
Facet 3.3 Kwaliteit personeel
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
organisatorische realisatie van het programma.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Van de docenten heeft 74% een (academische) masteropleiding afgerond en 26% een
hbo-bacheloropleiding; 7% is gepromoveerd. 71% beschikt over een eerstegraads
bevoegdheid, van wie een deel ook een tweedegraads bevoegdheid heeft, en 37% over
een tweedegraads bevoegdheid (Rapportage Kwaliteitskaart 2009). Drie docenten
nemen deel aan een promotietraject, vier docenten voltooien binnenkort hun
masterstudie.
• Nieuwe medewerkers volgen een introductieprogramma, dat bestaat uit coaching,
intervisie en mentoring. Het programma wordt uitgevoerd door een team van ervaren
docenten. Nieuwe docenten krijgen 5% van de jaartaak om zich in te werken.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 42/133
• Het ILS heeft zijn professionaliseringsbeleid vastgelegd in het Strategisch
Personeelsbeleidsplan 2009-2010. Elke opleiding stelt elk jaar een
professionaliseringsplan op. In de jaartaak van de docent zijn uren voor
professionalisering opgenomen (10% van de aanstellingsomvang). Iedere medewerker
heeft een persoonlijk professionaliseringsbudget voor deskundigheidsbevordering naar
eigen inzicht en krijgt daarvoor 2,5% van zijn aanstellingsuren. De overige 7,5% wordt
ingevuld door de opleiding, bijvoorbeeld voor studieloopbaanbegeleiding, assessor of
opleider in de school. Deze scholing wordt vastgelegd in een jaarkalender. Een aantal
docenten wordt gefaciliteerd om zich te professionaliseren in het zelf verrichten van
toegepast onderzoek. Docenten uiten in het gesprek met het panel hun tevredenheid
over het scholingsbeleid van het instituut.
• In de onderwijsgevende functies van ILS wordt een steeds breder palet van
werkzaamheden van de medewerkers gevraagd. ILS onderscheidt vier kernrollen:
onderwijsuitvoerder, ontwikkelaar, studieloopbaanbegeleider en assessor. Daarnaast
wordt docenten gevraagd actief te zijn in minimaal één andere rol, zoals algemeen
begeleider in een school (abi), onderzoeker, coördinator, projectleider of trainer/adviseur.
Er is een project gestart om het beleid ten aanzien van de rollenportfolio’s aan te
scherpen. Daarin participeren docenten, directie, lectoren en P&O.
• ILS hanteert een jaarlijkse resultaat- en ontwikkelcyclus (R&O-cyclus). In het voorjaar
wordt het functioneren geëvalueerd en beoordeeld en worden afspraken gemaakt voor
het komend studiejaar. De resultaten van docentevaluaties worden meegenomen in de
resultaat- en ontwikkelcyclus. Docenten bevestigen deze werkwijze.
• Docenten werken in opleidingsteams samen ten aanzien van beroepstaken,
studieloopbaanbegeleiding en assessment. Teams stellen een teamontwikkelingsplan
(TOP) op en leggen daarover tenminste één keer per jaar verantwoording af aan de
directie van ILS. De individuele docent moet in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)
aangeven hoe hij bijdraagt aan de TOP-doelstellingen.
• De instituutsdirectie is verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit van het
personeel. Iedere docent ontvangt per periode de voor hem relevante
evaluatieresultaten. Daarop moet hij reflecteren en verbeterpunten formuleren.
• Evaluaties laten een positief tot zeer positief beeld zien van de kwaliteit van de docenten.
De inhoudelijke deskundigheid, de didactische kwaliteiten en de kennis van de
beroepspraktijk worden zeer gewaardeerd. De docenten zijn bovendien behulpzaam.
(Studenttevredenheidsonderzoek 2008, Onderwijsevaluaties 2008, Alumnionderzoek
2008, Klanttevredenheidsonderzoek 2008)
• Studenten geven in het gesprek met het panel te kennen dat ze tevreden zijn over de
kwaliteit van de docenten. De vakinhoudelijke deskundigheid vinden ze goed. De
didactische kwaliteiten zijn soms minder goed, in het algemeen echter wel voldoende.
Alumni zijn positief over de docentkwaliteit. Ook werkveldvertegenwoordigers uiten hun
tevredenheid. Zij noemen in het bijzonder de kwaliteit van de abi’s en die van de
docenten die betrokken zijn bij onderzoeksprojecten op scholen. Op beide terreinen
worden docenten merkbaar door de HAN geschoold.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 43/133
Onderwerp 4 Voorzieningen
Facet 4.1 Materiële voorzieningen
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criterium
- De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te
realiseren.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• ILS is gehuisvest in het Gymnasion aan de Heyendaalseweg in Nijmegen. Het gebouw
beschikt over goed ingerichte lokalen voor grotere en kleinere groepen. Daarnaast zijn er
spreekkamers voor individuele gesprekken of kleine groepen. De lokalen en
spreekkamers zijn voldoende geoutilleerd. Er zijn drie leslokalen met 20 PC’s en een
beamer. De opleiding Economie beschikt over een vaklokaal met 15 PC’s. De andere
opleidingsteams hebben de wens geuit om eveneens over een eigen vaklokaal te kunnen
beschikken.
• Elk cluster beschikt over werkruimten voor de docenten. Alle docenten hebben een vaste
werkplek. ILS heeft voor alle docenten een digitale werkruimte (e-place), die het mogelijk
maakt flexibel te werken.
• Docenten en studenten kunnen gebruik maken van een studielandschap, waar ze
boeken, tijdschriften, cd-roms en dergelijke kunnen raadplegen. Bovendien hebben ze
toegang tot circa 10.000 full text tijdschriften. Studenten hebben via het studielandschap
toegang tot onder andere Web of Science (verwijzing en internationale tijdschriften),
LexisNexis newsportal (online krantenarchief) en de HAN kennisbank
(publicatieomgeving voor de HAN en andere hogescholen). Het studielandschap heeft
tevens werkruimten voor groepjes studenten. Het is een aantal avonden per week
geopend voor deeltijdstudenten.
• Studenten kunnen ook terecht op de bibliotheek van de Radboud Universiteit (tegenover
het Gymnasion) en op de HAN-bibliotheek aan de Kapittelweg.
• De ratio computer/studenten is 1/13,5. Met ingang van 2008-2009 is in het
studielandschap draadloos netwerk beschikbaar.
• Het Bureau Extern ondersteunt bij de organisatie en planning van het werkplekleren en
bemiddelt bij de dienstverlening van ILS aan scholen (scholing, onderzoek en projecten).
• Voor studenten zijn acht videocamera’s beschikbaar. Het opgenomen materiaal kan in
het studielandschap worden omgezet in fragmenten die in het portfolio kunnen worden
geplaatst.
• De kwaliteit en beschikbaarheid van huisvesting valt onder de directe
verantwoordelijkheid van de directie ILS. De faculteitsdirectie sluit in overleg met de
instituutsdirectie dienstverleningsovereenkomsten af met het servicebedrijf.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 44/133
• Studenten oordelen volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 in het algemeen
positief, maar zijn kritisch over het aantal studie- en werkruimten (56%) en over de
beschikbaarheid van voldoende ICT-voorzieningen (51%). Deze kritiek wordt ook tijdens
het gesprek met het panel geuit. Studenten vinden dat er onvoldoende lokalen en studie-
en werkruimten zijn en dat de computers erg traag zijn.
• Docenten zijn volgens het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2008 tevreden over hun
werkplek (score 7,5; gestegen ten opzichte van voorgaande jaren). De roostering van
lokalen in timeslots heeft bijgedragen aan een betere beschikbaarheid. Er is sprake van
een algehele tevredenheid over de werkomstandigheden (eveneens gestegen ten
opzichte van voorgaande jaren).
• Het panel heeft zich een beeld gevormd van de kwaliteit van de voorzieningen en is van
mening dat deze in het algemeen van goede kwaliteit zijn. Een kanttekening wordt
geplaatst ten aanzien van de laboratoria voor natuur- en scheikunde en biologie. Deze
worden door de paneldeskundigen als mager bestempeld, maar wel voldoende.
Studenten noemen de lokalen toereikend, maar enigszins verouderd. Voor vaklaboratoria
kan worden uitgeweken naar de Hogere Laboratoriumopleiding.
• Het panel is van oordeel dat de voorzieningen toereikend zijn. De ontevredenheid van
studenten is voor het panel reden voor een voldoende in plaats van goed. Daar komt
voor de opleidingen natuur- en scheikunde en biologie de magere kwaliteit van de
laboratoria bij. Dat laatste is voor het panel echter geen reden voor een onvoldoende.
Facet 4.2 Studiebegeleiding
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criteria
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog
op de studievoortgang.
- De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte
van studenten.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Studieloopbaanbegeleiding is bij ILS een geïntegreerd onderdeel van de opleiding en
loopt als een rode draad door de studie. Het doel is de studenten te begeleiden op twee
niveaus: bij het verwerven van competenties en bij de studievoortgang, -aanpak en -
planning. Daarnaast is de studieloopbaanbegeleiding gericht op het signaleren van
deficiënties en de noodzaak van psychosociale begeleiding.
• De studieloopbaanbegeleiding richt zich tijdens de propedeuse op de vraag ‘wil en kan ik
leraar worden?’; tijdens de hoofdfase op de vraag ‘hoe wil ik mijn docentschap invullen?’;
en tijdens de eindfase op de vraag ‘wie ben ik als leraar?’. Het accent van de
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 45/133
studieloopbaanbegeleiding verschuift tijdens de studie van informatief en groepsgericht
naar individuele begeleiding in de laatste jaren.
• De studieloopbaanbegeleiding vindt op verschillende manieren plaats. Per jaar vinden er
minimaal drie individuele gesprekken plaats: een intakegesprek, een voortgangsgesprek
en een gesprek over de competentiebeoordeling. In groepsbijeenkomsten worden
gezamenlijke instructie en training gegeven en kunnen studenten van elkaar leren. Op
clusterniveau worden slb-informatiebijeenkomsten georganiseerd over onderwerpen die
voor grotere doelgroepen van belang zijn. Inhoud en tijdstip worden jaarlijks door de
directie en de clustercoördinatoren vastgesteld. In de propedeuse en in het vierde
studiejaar worden ILS-breed slb-trainingen georganiseerd. Studenten kunnen uit het slb-
trainingsaanbod kiezen. In de propedeusetraining (periode 1) wordt een
studievaardighedentest afgenomen en vindt een intakegesprek plaats met de
studieloopbaanbegeleider. De training in het vierde jaar biedt een oriëntatie op de
arbeidsmarkt.
• In de studieloopbaanbegeleiding wordt gewerkt met een drietal instrumenten: een
(digitaal) portfolio; een studiecontract met (standaard) leerroutes in HAN-SIS; en een
leerwerkplan. Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat
de instrumenten een goede functie vervullen en goed worden ingezet.
• In het SLB-kompas worden de taken van de studieloopbaanbegeleider, de senior
studieloopbaanbegeleider en van de projectgroep SLB beschreven. De
studieloopbaanbegeleider is het eerste aanspreekpunt voor de student en ondersteunt
hem bij het bewaken van zijn planning en studievoortgang. Daarnaast moet hij de minor
en het leerwerkplan goedkeuren en het studiecontract vaststellen. De senior
studieloopbaanbegeleider is het aanspreekpunt voor de studieloopbaanbegeleiders en
heeft in voorkomende gevallen overleg met de decaan. Hij neemt deel aan het overleg
met de projectgroep SLB. Deze projectgroep stuurt drie projecten aan:
professionalisering; implementatie en monitoring slb-beleid; en slb-trainingen.
• De clustercoördinatoren zijn verantwoordelijk voor de organisatie van de
studieloopbaanbegeleiding. De projectgroep SLB is verantwoordelijk voor de ontwikkeling
en advies op het gebied van studieloopbaanbegeleiding.
• Studenten worden tijdens het werkplekleren begeleid door een team dat bestaat uit een
schoolpracticum docent van de opleidingsschool en een docent van de ILS-opleiding.
Vanuit de opleiding is er een algemeen begeleider in een school (abi), die de contacten
met de school onderhoudt betreffende het werkplekleren. De opleiders in de school
worden door ILS geschoold. Het panel stelt op basis van de gesprekken en de
materiaalbestudering vast dat de begeleiding van het werkplekleren goed is
vormgegeven en goed wordt uitgevoerd.
• Uit evaluaties blijkt dat studenten (Studenttevredenheidsonderzoek 2008, Evaluatie
Implementatie HOF 2008) en afgestudeerden (Alumnionderzoek 2008) tevreden zijn over
de studieloopbaanbegeleiding. Studenten vinden echter niet dat
studieloopbaanbegeleiding gericht is op het verder ontwikkelen van zelfsturing. In de
gesprekken met het panel geven studenten en alumni blijk van tevredenheid over de
studieloopbaanbegeleiding.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 46/133
• De informatievoorziening voor studenten verloopt langs een aantal kanalen. In HAN-SIS
worden per periode en per studiejaar de resultaten van studenten vastgelegd. Op het
intranet (Insite ILS-HAN) zijn de onderwijs- en tentamenroosters opgenomen, de
opleidingswijzers en andere informatie per opleidingsfase. Van de elektronische
leeromgeving HAN scholar kunnen onder andere mededelingen en studiedocumenten
worden gedownload. Op de website van ILS staat algemene informatie over de
opleidingen. Er worden algemene informatiebijeenkomsten georganiseerd voor
studenten, bijvoorbeeld over de opzet van een komende periode of over het
werkplekleren. Voorts wordt informatie verspreid via de studieloopbaanbegeleiders en de
mail. Nagekeken toetsen en werkstukken worden via de postvakken teruggegeven.
• Volgens het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 vinden studenten dat les- en
tentamenroosters en roosterwijzigingen tijdig bekendgemaakt worden. Ze zijn eveneens
tevreden over de informatie over hun studievoortgang en over regels en procedures.
Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1 Evaluatie resultaten
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare
streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De visie op kwaliteitszorg en de verantwoordelijkheden van de actoren is verwoord in
Contouren Kwaliteitszorg ILS-HAN (2007). De operationalisering is beschreven in het
Operationeel Plan Kwaliteitszorg ILS-HAN (2008). Dat laatste wordt jaarlijks bijgesteld op
basis van de uitkomsten van evaluaties of nieuwe (landelijke) ontwikkelingen, zoals het
keurmerk voor opleidingsscholen. Op basis van het Operationeel Plan Kwaliteitszorg
wordt elk studiejaar een jaaragenda opgesteld. De resultaten van de kwaliteitszorgacties
worden beschreven in het Jaarverslag Kwaliteitszorg.
• Het Operationeel Plan Kwaliteitszorg bevat een overzicht van de geplande evaluaties.
Daarbij worden per evaluatie-instrument de actoren, doelen, procedures,
afnamefrequentie en verantwoordelijkheden vermeld. ILS hanteert de volgende
evaluatie-instrumenten: onderwijsevaluaties, docentevaluaties, evaluatie van minoren,
studenttevredenheidsonderzoek, medewerkerstevredenheidsonderzoek,
klanttevredenheidsonderzoek, evaluatie HOF, HBO-instroom Monitor, alumnionderzoek,
HBO-Monitor, exit-onderzoek, interne audits (EFQM) en de NVAO-quickscan.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 47/133
• ILS stelt jaarlijks de streefnormen vast in het Operationeel Plan Kwaliteitszorg. Daarbij
wordt rekening gehouden met de streefnormen binnen de HAN, de realiseerbaarheid van
streefnormen en het beleid van het ILS. Ze zijn mede gebaseerd op ervaringen uit het
verleden en op gesignaleerde trends. Bij resultaten onder de streefnorm wordt nader
onderzoek gedaan. Als ondergrens gaat ILS uit van: 6 op een tienpuntsschaal, 3 op een
vijfpuntsschaal en een percentage van 70.
• ILS heeft een beleidsmedewerker kwaliteitszorg (0,8 fte) en een juniormedewerker
kwaliteitszorg (0,4 fte). De beleidsmedewerker bereidt jaarlijks het Operationeel Plan
Kwaliteitszorg voor en is verantwoordelijk voor het voorbereiden, uitvoeren en analyseren
van evaluaties en zorgt voor rapportages. Eens per twee weken is er overleg tussen de
directie en de beleidsmedewerker kwaliteitszorg.
• De opleidingscommissie heeft adviesrecht ten aanzien van kwaliteitszorg. De
beleidsdocumenten en de resultaten en analyses van evaluaties worden door de directie
met de opleidingscommissie besproken.
• Als kwaliteitsgarantie is door ILS in samenwerking met een aantal opleidingsscholen het
‘keurmerk ILS en opleidingsscholen’ ontwikkeld.
• Een recente ontwikkeling is dat de onderwijsevaluaties het vertrekpunt vormen voor de
teamontwikkelingsplannen. Verder zijn de vragenlijsten voor het werkplekleren in het
studiejaar 2007-2008 aangepast in het licht van landelijke ontwikkelingen.
• Het panel heeft zich door documentstudie een beeld gevormd van het kwaliteitsbeleid en
de instrumenten. Het stelt vast dat het beleid goed op orde is en dat de instrumenten
adequaat zijn en met regelmaat worden ingezet.
Facet 5.2 Maatregelen tot verbetering
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criterium
- De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare
verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• De beleidsmedewerker kwaliteitszorg analyseert alle evaluatieresultaten en formuleert op
grond van vergelijking met de streefnormen aandachtspunten. Na overleg met de directie
worden de uitkomsten uitgezet naar de betrokkenen. Zonodig wordt nader onderzoek
gedaan. Alle evaluaties en analyses worden besproken met de opleidingscommissie. De
onderwijseenheden worden na elke periode geëvalueerd. Na periode drie is er een grote
onderwijsevaluatie om een totaaloverzicht te krijgen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 48/133
• In het Operationeel Plan Kwaliteitszorg staat beschreven volgens welke procedures
verbeteracties worden uitgevoerd. De uitkomsten van de onderwijsevaluaties worden
besproken in de opleidingsteams, studentberaden per opleiding en in de
opleidingscommissie. Daarnaast ontvangen studenten een nieuwsbrief
onderwijsevaluaties (op clusterniveau).
• Aan het eind van elk studiejaar worden de evaluaties samengevat in een jaarverslag
kwaliteitszorg. Deze verslagen geven concreet aan waar verbeteracties nodig zijn.
• De opleidingen zijn verantwoordelijk voor de actieplannen op basis van de evaluaties.
ILS constateert dat de act-fase van de pdca-cyclus nog kan worden verbeterd. Het
teamontwikkelplan moet hierin een belangrijke rol gaan spelen. De verbeterplannen
worden daarin opgenomen.
• Het panel stelt op basis van materiaalbestudering en gesprekken vast dat de uitkomsten
van evaluaties in het algemeen leiden tot verbeteringen. De belangrijkste verbeteracties
van de afgelopen jaren hadden betrekking op: het slb-beleid, het scb-beleid en het
formuleren van de vijfde beroepstaak.
• Naar aanleiding van de vorige visitatie heeft ILS duidelijke verbeteringen aangebracht.
De kritiekpunten hadden betrekking op de implementatie van de opleidingsvisie; de
inhoudelijke relevantie van en de samenhang in de onderwijsprogramma’s; de aansluiting
op de vooropleiding; de organisatiestructuur en de bedrijfsvoering; en de systematische
evaluatie en verbetering van de kwaliteit. Het panel stelt vast dat het instituut en de
opleidingen op deze punten aanzienlijke vorderingen hebben gemaakt.
• Op grond van de constatering dat de act-fase van de pdca-cyclus nog kan worden
verbeterd komt het panel tot het oordeel voldoende in plaats van goed.
Facet 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten,
alumni en het beroepenveld
Nederlands Goed Aardrijkskunde Goed Wiskunde Goed
Frans Goed Geschiedenis Goed Natuurkunde Goed
Duits Goed Economie Goed Scheikunde Goed
Engels Goed Pedagogiek Goed Biologie Goed
Criterium
- Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend
beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• Studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken via de evaluaties (vergelijk 5.1) en via
de studentenberaden per opleiding. Voorts overleggen zij regelmatig met de directie ILS
via de opleidingscommissie. Evaluatieresultaten worden naar hen teruggekoppeld via
nieuwsbrieven per cluster. De belangrijkste uitkomsten worden in de
opleidingscommissie besproken.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 49/133
• Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken via het jaarlijkse
klanttevredenheidsonderzoek, de werkveldadviesraad, het ab-systeem (algemene
begeleiders van ILS op de scholen) en een aantal vakdidactische netwerken. De
werkveldadviesraad is samengesteld uit directieleden van scholen vo uit de regio
Arnhem/Nijmegen. Ze brengt vier maal per jaar (gevraagd en ongevraagd) advies uit
over zaken op strategisch/tactisch en soms op operationeel niveau. In het gesprek met
het panel geven leden van de werkveldadviesraad aan dat de raad door ILS goed bij het
onderwijs en de kwaliteit daarvan wordt betrokken. Op een jaarlijkse bijeenkomst van de
ab-teams vindt een evaluatie plaats. Daarnaast wordt het functioneren van de ab-teams
jaarlijks schriftelijk geëvalueerd. De resultaten van evaluaties worden teruggekoppeld via
het ILS-informatiebulletin ‘Agora’, dat onder alle opleidingsscholen en docenten wordt
verspreid.
• Medewerkers worden schriftelijk bevraagd via het jaarlijkse
medewerkerstevredenheidsonderzoek. Ieder opleidingsteam evalueert minstens één
keer per jaar het aangeboden onderwijs, mede aan de hand van de onderwijsevaluaties.
Persoonlijke evaluatiescores worden met de directie besproken. Onderzoeken onder
studenten, alumni en werkveld worden besproken in de clusteroverleggen.
• Alumni worden jaarlijks bevraagd via de HBO-Monitor en driejaarlijks via eigen
alumnionderzoek van ILS. In 2008-2009 is een ILS-alumnidag georganiseerd.
• ILS organiseert sinds twee jaar voor alle ouders van eerstejaars studenten een
ouderavond. Daarmee wordt beoogd met ouders te communiceren over de
opleidingsvisie en de mogelijkheid te bieden voor direct contact tussen ouders en
docenten. Dit jaar wordt tevens een ouderavond voor allochtone ouders georganiseerd.
• Studenten geven in het Studenttevredenheidsonderzoek 2008 aan dat het onderwijs
voldoende wordt geëvalueerd, maar dat zij weinig inzicht hebben in de acties naar
aanleiding van de evaluaties. Naar aanleiding daarvan worden zij sinds het eind van
2007-2008 via nieuwsbrieven op de hoogte gebracht van de uitkomsten van
onderwijsevaluaties. Na elke periode wordt per opleiding een studentenberaad
georganiseerd waarin de evaluatieresultaten van de voorgaande periode worden
besproken. Uit het Medewerkerstevredenheidsonderzoek 2008 blijkt voldoende
betrokkenheid van de medewerkers.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 50/133
Onderwerp 6 Resultaten
Facet 6.1 Gerealiseerd niveau
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criterium
- De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde
eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
(Zie voor een nadere onderbouwing per opleiding deel C van dit rapport)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• In de eindfase van de studie functioneert de student als leraar in opleiding (lio) (30 EC),
voert hij een afstudeeronderzoek uit (15 EC) en werkt hij aan de afronding van de
vakverdieping (15 EC). Alle onderdelen worden met een SCB afgesloten, waarbij de
student in een integraal assessment laat zien dat hij startbekwaam is. Studenten moeten
aantonen dat zij de zeven competenties op niveau drie beheersen.
• De lio verricht taken die een beginnend docent op school verricht, onder begeleiding ‘op
afstand’ van de schoolpracticumdocent. De student legt een dossier ‘startbekwaam’ aan.
Aan het eind van de stage beoordeelt de schoolpracticumdocent samen met het ab-team
de competentieontwikkeling van de student tijdens de stage. Het panel heeft van alle
opleidingen een aantal dossiers startbekwaam ingezien en is positief over de kwaliteit
daarvan. Studenten tonen voor alle competenties aan dat ze het hbo-bachelorniveau
hebben behaald. Uit de dossiers blijkt dat de studenten goed toegerust zijn voor het
beroep van leraar.
• Het afstudeeronderzoek heeft betrekking op een onderwerp op het gebied van het vak,
van de vakdidactiek of van de onderwijskunde (vergelijk 2.1). Het onderwerp sluit bij
voorkeur aan bij een thema dat leeft in de schoolorganisatie. Het doel is dat de student
zich bewust wordt van zijn handelen in de praktijk en de onderwijspraktijk vanuit
meerdere perspectieven bekijkt. Belangrijk is het verzamelen en analyseren van
informatie. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van vakliteratuur, schriftelijke bronnen binnen
en buiten de school, gesprekken met collega’s en leerlingen, observaties en eigen
ervaringen. Elke student krijgt vanuit de opleiding een onderzoeksbegeleider. Vanaf
2007-2008 hebben studenten de mogelijkheid hun onderzoek uit te voeren op een
(academische) opleidingsschool, waarbij het onderzoek wordt gekoppeld aan
schoolinnovaties.
Het panel heeft van alle opleidingen een aantal afstudeeronderzoeken ingezien (3 à 7
per opleiding). Het stelt vast dat deze in het algemeen voldoen aan het bachelorniveau.
Bij een aantal opleidingen (vergelijk deel C) is de kwaliteit wisselend, met name waar het
de methodologische kwaliteit en de literatuurverwijzingen betreft. Op dat punt is in de
afstudeeronderzoeken van 2009 verbetering te zien ten opzichte van de voorgaande
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 51/133
jaren. Daarin laat zich naar de indruk van het panel de toegenomen aandacht binnen ILS
voor de onderzoekscomponent in het curriculum zien (vergelijk 2.1).
• De vakinhoudelijke en vakdidactische competentieontwikkeling wordt in de
onderwijseenheden in de eindfase afgerond. Hierbij kunnen specifieke vragen van
studenten aan bod komen, zoals het uitdiepen van ervaringen en theoretische
onderbouwing. De vorm waarin de onderwijseenheden in de verschillende opleidingen
worden aangeboden is divers: individuele leerwerktaken, groepsbijeenkomsten of
supervisie in kleinere groepen.
De wijze waarop de vakinhoudelijke en vakdidactische competentieontwikkeling wordt
beoordeeld is per opleiding verschillend. Iedere opleiding maakt hierin haar eigen
keuzen, passend bij het programma.
• Door het werkveld een prominente rol te geven bij de begeleiding en beoordeling van het
werkplekleren waarborgt ILS dat afgestudeerden startbekwaam zijn vanuit het
perspectief van het werkveld waarvoor wordt opgeleid. De objectiviteit wordt
gewaarborgd doordat twee onafhankelijke assessoren de beoordeling uitvoeren en
doordat alle assessoren dezelfde criteria en procedures hanteren.
• Uit het Klanttevredenheidsonderzoek 2008 blijkt dat volgens het werkveld
afgestudeerden alle competenties in voldoende mate beheersen, dat zij voldoende
kennis en inzicht hebben in het vakgebied en in recente ontwikkelingen. Het werkveld
neemt graag afgestudeerden van ILS in dienst en is tevreden over de kwaliteit die ILS
levert. Uit het Alumnionderzoek 2008 komt naar voren dat alumni de opleiding ervaren
als relevant voor hun functioneren in de beroepspraktijk.
• Vertegenwoordigers uit het werkveld geven in het gesprek met het panel blijk van hun
tevredenheid over de kwaliteit van de afgestudeerden. De competenties van de
afgestudeerden sluiten goed aan op de beroepspraktijk. Ze zijn goed in staat als leraar te
functioneren. Ze beschikken over goede kennis van de vakinhoud en het vermogen tot
zelfreflectie is goed ontwikkeld.
• Alumni vertellen het panel dat ze zeer tevreden zijn over de beroepsvaardigheden als
leraar. Ze voelen zich goed toegerust op het gebied van de activerende didactiek en
vervullen naar hun gevoel op dat gebied een voorloperrol in de scholen. Ook over het
niveau van de vakinhoud zijn ze goed te spreken. Voor Nederlands en Geschiedenis
geldt dat in voldoende mate.
• Het panel is van oordeel dat de beoogde eindkwalificaties door de opleidingen worden
gerealiseerd. Vertegenwoordigers uit het werkveld en alumni laten zich positief uit over
de opleidingen en over het niveau van de afgestudeerden. Het panel is goed te spreken
over de kwaliteit van de dossiers startbekwaam. Deze laten zien dat de studenten van
alle opleidingen goed worden voorbereid op het beroep van leraar. Uit het curriculum en
uit werkstukken van studenten blijkt dat de vakinhoud en vakdidactiek in voldoende mate
aan bod komen en goed met elkaar in verband worden gebracht. Het panel plaatst een
kanttekening bij de kwaliteit van de afstudeeronderzoeken. Deze is in een aantal gevallen
wisselend (zie de behandeling per cluster/opleiding). Het panel ziet op dit punt echter een
positieve ontwikkeling in de afstudeeronderzoeken van 2009 ten opzichte van die van
eerdere jaren. De kanttekening ten aanzien van de afstudeeronderzoeken is voor het
panel reden voor het oordeel voldoende in plaats van goed.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 52/133
Facet 6.2 Onderwijsrendement
Nederlands Voldoende Aardrijkskunde Voldoende Wiskunde Voldoende
Frans Voldoende Geschiedenis Voldoende Natuurkunde Voldoende
Duits Voldoende Economie Voldoende Scheikunde Voldoende
Engels Voldoende Pedagogiek Voldoende Biologie Voldoende
Criteria
- Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante
andere opleidingen.
- Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd:
• ILS heeft in zijn Rendementsbeleidsplan de streefcijfers voor de jaren 2007 tot en met
2012 geformuleerd voor het propedeuserendement (na 2 jaar) en het
hoofdfaserendement. Het streefcijfer voor het propedeuserendement loopt op van 42,6%
in 2007 naar 60% in 2012. Het streven voor het hoofdfaserendement1 stijgt van 52% in
2007 naar 90% in 2012. Deze cijfers gelden voor de opleiding als geheel, dus voor de
voltijd- en de deeltijdvariant samen. Het instituut geeft er daarmee blijk van een gericht
beleid te voeren om het rendement te verbeteren.
• Om tot een reële beoordeling van de gerealiseerde rendementen te komen neemt ILS de
streefcijfers voor 2007 als referentiepunt. Het panel vindt dit realistisch voor de cohorten
waarvan de gerealiseerde rendementen bekend zijn.
• Het propedeuserendement na twee jaar is voor de cohorten 2001 tot 2006 ILS-breed
gestegen van 32% naar 51%. Het voldoet daarmee aan het streefrendement.
• Het hoofdfaserendement na vier jaar varieert ILS-breed voor de cohorten 2001 tot 2004
van 75% tot 77%. Daarmee wordt het streefcijfer van 52% gehaald.
• ILS heeft in het zelfevaluatierapport de gerealiseerde opleidingsrendementen na vijf jaar
voor de voltijd vergeleken met het landelijk gemiddelde. Voor de cohorten 2001 en 2002
zijn die voor ILS lager dan het landelijk gemiddelde, respectievelijk 36% (landelijk 48%)
en 43% (landelijk 49%).
• De opleiding is van mening dat het studierendement van de opleidingen verbetering
behoeft (Rendementsbeleidsplan). Het probleem wordt volgens ILS voor een belangrijk
deel veroorzaakt doordat studenten voor de afronding van hun studie worden
‘weggekocht’ door scholen voortgezet onderwijs. ILS voert verbeteracties uit om de
rendementen te optimaliseren.
Acties met betrekking tot de verbetering van het propedeuserendement voltijd:
- intensivering van het contactonderwijs
- intensivering van de studieloopbaanbegeleiding
- voeren van intakegesprekken met studenten afkomstig van ROC’s met een
deficiëntie op taal- of rekengebied.
1 Hoofdfaserendement is gedefinieerd als: het percentage van de hoofdfasecohort (het aantal studenten dat op
1 oktober van het studiejaar staat ingeschreven in de postpropedeutische fase) dat vóór het eind van het studiejaar een einddiploma heeft behaald.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 53/133
Acties met betrekking tot de verbetering van het hoofdfaserendement voltijd:
- intensivering van de studieloopbaanbegeleiding
- het onderwijs meer flexibel inrichten
- met het afnemend scholenveld afspraken maken over het voortijdig in dienst nemen
van (onbevoegde) studenten.
Acties met betrekking tot de verbetering van het opleidingsrendement deeltijd:
- intensivering van de studieloopbaanbegeleiding
- invoeren van EVC- en instroomassessments
- het onderwijs meer flexibel inrichten
- met het afnemend scholenveld afspraken maken over het voortijdig in dienst nemen
van (onbevoegde) studenten en over de omvang van het eventuele dienstverband.
• Het panel heeft naast de ILS-brede gegevens tevens cijfers voor de afzonderlijke
opleidingen opgevraagd. Daaruit blijkt dat het streefcijfer 2007 voor het
propedeuserendement voor cohort 2005 van de voltijdopleidingen in het algemeen wordt
gehaald, behalve voor de opleiding Geschiedenis. Het hoofdfaserendement na vier jaar
voor cohort 2003 van de voltijdopleidingen voldoet voor de opleiding Economie niet aan
het streefcijfer voor 2007, voor de overige opleidingen wel.
• Het streefcijfer 2007 voor het hoofdfaserendement voor cohort 2004 van de
deeltijdopleidingen voldoet voor vier opleidingen: Aardrijkskunde, Frans, Natuurkunde en
Scheikunde. Opgemerkt moet worden dat de percentages als gevolg van kleine aantallen
studenten veelal een onbetrouwbaar beeld geven.
• Het panel stelt met ILS vast dat de rendementen niet hoog zijn. ILS voert een gericht
verbeterbeleid om de rendementen te optimaliseren. Dat blijkt allereerst uit de wijze
waarop de streefcijfers voor de periode 2007 tot 2012 zijn geformuleerd. Het instituut
heeft tevens een reeks vertrouwenwekkende verbeteracties in gang gezet. Deze
afwegingen zijn voor het panel reden voor het oordeel voldoende op het facet.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 54/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 55/133
Deel C: Nadere onderbouwing van opleidingsspecifieke facetten
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 56/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 57/133
Cluster Talen
Facet 2.1: Eisen HBO
De afgelopen jaren is het talenonderwijs in Nederland in het voortgezet onderwijs en in het
middelbaar beroepsonderwijs veranderd van kennis over de taal naar kennis in de taal. De 5
vaardigheden zoals beschreven in het Europees Referentiekader zijn centraal komen staan:
spreek-, luister-, schrijf-, gespreks- en leesvaardigheid. Dit heeft tot gevolg dat voor
Nederlands en de moderne vreemde talen (MVT) het deelvaardighedenonderwijs plaats
heeft gemaakt voor communicatief taalonderwijs waarbij een verschuiving heeft
plaatsgevonden van taal leren naar taal leren gebruiken. Deze ontwikkeling is in de
lerarenopleiding voor de talen vertaald in het curriculum.
De opleidingsteams houden het opleidingsprogramma en de literatuurlijst actueel door te
participeren in nationale en internationale samenwerkingsverbanden. In het overleg met de
docenten tijdens het bezoek is hier meerdere malen naar verwezen.
Ondanks dat het de opzet is dat alle studenten tijdens het Werkplekleren kennis maken met
verschillende schooltypen en een diversiteit aan onderwijsconcepten, blijkt uit gesprekken
met studenten dat niet in alle gevallen hieraan wordt voldaan; er zijn studenten die meerdere
malen naar hetzelfde schooltype zijn geweest.
Gedurende de periode dat het werkplekleren plaatsvindt, wordt voortdurend gereflecteerd
(naar de mening van de studenten soms wel te veel). In het eerste jaar is dat veelal
gestuurd, afnemend naar het vierde jaar, waar zelfstandig gereflecteerd wordt via het
zogenoemde COLlen (Collegiaal Ondersteunend Leren).
Tijdens de studie voert de student verschillende vormen van onderzoek uit. In de
propedeuse een eenvoudig taalonderzoek, een bronnenonderzoek literatuur en een
onderzoek naar kenmerken van adolescenten. In de hoofdfase volgt een onderzoek naar
actuele ontwikkelingen in het onderwijs. In de eindfase sluit de student de studie af met een
vakdidactisch onderzoek.
Nederlands
Docenten van de opleiding Nederlands participeren onder meer in Leoned: Lerarenopleiders
Nederlands en Diversiteit. Het panel heeft zich ervan overtuigd dat de vakliteratuur up-to-
date en representatief/relevant voor Nederlands is.
Het panel heeft vastgesteld dat de contacten met de beroepspraktijk in orde zijn, zoals ook is
gebleken uit gesprekken met de studenten. Ook zijn de studenten tevreden over de
aandacht voor beroepsvaardigheden. Over de begeleiding door docenten zijn de studenten
zeer te spreken. Volgens hen werken docenten hard, hetgeen tijdens de studentgesprekken
duidelijk naar voren kwam.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 58/133
Het panel is van mening dat de onderzoekjes zoals uitgevoerd in het kader van het vierde
jaar, niet zijnde de afstudeeropdracht, een nogal rudimentair karakter hebben. Docenten
zouden studenten vanaf het eerste jaar meer moeten begeleiden bij het doen van
voorgestructureerd eenvoudig onderzoek en bij het trekken van conclusies op basis van
verzameld materiaal. Hoe de student onderzoeksvaardigheden aangeleerd krijgt, is niet
duidelijk geworden.
Engels
Docenten van de opleiding Engels participeren in een netwerk van scholen die gebruik
maken van Content and Language Integrated Learning (CLIL) ter ondersteuning van
studenten bij hun internationale oriëntatie en Engelstalig onderwijs. De docenten zijn tevens
lid van de International Association of Teachers of English as a Foreign Language (IATEFL).
De vakgroep is vertegenwoordigd in het CARN Nederland netwerk en was ook betrokken bij
de oprichting van CARN Nederland.
Het panel heeft vastgesteld dat docenten gebruik maken van actuele literatuur. De contacten
met de beroepspraktijk zijn over het algemeen in orde.
De opleiding beschikt over een buitenland programma. Tweedejaars studenten maken een
studiereis naar Groot Brittannië. In het derde jaar volgen alle studenten verplicht een
buitenlandse minor of stage in een Engelssprekend land. Het panel is van mening dat bij
sommige vakinhoudelijke onderwijseenheden inhoudelijk nog meer op de
beroepsvoorbereiding zou moeten worden ingespeeld.
De onderzoekslijn die uitgezet is, is nog niet volledig in werking. De onderzoekjes van nu
over taal, omgaan met bronnen, actuele ontwikkelingen in het onderwijs et cetera zijn niet
geheel systematisch uitgevoerd. De docenten zijn enthousiast over de nieuwe
onderzoeksaanpak en op papier lijkt het een verbetering. De opleiding is in een transitiefase
en dat zal ook volgend jaar het geval zijn.
Duits
Docenten van de opleiding Duits participeren in projecten van het Europees platform en in
internationale uitwisselingsprojecten. Docenten Duits zijn landelijk georganiseerd in de VLOD
(Vereniging van lerarenopleiders Duits).
Het panel vindt het niveau van de gebruikte vakliteratuur dat van het hbo, maar is van
mening dat een hoger niveau zou kunnen worden nagestreefd. Dit geldt ook voor de
hoeveelheid, de breedte en de actualiteit van deze vakliteratuur.
De opleiding Duits integreert zoveel mogelijk aspecten van ‘Leven in Duitsland’ in het
programma. Er is een uitgebreid excursieprogramma en een verplicht buitenlandverblijf.
De onderwijspraktijk in de scholen krijgt ook in de vakinhoudelijke cursussen aandacht.
Integratie van vakdidactiek en vakinhoud wordt nagestreefd. Wat de beroepscomponent
betreft liggen de resultaten van de opleiding Duits volgens het panel op hbo-niveau.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 59/133
Bij het panel bestaat de indruk dat er gewerkt wordt aan een onderzoekende houding van de
studenten, maar niet erg systematisch en gestructureerd. Met de invoering van een
helderder onderzoekslijn zal dat worden versterkt.
Frans
Docenten van de opleiding Frans participeren onder meer in de CARN (een mondiaal
opererende organisatie die zich richt op onderzoek van eigen onderwijspraktijk), de
vereniging van lerarenopleiders Frans, en nemen deel aan de activiteiten van de Vereniging
van Leraren in Levende Talen (sectie Frans).
Het panel heeft vastgesteld dat de vakliteratuur up-to-date is, relevant voor het domein en
beroep, het is zowel van Nederlands als van Frans origine. Het studiemateriaal is duidelijk
ontleend aan de beroepspraktijk, zowel vakinhoudelijk als qua didactiek. Ook wat betreft de
actuele ontwikkelingen wordt ingespeeld op de laatste ontwikkelingen in het onderwijs
algemeen en op het gebied van didactiek; dit vindt plaats via losbladige uitreiking, niet in de
vorm van een syllabus en staat als zodanig ook niet opgenomen in de literatuurlijst.
In het eerste en tweede jaar nemen de studenten deel aan een uitwisselingsproject met een
hogeschool in België. In het eerste jaar gaan de studenten naar Mons, in het tweede jaar
ontvangen de studenten hun Belgische collega’s. In het derde jaar verblijven de studenten
voor hun minor gedurende 12 weken in een Franstalig land. Het panel heeft vast kunnen
stellen dat de contacten met de beroepspraktijk op allerlei manieren tot stand komen: via
werkplekleren en het uitvoeren van opdrachten in die praktijk. De studenten kunnen zowel op
het instituut als via het werkplekleren werken aan hun beroepsvaardigheden.
Het doen van onderzoek is momenteel sterk in ontwikkeling: het contact met onderzoek was
met name impliciet, op een enkele plek explicieter, met name in de afstudeeropdracht. De
opleiding is nu bezig om een expliciete onderzoekslijn vanaf het eerste jaar uit te werken, en
deze vanaf cursusjaar 2009-2010 te implementeren.
Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering vast dat voor alle opleidingen in het cluster
Talen geldt dat de kennisbasis het uitgangspunt voor het programma van de opleiding is.
Centraal in deze kennisbasis staat het leren communiceren en daarmee het leren luisteren,
spreken, gesprekken voeren, lezen en schrijven, alsmede de kennis die nodig is om
leerlingen in die vaardigheden te kunnen trainen.
Voor de opleidingen Engels, Frans en Duits zijn doelen gesteld met betrekking tot de te
behalen niveaus van doeltaalbeheersing in termen van het Common European Framework
of Reference for Languages (het Europees Referentiekader, afgekort ERK). Aan de nadere
specificatie en concretisering van die niveaus en de ontwikkeling en nationale afstemming
van bijbehorende toets- en beoordelingsinstrumenten wordt gewerkt, o.a. door docenten van
deze opleidingen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 60/133
De opleidingsprogramma’s dekken de eindkwalificaties. In de studiegidsen staan alle
programma-onderdelen duidelijk beschreven in de onderwijseenheden, gekoppeld aan de
eindkwalificaties. Het bereiken van de beroepscompetenties wordt voldoende bewaakt in het
digitale portfolio en het dossier startbekwaam.
Nederlands
Bij Nederlands ontwikkelen studenten algemene taalvaardigheden als analyseren en
interpreteren van mondelinge en schriftelijke taaluitingen, communiceren, presenteren,
plannen en reflecteren. Daarnaast is er aandacht voor culturele en esthetische aspecten.
Het panel heeft vastgesteld dat het niveau bachelor Europees Referentiekader C2 is.
Engels
Voor de opleiding Engels geldt C1 als eindniveau (ERK). De studenten worden hiervoor
getoetst aan het einde van het derde leerjaar na terugkeer van het verplichte
buitenlandverblijf. De doeltaal wordt als voertaal gehanteerd binnen de opleiding.
Vanaf studiejaar 2009-2010 kunnen alle studenten zich naast hun reguliere programma
bekwamen voor het tweetalig onderwijs.
Duits
Voor de opleiding Duits geldt voor de taalvaardigheid van de studenten C1 als eindniveau
(ERK). De studenten worden hiervoor getoetst aan het einde van het derde leerjaar na
terugkeer van het verplichte buitenlandverblijf.
Frans
Voor de opleiding Frans geldt B2 als eindniveau (ERK). De studenten worden hiervoor
getoetst aan het einde van het derde leerjaar na terugkeer van het verplichte
buitenlandverblijf.
Facet 2.3: Samenhang in het programma
Verticale samenhang in het programma is aangebracht in alle drie de niveaus: propedeuse,
hoofdfase, eindfase. Deze niveaus zijn gedefinieerd aan de hand van de mate van
zelfstandigheid, complexiteit en volledigheid van handelen.
Tijdens het werkplekleren wordt de theorie in praktijk gebracht. Het panel heeft van de
studenten vernomen dat zij ervaren dat datgene wat zij op het instituut leren aansluit op
datgene wat in de school in praktijk gebracht wordt.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 61/133
Nederlands
In de propedeuse krijgt de student te maken met taal in relatie tot normen (taal- en
spellingsveranderingen), identiteit (taalvariatie, taalvaardigheid), beroep, verbeelding en
verwerving. In de hoofdfase wordt de kennisbasis verbreed naar onderdelen van taal in
relatie tot didactiek, meertaligheid en zorg.
Tijdens de lio-stage vinden zogenaamde terugkomdagen plaats, waar studenten zelfstandig
reflecteren via COL. Daarnaast vinden op deze dagen themabijeenkomsten op deze dagen
plaats waar studenten door middel van vraaggericht onderwijs verdieping wordt aangeboden.
Studenten merken in het gesprek met het panel op dat zij tijdens deze terugkomdagen ook
meer verdieping aangeboden zouden willen krijgen op het zelfstandig functioneren tijdens
het werkplekleren.
Het panel heeft vastgesteld dat de koppeling tussen vakinhoud en vakdidactisch handelen
op zichzelf voldoende is, maar tevens dat deze zou kunnen worden versterkt als meer
nadrukkelijk, vooral ook in de leerjaren drie en vier, nagegaan zou worden in hoeverre
vakinhoudelijke competenties ook daadwerkelijk worden aangeboord bij het ontwerpen en
uitvoeren van lesinhouden. Voor een bepaalde groep studenten zou een aanbodgerichte
verplichte herhaling gewenst zijn.
Vakinhouden komen aanbodgericht voor in de leerjaren 1 en 2. Uit gesprekken met
studenten maakt het panel op dat enige aanvulling of eventueel verschuiving naar leerjaar 3
gewenst lijkt. In de praktijk stuiten studenten in het derde en vierde jaar nogal eens op
vakinhoudelijke lacunes.
Engels, Duits en Frans
De inhouden van het onderwijs MVT zijn op elkaar afgestemd en er zijn leerlijnen voor het
programma ontwikkeld die verwerkt zijn in de onderwijseenheden. De vakinhoudelijke en
vakdidactische samenhang in het programma is gebaseerd op de leerlijnen:
Taalverwervingsleerlijn; Taalbeschouwingsleerlijn; Leerlijn Cultuur & Literatuur;
Beroepsleerlijn en Werkplekleren.
Tijdens het gesprek dat het panel met de docenten had, bleek dat er duidelijk sprake is van
een goede samenwerking tussen de opleidingen Duits en Frans. Een nauwere
samenwerking met Engels op het punt van programmavergelijking kan tot nog meer
uitwisseling van expertise leiden. Aandacht verdient ook afstemming van de programma’s
van de drie moderne talen op dat van Nederlands, vooral met het doel om de studenten
moderne vreemde talen beter te informeren over wat leerlingen in het werkveld binnen het
moedertaalonderwijs leren. Nederlands en Engels, beide verplichte vakken in het grootste
deel van het werkveld, kunnen meer met elkaar samenwerken, ook omdat Engels in
Nederland een tweede taal aan het worden is.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 62/133
Engels
De verticale lijn in de opleiding is gewaarborgd in jaar 1 en 2 door het continu aanbieden van
language skills, linguistics, cultuur, literatuur en professionele studies, waarbij vele aspecten
van de kennisbasis terugkomen.
De samenhang tussen theorie en praktijk is in orde. In de lio-stage wordt de samenhang
tussen theorie en praktijk bevorderd door de thema’s van de terugkomdagen te koppelen
aan opdrachten in de praktijk. Wel is de theorie soms beperkt (weinig literatuur bijvoorbeeld)
en zijn de opdrachten beperkt en niet helemaal wetenschappelijk of systematisch uitgevoerd;
maar zij zijn wel relevant voor de beroepspraktijk tot tevredenheid van een aantal scholen.
De studenten krijgen een goede basis voor wat betreft taalvaardigheid en worden zeker
aangemoedigd om Engels in de les als voertaal te gebruiken. Het vele literatuuronderwijs
kan worden gerechtvaardigd door het niet alleen te zien als het doorgeven van kennis van
cultuur maar ook om taalvaardigheid te beoefenen op een motiverende manier. Er is
inhoudelijke samenhang in het programma.
Duits
Het programma vertoont een goede samenhang, binnen de kaders van het algemene ILS-
model van een accent op vakinhoud in de eerste twee jaren en op de beroepsaspecten in de
volgende twee.
De opleiding Duits brengt ook in het overwegend vakinhoudelijk gerichte programma van de
eerste twee jaren veel elementen in die de studenten confronteren met en bewust maken
van de beroepspraktijk. In de overige jaren komt in toenemende mate de schoolpraktijk naar
de voorgrond. De ontwikkeling van de taalvaardigheid blijft aandacht vragen door de
eindtoetsing op C1-niveau.
In de voltijdopleiding wordt een integratie van vakdidactische en algemeen onderwijskundige
elementen gerealiseerd. In de deeltijdopleiding behoeft deze integratie van vakdidactiek en
onderwijskunde extra aandacht.
De beroepsvaardigheden krijgen veel aandacht. Het programma vertoont een duidelijke
opbouw met o.a. een toenemend beroep op door de student zelf te sturen leerprocessen.
Binnen de leerlijnen taalbeschouwing en taalbeheersing moet blijvend gezocht worden naar
een goed evenwicht tussen enerzijds theoretische taalkundige en grammaticale kennis en
inzichten en anderzijds de praktische toepassing ervan in het eigen doeltaalgebruik van de
studenten, met expliciete aandacht voor de problemen van de transfer tussen theorie,
gerichte oefening en communicatieve praktijk.
Frans
Het programma vertoont een goede samenhang, binnen de kaders van het algemene ILS-
model van een accent op vakinhoud in de eerste twee jaren en op de beroepsaspecten in de
volgende twee. Het panel heeft de inhoudelijke samenhang aangetroffen.
Het panel heeft vastgesteld dat de samenhang tussen theorie en praktijk in orde is. Tijdens
de instituutsonderdelen wordt regelmatig de relatie tussen theorie en praktijk gelegd,
bijvoorbeeld via taalverwervingscolleges en via reflectieverslagen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 63/133
Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen
Studenten leren manieren aan waarop zij zelf de via hun studie gekozen MVT aanleren en
leren of hun eigen aanpak effectief is en welke alternatieven er zijn. Studenten ondervinden
zo aan den lijve wat het beste toepasbaar is in de beroepspraktijk. De opleiding streeft
ernaar dat de studenten zich een uitgebreid (vak)didactisch repertoire eigen maken onder
het motto ‘practice what you preach’.
Tijdens de terugkomdagen wordt hierop steeds gereflecteerd, zodat studenten zelf ook
weten waar ze aan moeten werken, hetzij aan de vakinhoud, hetzij aan de vakdidactiek.
Tijdens het gesprek met de studenten kwam dit ook duidelijk naar voren.
Nederlands
Bij de opleiding Nederlands wordt in voldoende mate gebruik gemaakt van gevarieerde
werkvormen, waarbij ook ouderejaars worden ingezet. Dat het onderdeel drama een
prominente positie inneemt acht het panel waardevol.
Ook wordt voldoende gebruik gemaakt van ICT.
Engels
Veel aandacht wordt geschonken aan uitbreiding van het didactisch repertoire. Studenten
leren veel van opdrachten zelf uitvoeren, zelf ervaren; presentaties, minilessen,
samenstellen portfolio, et cetera. De docenten expliciteren in hun colleges de gebruikte
methodieken en geven mogelijkheden aan voor de beroepspraktijk.
In de studiegids is de werkwijze vaag en er moet goed gekeken worden naar de werkwijzers,
handouts en readers om de werkvormen helder te krijgen.
Duits
Het panel heeft vastgesteld dat in de werkvormen en ICT-gebruik de opleiding Duits een
scala van activiteiten realiseert die recht doen aan de verschillende inhouden en aan de
toekomstige beroepspraktijk; deze werkvormen houden rekening met de talenten van
studenten. De studenten maken zich door oefeningen binnen vaardighedenonderwijs het
Duits van die oefeningen eigen en verwerven vaardigheidsstrategieën.
De samenwerking met de opleiding Frans levert gunstige resultaten op. De synergie kan
versterkt worden door meer samenwerking met Engels.
Frans
Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding gebruik maakt van diverse werkvormen en het
principe van ‘teach what you preach’ waarmaakt. Studenten verzorgen tijdens de lessen bij
literatuur- en cultuuronderwijs voor mede-studenten presentaties en oefenen het geven van
lessen op bijvoorbeeld een middelbare school. Bij grammaticacolleges bijvoorbeeld leggen
de studenten aan elkaar de grammatica uit. Bij vakdidactiek voeren de studenten minilessen
uit waarin ze allerlei vaardigheden oefenen die relevant zijn voor de lespraktijk. Veel
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 64/133
oefenvormen komen aan de orde bij de colleges spreekvaardigheid die ook in de eigen
lespraktijk toepasbaar zijn. De docenten expliciteren deze didactiek tijdens hun colleges.
Het vocabulaireonderwijs komt er via zelfstudie wat bekaaid af. Bij doorvragen op dit punt
bleek dat de sectie Frans op dit gebied plannen heeft om dit sterker te ontwikkelen.
Facet 2.8: Toetsing en beoordeling
Nederlands
Het panel heeft vastgesteld dat de aangeboden toetsvormen gevarieerd genoeg zijn en dat
de toetsen aansluiten op de lesstof.
Het panel heeft niet alle criteria met betrekking tot toetsen/stage/afstuderen kunnen bekijken,
maar gezien de zorgvuldige beoordelingswijze heeft zij er desondanks vertrouwen in dat
studenten goed worden beoordeeld. Uit gesprekken met studenten bleek dat zij over de
beoordeling ook tevreden zijn. Bij iedere onderwijseenheid heeft het panel veel verschillende
toetsen en uitwerkingen daarvan aangetroffen, die correspondeerden met de inhoud van de
studiegids.
Engels
Studenten moeten een voldoende beoordeelde ‘practice file’ inleveren voordat zij aan
toetsen mogen deelnemen. De toetsvormen in het bestudeerde materiaal sluiten aan bij de
leerdoelen. Het panel heeft gezien dat de meeste portfolio’s in orde zijn.
Het panel heeft niet alle criteria voor toetsen/stage/afstuderen in de studiegidsen kunnen
vinden. Wel blijken er in de lio-handleidingen duidelijke instructies te staan. De studenten zijn
tevreden over de zorgvuldigheid van de beoordeling, maar zouden de beoordelingscriteria
explicieter willen zien.
Duits
Het panel heeft vastgesteld dat voor de verschillende studieonderdelen gevarieerde en
passende toetsvormen toegepast worden.
In het algemeen weten studenten wat bij de verschillende toetsen, werkstukken enz. van hen
verwacht wordt. In de door het panel ingeziene voorbeelden van toetsopgaven en
nagekeken studentenwerk was niet altijd duidelijk of de studenten van te voren op de hoogte
waren van details in de beoordeling. Het panel heeft echter de indruk dat de beoordeling
zorgvuldig gebeurt en dat de studenten adequate feedback krijgen.
Frans
Het panel heeft vastgesteld dat de toetsen aansluiten op de lesstof en dat de vakdidactiek
goed wordt bevraagd in de toetsen. De vakdidactiek is bovendien verweven met het
taalvaardigheidsonderwijs.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 65/133
Het panel heeft weinig criteria voor de afzonderlijke vakkennistoetsen aangetroffen. Het
eindniveau van de vakinhoud wordt vanaf dit cursusjaar bepaald met onafhankelijke
DELF(B2)/DALF(C1)-toetsen.
Facet 6.1: Gerealiseerd niveau
Nederlands
Studenten Nederlands hebben voor hun afstudeeronderzoek de keuze uit ontwerp-, actie- of
literatuuronderzoek. Het onderwerp ligt in principe op het terrein van de vakdidactiek.
Voorbeelden van afstudeeropdrachten zijn: ‘Is ’t kofschip zeewaardig? Strategie en
spellingonderwijs’; ‘De aansluiting van het fictieonderwijs in de onderbouw bij het
literatuuronderwijs in de bovenbouw’; en ‘Vormen van activerend fictieonderwijs’. Daarnaast
schrijft iedere student een zogeheten ‘Visie op het moedertaalonderwijs’, waarin hij ingaat op
doelstellingen, werkvormen en toetsing van de afzonderlijke taalvaardigheids- en
taalbeschouwingsdomeinen. De student houdt een referaat over zijn onderzoek als afsluiting
van zijn afstudeerwerkstuk.
Het panel heeft vijf afstudeerwerken gezien en is van mening dat deze in ieder geval voldoen
aan de basiskwaliteit. Een aantal daarvan zijn zeer hoog door het instituut beoordeeld. Het
panel vindt dit niet terecht, omdat deze producten veel fouten bevatten met betrekking tot
spelling en schrijfstijl. Van hoog beoordeelde werkstukken mag verwacht worden dat deze
ook in dit opzicht van een goed niveau zijn. Bij twee van de drie werkstukken was slechts
een instituutsdocent betrokken. De inbreng bij de beoordeling van de schoolpracticum
docent is onduidelijk gebleven.
Het panel is van mening dat de startbekwaamheidsdossiers er goed uit zien:
(tussen)beoordelingen vanuit de school en vanuit het instituut zijn uitgebreid en informatief
genoeg.
Engels, Duits en Frans
Voorbeelden van afstudeeropdrachten zijn: ‘Het ontwikkelen van een doorstroomprogramma
taalonderwijs voor kinderen uit een lager niveau naar op een hoger niveau’; ‘Het ontwikkelen
van een onderwijsprogramma voor allochtone kinderen die specifieke moeilijkheden hebben
om een moderne vreemde taal te leren vanwege hun moedertaalachtergrond’; ‘Het
ontwikkelen en organiseren van een taaldorp’; Vernieuwend taalonderwijs maken en
onderzoeken wat werkbare bestanddelen in de didactiek zijn’; ‘Lesmateriaal ontwerpen op
basis van meervoudige intelligentie’; en ‘Lesmateriaal ontwerpen voor dyslectische
leerlingen’.
Beoordeeld worden de theoretische inbedding, de productontwikkeling, de evaluatie van het
product en de reflectie.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 66/133
Engels
Het panel is van mening dat de startbekwaamheidsdossiers er goed uit zien:
(tussen)beoordelingen vanuit de school en vanuit het instituut zijn uitgebreid en duidelijk. De
dossiers voldoen aan het bachelorniveau, waarbij de SBL-competenties goed gebruikt zijn.
In deze documenten zijn kleine onderzoekjes opgenomen, niet echt ‘onderzoek’ maar
opdrachten. De onderzoekjes zijn relevant voor het beroepenveld. De onderzoekscomponent
wordt versterkt in de nieuwe onderzoekslijn.
Ook de lio-verslagen zijn voorzien van (tussen)beoordelingen vanuit de school en vanuit het
instituut, inspelend op sterkere en zwakkere punten van de stage en bovendien goed
onderbouwd.
De TEFL dossiers die ingeleverd worden bij de startbekwaamdocumenten zijn relevant voor
de student zelf.
De afstudeeropdrachten in de dossiers over o.a. leer- en gedragsproblemen, vakdidaktiek en
ICT sporen nog niet met de doelen van de nieuwe onderzoekslijn wat betreft de criteria ten
aanzien van het raadplegen van bronnen, data verzamelen et cetera. De
afstudeeronderzoeken van 2009 laten op dit punt vooruitgang zien.
Duits
De door het panel geziene bekwaamheidsdossiers laten een duidelijke structuur in de
aansturing, begeleiding en beoordeling zien, waarbij de verschillende facetten van de
beroepspraktijk goed tot uitdrukking komen.
Wat de afstudeerwerkstukken betreft twijfelt het panel over het niveau, als ze gelegd worden
langs de meetlat van ‘de onderzoekende houding’ die in het hbo en ook in het ILS-HAN als
doel gehanteerd wordt. De werkstukken vertonen een grote variatie van inhouden en vormen
(bijvoorbeeld materiaalontwikkeling zonder praktijkevaluatie, soms ook zonder uitvoering) en
een grote bandbreedte in kwalitatief opzicht. Doelen en beoordelingscriteria zijn zeer
abstract geformuleerd en worden zeer verschillend geïnterpreteerd. De
afstudeeronderzoeken van 2009 onderscheiden zich in positieve zin van die van de
voorgaande jaren.
Frans
De opleiding verkeert momenteel in een overgangsfase naar een sterker onderzoeksgericht
afstudeerproduct volgens ILS-richtlijnen. De twee afstudeerproducten van 2008 die het panel
heeft gezien voldoen hier nog niet aan en zijn niet of nauwelijks van hbo-niveau. Ze zijn op
eigen criteria van de opleiding beoordeeld: theoretische inbedding – product – evaluatie –
reflectie. De afstudeeronderzoeken van 2009 voldoen aan het bachelorniveau.
Het panel constateert dat de twee door haar bekeken bekwaamheidsdossiers inclusief
beoordelingen voldoen aan het hbo-bachelorniveau.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 67/133
Cluster Mens en Maatschappij
Facet 2.1: Eisen HBO
Het cluster bevat de lerarenopleidingen aardrijkskunde, economie, geschiedenis,
pedagogiek. De studenten aardrijkskunde, geschiedenis en economie nemen tevens deel
aan twee clk-onderwijseenheden (clusterleerkracht). Dit sluit aan bij de onderwijspraktijk,
waarbij een aantal scholen kiest voor vakoverstijgend onderwijs door te werken in
leergebieden. In de propedeuse volgen de studenten in dit verband de onderwijseenheden
‘Rijk, Rijker, Rijkst’ en ‘Europa. In de hoofdfase volgen de studenten aardrijkskunde en
geschiedenis bovendien de onderwijseenheden ‘de stad’ en ‘de ontwikkeling van het
moderne Nederland’. Daarnaast kunnen studenten kiezen voor de eveneens op M&M
onderwijs gerichte minor ‘verruim je horizon, verbreed je blik’.
Een aantal docenten uit het cluster participeert in nationale en internationale
samenwerkingsverbanden, zoals Europese samenwerkingsprojecten, ontwikkelteams voor
schoolmethoden, redacties van tijdschriften, de ontwikkeling van landelijke eindexamens etc.
Verder participeren ze in workshops, conferenties, onderzoek (promoties, lectoraten) en
nemen ze deel aan regionale en internationale excursies.
Voor aardrijkskunde is een vakdidactisch netwerk met docenten van omringende scholen
opgestart. Voor geschiedenis en economie wordt daar op korte termijn mee begonnen.
Docenten van aardrijkskunde, geschiedenis en economie zijn betrokken bij de publicatie van
boeken met activerende werkvormen voor hun vak: ‘Leren denken met Aardrijkskunde’,
‘Actief historisch denken’ en ‘Leren denken met Economie’.
Aardrijkskunde
Studenten leren het vak concreet en omgevingsgericht uit te werken. Omdat niet alles over
alle gebieden geleerd kan worden is aardrijkskunde een exemplarisch vak. De opleiding
creëert opeenvolgende onderwijssituaties waarbij de student leert van en over veldwerk, van
docentgestuurd naar studentgestuurd. In het eerste studiejaar wordt gewerkt volgens het
begeleid traject model. In het tweede jaar leren studenten door middel van veldwerk
gegevens te verzamelen volgens het terrein model, aan de hand van onderzoeksvragen. In
het derde jaar leren studenten leerlingen te begeleiden bij veldwerk. In het vierde jaar leren
studenten gericht onderzoek te doen volgens het object model. Tevens is er een
onderwijseenheid, gericht op vakdidactisch actieonderzoek.
Het panel stelt vast dat beroepsvaardigheden worden aangeleerd op de werkplek tijdens de
stages en in alle onderwijsleereenheden omdat daarin een beroepstaak centraal staat. In de
onderwijseenheden zijn excursies of toepassingen en veldstudies opgenomen als onderdeel
van de leertaken. Daarnaast kent het programma meerdaagse excursies. De excursies en
veldstudies vinden plaats in binnen- en buitenland.
Het studiemateriaal wordt ontleend aan de vak- en didactische literatuur en aan de
onderwijspraktijk.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 68/133
Het panel is van mening dat de gebruikte literatuur relevant, actueel en van een goed niveau
is. De handboeken voor sociale en voor fysische geografie zijn Engelstalig. De literatuur is
werkvelddekkend en omvat zowel systematische, oriënterende kennis als methodische en
toegepaste kennis op het vakgebied en op het terrein van de (vak)didactiek. Het tijdschrift
Geografie is voor iedereen verplicht.
Economie
Binnen economie wordt aandacht besteed aan bedrijfseconomie, bedrijfsadministratie,
commerciële economie en algemene economie. Daarnaast komen ondersteunende vakken
als ICT, taalvaardigheid, wiskunde, statistiek en recht aan bod. In het onderwijs wordt veel
gebruik gemaakt van excursies. Deze hebben betrekking op een aantal thematische
gebieden: transport, distributie, logistiek en internationale handel, overslag en groothandel,
detailhandel, monetaire economie, export en management. Daarnaast zijn er excursies met
een beroepsinhoudelijk karakter, bijvoorbeeld oriëntatie op een ROC en is er in de hoofdfase
een buitenlandexcursie naar Engeland gericht op internationalisering, europeanisering,
leergebieden en ontwikkelingseducatie.
De opleiding zet veel gastdocenten in.
Studenten zijn verplicht werkplekervaring op te doen in het mbo. Door de ontwikkelingen in
het vmbo- en mbo-onderwijs, waarin de toekomstige werkplek een steeds sterkere rol speelt,
is het beroepsgericht karakter van de lerarenopleiding uitgebouwd, met name ten aanzien
van de inhouden van de bedrijfseconomische vakinhouden. De opleiding werkt nauw samen
met het bedrijfsleven en met vijf Limburgse partnerscholen en met de provincie Limburg.
Het panel is van mening dat de gebruikte literatuur van goede kwaliteit is. De afzonderlijke
vakken staan vrij los van elkaar. Het valt op dat het accent ligt op de bedrijfseconomie en dat
de algemene economie relatief weinig aan bod komt. De opleiding lijkt meer op het
beroepsonderwijs gericht dan op de basisvorming havo/vwo met de leerlijn naar de
bovenbouw. Het studiemateriaal komt met name voor het bedrijfseconomische deel in het
beroepsonderwijs, vmbo en mbo, goed overeen met de beroepspraktijk. De opleiding
economie is in het bezit van een vaklokaal voor kantoorsimulatie. Dat geeft een goede
voorbereiding voor de simulaties die op vmbo’s en mbo’s op het rooster staan.
Beroepsvaardigheden worden ontwikkeld in de beroepstaken en in het werkplekleren en de
stage. Uit de programmabeschrijving van de onderwijseenheden is niet altijd van een
verwevenheid van vakkennis en beroepskennis sprake. Vaak komt de vakkennis en de
andere beroepskennis apart, van elkaar gescheiden in de OWE aan de orde. De OWE’s
economie zien er over het algemeen traditioneel uit. Volgens studenten is een en ander wel
sterk afhankelijk van de docent die de OWE geeft. Studenten moeten zelf de behandelde
kennis integreren.
De begeleiding op de stageplekken is goed georganiseerd. De stagebegeleiders worden op
de HAN geschoold.
Er worden bedrijfexcursies zowel in Nederland als in het buitenland (Londen en Turkije)
georganiseerd en er worden regelmatig gastdocenten met betrekking tot actuele
gebeurtenissen uitgenodigd.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 69/133
De afstudeeropdracht bestaat uit een onderzoek. De onderzoeksvraag wordt vastgesteld op
basis van de onderzoeksbehoefte van de stageschool en van de student. Het onderzoek kan
vakinhoudelijk, vakdidactisch en onderwijskundig van aard zijn, of gericht zijn op vragen op
meso-niveau van de schoolorganisatie.
Het werken aan een onderzoekende houding kent een lineair karakter: een eenvoudig
casus-/bronnenonderzoek in de propedeuse; het leren en toepassen van statistische
vaardigheden. De student dient een zelf te ontwerpen kwantitatief/kwalitatief onderzoek
m.b.t. algemene economie en bedrijfseconomie uit te voeren in de hoofdfase en een
zelfstandig onderzoek voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een afstudeeropdracht in de
eindfase. Deze onderzoeken worden begeleid op vraag van de student.
Geschiedenis
Het curriculum is concentrisch opgebouwd. In het eerste jaar komen alle tijdvakken en
kenmerkende aspecten tweemaal aan de orde. Vanaf het tweede jaar, in de hoofdfase,
wordt de kennis verdiept. Actuele thema’s vormen het uitgangspunt voor een behandeling
van de historische wortels ervan. Naast het vak geschiedenis wordt de student in aanraking
gebracht met aspecten die te maken hebben met de leerling, het leren (van geschiedenis),
geschiedenis als wetenschappelijke discipline en geschiedenis als schoolvak.
Vakdidactiek en vakkennis worden zoveel mogelijk in verband met elkaar aan de orde
gesteld. In de eindfase kan de student zich in de minor vakleerkracht verder verdiepen in
aspecten van het vak. Dat geldt eveneens voor de vakverdieping in het vierde jaar, waar hij
aan de hand van leeslijsten en/of zelf gekozen projecten de vakinhoudelijke en
vakdidactische kennisbasis kan versterken.
Eén- of meerdaagse excursies, werkweken of werkdagen, vormen een onderdeel van het
curriculum. Naast eendaagse activiteiten zijn er werkweken naar Duitsland en Vlaanderen in
het eerste jaar; naar Berlijn in het tweede jaar; naar Rome in het kader van de minor
vakverdieping; en naar Turkije in het vierde jaar.
De gebruikte literatuur (handboeken en materiaal in de readers bij de verschillende
onderwijseenheden) is goed gekozen en gevarieerd van aard. De oriëntatie op het vak is
daardoor ook breder dan louter oriëntatiekennis. Er wordt van Nederlands- en Engelstalige
literatuur (waaronder een van de gebruikte handboeken) gebruik gemaakt. In keuze van het
studiemateriaal, ook het vakdidactische, is met de actualiteit rekening gehouden.
Het studiemateriaal sluit duidelijk op de beroepspraktijk aan: inhoudelijk wat betreft de
historische stofkeuze (m.n. de aandacht voor oriëntatiekennis), en ook in vakdidactisch
opzicht. Er wordt gewerkt met actueel materiaal en gebruik gemaakt van recente ervaringen
in het veld met vernieuwende werkvormen, met name 'actief historisch denken'. Ook op het
gebied van M&M is het streven herkenbaar om inhouden aan de orde te stellen die
georiënteerd zijn op/toepasbaar zijn in het onderwijs.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 70/133
Beroepsvaardigheden worden ontwikkeld in de beroepstaken en in het werkplekleren en de
stage. De mate van complexiteit en zelfstandigheid neemt steeds meer toe.
(Museum)excursies worden gebruikt om studenten op onderwijsactiviteiten buiten school
voor te bereiden. In de onderwijseenheid 'Internationalisering' is er een veertiendaagse
groepsreis naar Turkije.
De aandacht voor activerende didactiek, met name voor Actief Historisch Denken, brengt
studenten in aanraking met de resultaten van direct op onderwijs gericht toegepast
(vak)didactisch onderzoek, Engelstalig en Nederlandstalig en met actieonderzoek.
Actuele ontwikkelingen op het gebied van het schoolvak/de vakdidactiek worden bij diverse
onderwijseenheden in de bijbehorende readers aan de orde gesteld.
Het meer specifiek historische, ambachtelijke vakonderzoek (werken met bronnen,
historische vaardigheden en structuurbegrippen) komt in de diverse onderwijseenheden in
een relatief eenvoudige en beperkte vorm aan bod.
Pedagogiek
De opleiding is een éénjarige opleiding die in deeltijd of voltijd kan worden gevolgd. Het
accent ligt op het werkplekleren, de vakdidactiek en de generieke kennisbasis. Bij de start
van de opleiding krijgen studenten een excursie naar een vmbo-school aangeboden.
Incidenteel wordt gebruik gemaakt van gastdocenten met specifieke kennis en ervaring in de
beroepspraktijk. De lector van het lectoraat ‘Leren op de werkplek’ geeft elk jaar een
introductie op onderzoek.
De vakdidactiek is de bindende factor tussen de vijf beroepstaken waarmee studenten
bekend moeten worden. De vakdidactiek is specifiek gericht op de kennisbasis van
pedagogiek en gerelateerd aan het onderwijs en de context waarin het vak pedagogiek
gegeven wordt.
De uitvoering van afsluitende opdrachten, het ontwikkelen van een leerarrangement en de
onderzoeksopdracht worden afgestemd op de werkplek.
Studenten volgen één avond per week onderwijs. Elke avond begint met een bijeenkomst
van de professionele leergroep (1,5 uur). Daarna zijn er workshops (1,5 uur).
De meeste studenten zijn al werkzaam in het onderwijs. Zij gebruiken hun eigen
beroepspraktijk voor het portfolio en hun afstudeerprojecten. De opleiding is sterk
vraaggestuurd. Studenten die niet op een school werken, krijgen een stage aangeboden
vergelijkbaar met de stages in de dagopleiding van de andere vakken. Het werkplekleren
heeft een prominente plaats in het rooster.
In de opleiding wordt gebruik gemaakt van relevante recente literatuur.
Studenten krijgen kennis van onderzoekstechnieken middels colleges van een docent van de
Radboud Universiteit.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 71/133
Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma
Het panel stelt op basis van materiaalbestudering voor alle vier opleidingen vast dat het
programma de competenties en beroepstaken dekt. In het studiemateriaal, in opdrachten en
in de portfolio’s zijn bovendien de Dublin descriptoren goed herkenbaar.
In de onderwijseenheden zijn doelen opgenomen. De relatie daarvan met de
eindkwalificaties kan meer expliciet worden gemaakt. Alle onderwijseenheden verwijzen naar
de beroepstaken en naar de kennisbases.
Facet 2.3: Samenhang in het programma
Aardrijkskunde
Het programma is longitudinaal opgebouwd. In de propedeuse is vooral aandacht voor de
sociale en fysische geografie van Nederland. In de hoofdfase komen de geografie van de
ontwikkelingslanden, de economische, culturele en politieke geografie aan de orde.
De samenhang in het programma is enerzijds te vinden in de toepassing van deze
systematische overzichtskennis in ruimtelijke vraagstukken zoals aspecten van
mondialisering of globalisering, klimaatverandering, ruimtelijke ordening, de beeldvorming
van ‘het andere’; de veranderingen in landschappen; toerisme en recreatie. Anderzijds is er
een samenhang met methodische vakkennis in de vorm van geografische werkwijzen en
vaardigheden omdat die voortdurend gebruikt wordt bij de studie van gebieden, thema’s en
vraagstukken. Per periode is er thematische samenhang tussen de inhouden van de
modulen.
De complexiteit van inhouden en opdrachten neemt geleidelijk toe, bijvoorbeeld van het
selecteren en het ontwerpen van bronnen voor lesmateriaal tot maken van complete digitale
leerarrangementen. Daarnaast is er horizontale afstemming in de onderwijseenheden waarin
mens- en maatschappijvakken samenwerken en in onderwijseenheden die voorbereiden op
de functie van clusterleerkracht.
In de onderwijseenheden is er een voortdurende wisselwerking tussen theorie en praktijk.
Alle beroepsproducten die studenten maken moeten didactische theorie bevatten én
praktische relevantie voor de beroepspraktijk.
Het panel stelt vast dat vakkennis en vakdidactiek geïntegreerd worden aangeboden. In het
programma wordt een koppeling gelegd tussen de stof en de didactiek, waardoor de inhoud
voor de student toepasbaar is in zijn latere beroepspraktijk.
Economie
Het curriculum is deels concentrisch, deels longitudinaal opgebouwd. In de propedeuse
komen zoveel mogelijk aspecten van het vak aan de orde. In de hoofd- en eindfase komen
deze op een hoger niveau terug. In de propedeuse is vooral aandacht voor kennis en
vaardigheden die op vmbo-niveau vereist zijn. In de hoofd- en eindfase wordt de verdieping
naar het mbo-niveau gemaakt. Hier komen ook onderzoeksvaardigheden aan bod (zie
hiervoor, 2.1).
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 72/133
De opbouw van de vakonderdelen is thematisch. De opleiding geeft aan dat door deze
opbouw de eerder geleerde kennis nodig is in de nieuw te leren onderdelen, maar dat is niet
overal duidelijk te herkennen.
De leerlijn probleemoplossend, onderzoekend leren (onderzoeksvaardigheden) komt
geconcentreerd in sommige vakonderdelen aan de orde, met name bij statistiek. In veel
mindere mate echter bij de andere vakonderdelen. Het werkplekleren wordt systematisch in
de loop van de opleiding opgebouwd.
De samenhang tussen vakkennis en andere beroepsvaardigheden komt vooral tot uiting in
de opdrachten die studenten moeten uitvoeren. De integratie wordt aan de student
overgelaten.
Algemeen economische onderdelen worden steeds afgewisseld met bedrijfseconomische
onderdelen. Dit geldt eveneens voor de projecten. Dat kan een obstakel zijn voor het ervaren
van samenhang door de student.
In de onderwijseenheden is altijd een combinatie te zien van vakinhoud en beroepstaak. De
beroepstaken zijn nog niet allemaal uitgewerkt volgens De ruggengraat. Nu komt in de
onderwijseenheden de beroepstaak vaak nog wat los van elkaar aan bod. Dat zal op termijn
veranderen. In het werkplekleren is de samenhang groot.
Het panel stelt vast dat vakkennis en vakdidactiek niet altijd geïntegreerd worden
aangeboden. In het programma wordt wel een koppeling gelegd tussen de stof en de
didactiek (na elkaar), waardoor de inhoud voor de student toepasbaar is in zijn latere
beroepspraktijk.
Geschiedenis
De tijdvakken van de Commissie Historische en Maatschappelijke Vorming komen in een
concentrisch model aan de orde. Er is veel aandacht voor de ontwikkeling van
chronologische overzichtskennis in de vorm van oriëntatiekennis. Daarnaast is er aandacht
voor toepassing en creatief gebruik van kennis, voor samenhang tussen en verdieping van
onderwerpen, voor het aanleren van geschiedkundige vaardigheden, voor activerende
didactiek en voor afstemming op andere schoolvakken, met name in het leergebied M&M.
De vakdidactiek is vanaf de propedeuse verweven in het programma. Het vakdidactisch
aspect van de kennisbasis wordt ruimschoots bestreken door het handboek
Geschiedenisdidactiek dat wordt gebruikt. Speerpunt in de vakdidactische ontwikkeling van
de student is Actief Historisch Denken. Twee docenten zijn actief betrokken bij de vanuit de
Radboud Universiteit gestarte ontwikkelgroep hiervan. Onderdelen van de twee publicaties
van deze werkgroep worden in het onderwijs ook daadwerkelijk gebruikt.
Binnen de diverse onderwijseenheden wordt er door de vakgroep steeds duidelijk naar
gestreefd om zowel de vakkennisbasis, als de vakdidactische kennisbasis als de generieke
kennisbasis in samenhang en afstemming aan de orde te stellen. Dit komt naar voren in de
studiegidsen en het werk- en studiemateriaal van de leereenheden en de daarbij horende
taken, opdrachten en werkvormen.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 73/133
De samenhang tussen theorie en praktijk krijgt vorm doordat belangrijke theoretische
concepten in het onderwijs verwijzen naar de praktijk/belangrijke trends daarin
(Canon/Oriëntatiekennis); doordat in de vakdidactiek de theorie direct op de praktijk en
belangrijke trends daarin is gericht (bijvoorbeeld activerend leren, Actief Historisch Denken);
en doordat voor de meer algemeen onderwijskundige elementen uit de generieke
kennisbasis waar mogelijk aansluiting wordt gezocht bij de specifieke vakinhoudelijke en
vakdidactische aandachtspunten van de verschillende onderwijseenheden.
Het panel stelt vast dat vakkennis en vakdidactiek geïntegreerd worden aangeboden. In het
programma wordt een koppeling gelegd tussen de stof en de didactiek, waardoor de inhoud
voor de student toepasbaar is in zijn latere beroepspraktijk.
Pedagogiek
Het programma ten aanzien van de generieke kennisbasis heeft een thematische opbouw.
Bij de start wordt een overzicht gegeven van de thema’s. Een thema wordt meerdere malen
per jaar aangeboden. De student stelt in overleg met de studieloopbaanbegeleider een
studietraject samen. Ten aanzien van de thema’s is overlap met de inhoud van de
progamma’s van de hbo-opleidingen Pedagogiek en Sociaal Pedagogische Hulpverlening,
bijvoorbeeld thema’s als ‘zorgleerlingen en hulpverlening’, ‘ontwikkelingspsychologie’ en
‘groepsdynamica’. De context waarin de onderwerpen benaderd worden is echter anders,
namelijk die van de leraar.
In de vakdidactiek wordt gestart met een oriëntatie op het vo en mbo en op de werkvelden
(onderwijsassistent, jeugdzorg, zorg en welzijn).
Het panel stelt vast dat vakkennis en vakdidactiek geïntegreerd worden aangeboden. In het
programma wordt een koppeling gelegd tussen de stof en de didactiek, waardoor de inhoud
voor de student toepasbaar is in zijn latere beroepspraktijk.
Studenten brengen thema’s uit hun eigen praktijk in de professionele leergroep (zie 2.7) in.
Van de docenten krijgen ze advies over de theorie die aansluit bij de betreffende
beroepstaak.
Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen
De opleidingen besteden extra aandacht aan kennis over het gebruik van ICT. Daarbij valt te
denken aan educatieve sites van Kennisnet en Digischool, specifieke sites voor webquests
en voor materiaal bij schoolmethoden en voor het maken van digitale lessenseries. En aan
specifieke educatieve software.
De opleidingen hechten tevens veel belang aan activerende didactiek, met aandacht voor
zelfstandig en samenwerkend leren en een geleidelijke verschuiving van docentgestuurd
naar meer studentgestuurd onderwijs.
In het onderwijs komen zoveel mogelijk verschillende didactische werkvormen aan bod,
zodat studenten de didactiek zelf in de volle breedte kunnen ervaren. De (vak)didactiek van
de generieke en vakspecifieke kennisbasis staan daarbij centraal.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 74/133
In de propedeuse komt ‘presenteren’ in samenhang met ‘directe instructie’ in alle opleidingen
aan bod. In de hoofdfase ligt het zwaartepunt op samenwerkend leren, probleemgestuurd
onderwijs en casuswerk. In de afstudeerfase is er sprake van een mix van deze werkvormen,
mede afhankelijk van de werkplek.
De opleidingen bieden studenten de mogelijkheden om te leren omgaan met moderne
hulpmiddelen en informatiebronnen, zoals internet en nieuwe media, digitale schoolborden
en elektronische leeromgevingen.
Aardrijkskunde
In het aardrijkskundeprogramma wordt een groot aantal verschillende werkvormen gebruikt.
Van directe instructie tot onderzoekend leren, probleemgericht leren, samenwerkend leren
en allerlei vormen van activerend leren. Daarnaast neemt de toepassing van ICT in de
opleiding een belangrijke plaats in. Deze verscheidenheid aan werkvormen, onder andere
gebaseerd op de theorie over ‘meervoudige intelligenties’, is enerzijds bedoeld om tegemoet
te komen aan verschillen tussen studenten, anderzijds wordt studenten daarmee de
mogelijkheid geboden om op hun beurt rekening te houden met verschillen tussen leerlingen.
Economie
Tijdens hun opleiding worden studenten, volgens het principe van ‘Practice what you
preach’, geconfronteerd met veel verschillende werkvormen, zoals in de (keuze)projecten, bij
de onderwijskundige en vakdidactische onderdelen, in stages, gastdocentcolleges en
excursies. In de specifiek economische vakonderdelen zijn de werkvormen overwegend
traditioneel: hoor- en werkcolleges.
Geschiedenis
Er wordt een breed scala aan werkvormen gehanteerd, variërend van directe instructie tot
AHD (Actief Historisch Denken). Het Motto 'Teach what you preach' is herkenbaar. Ook
Museumdidactiek en ICT krijgen aandacht (web quests ontwerpen).
Pedagogiek
Bij de opleiding Pedagogiek wordt gestart met presenteren en communiceren. Daarna
volgen presenteren en instructievormen en vervolgens vormen van activerende didactiek die
met name in het mbo gebruikt worden: rollenspellen, werken met casussen,
discussievaardigheden en projecten. In de laatste fase ligt het accent op competentiegericht
opleiden, toetsing en evaluatie.
Tijdens de bijeenkomsten op de hogeschool wordt gebruik gemaakt van de werkvorm COL,
collegiaal ondersteund leren. Studenten leren van elkaar en van de ervaringen van een
ander in een kleine, vaste groep, de professionele leergroep.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 75/133
Facet 2.8: Toetsing en beoordeling
Aardrijkskunde
De kennistoetsen bestaan uit open en gesloten vragen. Daarnaast zijn er veel productie-
opdrachten, waaronder het maken van een multimediaal werkblad en het samenstellen van
een multimediaal dossier over een thema, met vragen op verschillende niveaus. Bijvoorbeeld
met ICT-handleiding Win-toets.
De toetsen sluiten goed aan bij de betreffende leerstof. Dat geldt zowel voor de
kennistoetsen die meer op reproductie gericht zijn als voor de op productie gerichte
opdrachten.
Voor kennistoetsen en eenvoudige beroepsproducten zijn de eisen helder. Waar studenten
voor het afstuderen zelf kiezen op welke wijze ze willen aantonen dat ze bepaalde
competenties bereikt hebben, is slechts een algemeen kader gegeven. Vanwege de
gewenste zelfsturing ontbreken aan het eind van de opleiding de concrete eisen en criteria.
De beoordeling van de afstudeerproducten en van de portfolio’s is naar de mening van het
panel correct.
Economie
De vaktoetsen bestaan voornamelijk uit gesloten vragen en weinig open vragen vanuit de
context. Gezien het nieuwe programma economie voor de bovenbouw havo/vwo, dat
consequenties heeft voor de onderbouw, is hiervoor meer aandacht gewenst.
De toetsen sluiten aan bij de door de opleiding geformuleerde leerdoelen en de lesstof.
De criteria voor de toetsen zijn duidelijk aangegeven per onderwijsleereenheid. Er is voor
elke toets een antwoordmatrix aanwezig in de overzichten van de onderwijsleereenheden.
De criteria voor het afstudeerwerk zijn uitvoerig beschreven in de map uitwerking
onderwijsleereenheden.
De beoordeling van de toetsen is adequaat. De beoordeling van de afstudeeronderzoeken is
ondoorzichtiger. Er is veel verschil tussen docenten. De afkruislijstjes geven aan of het
vereiste wel of niet aanwezig is, maar zeggen niets over de kwaliteit. De becijfering was
soms onduidelijk.
Geschiedenis
De toetsen die de onderwijseenheden afsluiten bevatten in het eerste jaar veel gesloten
vragen, in tweede en volgende jaren meer open vragen. Complexe open vraagvormen en
vragen die een lang antwoord en genuanceerde redeneringen en betogen vereisen worden
minder vaak gebruikt.
De toetsen en opdrachten stellen een breed scala aan leerdoelen aan de orde.
De criteria waarop de toetsen worden beoordeeld zijn niet altijd duidelijk herkenbaar. Op
basis van materiaalbestudering heeft het panel de indruk dat de beoordeling zorgvuldig
gebeurt.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 76/133
Pedagogiek
Er wordt veel gebruik gemaakt van zelfevaluatieverslagen, op basis waarvan het competent
handelen en het functioneren op de school door de schoolbegeleiders wordt beoordeeld.
Daarnaast kunnen ook leerwerktaken van de opleiding of opleidingsschool dienen als
bewijsmateriaal bij de SCB’s.
De criteria waarop de toetsen worden beoordeeld zijn niet altijd duidelijk herkenbaar.
Voor het afstuderen worden beoordelingsformulieren gebruikt. De beoordeling van het
afstuderen is adequaat.
Facet 6.1: Gerealiseerd niveau
Aardrijkskunde
De afstudeerproducten zijn relevant en authentiek. Ze hebben betrekking op vakinhoud, op
algemene didactiek of een combinatie daarvan. Het kan gaan om reflectie op eigen
functioneren, om geografische en/of didactische theorie, maar ook om actieonderzoek
voorzien van reflectie op het proces van leren en onderwijzen. De kwaliteit van de producten
loopt uiteen. De onderzoeksmethodiek en de validiteit en betrouwbaarheid vormen in veel
afstudeerproducten de zwakste schakel. De afstudeeronderzoeken van 2009 laten op dit
punt vooruitgang zien ten opzichte van de voorgaande jaren.
De thans ingezette beleidswijziging die tot doel heeft de afstudeeropdrachten te koppelen
aan de lio-stage en te beoordelen op hun functie voor het leerproces van de lio, kan de
beroepsrelevantie van een vakinhoudelijk afstudeeronderzoek en de vakdidactische
relevantie van een generiek afstudeerproduct borgen. Het actieonderzoek dat in het leerplan
is opgenomen biedt daarvoor een waardevolle aanzet.
Het panel is positief over de kwaliteit van de startbekwaamheidsdossiers. Beoordelingen en
(tussen)beoordelingen vanuit de school en vanuit het instituut zijn uitgebreid en duidelijk. De
dossiers voldoen aan het bachelorniveau, waarbij de SBL-competenties goed gebruikt zijn.
Economie
De portfolio’s die het panel heeft gezien zijn uitvoerig en van een goed niveau. De reflectie
door de student is soms wat onderbelicht. In de beoordeling door de docent wordt dat wel
aangegeven, maar pas aan het eind van het traject en niet tussentijds.
De uitgevoerde afstudeeronderzoeken zijn op een aantal onderdelen wisselend van kwaliteit.
Bij alle producten die het panel heeft gezien valt op dat veel informatie van internet komt,
zonder dat daarvan wordt aangetoond dat deze betrouwbaar is. Er wordt te weinig gebruik
gemaakt van literatuur die afkomstig is uit onderzoek. Het ontbreekt vaak aan een (te
onderzoeken) probleemstelling, de verantwoording van de onderzoeksmethode laat soms te
wensen over, de interventie sluit vaak niet aan bij het probleem of is niet congruent met de
literatuur. Dat het onderzoek niet geheel valide en betrouwbaar wordt uitgevoerd ligt binnen
de gekozen aanpak voor de hand, maar in de discussie wordt wat dat betreft zelden enige
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 77/133
terughoudendheid aangetroffen. De afstudeeronderzoeken van 2009 onderscheiden zich in
positieve zin van die van de voorgaande jaren.
Geschiedenis
Op basis van inzage van materiaal heeft het panel de indruk dat de dossiers startbekwaam
(lio-stage) goed worden beoordeeld. Indien nodig worden aanpassingen gevraagd. De
dossiers zijn overzichtelijk en uitvoerig en gaan in op de competentieontwikkeling van de
student.
De kwaliteit van de afstudeerproducten en van de beoordeling daarvan is wisselend. De
werkstukken zijn soms systematisch opgezet, soms zijn ze rommelig. In de beoordeling en
de beoordelingscriteria is niet altijd specifieke aandacht voor afzonderlijk uitgesplitste
aspecten van onderzoeksmethodiek en -opzet, zoals verantwoording van de bronnenkeuze
en analytisch werken vanuit vooraf duidelijk aangegeven en verantwoorde hoofd- en
deelvragen. De begeleiding en beoordeling van de afstudeerwerkstukken is tot nu toe niet
van elkaar gescheiden. Dat maakt dat de beoordeling niet altijd adequaat is. De rollen
worden op korte termijn van elkaar gescheiden. De afstudeeronderzoeken van 2009 laten
vooruitgang zien ten opzichte van de voorgaande jaren.
Pedagogiek
Het panel is positief over de kwaliteit van de startbekwaamheidsdossiers. Beoordelingen en
(tussen)beoordelingen vanuit de school en vanuit het instituut zijn uitgebreid en duidelijk. De
dossiers voldoen aan het bachelorniveau, waarbij de SBL-competenties goed gebruikt zijn.
De afstudeerproducten die het panel heeft gezien zijn van hbo-bachelorniveau. De
beoordeling is adequaat. De gebruikte literatuur en de verwijzingen zijn summier.
Internationale literatuur ontbreekt. Uit het afstudeeronderzoek blijkt weinig ervaring met het
doen van onderzoek. De afstudeeronderzoeken van 2009 laten op dit punt vooruitgang zien
ten opzichte van de voorgaande jaren.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 78/133
Cluster Exacte vakken
Facet 2.1: Eisen hbo
Op weg naar het vormen van leergebieden als Mens en Natuur wordt op dit moment de
vakkennis op het gebied van natuurkunde, scheikunde en biologie in het voorgezet onderwijs
meer en meer op geïntegreerde wijze aangeboden. Dit leergebied is door de opleidingen
natuurkunde, scheikunde en biologie gezamenlijk ontwikkeld. In de propedeuse krijgen
studenten natuurkunde en scheikunde onderricht in het biologieonderwijs van het vmbo.
Studenten biologie krijgen lessen in natuurkunde en scheikunde. In de hoofdfase wordt een
gezamenlijk programma aangeboden. Het panel heeft dit onderwijsaanbod bekeken en is
van oordeel dat dit nog verder moet uitkristalliseren. De inhoud is nogal fragmentarisch
opgebouwd.
Het panel heeft vastgesteld dat bij de exacte vakken aandacht wordt besteed aan
misconcepten in de lespraktijk. De exacte vakken hebben recent een onderzoeksleerlijn
ingevoerd waarbij studenten in alle jaren met aspecten van onderzoek in aanraking komen.
In het eerste jaar moeten studenten bijvoorbeeld literatuur over misconcepten verzamelen.
Het tweede jaar staat in het teken van de functie van practica waarbij ze leren aan te sluiten
bij bestaande onderzoeken.
Lectoren worden betrokken bij de opleidingen. Zij gaan in op onderzoeksaspecten tijdens de
terugkomdagen voor stagiairs. Daarnaast wonen lectoren ook wel professionaliseringsdagen
van docenten bij.
De opleidingsteams van het cluster Exact zijn verantwoordelijk voor het actueel houden van
het opleidingsprogramma en de literatuurlijst. Zij doen dit door te participeren in
(inter)nationale samenwerkingsverbanden. Het panel heeft vastgesteld dat de literatuur over
werkplekleren en didactiek goed is.
Er zijn vakoverstijgende studiegroepen voor docenten van de exacte vakken waarin nieuwe
ontwikkelingen worden bestudeerd en besproken. Docenten worden hiervoor gefaciliteerd.
Voorafgaand aan de stage formuleren studenten leerdoelen die ze vastleggen in een
leerwerkplan (LWP). Dit LWP wordt ook aan de begeleider op de school gestuurd. Het LWP
is een werkdocument waarin ook reflecties worden opgenomen. Tijdens de stage houdt de
student een leerschrift per les bij over zijn ervaringen. Dit leerschrift vormt de basis voor zijn
reflecties. Het LWP inclusief de reflecties en de gebruikte en ontwikkelde lesmaterialen wordt
aan het eind van de stage aan de begeleiders ter beoordeling voorgelegd.
Bij de exacte vakken heeft iedere vakgroep een eigen practicumlokaal voor het trainen van
de beroepsvaardigheden van studenten, maar ook om te oefenen in het geven van practica
aan leerlingen. In het eerste jaar krijgen studenten een training in verband met
veiligheidseisen in een practicum (bijvoorbeeld de aanpak van snijpractica).
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 79/133
Biologie
Het panel heeft vastgesteld dat er met een Engelstalig handboek (Campbell, standaard voor
alle lerarenopleidingen) wordt gewerkt, maar er lijkt slechts een beperkte hoeveelheid andere
literatuur naast gebruikt te worden. De Engelse taal van het handboek levert in het begin wat
problemen voor studenten op, maar zoals het panel heeft vernomen, na een jaar hebben
studenten geen problemen meer met de Engelse vaktaal. Er staan slechts drie verplichte
boeken over biologie op de literatuurlijst.
Het panel heeft vastgesteld dat vakkennis en vakdidactiek geïntegreerd worden
aangeboden. Studenten gaan regelmatig op excursie waarbij vakvaardigheden en
vakdidactische vaardigheden centraal staan.
In de propedeuse wordt aandacht besteed aan vakspecifieke vaardigheden als microscopie,
laboratoriumvaardigheden, dissectievaardigheden en veldwerk. De practica voor biologie
worden in groepjes uitgevoerd en vastgelegd in een verslag. De practica worden begeleid
door een docent en een technisch onderwijsassistent.
In de propedeuse wordt begonnen met het aanleren van onderzoeksvaardigheden voor
zowel biologisch als praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek staat nog in de
kinderschoenen. Hiermee is een start gemaakt in het eerste jaar. De theorie van
verschillende biologische onderwerpen wordt behandeld en gekoppeld aan diverse
onderzoeken die als practicum worden uitgevoerd. De complexiteit neemt in de loop van de
opleiding toe.
Tijdens de opleiding komen studenten in aanraking met maatschappelijke ontwikkelingen op
het gebied van milieu, technologische mogelijkheden van DNA en vraagstukken rondom
bescherming van onze leefomgeving en (bio)brandstoffen. Daarnaast wordt in de opleiding
aandacht besteed aan ethische aspecten (bijvoorbeeld bij moleculaire genetica,
schoolpracticum en ecologie). Samen met de sectie aardrijkskunde wordt een minor
Veldwerk & landschap ontwikkeld met duurzaamheid als rode draad.
Docenten biologie participeren in het landelijk netwerk van de opleidingscoördinatoren
biologie van hbo-lerarenopleidingen. Docenten van de opleiding verzorgen ook workshops
over vakdidactiek tijdens landelijke biologie-manifestaties.
Natuurkunde/Scheikunde
Voor natuurkunde en scheikunde wordt op alle lerarenopleidingen hetzelfde boek gebruikt
om de vakkennis te borgen: Chemistry van McMurry en Fay, en Physics van Cutnell en
Johnson. De Engelse taal van het handboek levert in het begin wat problemen voor
studenten op, maar zoals het panel heeft vernomen, na een jaar hebben ook studenten van
het mbo geen problemen meer met de Engelse vaktaal. Het panel heeft vastgesteld dat
naast deze handboeken ook specifieke literatuur wordt gebruikt, hoewel in de studiegidsen
natuurkunde geen literatuur vermeld staat.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 80/133
Het panel heeft vastgesteld dat zowel voor scheikunde als voor natuurkunde vakkennis en
vakdidactiek zoveel mogelijk geïntegreerd worden aangeboden. Het panel heeft geen
studiemateriaal voor natuurkunde aangetroffen, dat gericht is op of ontleend is aan de
beroepspraktijk.
In veel scholen in het voortgezet onderwijs krijgen leerlingen in de onderbouw het vak NaSk
aangeboden dat zowel door docenten natuurkunde als scheikunde verzorgd kan worden.
Uitgangspunt voor het onderwijs aan studenten vormt hun concrete context: leervragen over
het vakgebied die in de context een rol spelen. Momenteel vormt het thema duurzaamheid
een actueel onderwerp (bijvoorbeeld de waterstofauto).
Excursies vinden nu nog incidenteel plaats, maar de opleiding heeft als voornemen in de
toekomst op structurele basis excursies naar bedrijven te organiseren.
Docenten NaSk participeren in landelijke netwerken van NaSk-lerarenopleiders en
organiseren bijvoorbeeld miniconferenties voor NaSk-studenten. Docenten scheikunde
nemen deel aan een landelijk platform van lerarenopleiders.
Wiskunde
Het panel is positief over de standaardliteratuur die wordt gebruikt. In de readers voor
studenten wordt aanvullende literatuur aangeboden. Er wordt géén Engelstalige literatuur
gebruikt.
In het bekeken materiaal wiskunde (met name de APS-reeks) wordt een koppeling gelegd
tussen de stof en de didactiek, waardoor de inhoud voor de student toepasbaar is in zijn
latere beroepspraktijk. Om de studenten voldoende informatie te geven over de bovenbouw
havo/vwo wordt de methode Moderne Wiskunde gebruikt. Deze is belangrijk om de
studenten die werkzaam zullen zijn in de onderbouw, de doorlopende leerlijnen te laten
ervaren binnen havo en vwo.
Het vak wiskunde wordt in het voortgezet onderwijs gekoppeld aan de belevings- en
ervaringswereld van de leerlingen. Hierdoor is het vakgebied verbreed en heeft het een
maatschappelijke component gekregen. Het gebruik van ICT (Derive en Cabri) heeft diverse
wiskunde-technische vaardigheden geautomatiseerd. Binnen de opleiding wordt ook
aandacht besteed aan culturele en esthetische aspecten (bijvoorbeeld bij meetkunde en
getaltheorie).
Het vak wiskunde vraagt een onderzoekende houding. Studenten leren een opgave aan te
pakken volgens de fasen van Polya (oriënteren, plan maken, plan uitvoeren en terugblikken).
Deze aanpak komt in diverse onderwijseenheden en opdrachten terug. Van studenten heeft
het panel begrepen dat in het tweede jaar een miniscriptie wordt gemaakt als voorbereiding
op de scriptie in het vierde jaar.
Studenten ontwikkelen algemene vaardigheden zoals probleem oplossen, modelleren,
abstraheren, redeneren en structureren. Studenten leren wiskundige instrumenten te
gebruiken, variërend van numerieke, algebraïsche en statistische technieken tot
meetkundige en structurele operaties. Door deficiënties bij binnenkomenden is er
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 81/133
toenemende aandacht voor algebraïsche vaardigheden, zodat studenten leren om formules,
grafieken en cijfermateriaal te interpreteren en kritisch te beoordelen.
In het tweede jaar hebben studenten een lintstage van een half jaar; in het derde jaar is er
een blokstage.
De vakgroep wiskunde heeft een vakdidactisch netwerk opgezet waar ook SPD’ers aan deel
kunnen nemen. Docenten wiskunde participeren in samenwerkingsverbanden met werkveld
en opleiders binnen het project Elwier. Docenten verzorgen ook workshops op landelijke
wiskundemanifestaties. De opleiding is in 2006-2007 gestart met een vakdidactisch netwerk.
Facet 2.2: Relatie doelstellingen en inhoud programma
Biologie
Het panel is van mening dat het programma de studenten in staat stelt om de competenties
te verwerven. Het panel stelt vast dat het programma de eindkwalificaties dekt.
Natuurkunde/Scheikunde
De programma's van natuurkunde en scheikunde dekken volgens het panel de
eindkwalificaties. Het panel is van mening dat de programma's van natuur- en scheikunde
inhoudelijk in orde zijn. De relatie tussen de eindkwalificaties en de programma’s kan meer
expliciet worden gemaakt. Dit geldt met name voor de eindkwalificaties met betrekking tot de
vakinhoud.
Wiskunde
Het programma maakt het voor studenten mogelijk om de eindkwalificaties te behalen. Het
panel stelt vast dat het programma de eindkwalificaties dekt.
Facet 2.3: Samenhang in het programma
Biologie
Het curriculum biologie is thematisch opgebouwd. Bij de thema’s in de verschillende fasen
wordt een steeds groter beroep op de zelfstandigheid van studenten gedaan. Ook de
complexiteit van de beroepstaken neemt gedurende de studie toe.
In de propedeuse maken studenten kennis met biologische vaardigheden van cel- tot
ecologisch niveau. Studenten krijgen les in celbiologie en plant- en diersystematiek, en
krijgen daarnaast steunvakken als scheikunde en natuurkunde. In de hoofdfase wordt de
kennisbasis verbreed met onderdelen als erfelijkheid, microbiologie, natuur- en
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 82/133
milieueducatie, evolutie en gedrag. Studenten biologie missen het onderdeel humane ziektes
in het curriculum. Ze worden hier door leerlingen wel op aangesproken.
Het verband tussen vakinhoud en vakdidactiek wordt volgens studenten in diverse
onderdelen gelegd. Bij genetica hebben ze bijvoorbeeld lessen voor de derde klas
voortgezet onderwijs ontwikkeld.
Natuurkunde/Scheikunde
De curricula van natuurkunde en scheikunde zijn opgebouwd volgens leerlijnen en thema’s
(zie 2.2). In het programma wordt een toenemend beroep op de zelfstandigheid en
zelfverantwoordelijkheid van studenten gedaan. Dit sluit aan bij de ontwikkelingen van de
schoolvakken Nieuwe scheikunde en Nieuwe natuurkunde waarin de leervraag van de
leerling in een specifieke context als sturende factor centraal staat.
Naast een leerlijn voor het vak, de vakdidactiek en onderzoek is er een leerlijn voor
practicumwerkzaamheden. Deze kent een opbouw van oriëntatie op de mogelijkheden naar
zelfstandig opzetten van practicumopdrachten voor het werkplekleren. De leerlijnen kunnen
naar de mening van het panel nog explicieter gemaakt worden.
De thema's en inhouden van de onderwijseenheden zijn primair gekozen op basis van hun
directe relevantie voor het werkveld. Volgens het panel is de inhoudelijke samenhang van
het programma gericht op de beroepspraktijk en duidelijk aanwezig.
In de curricula van natuurkunde en scheikunde is systematisch sprake van integratie tussen
met name vakinhoud en vakdidactiek. Integratie vindt op verschillende momenten plaats: in
de OWE's, de stages, en de eindscriptie.
De samenhang tussen theorie en praktijk kan voor de vakinhoud en voor de
onderwijskundige theorie explicieter.
Studenten natuurkunde staan niet zodanig boven de stof dat ze alle vragen van leerlingen in
de onderbouw van het vwo kunnen beantwoorden. Er wordt in de opleiding enige aandacht
aan misconcepties van leerlingen besteed, maar dit gebeurt volgens het panel niet
systematisch en wordt niet doorgetrokken naar het remediëren van misconcepties van
studenten zelf. Hier zou de opleiding nog een slag kunnen maken.
Wiskunde
Het programma wiskunde kent een longitudinale opbouw met doorlopende leerlijnen voor de
verschillende kennisdomeinen. Kennisdomeinen zijn bijvoorbeeld: analyse, meetkunde,
logica en algebra, kansrekening en statistiek, toegepaste wiskunde. Deze worden aangevuld
met nieuwe domeinen uit de kennisbasis wiskunde met betrekking tot vakdidactiek: wiskunde
algemeen, wiskundige vakcompetenties, onderwijssysteem en onderwijsleerprocessen.
Gedurende de opleiding treedt een verschuiving op van wiskundige, vakinhoudelijke kennis
naar vakdidactische kennis en vaardigheden.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 83/133
In verband met de longitudinale opbouw van het programma biedt wiskunde een
onderwijseenheid gedurende een semester aan in plaats van in een periode. Dat betekent
dat studenten gedurende een semester aan vier onderwijseenheden werken.
De APS-reeks biedt een duidelijke ingang voor de koppeling van vakdidactiek aan vakinhoud
of indien gewenst in omgekeerde volgorde. De APS-reeks biedt de gelegenheid om:
- inhoud en didactiek te koppelen;
- ‘oude of bekende’ zaken opnieuw uit te vinden;
- verwondering op te wekken zodat problemen duidelijk worden;
- een relatie te leggen met rekenen op de basisschool.
In onderdelen van het lio-dossier komt de samenhang tussen de vakinhoud wiskunde (op het
niveau van de leerlingen) en de didactiek duidelijk aan de orde.
Facet 2.7: Didactisch concept en werkvormen
Het panel is positief over de variatie in werkvormen die door de opleidingen worden
gehanteerd. Het principe van ‘practice what you preach’ wordt waargemaakt. Studenten
geven aan dat er voldoende vakinhoudelijke begeleiding door docenten wordt geboden en
op verzoek is extra begeleiding mogelijk.
Biologie
De opleiding gebruikt werkvormen waarin het denkproces van studenten zichtbaar wordt,
inclusief hun denkfouten. Deze werkvormen kunnen studenten ook in hun eigen lespraktijk
gebruiken. Naast het in woorden uitleggen leren studenten om ook drama en beeld als
didactische instrumenten te gebruiken.
Natuurkunde/Scheikunde
Studenten krijgen een veelheid aan werkvormen aangeboden: van individueel werk tot
diverse vormen van samenwerken met speciale aandacht voor practicumwerkvormen.
Studenten leren ook om te gaan met vakspecifieke ICT-werkvormen.
Wiskunde
Studenten leren om te gaan met moderne hulpmiddelen en informatiebronnen, en moderne
wiskunde software zoals Derive en Cabri.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 84/133
Facet 2.8: Toetsing en beoordeling
Binnen de onderwijseenheden worden onderdelen, waaronder vakinhoud, formatief getoetst.
Een van de toetsen betreft het maken van een vwo-examen.
Het panel heeft in de beschrijving van de onderwijseenheden weinig concrete
beoordelingscriteria aangetroffen. Studenten krijgen een beoordeling van de formatieve en
summatieve toetsen in cijfers of woorden. De onderdelen van een onderwijseenheid moeten
voldoende zijn om een assessment te mogen aanvragen. Bij de opleidingen biologie,
natuurkunde en scheikunde is op beperkte schaal compensatie binnen een
onderwijseenheid mogelijk, bij wiskunde moet alles voldoende zijn. Studenten geven aan dat
er wel verschillen in beoordeling door assessoren merkbaar zijn.
Het panel heeft vastgesteld dat er verschillende beoordelingsformulieren worden gebruikt,
maar volgens de docenten behoort dat inmiddels tot het verleden. Er wordt nu met één
format gewerkt.
Wanneer een SCB negatief uitvalt, ligt dat volgens studenten meestal aan de reflecties,
omdat de inhoudelijke onderdelen veelal al met een voldoende waren afgesloten. Studenten
kunnen in de volgende periode een toets en ook het SCB herkansen.
Biologie
Het panel heeft goede voorbeelden van summatieve competentiebeoordelingen gezien,
bijvoorbeeld de summatieve competentiebeoordeling ‘Losse lessen maken’.
Het panel is positief over de vakinhoudelijke toetsen. Ze sluiten goed aan bij de leerstof.
Volgens studenten worden de criteria waarop zij worden beoordeeld, van te voren uitgereikt.
Per onderwijseenheid zijn er twee docenten, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de
toetsing.
Natuurkunde/Scheikunde
Het panel heeft goede voorbeelden van summatieve competentiebeoordelingen gezien, voor
scheikunde bijvoorbeeld de summatieve competentiebeoordeling ‘Bewustworden van leren
en motiveren’, voor natuurkunde de summatieve competentiebeoordeling ‘Lessen maken’.
Het panel is positief over de vakinhoudelijke toetsen die goed aansluiten bij de leerstof. Bij
scheikunde worden vakinhoud en vakdidactiek ook geïntegreerd getoetst.
Bij beoordelingen worden soms de aspecten aangegeven waarop beoordeeld wordt. Een
criterium in de zin van een maatstaf waaraan het werk moet voldoen, werd niet aangetroffen.
Evenmin criteria die aangeven wanneer een student excellent, matig, respectievelijk
onvoldoende presteert op een bepaald aspect.
Wiskunde
Het panel heeft goede voorbeelden van summatieve competentiebeoordelingen gezien,
bijvoorbeeld voor de summatieve competentiebeoordeling ‘Ontwikkelen vakdeskundigheid
historie van wiskunde’.
Het panel is positief over de vakinhoudelijke toetsen. Ze sluiten goed aan bij de leerstof.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 85/133
Facet 6.1: Gerealiseerd niveau
Het afstuderen wordt steeds meer gekoppeld aan het werkplekleren en/of competenties waar
studenten nog aan moeten werken. In de handleiding voor het afstudeerproject zijn criteria
en go/no go-momenten voor studenten opgenomen. Het panel is van mening dat de criteria
daarvoor nog scherper geformuleerd kunnen worden.
Biologie
De student kiest zelf een afstudeerproject waarin hij aantoont een vakinhoudelijk,
vakdidactisch of onderwijskundig vraagstuk zelfstandig te kunnen oplossen. Dit vraagstuk
dient relevant voor het latere beroep van leraar te zijn. Van cohort 2004 en eerder wordt het
afstudeerproject door twee docenten, begeleider en tweede beoordelaar, beoordeeld. Vanaf
cohort 2005 spelen de opleidingsscholen hier een belangrijke rol in. Studenten presenteren
hun project in een referaat. Voorbeelden van afstudeerprojecten zijn: ‘Biologische bestrijding:
Feromonen’, ‘Misconcepten bij hbo studenten exact’, ‘De mogelijkheden en beperkingen van
het digitaal schoolbord’.
Het panel heeft zeven afstudeerscripties en portfolio’s van lio-stages bekeken. Het panel is
van mening dat de portfolio’s overtuigend aantonen dat de studenten over de benodigde
competenties beschikken. Alle afstudeerscripties voldoen aan het hbo-bachelorniveau. Ze
verschillen onderling wat betreft de vraagstelling, de relevantie voor de beroepspraktijk, het
gebruik van (internationale) actuele literatuur en de beoordeling. Er zijn verschillende
beoordelingsformulieren gebruikt, waardoor voor het panel niet duidelijk is van welke criteria
is uitgegaan. De afstudeeronderzoeken van 2009 zijn van goede kwaliteit.
Natuurkunde/Scheikunde
Afstudeeronderwerpen bij natuurkunde ensScheikunde zijn bij voorkeur gerelateerd aan de
beroepspraktijk in de lio-stage. De meeste studenten voeren een vakdidactisch onderzoek
uit. Voorbeelden van afstudeerprojecten zijn: ‘Wat is nieuw aan Nieuwe scheikunde?’,
‘Leefwereldervaringen die voorbereiden op scheikunde-onderwijs’, ‘Toepassingen van ICT-
hulpmiddelen in het natuurkunde-onderwijs’.
Het panel heeft vier afstudeerscripties scheikunde en enkele lio-verslagen bekeken. Alle
scripties zijn volgens het panel minimaal van hbo-bachelorniveau, zij het dat de scriptie van
2009 vrij zwak is. Er is duidelijk verschil in de wijze waarop studenten het onderzoek
aangepakt hebben, de probleemstelling is vaak erg breed geformuleerd. Het gebruik van
literatuur is over het algemeen adequaat. De beoordeling is naar de mening van het panel
adequaat, al ontbreken de deelbeoordelingen op het formulier. Uit de lio-verslagen blijkt dat
studenten overtuigend kunnen aantonen dat ze over de benodigde competenties
beschikken, hetgeen wordt ondersteund door de beoordelingen van de begeleider op het
instituut en in de school.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 86/133
Hetzelfde geldt voor de lio-verslagen van natuurkunde. Ook hierover is het panel positief.
Het panel heeft drie scripties natuurkunde bekeken en komt tot de conclusie dat het niveau
uiteenloopt van onvoldoende tot goed. Met name de vraagstelling en de
onderzoeksmethodiek laten te wensen over. Ook het gebruik van literatuur is onduidelijk; de
literatuuropgaven ontbreken soms. De beoordeling is niet eenduidig: soms wordt een cijfer
gegeven, soms een woordbeoordeling. Soms is er een beoordelaar uit een ander vakgebied.
In 2009 zijn geen studenten natuurkunde afgestudeerd, zodat verschillen met voorgaande
jaren niet konden worden vastgesteld.
Wiskunde
De student kiest in samenwerking met de opleidingsschool een activiteit als afstudeerproject
in het kader van het onderzoeksprogramma van de school. De student laat zien dat hij
zelfstandig oplossingen kan aandragen voor vakdidactische en/of onderwijskundige
vraagstukken die relevant zijn voor het beroep van leraar. Tijdens het jaarlijke
minisymposium verzorgen studenten een referaat over hun afstudeerproject. Voorbeelden
van afstudeerprojecten zijn: ‘Project Fi’, ‘Algebraïsche vaardigheden’, ‘Zorgstructuur en
zorgleerlingen’.
Het panel heeft zes scripties en lio-dossiers bekeken en komt tot de conclusie dat deze van
hbo-bachelorniveau zijn. Inhoudelijk zijn de onderwerpen meestal relevant. Er wordt beperkt
gebruik gemaakt van literatuur, meestal wel relevante. Het gebruik van onderzoeksmethoden
laat een positieve ontwikkeling zien. De beoordeling, volgens een standaardformulier, door
de HAN-docent is adequaat met een duidelijke terugkoppeling. De afstudeeronderzoeken
van 2009 zijn van goede kwaliteit.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 87/133
Deel D: Bijlagen
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 88/133
Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 89/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 90/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 91/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 92/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 93/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 94/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 95/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 96/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 97/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 98/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 99/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 100/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 101/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 102/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 103/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 104/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 105/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 106/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 107/133
Bijlage 2: Deskundigheden panelleden
Opleiding tot Leraar Voortgezet onderwijs Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
De h
eer
drs
. H
. N
oord
hof
De h
eer
drs
. W
.R.
van d
en B
erg
Mevro
uw
dr.
ir.
H.C
. K
neppers
De h
eer
dr.
E.J
. K
wakern
aak
De h
eer
drs
. J.N
.W.M
. D
euss
Stu
dent
panelli
d:
mevro
uw
L.H
.M.
Bru
ggin
k
Panelli
d N
QA
: de h
eer
drs
. L. van d
er
Veen
Mevro
uw
drs
. J.T
.C. van d
er
Heijd
en
Mevro
uw
S.
Colli
ns-F
yfe
Mevro
uw
drs
. S
. de V
ries
De h
eer
J.H
.E.
Dirx
Mevro
uw
drs
. A
. H
erw
ig
De h
eer
dr.
H. V
os
De h
eer
dr.
L.J
.A.E
. V
ankan
De h
eer
drs
. C
.A.M
.J. B
ogaert
s
Panelli
d N
QA
: m
evro
uw
drs
. P
. G
öbel
Panelli
d N
QA
: m
evro
uw
Y G
riff
ioen-K
ingm
a
Vakgebied Alg Ak Ec Du Sk stud NQA Nl En Fr Wk Bio Nk Ak Gs NQA NQA
Relevante werkvelddeskundigheid
X X X X X X X X X X X X X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X X X X X X X X X X X X X X X X
Studentgebonden deskundigheid
X
Visitatiedeskundigheid
X X X X X X X X X X X X X X X X X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 108/133
De heer drs. H. Noordhof
De heer Noordhof is ingezet als panellid vanwege zijn ervaringen als voorzitter. Hij heeft talloze
functies vervuld als bestuurder en toezichthouder in gezondheidszorginstellingen, hogescholen, ROC
en elders. Als lid van het College van Bestuur van de Hogeschool van Utrecht was kwaliteitszorg een
van de onderdelen van zijn portefeuille. Daarbij heeft de heer Noordhof tevens ervaring opgedaan met
visitaties. Hij heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs. Vanuit opleiding en
werkervaring beschikt hij over een ruime (internationale) kennis van het (hoger) onderwijs en
onderwijsprocessen. In het CvB van de HvU was hij portefeuillehouder Buitenlandse Betrekkingen en
hij heeft zich van daaruit uitgebreid bezig gehouden met de internationalisatie van het onderwijs.
Doordat de heer Noordhof in dat kader regelmatig buitenlandse hogescholen en universiteiten heeft
bezocht, beschikt hij tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is hij aanvullend
individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de
werkwijze van NQA.
Opleiding:
1958 – 1965 Gymnasium
1965 – 1976 Doctoraal theologie
Managementopleidingen, w.o.
1978/1979 Managementopleiding directeuren hbo
1986 Opleiding (toekomstige) CvB-leden hogescholen
Werkervaring:
1967 – 1975 leraar/docent in lager en middelbaar onderwijs
1975 – 1980 docent levensbeschouwing in hoger beroepsonderwijs en adjunctdirecteur
1980 – 1987 directeur opleiding fysiotherapie
1987 – 1989 directeur faculteit gezondheidszorg
1989 – 1995 voorzitter CvB Hogeschool voor Economie en Management
1995 – 2005 lid CvB Hogeschool van Utrecht
2005 – heden consultant / interim manager
De heer drs. W.R. van den Berg
De heer Van den Berg is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid, zijn
domeindeskundigheid en zijn auditdeskundigheid. De heer Van den Berg beschikt over
onderwijsdeskundigheid door zijn jarenlange ervaring als docent, conrector en rector, daarnaast
heeft hij een brede onderwijsbestuurlijke ervaring in het doorlichten van organisaties, het activeren
van directies en onderwijspersoneel en het wegnemen van blokkades in organisaties, alsmede met
verantwoordelijkheid voor onderwijsontwikkeling en advies op het gebied van revitalisering van
scholen in binnensteden. De heer Van den Berg heeft ervaring met audits, voor deze visitatie is hij
aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1962 – 1968 HBS-A
1968 – 1975 Bondstrainer tafeltennisbond
1970 – 1978 Sociale Geografie, UVA
1988 – 2006 Diverse management opleidingen, w.o. onderwijscontroler
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 109/133
Werkervaring:
1975 – 1977 Scholengemeenschap Broklede, Breukelen; docent Aardrijkskunde
1978 – 1980 Rijnlands Lyceum, Sassenheim; docent Aardrijkskunde en leerlingenbegeleider
1980 – 2000 OSG De Rietlanden, Lelystad; docent Aardrijkskunde, geschiedenis, economie.
Coördinator bovenbouw H/A, conrector met vrijwel alle portefeuilles, waarneming
rector, extern overleg, o.m. verantwoordelijk voor 2e fase, personeel, facilitering,
gebouw, financiën.
2000 – 2009 Rector Gemeentelijk Gymnasium Hilversum, bestuurstaken, interim karakter in eerste
jaren, organisatie omgevormd, verzelfstandiging, grote bouwprojecten, school van
noodlijdend naar excellente school begeleid.
Mevrouw dr.ir. H.C. Kneppers
Mevrouw Kneppers is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid en haar
domeindeskundigheid. Zij heeft een uitgebreide werkervaring als docente op lerarenopleidingen.
Daarnaast heeft zij talloze publicaties in haar vakgebied vakdidactiek economie op haar naam staan.
Voor deze visitatie is mevrouw Kneppers individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1957 Voortgezet onderwijs
1957 – 1960 Opleiding akte NXII
1961 – 1962 Opleiding akte Ngij
1962 – 1966 Opleiding Middelbare Akte N.O. akte NXVII
1974 – 1975 Opleiding akte J
1987 – 1990 Erasmus Universiteit Economie en Wageningen Universiteit; afgestudeerd in vrije
studierichting: Economie van de huishoudelijke sector.
1990 – 1992 ILO bevoegdheid Bedrijfseconomie
2002 – 2007 promotieonderzoek
Werkervaring:
1960 – 1966 Lager- en middelbaar beroepsonderwijs: huishoudkunde en gymnastiek
1966 – 1975 Leraressenopleiding akte NXII; huishoudkunde en vakdidactiek
1975 – 1989 Lerarenopleiding Huishoudkunde; huishoudkunde en vakdidactiek
1989 – 2002 Lerarenopleiding Economie; bedrijfseconomie en vakdidactiek economie
1995 – 2002 Centrum van Nascholing Amsterdam; nascholing leraren voortgezet onderwijs
maatschappijvakken
1997 – 2004 Instituut voor de Lerarenopleiding; vakdidactiek economie
2002 – 2007 ILO; promotieonderzoek; promotie 2007
2007 – heden Onderzoek; scholing leraren, projecten.
Publicaties:
- Dieteren, N.M.A., Heurter, J.W., Hinloopen, J., Kneppers, H.C., Schuppen, J.W., Voorend, P.H. &
Welp, E.J.M. (2007). Examenprogramma economie voor havo en vwo een nadere uitwerking van
onderdelen van het advies van de Tweede Commissie Teulings. Utrecht: Cevo.
- Kneppers, H.C. (2007). Helpt het uitvoeren van klaslokaalexperimenten voor het begrijpen van
micro-economische principes? Factor D, Kwartaalblad voor het economie-onderwijs en zijn
didactiek, 25(3), 14-15.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 110/133
- Kneppers, H.C. (2007). Het leren van het vak economie en het Model of Domain Learning. Factor
D, Kwartaalblad voor het economie-onderwijs en zijn didactiek, 25(3), 8-9.
- Kneppers, H.C. (2007). Reactie op bespreking promotieonderzoek. Factor D, Kwartaalblad voor
het economie-onderwijs en zijn didactiek, 25(1), 3-5.
- Kneppers, H.C. (2007, maart 29). Leren voor transfer. Een empirisch onderzoek naar de concept-
en contextbenadering in het economieonderwijs. UvA Universiteit van Amsterdam (165 pag.)
(Amsterdam). Prom./coprom.: B.H.A.M. van Hout-Wolters, dr. C.A.M. van Boxtel & dr. M. Elshout-
Mohr.
- Kneppers, H.C., Boxtel, C.A.M. van & Hout-Wolters, B.H.A.M. van (2007). The road to transfer: a
concept - and a context approach in the secondary school subject of Economics. In B. Csapó & C.
Csíkos (Eds.), Developing potentials for learning. Abstracts. 12th Biennial conference for research
on learning and instruction, Budapest, Hungary, August 28-September 1, 2007. Budapest (H):
Szeged: Juhász Nyomda Szolgáltató Kft..
- Kneppers, H.C., Elshout-Mohr, M., Boxtel, C.A.M. van & Hout-Wolters, B.H.A.M. van (2007).
Conceptual learning in relation to near and far transfer in the secondary school subject of
economics. European Journal of Psychology of Education, XXII(2), 115-129.
De heer dr. E.J. Kwakernaak
De heer Kwakernaak is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn
domeindeskundigheid. De heer Kwakernaak heeft een ruime ervaring in taalvaardigheids-, literatuur-
en vakdidactiek-onderwijs en stagebegeleiding op hbo- en universitair niveau. Daarnaast beschikt hij
over in totaal 32 jaar ervaring in tweede- en eerstegraads lerarenopleiding en is hij auteur van een
nota over kwaliteitszorg voor het Universitair Onderwijscentrum Groningen (UOCG) van de
Rijksuniversiteit Groningen. Voor deze visitatie is de heer Kwakernaak individueel geïnstrueerd over
het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1954 – 1960 Gymnasium A, Christelijk Lyceum Delft
1960 – 1967 doctoraal examen Duitse taal- en letterkunde, Rijksuniversiteit Leiden
1965 – 1966 studieverblijf Universitet Oslo, Noorwegen
1967 – 1969 militaire dienst, opleiding vertaler Russisch
1996 promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen op het proefschrift ‘Grammatik im
Fremdsprachenunterricht. Geschichte und Innovationsmöglichkeiten am Beispiel
Deutsch als Fremdsprache in den Niederlanden’
Werkervaring:
1966 – 1967 doctoraalassistent prof.dr. C. Soeteman, Leiden
1969 – 1975 Nederlands lector, Universitet Aarhus, Denemarken
1975 – 1989 lerarenopleider Duits (vakinhoud en vakdidactiek) aan de Lerarenopleiding Zuidwest-
Nederland/Hogeschool Rotterdam
1988 – 2007 vakdidacticus Duits en lerarenopleider aan de Rijksuniversiteit Groningen (vakgroep
Duits, UCLO/UOCG), ook taalvaardigheids- en grammaticaonderwijs aan de Opleiding
Duits
Diversen:
talrijke publicaties over vreemdetalendidactiek in binnen- en buitenland, deelname aan internationale
projecten op vreemdetalendidactisch gebied, actieve deelname aan congressen in binnen- en
buitenland
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 111/133
De heer J.N.W.M. Deuss
De heer Deuss is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid op het gebied van
voortgezet, hoger beroeps- en universitair onderwijs door zijn ervaring als docent en
eindexamencoördinator voor de exacte vakken. Aanvullend beschikt hij over onderwijsdeskundigheid
door zijn ervaring als studieadviseur. Daarnaast is de heer Deuss ingezet vanwege zijn
domeindeskundigheid op het gebied van scheikundeonderwijs en onderwijs op het gebied van de
exacte vakken. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1960 – 1966 Sint Janslyceum, den Bosch: Gymnasium B
1966 – 1972 Katholieke Universiteit Nijmegen: Theoretische Chemie (hoofdrichting), Exobiologie en
Wetenschapsfilosofie
Werkervaring:
1972 – 1974 Katholieke Universiteit Nijmegen: Wetenschappelijk medewerker
1974 – 1993 Hogeschool Katholieke Leergangen: docent (2e, later ook 1e graads) lerarenopleiding
scheikunde
1990 – 1994 Technische Universiteit Eindhoven: docent universitaire (1e graads) lerarenopleiding
scheikunde;
1994 – heden Studieadviseur Faculteit Scheikunde Technologie;
2000 – 2007 Docent Ethiek en Technologie
1997 – 2000 Ministerie OC&W / CEVO: Coördinator Centrale Eindexamens exacte vakken
VMBO/HAVO/VWO (gedetacheerd vanuit TU/e)
2007 – heden Docent Grondslagen van de Chemie / Academische Vorming
Enkele publicaties:
- Chemisch Weekblad 80 (1984) p151: "Het dreigend tekort aan scheikundeleraren: een
voorzichtige prognose"
- NVON Maandblad 9-6 (1984) p12: "Het dreigend tekort aan scheikundeleraren: een voorlopige
diagnose"
- NVOX Magazine 33-3 (2008) p92: "Ik zie ik zie wat jij niet ziet (1): Chemische stoffen"
- NVOX magazine 33-9 (2008) p380: "Ik zie ik zie wat jij niet ziet (2): Waarnemen serieus nemen"
Mevrouw L.H.M. Bruggink
Mevrouw Bruggink is ingezet als studentpanellid. Zij volgt momenteel het tweejarige schakeltraject
Bachelor Orthopedagogiek van de studie Pedagogische wetenschappen aan de Universiteit van
Amsterdam. Mevrouw Bruggink is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en
beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de
onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze
visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1997 – 2002 Havo, Twents Carmel College, locatie de Thij, Oldenzaal
2002 – 2006 Pabo, Hogeschool Edith Stein, Hengelo
2007 – heden Pedagogische wetenschappen, Universiteit van Amsterdam
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 112/133
Werkervaring:
09/’02 – 08/’05 Stage op verschillende basisscholen in de regio Twente Oost
09/’05 – 05/’06 Afstudeerstage op zowel basischool als op het Voortgezet onderwijs
01/’07 – 07/’07 Leerkracht basisvakken (onderbouw), Twents Carmel College, locatie Potskampstraat,
Oldenzaal (voortgezet onderwijs)
Juli 2008 Leidster Kinderdagverblijf Dimemo, Amsterdam
Diversen:
01/’05 – 05/’05 Buitenlandse stage naar IJsland, in het derde jaar van de opleiding aan de Pabo
De heer drs. L.S. van der Veen
De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met
visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op
grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s.
Opleiding:
1971 – 1980 Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen
1993 – 1997 Filosofie, Universiteit Utrecht
Cursussen:
1988 – 2003 Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management
en organisatie, informatica.
Werkervaring:
1976 – 1977 RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen
1978 – 1979 RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde
1979 – 1980 Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker
1980 – 1983 Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige
vorming en amateuristische kunstbeoefening
1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO
1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie
1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie
1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker
2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg
2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
Panellid mevrouw drs. T.J.G. van der Heijden Mevrouw Van der Heijden is voornamelijk ingezet vanwege haar onderwijsdeskundigheid.
Na haar oorspronkelijke opleiding Kweekschool heeft mevrouw van der Heijden lessen Nederlands en
onderwijskunde verzorgd in het VO, aan een PABO, aan lerarenopleidingen in het HBO en in
nascholingsverband binnen het universitair onderwijs. Vanaf 1989-2006 is zij werkzaam geweest als
inspecteur, met name in de sectoren HO en VO. Landelijk was zij aanspreekpunt inzake
bevoegdheden. De laatste jaren was zij bij de inspectie projectleider van onderzoeken naar zij-
instroom en opleiden in de school. Mevrouw Van der Heijden heeft uit opleiding en werkervaring
kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd
over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 113/133
Opleiding:
1967 Kweekschool 41a
1968 Kweekschool 41b
1970 MO-A Nederlands
1972 MO-B Nederlands
1984 Doctoraal Nederlands : moderne letterkunde en taalbeheersing, bijvakken
onderwijskunde, dramaturgie, kunstgeschiedenis
1987 – 1989 Studie onderwijskunde, niet voltooid i.v.m. benoeming tot inspecteur HO
Werkervaring:
1968 – 1971 Invalbanen primair onderwijs
1971 – 1973 Docent Nederlands Mavo-school
1973 – 1979 Docent Nederlands Pedagogische Academie en Havo-top
1979 – 1982 Mentor en docent diverse vakken Middenschool (Open Schoolgemeenschap Bijlmer)
1983 – 1987 Docent onderwijskunde en vakdidactiek lerarenopleiding VO
1987 – 1989 Nascholingsafdeling van UVA. Opzetten en verzorgen van opleidingstrajecten voor
vrouwen die een leidinggevende positie in het onderwijs ambieerden
1989 – 1996 Inspecteur HO (toezicht op aantal HBO-instellingen, vanaf 1992 met name meta-
evaluatief onderzoek en toezicht op bestuurlijke hantering van uitkomsten visitaties en
meta-onderzoek op lerarenopleidingen)
1990 – 1996 Vertrouwensinspecteur HO (½ dag)
1996 – 2003 Voorzitter vertrouwensinspecteurs alle sectoren (1 dag)
1996 – 2003 Inspecteur VO (algemeen toezicht)
2003 – 2006 Inspecteur HO, VO en PO (met name toezicht op kwaliteitsontwikkeling zij-
instroomtrajecten en het vormgeven van ‘Opleiden in de school’).
Landelijk aanspreekpunt inzake bevoegdheden en wet BIO
2006 Lid adviesraad KPMG dieptepilots ‘Opleiden in de School’
2006 Panellid VBI lerarenopleidingen (NQA en HOBEON)
Diversen:
1981 – 1985 Vice-voorzitter Nederlandse middenschoolvereniging
1983 – 1985 Redacteur tijdschrift voor onderwijsgevenden in het Nederlands MOER
1985 – 1989 Hoofdredacteur MOER
1994 Auteur inspectierapport ‘Emancipatie in het Hoger Beroepsonderwijs’
1999 Auteur inspectierapport ‘Nederlands in de basisvorming’
2002 Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het VO
2003 Auteur inspectierapport ‘De evaluatie van het zij-instroomtraject in het PO
2005 Auteur inspectierapport Convenant in het kader van scholing onbevoegden G4/Almere
(eerste jaar)
Mevrouw S. Collins-Fyfe
Mevrouw Collins is ingezet als panellid vanwege haar auditdeskundigheid, haar
onderwijsdeskundigheid, haar domeindeskundigheid en haar internationale deskundigheid. Zij beschikt
over auditdeskundigheid door haar ervaring als vertegenwoordiger van haar vakgroep en faculteit bij
externe visitaties (2e en 1
e graads) en bij de accreditatie van een masteropleiding. Over
onderwijsdeskundigheid beschikt zij door haar 1e graads bevoegdheid (master of Education Engels),
haar ervaring als docent aan lerarenopleidingen en als stage- en portfoliobegeleider.
Domeindeskundigheid heeft mevrouw Collins in haar hoedanigheid als coördinator 1e graads Engels
en coördinator Beroepsgericht afstudeeronderzoek (actie-onderzoek, 1e graads
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 114/133
onderzoeksmethodologie) van het cluster Talen en als coördinator internationalisering van de instelling
waar zij werkzaam is. Door haar ervaring als cöordinator internationalisering en haar ervaring als
gastdocent aan buitenlandse universiteiten beschikt mevrouw Collins tevens over internationale
deskundigheid. Voor deze visitatie is zij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van
visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1962 – 1966 University of Edinburgh; Master of Arts (English Language and Literature) Summa
cum Laude afgestudeerd
Werkervaring:
1969 – heden docent bij de lerarenopleiding (MOA/2e graads/B.Ed(Engels)
1970 – heden docent bij de lerarenopleiding (MOB/1e graads/M.Ed (Engels), instituutsbreed en
clusterbreed
1984 – 1991 Docent Tolk-Vertaler bij Wolters-Noordhoff (thans ITT)
1992 – 1999 Gastdocent bij de Universiteit van Murcia (Spanje) zomercursus fonetiek
1995 – 1999 Approved external lecturer for the University of Greenwich te Londen
1995 – 2008 Coördinator Internationalisering (Cluster Talen)
1999 – 2008 Coördinator 1e graads Engels (Hogeschool Utrecht)
Diversen:
1963 Gold Medal English Language (Edinburgh University)
1965 Carnegie Scholarship. 3 maanden doorgebracht aan de Universiteit Frankfurt am Main
1979 – 1981 Lid van de ‘Jonge Onderzoekers’-groep van de Vakgroep Engels aan de Universiteit
Utrecht
1990 – heden Conferenties bijgewoond van EAIE, Compass Network, Iatefl, CARN in o.a. Lissabon,
Berlijn, Porto, Maastricht, Karlstad, Londen, Cardiff, Utrecht, Nottingham
1992 Docent cursus EFL voor de nieuwe Poolse lerarenopleidingen in Karpacz
1992 Gastlezing over Vertaalkunst in Nederland gegeven aan de Universiteit van Wroclaw
in Polen
1994 Medeoprichter van de joint MA (Open) programma van de 1e graads opleiding Engels
aan de Hogeschool Utrecht en the university of Greenwich te Londen
1994 – 2007 Verantwoordelijk voor professionalisering van collega’s van de 1e graads opleidingen
van de Hogeschool Utrecht in Onderzoeksmethodologie
2006 – 2008 Betrokken bij de voorbereidingen voor de oprichting van CARN Nederland
Relevante publicaties:
- Enjoying English Literature (poetry), 1968, Educaboek
- Collins-Fyfe S., Herwig A. en de Waaijer M., 1999, Action Research in Teacher Training, in
Dengerink J.J. e.a. (eds) Leermeesterschap, Garant
Mevrouw drs. S. de Vries
Mevrouw De Vries is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid betreffende alle
niveaus en leeftijden in het VO en HO, zowel HBO als universitair onderwijs. Daarnaast is zij ingezet
vanwege haar domeindeskundigheid op het gebied van vakdidactiek moderne vreemde talen, met
specialisatie Frans. Mevrouw De Vries is tevens gespecialiseerd in het leren en opleiden van leraren
in opleiding (lio’s) (1egraads) en het leren en professionaliseren van docenten VO. Voor deze
visitatie is mevrouw De Vries individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in
het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 115/133
Opleidingen:
1974 – 1980 Gymnasium-α, Agnietencollege Zwolle
1980 – 1988 Franse taal- en letterkunde, RU Groningen. Doctoraalexamen: januari 1988.
1985 – 1988 Toegepaste taalkunde, RU Groningen. Doctoraalexamen (cum laude): januari 1988
2000 – 2001 Integraal Management Leergang
Werkervaring:
1987 – 1996 docent Frans op diverse scholen voor vo en ho in de noordelijke regio (o.a.
Hondsrugcollege Emmen; Katholiek Drents College, Emmen; Vincent van Gogh,
Assen; Ubbo Emmius, Veendam; Hotel Management School van de CHN,
Leeuwarden)
1991 – 1999 vakdidacticus Frans, eerst bij de vakgroep Frans van de Faculteit der Letteren, later bij
het Universitair Centrum voor de Lerarenopleiding (UCLO) van de Rijksuniversiteit
Groningen
1998 – 2004 coördinator nascholing vo bij het UCLO van de Rijksuniversiteit Groningen
2004 – 2007 afdelingshoofd scholing & professionalisering vo en ho bij het Universitair
Onderwijscentrum Groningen (UOCG) van de Rijksuniversiteit Groningen
2006 – heden Onderzoeker op het gebied van het leren van lio’s en docenten in het kader van een
dieptepilot Academische Opleidingsschool bij het Universitair Onderwijscentrum
Groningen (UOCG) van de Rijksuniversiteit Groningen
Publicaties:
1987 Leidraad voor het beoordelen van een leergang moderne vreemde talen. Levende Talen
420, pp. 256-260 (met J.A. Mondria)
1988 Leidraad voor het beoordelen van een leergang mvt. in: Leermiddelengids Fans/Spaans
VO 1988, pp. 86-90. Leermiddelengids Duits VO 1988, pp. 78-82 en Leermiddelengids
Engels VO 1988, pp. 164-168. Enschede: Centrale Registratie Leermiddelen, later:
Nationaal Informatiecentrum Leermiddelen. Herdrukken in leermiddelenoverzichten 1989
t/m 1996 (met J.A. Mondria)
1989 Leer je met een communicatieve leergang ook echt communiceren? Levende Talen 444,
pp.587-593.
1991 Woorden leren met de `handcomputer': Praktijkverslag van een leerexperiment met een
bijzonder woordkaartjes-systeem. Levende Talen 465, pp. 458-461 (met J.A. Mondria)
1992 Moderne vreemde talen. Docentengids voor het secundair onderwijs. Houten: Bohn,
Stafleu & Van Loghum (17 pp.)
1994 Efficiently memorizing words with the help of word cards and `hand computer': Theory
and applications. System 22, 1, pp. 47-57. (met J.A. Mondria)
1995 Par étapes! 1: Het computerprogramma bij`A toi maintenant!' voor het leren van woorden
en taalhandelingen. Zutphen: Thieme. (met J.A. Mondria, M. Rabbah & E. Kok)
1997 Par étapes! 2VM en 2MHV: Het computerprogramma bij`A toi maintenant!' voor het leren
van woorden en taalhandelingen. Zutphen: Thieme. (met J.A. Mondria, M. Rabbah & W.
Buikema)
1997 Het leren van woorden in het vreemdetalenonderwijs. Toepassingen voor het studiehuis.
Tilburg: MesoConsult (Staalkaartenreeks nr. 4). (60 pp.) (met J.A. Mondria)
2004 Competentiegericht personeelsbeleid, een casus. In: M. Slagter, F. Meijering, I. Jacobs-
Moonen, R. Landeweerd & O. Meijer (eds.) De gepassioneerde professional. Assen: Van
Gorcum. (met J. Buitink & F. Meijering)
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 116/133
2008 Learning in the context of ‘co-creation of educational practices’. In: J. Ax & P. Ponte (eds.)
Critiquing Praxis. Conceptual and Emprirical trends in the Teaching Profession. pp.163-
179. Sense Publishers. (met D. Beijaard & J. Buitink).
De heer J.H.E. Dirx:
De heer Dirx is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn
domeindeskundigheid. Hij beschikt over onderwijsdeskundigheid door 17 jaar ervaring in het
agrarisch HBO als docent wiskunde en natuurkunde. Door zijn ervaring als docent op een
Pabo/lerarenopleiding op de Malediven beschikt de heer Dirx tevens over internationale
deskundigheid. Zijn lidmaatschap van de werkgroep kwaliteitszorg van de organisatie waar hij
werkzaam is maakt dat hij bekend is met kwaliteitsmetingen en auditprocessen. Voor deze visitatie is
hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1983 – 1988 2de graads lerarenopleiding wiskunde en natuurkunde
1995 – 1996 Toegepaste statistiek, WUR Wageningen.
Werkervaring:
1988 – 1990 MLO Sittard, docent wiskunde en natuurkunde theorie en praktijk
1990 – 1997 HAS Delft, docent wiskunde, natuurkunde en techniek
1998 – 2000 Lerarenopleiding Malediven, docent computervaardigheden/systeembeheerder,
docent wiskunde en natuurkunde
2000 – heden Stoas Hogeschool, docent wiskunde en natuurkunde, Coördinatietaken, Lid werkgroep
kwaliteitszorg.
Mevrouw drs. A. Herwig
Mevrouw Herwig is ingezet als panellid vanwege haar auditdeskundigheid, haar
onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Mevrouw Hewig is betrokken geweest bij
diverse visitaties als vertegenwoordiger van haar opleiding en is daardoor op de hoogte van de
accreditatiesystematiek. Zij is sinds 1972 werkzaam in het onderwijs, sinds 1980 in het HBO, met als
domeindeskundigheid Biologie. Daarnaast heeft zij aan verschillende publicaties meegewerkt en is zij
mede-oprichter van het CARN; de Nederlandse afdeling van het Collaborative Action Research
Network, dat onder meer het formuleren van kwaliteitseisen voor onderzoek en stimuleren van de
uitwisseling van onderzoeksresultaten bij (docent)onderzoekers beoogt.
Mevrouw Herwig is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van
accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1969 – 1980 Biologie Rijksuniversiteit Utrecht
Werkervaring:
1977 – 1979 Docent Biologie Mavo Noord, Amsterdam
1989 – 1992 Wetenschappelijk medewerker Rijksuniversiteit Utrecht, Centrum voor beta: didactiek
1992 – 1997 Wetenschappelijk medewerker Rijksuniversiteit Utrecht IVLOS; docent vakdidactiek
1997 – 1998 Stichting SOA Bestrijding; medewerker onderwijs
1980 – heden Hogeschool Utrecht en rechtsvoorgangers; docent Biologie.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 117/133
Publicaties:
- Herwig, A. en Voogt, P.A. (1993), Verschillen tussen mensen, SLO, Enschede
- Herwig, A. en Voogt, P.A. (1993), DNA-RNA-eiwit-eigenschap, SLO, Enschede
- Collins-Fyfe, S., Herwig, A. en de Waijer, M. (1999), “Action Research in Teacher Training”, in
Dengerink, J.J. e.a. (ed.s.), Leermeesterschap, Garant
- Herwig, A. e.a. (2001), Safe sex files, lespakket voor het studiehuis, Stichting SOA bestrijding.
In voorbereiding: Onderzoek in de beroepspraktijk: resultaten van een inspirerende pilot.
Diversen:
- Dieptepilot Academische School
- Onderzoeksbegeleider mei 2008 – heden
- CARN NL: Eén van de initiatiefnemers van CARN NL vanaf 11 september 2007;
- 2006 – heden: Lid coördinatiegroep
- Organisatie CARN NL conferentie op 1 november 2008: Onderzoek in de schoolpraktijk: delen
van ervaringen
- 1995 – 2008: VELON: Diverse workshops verzorgd over actieonderzoek.
De heer dr. H. Vos
De heer Vos is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid,
zijn internationale en zijn auditdeskundigheid. Hij heeft ervaring als lid van een visitatiecommissie en
als lid van een voorbereidende commissie, daarnaast beschikt de heer Vos door zijn werkervaring
over onderwijsdeskundigheid in de vakken (technische) natuurkunde, wiskunde, elektrotechniek en
onderwijskunde. Door zijn internationale werkervaring beschikt de heer Vos tevens over
internationale deskundigheid. De heer Vos heeft talloze publicaties op zijn naam staan, waarvan
hieronder een selectie wordt genoemd. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd
over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1960 – 1968 Opleiding Natuurkunde, wiskunde en astronomie (kandidaats en doctoraal) VU,
Amsterdam
1970 – 1972 Eerstegraads onderwijsbevoegdheid Wis- en Natuurkunde VU Amsterdam.
1968 – 1972 Promotie Natuurkunde VU Amsterdam
1990 – 2001 Promotie Toegepaste Onderwijskunde UT, Enschede
Werkervaring:
1973 – 1979 Docent lerarenopleiding Natuurkunde VL-VU, Amsterdam
1979 – 1982 Docent/trainer stafontwikkeling Fysica, Universiteit Gajah Mada, Yogyakarta,
Indonesia
1982 – 1983 Docent HBO Elektrotechniek, avond HTS, Utrecht
1983 – 2001 Onderwijsadviseur/ docent Elektrotechniek Universiteit Twente, Enschede
2001 – heden Docent Universiteit Twente Elektrotechniek.
Diversen:
Lijst van publicaties (selectie)
- On the determination of optical model parameters. Dissertatie, Vrije Universiteit, Amsterdam, 1972
- Abstractieniveau's in de ontwikkeling van het natuurkundig begrip 'druk'. Pedagogische Studiën 64
(1987) 285-294.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 118/133
- Abstractieniveaus in de ontwikkeling van het begrip elektrische stroom. Tijdschrift voor didactiek
der betawetenschappen 5 (1987) 121-142.
- Intuïtieve, empirische en theoretische redeneringen.Tijdschrift voor Onderwijsresearch, 15 (1990)
123-136.
- Improvement of a Laboratory Course in Network Analysis: Learning to Validate Knowledge in an
Experimental Way. H.E.P. Tattje & H. Vos. IEEE Transactions on Education 38 no. 1 (1995) 17-26.
- How to assess for improvement of learning. European Journal of Engineering Education 25 no.3
(2000) 227-233.
- Metacognition in Higher Education. Doctoral thesis. Twente University Press: Enschede, the
Netherlands, 2001. ISBN 9036516658
- Strategie voor practicumverslagen. Ned.Tijds.v. Natuurkunde B53 (24 feb. 1987) 19
- Probleemoplossen op verschillende abstractieniveaus. NVON maandblad 13 (april 1988) 88-90
- Competencies of BSc and MSc programmes in Electrical engineering and student portfolios.
Proceedings of The First International Workshop on Electronic Design, Test & Applications DELTA
2002. Christchurch, 2002, p. 203-208. Ton J. Mouthaan, R.W. Brink, H. Vos.
- The straight boomerang of balsa wood and its physics. In: The many faces of teaching and
learning mechanics, Proceedings of a GIREP/UNESCO conference on physics education, P.
Lijnse e.d., Utrecht, jan. 1985, 428.
- Der Zusammenhalt des Wassers und das Phänomen des negativen Drucks. Chimica Didactica 11
(1985) 109-124 (H. Vos en P. Licht)
- Development of germ learning for transfer and generalization. In: The Fourth European
Conference for Research on Learning and Instruction: Abstract Volume. E. Lehtinen, M. Vauras,
A. Alaja (eds). University of Turku, 1991.
De heer dr. L.J.A.E. Vankan
De heer Vankan is ingezet als panellid vanwege zijn deskundigheid op het gebied van
Aardrijkskundeonderwijs. Hij beschikt over auditdeskundigheid door zijn medewerking aan de visitatie
van 2e graads lerarenopleidingen aardrijkskunde in 2003, daarnaast beschikt hij over
onderwijsdeskundigheid. Hij beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en is vertrouwd met de
meest recente ontwikkelingen en met lesgeven, beoordeling en toetsing op het niveau van de te
beoordelen opleiding, op het gebied van 1e en 2
e graads lerarenopleiding voortgezet onderwijs, met
name van het vak aardrijkskunde. Daarnaast beschikt de heer Vankan tevens over internationale
deskundigheid op dit vakgebied. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het
proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1962 – 1969 Doctoraalexamen Sociale Geografie met didactiek als bijvak aan de
Rijksuniversiteit Utrecht
1991 Proefschrift: Het ontwerpen van Omgevingsonderwijs
Werkervaring:
1970 – 1972 Lerarenopleider aan Pabo
1972 – 1981 tweedegraads lerarenopleiding aardrijkskunde
1981 – 2005 eerstegraads lerarenopleiding aardrijkskunde
1994 – 1999 Hoofdredacteur Geo-Actueel
1989 – 2007 Voorzitter vaksectie aardrijkskunde havo/vwo van de Cevo
2004 – 2007 Serieredacteur van ‘Leren denken in de schoolvakken’.
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 119/133
1994 – 95 en 2002 – 03
Lid leerplanontwikkelingscommissies voor examenprogramma’s havo/vwo
De heer drs. C.A.M.J. Bogaerts
De heer Bogaerts is ingezet als panellid vanwege zijn kennis van de didactiek en zijn jarenlange
ervaring als docent. Daarnaast is de heer Bogaerts ingezet vanwege zijn ervaring als
wetenschappelijk medewerker toetsontwikkeling en zijn lidmaatschap van de eindtermencommissie
voor de basisvorming, die verantwoordelijk was voor de basisvormingstoetsing voor geschiedenis en
staatsinrichting. De heer Bogaerts heeft deelgenomen aan internationale (Oost-Europese) projecten
gericht op de ontwikkeling van nieuwe eindexamenprogramma’s en -toetsen. Hij heeft uit opleiding
en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is hij voor deze visitatie
aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger
onderwijs en over de werkwijze van NQA.
Opleiding:
1953 – 1959 Gymnasium a, Hilversum
1963 – 1974 Studie Geschiedenis, Universiteit van Utrecht
Werkervaring:
1969 – 1974 Part-time docent Instituut voor Hogere Beroepsopleidingen, Universiteit Utrecht
1972 – 1978 Leraar V.W.O., college De Klop, Utrecht
1978 – 2002 Docent vakdidactiek en nieuwste geschiedenis, SOL/Hogeschool van Utrecht (na
1988 part-time), van daaruit gedetacheerd lid van de landelijke -leerplan-
Adviescommissie Historische en Maatschappelijke Vorming (“commissie De Rooy”)
1988 – 2003 Wetenschappelijk medewerkerker toetsontwikkeling, Cito, Arnhem: lid van de
eindtermencommissie voor de basisvorming; verantwoordelijk voor de
basisvormingstoetsing voor geschiedenis & staatsinrichting; deelname aan
internationale projecten in Litouwen, Polen, Roemenië, Tsjechië, Oekraïne en
Bulgarije gericht op de ontwikkeling van nieuwe eindexamenprogramma’s en –toetsen
Diversen:
1980 – 1989 Redactielid en -voorzitter van Kleio, het tijdschrift van de beroepsvereniging van
geschiedenisleraren, de VGN; in die tijd ook bestuurslid van de VGN
1985 – 1995 Diverse nascholingsactiviteiten voor 1e en 2e graads geschiedenisleraren vanuit een
detachering naar het KPC (katholiek Pedagogisch Centrum),
2003 – heden Lid van de adviesraad van het IVGD (Instituut voor Geschiedenis Didactiek)
Mevrouw drs. P. Göbel
Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren
van het hbo. Ze heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring met
ontwikkelen van onderwijsprogramma’s, lesgeven en beoordelen van studenten en met management
in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren.
Opleiding:
1971 – 1976 Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels
1976 – 1979 Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 120/133
Werkervaring:
1980 – 1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede
1987 – 1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool
Enschede
1993 – 1995 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid,
Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium
1994 – 1997 Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede
1997 – 2000 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede
2000 – 2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad
2004 – heden Auditor NQA
Overig:
2006 - heden lid hoofdbestuur VVAO
Mevrouw Y.Griffioen-Kingma
Mevrouw Griffioen is ingezet als NQA auditor. Zij heeft onderwijsdeskundigheid door haar jarenlange
ervaring als docente op diverse niveaus. Naast haar onderwijservaring beschikt mevrouw Griffioen
over een uitgebreide ervaring in de praktijk van de VBI. Voor deze visitatie is mevrouw Griffioen
individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van
NQA.
Opleiding:
1963 - 1968 HBS-A
1968 - 1969 Schoevers; directie-secretaresse
1991 - 1993 Leraar Machineschrijven/tekstverwerken
1996 - 1997 Lerarenopleiding Secretariaatsvakken Office 97
Werkervaring:
1969 – 1988 Directiesecretaresse/office manager bij diverse bedrijven
1988 – 1999 Docente secretaresseopleiding, Instituut Scheidegger, Venlo
1991 – 1998 Docente machineschrijven/tekstverwerken/kantoorpraktijk/informatica Oosterlicht
College, Vianen (VMBO)
1998 – 2002 Docente Informatica, Schoevers Opleidingen, Utrecht (MBO-HBO)
2003 – 2005 Docente S(ecretarieel)-team, ROC ASA Christelijk College Abstede, Utrecht (MBO)
2005 – heden Netherlands Quality Agency - Utrecht
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 121/133
Bijlage 3: Bezoekprogramma
Maandag 20 april (kernpanel)
Tijd Activiteit Deelnemers
13.30 – 15.30 Ontvangst
Materiaalbestudering
15.30 – 17.00 Gesprek met management:
School, afdeling
- faculteitsdirecteur
- instituutsdirecteur ILS
- 3 clusterdirecteuren (A, B, C)
17.00 – 18.00 Paneloverleg
Dinsdag 21 april (kernpanel en adviseurs)
Tijd Activiteit Deelnemers
08.30 Ontvangst
08.45 – 09.15 Plenair overleg kernpanel + adviseurs
09.15 – 11.30 Materiaalbestudering:
- studiemateriaal
- werkstukken studenten
(mbt. presentaties)
Paneloverleg per cluster
Parallel per cluster A, B, C
11.30 – 12.00 Plenair overleg kernpanel + adviseurs
12.00 – 13.00 Lunch
Kernpanel + adviseurs + auditoren
13.00 – 15.00 Presentaties/bespreken werkstukken
van studenten:
- studenten: 15 minuten per
opleiding (4x)
- studenten: 30 minuten per cluster
- docenten: 30 minuten per cluster
Parallel per cluster A, B, C
- studenten 3e en 4e jaar
- werkstukken (w.o. portfolio’s)
die een beeld geven van het
gehele opleidingstraject
15.00 – 15.30 Paneloverleg per cluster:
resultaten bespreken en samenvatten
Parallel per cluster A, B, C
15.30 – 16.30 Gesprek over afstuderen
Met docenten/afstudeerbegeleiders
(betrokken bij toegestuurde
afstudeerproducten)
Parallel per cluster A, B, C
16.30 – 17.00 Paneloverleg per cluster:
resultaten bespreken en samenvatten
Parallel per cluster A, B, C
17.00 – 17.15 Plenaire afsluiting kernpanel +
adviseurs
17.15 – 18.00 Afsluitend overleg kernpanel +
auditoren
Kernpanel + 3 auditoren
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 122/133
Woensdag 22 april (kernpanel)
Tijd Activiteit Deelnemers
09.00 – 10.00 Vooroverleg kernpanel
10.00 – 10.45 Gesprek opleidingsmanagers
Max 8 opleidingsmanagers
(spreiding over de 3 clusters en
opleidingsvarianten)
10.45– 11.30 Gesprek studenten
Representatief voor A, B, C
Max 10 (spreiding over de
clusters, studiejaren, varianten,
opleidingscommissie, afstemming
ten opzichte van docenten dag 2)
11.30 – 12.30 Gesprek docenten
Representatief voor A, B, C
Max 10 (spreiding over de
clusters, studiejaren, varianten,
afstemming ten opzichte van
docenten dag 2)
12.30 – 13.30 Lunch
13.30 – 14.30 Gesprek werkveldvertegenwoordigers
en alumni
Representatief voor A, B, C
Parallelle gesprekken, indien
gescheiden gesprekken met
werkveld respectievelijk alumni
14.30 – 15.00 Gesprek met lectoren
Rondleiding (indien nodig)
Gesprek en rondleiding parallel
(panel splitst zich op)
15.00 – 17.00 Paneloverleg
17.00 – 17.30 Gesprek met management:
School, afdeling
- faculteitsdirecteur
- instituutsdirecteur ILS
- 3 clusterdirecteuren (A, B, C)
17.30 – 18.00 Paneloverleg
18.00 Afsluiting
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 123/133
Overzicht deelnemers per gesprek incl. rollen
Gesprekken dinsdag 21 april Gesprek naam Opleiding Rollen
Cluster Trui Raaijmakers Pedagogiek Opleidingscoordinator pedagogiek
gesprek Theo van Zon Geschiedenis Opleidingscoordinator/opleider
MCM John Kragt Economie Opleider
Katie Oost Aardrijkskunde Opleider
Sonja de Bruin MCM Onderwijskundige/evc
Gesprek naam Opleiding Rollen
Cluster Hedi Windgassen Engels Opleider
gesprek Veerle Loonstra Engels Opleider/commissie vmbo
Talen Truus Hermans Nederlands Opleider
Martine Bourgy Frans Opleider
Kees-Jan van Oorsouw Duits Opleider
Cyrilla van der Donk Talen Onderwijskundige
Gesprek naam Opleiding Rollen
Cluster Thom Somers Natuur- scheikunde Opleider
gesprek Ben Scholten Natuur- scheikunde Opleider
Exact Arjo Hammink Biologie Opleider en abi
Jos Slapak Wiskunde Opleidingscoordinator
Bjorn Vos Exact Onderwijskundige
Gesprek naam Opleiding Rollen
Docenten Trui Raaijmakers Pedagogiek Opleidingscoordinator pedagogiek
afstuderen Theo van Zon Geschiedenis Opleidingscoordinator, coordinator onderzoek jaar 4 geschiedenis
Aike Ottenheim MCM Onderwijskundige en abi
Roel Grol Economie Opleidingscoordinator, opleidingscommissie, coordinator onderzoek jaar 4 economie
Harry van den Berg Aardrijkskunde Opleidingscoordinator, coordinator onderzoek jaar 4 aardrijkskunde
Jacqueline Gerrits Duits Onderwijskundige en abi
Gedy van de Belt Engels Opleider en abi
Marloes Janssen Nederlands Opleider, coordinator onderzoek jaar 4 Nederlands
Theo Bijkerk Duits Opleider, examencommissie
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 124/133
Gesprek naam Opleiding Rollen
Cluster Anthony Livius Geschiedenis student
gesprek Joyce Dekkers Geschiedenis student
MCM Milou Fontijn Aardrijkskunde student
Joep Posthuma Economie student
Aniek van de Munckhof Economie student
Marlieke Silvertand Pedagogiek student
Nienke Geesbergen Pedagogiek student
Cluster Katja Stienen Duits student
gesprek Esther Scholten Engels student
Talen Xandra Jacobs Nederlands student
Daniëlle Groeneveld Engels student
Imre ter Beek Nederlands student
Maxime van de Veen Frans student
Cluster Naoual Abdellaou Wiskunde student
gesprek Erik Schaafsma Wiskunde student
Exact Tim van Doorn Biologie student
Frank van Rhijn Natuurkunde student
gesprek Guido Smit Aardrijkskunde student
ILS-breed Wieteke Meyer Frans student
Ruud Boertjes Biologie student
Carla Backelandt Wiskunde student
Dennis Gremmen Economie student
Sanne Spee Engels student
Nicolle Dost Nederlands student
Jolijn Bakker Wiskunde student
Larissa Lurvink Duits student
Tim Henke Geschiedenis student
Nicolle vd Wal van Andel Duits student
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 125/133
Gesprekken woensdag 22 april Gesprek naam Opleiding Rollen
Docenten Jet de Jong Drama drama
ILS-breed Jos Brink Frans Opleidingscoordinator, abi, evt. onderzoek
Marianne Stienen Nederlands Opleidingscoordinator
Harry van den Berg Aardrijkskunde Opleidingscoordinator
Ans Bergmans MCM Onderwijskundige, abi
Katie Oost Aardrijkskunde Opleider
Bob Lejeune Geschiedenis Opleider, abi
Jan Linders Engels Opleider
Astrid van Dael Economie Opleider, abi, coordinator slb
Ans de Klein Exact Vz. onderwijskundigen, vz. jaar 4, opleider
Louis Nolet Geschiedenis Opleidingscommissie, examencommissie, opleider
Marnix van Meer Biologie Opleidingscoordinator, opleider
Gesprek naam Opleiding Rollen
Werkveld Wiel Sporken Rector Udens College
Hanneke Arpots Rector NSG
Dirck van Bennekom Bestuursvoorzitter Alliantie VO
Wilma Weekenstroo ABS/opleidingsfunctionaris Het Assink Lyceum
Marjan van Veen ABS/SPD Het Assink Lyceum
Fons Ras ABS Candea College
Peer Kennis ABS NSG
Gesprek naam Opleiding Rollen Alumni Mohammed Yacoubi Frans docent Frans Elzendaal College Boxmeer
Kim Testers Geschiedenis docent Burgerschapskunde ROC RijnIJssel
Wieteke van der Coelen Nederlands docent Nederlands Zwijsen College Veghel
Sanne Cornelis Biologie docent biologie/verzorging SG Stevensbeek
Ron Wellens Wiskunde docent wiskunde Montessoricollege Nijmegen
Gerda Bouwman Engels docent Engels VMBO
Daphne Beurskens Pedagogiek docent ROC De Leijgraaf Veghel/Oss
Bregje Leenaars Natuurkunde Docent/RT’er Nijmeegse Scholengemeenschap
Gesprek naam Opleiding Rollen
Lectoren Bregje de Vries Ontwerpen van innovatieve leerarrangementen
Dominique Sluijsmans Betrokken bij beoordelen
Arjan Dieleman Pedagogische kwaliteit van de leraar
Gesprek naam Opleiding Rollen
Management Jack Vogels Faculteitsdirecteur
Jacques van Meegen Instituutsdirecteur
Hennie Komduur Adjunct-directeur
Regie Driessen Clustercoordinator ILS-Academie
Fred Muijrers Clustercoordinator Talen
Henk Delger Clustercoordinator MCM
Gerald Steverink Clustercoordinator Exact
Marie-Jose Kuypers Beleidsmedewerker onderwijs
Irma Franssen Beleidsmedewerker kwaliteitszorg
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 126/133
Opleidings Gerald Steverink Clustercoordinator exact
managers Fred Muijrers Clustercoordinator talen
Henk Delger Clustercoordinator mcm
Regie Driessen Clustercoordinator ILS-academie
Theo van Zon Opleidingscoordinator geschiedenis
Roel Grol Opleidingscoordinator economie
Manon Reiber Opleidingscoordinator Engels
Kees-Jan van Oorsouw Opleidingscoordinator Duits
Jos Slapak Opleidingscoordinator wiskunde
Martine de Jong Opleidingscoordinator Natuur- en scheikunde
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 127/133
Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Overzicht etiketten mappen visitatie ILS Presentatie informatie op visitatiedagen ILS HAN Mappen per cluster 1.0 Clustermappen
1.1 Cluster Exact 1.2 Cluster MCM 1.3 Cluster Talen
Mappen per opleiding 2.0 Aardrijkskunde algemeen
2.1 OWE 1.1 2.2 OWE 1.2 2.3 OWE 1.3 2.4 OWE 1.4 2.5 OWE 1.5 2.6 OWE 1.6 2.7 OWE 1.7 2.8 OWE 1.8 2.9 OWE 2.1 2.10 OWE 2.2 2.11 OWE 2.3 2.12 OWE 2.4 2.13 OWE 2.5 2.14 OWE 2.6 2.15 OWE 1.8 en 1.9 & 2.8 en 2.9 2.16 OWE 3.1 2.17 OWE 3.2 2.18 OWE 3.3 2.19 OWE 3.4 2.20 OWE 3.7 2.21 OWE 3.8
3.0 Biologie algemeen
3.1 OWE 001 3.2 OWE 002 3.3 OWE 003 3.4 OWE 004 3.5 OWE 005 3.6 OWE 006 3.7 OWE 007 3.8 OWE 008 3.9 OWE 2.1.1. 3.10 OWE 2.1.2 3.11 OWE 2.2.1. en 2.3.1. 3.12 OWE 2.2.2 3.13 OWE 2.3.2 3.14 OWE 2.4.1 3.15 OWE 2.4.2 3.16 OWE 3.1.1 3.17 OWE 3.2.1. 3.18 OWE 3.2.2. 3.19 OWE 4.1.2 3.20 OWE 4.2.2
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 128/133
4.0 Duits algemeen 4.1 OWE 1.1 Oriëntatie op het lesgeven 4.2 OWE 1.2 Oriëntatie op het begeleiden van leerlingen bij het verwerven van inzicht in
de taal 4.3 OWE 1.3 Oriëntatie op het ontwerpen van leerarrangementen op het gebied van
cultuur en literatuur 4.4 OWE 1.4 Oriëntatie op vakleraarsgedrag 4.5 OWE 1.5 Oriëntatie op het begeleiden van leerlingen bij het verwerven van
taalvaardigheden 4.6 OWE 1.6 Oriëntatie op het gebied van lesgeven aan leerlingen op het gebied van
taalbeschouwing 4.7 OWE 1.7 Ontwerpen van leerarrangementen op het gebied van taal en cultuur 4.8 OWE 1.8 Oriëntatie op het vakdeskundig begeleiden van leerlingen 4.9 OWE 2.1 Lesgeven. Vakdeskundig worden in de vier vaardigheden. 4.10 OWE 2.2 Lesgeven. Lesgeven op het gebied van taalbeschouwing. 4.11 OWE 2.3 Legeven. Adaptief onderwijs verzorgen. 4.12 OWE 2.4 Begeleiden. Basisvaardigheden voor het vakdeskundig begeleiden van
leerlingen. 4.13 OWE 2.5 Ontwerpen. Toepassen van vakkennis in relatie met de actuele
leermiddelen. 4.14 OWE 2.6 Begeleiden. Begeleiden van leerlingen bij het verwerven van inzicht in de
taal. 4.15 OWE 2.7 Ontwerpen. Verdieping in het ontwerpen van leerarrangementen op het
gebied van cultuur en literatuur. 4.16 OWE 2.8 Begeleiden. Verbreding begeleidingsvaardigheden: de individuele leerling. 4.17 OWE 3.1 Lesgeven. Creëren van een krachtige (vak) leeromgeving incl. ICT. 4.18 OWE 3.2 Begeleiden. Effectief omgaan met groepen jongeren in hun leefomgeving. 4.19 OWE 3.3 Ontwerpen. Verwerken van actuele vakkennis bij het ontwerpen van leer- en
toetsarrangementen. 4.20 OWE 3.4 Bijdrage leveren aan de organisatie. Kennismaken met verschillende
culturen in de school en het samenwerken in internationaal verband en in multidisciplinaire teams.
5.0 Economie algemeen
5.1 OWE 1.1 5.2 OWE 1.2 5.3 OWE 1.4 5.4 OWE 1.5 5.5 OWE 1.6 5.6 OWE 2.1 5.7 OWE 2.2 (clustervak) 5.8 OWE 2.3 5.9 OWE 2.4 5.10 OWE 2.5 5.11 OWE 2.6 5.12 OWE 3.3 5.13 OWE 3.4 5.14 OWE 3.5 en 1.7 5.15 OWE 2.7 en 4.1 5.16 Casusopdrachten economie 5.17 Vaardighedenlijn ict en statistiek
6.0 Engels algemeen 6.1 OWE 1.1 Orientation on teaching the four language skills 6.2 OWE 1.2 Orientation on coaching learners to develop insight into linguistics 6.3 OWE 1.3 Orientation on designing learning arrangement in the field of culture and
literature 1. 6.4 OWE 1.4 orientation on professional behaviour for future teachers of English 6.5 OWE 1.5 Orientation on coaching learners to acquire the four language skills
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 129/133
6.6 OWE 1.6 Orientation on teaching linguistics 6.7 OWE 1.7 Orientation on designing learning arrangements in the field of culture and
literature 2. 6.8 OWE 1.8 Orientation on general coaching skills for future teachers of English. 6.9 OWE 2.1 Teaching Young adult literature 6.10 OWE 2.2 Teaching linguistics 6.11 OWE 2.3 Adaptive teaching 6.12 OWE 2.4 Basic coaching skills for techers of English 6.13 OWE 2.6 Coaching learners to develop insigght into linguistics 6.14 OWE 2.7 Designing learning arrangements in the field of historical English literature
and culture 6.15 OWE 2.8 Advanced coaching skills: the individual learner of English. 6.16 OWE 3.1 Professional traning 6.17 OWE 3.2 Advanced teaching skills 6.18 OWE 3.3 Coaching: dealing effectively with groups of teenages. 6.19 OWE 3.4 School organisation
7.0 Frans algemeen 7.1 OWE 1.1 Spreken, luisteren, lezen en schijven 7.2 OWE 1.2 Grammatica, fonetiek 7.3 OWE 1.3 cultuur en literatuur 7.4 OWE 1.4 vakdidactiek en voorbereiding eindstage 7.5 OWE 1.5 Spreken, luisteren, schrijven, lezen en vocabulaire 7.6 OWE 1.6 Grammatica en syntaxis 7.7 OWE 1.7 Cultuur en literatuur 7.8 OWE 1.8 vakdidactiek, adolescenten, motivatie en klassenmanagement 1 7.9 OWE 2.1 Spreken, luisteren, lezen en schijven 7.10 OWE 2.2 Grammatica 7.11 OWE 2.3 Docentvaardigheden 3 7.12 OWE 2.4 Docentvaardigheden 4 7.13 OWE 2.5 Spreken, luisteren, schrijven, lezen en vocabulaire 7.14 OWE 2.6 Grammatica, pedagogische grammatica, inleiding taalwetenschap 7.15 OWE 2.7 Cultuur en literatuur 7.16 OWE 2.8 Vakdidactiek, psychologie van adolescentie 7.17 OWE 3.1 Taalverwerving 5 7.18 OWE 3.2 Docentvaardigheden 6 7.19 OWE 3.3 Cultuur en literatuur 7.20 OWE 3.4 Docentvaardigheden 7
8.0 Geschiedenis algemeen 8.1 OWE 2.1 Inleiding 8.2 OWE Lesgeven in de oudheid 8.3 OWE 1.2 Lesgeven in de middeleeuwen 8.4 OWE 1.5 lesgeven in de middeleeuwen 2 8.5 OWE begeleiden. 1800-1945 8.6 OWE ontwerpen nieuwe geschiedenis 8.7 OWE de wereld na 1945 8.8 OWE ontwerpen Republiek en absolutisme 8.9 OWE Begeleiden geschiedenis 1750-1850 8.10 OWE lesgeven oorlog en vrede 8.11 OWE Begeleiden Islam en migratie 8.12 OWE 3.5 ontwerpen internationale betrekkingen 8.13 OWE Staatsinrichting 8.14 OWE Indonesië 8.15 OWE Voorbereiding werkplekleren 8.16 OWE Opleidingsdagen lio-stage 8.17 OWE Inleiding A 8.18 Voorbereiding werkplekleren 8.19 Opleidingsdagen lio-stage
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 130/133
9.0 Natuur- scheikunde algemeen 9.1 OWE 1.1 9.2 OWE 1.2 9.3 OWE 1.3 9.4 OWE 1.4 9.5 OWE 1.5 9.6 OWE 1.6 9.7 OWE 1.7 9.8 OWE 1.8 9.9 OWE 2.1 9.10 OWE 2.3 & 2.5 9.11 OWE 3.1 9.12 OWE 3.3 & 3.4 Natuurkunde: 9.13 OWE 2.2 9.14 OWE 2.4 9.15 OWE 2.6 9.16 OWE 2.7 9.17 OWE 2.8 9.18 OWE 3.2 9.19 OWE 4.1 9.20 OWE 4.1
Scheikunde 9.21 OWE 2.4 9.22 OWE 2.6
10.0 Nederlands algemeen 10.1 OWE 1 10.2 OWE 2 10.3 OWE 3 10.4 OWE 4 10.5 OWE 5 10.6 OWE 6 10.7 OWE 7 10.8 OWE 8 10.9 OWE 9 10.10 OWE 10 10.11 OWE 11 10.12 OWE 12 10.13 OWE 13 10.14 OWE 14 10.15 OWE 15 10.16 OWE 16 10.17 OWE 17 10.18 OWE 19 en 20 10.19 afstudeermap
11.0 Wiskunde algemeen 11.1 OWE 1.1 leren van meetkunde 11.2 OWE 1.2 analyse van meetkunde 11.3 OWE 1.3 lesgeven met wiskunde en ict 11.4 OWE 1.4 presenteren en instrueren 11.5 OWE 1.5 Leren van kansrekening en statistiek 11.6 OWE 1.6 Leren wiskunde toepassen 11.7 OWE 1.7 begeleiden in wiskunde onderwijs 11.8 OWE 1.8 orienteren op klassenmanagement en werkplekleren 11.9 leerlijn OSB1
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 131/133
11.10 OWE 2.1 11.11 OWE 2.2 leren en begeleiden in analyse 11.12 OWE 2.3 Activerend leren 11.13 OWE 2.4 en 2.5 werkplekleren 2a 11.14 OWE 2.6 Ontweerpen praktische opdrachten 11.15 OWE 2.7 Onderzoek van wiskunde 11.16 OWE 2.8 Leren in voortgezette analyse 11.17 OWE 3.1 Wiskunde in historisch perspectief 11.18 OWE 3.2 leren in wiskundige structuren 11.19 OWE 3.3 en 3.4 Werkplekleren 2b
A. Sleuteldocumenten A1. Studentenstatuut HAN A2. Opleidingsstatuut ILS-HAN A3. Onderwijs- en examenregeling A4. Alle studiegidsen A5. Differenteren en innoveren in partnerschap. ADEF A6. HAN Chassis A7. ILS koerst naar 2010 A8. Notitie opleiden in de school A9. Beleidskaders ILS-HAN A10. Toetsbeleidsplan ILS-HAN A11. Strategisch beleidsplan A12. SLB beleidsplan A13. Contouren van kwaliteitszorg A14. Operationeel plan kwaliteitszorg A15. Handleiding startbekwaam A16. Onderzoek in de bachelor A17. Rendementsbeleidsplan B. Documenten ZER B1. Documenten bij hoofdstuk 1 B2. Documenten bij hoofdstuk 2 B3. Documenten bij hoofdstuk 3 B4. Documenten bij hoofdstuk 4 B5. Documenten bij hoofdstuk 5 B6. Documenten bij hoofdstuk 6 C. Commissiemappen C1. Examencommissie C2. Opleidingscommissie C3. Commissie werkplekleren C4. Onderzoeksgroep C5. Commissie slb C6. Commissie scb C7. Expertisegroep onderwijskunde C8. Commissie groepsleerkracht vmbo C9. Kennisbasis k3 C10. ECV 3 C11. EVC C12. Kwaliteitszorg C13. Externe contacten C14. Commissie nieuwe docenten C15. Commissie interne communicatie C16. Commissie alumni C17. Commissie pr C18. Rollenportfolio C19. Denktank MBO en flexibilisering
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 132/133
© NQA - visitatie HAN: Lerarenopleidingen Algemene Vakken; hbo-bachelor (vt/dt) 133/133
Bijlage 5: Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader en de SBL-competenties zijn te vinden op de website
van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl