Upload
others
View
3
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
De Staatsinrichting
van de Khilafah (inzake regeren en bestuur)
Het Arabisch origineel van dit boek is uitgegeven en geadopteerd door
Hizb ut Tahrir en vervangt al hetgeen ervoor.
Originele Arabische publicatie:
Eerste druk: 1426 H
2005 M
Nederlandse publicatie:
Eerste druk: 1438 H
2017 M
Inhoudsopgave
Voorwoord ........................................................................................................ 1
Introductie ........................................................................................................ 5
De Khalifah ..................................................................................................... 17
De Gedelegeerde Assistenten ......................................................................... 59
De Uitvoerende Assistent .............................................................................. 69
De Gouverneurs ............................................................................................. 81
Djihaad ............................................................................................................ 87
Het rechtswezen .......................................................................................... 117
Het departement van Burgerzaken ................................................................. 141
De Staatskas ................................................................................................... 149
Media ............................................................................................................. 161
Madjlis al Oemma ......................................................................................... 167
De Vlaggen en Vaandels van de Staat ........................................................... 193
Het Volkslied van de Khilafah Staat ............................................................. 197
Hizb ut Tahrir 1
بسم هللا الرحمن الرحيم
Voorwoord
Alle lof behoort toe aan Allah هلالج لج en vrede en zegeningen zij op de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, zijn familie, zijn metgezellen en degenen die hen volgen in het
goede.
Allah هلالج لج zegt:
الحات ليستخلفنههم في الرض كما الهذين آمنوا منكم وعملوا الصه وعد للاه
ن بعد لنههم م ننه لهم دينهم الهذي ارتضى لهم وليبد استخلف الهذين من قبلهم وليمك
خوفهم أمنا يعبدونني ل يشركون بي شيئا ومن كفر بعد ذلك فأولئك هم
(55الفاسقون )النور:
“Allah heeft degenen onder jullie die geloven en goede werken verrichten
beloofd, dat Hij hen zeker op aarde als gevolmachtigden aanstelde en dat Hij
hun godsdienst die Hem voor hen behaagde zeker bevestigt en dat Hij voor hen
na hun vrees (door) veiligheid vervangt. Zij aanbidden Mij en zij kennen Mij in
niets deelgenoten toe. Maar wie daarna ongelovig zijn: zij zijn degenen die
zwaar zondig zijn.” (Zie VBK soera An Noer 24, aaja 55).
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
هللا أن تكون، ثم يرفعها هللا إذا شاء أن يرفعها، ثم تكون النبوة فيكم ما شاء
تكون خالفة على منهاج النبوة فتكون ما شاء هللا أن تكون، ثم يرفعها هللا إذا
شاء أن يرفعها، ثم تكون ملكا عاضا فيكون ما شاء هللا أن يكون، ثم يرفعها إذا
أن تكون، ثم يرفعها شاء هللا أن يرفعها، ثم تكون ملكا جبرية فتكون ما شاء هللا
هللا إذا شاء أن يرفعها، ثم تكون خالفة على منهاج النبوة، ثم سكت )أخرجه
أحمد(
“’Het Profeetschap zal zich onder jullie bevinden zolang Allah het wil.
Vervolgens zal Allah het opheffen. Hierna zal er een Khilafah zijn volgens
de methode der Profeetschap zolang Allah het wil. Vervolgens zal Allah het
opheffen wanneer Hij het wil. Hierna zal er een onderdrukkend
2 De Staatsinrichting van de Khilafah
heerschappij zijn en dit zal duren zolang Allah het wil. Vervolgens zal Hij
het opheffen wanneer Hij het wil. Hierna zal er een opgelegde heerschappij
zijn en dit zal duren zolang Allah het wil. Vervolgens zal Allah het opheffen
wanneer Hij het wil. Hierna zal er een Khilafah zijn volgens de methode der
Profeetschap.’ Toen zweeg hij.”
(Overgeleverd door Ahmad in zijn Moesnad, 4/273 (#18596) en “As Soenna”
van ibn abi ‘Aasim (#1166 & 1169))
Wij, de leden van Hizb ut Tahrir, geloven in de belofte van Allah هلالج لج. Wij geloven
in de blijde tijdingen die de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ons heeft overgebracht
en wij werken samen met en binnen de islamitische Oemma (gemeenschap) om
de Khilafah wederom te vestigen. Wij zijn zelfverzekerd in het bereiken van dit
doel en wij vragen Allah هلالج لج ons te eren met de vestiging van de Khilafah en om
ons tot haar soldaten te maken. Waarin wij het vaandel in glorie ophijzen en het
van overwinning tot overwinning zullen dragen. Voorwaar, dit is niet moeilijk
voor Allah هلالج لج om te vervullen.
In dit boek wensen wij een helder beeld te presenteren van de praktische
implementatie van de regerings en bestuurlijke departementen van de Khilafah
Staat. Belangrijker nog, door deze helderheid te geven hopen wij de harten van
de moslims te doen herleven, zodat zij kunnen visualiseren wat de Khilafah Staat
zal zijn en zodat zij hiernaar zullen gaan streven.
Onze motivatie voor het schrijven van dit boek is het feit dat de hedendaagse
regeersystemen in de wereld niet consistent zijn met het regeersysteem van
Islam. Zowel op het gebied van de structuur als in de basisfundamenten. Het is
voor alle moslims duidelijk dat alle huidige systemen niet geëxtraheerd zijn
vanuit het Boek van Allah هلالج لج, de Soenna van Zijn Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص noch de
andere bronnen van Islamitische Wetgeving, waarnaar men refereert. Er is geen
meningsverschil onder de moslims dat deze systemen en het systeem van Islam
haaks staan tegenover elkaar.
Wat echter voor verwarring zorgt is dat men niet weet of de vorm van het
regeersysteem in Islam gelijk staat aan de huidige regeersystemen, wanneer er
gekeken wordt naar de departementen. Daarom accepteren zij het bestaan van
ministers en ministeries, die op gelijke wijze opereren als degene die bestaan in
de mens gemaakte regeersystemen. Dit boek concentreert zich op de structuur
en departementen van de Khilafah Staat, om zo de vorm van het regeersysteem
Hizb ut Tahrir 3
helder te krijgen. Zodat de Staat met de Wil van Allah (insjaa Allah) terug zal
keren.
Wij hebben eveneens het gebruik van de vlag en het vaandel van de Khilafah
Staat toegevoegd. Er zijn tevens andere noodzakelijke kwesties, die niet
gedetailleerd in het boek genoemd zullen worden. Deze zaken zullen te zijner
tijd behandeld worden – Insjaa Allah. Het gaat dan om de volgende punten:
De methode van het verkiezen van de Khalifah;
De bepaling van de bewoordingen van de Bai’a (eed van trouw) evenals
de mandaten van de tijdelijke Khalifah, indien de [huidige] Khalifah
gevangen genomen wordt en het bepalen van de kansen op zijn
bevrijding;
De organisatie van de politie van de Wilaajaat (districten);
Het aanstellen van vrouwelijke politie in het departement van
binnenlandse veiligheid;
De methode van het kiezen van de raden van de Wilaajaat, alsmede de
Raad van de Oemma;
De overeenstemming tot een officieel volkslied van de Islamitische
Staat.
Wij hebben aangeduid waar deze zaken plaatsvinden op de relevante plaatsen in
het boek.
Wij vragen Allah هلالج لج om ons te haasten naar Zijn overwinning, Zijn gunst aan
ons te schenken en ons te eren met Zijn hulp en voorziening, zodat de Oemma
moge terugkeren tot het zijn van de beste Oemma voortgebracht uit de mensheid.
Dat de Islamitische Staat moge terugkeren in de vorm van de eerste Islamitische
Staat opdat ze rechtvaardigheid en rechtschapenheid in al haar regionen en
territoria moge verspreiden. Dat zal het moment zijn waarop de gelovigen de
overwinning die Allah هلالج لج hen gegeven heeft, zullen vieren. Waarmee Allah هلالج لج
de harten van de gelovigen zal doen genezen.
Onze laatste smeekbede is een lofuiting richting Allah, de Heer der Werelden.
Hizb ut Tahrir 5
Introductie Alvorens in te gaan op de details van de departementen van de Khilafah Staat,
is het noodzakelijk de volgende punten te noemen:
1. Het regeersysteem in Islam dat de Heer der Werelden heeft verordend, is het
systeem van Khilafah, waarin een Khalifah wordt aangesteld door middel van
de Bai’a (eed van trouw). Dit is vastgesteld in het Boek van Allah هلالج لج, de Soenna
van Zijn Boodschapper en de Idjma’ van de Sahaba’s (consensus van de
metgezellen van de Profeet).
Allah هلالج لج zegt:
ا جاءك من الحق هبع أهواءهم عمه ول تت (48)المائدة:فاحكم بينهم بما أنزل للا
“Oordeel dus onder hen met wat Allah neergezonden heeft en volg niet hun
begeerten, om van de waarheid die tot jou gekomen, is af te wijken” (VBK soera
Al Ma’ida 5, aaja 48).
Hij هلالج لج zegt ook:
و هبع أهواءهم واحذرهم أن يفتنوك عن بعض وأن احكم بينهم بمآ أنزل للا ل تت
إليك )المائدة: (49ما أنزل للا “Oordeel onder hen met wat Allah neergezonden heeft, en volg niet hun
begeerten en hoed je voor hen opdat zij jou niet weglokken van een deel van wat
Allah jou neergezonden heeft” (VBK soera Al Ma’ida 5, aaja 49).
Deze instructie van Allah هلالج لج aan de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص betreffende het regeren
over hen met hetgeen Allah geopenbaard heeft, is tevens een instructie en
uitspraak gericht tot zijn ملسو هيلع هللا ىلصOemma. Het betekent dat zij een leider moeten
aanstellen die de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلصopvolgt en die over hen regeert
met wat Allah هلالج لج heeft geopenbaard. Het bevel van Allah is niet vrijblijvend
omdat Zijn uitspraak betrekking heeft op een verplichting. Dit is een definitieve
Qariena (indicatie) volgens de wetenschap van Oesoel (fundamenten van
jurisprudentie).
6 De Staatsinrichting van de Khilafah
De heerser, die na de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص onder de moslims regeert met
hetgeen wat Allah هلالج لج geopenbaard heeft, wordt de Khalifah genoemd.
Overeenkomstig, wordt het regeersysteem het Khilafah-systeem genoemd.
Verder bewijs kan worden herleid uit het feit dat de uitvoering van de Hoedoed
(straffen) en de verschillende Ahkaam (wetten) verplicht zijn en dat deze niet
kunnen worden geïmplementeerd behalve door een heerser. Omdat hetgeen
noodzakelijk is voor het implementeren van een verplichting op zichzelf een
verplichting is, is het aanstellen van een heerser, die de Goddelijke Sjari’a
(Wetgeving) vestigt, eveneens verplicht. De heerser in deze context is de
Khalifah en het systeem is het Khilafah-systeem.
Met betrekking tot de Soenna is overgeleverd van Nafi’ dat ‘Abdoellah ibn
‘Oemar zei:
من خلع يدا من طاعة لقي هللا يوم القيامة ل حجة له، ومن مات وليس في
عنقه بيعة مات ميتة جاهلية )أخرجه مسلم(
“Ik hoorde de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zeggen: “Degene die zijn hand uit
ongehoorzaamheid (aan de Amier) terugtrekt zal geen excuus voor zichzelf
hebben wanneer hij Allah op de Dag des Oordeels ontmoet. En degene die
sterft zonder een eed van trouw (Bai’a) afgelegd te hebben, sterft een dood
van Djahiliyya (tijd vóór de komt van Islam).” (Overgeleverd door Moeslim,
Sahieh, #1851).
De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص verplichtte iedere moslim een Bai’a (eed van trouw) af te leggen.
Hij ملسو هيلع هللا ىلصomschrijft degene die sterft zonder een Bai’a afgelegd te hebben, als
iemand die een dood van Djahiliyya (tijd vóór de komst van Islam) ondergaat.
Na de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص wordt de Bai’a enkel gegeven aan de
Khalifah. Omdat de tekst in de hadieth (overlevering) de aanwezigheid van de
Bai’a van iedere moslim verplicht stelt, verplicht het ook de benoeming van een
Khalifah.
Moeslim heeft overgeleverd van Al Aradj op gezag van Aboe Hoeraira dat de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei:
به ويتقى ورائه من يقاتل جنة اإلمام إنما )أخرجه مسلم( “Waarlijk, enkel de Imaam is het schild van waarachter men vecht en men
zichzelf beschermt” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1841).
Hizb ut Tahrir 7
Moeslim heeft ook overgeleverd op gezag van Aboe Hazim dat hij zei: “Ik
vergezelde Aboe Hoeraira vijf jaar en hij infomeerde ons over de woorden van
de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص:
كانت بنو إسرائيل تسوسهم النبياء، كلما هلك نبي خلفه نبي، وإنه ل نبي
بعدي، وستكون خلفاء فتكثر، قالوا فما تأمرنا؟ قال: فوا ببيعة الول فالول،
وأعطوهم حقهم، فإن هللا سائلهم عما استرعاهم )متفق عليه(
“De Profeten regeerden over de kinderen van Israël. Wanneer een Profeet
stierf, volgde een andere Profeet hem op. Maar er zal geen Profeet na mij
zijn. Er zullen Khoelafaa zijn en hun aantallen zullen groot zijn.’ Zij zeiden:
‘wat beveelt u ons dan te doen?’ Hij zei: ‘Geef hen de Bai’a, de één na de ander
en geef hen hun recht, want Allah zal hen zeker ondervragen over hetgeen
hij hen toevertrouwd heeft.’ (Boechaari, Sahieh, #3455 en Moeslim, Sahieh,
#4750).
In deze ahadieth is er een beschrijving van de Khalifah als het zijn van een schild
(m.a.w. als bescherming). De beschrijving van de Imaam als een schild
impliceert een lofprijzing met betrekking tot de aanwezigheid van de Imaam,
waardoor het een Talab (verzoek) wordt. Dit omdat wanneer Allah هلالج لج of Zijn
Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص ons informeren over iets dat een berisping bevat, dit als een
verzoek wordt gezien om er afzijdig van te houden. Net zo, wanneer de tekst
een lofprijzing bevat voor een handeling, dan wordt het beschouwd als een
verzoek om een handeling uit te voeren. Indien de bevolen handeling
noodzakelijk is om een Goddelijke Wet te implementeren of als verwaarlozing
ervoor zal zorgen dat de Goddelijke Wet verlaten zal worden, dan is het een
bindend verzoek (en het handelen ernaar dus ook verplicht).
Deze ahadieth informeren ons ook dat degenen die de belangen van de moslims
behartigen, de Khoelafaa zijn, hetgeen een bevel inhoudt hen aan te stellen.
Daarnaast beval de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de moslims om de Khoelafaa te
gehoorzamen en om diegenen te bevechten die hen betwisten in hun gezag. Dit
bewijst dat het een verplichting is om een Khalifah aan te stellen en zijn Khilafah
te beschermen door hen te bevechten die rebelleren tegen zijn gezag.
Moeslim heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
8 De Staatsinrichting van de Khilafah
ومن بايع إماما فأعطاه صفقة يده، وثمرة قلبه، فليطعه إن استطاع. فإن جاء
آخر ينازعه، فاضربوا عنق اآلخر )أخرجه مسلم(
“Degene die de eed van trouw aan een Imaam geeft, in woord en daad, en
met alle oprechtheid, laat hem dan gehoorzamen zolang hij kan. Maar
indien er een ander komt om met hem te redetwisten, dood dan de laatste
van hen.” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1844).
Om deze reden is de opdracht om de Imaam te gehoorzamen een bevel om hem
aan te stellen. Bovendien is het gebod om degenen te bevechten die hem
uitdagen additioneel bewijs voor de verplichting van het beschermen van de
aanwezigheid van de Khalifah.
Betreffende de Idjma’ van de Sahaba’s, zij (moge Allah tevreden met hen zijn)
waren in overeenstemming aangaande de noodzaak van het aanstellen van een
opvolger (d.i. Khalifah) van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, na zijn dood. Zij
waren het allen eens over het aanstellen van Aboe Bakr als Khaliefa en bij
zijn dood met de aanstelling van ‘Oemar als zijn opvolger. Evenzo stelden zij
Ali aan als de opvolger van ‘Oethmaan bij zijn dood. De algemene
consensus van de Sahaba’s over het belang van het aanstellen van een Khalifah
manifesteerde zich nadrukkelijk bij het overlijden van de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص, toen zij de taak van het aanstellen van een opvolger na hem
begravenis. Ondanks dat het bekend is dat het ملسو هيلع هللا ىلص prioriteit gaven boven zijnملسو هيلع هللا ىلص
begraven van een overleden persoon verplicht is.
De Sahaba’s waren verplicht om voorbereidingen te treffen voor de begrafenis
van de Allah’s Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص, maar in plaats daarvan hielden zij zich bezig
met het aanstellen van de eerste Khalifah. Voor twee nachten zwegen andere
Sahaba’s over dit uitstel, ondanks dat zij de mogelijkheid hadden het uitstel af
te wijzen en Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص eerder te begraven. De Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stierf op maandag laat in de morgen en werd die dag of nacht niet
begraven. Niet eerder dan dinsdag nacht, nadat Aboe Bakr de Bai’a was
gegeven en de Khalifah werd, werd de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص op
woensdagochtend begraven. Dit betekent dat de begrafenis twee nachten was
uitgesteld alsmede dat de Bai’a aan Aboe Bakr werd gegeven vóór de
begrafenis van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص.
Daarom is deze handeling van de Sahabah’s een bewijs van Idjma’ voor het
bezig houden met de aanstelling van de Khalifah in plaats van de begrafenis van
Hizb ut Tahrir 9
een overleden persoon. Dit kon niet toegestaan zijn tenzij de aanstelling van de
Khalifah een verplichting was en van hogere prioriteit dan het begraven van de
overleden persoon. Gedurende de levens van de Sahaba’s stemden zij in met de
verplichting van het aanstellen van een Khalifah.
Hoewel er soms verschillende meningen waren over de persoon die geselecteerd
zou moeten worden voor de functie van Khalifah, hebben zij het feit dat een
Khalifah aangesteld moest worden nooit betwist. Niet bij de dood van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, noch na de dood van eenieder van de Khoelafaa ar
Raasjidien. Zodoende vormt de algehele Idjma’ van de Sahaba’s een sterk en
duidelijk bewijs dat de benoeming van een Khalifah verplicht is.
2. De vorm van het regeersysteem in Islam (de Khilafah) onderscheidt zichzelf
van andere regeersystemen die worden aangetroffen heden ten dage. Of het nu
gaat om het fundament, de ideeën, concepten, maatstaven, de regels waarmee
het de belangen behartigt, de gehanteerde constitutie en wetten voor
implementatie en uitvoering, of in de structuur die de Islamitische Staat
vertegenwoordigt.
De vorm van het Khilafah-systeem is niet monarchisch van aard. Noch keurt het
de monarchische vorm van overheid goed, of vertoont het gelijkenissen ermee.
Dit, omdat in het monarchische systeem de zoon een koning wordt middels
erfenis, zonder dat de Oemma hier ook maar iets over te zeggen heeft.
Terwijl in Islam de methode ter aanstelling van een Khalifah plaatsvindt door
middel van het geven van de Bai’a. In een monarchie krijgt de koning speciale
privéleges toebedeeld en heeft exculsieve rechten voor zichzelf, die hem boven
de wet plaatsen. In sommige monarchieën wordt de monarch het symbool van
de natie en is dus de bezitter zonder dat hij regeert. In anderen gevallen bezit en
regeert hij het land, waarbij hij het land en de mensen bestuurt op de manier die
hij wenst. In beide gevallen is hij immuun voor het afleggen van verantwoording
tegenover de burgers, ongeacht hoe meedogenloos zijn onderdrukking en
wanbehandeling jegens hen is. In contrast hiermee, kent het Khilafah-systeem
de Khalifah geen exclusieve privéleges toe in aanvulling op of boven hetgeen
toegekend wordt aan zijn burgers. Evenmin worden hem rechten toegekend, die
hem doen onderscheiden van de gewone man ten aanzien van de rechtelijke
macht. In dit opzicht is de Khalifah niet het symbool van de Oemma, zoals in
het geval in een monarchie. Hij is echter een vertegenwoordiger van de Oemma
in het regeren en degene die autoriteit krijgt. Dit betekent dat de Oemma hem
selecteert en hem vrijwillig de eed van trouw geeft om de Sjari’a van Allah هلالج لج
10 De Staatsinrichting van de Khilafah
te implementeren. Hij is in al zijn handelingen, oordelen en in het behartigen
van de belangen van de Oemma, beperkt door de Goddelijke Oordelen.
De vorm van het Islamitisch regeersysteem is niet te vergelijken met een imperium en is compleet inconsistent met het imperialisme. De regio’s die worden geregeerd door het Islamitische systeem die bestaan uit diverse nationaliteiten en rassen, zijn inderdaad gelieerd aan één centrale plaats maar worden geregeerd op een methode compleet tegenstrijdig aan hetgeen men aantreft in imperia. Het imperialisme behandelt de regionen van verschillende rassen en natonaliteiten niet op dezelfde wijze. In plaats daarvan geeft het privileges op het gebied van wetgeving, financiëring, alsmede op het gebied van de economie aan het centrum van het imperium. De Islamitische methode van regeren richt zich op het creëren van gelijkheid tussen burgers in alle regio’s van de Staat. Islam verwerpt tribalisme en schenkt niet-islamitische burgers hun volle rechten en plichten in overeenstemming met de Goddelijke wetgeving. Zij genieten van dezelfde eerlijkheid als de moslims en zij worden gelijkgesteld in hun verantwoordingsplicht. Verder geniet iedere burger, ongeacht zijn of haar credo, van zijn of haar rechten die de staat hen gegeven heeft. Een moslim zonder islamitisch burgerschap en woonachtig in een imperium heeft deze rechten echter niet. Met deze gelijkheid verschilt het islamitische systeem compleet van een imperium. Het maakt de regio’s onder haar heerschappij niet tot uitgebuite koloniën, noch tot een bron van rijkdom die wordt getransporteerd naar de centrale regio voor haar eigen voordeel. Het beschouwt echter alle regio’s als gelijke, ongeacht de afstand en de verschillende rassen die daar aanwezig zijn. Het beschouwt iedere regio als een onderdeel van de staat en haar burgers genieten dezelfde rechten als de centrale regio en iedere andere regio. Het maakt ook de heersende autoriteit, haar systeem en haar wetgeving dezelfde in alle regio’s. Het Khilafah-systeem is niet federaal met autonome regio’s waar de eenheid
slechts in algemene regeringskwesties tot uitdrukking komt. Het is echter een
systeem van eenheid, waar Marrakesh in het westen hetzelfde wordt beschouwd
als Goerasaan in het oosten en de provincie van Al Fajoem wordt hetzelfde
beschouwd als Caïro, zelfs al zou dit de islamitische hoofdstad zijn. De
financiering van alle regio’s zal hetzelfde zijn, evenals hun budget. Het budget
wordt evenredig over de belangen van de onderdanen verdeeld ongeacht hun
Wilaaja (provincies). Als bijvoorbeeld de gecollecteerde belasting in één
Wilaaja het dubbele is ten opzichte van de uitgaves, zullen de gespendeerde
Hizb ut Tahrir 11
fondsen de benodigdheden van de Wilaaja dekken, ongeacht de hoeveelheid
opgehaalde belasting. Indien een andere Wilaaja in belasting tekortschiet voor
de uitgaven, zal dit niet in acht genomen worden en het budget zal gespendeerd
worden om de behoeften van de Wilaaja te behartigen vanuit het algemene
budget, of ze genoeg belasting verkregen heeft of niet.
Het Khilafah-systeem is niet republikeins van aard. Dit omdat het republikeinse
systeem voor het eerst verscheen in reactie op de tirannie van de monarchie,
waar de koning regeerde zoals hem goeddunktte. Het republiekeinse systeem
werd geïntroduceerd waarbij de soevereiniteit en autoriteit aan de mensen
gegeven werden middels democratie. Dus de mensen zouden de wetten gaan
maken, waarin zij konden toestaan, verbieden, prijzen en veroordelen wat zij
maar wilden. De autoriteit kwam in de handen van de republikeinse president
en zijn ministers in het presidentiële republikeinse systeem en in de handen van
het kabinet in een parlementaire republikeinse systeem. De autoriteit werd later
ook gegeven aan het kabinet van de ministers in een monarchie waarin de koning
de heerschappij ontnomen werd en de koning slechts een symbolische rol kreeg
en niet regeerde over de mensen.
Islam onderscheidt zich van al deze systemen. In Islam behoort het recht tot
wetgeving niet toe aan de mens. Deze behoort enkel toe aan Allah هلالج لج en niemand
buiten Allah هلالج لج heeft het recht iets toe te staan of te verbieden. Het geven van
het recht tot wetgeving aan de mens is een groot misdrijf in Islam. Allah هلالج لج zegt
in de Koraan:
ن أربابا ورهبانهم أحبارهم اتهخذوا )التوبة: دون م (31للا “Zij hebben naast Allah hun rabbijnen en monniken als heren genomen” (VBK
soera At Tauba 9, aaja 31).
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft om dit uit te leggen het feit benoemt dat de
rabbijnen en monniken zich de wetgeving eigen maakten. Zij stonden de mensen
zaken toe en verbaden hen andere zaken en de mensen gehoorzaamden hen
daarin. Dit was de betekenis van het nemen van hen (de rabbijnen en monniken)
als heren buiten Allah هلالج لج volgens de uitleg van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص.
Dit indiceert dat het een groot misdrijf is om de wetgevende macht aan mensen
toe te kennen terwijl deze enkel toebehoort aan Allah هلالج لج. Tirmidhi heeft via
‘Adiej ibn Haatim overgeleverd dat hij zei:
12 De Staatsinrichting van de Khilafah
يا عدي أتيت النبي صلى هللا عليه وسلم وفي عنقي صليب من ذهب، فقال
اطرح عنك هذا الوثن. وسمعته يقرأ في سورة براءة )اتهخذوا أحبارهم
(. قال: أما إنهم لم يكونوا يعبدونهم، ولكنهم كانوا ن دون للا ورهبانهم أربابا م
إذا أحلوا لهم شيئا استحلوه، وإذا حرموا عليهم شيئا حرموه )أخرجه الترمذي(
“Ik kwam naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص terwijl ik een gouden kruis om mijn nek droeg. Hij
zei: ‘O Adiej, gooi deze idool weg.’. (En ik hoorde hem Soera Al Baraa’a ملسو هيلع هللا ىلص
reciteren: Zij namen hun rabbijnen en monniken als heren buiten Allah. Hij zei:
‘Zij aanbaden hen niet, maar zij stonden hen toe wat verboden was en zij
verboden hetgeen wettig voor hen was.” Overgeleverd door Tirmidhi, Soenan,
#3095).
In Islam is het niet zo dat er middels een kabinet van ministers tezamen met
ministeries mandaatmachten en dat zij verschillende budgetten hebben. In een
dergelijk systeem komt zoveel bureaucratie voor dat daardoor
budgetoverschotten van één ministerie niet overgeheveld kunnen worden naar
een ander ministerie. Dit heeft effect op hoe de belangen van de burgers
behartigd worden. Verdere complicaties doen zich voor vanwege de bemoeienis
van vele ministeries over één enkele kwestie, terwijl ze veel moeite zouden
besparen door het binnen één bestuurlijk departement te plaatsen.
In een republiek is de regering verdeeld tussen ministeries en de ministers van
ieder ministerie vormen samen een kabinet dat op een collectieve manier
regeert. In Islam is er niet zoiets als een kabinet van ministers die gezamenlijk
de wetgevende autoriteit op democratische wijze bezitten. De Khalifah is echter
de eed van trouw gegeven door de Oemma om te regeren met het Boek van Allah
De Khalifah stelt gedelegeerde .ملسو هيلع هللا ىلص en de Soenna van Zijn Boodschapper هلالج لج
assistenten aan die hem helpen de lasten van de Khilafah te dragen. Daarom zijn
zij letterlijk assistenten die hem assisteren in de zaken die aan hen gedelegeerd
zijn.
Het regeringssysteem in Islam kent de mens geen recht toe om wetgeving tot
stand te brengen waarbij zij zaken toestaan en verbieden en zaken goedkeuren
en afkeuren zoals zij willen. Een democratisch systeem is in het geheel niet
gebonden aan de Goddelijke regels en in plaats daarvan is haar uitgangspunt
vrijheid. De ongelovigen weten dat moslims de democratie, in haar ware
essentie, niet zullen accepteren. Daarom proberen koloniale machten en
voornamelijk Amerika, om dit in de islamitische landen te promoten door het
Hizb ut Tahrir 13
op een misleidende manier te introduceren. Zij beweren dat democratie slechts
een manier is om een heerser te kiezen. Op deze manier proberen zij de Oemma
te misleiden en hen te verleiden tot acceptatie van het democratisch systeem.
Omdat de moslimlanden lijden onder tirannie en onderdrukking van de ware
monarchieën ofwel ‘republikeinse’ dictatoren, waarin de sentimenten van de
mensen onderdrukt en het zwijgen opgelegd worden, is het gemakkelijk
democratie in deze landen te promoten als middel om een heerser te kiezen. Zij
ontwijken op een sluwe wijze het belangrijke aspect van democratie waarbij het
recht om wetgeving tot stand te brengen en het toestaan en het verbieden van
zaken aan de mens is toegekend in plaats van aan de Schepper هلالج لج. Zelfs sommige
Islamisten met sommige geleerden zijn in die val gelopen, waarbij sommige
goede en andere slechte intenties hadden. Als je hen vraagt over hun acceptatie
van democratie antwoorden zij dat het een middel is om een heerser te
benoemen.
Degenen die de moslims willen misleiden zoals de ongelovigen, zullen altijd wanneer zij democratie promoten, de ware essentie van democratie vermijden. Zij vermijden altijd liever de discussie over het feit dat in de democratie de soevereiniteit in de handen van de mens ligt en dat wetgeving afhangt van de mening van de meerderheid, terwijl zij zaken toestaan, verbieden, goed- en afkeuren zoals zij willen. Dit doen zij liever terwijl zij democratie promoten alsof het slechts een verkiezing is. In een democratie moet het individu vrij zijn om te doen wat het wil (noot van vertaler: zonder dit zou men onmogelijk de soevereiniteit in handen kunnen hebben). Dus kan men alcohol drinken, overspel plegen, afvallig worden en heilige zaken vervloeken, terwijl men dit alles doet in de naam van democratie en haar vrijheden. Dit is de ware betekenis van democratie. Hoe is het dan mogelijk voor een moslim terwijl hij gelooft in Islam, dat hij durft te zeggen dat democratie toegestaan is of dat het van Islam is? Islam heeft een specifiek mechanisme uiteengezet voor de benoeming van de
Khalifah door de Oemma. Hoewel de soevereiniteit in Islam aan de Sjari’a
toebehoort, is het geven van de eed van trouw door de Oemma aan de Khalifah
een fundamentele voorwaarde voor hem om Khalifah te worden. De Khalifah
kwam al vanaf de zevende eeuw (na Chr.) in Islam voor, terwijl de rest van de
wereld in het duister van dictatorschappen en tirannie van koningen leefde. Wie
de benoeming van de Rechtgeleide Khoelafaa Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan
en ‘Ali zou bestuderen, zal duidelijk zien hoe de eed van de invloedrijke
mensen vanuit de Oemma en de vertegenwoordigers van de moslims verkregen
14 De Staatsinrichting van de Khilafah
werd. Eenieder van hen werd verkozen tot een Khalifah die recht had op de
gehoorzaamheid van de moslims. ‘Abd oer Rahmaan ibn ‘Awf , die
afgevaardigd werd om de opinie van de vertegenwoordigers van de moslims (de
mensen van Mediena in die tijd) te peilen, ging langs de mensen en ondervroeg
hen terwijl hij hen in hun huizen bezocht. Hij vroeg de mannen en vrouwen wie
zij zouden selecteren tot kandidaten voor de positie. Dit deed hij totdat de opinie
van de mensen in het voordeel was van ‘Oethmaan en de Bai’a hiermee
verkregen werd.
Samenvattend kan gezegd worden dat democratie een systeem van Koefr
(ongeloof) is. Dit is niet vanwege het feit dat het een middel is ter verkiezing
van een heerser, want dit is niet het fundamentele probleem. Maar eerder omdat
de essentie van democratie is dat het recht om wetgeving tot stand te brengen
aan de mensen is toegekend in plaats van aan de Heer der Werelden هلالج لج. Dit feit
zorgt ervoor dat het een systeem van Koefr is.
Allah هلالج لج zegt:
إله الحكم إن (40إيهاه )يوسف: إله تعبدوا أله أمر ل “Voorwaar, de heerschappij behoort enkel Allah toe, Hij heeft jullie bevolen
buiten Hem niets te aanbidden” (VBK soera Joesoef 12, aaja 40).
En Hij هلالج لج zegt ook:
موك فيما شجر بينهم ثمه ل يجدوا في أنفسهم فال ورب ك ل يؤمنون حتهى يحك
ا قضيت ويسل موا تسليما )النساء: مه (65حرجا م “Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen zijn voordat zij u tot rechter
maken over al hun geschillen en in hun hart geen aarzeling vinden aangaande
hetgeen u oordeelt en zij zich geheel en al onderwerpen” (VBK soera An Nisaa
4, aaja 65).
Er zijn veel bekende bewijzen die duidelijk aangeven dat de wetgeving enkel
aan Allah هلالج لج toebehoort.
Verder erkent democratie de persoonlijke vrijheden, waar een man en vrouw
kunnen doen wat zij willen zonder enige beperking van de halaal en haraam.
Bovendien staat de democratie religieuze vrijheden, afvalligheid en het
Hizb ut Tahrir 15
veranderen van godsdienst toe, zonder beperkingen. Vrijheid van eigendom
staat de sterken toe met behulp van misleidende middelen de zwakken te
misbruiken, waardoor de rijkdom van de rijken wordt vergroot en de armoede
van de arme toeneemt. Vrijheid van meningsuiting wordt niet gebruikt om de
waarheid te spreken, maar het wordt gebruikt om de heiligdommen van de
Oemma te lasteren, tot op het punt dat zij degenen die Islam aanvallen in de
naam van vrijheid van meningsuiting beschouwen als intelligente mensen en zij
hen met grote gulheid overspoelen met beloningen. Dit alles laat duidelijk zien
dat het regeringssysteem in Islam (de Khilafah) niet monarchistisch, noch
federaal, noch republikeins of democratisch is.
3. De regeringsdepartementen van de Khilafah Staat verschillen van de huidige
toegepaste departementen, hoewel sommige delen op elkaar kunnen lijken. De
departementen van de Khilafah Staat zijn ontleend aan de departementen
opgezet door de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص in Al Mediena al Moenawwara.
Deze departementen zijn opgericht na zijn ملسو هيلع هللا ىلص emigratie en na de vestiging van
de Islamitische Staat in het land, waar de rechtgeleide Khoelafaa hem ملسو هيلع هللا ىلص hebben
opgevolgd.
Bij het bestuderen van de relevante teksten vinden wij de volgende
departementen en functies in de Khilafah Staat:
1. De Khalifah
2. De gedelegeerde assistenten 3. De uitvoerende assistenten 4. De gouverneurs (Woelaa)
5. De Amier van Djihaad
6. Het departement van binnenlandse veiligheid 7. Het departement van buitenlandse zaken 8. Het departement van industrie 9. Het rechtswezen 10. Het departement van algemene zaken (belangen van de mensen) 11. De Bait oel Maal (staatskas)
12. Het departement van informatie (‘Ilaam)
13. De Raad van de Oemma
Wij zullen deze departementen en hun bewijzen in de volgende hoofdstukken
behandelen. Wij vragen Allah هلالج لج ons met Zijn overwinning te eren en ons te
helpen de tweede Khilafah ar Raasjieda te vestigen, om de macht en eer van
16 De Staatsinrichting van de Khilafah
Islam en de moslims terug te brengen en vernedering te brengen aan Koefr en
de ongelovigen en goedheid naar alle wereldregio’s te verspreiden.
لكل شيء قدرا )الطالق: بالغ أمره قد جعل للاه (3إنه للاه “Voorwaar, Allah volbrengt Zijn voornemen, Hij heeft voor alles een maatstaf
bepaald” (VBK soera At Talaaq 64, aaja 3).
De 14e van Dhoel Hidja, 1425 na Hidjra
24 januari 2005
Hizb ut Tahrir 17
De Khalifah De Khalifah is de persoon die de Oemma vertegenwoordigt in heerschappij en
autoriteit en in de implementatie van de Goddelijke Wet. Islam heeft bepaald
dat heerschappij en autoriteit aan de Oemma toebehoort. Zij is het die iemand
aanwijst om deze zaak namens haar te ondernemen en Allah هلالج لج heeft het de
Oemma verplicht gesteld om alle wetten van de Sjari’a te implementeren.
Omdat de Khalifah door de moslims aangesteld wordt, maakt dit hem de
vertegenwoordiger van de Oemma in termen van heerschappij en autoriteit en
in de implementatie van de regels van de Sjari’a. Daarom wordt hij pas Khalifah
indien de Oemma hem de Bai’a (eed van trouw) heeft gegeven. Door het geven
van de Bai’a als Khalifah, heeft ze hem effectief als haar vertegenwoordiger
gekozen. De aanstelling van de Khalifah geschiedt middels het geven van deze
Bai’a en vanaf dat moment is hem de Soeltaan (autoriteit) gegeven, waardoor
de Oemma verplicht is hem te gehoorzamen.
De persoon die over de moslims regeert wordt geen Khalifah, tenzij de Bai’a
aan hem gegeven wordt door de invloedrijke personen van de Oemma (Ahl oel
Hall wal ‘Aqd), zonder dwang. Hij dient alle voorwaarden vereist voor de
aanstelling van de titel Khalifah te vervullen en hij dient vervolgens voort te
gaan met het implementeren van de Sjari’a wetten.
De titel
Zijn titel zou de Khalifah of de Imaam of de Amier van de gelovigen kunnen
zijn. Deze titels zijn overgeleverd door betrouwbare ahadieth en te vinden in de
Idjma’ van de Sahaba’s. Said al Khoedri heeft overgeleverd dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
إذا بويع لخليفتين فاقتلوا اآلخر منهما )أخرجه مسلم( “Als de eed van trouw (Bai’a) aan twee Khalifah’s gegeven is, dood dan de
laatste van hen” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1842)
‘Abdoellah ibn ‘Amroe Ibn al ‘Aas heeft overgeleverd dat hij de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hoorde zeggen:
ومن بايع إماما فأعطاه صفقة يده، وثمرة قلبه، فليطعه إن استطاع. )أخرجه
مسلم(
18 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Degene die de eed van trouw aan een Imaam geeft, in woord en daad en
met alle oprechtheid, laat hem dan gehoorzamen zolang hij kan…”
(Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1844).
‘Auwf ibn Maalik heeft overgeleverd dat hij de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
hoorde zeggen:
يحبونكم، وتصلون عليهم ويصلون عليكم خيار أئمتكم الذين تحبونهم و
)أخرجه مسلم(
“De besten van jullie Imaams zijn degenen die jullie liefhebben en degenen
bij die bij jullie geliefd zijn en die voor jullie bidden en voor wie jullie
bidden…” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #4782).
In deze ahadieth is de titel van de heerser in Islam die de Goddelijke Wetten
implementeert de Khalifah of de Imaam.
De meest authentieke overleveringen met betrekking tot de titel “Amier oel
Moe’minien” komen van de hadieth van Sjihaab az Zoehri , zoals
overgeleverd door Al Haakim in Al Moestadrak (volume 3, p.73, #4480). Deze
is authentiek verklaard door Adh Dhahabi en overgeleverd door At Tabarani. Al
Haithami zei erover dat de overleveraars van de hadieth betrouwbaar zijn. De
woorden genoemd door Al Hakim zijn de volgende:
“Ibn Sjihaab heeft overgeleverd dat ‘Oemar ibn ‘Abd oel ‘Aziez Aba Bakr ibn
Soeleiman ibn Abi Hathma vroeg: ‘… Er werd als eerst geschreven: ’Van de
Khalifah Aboe Bakr‘, dus wie was de eerste die vanuit (de titel) Amier oel
Moe’minien had geschreven? Hij zei: ‘Asj Sjaffa’ vertelde dit aan mij en zij
behoorde tot de eerste vrouwelijke emigranten. Zij vertelde dat ‘Oemar ibn al
Gattaab naar de gouverneur van Irak schreef om hem twee sterke mannen te
sturen, om hen te vragen over Irak en haar mensen. Hij zond Labied ibn
Rabie’ah en ‘Adiej ibn Haatim naar hem. Toen zij in Al Mediena arriveerden
stalden zij hun twee kamelen in de tuin van de moskee en gingen er naar binnen.
Zij zagen plotseling ‘Amroe ibn al Aas en zeiden: ‘O Amr! Vraag voor ons
toestemming om de Amier oel Moe’minien te zien. ‘Amr zei: ‘Bij Allah, jullie
hebben hem bij zijn juiste naam genoemd. Hij is de Amier en wij zijn de
gelovigen (Moe’minoen)’. Toen sprong Amr op en ging binnen richting ‘Oemar,
de Amier oel Moe’minien, en zei: ‘Assalamoe ‘aleika ya Amier oel Moe’minien
(vrede zij met u leider der gelovigen). ‘Oemar zei: ‘Hoe kom je op deze naam,
Hizb ut Tahrir 19
o Ibn al ‘Aas? Allah weet dat jij dient te rechtvaardigen wat je zojuist gezegd
hebt.’ Hij zei: ‘Labied ibn Rabie’ah en Adiyy ibn Hatim zijn gearriveerd en
hebben hun twee kamelen in de tuin van de moskee gestald. Zij kwamen naar
mij en zeiden: ‘O ‘Amr! vraag toestemming voor ons om de Amier oel
Moe’minien te zien.’ Bij Allah, zij gaven jou de juiste naam, wij zijn de gelovigen
(moe’minoen) en jij bent onze Amier’. Vanaf toen gebruikten zij deze titel in
schrift. Asj Sjaffa’ was de grootmoeder van Aboe Bakr ibn Soelajmaan.’” Zij
continueerden vervolgens de Khoelafaa’ na hem met deze titel aan te spreken in
de tijd van de Sahaba’s en diegenen die na hen kwamen.” (Zie ook Boechaari,
Adab al Moefrad, #780).
De voorwaarden ter benoeming van de Khalifah
De Khalifah dient aan zeven contractuele voorwaarden te voldoen om geschikt
te zijn voor de functie en om de Bai’a op legitieme wijze plaats te laten vinden.
Deze zeven voorwaarden zijn noodzakelijk. Indien er aan één voorwaarde niet
voldaan wordt, zal het contract voor de Khilafah niet plaats hebben gevonden.
De contractuele voorwaarden zijn:
1. De Khalifah moet moslim zijn
De functie van Khalifah wordt nooit voor een ongelovige toegestaan, noch is het
toegestaan hem te gehoorzamen, omdat Allah هلالج لج zegt:
للكافرين على المؤمنين سبيال )النساء: (141ولن يجعل للا “Allah zal nooit (lan) de ongelovigen een weg (van autoriteit) over de gelovigen
geven.” (VBK soera Al Nisaa 4, aaja 141).
Middels deze positie heeft een heerser macht over degenen waar hij over heerst.
De term لن (nooit) betekent het categorische verbod voor de Kaafir
(ongelovige) op het nemen van een functie van autoriteit over de moslims. Zij
het de post van Khalifah of een andere gezaghebbende functie. Daarom verbiedt
dit aaja de moslims de acceptatie van een Kaafir om over hen te regeren.
Allah هلالج لج heeft bepaald dat de leider over de belangen van de moslims een moslim
moet zijn. Allah هلالج لج zegt:
20 De Staatsinrichting van de Khilafah
سول وأولي المر منكم )النساء: وأطيعوا الره (59يا أيها الهذين آمنوا أطيعوا للا “O jullie die geloven, gehoorzaam Allah en gehoorzaam de Boodschapper en
degenen die onder jullie gezag hebben.” (VBK soera An Nisaa 4, aaja 59).
Hij هلالج لج zegt eveneens:
سول وإلى ن المن أو الخوف أذاعوا به ولو ردوه إلى الره وإذا جاءهم أمر م
(83أولي المر منهم )النساء: “Als er enig nieuws tot hen komt, hetzij over vrede of over vrees, verspreiden zij
het en indien zij het naar de boodschapper hadden verwezen en naar hun
gezaghebbers (oelil amr) onder hen” (VBK soera An Nisaa 4, aaja 83).
De woorden أولي المر (gezaghebbers) worden altijd in verband met moslims
genoemd en nooit werd dit gebruikt om te refereren naar niet-moslims. Dit
bewijst dat de gezaghebbers moslims moeten zijn. Omdat de Khalifah de
persoon in autoriteit is en hij degene is die de gezaghebbers aanwijst zoals zijn
assistenten. Waalies en ‘Aamils, moeten zelf ook moslim zijn.
2. De Khalifah moet een man zijn
De Khalifah moet een man zijn en geen vrouw. Er is overgeleverd van Boechaari
dat toen de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hoorde dat de inwoners van Perzië de
dochter van Gosroes (Kisraa) hadden aangesteld als heerser, hij zei ملسو هيلع هللا ىلص:
لن يفلح قوم ولوا أمرهم امرأة )أخرجه البخاري(
“Een volk dat een vrouw als hun leider aanstelt zal nooit slagen.”
(Boechaari, Sahieh, #4425)
Het feit dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص het falen van degenen die de
behartiging van hun belangen aan een vrouw toeschrijven voorspelt, impliceert
het verbod haar aan te stellen. Deze hadieth is in de vorm van een beschrijving
gekomen en degenen die een vrouw als heerser aanstelt bekritiseert. Dit is een
Qariena (indicatie) dat de beschrijving afkeurend is, wat betekent dat het
verboden is een vrouw als heerser aan te stellen. Dit betreft iedere
regeringsfunctie of het nu de positie van Khalifah betreft of een andere
Hizb ut Tahrir 21
gezaghebbende positie. Dit omdat het onderwerp van de hadieth de benoeming
van de dochter van Gosroes als koningin is, dus het is gerelateerd aan de kwestie
van regeren en niet specifiek met betrekking tot de aanstelling van de dochter
van Gosroes als koningin. De hadieth is niet ‘aam (algemeen) voor alles, dus
het omvat niet rechtsfuncties, sjoera, het aanspreken van de heersers of het
kiezen van de heerser. Dit is allemaal toegestaan voor de vrouw, zoals later
uitgelegd zal worden.
3. De Khalifah moet volwassen zijn
Het is verboden een kind als Khalifah te benoemen. Hiermee wordt vanuit fysiek
oogpunt voor de pubertijd bedoeld. Aboe Dawoed heeft overgeleverd van ‘Ali
ibn Abi Talib dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
: عن الصبي حتى يبلغ، وعن النائم حتى يستيقظ، وعن رفع القلم عن ثالثة
المعتوه حتى يبرأ )أخرجه أبو داود(
“De pen is voor drie personen opgeheven: het kind totdat hij volwassen
wordt, de slapende totdat hij wakker wordt en de mentaal zieke persoon
totdat hij weer toerekeningsvatbaar is.” (Overgeleverd door Aboe Dawoed,
Soenan, #4398).
In een andere overlevering van ‘Ali werd gezegd:
رفع القلم عن ثالثة: عن المجنون المغلوب على عقله حتى يفيق، وعن النائم
حتى يستيقظ، وعن الصبي حتى يحتلم )أخرجه أحمد(
“De pen is opgeheven voor drie personen: en de mentaal zieke persoon
totdat hij weer toerekeningsvatbaar is, de slapende totdat hij wakker wordt
en de puber totdat hij zijn volwassenheid bereikt.”
De persoon voor wie de pen is opgeheven, is niet in staat verantwoordelijk te
zijn voor zichzelf en valt niet onder aansprakelijkheid door de Sjari’a, dus het
is hem niet toegestaan Khalifah te worden, of een gezaghebbende functie te
hebben, omdat hij niet verantwoordelijk is voor zijn eigen handelingen. Er is
ook bewijs gegeven van wat Al Boechaari heeft overgeleverd over Abi ‘Aqiel,
die overgeleverd heeft dat Zahra ibn Ma’abed op gezag van zijn grootvader
‘Abdoella ibn Hisjaam, die leefde in de tijd van de Boodschapper van Allah,
22 De Staatsinrichting van de Khilafah
heeft overgeleverd dat zijn moeder Zainab bint Hoemair hem naar de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص bracht en zei: “O Boodschapper van Allah! Neem
zijn Bai’a. De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei:
هو صغير. فمسح رأسه ودعا له... )أخرجه البخاري( “Hij is (nog) jong” en hij aaide zijn hoofd en deed een smeekbede voor hem…”
Als de Bai’a van de kleine jongen niet geldig is en geen Bai’a kan geven aan
een Khalifah, kan hij dus ook geen Khalifah zijn.
4. De Khalifah moet een gezond verstand hebben
Het is onwettig voor een Khalifah om geestesziek te zijn, omdat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
رفع القلم عن ثالثة
“De pen is voor drie (personen) opgeheven.” Hij noemde onder andere:
المجنون المغلوب على عقله حتى يفيق
“De mentaal zieke persoon totdat hij weer toerekeningsvatbaar is.”
De persoon voor wie de pen opgeheven is heeft geen verplichtingen, omdat het
verstand een voorwaarde is voor verantwoordelijkheid en de geldigheid van de
daden. De Khalifah verheft alle wettelijke verplichtingen tot wet, Het is daarom
onwettig om een geesteszieke Khalifah te hebben omdat de geesteszieke niet
voor zichzelf kan zorgen, noch voor de belangen van de mensen in het algemeen.
5. De Khalifah moet rechtvaardig zijn. Het zal niet gepast voor hem zijn om een Faasiq (overtreder) te zijn. Integriteit
is een verplichte voorwaarde voor het contracteren van de Khilafah en haar
voortzetting. Dit omdat Allah هلالج لج bepaald heeft dat de getuige rechtvaardig dient
te zijn. Hij هلالج لج zegt:
نكم )الطالق: (2وأشهدوا ذوي عدل م
Hizb ut Tahrir 23
“Roep twee rechtvaardigen vanuit uw midden tot getuigen” (VBK soera At
Talaaq 65, aaja 2).
Dus als de getuige rechtvaardig dient te zijn, dient de Khalifah die een hogere
functie heeft en over de getuige regeert, vanzelfsprekend ook rechtvaardig te
zijn. Wanneer dit al voor de getuige geldt, is de aanwezigheid van
rechtvaardigheid bij de Khalifah van een nog groter belang.
6. De Khalifah moet een vrije man zijn
Iedere slaaf valt onder de autoriteit van zijn meester en om deze reden zal hij niet in staat zijn om zelfstandig eigen belangen te behartigen. Om dezelfde reden kan hem niet de macht gegeven worden om de belangen van anderen te behartigen en over hen te regeren. 7. De Khalifah moet in staat zijn de taak van de Khilafah uit te voeren
Indien een persoon om wat voor reden dan ook niet in staat is de taak van de
Khilafah te dragen, is hij ook niet in staat de belangen van de mensen te
behartigen volgens het Boek en de Soenna waarover Bai’a genomen heeft. De
rechtbank van Onrechtvaardige Handelingen heeft de macht om te bepalen of
een Khalifah in staat is zijn taak uit te voeren en om te bepalen waarin de persoon
tekort schiet.
Geprefereerde voorwaarden
In het voorgaande werden de contractuele voorwaarden voor de Khalifah
benoemd. Buiten deze zijn er geen andere verplichte voorwaarden. Sommige
voorwaarden zijn echter wenselijk, indien zij bevestigd zijn door Islamitische
bewijzen die gerelateerd aan hen zijn, of indien zij te vinden zijn in een regel
die bevestigd is door een Sahieh (betrouwbare) tekst. Een voorwaarde wordt pas
verplicht indien er een bewijs is met een definitief bevel dat impliceert dat de
betreffende voorwaarde verplicht is. Indien het bewijs geen definitief bevel
bevat, wordt de voorwaarde beschouwd als een geprefereerde of gewenste
voorwaarde. Buiten de zeven gevonden voorwaarden zijn er geen andere
voorwaarden gevonden die een definitief bevel bevatten. Daarom bestaan de
contractuele voorwaarden enkel uit de genoemde zeven voorwaarden. Voor wat
betreft de andere voorwaarden waarbij bewezen is dat een regel betrouwbaar is,
hiervoor geldt dat er sprake is van geprefereerde voorwaarden. Een voorbeeld
hiervan is de uitspraak dat de Khalifah van de Qoeraisj afkomstig zou moeten
24 De Staatsinrichting van de Khilafah
zijn, dat hij een Moedjtahied zou moeten zijn en vaardig in het gebruik van
wapens en dergelijke. Deze voorwaarden bevatten geen bindend bewijs.
De methode van het aanstellen van de Khalifah Toen de Sjari’a het voor moslims verplicht maakte om een Khalifah te kiezen,
bepaalde ze eveneens de methode waarmee de Khalifah aangesteld dient te
worden. Deze methode is bewezen vanuit het Boek en de Soenna. De moslims
die de Bai’a dienen te geven, zijn de burgers van de betreffende tijd. In geval er
geen Khilafah is, zijn de moslims die verantwoordelijk zijn voor het geven van
de Bai’a degenen die in de regio leven waar de Khilafah geïmplementeerd dient
te worden.
De methode ter aanstelling van de Khalifah middels de Bai’a is bewezen vanuit
het voorbeeld van de gegeven Bai’a aan de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en vanuit het bevel van
de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص aan ons om de Bai’a aan de Imaam te geven. De Bai’a van
de moslims aan de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص was geen Bai’a van Profeetschap, maar een
Bai’a van regentschap, omdat het in dit geval ging om een handeling en niet om
Iemaan. Daarom werd de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de eed van trouw als
heerser gegeven en niet als Profeet of Boodschapper. De reden hiervoor is dat
de erkenning van Profeetschap en Boodschapper gelieerd is aan Iemaan (geloof)
en niet een Bai’a. Daarom was de Bai’a enkel gegeven voor het aanstellen van
een staatshoofd.
De Bai’a wordt ook genoemd in de Koraan en hadieth. Allah هلالج لج zegt:
شيئا ول يا أيها النهبي إذا جاءك المؤمنات يبايعنك على أن له يشركن باله
ببهتان يفترينه بين أيديهنه يسرقن ول يزنين ول يقتلن أولدهنه ول يأتين
(12وأرجلهنه ول يعصينك في معروف فبايعهنه )الممتحنة: “O Profeet! Wanneer gelovige vrouwen tot u komen, haar eed van trouw aan u
afleggende: dat zij niets met Allah zullen vereenzelvigen, en dat zij noch zullen
stelen, noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster die zij
moedwillig hebben verzonnen, zullen uiten, noch ongehoorzaam zullen zijn aan
u in wat recht is, neem dan haar eed (Bai’a) aan” (VBK soera Al Moemtahana
60, aaja 12)
In een ander aaja zegt Allah هلالج لج:
Hizb ut Tahrir 25
فوق أيديهم )الفتح: يد للاه (10إنه الهذين يبايعونك إنهما يبايعون للاه “Voorwaar, zij die u trouw zweren, zweren trouw aan Allah; Allah’s hand rust
op hun handen.” (VBK soera Al Fath 48, aaja 10).
Al Boechaari heeft overgeleverd op gezag van Isma’iel, die heeft overgeleverd op gezag van Malik, die heeft overgeleverd op gezag van Yahya bin Sa’id, die zei: “Oebada bin Al Walied zei tegen mij dat mijn vader tegen mij zei dat Oebada bin as Saamit zei:
بايعنا رسول هللا صلى هللا عليه وسلم على السمع والطاعة، في المنشط
والمكره، وأن ل ننازع المر أهله، وأن نقوم أو نقول بالحق حيثما كنا، ل
نخاف في هللا لومة لئم )متفق عليه( ‘Wij hebben de Boodschapper van Allah trouw gezworen dat wij zullen
luisteren en gehoorzamen in makkelijke en moeilijke tijden en dat wij niet
in de kwestie (autoriteit) zullen redetwisten met haar mensen en dat wij de
waarheid zullen spreken waar wij ook zijn en dat wij in dienst van Allah
niemand’s verwijt zullen vrezen.’” (Sahieh Boechaari #7054 en Sahieh
Moeslim #4748)
Moeslim heeft overgeleverd dat ‘Abdoellah ibn Amroe ibn al Aas heeft
overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
فإن جاء ومن بايع إماما فأعطاه صفقة يده، وثمرة قلبه، فليطعه إن استطاع.
آخر ينازعه، فاضربوا عنق اآلخر )أخرجه مسلم( “Degene die de eed van trouw aan een Imaam geeft, in woord en daad en
met alle oprechtheid, laat hem dan gehoorzamen zolang hij kan. Maar
indien er een ander komt om met hem te redetwisten, dood dan de laatste
van hen.” (Ahmad, Moesnad, 3/10).
Ook wordt in Moeslim overgeleverd dat Aboe Sa’ied Al Khoedri heeft
overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إذا بويع لخليفتين فاقتلوا اآلخر منهما )أخرجه مسلم(
26 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Indien de eed van trouw gegeven is aan twee Khalifah’s, dood dan de laatste
van hen.” (Moeslim, Sahieh, #1853).
Moeslim heeft overlegeverd op gezag van Aboe Haazim, die zei: “Ik vergezelde
Aboe Hoeraira vijf jaar lang en ik hoorde hem spreken over de uitspraak van de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص:
كانت بنو إسرائيل تسوسهم النبياء، كلما هلك نبي خلفه نبي، وإنه ل نبي
بعدي، وستكون خلفاء فتكثر، قالوا فما تأمرنا؟ قال: فوا ببيعة الول فالول،
وأعطوهم حقهم، فإن هللا سائلهم عما استرعاهم )متفق عليه(
“De Profeten regeerden over de kinderen van Israël, wanneer een Profeet
stierf, volgde een andere Profeet hem op, maar er zal geen Profeet na mij
zijn. Er zullen Khoelafaa zijn en hun aantal zal groot zijn.’ Zij zeiden: ‘wat
beveelt u ons dus?’ Hij zei: ‘Geef hen de Bai’a, de één na de ander en geef
hen hun recht, want Allah zal hen zeker ondervragen over wat hij hen
toevertrouwd heeft.” (Boechaari, Sahieh, #3455)
Deze teksten van het Boek en de Soenna laten expliciet zien dat de methode ter
aanstelling van een Khalifah middels de Bai’a dient te geschieden. Dit werd
begrepen en uitgevoerd door alle Sahaba’s. De Bai’a die gegeven werd aan de
Rechtgeleide Khoelafaa is zeer duidelijk omtrent deze kwestie.
De praktisch gebruikte maatregelen om de Khalifah te benoemen en de Bai’a
aan hem te geven
De genomen praktische maatregelen ter benoeming van de Khalifah, voordat de
Bai’a hem gegeven is, kan in verschillende vormen voorkomen. Dezen kwamen
voor tijdens de aanstelling van de Rechtgeleide Khoelafaa, die direct na de dood
van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص gekomen waren. Zij zijn: Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan en
‘Ali . Alle Sahaba’s zwegen hierover en keurde het goed, want indien dit
tegen de Sjari’a in zou gaan, zouden zij dit met geen mogelijkheid accepteren.
Dit is zo omdat het gelieerd is aan een vitale kwestie waar de constitutie en het
behoud van de heerschappij van Islam van afhangt. Wanneer wij een blik
werpen op de ontwikkeling van de aanstelling van deze Khoelafaa, zien wij dat
sommige moslims discussies hadden in de hal (Saqiefa) van Banoe Sa’ida.
Niemand anders dan Sa’d, Aboe Oebaida, ‘Oemar en Aboe Bakr werden toen
genomineerd. ‘Oemar en Aboe Oebaida weigerden echter te wedijveren met
Hizb ut Tahrir 27
Aboe Bakr, waardoor de kwestie beperkt werd tot Aboe Bakr en Sa’d. Aan het
einde van het debat werd de Bai’a aan Aboe Bakr gegeven. De volgende dag
werden de moslims naar de Masdjid geroepen en zij gaven op hun beurt de
Bai’a. Derhalve was de Bai’a in de Safieqa een Bai’a ter aanstelling, waarmee
Aboe Bakr de Khalifah van de moslims werd. De tweede Bai’a in de Masdjid
was een Bai’a ter gehoorzaamheid.
Toen Aboe Bakr zijn dood voelde naderen en het moslimleger de Perzische en
Romeinse supermachten van die tijd aan het bevechten was, voelde hij dat het
nodig was de moslims uit te nodigen om te bespreken wie de Khalifah na hem
zou moeten zijn. Hij voerde deze consultatie drie maanden lang door. Toen zij
compleet waren en hij de mening van de meerderheid van de moslims in Medina
(Ahl al Hal wal ‘Aqd) wist, nomineerde hij ‘Oemar als zijn opvolgende
Khalifah. Deze nominatie werd niet als een Khalifah-contract voor ‘Oemar
beschouwd, omdat het enkel na de dood van Aboe Bakr was dat de moslims naar
de Masdjid kwamen om de eed van trouw aan ‘Oemar te geven. Het was middels
deze Bai’a dat ‘Oemar de Khalifah voor de moslims werd en niet als resultaat
van de consultaties of nominatie van Aboe Bakr. Indien de nominatie van
‘Oemar door Aboe Bakr een Khalifah-contract zou zijn, zou de Bai’a van de
moslims niet nodig zijn geweest. Bovendien laten de teksten expliciet blijken
dat niemand een Khalifah kan worden zonder de Bai’a van de moslims.
Toen ‘Oemar de Khalifah was en gewond was geraakt, vroegen de moslims hem
een Khalifah te nomineren, maar hij weigerde dit. Zij stonden erop dat hij
iemand zou nomineren dus beperkte hij de nominatie tot zes mensen.
Vervolgens stelde hij Sjoehaib aan om het gebed te leiden en de genomineerden
te bewaken, zodat zij van onder hen binnen drie dagen een Khalifah zouden
kiezen. ‘Oemar zei tegen Sjoehaib: “…indien vijf (van de zes) het met elkaar
eens zijn en één man accepteren, terwijl één (van de zes) hem afwijst, dood hem
dan…” Dit is ook overgeleverd door At Tabari in zijn Tarieg en door Ibn
Qoetayba, de auteur van het boek al Imaama en Siyaasa, ook wel bekend als:
“De geschiedenis van de Khoelafaa” en in het boek van Ibn Sa’d Al Tabaqaat
al Koebra. ‘Oemar stelde vervolgens Aboe Talha al Ansari aan om de
bijeenkomst met vijftig mannen te beschermen en hij belastte Al Miqdaad ibn
al Aswad met de taak om de plek van de zes kandidaten te kiezen. Na Oemar’s
dood kwamen de genomineerden bij elkaar en Abdoel Rahmaan ibn ‘Auf vroeg
de zes mannen: “Wie van jullie wil zichzelf hiervan (de Khilafah) terugtrekken
en het geven aan de beste van jullie?” Niemand antwoordde hem, dus hij ging
verder door te zeggen: “Ikzelf trek mij terug van mijn recht op de Khilafah.”
Vervolgens begon hij hen één voor één te consulteren. Hij vroeg hen: “Wie van
deze groep denk je dat hij de autoriteit waardig is buiten jezelf?” Hun
28 De Staatsinrichting van de Khilafah
antwoorden werden beperkt tot twee personen: ‘Ali en ‘Oethmaan. Vervolgens
zocht ‘Abd oer Rahmaan de mening van de moslims betreffende de twee
personen en wie zij tot Khalifah zouden willen benoemen. Hij vroeg de mannen
en vrouwen, terwijl hij de mening van de mensen onderzocht. Hij werkte dag en
nacht, gedurende de periode van de aanstelling van de Khalifah. Al Boechaari
heeft overgeleverd van Al Miswar ibn Makhrama, dat hij zei: “Abd oer
Rahmaan klopte op mijn deur toen een deel van de nacht reeds voorbij was
gegaan, totdat ik wakker werd. Hij zei: “Ik zie dat je geslapen hebt. Bij Allah,
ik heb niet veel slaap genoten gedurende deze drie (nachten)”. Nadat de mensen
het ochtendgebed (fadjr) hadden gebeden, werd de Bai’a aan ‘Oethmaan
gegeven en werd hij de Khalifah door de Bai’a van de moslims en niet door de
nominatie van de zes personen door ‘Oemar.
Ten tijde van de moord op ‘Oethmaan , gaven de moslims van Medina en
Koefa de Bai’a aan ‘Ali ibn Abi Talib, dus hij werd de Khalifah door de Bai’a
van de moslims.
Een nauwkeurige blik op de methode van hun Bai’a maakt duidelijk dat de
genomineerden voor de functie van Khalifah aan de mensen en ieder van hen
aan de contractuele voorwaarden voldeden. Vervolgens werd de mening gezocht
van de invloedrijke moslims die de moslims vertegenwoordigen. De
vertegenwoordigers van de Oemma waren bekend ten tijde van de Khoelafaa ar
Raasjiedoen, zij waren namelijk de Sahaba’s, of de mensen van Medina. Wie
door de meerderheid van de Sahaba’s geaccepteerd werd, werd de Bai’a van
contract gegeven en hij werd een Khalifah en de gehoorzaamheid aan hem werd
op dat moment een verplichting voor de moslims. Vervolgens gaven de moslims
de Bai’a van gehoorzaamheid en daarmee werd die persoon de
vertegenwoordiger van de Oemma in regentschap en autoriteit.
Dit werd begrepen uit de gegeven Bai’a aan de Khoelafaa ar Raasjiedoen . Er
zijn twee zaken die begrepen worden vanuit ‘Oemar’s nominatie van de zes
mensen en de gevolgde maatregelen tijdens de Bai’a van ‘Oethmaan . Deze
twee zaken zijn de aanwezigheid van een vervangende Amier die de belangen
behartigt wanneer de nieuwe Khalifah aangesteld wordt en de beperking van het
aantal genomineerden tot maximaal zes personen.
De plaatsvervangende Amier
De Khalifah is gemachtigd een tijdelijke Amier aan te stellen die de belangen
van de moslims behartigt gedurende de periode van aanstelling van de nieuwe
Khalifah, indien hij voelt dat de dood hem nadert en er een korte periode zal zijn
Hizb ut Tahrir 29
waarin de functie van Khalifah onbemand zal zijn. De tijdelijke Khalifah voert
deze plicht uit na de dood van de Khalifah. Zijn hoofdtaak is het uitvoeren van
de benoeming van de Khalifah binnen drie dagen.
De tijdelijke Khalifah is niet gemachtigd (nieuwe) wetten te adopteren, omdat
deze machtiging aan de Khalifah behoort, die de Bai’a van de Oemma heeft. Het
is hem niet toegestaan één van de genomineerden voor de functie van de
Khalifah te zijn, noch is het hem toegestaan één van hen te steunen, omdat
‘Oemar een tijdelijke Amier had aangesteld die niet behoorde tot de groep
genomineerden voor de functie van Khalifah.
Het gezag van een dergelijke tijdelijke Amier zal verlopen wanneer de nieuwe
Khalifah aangesteld is, omdat zijn taak tijdelijk en beperkt is tot enkel dit doel.
Het bewijs dat Sjoehaib een vervangende Amier, aangesteld door ‘Oemar
was, is de uitspraak van ‘Oemar tegen de zes genomineerden: “Laat Sjoehaib
jullie leiden in het gebed gedurende de drie dagen waarin jullie consulteren.”
Vervolgens zei hij tegen Sjoehaib: “Leid de mensen deze drie dagen in het
gebed”, en hij zei vervolgens: “Indien vijf (van de zes) het met elkaar over eens
zijn en één man hebben geaccepteerd, terwijl één man (van de zes) hem afwijst,
dood hem dan.” Dit laat zien dat Sjoehaib gekozen werd als een Amier over hen.
Hij werd aangesteld als Amier voor het gebed en het leiderschap over het gebed
impliceert leiderschap over de mensen in die tijd. Verder gaf hij hem de
autoriteit om de straf (van executie) uit te voeren, terwijl enkel een Amier de
bevoegdheid heeft om een dergelijke handeling uit te voeren.
Deze kwestie werd voor het oog van een groep Sahaba’s genomen, zonder dat
één van hen hiertegen protesteerde. Daarom is er een Idjma’ (consensus) dat
enkel de Khalifah gemachtigd is een tijdelijke Amier aan te stellen die zorgt voor
de aanstelling van de nieuwe Khalifah. Hierop gebaseerd is het gedurende zijn
leven toegestaan dat hij een clausule in de constitutie adopteert, die vaststelt dat
in geval de Khalifah sterft zonder een tijdelijke Amier gekozen te hebben,
iemand als een tijdelijke Amier aangesteld moet worden.
Om deze reden adopteren wij hier dat in geval de Khalifah, terwijl hij stervende
is, niet een tijdelijke Amier heeft aangesteld, dat de oudste gedelegeerde
assistent de tijdelijke Amier zal worden, tenzij hij genomineerd is. In dat geval
zal de op één na oudste gedelegeerde assistent de Amier worden. Indien alle
gedelegeerde assistenten genomineerd zijn, gaat dit verder tot de oudste
uitvoerende assistent als Amier is gekozen etcetera.
30 De Staatsinrichting van de Khilafah
Deze benoeming is van toepassing in geval de Khalifah van zijn post verwijderd
is. De tijdelijke Amier zal dan de oudste gedelegeerde assistent zijn, zolang hij
niet één van de genomineerden is. Indien dit wel het geval is, zal de op één na
oudste de Amier worden, tot het einde van deze assistenten. Na dit zal de oudste
uitvoerende assistent benoemd worden en op deze manier verder. Indien zij allen
zichzelf nomineren, zal de jongste uitvoerende assistent verplicht zijn de functie
van tijdelijke Amier op zich te nemen.
Dit is ook het geval indien de Khalifah gegijzeld is. In dit geval dienen er details
aangegeven te worden omtrent de machten van de tijdelijke Amier, wanneer er
geen kans is de gegijzelde Khalifah te redden. Er zal tegen die tijd dan een
wetsvoorstel komen met betrekking tot deze machten.
De tijdelijke Amier verschilt van degene die de Khalifah aanstelt als zijn
vertegenwoordiger, wanneer hij uit gaat op djihaad of gaat reizen. Dit is wat de
Boodschapper van Allah هلالج لج deed toen hij uitging op djihaad of toen hij naar
Haddjat oel Wada’ (afscheidsbedevaart) ging en dergelijke. Deze
vertegenwoordiger zal de bevoegdheden hebben die door de Khalifah aan hem
voorgeschreven zijn met betrekking tot het behartigen van de belangen die
vereist zijn bij een dergelijke aanstelling.
Het beperken van de genomineerden
Na het onderzoek van de methode ter aanstelling van de Khoelafaa ar
Rasjiedoen, werd het duidelijk dat er een beperking van het aantal
genomineerden plaatsvond. In de hal van Bani Sa’ida waren de genomineerden
Aboe Bakr, ‘Oemar, Aboe Oebaida en Sa’d ibn ‘Oebaada. Dezen waren op dat
moment genoeg, maar ‘Oemar en Aboe Oebaida vonden dat niemand gelijk was
aan Aboe Bakr, dus zij wilden niet met hem de verkiezingsstrijd aangaan. De
strijd was derhalve beperkt tot Aboe Bakr en Sa’d ibn ‘Oebaada. Vervolgens
kozen de aanwezige invloedrijke mensen in de hal Aboe Bakr en gaven ze hem
de Bai’a van contract. De volgende dag gaven de moslims Aboe Bakr de Bai’a
van gehoorzaamheid.
Aboe Bakr nomineerde ‘Oemar voor de functie van Khalifah, zonder andere
personen hiervoor te nomineren. De moslims gaven hem de Bai’a van contract,
gevolgd door de Bai’a van gehoorzaamheid.
‘Oemar nomineerde zes personen en beperkte de Khilafah tot hen, waarbij de
moslims de keus werd gegeven een Khalifah van deze zes personen te kiezen.
Nadat hij zichzelf terug getrokken had van de nominatie, discussieerde ‘Abd oer
Hizb ut Tahrir 31
Rahmaan met de overige vijf, waarna hij uiteindelijk het aantal kandidaten
beperkte tot twee: ‘Ali en ‘Oethmaan. Nadat hij de meningen van de mensen
had onderzocht, wees de overheersende mening in de richting van ‘Oethmaan
als Khalifah.
Voor wat betreft de aanstelling van ‘Ali, was er geen andere genomineerde voor
de functie van Khalifah buiten hem, dus de meerderheid van de moslims van
Medina en Koefa gaven hem de Bai’a en werd hiermee de vierde Khalifah.
Omdat bij de Bai’a van ‘Oethmaan de maximaal toegestane periode voor het
kiezen van een Khalifah voor is gekomen (drie dagen en twee nachten) en de
nominatie van zes mensen, dat later beperkt werd tot twee, zullen wij deze
gebeurtenissen in detail bespreken vanwege de waarde daarvan voor een correct
begrip van deze kwestie.
1. ‘Oemar werd gestoken toen hij op de mihraab stond terwijl hij
woensdagochtend bad, vier dagen ten einde van Dhoel Hiddja in het
jaar 23 na Hidjra. ‘Oemar stierf op zondagochtend aan het begin van
Moeharram in het jaar 24 na Hidjra, aan zijn verwondingen die
toegebracht waren door Aboe Loe’loeah, moge Allah hem vervloeken.
Soehaib bad het djanaaza (begrafenis) gebed, naar de wens van
‘Oemar .
2. Toen ‘Oemar begraven werd verzamelde Al Miqdaad, naar het advies
van ‘Oemar, zes mensen in een huis om Sjoera (consultatie) te doen.
Deze bijeenkomst werd bewaakt door Aboe Talha, terwijl zij met elkaar
aan het overleggen waren. Vervolgens stelden zij Abd oer Rahmaan ibn
‘Auf aan om met hun instemming een Khalifah uit hen te kiezen.
3. ‘Abd oer Rahmaan begon met hen te discussiëren en stelde eenieder
van hen de vraag: “Van wie van deze groep denk je dat hij deze
autoriteit waardig is, buiten jezelf?” Hun antwoorden beperkten zich tot
‘Ali en ‘Oethmaan en uiteindelijk beperkte ‘Abd oer Rahmaan deze
kwestie derhalve tot deze twee personen.
4. Hierna begon ‘Abd oer Rahmaan het volk te ondervragen, zoals
hiervoor reeds genoemd is.
5. Op woensdagnacht, de nacht van de derde dag na de dood van ‘Oemar
(op een zondag), ging ‘Abd oer Rahmaan naar het huis van zijn neef
32 De Staatsinrichting van de Khilafah
Al Moeswar ibn Makrama, waarover Ibn Kathier het volgende in zijn
boek Al Bidaaja wa an Nihaaya heeft gezegd:
“Toen de nacht op de vierde dag na de dood van ‘Oemar aanbrak, ging
hij naar het huis van zijn neef Al Moeswar ibn Makrama en zei: “Heb
je geslapen, o Moeswar? Bij Allah! Ik heb niet veel slaap genoten
tijdens deze drie (de drie nachten na de dood van ‘Oemar op
zondagmorgen – dus de maandag-, dinsdag- en woensdagnacht). Hij zei
vervolgens: “Ga en roep ‘Ali en ‘Oethmaan voor me…”Hij bracht hen
naar de masdjid waar de mensen werden opgeroepen tot het
gezamenlijke gebed. Dit vond plaats op de woensdagochtend.
Vervolgens hield hij de hand van Ali’ vast en vroeg hem de Bai’a te
nemen op het Boek van Allah en de Soenna van Zijn Profeet en de
handelingen van Aboe Bakr en ‘Oemar. ‘Ali gaf hem het welbekende
antwoord dat hij deze Bai’a wel op het Boek en de Soenna wilde doen,
maar niet op de handelingen van Aboe Bakr en ‘Oemar, omdat hij zijn
eigen Idjtihaad wilde doen. Toen werd zijn hand losgelaten en werd de
hand van ‘Oethmaan vastgenomen terwijl dezelfde vraag aan hem
gesteld werd. ‘Oethmaan zei: “Ja, bij Allah.” Daarna werd de Bai’a aan
‘Oethmaan gegeven.
Sjoehaib leidde die dag de mensen in de Fadjr en Dohr gebeden en
‘Oethmaan leidde de mensen in het ‘Asr gebed, als Khalifah van de
moslims. Dit betekent dat met de Bai’a van contract na het fadjr gebed
dat aan ‘Oethmaan gegeven werd, het leiderschap van Sjoehaib
afgelopen was. Dit nadat de invloedrijke mensen van Medina de Bai’a
aan ‘Oethmaan hadden gegeven. Dit werd net voor ‘Asr gedaan, toen
de Sahabahs elkaar opriepen de Bai’a aan ‘Oethmaan te geven, na de
middag en net voor ‘Asr. Toen de Bai’a voor ‘Asr voltooid werd, werd
het leiderschap van Sjoehaib beëindigd en leidde ‘Oethmaan de mensen
in het ‘asr gebed als hun Khalifah.
De auteur van Al Bidaaja wa an Nihaaja legt uit waarom Sjoehaib de
mensen in het Dohr gebed leidde, terwijl ‘Oethmaan de Bai’a met fadjr
genomen had: “De mensen gaven hem de Bai’a in de Masdjid,
vervolgens werd hij meegenomen naar het huis van Sjoera (het huis
waar de mensen van Sjoera gewoonlijk bijeenkwamen), en toen gaven
de rest van de mensen hem de Bai’a. Het lijkt erop dat hij de ‘Bai’a pas
na Dohr had afgenomen en daarom bad Sjoehaib dit Dohr gebed in de
moskee van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Dus was het eerste gebed dat geleid werd
Hizb ut Tahrir 33
door de Khalifah en Amier oel Moe’minien, ‘Oethmaan, het ‘asr
gebed.”
In de overleveringen zijn een aantal verschillen gevonden over de dag
waarop ‘Oemar gewond was geraakt, de dag van zijn dood en de dag
van de Bai’a aan ‘Oethmaan. Wij hebben de overlevering met de
sterkste bewijzen in onze uiteenzetting gebruikt.
De volgende 4 punten moeten daarom in acht genomen worden
wanneer men wil nomineren voor de functie van Khalifah, nadat deze
functie vrij is gekomen (door overlijdenis of wanneer hij afgezet
wordt):
1. Het werk om een Khalifah aan te stellen moet dag en nacht
gebeuren, totdat deze opdracht vervuld is.
2. De lijst van genomineerden moet gefilterd worden, terwijl er
rekening gehouden wordt met de contractuele voorwaarden. Deze
taak wordt ondernomen door de Mahkamaat al Madhaalim.
3. De lijst van genomineerden wordt tweemaal ingekort. Eerst tot zes
personen en vervolgens tot twee personen. De Raad van de Oemma
onderneemt de taak van het verkorten van de lijst als
vertegenwoordigers van de Oemma, omdat de Oemma ‘Oemar
delegeerde om hen te vertegenwoordigen. Vervolgens nomineerde
hij zes personen. Daarna kozen deze zes personen een
vertegenwoordiger van onder hen en dit was Abd oer Rahmaan. Hij
kortte de lijst van genomineerden, na enige discussie, in tot twee
personen. We kunnen dus zeggen dat er in deze gehele kwestie
verwezen wordt naar de vertegenwoordigers van de Oemma, ofwel
de Raad van de Oemma.
4. De taak van de tijdelijke Amier vervalt na de voltooiing van de
Bai’a aan de Khalifah en niet door de aankondiging van de
resultaten. Het leiderschap van Sjoehaib verviel niet na de
verkiezing van ‘Oethmaan, maar na de voltooiing van zijn Bai’a.
Er zal een wet vastgesteld worden aan de hand van deze gegevens die
bepaalt hoe de Khalifah gekozen dient te worden gedurende de drie
dagen en nachten. Deze regel is reeds tot wet verheven en zal op de
juiste tijd bediscussieerd en geadopteerd worden insjaa Allah.
34 De Staatsinrichting van de Khilafah
Dit dient te gebeuren in geval er een Khalifah was en hij overleden of
verwijderd is en er een Khalifah benoemd dient te worden die hem zal
vervangen. Indien er echter helemaal geen Khalifah aanwijzig is, wordt
het een verplichting op de moslims om een Khalifah te kiezen om de
Sjari’a wetten te implementeren en de islamitische Da’awa uit te
dragen naar de wereld. Deze situatie doet zich vandaag voor sinds de
verwijdering van de islamitische Khilafah in Istanboel op de 28ste van
Radjab 1342 na Hidjra (3 maart 1924). In een dergelijke situatie is in
ieder moslimland geschikt een Khalifah te kiezen en de positie van
Khalifah zal dan aan deze persoon gegeven worden. Het wordt dan een
verplichting op de moslims in de omringende moslimlanden om hem de
Bai’a van gehoorzaamheid te geven, oftewel de Bai’a van
onderwerping aan zijn gezag. Dit gebeurt nadat de positie van Khalifah
aan hem gegeven is door de Bai’a van de mensen van zijn eigen land.
De volgende 4 voorwaarden dienen echter aanwezig te zijn in het
betreffende land:
1. De autoriteit van het land dient zich in de handen van de moslims
te bevinden en niet in de handen van een niet-islamitisch land of
onder niet-islamitische invloeden.
2. De veiligheid van de moslims in dat land moet gegarandeerd
worden door islam. De binnen- en buitenlandse veiligheid dienen
uit naam van Islam gedragen te worden middels de islamitische
troepenmachten, met uitzondering van alle andere troepen.
3. De implementatie van Islam dient onmiddellijk, alomvattend en op
een radicale wijze geïmplementeerd te worden en de Khalifah moet
betrokken zijn bij de verkondiging van de islamitische boodschap.
4. De Khalifah dient enkel aan alle verplichte voorwaarden te voldoen
en niet perse aan de geprefereerde voorwaarden, omdat de
contractuele voorwaarden vereist zijn.
Indien het land aan deze vier voorwaarden voldoet, is de Khilafah gevestigd
middels de Bai’a van enkel het betreffende land en enkel middels de Bai’a zal
de Khilafah aan hem toevertrouwd worden. De Khalifah aan wie het volk de
Bai’a hebben gegeven zal dan de legitieme Khalifah zijn en een Bai’a aan
iemand anders dan hem zou ongeldig zijn.
Hizb ut Tahrir 35
Het zal een ongeldige Bai’a zijn, indien een land na deze gebeurtenis de Bai’a
aan iemand anders zou geven. Dit volgens de uitspraak van de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص:
إذا بويع لخليفتين فاقتلوا اآلخر منهما )أخرجه مسلم(
“Indien de Bai’a gegeven is aan twee Khalifah’s, dood dan de laatste van
hen.” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1853).
فوا ببيعة الول فالول )أخرجه البخاري(
“Geef de Bai’a aan de een na de ander.” (Overgeleverd door Boechaari,
Sahieh, #3455).
قلبه، فليطعه إن استطاع. فإن جاء ومن بايع إماما فأعطاه صفقة يده، وثمرة
آخر ينازعه، فاضربوا عنق اآلخر )أخرجه مسلم(
“Degene die de eed van trouw aan een Imaam geeft, in woord en daad en
met alle oprechtheid, laat hem dan gehoorzamen zolang hij kan. Maar
indien er een ander komt om met hem te redetwisten, dood dan de laatste
van hen.” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1844).
De methode van het geven van de Bai’a
In het voorgaande hebben wij de bewijzen voor de Bai’a als voorgeschreven
kiesmethode voor de Khalifah in Islam beschreven. De praktische
implementatie hiervan gebeurt via het schudden van de hand of schriftelijk.
Abdoellah ibn Dinaar zei hierover: “Ik getuigde van de uitspraak van Ibn
‘Oemar toen de mensen het eens waren over ‘Abd oel Malik ibn Marwan, toen
hij zei: “Ik schrijf hierbij dat ik akkoord ben naar ‘Abdoellah ‘Abd oel Malik,
de Leider, te luisteren en te gehoorzamen. Volgens het Boek van Allah en de
Soenna van Zijn Boodschapper en volgens het uiterste van mijn vermogen.” De
Bai’a kan ook op andere manieren gegeven worden.
De Bai’a kan enkel door volwassenen gegeven worden, omdat de Bai’a van de
minderjarige ongeldig is. Aboe Aqil Zahra ibn Ma’bad heeft overgeleverd op
gezag van zijn grootvader Abdoellah ibn Hisjaam, die leefde in de tijd van de
36 De Staatsinrichting van de Khilafah
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, dat zijn moeder Zainab ibnatoe Haamid hem naar
de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص nam en zei:
“O Boodschapper van Allah, neem de Bai’a van hem.” Hierop zei de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص:
هو صغير. فمسح رأسه ودعا له... )أخرجه البخاري(
“Hij is jong.” Hij ملسو هيلع هللا ىلص aaide over zijn hoofd en deed een smeekbede voor hem.”
(Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #7210)
Voor wat betreft het woordgebruik in de Bai’a, dit is niet beperkt tot een
specifieke woordformulering. Er moet wel in de Bai’a aangegeven worden dat
de Khalifah dient te handelen volgens het Boek van Allah en de Soenna van Zijn
Boodschapper. De persoon die de Bai’a geeft dient te zweren hem te
gehoorzamen in goede en slechte tijden en in gemakkelijke en moeilijke tijden.
Er zal een wet uitgevaardigd worden die deze woordformulering zal bepalen, in
overeenstemming met de voorgaande punten.
Wanneer de Bai’a aan de Khalifah gegeven is, wordt de Bai’a een last op degene
die de Bai’a heeft gegeven en het is hem niet toegestaan zich hiervan terug te
trekken. Want het is zijn recht (van de moslim) in termen van het benoemen van
de Khalifah, totdat hij het gegeven heeft. Maar wanneer hij de Bai’a heeft
gegeven is er geen terugtrekking meer mogelijk. Zelfs indien hij het zelf zou
willen, is het hem niet toegestaan deze Bai’a terug te trekken. Al Boechaari
overleverde van Djaabir ibn Abdoellah , dat een bedoeïen de Bai’a op Islam
aan de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص gaf, maar hij werd ziek en zei vervolgens:
“Ontlast mij van mijn Bai’a”. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص weigerde dit.
Toen kwam hij en zei hij hetzelfde, maar de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص weigerde, waarop
hij (de man) Medina verliet. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
المدينة كالكير تنفي خبثها، ينصع طيبها )أخرجه البخاري(
“Al Medina is als een stookplaats, het verwijdert onreinheid en zijn
goedheid (geur) verspreid zichzelf.” (Overgeleverd door Boechaari, Sahieh,
#7209).
Hizb ut Tahrir 37
Moeslim heeft overgeleverd van Nafi’, op gezag van ‘Abdoellah ibn ‘Oemar dat
hij de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hoorde zeggen:
من خلع يدا من طاعة لقي هللا يوم القيامة ل حجة له )أخرجه مسلم(
“Wie zijn hand terugtrekt uit ongehoorzaamheid, zal Allah op de Dag des
Oordeels ontmoeten zonder dat hij een excuus heeft voor zichzelf.”
(Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1851).
Het verbreken van de Bai’a aan de Khalifah is een onttrekking van de
gehoorzaamheid aan Allah. Dit is enkel het geval wanneer de Bai’a aan de
Khalifah een Bai’a van contract was of een Bai’a van gehoorzaamheid aan een
Khalifah. Dus een eed van trouw die geaccepteerd is door de moslims en een
Khalifah waar trouw aan gezworen is. Indien er eerst een eed van trouw is
gezworen aan de Khalifah en de Bai’a nog niet compleet is, heeft hij het recht
om zichzelf van de Bai’a te onttrekken. Dit vanwege het feit dat de Bai’a van
de moslims nog niet voltooid is. Dus het verbod in de hadieth is bedoeld voor
het onttrekken van de Bai’a aan een Khalifah en niet aan een man aan wie het
Khilafah-contract nog niet voltooid is.
De eenheid van de Khilafah
Het is een verplichting op de moslims in één staat te leven en geregeerd te
worden door één Khalifah. Het is de moslims overal ter wereld verboden meer
dan één staat en meer dan één Khalifah te hebben.
Het is ook nodig dat het regeringssysteem in de Khilafah Staat een systeem van
eenheid is en het is verboden om een federaal systeem te hebben.
Dit valt af te leiden uit de overlevering van Moeslim op gezag van Abdoellah
ibn ‘Amroe ibn al ‘Aas, die de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hoorde zeggen:
ما فأعطاه صفقة يده، وثمرة قلبه، فليطعه إن استطاع. فإن جاء ومن بايع إما
آخر ينازعه، فاضربوا عنق اآلخر )أخرجه مسلم(
“Degene die de eed van trouw aan een Imaam geeft, in woord en daad en
met alle oprechtheid, laat hem dan gehoorzamen zolang hij kan. Maar
indien er een ander komt om met hem te redetwisten, dood dan de laatste
van hen.” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1844).
38 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het is ook overgeleverd door Moeslim dat ‘Arfadja zei: “Ik hoorde de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zeggen:
أن يشق عصاكم، أو يفرق من أتاكم وأمركم جميع على رجل واحد، يريد
جماعتكم، فاقتلوه )أخرجه مسلم(
“Wie naar jullie komt terwijl jullie kwesties verenigd zijn onder één man,
terwijl hij de intentie heeft jullie kracht te verdelen of jullie eenheid te
verstoren, dood hem.” (Moeslim, Sahieh, #1844).
Er is ook overgeleverd door Moeslim van Aboe Said al Goedri, dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إذا بويع لخليفتين فاقتلوا اآلخر منهما )أخرجه مسلم(
“Indien de eed van trouw (Bai’a) voor twee Khalifah’s genomen is, dood dan
de laatste van hen.” (Moeslim, Sahieh, #1853).
Moeslim heeft ook overgeleverd op autoriteit van Aboe Hazim dat hij zei: “Ik
bleef bij Aboe Hoeraira vijf jaar lang en hoorde hem spreken over de woorden
van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص:
ي، وإنه ل نبي كانت بنو إسرائيل تسوسهم النبياء، كلما هلك نبي خلفه نب
بعدي، وستكون خلفاء فتكثر، قالوا فما تأمرنا؟ قال: فوا ببيعة الول فالول،
وأعطوهم حقهم، فإن هللا سائلهم عما استرعاهم )متفق عليه(
“De Profeten regeerden over de kinderen van Israël, wanneer een Profeet
stierf, volgde een andere Profeet hem op, maar er zal geen Profeet na mij
zijn. Er zullen Khoelafaa zijn en hun aantal zal groot zijn.” Zij zeiden: ‘wat
beveelt u ons dan te doen?’ Hij zei: ‘Geef hen de Bai’a, de één na de ander en
geef hen hun recht, want Allah zal hen zeker ondervragen over wat hij hen
toevertrouwd heeft.” (Boechaari, Sahieh, #3455).
De eerste hadieth laat zien dat indien het Imamaat (Khilafah) aan iemand
gegeven is, hij gehoorzaamd dient te worden en indien er een ander komt om
zijn gezag te tarten, moet deze bevochten en gedood worden indien hij niet afziet
van deze uitdaging.
Hizb ut Tahrir 39
De tweede hadieth demonstreert dat wanneer de moslims onder het leiderschap
van één Amier verenigd zijn en er een persoon komt met de intentie hun kracht
en eenheid te verdelen, is het een verplichting deze persoon te doden. De twee
hadieths impliceren duidelijk het verbod op het verdelen van de staat, de
impliciete waarschuwing tegen haar verdeling en de preventie van iedere poging
om zichzelf van de staat los te onttrekken, zelfs indien het gebruik van geweld
hierbij nodig is.
De derde hadieth impliceert dat in geval van absentie van de Khalifah door
overlijdenis, verwijdering of ontslag en de Bai’a aan twee Khoelafaa gegeven
wordt, de laatste van hen gedood dient te worden. Dit betekent dat de Khalifah
degene is die de eerste Bai’a gegeven is. Terwijl degene die later de Bai’a geven
is, gedood moet worden, indien hij zichzelf niet terugtrekt van de functie van
Khalifah. Indien de Bai’a genomen is van meer dan twee personen, dient
iedereen op de eerste persoon na, bevochten te worden, tenzij zij zich
terugtrekken van deze Bai’a. Dit laat duidelijk zien dat de verdeling van de staat
verboden is, waardoor de verandering in kleine staatjes verboden is. Het moet
slechts één staat blijven.
De vierde hadieth laat zien dat de Khoelafaa na de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
grote aantallen zullen kennen en dat de Sahaba’s hem gevraagd hadden wat hij
hen beval te doen indien de Khoelafaa met velen zullen zijn. Hij antwoordde dat
zij hen allen één voor één trouw moesten zweren, hierbij beginnend bij de eerste
aan wie zij de Bai’a geven, want hij zal de legitieme heerser zijn en enkel hij
dient gehoorzaamd te worden. Voor wat de anderen betreft, zij dienen niet
gehoorzaamd te worden want hun Bai’a is ongeldig en onwettig, omdat het
verboden is een andere Khalifah de Bai’a te geven terwijl er reeds een Khalifah
aanwijzig is. Deze hadieth laat ook blijken dat gehoorzaamheid aan één enkele
Khalifah een verplichting is. Daarom is het voor de moslims verboden om meer
dan één Khalifah te hebben in meer dan één staat.
De mandaatmachten van de Khalifah
De Khalifah bezit de volgende mandaatmachten:
A – Hij is degene die de ahkaam sjar’iyya (Goddelijke wetten) adopteert die
nodig zijn voor de behartiging van de belangen van de Oemma. Deze wetten
worden afgeleid middels idjtihaad uit het Boek van Allah en de Soenna van Zijn
Boodschapper. Dit worden derhalve bindende wetten die nageleefd dienen te
worden.
40 De Staatsinrichting van de Khilafah
B – Hij is verantwoordelijk voor het binnenlandse en buitenlandse beleid van de
staat. Hij is de opperbevelhebber van alle gewapende eenheden en hij is volledig
bevoegd oorlogen te verklaren, vredesverdragen en wapenstilstanden en andere
verdragen te sluiten.
C – Hij heeft de macht (buitenlandse) ambassadeurs te accepteren en te weigeren
en hij mag moslim ambassadeurs aanstellen en verwijderen.
D – Het is de Khalifah die de assistenten en Waali’s aanstelt en verwijdert. Zij
dienen allen verantwoording aan hem af te leggen voor de Raad van de Oemma.
E – Hij is degene die de Qadie al Qoedaa (opperrechter) benoemt en verwijdert.
Dit geldt ook voor alle andere rechters met uitzondering van de rechter van de
Mahkamaat al Madhaalim. De Khalifah stelt namelijk deze rechter aan, maar
hij is aan bepaalde restricties gebonden indien hij deze rechter wil verwijderen,
zoals uitgelegd in het hoofdstuk over het rechtswezen. Hij stelt ook de
verantwoordelijken van de departementen, legercommandanten, stafchefs, en
opperbevelhebbers aan. Zij moeten allen verantwoording aan hem afleggen en
niet aan de Raad van de Oemma.
F – Hij is degene die de Goddelijke wetten adopteert met betrekking tot het
staatsbudget en hij is degene die de details van het budget van de departementen
bepaalt, of dit nu inkomsten of uitgaven betreffen.
Voor wat betreft de gedetailleerde bewijzen van de zes boven genoemde
onderdelen is het bewijs voor onderdeel ‘A’ terug te vinden in de consensus van
de Sahaba’s. Qanoen (wetgeving) is een technische term die verwijst naar het
bevel van de soeltaan (heerser) die de mensen dienen na te leven. De geleerden
van Qanoen definiëren het als “de verzameling van principes die de soeltaan
(heerser) aan de mensen oplegt betreffende hun relaties”. Met andere woorden:
wanneer de soeltaan bepaalde regels uitvaardigt worden deze tot wetten
verheven en dienen de mensen deze na te leven. Indien de soeltaan hen niet
uitvaardigt, verworden zij niet tot wetten en is men niet verplicht hen na te leven.
De moslims volgen de wetten van de Sjari’a, waardoor zij leven volgens de
geboden en verboden van Allah هلالج لج. Zij leven de geboden en verboden van Allah
na en niet die van de Soeltaan. Dus hetgeen zij volgen zijn de Goddelijke
wetgevingen en niet de bevelen van de Soeltaan. De Sahaba’s verschilden
echter in de Sjari’a wetgeving. Sommigen begrepen bepaalde kwesties van de
Goddelijke teksten anders dan anderen. Eenieder van hen leefde hetgeen na wat
hij uit de teksten begreep en presenteerde de wetgeving van Allah هلالج لج vanuit zijn
Hizb ut Tahrir 41
eigen begrip. Er zijn echter sommige Goddelijke wetten gerelateerd aan de
belangen van de oemma waarin de oemma slechts één enkele mening mogen
aanhangen en niet eenieder voort mag gaan volgens zijn eigen idjtihaad. Deze
kwestie deed zich voor in het verleden. Aboe Bakr was bijvoorbeeld van mening
dat het budget gelijk onder de moslims verdeeld diende te worden, omdat zij
allen hier recht op hadden. ‘Oemar vond het niet juist degenen die de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hebben bevochten of de arme en de rijken allen
hetzelfde te geven. Toen Aboe Bakr Khalifah was legde hij echter zijn mening
aan de mensen op. De rechters en Waali’s voerde zijn adoptie uit en ‘Oemar gaf
zich ook over aan Aboe Bakr’s mening en voerde deze ook uit. Toen ‘Oemar
Khalifah werd legde hij zijn eigen mening op die verschilde van Aboe Bakr; hij
beval het budget niet op een gelijke manier te verdelen en hij baseerde zich
hierbij op hoe lang een persoon moslim was en hoe hard de persoon in kwestie
het geld nodig had. De moslims leefden deze regel na en de rechters en Waali’s
voerden de adoptie uit. Om deze reden is er een consensus onder de Sahaba’s
dat de Imaam het recht heeft specifieke regels te adopteren en deze adoptie aan
het volk op te leggen. De moslims moeten deze regels naleven, zelfs indien zij
tegen hun eigen idjtihaad in gaan. Zij moeten hun eigen meningen en idjtihaad
verlaten voor de mening van de Imaam. Deze geadopteerde regels zijn wetten
(of canons); het recht van het opstellen van wetten behoort enkel de Khalifah
toe.
Met betrekking tot onderdeel ‘B’, het bewijs hiervoor is genomen van de
handelingen van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. Hij stelde Waali’s en rechters
aan en zij moesten verantwoordelijkheid aan hem afleggen. Hij ملسو هيلع هللا ىلص controleerde
de handel en verbad fraude en misleiding. Hij ملسو هيلع هللا ىلص distribueerde het budget onder
de mensen en hielp de werkloze aan een baan. Hij ملسو هيلع هللا ىلص reguleerde alle interne
zaken binnen de staat zelf.
De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص schreef ook brieven naar koningen, hij ontmoette gezanten en
ontving afgevaardigden. Hij ملسو هيلع هللا ىلص hield zich ook bezig met alle externe zaken van
de staat. Hij ملسو هيلع هللا ىلص nam de leiding over de gewapende troepen gedurende de
verrassingsaanvallen en hij ملسو هيلع هللا ىلص leidde de veldslagen. Hij stuurde alle expedities
uit en stelde leiders over hen aan. In één geval wees hij Osama ibn Zayd aan als
hoofd van de expeditie naar Al Sjaam. De Sahaba’s waren het niet met deze
keuze eens vanwege de jonge leeftijd van Osama, maar de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص dwong hen zijn leiderschap te accepteren, wat bewijst dat hij de
eigenlijke opperbevelhebber was van de gewapende troepen en niet slechts een
hoge stafchef.
42 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hij ملسو هيلع هللا ىلص was degene die de oorlog verklaarde aan Qoeraisj, Banoe Qoeraidha,
Banoe Nadier, Banoe Qaynoeqaa, Khaybar en de Romeinen. Alle gevoerde
oorlogen vonden plaats op zijn bevel. Dit bewijst dat enkel de Khalifah het recht
heeft de oorlog te verklaren. Het was ook de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص die
verdragen met Banoe Madjli en hun bondgenoten van Banoe Doemra. Hij ملسو هيلع هللا ىلص
tekende een verdrag met Yoehanna (Jonathan) ibn Roe’ba, de leider van Ayla
en hij ملسو هيلع هللا ىلص tekende ook het verdrag van Al Hoedaybiyya. De moslims waren in dit
specifieke geval furieus, maar hij ملسو هيلع هللا ىلص negeerde hun mening en verwierp hun
verzoeken. Hij ging door en tekende het verdrag. Dit bewijst dat enkel de
Khalifah de macht heeft verdragen te sluiten, of dit nu vredesverdragen of
andere verdragen betreffen.
Met betrekking tot deel ‘C’ is het bewijs hiervoor dat de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص de twee afgevaardigden van Moesaylama ontving en hij ملسو هيلع هللا ىلص ontving
Aboe Rafi’i, een afgevaardigde van Qoeraisj. Hij was ook degene die
afgevaardigden zond naar Heraclius, Chosroes, Al Moeqawqis; Al Harith al
Ghassani, koning van Al Hira; Al Harith al Himyary, koning van Jemen; de
Negus van Abbisinnië (Al Habasji) en ‘Oethmaan ibn Affaan naar de Qoeraisj
tijdens de Hoedaybiyya kwestie. Dit bewijst dat de Khalifah degene is die
afgevaardigden ontvangt en afwijst en hij is degene die de ambassadeurs
aanstelt.
Met betrekking tot deel ‘D’ is het bewijs hiervoor dat de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص zelf de Waalies aanstelde. Hij stelde Moe’aadh aan als Wali over
Jemen. Hij was ook degene die ze verwijderde. Hij verwijderde bijvoorbeeld Al
A’la ibn al Hadrami van zijn Waali functie van Bahrein nadat de inwoners over
hem hadden geklaagd. Dit bewijst dat de Waalies voor de mensen van de
Wilaaja (provincie) verantwoordelijkheid moesten afleggen aan de Khalifah.
Dit geldt ook voor de Raad van de Oemma, omdat deze alle Wilaaja’s
vertegenwoordigt.
Met betrekking tot de assistenten is bekend dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
twee assistenten had, Aboe Bakr en ‘Oemar. Hij verwijderde hen niet, noch wees
hij anderen aan om hen te vervangen gedurende zijn leven. De assistent ontleent
zijn autoriteit aan de Khalifah en omdat hij handelt in zijn vermogen als
afgevaardigde heeft de Khalifah het recht hem te verwijderen. Hetzelfde is het
geval bij de vertegenwoordiger, waar een persoon het recht heeft zijn eigen
vertegenwoordiger te ontslaan.
Hizb ut Tahrir 43
Met betrekking tot deel ‘E’ is het bewijs hiervoor genomen van het feit dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ‘Ali als rechter over Jemen aanstelde.
Ahmad heeft overgeleverd dat ‘Amr ibn al ‘Aas zei: Twee mensen die een
onderling geschil hadden kwamen naar de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص (om een
oordeel te verkrijgen), dus hij ملسو هيلع هللا ىلص zei tegen mij:
اقض بينهما يا عمرو
“Oordeel tussen hen O ‘Amr.” Ik zei: “U bent beter en u heeft daar meer recht
op dan ik.” Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
وإن كان،
“Zelfs dan (moet je het doen)!” Dus ik zei: “Wat zal ik krijgen wanneer ik
mijn oordeel heb geveld?” Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إن أنت قضيت بينهما فأصبت القضاء فلك عشر حسنات. وإن أنت اجتهدت
فلك حسنة )أخرجه أحمد(فأخطأت
“Als je rechtgesproken hebt en je had het bij het juiste eind, krijg je tien
beloningen en als je een fout hebt gemaakt krijg je één beloning.” (Ook van
‘Oeqba ibn ‘Amier. Zie al Haythami, Madjma’ al Zawaa’id, vol.4, p. 198).
‘Oemar stelde rechters aan en verwijderde hen uit hun functie. Hij wees
Sjoeraj aan als rechter over Koefa en Aboe Moesa als rechter over Basra. Hij
verwijderde ook Sjoerahbiel ibn Hasna van zijn functie als Waali over As Sjaam
en wees Moe’awiya hiervoor in de plaats aan. Sjoerahbiel zei tegen hem: “Is het
wegens een handeling van ongehoorzaamheid dat u mij verwijderd hebt?”.
‘Oemar antwoordde: “Nee, maar ik wilde een man aanstellen die sterker is.” ‘Ali
heeft in één geval Aboe al Aswad aangesteld en hem vervolgens weer
verwijderd. Aboe al Aswad vroeg hem: “Waarom heeft u mij verwijderd? Ik heb
niet misleid, noch een misdaad gepleegd.” ‘Ali zei: “Ik merkte dat jouw stem
een verheven toon had over de disputerende mensen.” ‘Oemar en ‘Ali deden dit
in het bijzijn van de Sahaba’s en niemand van hen keurde hun handelingen af.
Dit bewijst dat de Khalifah het recht heeft rechters aan te stellen en hij ook
iemand kan delegeren om rechters in zijn naam aan te stellen. Dit is hetzelfde
als de wakala (vertegenwoordiging) waarin hij het recht heeft een
44 De Staatsinrichting van de Khilafah
vertegenwoordiger voor zichzelf aan te stellen op ieder gebied van zijn machten
en het is toegestaan iemand aan te stellen die hem vertegenwoordigd in zijn
verantwoordelijkheden.
Voor wat betreft de uitzondering van de macht om de rechter van de madhaalim
rechtbank te verwijderen, dit komt voor wanneer de rechter een zaak is
begonnen tegen de Khalifah, zijn assistenten of de hoofdrechter. Dit volgens het
principe: “het middel dat leidt naar haraam is op zichzelf haraam”. Indien de
Khalifah de macht gegeven is om de rechter van de Madhaalim rechtbank te
ontslaan, zou dit het vonnis van de rechter beïnvloeden en hiermee het
Goddelijke oordeel verhinderen en dit is haraam. Indien de Khalifah de macht
gegeven wordt de rechter van de madhaalim rechtbank te ontslaan zou in dit
geval een middel naar haraam zijn (deze regel kan al toegepast worden indien
invloed op het vonnis al bijna zeker voor zou komen). Daarom is de taak om de
rechter van de Madhaalim rechtbank in deze omstandigheden overgelaten aan
de Mahkamaat al Madhaalim. Indien de omstandigheden anders dan deze
zouden zijn, blijft de regel hetzelfde als bij alle andere rechters, namelijk dat het
recht van aanstelling en ontslag van de rechter van de Madhaalim rechtbank aan
de Khalifah toebehoort.
Met betrekking tot de staatsdepartementen heeft de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
secretarissen aangesteld voor de verschillende departementen van de staat. Hij
wees Al Moeajqieb ibn Abi Fatima al Dawsi aan als verantwoordelijke voor ملسو هيلع هللا ىلص
zijn ملسو هيلع هللا ىلص officiële zegel en de oorlogsbuit. Hij ملسو هيلع هللا ىلص stelde Hoedaifa ibn al Yemen
aan om de oogst van al Hidjaaz te controleren en Zoebair ibn al Awwaam om
de fondsen van de ‘Sadaqa’ te overzien.
Hij ملسو هيلع هللا ىلص stelde Al Moeghiera ibn Sjoe’ba aan als verantwoordelijke over de
registratie van schulden en verschillende transacties, etcetera.
Met betrekking tot de legercommandanten en hoofdcommandanten wees de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Hamza ibn ‘Abdoel Moetallib aan als commandant
van een leger van dertig ruiters om de Qoeraisj te confronteren in de vallei van
Rabigh. Hij ملسو هيلع هللا ىلص wees ook Sa’d ibn abi Waqqas aan als hoofd van een expeditie
met twintig ruiters en hij ملسو هيلع هللا ىلص zond hen richting Mekka.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat hij ملسو هيلع هللا ىلص de legercommandanten aanwees
en het bewijst dat de Khalifah degene is die de legercommandanten en de
hoofdcommandanten aanstelt.
Hizb ut Tahrir 45
Eenieder van deze verschillende functies diende zijn verantwoordelijkheid aan
niemand anders dan de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص af te leggen. Dit laat zien dat de rechters,
departementdirecteuren, legercommandanten, hoofdcommandanten en
verschillende seniorofficieren hun verantwoording aan niemand anders dan de
Khalifah moeten afleggen en dat zij dit niet hoeven te doen aan de Raad van de
Oemma. Enkel de gedelegeerde assistenten, de Walies en de ‘Aamils moeten
hun verantwoording afleggen aan de Raad van de Oemma, omdat zij regenten
zijn. Niemand buiten deze functies kunnen afgerekend worden door de Raad. Ze
zijn allemaal verplicht enkel naar de Khalifah te rapporteren.
Wat betreft onderdeel ‘F’ wordt het staatsbudget in termen van inkomsten en
uitgaven, gecontroleerd door de Sjari’a regels. Geen enkele cent wordt
binnengehaald volgens iets anders dan de Goddelijke wet voorschrijft, noch
wordt er een cent uitgegeven volgens iets anders dan wat de Goddelijke wet
voorschrijft. De details van uitgaves, beter bekend als de budgetonderdelen,
worden aan de idjtihaad van de Khalifah overgelaten. Hetzelfde geldt voor de
inkomsten. Het is de Khalifah die bijvoorbeeld de hoeveelheid van Garaadj over
het land bepaalt. Hij bepaalt eveneens de hoeveelheid van de Djizja en alle
andere hoeveelheden aan inkomsten en uitgaven.
De Khalifah is degene die over de uitgaven aan bijvoorbeeld het wegdek,
ziekenhuizen en andere uitgavenposten beslist. Dergelijke zaken behoren de
Khalifah toe en hij behandelt deze volgens zijn eigen idjtihaad en mening. Dit
is zo omdat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de inkomsten ontving van de ‘Aamils
en hij gaf deze uit. Hij ملسو هيلع هللا ىلص was degene die de Walies de autoriteit gaf om in
sommige gevallen fondsen te ontvangen en deze weer uit te geven. Dit was het
geval toen hij ملسو هيلع هللا ىلص Moeaadh over Jemen aanstelde. De Khoelafaa ar Rasjiedoen
na hem volgde hem hierin. Eenieder van hen verzamelde de inkomsten en
spendeerde deze volgens zijn eigen opinie en idjtihaad in zijn capaciteit als
Khalifah. Niemand van de Sahabah’s hebben dit ooit afgekeurd en niemand gaf
ook maar een cent uit zonder de toestemming van de Khalifah. Toen ‘Oemar
Moe’aawiya als Waali aanstelde gaf hij hem een algemene vorm vanWilaaja
waarin hij de macht had het geld te collecteren en uit te geven. Dit bewijst dat
de verschillende onderdelen van het budget bepaald worden door enkel de
Khalifah, of iemand namens hem.
Dit zijn de gedetailleerde bewijzen met betrekking tot de mandaatmachten van
de Khalifah en zij worden bevestigd door de hadieth overgeleverd door Ahmad
en Boechaari van ‘Abdoellah ibn ‘Oemar, die overgeleverd heeft dat hij de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hoorde zeggen:
46 De Staatsinrichting van de Khilafah
اإلمام راع وهو مسؤول عن رعيته )أخرجه البخاري(...
“De imaam is een beschermer en hij is verantwoordelijk voor zijn
onderdanen.” (Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #893).
Dit betekent dat alle zaken gerelateerd aan het management van de belangen van
de onderdaan de verantwoordelijkheid van de Khalifah is en hij heeft het recht
om iedereen voor wat voor taak dan ook te delegeren, wanneer hij het geschikt
acht. Dit is namelijk hetzelfde als wakala (vertegenwoordiging).
De Khalifah is beperkt in adoptie1 door de Goddelijke wetgeving
De Khalifah is beperkt door de Goddelijke wetgeving in zijn macht tot het
maken van adopties. Het is hem derhalve verboden regels te adopteren die niet
geëxtraheerd zijn vanuit de Goddelijke bewijzen. Hij is ook verplicht zichzelf
aan zijn geadopteerde regels en aan zijn eigen idjtihaad te houden. Daarom is
het hem verboden zaken te adopteren die geëxtraheerd zijn middels een methode
die tegenstrijdig zijn aan de wetten die hij reeds heeft geadopteerd, of een bevel
uit te vaardigen die zijn geadopteerde regels tegenspreken. De Khalifah is
daarom beperkt tot twee zaken:
De bewijzen voor de eerste kwestie –de beperking in adoptie van Goddelijke
regels- zijn:
1. Allah هلالج لج heeft iedere moslim en dus ook de Khalifah verplicht gesteld
te handelen volgens de Goddelijke wet. Allah هلالج لج zegt:
موك فيما شجر بينهم ثمه ل يجدوا في فال ورب ك ل يؤمنون حتهى يحك
ا قضيت ويسل موا تسليما )النساء: مه (65أنفسهم حرجا م “Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen zijn, voordat zij u
(profeet) tot rechter maken over al hun geschillen en in hun hart geen
aarzeling vinden aangaande hetgeen gij oordeelt en zij zich geheel en
al onderwerpen.” (VBK Soera an Nisaa 4, aaja 65).
1 Hiermee wordt bedoeld de regels verheffen tot wet.
Hizb ut Tahrir 47
Het ondernemen van handelingen volgens de Goddelijke wetgeving
verplicht de moslims een specifieke regel te adopteren wanneer het
begrip van de uitspraak van de Wetgever verschilt; wanneer het begrip
over de betekenis van de uitspraak van de Wetgever verschilt. Het
adopteren van een specifieke regel vanuit verschillende regels wordt
derhalve een plicht op de moslim wanneer hij een handeling wil
uitvoeren en dus de regel wil implementeren in zijn leven. Het is ook
een plicht op de Khalifah om adopties te doen wanneer hij zijn taak van
regeren uitvoert.
2. De inhoud van de tekst van de Bai’a die de Khalifah gegeven wordt,
verplicht hem zich te houden aan de Islamitische Sjari’a, omdat het een
Bai’a is op het Boek en de Soenna. Het is hem daarom verboden haar
te overtreden en hij kan zelfs een daad van ongeloof begaan indien hij
de Sjari’a met overtuiging overtreedt. Als hij de Sjari’a overtreedt
zonder overtuiging wordt hij als een ongehoorzame, boosdoener en
rebel beschouwd.
3. De Khalifah is aangesteld om de Sjari’a te implementeren en daarom
is het hem verboden naar iets anders dan de Sjari’a te refereren tijdens
zijn regentschap over de moslims. De Sjari’a heeft het sluiten van
compromissen in wetgeving door met iets anders dan islam te regeren
op een definitieve wijze verboden. Dit betekent dat de Khalifah beperkt
is door de Goddelijke wetgeving in zijn adoptie van wetten en in de
uitvoering ervan. Indien hij een wet met overtuiging van buiten de
Sjari’a aanneemt, heeft hij een handeling van Koefr (ongeloof) begaan
en een handeling van ongehoorzaamheid, onderdrukking en rebellie
indien hij hier niet in gelooft.
Met betrekking tot de tweede kwestie is de Khalifah beperkt tot de regels
die hij adopteert en de methode van deductie die hij in dit proces gebruikt.
Het bewijs hiervoor is dat de Goddelijke regel die de Khalifah uitvoert een
Goddelijke regel is die bindend is voor hemzelf. Het is de Goddelijke
Sjari’a wetgeving die hij heeft geadopteerd en niet zomaar een andere
Goddelijke regel. Dit betekent dat als de Khalifah een regel extraheert of
een regel volgt, dan zal deze Goddelijke regel Allah’s wet worden waar hij
zich aan dient te houden. Hij beperkt door de adoptie van deze wet ook de
rest van de moslims en het zal hem verboden zijn een andere regel te
adopteren. Een andere regel zou namelijk niet Allah’s wet inhouden en
daarom zal het geen Goddelijke (Sjari’a) wet voor hem zijn.
Overeenkomstig zal het geen Goddelijke wet voor de moslims zijn. Hij is
48 De Staatsinrichting van de Khilafah
daarom beperkt door de door hem geadopteerde Goddelijke regels in de
bevelen aan zijn onderdanen. Het is hem verboden een bevel te geven dat
conflicteert met hetgeen hij heeft geadopteerd aan Goddelijke regels. Indien
hij dit doet is het alsof hij een bevel tegenstrijdig aan de Goddelijke
wetgeving heeft bevolen. Daarom is het hem verboden een bevel uit te
vaardigen dat conflicteert met hetgeen hij geadopteerd heeft aan Goddelijke
wetten.
Het begrip van de Goddelijke wet varieert ook volgens de methode van
Istinbaat (extractie). Indien de Khalifah vindt dat de ‘illa (wettelijke reden)
van de regel als een Goddelijke reden afkomstig van een Goddelijke tekst
en hij niet voordeel (Maslaha), noch Masaalih moersala (onbeperkte
belangen) als een Goddelijk bewijs beschouwd, dan heeft hij de methode
van istinbaat voor zichzelf bepaald. Hij dient zich hieraan te houden en het
zou verkeerd zijn een regel te adopteren vanuit Masaalih moersala of een
Qiyaas (analogie) te gebruiken gebaseerd op een ‘illa (reden) die niet vanuit
de Goddelijke teksten geëxtraheerd is. Een dergelijke regel zal niet als een
bindende Goddelijke regel beschouwd worden, omdat hij de bron niet als
een Goddelijk bewijs beschouwd. Daarom zal het volgens zijn visie geen
Sjari’ie regel zijn. En omdat een dergelijke regel niet als een Goddelijke
regel door de Khalifah beschouwd wordt, zal het ook geen Goddelijke regel
voor de moslims zijn. Dit zou hetzelfde zijn alsof de Khalifah een regel
anders dan de Sjari’a heeft geadopteerd en dit is verboden. Indien de
Khalifah een Moeqallid 2 of een Moedjtahied fil mas’ala 3 , en niet een
specifieke methode van Istinbaat heeft, is het hem toegestaan iedere
Goddelijke regel te adopteren, ongeacht het bewijs, zolang hij met
aannemelijk bewijs komt en hij zal niet beperkt worden door enige methode
in de adoptie van regels. Hij is enkel beperkt wanneer hij bevelen
uitvaardigt, opdat hij hen enkel conform de geadopteerde regels uitvaardigt.
De Khilafah Staat is een aardse staat en geen theologische staat
De Islamitische Staat is de Khilafah. Ze is het leiderschap over alle moslims
wereldwijd. Wanneer een Khalifah een legitieme Bai’a in een land is
gegeven waarmee de Khilafah gevestigd is, dan is het verboden voor de
2 Een Moeqallid is een persoon die de mening van een Moedjtahid (rechtsgeleerde in Islam) volgt. 3 Een Moejtahid fil mas’ala is een rechtsgeleerde die in één specifieke kwestie een mening extraheert.
Hizb ut Tahrir 49
moslims een andere Khilafah te stichten. Dit conform de uitspraak van de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص:
إذا بويع لخليفتين فاقتلوا اآلخر منهما )أخرجه مسلم( “Wanneer de Bai’a aan twee Khalifah’s gegeven is, dood dan de laatste
van hen.” (Overgeleverd door Moeslim, Sahieh, #1853).
Khilafah is gevestigd om de regels van de Islamitische Sjari’a te
implementeren, terwijl zij de door Islam gebrachte concepten en wetgeving
gebruikt en de Islamitische Boodschap aan de wereld verspreid. De
boodschap wordt verkondigd door Islam aan de mensen te introduceren en
hen op te roepen haar te omarmen en Djihaad op het Pad van Allah هلالج لج te
realiseren. Khilafah is ook bekend als Imamaat of Imaraatoel Moe’minien
(leiderschap van de gelovigen). Het is een tijdelijke functie en geen functie
gerelateerd aan het Hiernamaals. De Khilafah bestaat om Islam over de
mensen te implementeren en haar onder hen te verspreiden. Dit verschilt
duidelijk met het Profeetschap.
De positie van Profeetschap is een theologische positie, die Allah هلالج لج schenkt
aan wie Hij هلالج لج wil. De Khilafah is daarentegen een aardse functie, waarin de
moslims hun Bai’a geven aan wie zij willen en deze over hen als Khalifah
aanstellen. Onze Boodschapper Moehammad ملسو هيلع هللا ىلص was een heerser die de door
Allah هلالج لج geopenbaarde Sjari’a implementeerde.
Dus hij ملسو هيلع هللا ىلص hield het Profeetschap en de rol als Boodschapper aan en
tegelijkertijd nam hij de verantwoordelijkheid over de implementatie van
de regels van Islam. Allah هلالج لج beval hem ملسو هيلع هللا ىلص dus te regeren en de Boodschap
te verkondigen.
Hij هلالج لج beval hem ملسو هيلع هللا ىلص:
هبع أهواءهم واحذرهم أن يفتنوك عن وأن احكم ول تت بينهم بمآ أنزل للا
إليك )المائدة: (49بعض ما أنزل للا “Spreek recht tussen hen naar hetgeen Allah u heeft geopenbaard “(VBK
Soera Al Ma’ida 5, aaja 49).
50 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hij هلالج لج zegt tevens:
)النساء: لتحكم بين النهاس بما أراك للا (105إنها أنزلنا إليك الكتاب بالحق “Wij hebben u waarlijk het Boek (de Koran), dat de waarheid bevat,
nedergezonden, opdat u tussen de mensen zal oordelen met hetgeen Allah u
heeft onderwezen.”(VBK soera Al Nisaa 4, aaja 105).
Allah هلالج لج zegt:
ب ك )المائدة: سول بل غ ما أنزل إليك من ره (67يا أيها الره “O Boodschapper, verkondig hetgeen u van uw Heer is geopenbaard”
(VBK soera Al Ma’ida 5, aaja 67).
(19وأوحي إليه هذا القرآن لنذركم به ومن بلغ )النعام: “Deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge
waarschuwen” (VBK soera Al An’aam 6, aaja 19).
(2-1يا أيها المدهث ر قم فأنذر )المدثر: “O jij ommantelde, sta op een waarschuw” (VBK soera Al Moedatthir 74,
aaja 1-2).
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص vervulde dus twee functies: de functie van
Profeetschap en overdracht van de Boodschap en de functie van leiderschap
van de moslims in het wereldse leven. Waarbij hij de geopenbaarde Sjari’a
wetgeving implementeerde.
De Khilafah na de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص werd geleid door mensen die
geen Profeten waren. Het is daarom mogelijk voor de Khoelafaa om fouten
te maken, door vergeetachtigheid, door te zondigen en andere zaken, omdat
zij mensen zijn en niet onfeilbaar zijn zoals de Profeten en Boodschappers.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft ons geïnformeerd dat de Imaam een
fout kan begaan en hij informeerde ons dat de Imaam dingen kan doen die
de mensen haten en hem hiervoor vervloeken, zoals onderdrukking,
ongehoorzaamheid en andere zaken. Hij ملسو هيلع هللا ىلص heeft ons ook geïnformeerd dat
Hizb ut Tahrir 51
openlijke Koefr van de Imaam afkomstig kan zijn. Moeslim heeft
overgeleverd op gezag van Aboe Hoeraira dat de Boodschapper van Allah
:zei ملسو هيلع هللا ىلص
إنما اإلمام جنة، يقاتل من ورائه ويتقى به، فإن أمر بتقوى هللا عز وجل
وعدل كان له بذلك أجر، وإن يأمر بغيره كان عليه منه )أخرجه البخاري( “De Imaam is slechts een schild van waarachter de mensen vechten en
zichzelf beschermen. Dus indien hij ons beveelt Taqwa voor Allah te
hebben en hij rechtvaardig was, zal hij het evenredige aan deze
(handelingen) beloning krijgen en indien hij iets anders dan dat beveelt
zal hem het evenredige eraan tegen hem gegeven worden.”
(Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #2957).
Dit betekent dat het mogelijk is dat de Imaam tot iets anders dan vrees voor
Allah هلالج لج zal bevelen. Moeslim heeft overgeleverd van ‘Abdoellah ibn
Mas’oed, die heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft
gezegd:
إنها ستكون بعدي أثرة وأهور تنكرونها، قالوا: يا رسول هللا كيف تأمر
من أدرك منا ذلك؟ قال: تؤدون الحق الذي عليكم، وتسألون هللا الذي لكم
)أخرجه البخاري( “Er zal na mij egoïsme komen en zaken die jullie haten.” Zij zeiden: “O
Boodschapper van Allah, wat zult u degene bevelen van ons die deze tijd
mee zal maken?” Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei: “Jullie moeten rechten geven die van jullie
gevraagd worden en vraag Allah om de zaken waar jullie recht op
hebben.” (Boechaari, Sahieh, #7052).
Boechaari heeft overgeleverd op gezag van Djoenaada ibn Abi Oemaya, die
zei: “Wij gingen naar ‘Oebaada ibn al Saamit toen hij ziek was en wij
zeiden: “Moge Allah je leiden. Vertel ons over een hadieth van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص opdat Allah jou hiervan zal doen profiteren.”
Hij zei:
دعانا النبي صلى هللا عليه وسلم فبايعناه، فقال فيما أخذ علينا أن بايعنا
على السمع والطاعة، في منشطنا ومكرهنا، وعسرنا ويسرنا، وأثرة
52 De Staatsinrichting van de Khilafah
واحا عندكم من علينا، وأن ل ننازع المر أهله، قال: إل أن تروا كفرا ب
(خرجه البخاريهللا فيه برهان )أ
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص riep ons bijeen en wij gaven hem de Bai’a
en hij zei dat hetgeen wat hij van ons genomen heeft betekent dat wij hem
de eed moeten geven. Wij moesten luisteren en gehoorzamen in hetgeen
waar wij van houden en waar wij afkeer van hebben, in tijden van
tegenspoed en voorspoed. Tevens dienden wij niet degene die gezag over
de mensen hadden gekregen te betwisten. Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei: Tenzij jullie openlijke
Koefr zien waarover jullie een duidelijk bewijs van Allah van hebben.”
(Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #7055).
‘‘Aa’isja verhaalt dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
ادرأوا الحدود عن المسلمين ما استطعتم، فإن كان له مخرج فخلوا سبيله.
فإن اإلمام أن يخطئ في العفو خير من أن يخطئ في العقوبة )أخرجه
الترمذي( “Ontwijk de bestraffingen van de moslims zoveel je kunt. Dus indien
de beschuldigde gevrijwaard kan worden, laat hem dan gaan. Dit is
omdat het beter voor de Imaam is een fout te maken wanneer hij
iemand vergeeft dan een fout te maken in het uitvoeren van de
bestraffing.” (Overgeleverd door Tirmidhi, Soenan, #1424).
Deze ahadieth maken zeer duidelijk dat het er een mogelijkheid bestaat dat
de Imaam een fout maakt, iets vergeet of ongehoorzaam is. Ondanks dit
heeft de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de moslims bevolen hem te
gehoorzamen. Zolang hij maar regeert met Islam en niet met openlijke koefr
regeert of tot zonde oproept. Daarom zijn de Khoelafaa na de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص slechts mensen, die goed en slecht doen en niet onfeilbaar zijn.
Met andere woorden: ze zijn geen Profeten. Het is daarom incorrect te
stellen dat de Khilafah een theologische staat is. Het is eerder een
menselijke staat waarin de moslims Bai’a aan een Khalifah geven om de
regels van de Islamitische Sjari’a te implementeren.
De ambtstermijn van de Khalifah
Hizb ut Tahrir 53
De ambtstermijn van de Khalifah is niet beperkt tot een bepaalde periode.
Zolang de Khalifah de Sjari’a naleeft, de wetten uitvoert en in staat is de
taken en verantwoordelijkheden van de staat uit te voeren, blijft hij in zijn
ambt. De teksten met betrekking tot de Bai’a zijn namelijk ongedefinieerd
en niet beperkt tot een specifieke periode. Anas ibn Malik heeft
overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
اسمعوا وأطيعوا، وإن استعمل عليكم عبد حبشي، كأن رأسه زبيبة
)أخرجه البخاري( “Luister en gehoorzaam, zelfs indien jullie geregeerd worden door een
Abbesijnse slaaf, wiens hoofd op een rozijn lijkt.” (Boechaari, Sahieh,
#7142).
In een andere overlevering zei hij ملسو هيلع هللا ىلص:
يقودكم بكتاب هللا )أخرجه مسلم( “… zolang hij jullie met het Boek van Allah leidt.”
Verder werden alle Khoelafaa ar Rasjiedien een ongespecificeerde Bai’a
gegeven, die genoemd wordt in de ahadieth. Zij specificeren niet een
bepaalde periode. Eenieder van hen nam de Khilafah functie aan tot hun
dood. Dit laat de consensus onder de Sahaba’s zien waarin zij bevestigen
dat het ambtstermijn van de Khalifah onbeperkt is. Dus wanneer een
Khalifah de Bai’a gegeven wordt, blijft hij in zijn functie tot zijn dood.
Indien de Khalifah een verandering meemaakt wat hem ongeschikt voor de
functie maakt of zijn verwijdering noodzakelijk maakt; dan zal zijn termijn
beëindigd worden en zal hij worden verwijderd. Dit kan echter niet
geïnterpreteerd worden als een beperking op zijn ambtstermijn, maar het
impliceert slechts de breuk van de voorwaarden van het Khalifah-contract.
De woorden van de Bai’a, die bevestigd worden in de Sjari’a teksten en
consensus van de Sahaba’s, maakt het ambtstermijn van de Khalifah
onbeperkt. De termijn van de functie van de Khalifah is eerder beperkt in
termen van zijn bewegingsruimte in hetgeen hem toevertrouwd is middels
de Bai’a: namelijk het regeren met het Boek en de Soenna en de uitvoering
van de wetten. Indien de Khalifah dus niet de Sjari’a in stand houdt en
implementeert, dient hij verwijderd te worden.
54 De Staatsinrichting van de Khilafah
De verwijdering van de Khalifah Indien de Khalifah één van de zeven contractuele voorwaarden schendt, is
het hem niet meer toegestaan verder te functioneren als een Khalifah en
dient hij verwijderd te worden.
De beslissing tot verwijdering is enkel in handen van de Mahkamaat al
Madhaalim, omdat deze instantie beslist of de Khalifah één van zijn
contractuele voorwaarden heeft geschonden of niet. Dit is omdat een
kwestie waarin duidelijk wordt dat de Khalifah verwijderd moet worden, of
zijn verwijdering noodzakelijk wordt, bekend is als een ‘Madhlimah’ (een
handeling van onrechtvaardigheid) en dit dient verwijderd te worden. De
zaak dient echter uitvoerig onderzocht te worden en bewijs dient gegeven
te worden om de ‘Madhlima’ te bewijzen voor een rechter. Het Hof van
Onrechtvaardige Handelingen (Mahkamaat al Madhaalim) is het hof
verantwoordelijk voor de regels omtrent iedere ontvangen klacht
(Madhaalim). Haar rechter is de persoon die het bestaan van een klacht moet
bewijzen en erover beslist. Daarom is de Mahkamaat al Madhaalim het
orgaan dat beslist of de Khalifah wel of niet zijn contractuele voorwaarden
geschonden heeft is en zij zijn degene die over de verwijdering van de
Khalifah beslissen. Als een dergelijke situatie voorkomt met als resultaat
dat de Khalifah opstapt zal hiermee deze kwestie beëindigd zijn. Indien de
moslims vinden dat de Khalifah verwijderd dient te worden en de Khalifah
met hen hierover in discussie gaat, wordt de zaak verwezen naar het
rechtswezen. Allah هلالج لج zegt:
سول ) والره (59النساء:فإن تنازعتم في شيء فردوه إلى للا “Indien jullie over een zaak geschillen, verwijs het dan naar Allah en Zijn
Boodschapper” (VBK soera Al Nisaa 4, aaja 59).
Met andere woorden, wanneer de Oemma een geschil heeft met degenen
van autoriteit, is het een zaak tussen de heerser en de Oemma. Het verwijzen
van het geschil naar Allah هلالج لج en de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص betekent dat er
verwezen wordt naar het rechtswezen, ofwel het Hof van Onrechtvaardige
Handelingen.
De tijdslimiet waarin de moslims een Khalifah moeten kiezen
Hizb ut Tahrir 55
De tijdslimiet waarbinnen de moslims een Khalifah gekozen moeten hebben
is drie dagen en nachten. Het is verboden voor een moslim om meer dan
drie nachten te vertoeven zonder een Bai’a te hebben gegeven. Voor wat
betreft de maximale uitstel van drie nachten, dit komt omdat het aanwijzen
van een Khalifah verplicht wordt op het moment dat de vorige Khalifah is
overleden of verwijderd. Het is echter toegestaan de aanstelling voor drie
dagen en nachten uit te stellen zolang zij bezig zijn met deze aanstelling.
Indien de drie nachten voorbij zijn en de Khalifah nog niet aangesteld is
dient de zaak onderzocht te worden. Indien de moslims werkten aan de
aanstelling van de Khalifah en faalden binnen de tijdslimiet wegens redenen
die buiten hun invloedssfeer en vermogen lagen, zal de zonde van hun
schouders vallen. Dit is omdat zij werkten om deze verplichting te vervullen
en tegen hun wil in verhinderd waren de verplichting te realiseren. Ibn
Hibbaan en Ibn Maadja hebben overgeleverd van Ibn ‘Abbaas die heeft
overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
إن هللا وضع عن أمتي الخطأ، والنسيان، وما استكرهوا عليه )أخرجه
النووي( “Allah heeft mijn Oemma diens fouten, vergeetachtigheid en hetgeen
waarin zij gedwongen worden vergeven.” (Overgeleverd door An
Nawawi, Al Madjmoe’ Sjarh al Moehadhdab, vol. 8, p. 450).
Indien zij echter niet aan de verplichting werken zullen zij allen zondig zijn
totdat een Khalifah aangesteld is en alleen dan zal de zonde van hun
schouders vallen. Voor wat de zonde betreft die zij hebben begaan door de
plicht van het aanwijzen van een Khalifah te negeren, deze zal niet van hen
vervallen en Allah هلالج لج zal hen bestraffen zoals hij hen bij iedere zonde zal
bestraffen wanneer ze een plicht hebben verwaarloosd.
Voor wat de verplichting betreft van de onmiddellijke betrokkenheid in de
Bai’a aan een Khalifah indien deze positie vrijgekomen is, dit is zo omdat
de Sahaba’s direct deze zaak aangrepen op de dag van het overlijden van
de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en voor zijn begrafenis.Dit was in de hal van Bani Sa’ida. Op
de tweede dag werden de mensen verzameld in de Masdjid om de Bai’a van
gehoorzaamheid aan Aboe Bakr te geven.
Het bewijs voor de maximale uitstel van drie dagen en nachten om een
Khalifah aan te stellen is dat toen ‘Oemar zijn dood voelde naderen hij de
mensen van Sjoera delegeerde een Khalifah aan te stellen, waarbij hij hen
56 De Staatsinrichting van de Khilafah
een tijdslimiet gaf van drie dagen en hij beval hen degenen te doden die het
niet eens waren met deze groep, wanneer de drie dagen verstreken waren.
Hij stelde vervolgens vijftig moslims aan om degene te doden die het niet
eens zou zijn met de groep, ondanks het feit dat de groep bestond uit de
mensen van Sjoera en de senior Sahaba’s. Dit alles nam plaats in de
aanwezigheid van de Sahaba’s en niemand protesteerde of veroordeelde dit
bevel. Om deze reden is het een consensus van de Sahaba’s dat het verboden
is voor de moslims meer dan drie dagen en nachten zonder een Khalifah te
zijn en de consensus van de Sahaba’s is een Sjari’a bron, zoals de Koraan
en de Soenna.
Al Boechaari heeft overgeleverd van Al Miswar ibn Makhramah dat hij zei:
“Abdoel Rahmaan klopte op mijn deur tot ik wakker werd, toen een gedeelte
van de nacht voorbij was gegaan. Hij zei: “Ik zie dat je geslapen hebt. Bij
Allah, ik heb gedurende deze drie (nachten) weinig geslapen…”
(Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #7207).
Toen de mensen het Fadjr gebed hadden gebeden werd de Bai’a aan
‘Oethmaan gegeven.
Het is derhalve een plicht op de moslims te werken aan de voorbereiding
van de Bai’a aan de volgende Khalifah en dit binnen drie dagen uit te
voeren, wanneer deze positie vrij is gekomen. Indien zij zich niet inlaten
met de Bai’a aan de Khalifah en de Khalifah verwijderd is en zij hierover
zwijgen, zijn ze zondig vanaf het moment dat de Khalifah verwijderd is tot
het moment zij hun stilzwijgen erover breken. Dit is vandaag de dag het
geval waar de moslims zondig zijn omdat ze geen Khilafah hebben
gevestigd op het moment dat deze was vernietigd op 28 Radjab 1342 na
Hidjra. Zij blijven zondig totdat zij haar gevestigd hebben. Niemand zal vrij
zijn van deze zonde op degenen na die serieus werken voor haar terugkeer
in een oprechte en waarheidsgetrouwe groep. In dit geval zal hij van zijn
zonde verlost worden. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft uitgelegd dat
deze zonde groot is:
ومن مات وليس في عنقه بيعة مات ميتة جاهلية )متفق عليه( ... “Wie sterft zonder Bai’a om zijn hals sterft de dood van Djahiliyya.”
(Overgeleverd door Boechaari, Sahieh, #7054 en Moeslim, Sahieh, #4767).
Deze hadieth laat zien hoe groot de zonde werkelijk is.
58 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hizb ut Tahrir 59
De Gedelegeerde Assistenten (Moe’aawin at Tafwiedh)
De assistenten zijn de Waziers die de Khalifah aan heeft gewezen om hem te
assisteren in zijn taken en verantwoordelijkheden in de Khilafah. Vooral
wanneer de staat aan het groeien en uitbreiden is, ontstaan er vele taken die de
Khalifah dient uit te voeren. Al deze taken zouden een te grote last zijn wanneer
de Khalifah dit alleen moet uitvoeren. Hij heeft daarom mensen nodig die zijn
lasten delen en aan wie hij verantwoordelijkheden kan delegeren.
Het is niet correct hen Waziers (zonder beperkingen) te noemen. Op deze manier
zal de betekenis van Wazier in Islam verward worden met haar betekenis in de
huidige door de mens gemaakte systemen. Dit zijn bijvoorbeeld systemen
gebaseerd op seculiere, kapitalistische of democratische basis, of andere
systemen die wij vandaag de dag aanschouwen.
De gedelegeerde assistent, of Moe’aawin at Tafwiedh, is de Wazier aangesteld
door de Khalifah om met hem samen de verantwoordelijkheid van regentschap
en autoriteit te delen. De Khalifah geeft hem de autoriteit zelf zaken af te
handelen naar zijn eigen mening en deze uit te voeren volgens zijn eigen
Idjtihaad, in overeenstemming met de Goddelijke wetgeving. De Khalifah
delegeert aan hem een algemene beschouwing van de zaken en een algemene
vorm van assistentie.
Al Haakim en At Tirmidhi hebben overgeleverd van Abi Sa’ied al Goedri dat
de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
وزيراي من السماء جبريل وميكائيل، ومن الرض أبو بكر وعمر
)أخرجه الحاكم والترمذي(
“Mijn twee ministers (Waziers) in de hemelen zijn Djibriel en Mikaa’iel en
mijn twee ministers op aarde zijn Aboe Bakr en ‘Oemar.” (Overgeleverd
door Al Haakim, al Moestadrak, vol. 1. p.10 #3046 en Tirmidhi, Soenan,
#3680).
60 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het woord ‘Wazier’ in de hadieth betekent hulp en assistent. Dit is de
taalkundige betekenis. Het wordt in de Koraan gebruikt met een gelijksoortige
betekenis wanneer Allah هلالج لج zegt:
ن أهلي )طه: (29واجعل ل ي وزيرا م
“Geef mij een assistent vanuit mijn familie.” (VBK soera Taa Haa 20, aaja 29).
Het betekent ook hulp en assisteren. Het woord Wazier in de hadieth is
onbeperkt (Moetlaq), en kan dushulp in iedere kwestie betekenen. Daarom kan hij de Khalifah assisteren in de functies en taken van de Khilafah. De hadieth van Abi Sa’d al Goedri spreekt niet specifiek over de assistentie in de zaken van regeren. Dit is te herleiden omdat Djibriel en Mika’iel, de twee Waziers
van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص uit de hemel, geen rol hebben in het assisteren bij de verantwoordelijkheden om te regeren. Daarom indiceert het woord Wazierai (mijn twee assistenten) in de hadieth niets meer dan de taalkundige betekenis, wat mijn twee assistenten inhoudt. Er wordt tevens begrepen uit de hadieth dat het toegestaan is om er meer dan twee te hebben. Ondanks dat Aboe Bakr en ‘Oemar geen taken hebben gedeeld in de
kwesties van regeren naast de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص, is het toch zo dat het aanstellen van hen als Waziers hen het recht geeft om te fungeren als assistenten zonder restricties. Zelfs in de taken van regeren. Nadat Aboe Bakr Khalifah werd, stelde hij ‘Oemar ibn al Gattaab aan als assistent en zijn assistentie was duidelijk. Eenmaal toen ‘Oemar de post aannam van Khalifah, werden Ali en ‘Oethmaan zijn assistenten. Maar hij voerde geen rol uit als assistent van ‘Oemar in de kwesties van regeren. De situatie waarin zij zich bevonden was vergelijkbaar met die van Aboe Bakr en ‘Oemar in de tijd van de Profeet
In de tijd van ‘Oethmaan waren Ali en Marwaan ibn Al Hakam zijn twee .ملسو هيلع هللا ىلصassistenten. Ali was ontevreden over sommige zaken, dus bleef hij afstandelijk van zijn functie. Maar Marwaan ibn Al Hakam assisteerde duidelijk ‘Oethmaan in de taken van regeren. Wanneer de gedelegeerde assistent oprecht is, zou hij een groot voordeel kunnen zijn voor de Khalifah. Hij zou hem aan alle goede zaken kunnen
Hizb ut Tahrir 61
herinneren en zal hem kunnen helpen in het uitvoeren hiervan. Het is
overgeleverd van ‘Aa’isja dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إذا أراد هللا بالمير خيرا جعل له وزير صدق، إن نسي ذكره، وإن ذكر أعانه.
وإذا أراد هللا به غير ذلك جعل له وزير سوء، إن نسي لم يذكره، وإن ذكر لم
)أخرجه أبو داود( يعنه “Als Allah iets goeds wenst voor de Amier dan zal Hij hem een oprechte Wazier schenken. Wanneer hij iets vergeet zou zijn assistent hem hieraan herinneren en als hij zich iets herinnert dan zal hij hem hiermee helpen. Als Allah iets anders wenst voor hem, dan zou Hij hem een corrupte Wazier schenken. Wanneer hij iets vergeet, zou zijn assistent hem niet helpen herinneren en als hij zich iets herinnert zou hem hier niet bij helpen.” (Aboe Dawoed, Soenan, #2932) Het is overgeleverd door Ahmad (in zijn Moesnad). An Nawawi heeft gezegd dat de keten goed is (Djayyid) en Al Bazzaar heeft via zijn Isnaad overgeleverd waarin wordt vermeld dat al Haithami zei: “de overleveraars zijn allen Sahieh (betrouwbaar). ”.
Door de taken te analyseren van de assistenten in de tijd van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en in de tijd van de Khoelafaa ar Raasjidoen, zien wij dat de assistenten aangesteld kunnen worden in specifieke kwesties waar hij in het algemeen zeggenschap over heeft. Hij kan tevens aangesteld worden op een (bepaalde) plek met als taak om hier over het algemeen toezicht te houden. Zo ook kan er over het algemeen toezicht gehouden worden op variërende plekken. Het is overgeleverd door al Boechaari en Moeslim dat Aboe Hoeraira heeft gezegd:
عليه وسلم عمر على الصدقة )أخرجه النسائي(بعث رسول هللا صلى هللا
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stuurde ‘Oemar als verantwoordelijke voor Sadaqa.” (An Nasaa’i, Soenan, #2993) Ibn Goezaima en Ibn Hibbaan hebben overgeleverd:
نة، بعث أبا بكر أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم حين رجع من عمرة الجعرا
على الحج )أخرجه النسائي(
62 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Toen de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص terugkeerde van ‘Oemra van Dji’rana, stuurde hij Aboe Bakr als verantwoordelijke voor Hadj.” (Al Nasa’i, Soenan, #2993) Dit betekent dat Aboe Bakr en ‘Oemar de twee assistenten van de Profeet
waren en werden belast met de algemene toezicht over specifieke taken ملسو هيلع هللا ىلصin de tijd van de Boodschapper van Allah. Zij waren aangesteld als de twee assistenten (Waziers) die als taak meekregen om de algemene toezicht te houden en fungeerde als afgevaardigden, zoals benodigd is door het ministerie van afgevaardigden. Dit was hetzelfde in de tijd van ‘Ali, ‘Oethmaan en ‘Oemar. Zelfs in de tijd van Aboe Bakr, de assistentie die ‘Oemar aan Aboe Bakr verleende was duidelijk in de taken van algemene toezichthouder. Tot het punt dat sommige van de Sahaba’s tegen Aboe Bakr zeiden: “Wij weten niet meer wie de Khalifah is? Is het ‘Oemar of jij?”. Maar toch stelde Aboe Bakr ‘Oemar aan als rechter in sommige periodes, zoals is overgeleverd door al Bayhaqi door een keten die bevestigd is door al Haafidh (ibn Hadjar al ‘Asqalaani).
Daarom wordt er begrepen uit de Siera van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en de Khoelafa ar Raasjidoen na hem dat de assistent de taak als algemene toezichthouder en afgevaardigde wordt toevertrouwd. Echter, het is toegestaan om de
assistent een specifieke taak te geven, zoals de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص deed met Aboe Bakr en ‘Oemar en zoals Aboe Bakr deed met ‘Oemar. Dit is zoals het aanstellen van een assistent om voor de noordelijke regio’s als opvolger te dienen en tegelijkertijd iemand aanstellen als opvolger voor de zuidelijke regio’s van de Khilafah Staat. De Khalifah is gemachtigd om de eerste assistent vóór de tweede assistent te plaatsen en visa versa. Hij kan een assistent aanstellen voor een specifieke taak en een andere voor een andere taak op welke manier dit dan ook schikt voor de Khalifah. In zulke gevallen heeft een assistent geen nieuwe benaming nodig; hij moet slechts van de ene taak overgeheveld worden naar de andere. Dit is omdat hij in eerste instantie verantwoordelijk is voor de algehele toezicht en fungeert als afgevaardigde, en dit alles valt onder zijn taakomschrijving. De assistenten verschillen in dit aspect met de gouverneurs (Waali), de gouverneurs zijn verantwoordelijk voor de algehele toezicht op een plek zonder daarvan af gehaald te worden. In het geval dat hij getransporteerd wordt moet hij ergens anders opnieuw aangesteld worden, omdat de nieuwe plek niet betekend dat zijn oude positie behouden blijft. Maar in het geval van de
Hizb ut Tahrir 63
assistent die is verantwoordelijk voor de algehele toezicht en fungeert als afgevaardigde, dus hij is gemachtigd om verplaatst te worden van de ene plek naar een andere zonder dat hij hiervoor opnieuw benoemd hoeft te worden. Dit komt omdat hij oorspronkelijk aangesteld is met als taak om de algehele toezicht te houden en als afgevaardigde in alle taken. Hieruit wordt dus begrepen dat de Khalifah zijn assistenten aanstelt als afgevaardigde in alle regio’s van de Staat. Met als taak om de algemene toezicht te houden over alle taken. Nochtans is hij gemachtigd hem met een specifieke taak aan te stellen, zoals de verantwoordelijkheid over de oosterse districten. En een andere over de westerse districten enzovoorts. Het belang van zulke gestructureerde regelingen is evident in het geval van meerdere assistenten, want dan zal er geen conflict optreden in hun taken. Aangezien de Khalifah meer dan één afgevaardigde assistent nodig zal hebben, zeker gezien de uitgestrektheid van de Staat. Zeker wanneer men elk van hen toelaat om taken over de gehele staat uit te voeren zal dit voorzeker problemen creëren in de executie hiervan. Dit is te wijten aan het feit dat de algemene inspectie die zij als taken hebben meegekregen, voor interferentie zorgen tussen de assistenten. Daarom adopteren wij:
Wat betreft het aanstellen en benoemen: De assistent is verantwoordelijk voor het algemene toezicht en afgevaardigde over heel de Staat.
Wat betreft de handelingen: Hij is belast met een taak in een
gedeelte van de Staat. Dit betekent dat de Khilafah is verdeeld in staten (Wilajaat) over de gedelegeerde assistenten. Een assistent zou de Khalifah helpen in het oosten, terwijl de andere in het westen helpt, en een derde in het noorden enzovoorts.
Wat betreft het overhevelen van de assistenten: De assistent wordt
overgeheveld van de ene plek naar de andere, en van de ene taak naar de andere zonder opnieuw aangesteld of benoemd te worden. Hij wordt eerder overgeheveld gebaseerd op zijn eerste benoeming als afgevaardigde. Dit omdat zijn oorspronkelijke aanstelling inhield dat hij als gedelegeerde assistent zou fungeren die alle taken omvat.
64 De Staatsinrichting van de Khilafah
De voorwaarden van de gedelegeerde assistent De gedelegeerde assistent moet aan een aantal criteria voldoen die hetzelfde zijn als die voor de post van Khalifah. Dus hij moet man zijn, moslim, volwassen, met een gezond verstand en rechtvaardig. Naast dit moet de assistent competent genoeg zijn voor de taak waarvoor hij wordt aangesteld. Het bewijs voor deze voorwaarden zijn dezelfde bewijzen als voor de voorwaarden van de Khalifah post, omdat het werk van de gedelegeerde assistent een onderdeel is van regeren. Daarom moet hij een man zijn,
omdat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
لن يفلح قوم ولهوا أمرهم امرأة )أخرجه البخاري( “Een volk dat een vrouw aanstelt om hun zaken te behartigen zal nooit slagen.” Overgeleverd door Boechaari op gezag van Aboe Bakr. (Boechaari, Sahieh, #4425) Hij moet tevens een vrije man zijn, omdat de slaaf geen autoriteit heeft over zijn eigen zaken. Dus kan hij niet zorgen voor de zaken van het volk. Hij
moet tevens volwassen zijn, omdat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
ى يستيقظ، وعن رفع القلم عن ثالثة: عن الصبي حتى يبلغ، وعن النائم حت
المعتوه حتى يبرأ )أخرجه أبو داود( “Drie type mensen zijn niet verantwoordelijk, degene die slaapt totdat hij wakker wordt, een kind totdat hij de pubertijd bereikt en een krankzinnige totdat hij geneest.” Overgeleverd door Aboe Dawoed (Soenan, #4358).
وعن المعتوه حتى يبرأHij moet tevens een gezond verstand hebben, omdat in dezelfde hadieth de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zegt: “En de krankzinnige totdat hij geneest.”
De Moe’aawien moeten tevens rechtvaardig zijn. Omdat Allah هلالج لج het als voorwaarde heeft gesteld voor een bekentenis.
نكم )الطالق: (2وأشهدوا ذوي عدل م
Hizb ut Tahrir 65
Hij هلالج لج zegt: “..en roept twee rechtvaardigen vanuit uw midden tot getuigen..”
(VBK soera at Talaaq 65, aaja 2)
Als dit de voorwaarde is voor een bekentenis, dan is het vanzelfsprekend dat
dezelfde kwaliteit nodig is voor de assistent van de Khalifah. De Moe’aawien
moeten tevens competent genoeg zijn in taken van heerschappij. Dit is zodat zij
de Khalifah op een goede manier kunnen assisteren en de taken van de Khilafah
en de verantwoordelijkheid van het regeren op zich kunnen nemen.
De taken van de gedelegeerde assistenten De taak van de gedelegeerde assistenten is om het werk dat hij wilt uitvoeren
aan te kaarten bij de Khalifah. Hij rapporteert dan aan de Khalifah wat hij heeft
uitgevoerd en heeft gemanaged qua gemaakte afspraken. Op zo’n wijze wordt
er verkomen dat hij dezelfde macht verkrijgt als de Khalifah. Daarom is het
onderdeel van zijn werk om zijn handelingen te rapporteren en uit te voeren,
zolang de Khalifah hem niet verhindert.
Het bewijs voor dit is de taakomschrijving van de Moe’aawien als een assistent
van de Khalifah in de zaken die hem toegewezen zijn. Een assistent handelt
namens de persoon die hem heeft aangesteld. Zodoende zal de assistent nooit
onafhankelijk van de Khalifah handelen, maar zal hij eerder elke handeling
overwegen met de Khalifah. Net zo heeft Oemar gehandeld toen hij
werkzaam was als Wazier van Aboe Bakr. Hij overwoog elke beslissing die hij
wilde ondergaan. Dit proces van overwegen met de Khalifah betekent niet
noodzakelijkerwijs dat hij voor elke kleine detail toestemming nodig heeft,
omdat dit de duidelijke taakomschrijving van de Moe’aawin tegenspreken. Het
betekent eerder dat de kwestie wordt bediscussieerd met hem, bijvoorbeeld
wanneer er een capabele Waali aangesteld moet worden voor een van de
provincies. Of wanneer er klachten van de mensen komen over de voorraden
eten in de markt, of enig andere aangelegenheden van de staat. Het is hem tevens
toegestaan om een kwestie aan de Khalifah voor te leggen, in de vorm van een
presentatie, wat volstaat voor de Moe’aawien om toekomstige kwesties
compleet uit te voeren zonder daarvoor toestemming te krijgen. Echter als de
Khalifah verordent om een zaak te seponeren dan mag het niet uitgevoerd
worden. Dus dient de presentatie er enkel voor om een voorstel in te dienen en
de mening van de Khalifah hieromtrent te vergaren. Dit betekent daarom ook
niet dat er toestemming gezocht wordt om de taken daadwerkelijk uit te voeren.
66 De Staatsinrichting van de Khilafah
De Moe’aawien kan een desbetreffende taak uitvoeren mits de Khalifah hem
niet verhindert om dit te doen.
De Khalifah moet de taken die uitgevoerd dienen te worden door de Moe’aawien
en de aangelegenheden die hij overziet te controleren om zo goed te keuren
hetgeen goed is en te corrigeren wat fout gaat. Dit is omdat het behartigen van
de belangen van de Oemma is toevertrouwd aan de Khalifah en wordt uitgevoerd
volgens zijn Idjtihaad. Het bewijs hiervoor is de hadieth van de
verantwoordelijkheid voor de onderdaden. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
اإلمام راع وهو مسئوول عن رعيته )أخرجه البخاري( ...“De Imaam is de beschermer en hij is verantwoordelijk voor zijn
onderdanen.” Daarom is de Khalifah toevertrouwd met de taak om te regeren,
en hij is verantwoordelijk voor zijn onderdanen. Dit in tegenstelling tot de
gedelegeerde Moe’aawin die geen verantwoordelijkheid kent over de
onderdanen, maar kent eerder verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden.
Daarom is de Khalifah verplicht om te handelingen van de Moe’aawin te
controleren.
Wanneer de gedelegeerde assistent een kwestie heeft besloten en de Khalifah
keurt het goed, dan kan de Moe’aawin het executeren zonder enige aanpassing.
Als de Khalifah protesteert over hetgeen de Moe’aawin heeft uitgevoerd dan
moet dit nader bekeken worden. Als de Moe’aawin correct een oordeel heeft
uitgevoerd of als hij een bedrag correct heeft uitgegeven in een bepaald project,
dan zal het oordeel van de Moe’aawin van kracht zijn. Want in feite is dit de
opinie van de Khalifah en de Khalifah heeft geen recht om hetgeen te
heroverwegen wat de Moe’aawin al heeft uitgevoerd in oordelen of uit fondsen
die hij heeft uitgegeven. Echter, als de Moe’aawin andere handelingen heeft
uitgevoerd zoals het aanstellen van een Waali of het voor bereiden van een leger,
dan staat de Khalifah in zijn recht om de beslissingen van de Moe’aawin terug
te trekken en zijn eigen beslissing en handelingen uit te voeren. Dit is omdat de
Khalifah het recht heeft om zijn eigen handelingen te her overwegen en
zodoende heeft hij tevens het recht om de handelingen zijn assistenten te
veranderen.
Dit is een beschrijving van de manier waarop de Moe’aawin opeenvolgend zijn
handelingen verricht en de manier waarop de Khalifah de acties van de
Moe’aawin controleert. Het is gebaseerd op hetgeen de Khalifah is toegestaan
om aan handelingen te wijzigen en hetgeen hij niet mag wijzigen. Dit is omdat
de handelingen van de Moe’aawin gezien worden als handelingen van de
Hizb ut Tahrir 67
Khalifah. Als een uitleg hiervoor kan worden gesteld dat het tevens toegestaan
is voor de Moe’aawin om zelfstandig te regeren. Dit komt omdat er aan de
voorwaarden van regeren voldaan wordt. Hij is tevens gemachtigd om klachten
te onderzoeken of iemand te delegeren om dit voor hem te doen, omdat ook
hiervoor aan de voorwaarden worden voldaan. Djihaad kan de delegeerde
Moe’aawin zelfstandig initiëren, of iemand aanstellen om dit te doen, dit omdat
de condities van oorlog initiëren ook bij hem van toepassing zijn. Hij is
gemachtigd om zaken uit te voeren of iemand aan te wijzen om de beslissingen
die hij heeft genomen uit te laten voeren. Omdat de voorwaarden om zijn
mening te executeren hem zijn gegeven. Echter, dit betekent niet dat de
handelingen en beslissingen die de Moe’aawin neemt niet terug gedraaid kan
worden door de Khalifah. Het betekent eerder dat hij evenveel gemachtigd is als
de Khalifah, maar hij handelt tevens namens hem en niet onafhankelijk van hem.
Daarom is de Khalifah gemachtigd om de handelingen te heroverwegen of terug
te trekken, mits dit handelingen betreft die de Khalifah zelf ook gemachtigd is
om uit te voeren. Maar wanneer de Moe’aawin een handeling uitvoert of een
bedrag spendeert in de toegestane categorieën dan heeft de Khalifah geen recht
om te protesteren en zal het oordeel van de Moe’aawin uitgevoerd worden. Dit
is omdat in principe het een oordeel van de Khalifah zelf die wordt uitgevoerd
en in dit geval kan hij dan ook niet zijn eigen oordeel teniet doen of terugtrekken.
Zo ook kan hij de handelingen van de Moe’aawin niet terugdraaien. Als de
Moe’aawin een Waali, een ambtenaar, een legerleider of een andere soort leider
aanstelt of hij maakt een economisch beleid, een militaire strategie, of een
industrieel plan dan is de Khalifah gemachtigd om dit terug te draaien. Dit is
omdat ondanks dat deze handelingen gezien worden als komend van de
Khalifah, zij vallen onder de categorie van beslissingen waarvan het de Khalifah
toegestaan is om deze terug te trekken of te wijzigen. Zo ook kan hij ze wijzigen
bij zijn Moe’aawin. Dus in deze categorie is het de Khalifah toegestaan om de
beslissingen teniet te doen van de Moe’aawin. De grondregel hiervoor geldt als
volgende: elke handeling die de Khalifah toegestaan is om van zichzelf te
veranderen, is hem ook toegestaan om te wijzigen door zijn Moe’aawin. En de
handelingen waarvan de Khalifah geen autoriteit heeft om die te wijzigen zo ook
heeft hij niet het recht om deze te wijzigen wanneer deze uitgevoerd worden
door zijn Moe’aawin.
De gedelegeerde Moe’aawin is niet toegewezen aan een specifiek departement
van het administratieve systeem, zoals het departement van educatie
bijvoorbeeld. Dit is omdat degene die verantwoordelijk zijn voor de
administratieve taken burgers zijn en geen heersers. En de gedelegeerde
assistent is een leider i.p.v. een burgerlijke onderdaan. Zijn taak is om de
68 De Staatsinrichting van de Khilafah
belangen te behartigen i.p.v. de handelingen uit te voeren die de burgerlijke
onderdanen gegeven zijn.
Dit is de reden waarom hij zich niet bezig houdt met administratieve
aangelegenheden. Dit betekent niet dat hij verhinderd wordt om enig
administratief werkt te verrichten. Het betekent eerder dat hij niet beperkt is tot
deze functies en aan hem is dan ook een meer algemenere verantwoordelijkheid
toevertrouwd.
Het aanstellen en ontheffen van de gedelegeerde assistenten De gedelegeerde assistent wordt aangesteld en ontheven in opdracht van de
Khalifah. In het geval van overlijden van de Khalifah vervalt de termijn van de
gedelegeerde assistenten en continueren deze niet, behalve in de periode van de
interim Amier. Hierna zullen zij opnieuw aangesteld moeten worden door de
Khalifah om hun werk te continueren. De beëindiging van de termijnen vereist
geen specifieke aftreding omdat hun autoriteit automatisch komt te vervallen
met de dood van de Khalifah die hen als assistenten heeft gekozen.
Hizb ut Tahrir 69
De Uitvoerende Assistent (Moe’aawin at Tanfiedh)
Moe’aawin at Tanfiedh is de Wazier die de Khalifah aanstelt om zijn assistent
te zijn in de uitvoering, opvolging en implementatie van zijn oordelen. Hij is de
intermediair tussen de Khalifah en de verschillende staatsdepartementen, de
burgers en de ambassades. Hij bezorgt berichten van de Khalifah aan de ene
kant en aan de andere kant; hij is dus een assistent in het uitvoeren van de
bevelen en niet geautoriseerd of toevertrouwd om deze zelf te maken. Zijn werk
is daarom enkel administratief van aard, en fungeert niet als leider. Zijn
departement wordt gezien als een middel en wordt gebruikt om zaken uit te
voeren die de Khalifah heeft verordend in termen van binnenlands en
buitenlands beleid. Daarnaast is het zijn taak om alles door te geven wat er in
zijn departementen gebeurt. Zijn departement werkt als intermediair tussen de
Khalifah en de rest. Het departement rapporteert namens de Khalifah naar de
mensen en visa versa.
De uitvoerende assistent werd eerst de secretaris (al Kaatib) genoemd in de tijd
van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en de Khoelafa ar Raasjidoen. Toen werd hij bekend als de
houder van de correspondentie brieven van de Divaan en was er besloten hem
de secretaris van compositie of de houder van de Divaan-compositie te noemen.
Uiteindelijk noemde rechtsgeleerden hem de uitvoerende assistent (Wazier oet Tanfiedh). De Khalifah is een leider, wiens taken onder andere heersen, uitvoeren, en het behartigen van de belangen van de mensen behelst. Het uitvoeren van de wetgeving, handhaven en de voogdij tezamen vereisen administratieve maatregelen. Dit benodigt het oprichten van een speciaal departement dat nauw samenwerkt met de Khilafah om taken te managen die hem helpen om zijn taken goed uit te voeren. Dus is een uitvoerende assistent nodig om aangesteld te worden door de Khalifah en de administratieve taken op zich te nemen. De taken van regeren behoren hier niet bij. Hij voert geen regerende taken uit zoals de gedelegeerde assistenten. Het is hem tevens niet toegestaan om bijvoorbeeld een Waali of een ‘ Aamil aan te stellen noch om de belangen van de mensen te managen. Zijn taken zijn enkel administratief van aard, dat wil zeggen, het uitvoeren van de bevelen en administratieve taken die hem gegeven zijn van de Khalifah of de gedelegeerde assistenten. Dit is waarom hij bekend staat als de uitvoerende
70 De Staatsinrichting van de Khilafah
assistent. Geleerden noemden hem ‘ Wazier oet Tanfiedh’ wat simpel weg Moe’aawin oet Tanfiedh (uitvoerende assistent) betekent. Dit omdat Wazier linguïstisch gezien ‘de assistent’ betekent. Zij zeiden dat deze Wazier als een intermediair handelt tussen de Khalifah, de onderdanen en de Wazier. Hij brengt bevelen over, voert orders van de Khalifah uit, informeert over het aanstellen van een Waali en informeert over de voorbereidingen van de legers gestationeerd aan het front. Hij brengt ook enige informatie over komende van deze departementen en informeert hem van alle laatste ontwikkelingen wat er gaande is, zodat hij de bevelen van de Khalifah kan ontvangen en implementeren. Dit maakt hem een assistent in het uitvoeren van de bevelen en niet een assistent in de leiding hiervan. Hij is vergelijkbaar met het hoofd van de Diwaan van de staat in onze huidige tijd. Aangezien de uitvoerende assistent direct onder de Khalifah valt, net zoals de gedelegeerde assistent, dient hij tevens beschouwt te worden als deel van zijn entourage. Zijn taak benodigd hem om dag en nacht in contact te staan met de heerser (Khalifah) en dit betekent dat hij vaak in overleg moet kunnen zijn in een geïsoleerde ruimte. Dit is een zaak dat duidelijk tegenspreekt met de condities van het samenzijn met een vrouw volgens de goddelijke oordelen. Daarom is het noodzakelijk dat de uitvoerende assistent een man is. Aanvullend mag de uitvoerende assistent geen ongelovige zijn, maar moet een moslim zijn. Dit omdat hij deel is van de
Khalifah’s entourage. Allah هلالج لج zegt:
هخذوا بطانة م ن دونكم ل يألونكم خبال ودوا ما عنتم قد يا أيها الهذين آمنوا ل تت
(118بدت البغضاء من أفواههم وما تخفي صدورهم أكبر )آل عمران:
“O jullie die geloven, neemt geen boezemvrienden van buiten jullie kring: zij
zullen jullie voortdurend schade berokkenen, zij wensen slechts dat jullie lijden.
De vijandschap is duidelijk geworden door wat er uit hun monden voortkomt,
en wat hun harten verbergen is nog erger.” (VBK soera Aal ‘Imraan 3, aaja
118)
Het verbod om niet-moslims als onderdeel te nemen van de entourage van de
Khalifah is heel duidelijk vermeld in dit vers. Daarom kan de uitvoerende
assistent geen Kaafir zijn maar moet hij moslim zijn, omdat hij direct verbonden
is aan de Khalifah en is onderdeel van hem zoals de gedelegeerde assistent. De
uitvoerende assistenten kunnen er ook meer zijn afhankelijk van de behoefte en
het werk dat gecommuniceerd wordt naar de Khalifah en derden.
Hizb ut Tahrir 71
Wat betreft de gebieden waarin de Moe’aawin at Tanfiedh handelt als een
intermediair tussen de Khalifah en derde, deze zijn er vier:
1. De internationale betrekkingen. Wanneer de Khalifah dit direct
delegeert of hij een aparte buitenlands departement aan stelt om dit
te regelen.
2. Het leger.
3. De structuur van de Staat anders dan het leger.
4. Burgerzaken
Dit zijn de vier type plichten, die de uitvoerende assistent verricht. Aangezien
hij aangesteld is als intermediair tussen de Khalifah en derde, kan de assistent
worden beschouwd als een coördinator departement die rapporteert van en naar
de Khalifah. Door te handelen zoals hem is opgedragen volgt hij hetgeen van
hem verlangd wordt van het departement van de Staat.
De Khalifah is de werkelijke leider. Hij is degene die gaat over regelgeving,
uitvoering en sturen van de zaken van de mensen. Daarom is hij in constante
verbinding met het regerende orgaan, internationale zaken en de Oemma. Hij
voert de wetten door, neemt beslissingen, kijkt of de belangen worden behartigd
en kijkt of het regerende orgaan correct functioneert. Wanneer er zich een
probleem voordoet zal hij dit met gepaste maatregelen moeten afhandelen. Hij
is tevens op de hoogte van enige eisen, klachten of zaken die direct van de
Oemma komen, en volgt de gebeurtenissen op internationaal niveau. Daarom
kijkend hiernaar, handelt de Moe’aawin at Tanfiedh als een intermediair en licht
de Khalifah in. Hij brengt dus nieuws over naar de Khalifah en brengt bevelen
van hem over naar buiten. Omdat hetgeen de Khalifah opdraagt aan de
verschillende departementen moet worden nagecheckt om geïmplementeerd te
worden, behoort de uitvoerende assistent deze follow-up uit te voeren met de
Khalifah en de departementen. En hij zal niet stoppen tenzij de Khalifah dit
specifiek eist. In dit geval moet hij het bevel van de Khalifah gehoorzamen en
stoppen, omdat de Khalifah de leider is en zijn bevelen moeten worden
geïmplementeerd.
Met betrekking tot de zaken gerelateerd aan het leger en internationale relaties,
deze zijn over het algemeen vertrouwelijk en specifiek voor de Khalifah.
Daarom zal de uitvoerende assistent deze niet navolgen tenzij de Khalifah dit
van hem eist, in dat geval volgt de assistent de Khalifah enkel in hetgeen hem
specifiek opgedragen.
Met betrekking tot de Oemma in zaken als het behartigen van haar belangen,
haar eisen tegemoetkomen en enige onderdrukking verwijderen, deze zaken zijn
72 De Staatsinrichting van de Khilafah
voor de Khalifah om over te beslissen samen met degene die hij heeft aangesteld
als assistent hiervoor. Deze zaken behoren niet tot het mandaat van de
uitvoerende assistent, en implementeert deze dan ook enkel in de gevallen waar
de Khalifah dit van hem verlangt. Mocht hij deze wel moeten doen, dan is dit
enkel beperkt tot het uitvoeren en niet naleven ervan. Dit allemaal hangt af van
de aard van de te nemen handeling die de Khalifah uitvoert en samenhangend
met de aard van de handelingen van de Moe’aawin at Tanfiedh.
Als voorbeeld voor de handelingen van de uitvoerende assistent in de tijd van
de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en de Khoelafa ar Raasjidoen (waar de assistent secretaris
genoemd werd):
1. Internationale relaties, bijvoorbeeld:
Hoedaibiyya verdrag zoals overgeleverd van Boechaari via Al Moesawwar en Marwaan. Het luidt:
...فدعا النبي صلى هللا عليه وسلم الكاتب
“…Dus de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص riep de griffier...”
Aboe Joesoef heeft ook overgeleverd in het boek van Garaadj. Hij zei: وحدثني محمد بن اسحق والكلبي، زاد بعضهم على بعض في الحديث،
...وفيه: وقال: اكتبوا“Moehammad ibn Ishaaq en al Kalbi informeerde mij, dat sommige in de hadieth iets toevoegde zeggende: Hij zei: “Schrijf”...” , zonder de naam van de schrijver te noemen. Ibn Kathier heeft het overgeleverd, hij zei: قال ابن اسحاق قال الزهري... ثم دعا رسول هللا صلى هللا عليه وسلم
...علي ابن أبي طالب رضي هللا عنه فقال: اكتب
“Ibn Ishaaq zei az Zoehri zei ...toen riep de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص Ali ibn abi Taalib
erbij en zei: ‘Schrijf...’.”
Aboe Oebaid heeft overgeleverd in het boek van al Amwaal van ibn
Abbaas, toen hij zei:
...فقال لعلي: أكتب يا علي...
Hizb ut Tahrir 73
“...en hij zei tegen Ali: ‘O Ali, schrijf...’”
Al Haakim heeft overgeleverd van ibn Abbaas, en adh Dhahabie heeft het
authentiek verklaard en goedgekeurd, zeggende:
...أكتب يا علي... “...Schrijf, O Ali...”
De tekst van dit vredesverdrag is welbekend, en hoeft niet hier genoemd te
worden.
De brief van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص aan Heraclius is overgeleverd door de
Djamaa’a (van Moehaddithien) exclusief ibn Maadja. In de
bewoording van de hadieth zoals overgeleverd door al Boechaari van
Ibn Abbaas van Aboe Soefjaan:
بسم هللا الرحمن الرحيم من محمد عبد هللا ورسوله إلى هرقل عظيم الروم،
أسلم تسلم سالم على من اتبع الهدى، أما بعد، فإني أدعوك بدعاية اإلسالم،
يؤتك هللا أجرك مرتين، فإن توليت فإن عليك إثم الريسيين، ويا أهل الكتاب
ول نشرك به شيئا ول يته خذ تعالوا إلى كلمة سواء بيننا وبينكم أله نعبد إله للا
ن د فإن تولهوا فقولوا اشهدوا بأنها مسلمون )آل بعضنا بعضا أربابا م ون للا
(64عمران:
“Bismillah ar Rahmaan ar Rahiem, van Moehammad, Abdoellah en
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص aan Heraclius leider van de
Romeinen. Vrede zij met diegene die zich op het rechte pad
bevinden. Na dit, nodig ik u uit naar de waarheid van Islam.
Derhalve, indien u bescherming wenst accepteert dan Islam.
Wanneer u Islam accepteert, zal Allah u met een dubbele beloning
honoreren, maar wanneer u weigert zal de verantwoordelijkheid
van het overtreden van uw gehele volk op uw schouders rusten. O
mensen van het Boek! Wanneer wij onze verschillen opzij leggen
en een onweerlegbaar feit accepteren, namelijk dat er niemand
het waardig is om aanbeden te worden, noch dat iemand gezien
74 De Staatsinrichting van de Khilafah
mag worden als Voorziener, behalve Allah. Wanneer zij dit
weigeren, zeg dan tegen hen dat wij getuigen dat wij moslims
zijn.”
De brief geschreven door het volk van Minbadj naar Oemar en zijn
antwoord hierop. Aboe Yoesoef zei dat in het boek van al Garaadj:
“Abdoel Malik ibn Djoeraj vertelde ons van Amr ibn Sjoe’aib dat de
mensen van Minbadj – een oorlogsvolk achter de zee – schreven naar
Oemar ibn al Gattaab : “Sta ons toe om uw land te betreden (als
handelaren) en vraag van ons in ruil daarvoor 10 % belasting.” Hij zei:
“Oemar consulteerde de metgezellen van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص hierover, en zij
adviseerde hem om hiermee akkoord te gaan. Zodoende waren zij de
eerste die een tiende aan belasting betaalde.”
2. Het leger, en sommige van de correspondenties zijn:
De brief van Aboe Bakr aan Gaalid, waarin hij hem commandeerde om
te reizen naar asj Sjaam. Aboe Joesoef zei in zijn Boek Al Garaadj:
“Gaalid wilde Al Hierah omdopen tot zijn centrum. Maar de brief van
Aboe Bakr kwam naar hem waarin hij werd bevolen om te reizen naar
asj Sjaam als versterking voor Aboe Oebaida en de moslims..”
Toen het leger Oemar om versterking vroeg schreem hij aan hen:
Ahmad heeft overgeleverd door betrouwbare overleveraars, en Aboe
Haatim ibn Habban d.m.v. betrouwbare overlevering van Sammak,
zeggende: Ik hoorde Iyaadh al Asj‘arie zeggen: “Ik nam deel aan de
slag van al Jarmoek toen wij verdeeld waren onder een vijftal Amiers:
Aboe Oebaida ibn Al Djarra, Jazied ibn abi Soefjaan, Ibn Hasan, Gaalid
ibn al Walied en Iyaadh die verschilde met de overlevering die sprak
met Sammak. Hij zei dat Oemar zei: ‘Als het een oorlog betreft, dan is
Aboe Oebaida jullie leider.’ Hij zei: ‘Zodoende correspondeerde wij
met hem dat de dood ons dreigde te naderen, en dat wij zijn hulp
zochten.’ Hij schreef ons: ‘Ik heb jullie brief ontvangen waarin jullie
mijn hulp zoeken. Ik verwijs jullie naar diegene die meer capabel is om
jullie te helpen, en wiens soldaten bereidwilliger zijn; Hij is Allah هلالج لج,
dus zoek zijn hulp. Dit omdat Moehammad ملسو هيلع هللا ىلص de overwinning was
geschonken tijdens Badr met minder mankracht dan jullie leger. Tegen
de tijd dat mijn brief jullie bereikt bevecht hen dan en overleg niet meer
met mij.’ Hij zei: Dus wij vochten tegen hen en zodoende hadden wij
hen verslagen. Wij doodden hen voor vier Farsag..”
Hizb ut Tahrir 75
Het leger van asj Sjaam schreef aan Oemar ibn Al Gattaab “Wanneer
wij de legers ontmoeten en wij hun wapens omhuld zien met zijde,
beven onze harten van angst. Oemar schreef hen: Jullie zullen hetzelfde
doen, dus omhul jullie wapens met zijde” Zoals genoemd door Ibn
Taymiyya in al Fatawa.
3. De Organisatie van de staat anders dan het leger. Hieronder een aantal
van haar correspondenties.
De brief van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص aan Moe’aadh betreffende de ‘Ushr: Jahja
ibn Adam overleverde in het boek Al Garaadj betreffende regeren het
volgende: “De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص schreef Moe’aadh in Jemen:
فيما سقت السماء أو سقي غيال العشر، وما سقي بالغرب فنصف
العشر )كتاب الخراج(“Een tiende moet betaald worden in al hetgeen dat geïrrigeerd is met regen of een flinke kwantiteit aan water; en de helft van een tiende in hetgeen is geïrrigeerd met een emmer.”
En asj Sji’bi heeft een soortgelijke hadieth overgeleverd.
De brief van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص naar al Moendir ibn Sawa betreffende de
belasting (Jizja). Abi Joesoef vertelt in het boek van Al Garaadj van
Aboe Oebaida, hij zei:
كتب رسول هللا صلى هللا عليه وسلم إلى المنذر بن ساوى أن من
صلى صالتنا، واستقبل قبلتنا، وأكل ذبيحتنا، فذلك المسلم، له ذمة هللا
و آمن، ومن أبى فعليه وذمة رسوله، فمن أحب ذلك من المجوس فه
الجزية )كتاب الخراج(
De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص schreef naar al Moendir ibn Sawa dat: “Diegene die onze
gebeden bidt, zich wendt naar onze Qibla, onze geslachte vlees
nuttigt, is een moslim. En geniet de bescherming van Allah en Zijn
Boodschapper. Degene van de Madjoes die zo is, die is veilig, en
degene die dit verwerpt, dan is Jizja verplicht op hem.”
Een brief van Aboe Bakr aan Anas betreffende de plicht van
Sadaqa, toen hij hem stuurde naar Bahrein: Al Boechaari verhaalt van
76 De Staatsinrichting van de Khilafah
Anas “dat Aboe Bakr hem schreef betreffende de plicht van Sadaqa
die Allah en Zijn Boodschapper hebben bevolen…”
De brief van Oemar aan Amr in het jaar van Ramadah (schaarste) en
het antwoord van Amr aan hem. Ibn Khazima verhaalt in zijn Sahieh
(authentieke) boek en Al Haakim die zei dat het betrouwbaar is
volgens de voorwaarden van Moeslim, al Baiyaqi in de Soenan en ibn
Sa’d in de Tabaqaat van Zaid ibn Aslam van zijn vader, hij zei: “Toen
het jaar van Ramadah plaats vond en het land van de Arabieren lijden
onder droogte schreef ‘Oemar ibn Al Khattab aan Amr ibn Al Ass:
Van Abdullah, Amier al Moe’minien (leider der gelovigen) aan Amr
ibn Al Ass. Bij Allah, deert het jou niet als jij en de mensen aan jouw
kant dik worden op het moment dat ik en de mensen aan mijn kant
mager worden? Help ons! Amr schreef: Vrede zij met jou. Ik sta tot
uw dienst; ik sta tot uw dienst. Kamelen komen uw kant op, de eerste
is reeds met u en de laatste bij mij; ik hoop echter een manier te vinden
om de bevoorrading via de zee te transporteren”.
De brief van Moehammad Aboe Bakr aan Ali betreffende de
afvalligen en zijn antwoord aan hem. Ibn Abi Sjieba vermelde van
Qaboes ibn al Moegaariq van zijn vader, hij zei: “Ali stuurde
Moehammad ibn Aboe Bakr als leider van Egypte, dus hij schreef
hem betreffende een aantal Zindiq (afvalligen); een aantal van hen
aanbad de zon en de maan en een aantal van hen aanbad iets anders
en een aantal van hen beweerde moslim te zijn. Hij schreef hem en
beval hem om de Zindiq te doden die moslim beweerde te zijn en om
anderen te laten aanbidden wat zij wilden”.
4. Brieven die direct geadresseerd werden, dit zijn een aantal hiervan:
De brief van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص aan de mensen van Nadjraan. Het is
overgeleverd door Aboe Dawoed van Al Saddi van Ibn Abbaas.
Al Moendhiri zei: Wat Al Saddie heeft gehoord van Ibn Abbaas
vereist nadere onderzoek. Aboe Ubaid heeft het overgeleverd in Al
Amwaal van Abi Al Malih Al Hadly, dat op het einde vermeldde:
“Oethmaan ibn Affaan en Moe’aiqieb hebben daarvan getuigd en
geschreven”. Aboe Joesoef heeft het verhaald in Al Garaadj en
vermeldde dat de (schrijver) Al Moeghiera ibn Abi Sjoe’ba was.
Daarna vermeldde Aboe Joesoef de brief van Aboe Bakr aan hen
en de (schrijver) was Al Moeghira. Daarna vermeldde hij de brief
van ‘Oemar en de (schrijver) was Moe’aiqieb en daarna de brief
van ‘Oethmaan aan hen en de (schrijver) was zijn Mawlaa
Hizb ut Tahrir 77
(metgezel) Hoemraan, daarna de brief van Ali en de (schrijver) is
Abdoellah ibn Raafi’
De brief van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص aan Tamim Ad Dari. Aboe
Joesoef vermeldde in Al Garaadj, hij zei:
فقال يا رسول هللا، إن –رجل من لخم –قام تميم الداري وهو تميم بن أوس
رى يقال لها لي جيرة من الروم بفلسطين، لهم قرية يقال لها حبرى، وأخ
عينون، وإن فتح هللا عليك الشام فهبهما لي، فقال: هما لك. قال: فاكتب لي
بذلك، فكتب له: بسم هللا الرحمن الرحيم، هذا كتاب من محمد رسول هللا لتميم
بن أوس الداري، أن له قرية حبرى وبيت عينون قريتها كلها، وسهلها وجبلها
قبه من بعده، ل يحاقه فيها أحد، ول يلحد وماؤها وحرثها وأنباطها وبقرها ولع
عليهم أحد بظلم، فمن ظلم وأخذ منهم شيئا فإن عليه لعنة هللا والمالئكة والناس
أجمعين )الخراج( “Tamim Ad Daari, ookwel Tamim ibn Aws, een man van Lakham, en
zei; Oh Boodschapper van Allah; ik heb buren van de Romeinen in
Palestina. Zij hebben een dorp genaamd Habra en nog een genaamd
‘Aynoen. Als Allah Asj Sjaam verovert voor u, schenk alstublieft die
(twee dorpen) aan mij. Hij zei: ‘Zij zijn van jou.’ Hij zei; schrijf mij
dan betreffende dat. Hij schreef aan hem: ‘Bismillahi Rahmaani
Rahim. Dit is een brief van Moehammad, de Boodschapper van
Allah, aan Tamim ibn Aws Ad Daari, dat hij het dorp van Habra
en het dorp van Bait ‘Aynoen bezit, in zijn geheel, diens vlaktes,
bergen, water, akkers, planten en koeien alsmede voor zijn
nakomelingen. Niemand dient hem uit te dagen betreffende zijn
rechten over hen, noch dient iemand ten onrechte af te wijken van
hun rechten. Eenieder die dit doet en iets van hen neemt, verdient
de vloek van Allah, de Engelen en gehele mensheid. Ali heeft het
geschreven’. Toen Aboe Bakr het gezag had schreef hij hen een brief
betreffende deze kwestie: “Bismillahi Rahmaani Rahiem. Dit is een
brief van Aboe Bakr de vertrouweling van de Boodschapper van Allah
,die het gezag heeft over het land. Hij schrijft het aan de Daaries ملسو هيلع هللا ىلص
dat niemand dient te ondermijnen wat hij in bezit heeft van de dorpen
van Habra en ‘Aynoen. Eenieder die gehoor geeft aan Allah en Hem
gehoorzaamt, dient niets van datgene te ondermijnen. Mijn
bevelhebber moet de twee deuren daarop plaats en deze beschermen
tegen de omkopers”.
78 De Staatsinrichting van de Khilafah
De Khalifah heeft het recht om zoveel secretarissen te benoemen als
hij deze nodig heeft voor zijn correspondentie. Dit wordt zelfs een
verplichting als deze taak niet uitgevoerd kan worden zonder diens
benoemingen. De auteurs van de Sierah vermelden dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ongeveer twintig schrijvers had. Al
Boechaari vermeldde in zijn Sahieh dat de Boodschapper van Allah
Zaid ibn Thaabit beval om de taal van de Joden te leren, om voor ملسو هيلع هللا ىلص
te lezen aan de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص wanneer zij hem schreven. Dus hij leerde
het in vijftien dagen. Ibn Ishaaq overlevert van Abdoellah ibn Al
Zoebair:
أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم استكتب عبد هللا ابن الرقم بن عبد يغوث،
وكان يجيب عند الملوك... )ابن إسحاق(
“dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص aan Abdullah ibn Aqram ibn Abd
Yaghoeth dicteerde, en hij beantwoorden de koningen gewoonlijk
namens hem…”
Al Bayhaqi verhaalt van Abdullah ibn Oemar , hij zei:
الرقم: أتى النبي صلى هللا عليه وسلم كتاب رجل، فقال لعبد هللا بن
أجب عني، فكتب جوابه، ثم قرأه عليه فقال: أصبت وأحسنت اللهم
وفقه )أخرجه البيهقي(
“Een brief van een man bereikte de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص, dus hij zei tegen
Abdoellah ibn Al Aqram: ‘antwoord namens mij.’ Hij schreef zijn
antwoord en las het voor aan de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Hij zei: ‘Je hebt het goed
gedaan en je bent vaardig; O Allah geef hem succes”. Moehammad ibn
Sa’d verhaalt van Ali Ibn Moehammad Al Mada’ini via zijn
overleveringen dat Moehammad ibn Maslamah degene was die ooit een
brief had geschreven aan een afgevaardigde, naar aanleiding van een
bevel van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص; Ali ibn Abi Taalib was
degene die gewoonlijk de verdragen schreef toen de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص
de verdragen aanging en de vredesverdrag schreef toen hij vrede
maakte. Moe’aiqieb ibn Abi Faatimah was verantwoordelijk voor zijn
zegel. Al Boechaari vermeldt in de geschiedenis via Moehammad ibn
Basjar van zijn grootvader Moe’aiqieb, hij zei:
Hizb ut Tahrir 79
كان خاتم رسول هللا صلى هللا عليه وسلم من حديد ملون عليه فضة
ى هللا عليه وسلم كان بيدي. وكان المعيقيب على خاتم رسول هللا صل
)أخرجه البخاري(
“De zegel van de ring van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص was gemaakt
van gekleurd staal met zilver erop en deze was bij mij; en Moe’aiqieb
was verantwoordelijk voor de stempel van de Boodschapper van Allah
.”ملسو هيلع هللا ىلص
80 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hizb ut Tahrir 81
De Gouverneurs (al Woelaa) De Waali (gouverneur) is de persoon die door de Khalifah wordt benoemd als
gezaghebbende en Amier over een Wilaajaa (provincie) van de Khilafah Staat.
De gebieden waarover de Islamitische staat heerst dient ingedeeld te worden in
provincies en elk provincie wordt een Wilaajaa genoemd. De Wilaajaa dient op
zijn beurt weer ingedeeld te worden in districten en elk district wordt een
‘Imaalah genoemd. De persoon die benoemd wordt over een Wilaajaa is een
Waali of een Amier en de persoon die benoemd wordt over een ‘Imaalah is een
‘Aamil of een Haakim (heerser).
De ‘Imaalah is opgedeeld in administratieve eenheden, elk eenheid wordt een
Qasaba genoemd en de Qasaba is opgedeeld in kleinere administratieve
eenheden, deze worden Hay genoemd. De leider van zowel de Qasaba als de
Hay wordt manager genoemd en zijn werk is administratief van aard.
De Waali is daarom een heerser, daar Wilaajaa taalkundig heersen betekent. In
Al Moehiet woordenboek wordt het gedefinieerd als de Imaara (leiderschap) en
de autoriteit. Omdat zij leiders zijn, moeten zij aan dezelfde voorwaarden
voldoen als een leider. Dus de Waali moet een man zijn, een vrije moslim,
volwassen, geestelijk gezond en rechtvaardig alsmede competent zijn in deze
taak. Hij moet aangesteld worden door de Khalifah of door degene die namens
hem is aangesteld. Derhalve dient een Waali alleen aangesteld te worden door
de Khalifah. De oorsprong van de Wilaajaa of de Imaara, d.w.z. de Woelaa
(mv. Waali) of de Amiers, gaat terug naar de handelingen van de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. Het is bevestigd dat hij ملسو هيلع هللا ىلص Waalies aanstelde over de landen en dat
hij hen het recht gaf om te heersen over de provincies. Hij ملسو هيلع هللا ىلص stelde Moe’aadh
ibn Djabal aan over Ad Djanaad, Zaid ibn Laabid over Hadramauwt en Aboe
Moesa Al Asj’ari over Zaabid en Aden.
Het was gewoonlijk voor de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص om zijn Woelaa aan te
stellen onder degenen die geschikt waren om te heersen en degenen die kennis
hadden en die bekend stonden om hun vroomheid. Hij was voor hem gewoonlijk
om te selecteren vanuit degenen die experts waren in hun baan en degenen die
de harten van de mensen zouden vullen met Imaan en respect voor de Staat.
Soelajmaan ibn Barida vermeld op de autoriteit van zijn vader dat hij zei:
82 De Staatsinrichting van de Khilafah
كان رسول هللا صلى هللا عليه وسلم إذا أمر أميرا على جيش أو سرية أوصاه
في خاصته بتقوى هللا. ومن معه من المسلمين خيرا
“Wanneer de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص een Amier aanstelde over een leger of
een expeditie, was hij gewoon om hem te adviseren om Allah te vrezen en om
goed te zijn voor de moslims die hem vergezelden” verhaalt door Moeslim.
Aangezien de Waali in feite een Amier is over zijn Wilaajaa, is de hadith ook
op hem van toepassing.
Wat betreft het ontslag van de Waali, dit is aan de Khalifah of als de meerderheid
van de mensen in zijn Wilaajaa of hun vertegenwoordigers ontevredenheid over
hem uiten. Derhalve wordt de raad van een Wilaajaa gekozen uit de mensen van
de Wilaajaa voor twee redenen: Helpen van de Waali door hem de realiteit van
de Wilaajaa uit te leggen, daar zij de inwoners zijn van de Wilaajaa en deze
beter kennen dan hij. Dus hij gebruikt hun informatie om zijn taak naar behoren
uit te voeren. De tweede reden is om de mening van de raad te beschouwen
betreffende het werk van de Waali, wanneer nodig. Als de meerderheid van de
raad klaagt over zijn prestatie, dan dient de Khalifah hem te verwijderen. Dit is
omdat de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص Al Alaa ibn Al Hadrami verwijderde, zijn Amier in
Bahrein, omdat de delegatie van Abd Qais over hem klaagde. De Khalifah heeft
tevens het recht om de Waali te ontslaan zonder enig reden. De Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ontsloeg Moe’aadh b. Djabal van Jemen zonder enig reden. ‘Oemar
ibn Al Gattaab ontsloeg zijn Waalies met en zonder. Hij ontsloeg Zaid ibn Abi
Soefjaan zonder enig reden en hij ontsloeg Sa’ad ibn abi Waqqaas omdat de
mensen over hem klaagden en hij zei toen: ‘Ik heb hem niet ontslagen vanwege
onbekwaamheid of verraad’. Dit bewijst dat de Khalifah het recht heeft om de
Waali te ontslaan wanneer hij dit wenst, als de inwoners van zijn Wilaajaa een
klacht indienen over hem.
Er waren twee soorten Wilaajaat in de begintijden: de Wilaajaa van Salat en de
Wilaajaa van Garaadj. Derhalve zien wij dat in de geschiedenisboeken twee
termen gebruikt met betrekking tot de Wilaajaa van de Amiers: De eerste is de
Imaara over de Salat en de andere is de Imaara over de Salat en de Garaadj.
Met andere woorden: de Amier kon ofwel aangesteld worden over zowel de
Salat en de Garaadj of enkel over de Salat of enkel over de Garaadj. Het woord
Salat in de context van de Wilaajaa of de Imaara, betekent niet alleen om de
mensen voor te gaan in het gebed, maar het betekent om al hun zaken te regelen
behalve de financiën. Als de Waali derhalve zowel de Salat als de Garaadj had
gecombineerd, dan zou zijn Wilaajaa algemeen zijn (Wilaajaa al ‘aamma). Als
Hizb ut Tahrir 83
zijn Wilaajaa beperkt is tot de Salat of de Garaadj, dan zou zijn Wilaajaa
specifiek zijn (Wilaajaa al gaassa).
Hoe dan ook, dit zou over gelaten worden aan de Khalifah, daar hij het recht
heeft om de Wilaajaa te beperken tot de Garaadj of tot de rechterlijke macht of
hij zou de Wilaajaa kunnen beperken tot iets anders dan de Garaadj, de
rechterlijke macht of het leger. Hij zou kunnen doen wat hij het beste acht voor
het besturen van de Staat of de Wilaajaa. Dit is omdat de Sjari’a geen bepaalde
taken voor de Waali heeft voorgeschreven en het is niet verplicht dat hij alle
taken van heersen uitvoert. De Sjari’a heeft echter wel bepaald dat heersen en
autoriteit tot de taken van de Waali of de Amier behoren, oftewel hij is de
afgevaardigde van de Khalifah en hij dient dus een Amier te zijn over een
bepaald gebied. Dit is allemaal afgeleid uit de handelingen van de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. De Sjari’a geeft de Khalifah echter het recht om een Waali aan te
stellen voor ofwel een algemene Wilaajaa (‘aamma) ofwel een specifieke
(gaassa) naar gelang zijn eigen inzicht en dit is allemaal terug te vinden in de
handelingen van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
stelde Woelaa aan met algemene verantwoordelijkheden (Wilaajaa ‘aamma),
zoals toen hij ‘Amr b. Hazm over Jemen aanstelde; en hij stelde Waali’s aan met
speciale functies (Wilaajaa gaassa), zoals toen hij Ali b. Abi Taalib aanstelde
over de rechterlijke macht in Jemen. In de Siera van Ibn Hisjaam wordt vermeld
dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Farwa b. Moesaik aanstelde over de stammen
van Moerad, Zoebair en Midhadj. En hij stuurde Khalid b. Sa’id b. Al ‘Ass met
hem mee als Waali over de Sadaqah. Er wordt tevens vermeld dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Zaid b. Laabid Al Ansaari stuurde als Waali over
Hadramauwt en diens Sadaqat. Hij stuurde tevens ‘Ali b. Abi Taalib naar
Nadjraan om hun Sadaqaat en hun Djizja te verzamelen. Hij heeft hem ook
gestuurd als rechter over Jemen, zoals vermeld wordt door Al Haakim. In het
boek van Isti’aab wordt vernoemd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Moe’aadh
b. Djabal stuurde naar Al Djanaad om de mensen te onderwijzen over de Koraan,
de wetten van Islam en om recht te spreken tussen hen. Hij heeft hem tevens het
recht gegeven om de Sadaqah te verzamelen van de Oemaraa in Jemen.
Hoewel het toegestaan is voor de Khalifah om een Waali aan te stellen met een
algemene Wilaajaa en om hem aan te stellen met een specifieke Wilaajaa, is het
echter aangetoond dat tijdens de zwakte van Abbassidische Khoelafaa de
algemene Wilaajaa bijdroeg aan de onafhankelijkheid van de Wilajaat tot het
punt dat de Khalifah geen zeggenschap over hen had, behalve het opnoemen van
zijn naam in de Doe’a en het slaan van het geld in zijn naam. Het verlenen van
een algemene Wilaajaa is schadelijk geweest voor de Islamitische staat.
84 De Staatsinrichting van de Khilafah
Aangezien het toegestaan is om de Waali aan te stellen met zowel algemene
autoriteit als een specifieke autoriteit en aangezien de algemene autoriteit
wellicht tot schade en een groot gevaar voor de staat kan vormen, adopteren wij
derhalve dat de Waali een specifieke autoriteit gegeven moet worden over
gebieden die de Waali niet de mogelijkheid geven om zich af te scheiden van de
staat als zijn Taqwa verminderd. Uit onderzoek blijkt dat het leger, de
gerechtelijke macht en financiën de gebieden zijn die de Waali versterken. Deze
gebieden dienen derhalve afgezonderd te worden van de Waali en verbonden te
blijven aan de Khalifah, net als elk ander orgaan van de Khilafah staat; d.w.z.
deze moeten onafhankelijk blijven van de Staat.
De Waali dient niet overgeplaatst te worden van de ene Wilaajaa naar een
andere; hij dient eerst ontheven te worden van zijn functie en dan herbenoemd
te worden. Dit blijkt duidelijk uit de handelingen van de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص, met betrekking tot het ontslaan van Woelaa. Er is niet overgeleverd
dat hij gewoon was om een Waali over te plaatsen van de ene plek naar de
andere. Bovendien is de Wilaajaa een type contract die overeen is gekomen met
expliciete woorden. Dus in het contract van een Wilaajaa over een provincie of
een land, moet er vast gesteld worden welk gebied de Waali bestuurt en hij heeft
het mandaat van regeren zolang hij niet verwijderd wordt door de Khalifah. Als
hij niet verwijderd wordt, dan blijft hij Waali over dat gebied. Als hij echter over
geplaatst wordt naar een andere plek, dan zou hij niet verwijderd worden van
zijn eerste positie, noch maakt het hem een Waali over de nieuwe plek. Dit is
omdat zijn ontslag van de eerste plek een duidelijk uitspraak vereist dat verklaart
dat hij is ontslagen van de Wilaajaa en om hem aan te stellen over de plek waar
hij naar is over geplaatst, vereist een nieuw contract van aanstelling als Waali
van deze specifieke plek. Dit is waarom de Waali niet overgeplaatst wordt van
de ene plek naar de ander, maar hij wordt ontheven van zijn taken van de ene
plek en hij krijgt een nieuw Wilaajaa over de nieuwe plek.
De Khalifah moet informeren naar de handelingen van de Waalies.
De Khalifah dient te informeren naar de handelingen van de Waali en hij moet
hen nauwlettend in de gaten houden. Hij moet dat rechtstreeks doen of iemand
benoemen die de gang van zaken checkt en die onderzoeken verricht. De
Moe’aawin is tevens geautoriseerd om toezicht te houden op de zaken van de
Woelaa in de Wilajaat waarmee hij de Khalifah helpt en hij moet met de
Khalifah zijn bevindingen van hen bespreken of de beslissingen die hij heeft
genomen met betrekking tot hen, zoals uitgelegd is in de taak van de
gedelegeerde assistent. De Khalifah is derhalve op de hoogte van de zaken van
Hizb ut Tahrir 85
de Woelaa en hij volgt hun situaties. Hij dient ook van tijd tot tijd samen te
komen met hen allemaal of met een aantal van hen en om te luisteren naar de
klachten van de onderdanen over hen.
Het is bevestigd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص gewend was om de Waali’s
te onderzoeken toen hij hen benoemde, zoals hij deed met Moe’aadh en Aboe
Moesa. Hij legde hen uit hoe zij hun taken konden uitvoeren, zoals hij deed met
‘Amr b. Hazm. Hij vestigde ook hun aandacht op bepaalde belangrijke zaken,
zoals hij deed met Aban b. Sa’id, toen hij hem benoemde als Waali over Bahrein
en hij zei tegen hem:
استوص بعبد قيس خيرا وأكرم سراتهم "Draag zorg voor Abd Qais en wees eerbiedig tegenover hun leiders”. Evenzo
is het ook bevestigd dat hij ملسو هيلع هللا ىلص gewend was om de Waalies verantwoordelijk te
houden, om hun situatie te inspecteren en om te luisteren naar het nieuws dat
hem bereikte over hen. Hij ملسو هيلع هللا ىلص vroeg de Waalies verantwoording af te leggen
voor het inkomen en de uitgaves. Al Boechaari en Moeslim hebben
overgeleverd op gezag van Aboe Hoemaid As Sa’idi die zei:
أن النبي صلى هللا عليه وسلم استعمل ابن اللتبية على صدقات بني سليم، فلما
صلى هللا عليه وسلم وحاسبه، قال: هذا الذي لكم، وهذه جاء إلى رسول هللا
هدية أهيت لي. فقال رسول هللا صلى هللا عليه وسلم فهال جلست في بيت أبيك
وبيت أمك حتى تأتيك هديتك إن كنت صادقا... )متفق عليه(
‘De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص benoemde Ibn Al Oetbiyya als ‘Amier over de
Sadaqah van Banoe Saliem. Toen hij terugkeerde naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en
rekenschap aflegde tegenover hem, zei hij: “Dit is voor jou en (dit is een
geschenk) dat was gegeven aan mij”. Dus de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
“Waarom bleef je niet in het huis van je vader en je moeder, zodat jouw
geschenk naar jou zou komen, als je de waarheid spreekt”. Het was een
gewoonte van ‘Oemar om de Waalies nauwlettend te controleren en hij
benoemde Moehammad ibn Maslama om de gang van zaken te onderzoeken en
te inspecteren. ‘Oemar was gewend om de Waalies te verzamelen tijdens het
seizoen van Hadj om hun prestatie te herzien en om te luisteren naar de klachten
van de onderdanen en hij bediscussiërden met hem over de zaken van de
Wilajaat en om te informeren naar hun eigen gesteldheid. Er is overgeleverd dat
‘Oemar ooit tegen de mensen om hem heen zei: ‘Zouden jullie zeggen dat mijn
86 De Staatsinrichting van de Khilafah
taak vervuld zou zijn als ik de beste van jullie benoemde over jullie en hem
opdroeg om rechtvaardig te zijn?’ Zij zeiden: ‘Ja’. Hij zei: Nee. Niet totdat ik
zijn prestatie heb gecontroleerd en heb gezien of hij wel heeft gedaan wat ik
hem heb opgedragen’. ‘Oemar was bekend om zijn striktheid betreffende het
afleggen van rekenschap van de Waalies en de ‘Amiers. Hij zou zelfs een aantal
van hen ontslaan naar aanleiding van slechts een verdenking zonder definitief
bewijs en hij ontsloeg zelfs een Waali wegens geringe twijfel die niet eens het
niveau van verdenking bereikte. Op een dag stelde iemand hem een vraag
hierover en hij zei: ‘Het is gemakkelijker om een Amier voor een andere te ruilen
om de zaken van de mensen te verbeteren’. Ondanks zijn striktheid jegens hen
gaf hij hen de vrije hand en waarborgde hun reputatie in het heersen. Hij
luisterde naar hen en overwoog hun argumenten. Als een argument hem
aanstond was hij niet schuw om zijn goedkeuring te tonen en zijn overtuiging te
tonen en om de ‘Amier te overladen met lof achteraf. Op een dag bereikte hem
het nieuws over zijn ‘Amier van Hoems. Umayr ibnu Sa’ad zei terwijl hij op de
preekstoel van Hoems zat: ‘Islam zal krachtig blijven zolang de autoriteit sterk
is en de sterkte van de autoriteit wordt niet bepaald door het doden door middel
van het zwaard of de slagen van de zweep, maar door het oordelen met de
waarheid en het in stand houden van de rechtvaardigheid’. Bij het horen hiervan
zei ‘Oemar: ‘Ik wou dat ik een man als Oemair ibn Sa’ad had om mij te helpen
met de zaken van de Moslims’.
Hizb ut Tahrir 87
Djihaad Djihaad is de piek van islam en de primaire methode gedefinieerd door islam
om de boodschap van islam aan de wereld te verkondigen. Het verkondigen van
de Islamitische Da’wa wordt beschouwd als de voornaamste functie van de
Islamitische staat na het intern implementeren van de wetten van Islam.
Aangezien Djihaad het vechten is omwille van de goede zaak voor Allah om
Zijn woord te verheffen, is er ook training, bevoorrading en ammunitie nodig.
Dit is omdat naast het vechten er ook een leger nodig is dat voorbereiding nodig
heeft. Daarnaast moeten leiders, stafchefs, diens officieren en soldaten
aangesteld worden. Het leger heeft uiteraard ook wapens nodig. Om deze
wapens te vervaardigen is een industrie vereist. Het hebben van een industrie is
daarom een noodzakelijkheid voor het leger en voor Djihaad. Het is daarom
noodzakelijk dat de industrie in alle fabrieken van de staat gebouwd moeten zijn
op basis van een militaire industrie.
Bovendien versterkt de stabiliteit van de interne situatie het leger tijdens een
gevecht. Als de interne situatie niet veilig en stabiel is, dan zou dit de capaciteit
van het leger geheel in beslag nemen om dit te controleren voordat zij overgaan
op Djihaad. Zelfs als zij overgaan op Djihaad en de interne situatie zou wankel
worden, dan zou dit de macht van het leger verzwakken om het gevecht voort te
zetten.
De buitenlandse zaken met andere staten zijn ook gericht op het verkondigen
van de Islamitische Da’wa.
Daarom kunnen deze vier instanties, namelijk het leger, de interne veiligheid,
de industrie en buitenlandse zaken, één departement aanstellen onder leiding
van een Amier benoemd door de Khalifah, omdat het verbonden is aan Djihaad.
Het is echter toegestaan om deze instanties van elkaar te scheiden. Dus de
Khalifah benoemt een manager voor elk van hen, een Amier en een leider voor
het leger. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stelde altijd leiders over het leger aan
tijdens de expedities die de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص gebruikte om anderen te
commanderen. Zonder dat zij iets te maken hadden met de industrie. Dit geldt
ook voor de interne veiligheid in termen van politie, patrouilles en het optreden
tegen struikrovers en dieven. Als laatste kunnen wij ook zien dat buitenlandse
88 De Staatsinrichting van de Khilafah
zaken gescheiden werd, aangezien de brieven van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص aan de
koningen en heersers in zijn tijd deze indicatie hebben gegeven.
De scheiding tussen deze afdelingen door middel van een manager voor elk van hen is aantoonbaar door de volgende bewijsvoeringen: Het leger
De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص stuurde Zaid ibn Haaritha als Amier over Moe’ta
en hij benoemde Amiers die hem op zouden volgen als hij een martelaar
zou worden. Ibn Sa’d vertelde dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
أمير الناس زيد ابن حارثة، فإن قتل فجعفر بن أبي طالب، فإن قتل فعبد هللا بن
رواحة، فإن قتل فليرتض المسلمون بينهم رجال فيجعلوه عليه
“De Amier van de mensen is Zaid ibn Haaritha. Als hij wordt gedood, dan is
Dja’far ibn Abi Taalib de Amier. Als hij wordt gedood, dan is Abdoellah ibn
Roewaha de Amier. Als hij gedood wordt, laat de Moslims dan een man uit hun
midden kiezen en benoem hem tot Amier.” Al Boechaari heeft overgeleverd van
Abdullah ibn ‘Oemar die zei: “De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص benoemde in
de expeditie van Moe’ta Zaid ibn Haaritha tot Amier (…)”. Al Boechaari
overlevert de hadith van Salama ibn Al Akwa’: “Ik vocht met Zaid en hij was
als Amier over ons benoemd”. Al Boechaari en Moeslim overleveren van
Abdullah ibn ‘Oemar :
عث النبي صلى هللا عليه وسلم بعثا، وأمر عليهم أسامة بن زيد، فطعن بعض ب
الناس في إمارته، فقال النبي صلى هللا عليه وسلم إن تطعنوا في إمارته فقد
كنتم تطعنون في إمارة أبيه من قبل، وأيم هللا إن كان لخليقا لإلمارة... )متفق
عليه(
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص stuurde een leger en benoemde Oesama ibn Zaid als Amier over
hen. Een aantal mensen lasterden over zijn leiderschap, dus de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei:
Als je lastert over zijn leiderschap, dan laster je over het leiderschap van zijn
vader. Bij Allah! Hij is het leiderschap waardig…” De Sahaba’s noemde het
leger van Moe’ta, jayjsul Oemaraa (Het leger met de vele leiders). Moeslim
heeft overgeleverd van Ibn Boeraida, dat hij zei: “De Boodschapper van Allah
was gewend om een van de Amier advies te geven wanneer hij hem aanstelde ملسو هيلع هللا ىلص
als Amier over een leger of een expeditie…”
Hizb ut Tahrir 89
Aboe Bakr heeft Gaalid als leider aangesteld in het gevecht tegen de
afvalligen en in de slag van Al Jarmoek. Khalifah heeft gezegd: “Hij
gaf Gaalid ibn Walied het leiderschap over de mensen en wees Thaabit
ibn Qais ibn Sjammas aan over de Ansaar specifiek, terwijl Gaalid
leider was over hen allen”. Aboe Bakr verzamelde de legers van asj
Sjaam onder de leiding van Gaalid in Al Jarmoek. Ibn Djarier zei: “Hij
beval hem terwijl hij in Iraak was om naar asj Sjaam te komen en stelde
hem aan als Amier over diens legers.” Toen ‘Oemar de legers van asj
Sjaam verzamelde onder het leiderschap van Aboe Oebaida, zei Ibn
‘Asaakir: “Hij was de eerste die de Amier van de Amiers benoemde in
al Shaam”.
Interne veiligheid
Al Boechaari heeft overgeleverd van Anas:
أن قيس بن سعد كان يكون بين يدي النبي صلى هللا عليه وسلم بمترلة صاحب
الشرط من المير )أخرجه البخاري(
“Qais ibn Sa’d was aangesteld door de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص als chef van de
veiligheidsdiensten.” Hiermee wordt Qais ibn Sa’d Oebadah al Ansaari al
Gazradji bedoeld. Al Tirmidi heeft overgeleverd:
كان قيس بن سعد من النبي صلى هللا عليه وسلم بمترلة صاحب الشرطة من
المير. قال النصاري: يعني مما يلي من أموره )أخرجه الترمذي(
“Qais ibn Sa’d was door de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص als chef voor de interne veiligheid
aangesteld. Al Ansaari zei: dat wil zeggen een van de mensen die zijn bevelen
zou uitvoeren.” Ibn Hibbaan interpreteerde deze hadieth, zeggende: “Om in de
hoede van de Profeet te staan tegen de Moesjriks in zijn ontmoetingen wanneer
zij binnentreden”.
Het is overgeleverd door Al Boechaari dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Ali
ibn Ali Taalib stuurde, die zei: “De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص stuurde mij, Az Zoebair en
Aboe Marthad, en ieder van ons als ruiter. Hij zei: “Reis tot je Rawdat Hadj
bereikt.” Aboe Oewaana zei dat het Hadj was en in een andere overlevering:
Gaakh. “Er is daar een vrouw die een vel papier van Haatib ibn Aboe
Balta’a heeft voor de Moesjriks; breng het naar mij.” Dus wij trokken erop
90 De Staatsinrichting van de Khilafah
uit op onze paarden totdat wij haar bereikten op de plek die ons verteld was door
de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. Zij was aan het reizen op haar kameel. Haatib
heeft aan de mensen van Mekka geschreven om hen te informeren over de
opmars van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص naar hen. Wij zeiden: “Waar is de
brief die je hebt?” Zij zei: “Ik heb geen brief.” Wij lieten haar kameel knielen
en zochten naar het in diens zadel maar wij vonden niets. “Mijn twee
metgezellen zeiden, wij zien geen brieven. Ik zei: “Wij weten dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص niet zou liegen.” Toen zwoor Ali: “Bij Degene in
Wiens Naam de eed is afgelegd! Je moet de brief tevoorschijn halen, anders zal
ik je fouilleren.” Ze leunde naar beneden over de middelste knoop van haar riem,
waar zij vastgehouden werd met een kledingstuk en haalde de brief tevoorschijn.
Zij namen het vervolgens mee naar de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص (…)”.
De Industrie
De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص voerde het commando over de vervaardiger van de katapult
en het bewapend rijtuig. Al Bayhaqi vertelde in de Soenan van Aboe Oebaidah
: “Toen belegerde de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص rondom Ta’if en zette de
katapult overeind tegen hen voor zeventien dagen”. Aboe Dawoed verhaalt in
de Maraasil (ahadieth waarbij de naam van de Sahabi die het heeft overgeleverd
van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص ontbreekt) van Maqoel: ‘Dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص de katapult
aanspande jegens de mensen van Ta’if’. As San’ani zei in Soeboel oes Salaam
dat diens vertellers betrouwbaar zijn. De auteur van de Siera Halabiyyah zei:
“Het is Salmaan al Faarisi die hem heeft aangespoord om dit te doen. Hij zei:
‘Wij waren in Perzie gewoon om de katapulten aan te spannen boven op de
kastelen en wij raakten onze vijanden.’ Er wordt gezegd dat Salmaan het heeft
gemaakt met zijn eigen handen”. Ibn Al Qayyim verhaalt in Zad Al Ma’ad en
Ibn Hisjaam in de Siera van Ibn Ishaaq: “Tot de dag van doorbraak plaatsvond
nabij de muur van Ta’if, verschansten een aantal van de mensen van de
metgezellen van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص onder een bewapend rijtuig en
gingen de muren van Ta’if binnen om het af te branden. Thaqif vuurden ijzeren
stangen opgewarmd met vuur af, dus zij gingen eruit. Thaqif raakten hen toen
met pijlen en doodden velen van hen.”
Dus Salmaan was degene die hem advies heeft gegeven betreffende de katapult
en er wordt gezegd dat hij dit heeft gemaakt met zijn eigen handen. Dit moet
gebeurd zijn onder het bevel van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص. Dit is te vinden in zijn
uitspraak in de Siera Al Halabiyyah: “Hij heeft hem hiertoe aangespoord”. Dit
Hizb ut Tahrir 91
betekent dat hij de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص erover heeft geadviseerd. Er wordt van deze
overleveringen begrepen dat de militaire industrieën onder de
verantwoordelijkheid van de Khalifah staan en dat hij hulp vraagt van degenen
die deze willen ondernemen en organiseren. Deze behoeven niet zo zeer een
Amier, maar eerder een manager. Salmaan was niet een Amier van de militaire
industrieën, maar eerder een manager van de katapult industrie en werkte
wellicht met zijn eigen handen. Het bewerkstelligen van een militaire industrie
is verplicht, vanwege de angst die bevolen wordt in Zijn هلالج لج uitspraak:
كم وعدوه باط الخيل ترهبون به عدوه للا ة ومن ر ن قوه ا استطعتم م وأعدوا لهم مه
يعلمهم )النفال: (60وآخرين من دونهم ل تعلمونهم للا “Maak aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden
voor hen gereed, waarmede gij de vijand van Allah en uw vijand en anderen
buiten hen, die gij niet kent, doch die Allah kent, moogt afschrikken.” (VBK
soera al Anfaal 8, aaja 60)
Deze angst kan niet bewerkstelligd worden zonder voorbereiding en
voorbereiding heeft de aanwezigheid van fabrieken nodig. Het aaja impliceert
derhalve de verplichting van het bewerkstelligen van militaire fabrieken door de
betekenis van noodzaak (Dalalat oel iltizaam) of gebaseerd op het principe dat
zegt (Hetgeen nodig is om een verplichting na te komen is op zichzelf verplicht).
Dit is bovenop de bewijzen die Djihaad verplicht stellen, die bij noodzaak de
verplichting van het bewerkstelligen van fabrieken impliceren.
De fabrieken die Allah هلالج لج de Islamitische Staat heeft verplicht om op te richten
zijn niet beperkt tot militaire fabrieken. Er zijn ook andere fabrieken die de Staat
moet oprichten, die worden als volgt benoemd in het boek “De Fondsen in de
Khilafah Staat”:
“De Staat moet twee soorten fabrieken oprichten gebaseerd op de verplichting die rust op de Staat om de belangen van de burgers te behartigen: De eerste soort: De fabrieken die gerelateerd zijn aan de vermogens van het publiek bezit, zoals de fabrieken die gebruikt worden voor het extraheren, verzuiveren en het smelten van de mineralen en de fabrieken die de olie extraheren en olieraffinaderijen. Dit soort fabrieken behoort tot het publieke bezit wegens het materiaal dat zij produceren en waaraan zij
92 De Staatsinrichting van de Khilafah
gerelateerd zijn. Aangezien de vermogens van het publieke bezit het publieke bezit is van alle moslims, zijn hun fabrieken het publieke bezit van alle moslims en de Staat bouwt deze namens de moslims. De tweede soort: De fabrieken die gerelateerd zijn aan zware industrie en de
wapenindustrie. Dit soort fabrieken mogen in het bezit zijn van individuen,
omdat het behoort tot het individuele bezit. Aangezien dergelijke fabrieken en
industrieën echter veel financiën behoeven, die moeilijker beschikbaar zijn voor
individuen en aangezien de zware industrie tegenwoordig geen individuele
wapens produceren die in het bezit zijn van individuen (zoals in de tijd van de
Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص en de tijd van de Khoelafaa Raasjidoen) worden ze eerder het
bezit van de Staat. De Staat werkt ervoor om hen te bevoorraden, wegens de
verplichting om hier zorg voor te dragen. Dit was voornamelijk na de enorme
ontwikkeling van de wapens en diens werktuigen zwaar en duur werden. De
Staat is daarom verplicht om fabrieken op te richten die wapens vervaardigen
en fabrieken voor zware industrieën opzetten. Dit betekent niet dat individuen
belet worden om deze industrieën op te richten.”
De Staat is verplicht om deze fabrieken op te richten, dat wil zeggen dat dit de
taak is van de Khalifah. Hij benoemt hiervoor een algemene manager die direct
aan hem verbonden is of aan een afgevaardigde, dus dat hij degene kiest die hij
wilt.
Internationale betrekkingen
Er is eerder vermeld dat een van de taken van de uitvoerende assistent is om te
bemiddelen tussen de Khalifah en de naties wat betreft de internationale
betrekkingen.
In de tijd van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص en de Khoelafa ar Raasjidoen verwezen zij
deze betrekkingen direct naar de secretaris, dat wil zeggen de uitvoerende
assistent. De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص is degene die de correspondentie voerde
betreffende het Hoedaybiyya verdrag en het vaststellen van de vredesverklaring.
Er is ook overgeleverd door ‘Oemar dat toen de gedelegeerde van Kisra naar
hem toe kwam, hij ‘Oemar slapend aantrof bij een van de hekken van al Mediena
al Moenawwara.
Het is echter toegestaan dat de Khalifah de internationale betrekkingen direct
adresseert via zijn uitvoerende assistent alsmede via een manager die aangesteld
Hizb ut Tahrir 93
is om de internationale betrekkingen te beheren, net zoals elk andere organisatie
binnen de Staat.
Deze vier afdelingen kunnen daarom ondergebracht worden onder één
departement, genaamd het departement van de Amier van Djihaad. Dit omdat
hun thema’s aan elkaar verbonden zijn.
Ze kunnen ook apart van elkaar behandeld worden, zoals de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص
deed en zoals eerder vernoemd werd.
Het werk dat deze vier departementen omvatten is enorm, zeker gezien de
realiteit van onze huidige situatie waarin er talloze sectoren zijn. Dit is inclusief
de gebieden van de legers, interne zaken en de kunst van intriges die door de
staten en haar agenten worden bedacht. Tevens behelst dit het opsporen van
allerlei misdaden en complicaties in de internationale betrekkingen. Daarnaast
zijn er nog een aantal sectoren in de industrie en geavanceerde technologische
middelen in gebruik. Dus om ervoor te zorgen dat de verplichte bevoegdheden
van de Amier van Djihaad niet groeit, wat kan leiden tot een machtspositie van
hem in het centrum van de Staat. Wanneer zijn Taqwa stagneert kan dit leiden
tot een schadelijke situatie voor de Staat. Naar aanleiding van al deze punten
adopteren wij de mening om deze departementen separaat te houden van elkaar.
Ze worden verbonden aan de Khalifah als departementen die onafhankelijk
opereren van de organen van de Staat. Dit gebeurt op de volgende wijze:
Amier van Djihaad /Departement van oorlogsvoering (het leger)
Departement van Binnenlandse Veiligheid
Departement van Industrie
Departement van Buitenlandse Zaken
Amier van Djihaad – Departement van oorlogsvoering (het leger)
Het departement van oorlogsvoering is een van de departementen van de Staat.
Het hoofd van het departement wordt de Amier van Djihaad genoemd, in plaats
van manager van Djihaad. Dit is omdat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص de naam van Amier gaf
aan de leiders van het leger.
94 De Staatsinrichting van de Khilafah
Ibn Sa’d heeft overgeleverd dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei:
أمير الناس زيد ابن حارثة، فإن قتل فجعفر بن أبي طالب، فإن قتل فعبد هللا بن
رواحة، فإن قتل فليرتض المسلمون بينهم رجال فيجعلوه عليهم
“De Amier van de mensen is Zaid ibn Haaritha. Als hij wordt gedood dan
is de Amier Dja’far ibn Abi Taalib. Als hij wordt gedood dan is de Amier
Abdoellah ibn Roewaaha en als hij wordt gedood laat de moslims een man
van onder hen kiezen en hem als de Amier benoemen.”
Al Boechaari heeft overgeleverd dat Abdoellah ibn Oemar zei:
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft Zaid ibn Haaritha als Amier aangesteld in
de expedities van Moe’tah...” Al Boechaari heeft een hadieth overgeleverd van
Salama ibn Al Akwa’: “Ik ging op expeditie met Zaid; hij was aangesteld als
Amier over ons.”
Al Boechaari en Moeslim hebben overgeleverd dat Abdoellah ibn Oemar zei:
ن زيد، فطعن بعض بعث النبي صلى هللا عليه وسلم بعثا، وأمر عليهم أسامة ب
الناس في إمارته، فقال النبي صلى هللا عليه وسلم إن تطعنوا في إمارته فقد
كنتم تطعنون في إمارة أبيه من قبل، وأيم هللا إن كان لخليقا لإلمارة... )متفق
عليه(“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص stuurde een leger en benoemde Oesaama ibn Zaid als Amier over
het leger. Sommigen betwisten zijn leiderschap, dus de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: Als jullie
zijn leiderschap betwisten, betwisten jullie tevens de leiderschap van zijn
vader voor hem. Bij Allah! Zijn leiderschap is het waardig...’” (Boechaari,
Sahieh, #4250 en Moeslim, Sahieh, #2436)
De Sahaba’s noemde het leger van Moe’ta het leger van Amiers. Moeslim heeft
overgeleverd van ibn Boeraida, die zei: “De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
adviseerde de persoon die hij als Amier aanstelde voordat hij op expeditie
ging....”
Het Departement van Oorlogsvoering neemt de verantwoordelijkheid op zich
voor alle zaken die te maken hebben met de strijdkrachten. Hier valt het leger,
uitrusting, wapens, faciliteiten, ammunitie en alles wat hier mee te maken heeft,
onder. Bovendien neemt zij de verantwoordelijkheid op zich voor de militaire
academie, militaire missies en al hetgeen noodzakelijk is voor de Islamitische
Hizb ut Tahrir 95
cultuur en de algemene cultuur van het leger en alles gerelateerd aan oorlog of
het plannen daarvan. De taak om spionnen te sturen naar vijandige ongelovigen
is tevens een rol die het Departement van Oorlogsvoering op zich neemt en
hiervoor moet een speciale sectie voor opgericht worden. De bewijzen hiervoor
zijn welbekend in de Siera van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص.
Dit alles wordt ondernomen en gecontroleerd door het Departement van
Oorlogsvoering, wat zoals haar naam al doet vermoeden gerelateerd is aan strijd
voeren en oorlog. Oorlog voeren benodigd een leger, en een leger benodigd een
formatie en preparatie in termen van haar leiderschap, stafhoofd, officiers en
soldaten.
De formatie van het leger benodigd voorbereiding en training, zowel fysiek als
materieel. Wanneer men spreekt over zulk soort training, dan praat men over de
kunst van strijdvoering, het gebruik van een variërend aantal wapens en
trainingen en in de ontwikkeling van moderne wapens. Daarom is de technische
en militaire studie, de training in de kunst van strijdvoering en het leren om
gebruik te maken van variërend aantal wapens essentiële onderdelen voor het
leger.
Allah هلالج لج heeft de moslims geëerd door hen de vaandeldragers van de boodschap
van Islam aan de gehele wereld te maken. Hij heeft voor hen een methode
uiteengezet om Islam te verspreiden door middel van da’awa en Djihaad. Hij
heeft Djihaad verplicht gesteld voor hen en training in het leger als een plicht.
Daarom is elke moslimman die de leeftijd bereikt van vijftien jaar verplicht om
te trainen om zich voor te bereiden voor Djihaad. Wat betreft de militaire
dienstplicht, dit is een collectieve plicht.
Het bewijs voor de militaire dienstplicht is Zijn uitspraak:
ين كله ل )النفال: (39وقاتلوهم حتهى ل تكون فتنة ويكون الد
“Bestrijd hen totdat er geen vervolging is en de godsdienst geheel voor Allah
wordt.” (VBK soera Al Anfaal 8, aaja 39)
Het wordt tevens vermeld in de volgende hadieth van de Profeet van Allah ملسو هيلع هللا ىلص:
جاهدوا المشركين بأموالكم وأنفسكم وألسنتكم )أخرجه أبو داود(
96 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Verricht Djihaad tegen de Moesjrikien met jullie welvaart, handen en
tongen” Overgeleverd door Aboe Dawoed op gezag van Anas. (Soenan, #2504)
Om vechten mogelijk te maken volgens de manier die verordend is door de
Sjari’a, met als doel om de vijand te verslaan en het land te openen, is militaire
training noodzakelijk. Het is noodzakelijk zoals Djihaad noodzakelijk is in
overeenstemming met het Sjari’a principe: “Hetgeen noodzakelijk is om een
verplichting na te komen is op zichzelf verplicht”. Het verzoek om te vechten
valt onder het bevel om te vechten. Wanneer Allah هلالج لج zegt: “Bevecht hen”, dan
is dit een bevel om te vechten en een bevel om elke taak uit te voeren dat vechten
mogelijk maakt. Bovendien zegt Allah هلالج لج:
ة )النفال: ن قوه ا استطعتم م (60وأعدوا لهم مه
“Maak aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden
voor hen gereed” (VBK soera Al Anfaal 8, aaja 60)
Training en militaire expedities vormen een deel van de voorbereidingen van de
strijdkracht, omdat het klaar moet staan om vechten mogelijk te maken. Dus is
training een onderdeel van de strijdkracht dat bemachtigd moet worden zoals
militaire uitrusting en militaire missies enzovoorts.
Wat betreft de militaire dienstplicht, dit is verplicht. Met militaire dienstplicht
worden de mensen bedoeld die gecontracteerd zijn om een permanent onderdeel
te vormen van de strijdkrachten, zoals de Moedjaahidien die de taken van
Djihaad uitvoeren. Het uitvoeren van Djihaad is een continue plicht, dat losstaat
van het feit of de vijand ons aanvalt of niet. Daarom is de militaire dienstplicht
een collectieve verplichting die is inbegrepen in de hoekm van Djihaad.
Met betrekking tot de regels voor de dienstplicht, die alleen gelden voor mannen
boven de leeftijd van vijftien jaar, is dit te herleiden uit de hadieth overgeleverd
door al Boechaari namens Nafi’ toen hij zei:
عليه وسلم عرضه حدثني ابن عمر رضي هللا عنهما أن رسول هللا صلى هللا
يوم أحد وهو ابن أربع عشرة سنة فلم يجزني، ثم عرضني يوم الخندق وأنا
ابن خمس عشرة سنة فأجازني )أخرجه البخاري(
“Ibn ‘Oemar vertelde mij dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص naar hem toe
kwam op de dag van Oehoed toen hij nog veertien jaar oud was, maar hij liet
Hizb ut Tahrir 97
mij niet toe. Toen kwam hij naar mij toe op de dag van de loopgraven, ik was
toen al vijftien en hij stond het mij toe om te vechten.” (Boechaari, Sahieh,
#2664)
Nafi’ zei, “Ik bezocht ‘Oemar ibn Abd oel Aziez toen hij Khalifah was. Ik
vertelde hem over deze hadieth en hij zei, ‘Dit is inderdaad een grens tussen de
onvolwassenen en de volwassenen.’ Dus hij schreef dit naar zijn gouverneurs
om dezelfde leeftijdsgrens aan te houden van vijftien jaar voor de dienstplicht.”
Dit betekent het aanstellen van Rizq (voorzieningen) voor degene in het Diwaan
van het leger.
Daarom adopteren wij dat degene die de leeftijd van vijftien jaar bereikt getraind
moet worden in dienstplicht.
Divisies van het leger
Het leger is verdeeld in twee delen: De “reservisten”, die bestaat uit al de
moslims die in staat zijn om militaire taken uit te voeren. En de
“beroepsmilitairen”, dat zijn degenen die permanent gecontracteerd zijn in het
leger en salaris ontvangen van de Staatskas net zoals elke andere werknemer.
Dit wordt herleid uit de verplichting voor Djihaad, omdat elke moslim bevolen
is om de plicht van Djihaad te vervullen, dus is hij verplicht om ervoor te
trainen. Wat betreft de noodzaak om een normaal leger te hebben, dit is
gebaseerd op het Sjari’a principe dat zegt. “Hetgeen noodzakelijk is om een
verplichting na te komen is op zichzelf verplicht”.
Aangezien de plicht van Djihaad niet continue uitgevoerd kan worden en Islam
en de moslims niet beschermd kunnen worden van de Koeffaar zonder de
aanwezigheid van een permanent leger, is de Imaam daarom verplicht om een
permanent leger gestationeerd te hebben.
Wat betreft de allocatie van de salarissen van de strijdkrachten, het is duidelijk
dat zij behandeld moeten worden zoals elk andere werknemer. Een niet moslim
is niet verplicht om Djihaad te verrichten, maar als hij dit zou willen doen wordt
het geaccepteerd van hem. Het zou dan eveneens toegestaan zijn om hem
hiervoor te betalen en fondsen aan hem toe te wijzen. Dit is te zien uit het
hetgeen Tirmidhi heeft overgeleverd van az Zoehri die heeft gezegd:
أن النبي صلى هللا عليه وسلم أسهم لقوم من اليهود قاتلوا معه
98 De Staatsinrichting van de Khilafah
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص verzorgde de diensten van sommige van de
Joden en hij wees hen een deel toe.” Tevens heeft ibn Hisjaam overgeleverd dat:
أن صفوان ابن أمية خرج مع النبي صلى هللا عليه وسلم إلى حنين، وهو على
شركه، فأعطاه مع المؤلفة قلوبهم من غنائم حنين )أخرجه النسائي(
“Safwaan b. Oemayya ging op expeditie met de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص naar
Hoenain toen hij nog een Moesjrik was. De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص wees hem wat geld toe
van de buit van Moe’allafati Qoeloebihim die gemaakt werd bij Hoenain.” (al
Nasaa’i, Soenan, #4723)
Daarom is het toegestaan voor een ongelovige om te vechten met het Islamitisch
leger, en de fondsen die hen worden toegewezen, omdat hij in het leger
deelneemt. Sterker nog, de definitie van ‘Imaara, oftewel inhuren, betekent: een
contract waarin overeengestemd is om ter compensatie een bepaald nut te
realiseren. Dus in feite betekent dit dus dat iemand inhuren is toegestaan voor
een voordeel dat de werkgever kan ontvangen van de ingehuurde persoon. Dus
het inhuren van een persoon voor het leger en om te vechten is inbegrepen in
een dergelijk contract omdat het een voordeel is. Dus, de algemene regel om
iemand in te huren om een voordeel te krijgen is geldig bewijs om een
ongelovige in te huren voor het leger, militaire dienst of om te vechten.
Dit is wat betreft de niet moslims. Wat betreft de moslims, ook al is Djihaad een
daad van aanbidding is het toegestaan om hen in te huren voor militaire diensten
en om te vechten. Dit omdat er een algemeen bewijs is van verhuren. Verhuren
is toegestaan om Ibaada te verrichten wanneer het voordeel biedt aan meer dan
alleen degene die het uitvoert. Dit is omdat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
إن أحق ما أخذتم عليه أجرا كتاب هللا )أخرجه البخاري(
“De meest waardevolle baan om een salaris voor te ontvangen is het
lesgeven uit het Boek van Allah”. Zoals overgeleverd door Boechaari door Ibn
‘Abbaas. Lesgeven uit het boek van Allah is een daad van aanbidding.
Aangezien het is toegestaan een moslim in te huren om les te geven uit de
Koraan, het gebed te leiden, of het doen van Adhaan, dat allen daden van
aanbidding zijn, zo ook is het toegestaan om moslims in te huren voor Djihaad
en militaire activiteiten, omdat het allemaal daden van aanbidding zijn en nuttig
is voor meerdere mensen. Er is tevens bewijs dat het inhuren van moslims voor
Hizb ut Tahrir 99
Djihaad toegestaan is ook al is het een plicht op hen, zoals dit expliciet duidelijk
werd gemaakt door de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص in een hadieth. Aboe Dawoed heeft
overgeleverd van Abdoellah b. Amr, dat hij zei dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei:
للغازي أجره، وللجاعل أجره وأجر الغازي )أخرجه أبو داود(
‘De Ghaaziej heeft zijn eigen salaris en de Djaa’il heeft een eigen salaris en
het salaris gelijk aan die van de Ghaaziej.”
Al Ghaaziej is een persoon die vecht voor zichzelf. Al Djaa’il is degene die
iemand namens hem laat vechten in ruil voor een salaris waarmee hij hem
compenseert. Er wordt vermeld in het woordenboek van al Al Moehiet dat: “Al
Dja’ala het bedrag dat gegeven is aan iemand in ruil voor een dienst en wat is
vastgesteld voor een Moedjaahid (Ghaaziej) als hij op Djihaad gaat namens jou
is tevens Djoe’l” Dus de hadieth indiceert dat het is toegestaan voor een persoon
om een bepaald bedrag te betalen aan iemand om namens hem op Djihaad te
gaan. Al Bayhaqi heeft overgeleverd van Hoebair b. Noefair die zei: De Profeet
:zei ملسو هيلع هللا ىلص
الجعل، ويتقوون على عدوهم، مثل أم مثل الذين يغزون من أمتي، ويأخذون
موسى، ترضع ولدها، وتأخذ أجرها )أخرجه البيهقي(
“Degene van mijn Oemma die vecht en hiervoor een salaris krijgt en henzelf
versterken tegenover hun vijanden zijn als de moeder van Mozes die haar
zoon borstvoedde en haar beloning daarvoor kreeg (Adjr).”
Adjr betekent hier loon. Dus soldaten worden salaris uitgekeerd zoals elke
andere ambetenaar.
Moslimsoldaten krijgen hun beloning bij Allah voor hun Djihaad ook al zouden
zij een salaris ontvangen. Dit is omdat de genoemde hadieth van Al Boechaari,
het toestaat om een loon te ontvangen voor het lesgeven uit het Boek van Allah,
wat ook gezien wordt als daden van aanbidding. Dit betekent dat zulke leraren
een beloning krijgen bij Allah هلالج لج in overeenstemming met hun intenties.
Het Islamitische leger is één leger, dat bestaat uit vele devisies die allen een
nummer gegeven kan worden zoals de eerste, tweede etc. Of zij kunnen
benoemd worden naar de provincies en/of districten. Een voorbeeld hiervan is
het leger van Asj Sjaam, het leger van Egypte of het leger van Sana’a.
100 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het Islamitische leger is gestationeerd in speciale kampen en in elke kamp is er
een verdeling gemaakt van groepen soldaten in een complete eenheid of
onderdeel van een eenheid, of meerdere eenheden. Deze kampen moeten
geplaatst worden in alle provincies en bij sommige provincies moeten er
militaire basissen gestationeerd worden. Sommigen van deze zullen dienen als
mobiele kampen die constant in beweging en uiterst krachtig zullen zijn. Een
specifieke naam wordt gegeven aan elke kamp zoals het kamp van Habbaniyya
en voor elke kamp is er een speciale vlag.
Deze voorzieningen kunnen vallen onder categorieën van de Moebaah kwesties,
zoals het benoemen van het leger met de naam van de Wilaajaat of het geven
van een speciaal nummer. Dit is overgelaten aan de mening van de Khalifah en
zijn eigen Idjtihaad. Andere kwesties vallen onder de verplichte essentiële
zaken, waarmee men niet zonder kan, zoals de noodzaak om het land te
beschermen en het leger te versterken. Dit wordt dan gedaan door legers aan het
front te plaatsen en kampen stationeren in alle Wilajaat en strategische plekken
ter bescherming.
‘Oemar ibn al Gattaab distribueerde de kampen van het leger over alle
Wilaajaat. Hij maakte Palestina als een eenheid en Al Mosoel als een eenheid.
Hij stationeerde een leger eenheid in het centrum van de staat en hij liet een
eenheid constant paraat staan in geval van acute noodgevallen.
De Khalifah is de leider van het leger
De Khalifah is de leider van het leger en hij is degene die het stafhoofd en een
Amier aanstelt voor elke brigade en een commandant voor elke divisie. Met
betrekking tot de andere posten in het leger, deze worden aangesteld door de
commandanten van de brigades. Wat betreft het aanstellen van iemand om bij
de staf te voegen, dit gebeurt in overeenstemming met het stafhoofd.
Dit is omdat de Khalifah de algemene leider is van alle moslims over heel de
wereld om de Sjari’a te vestigen en de boodschap te verspreiden naar de rest
van de wereld. De manier om het woord te verspreiden is door middel van
Djihaad. Daarom moet de Khalifah de verantwoordelijkheid zelf nemen. Het is
niet toegestaan voor iemand anders om dit te ondernemen, alhoewel alle
moslims Djihaad voeren. Daarom is het voeren van Djihaad een kwestie en de
verantwoordelijkheid een andere kwestie. Djihaad is een plicht op elke moslim,
maar het nemen van het leiderschap voor Djihaad rust enkel bij de Khalifah.
Het feit dat de Khalifah is gemachtigd om iemand hiervoor aan te stellen is enkel
Hizb ut Tahrir 101
en alleen onder de observatie van de Khalifah zelf, en niet anders. Deze vorm
van delegeren is niet hetzelfde als het werk die de assistenten van de Khalifah
doen. Het rapporteren naar de Khalifah in deze context betekent dat degene die
Djihaad voert namens de Khalifah onder zijn supervisie moet zijn. Leiderschap
van een leger met deze beperkingen (d.w.z. onder de supervisie van de Khalifah)
is toegestaan. Maar om de leiding te nemen van het leger zonder deze supervisie,
met de rol van de Khalifah beperkt tot een symbolisch iets, is niet toegestaan.
Dit is omdat de Khalifah een contract heeft afgesloten, dus zal hij de
eindverantwoordelijkheid moeten nemen voor de zaken aangaande Djihaad.
Wanneer er gesteld wordt dat in een niet-islamitisch systeem het hoofd van de
Staat de opperste bevelhebber is, betekent dit dat hij enkel een formele leider is.
Terwijl een andere leider het leger onafhankelijk runt. Dit wordt gezien als
ongeldig in de optiek van Islam en het is een kwestie die niet wordt goedgekeurd
door de Sjari’a. De Sjar’ verplicht de Khalifah om de werkelijk leider te zijn
van het leger. Voor andere types van leiderschap is de Khalifah wel toegestaan
om hetgeen noodzakelijk is te delegeren, mits deze enkel de administratieve en
technische kwesties betreffen en dat het onder zijn directe toezicht gebeurd.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ondernam zelf de leiding van het leger, de
oorlogen die gevoerd werden en hij stelde zelf de verschillende divisie leiders
aan. Deze gingen dan op expeditie zonder hem. Voor elke expeditie stelde hij
een commandant aan en in sommige gevallen stelde hij als zekerheid een
opvolger aan in het geval van overlijden, zoals is gebeurd bij de expeditie van
Moe’ta. Al Boechaari heeft overgeleverd van Abdoellah ibn Oemar die zei:
أمير الناس زيد ابن حارثة، فإن قتل فجعفر بن أبي طالب، فإن قتل فعبد هللا بن
…( رواحة)
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stelde Zaid bin Haaritha aan als Amier tijdens de
slag van Moe’ta. De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: “De Amier van de mensen is Zaid ibn
Haaritha. Indien hij wordt gedood, dan (zal) Dja’far (de Amier zijn) en in
het geval hij wordt gedood dan (zal) Abdoellah ibn Rawaaha (de Amier
zijn)...”
Dus de Khalifah is degene die de leiders van de legers aanstelt, de
commandanten, de vlaggen bindt en de leiders van de verschillende divisies.
Dus het leger dat is gestuurd naar Syrië was één brigade zoals het leger van
Moe’ta en het leger van Oesama. Het bewijs hiervan is dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص de vlag
heeft gebonden aan Oesama. Tevens waren de expedities die zijn gevochten op
102 De Staatsinrichting van de Khilafah
het Arabische Schiereiland die terugkeerden naar Mekka, verdeeld in divisies.
Dit geeft aan dat de Amiers van de brigades en de commandanten van de divisies
aangesteld zijn door de Khalifah. Buiten deze categorie van Amiers van het leger
en de brigades van de divisies, is het niet bewezen dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص hen
aanstelde. Dit betekent dat hij het aanstellen van hen overliet aan de leiders van
de expeditie. Wat betreft het stafhoofd dat verantwoordelijk is voor de
technische kwesties, hij is als een legerleider aangesteld door de Khalifah en hij
kan onafhankelijk zijn taken uitvoeren zonder dat hij onder de directe supervisie
van de Khalifah komt te staan. Hij staat wel direct onder zijn bevel.
Het Departement van Binnenlandse Veiligheid
Het departement van binnenlandse veiligheid is verantwoordelijk voor elke
aangelegenheid met betrekking tot binnenlands veiligheid en wordt gerund door
het hoofd van de binnenlandse veiligheid. Dit departement heeft een afdeling in
elke Wilaaja in de sectie binnenlandse veiligheid en wordt geleid door de Saahib
oesj Sjoerta in de Wilaaja, die onder de verantwoordelijkheid valt van de Waaliy
in zijn uitvoering. Maar hij moet de regelementen van het departement van
interne veiligheid volgen aangaande administratieve aangelegenheden.
Het departement van binnenlandse veiligheid is een departement
verantwoordelijk voor alle administratieve taken met betrekking tot veiligheid.
Het handhaaft de veiligheid door de inzet van politie (Sjoerta). Dus betekent dit
dat haar hoofddoel het handhaven van de veiligheid is. Het is daarom toegestaan
om de politie in te zetten wanneer het haar schikt en op welke manier het haar
schikt. Maar in het geval dat zij versterking nodig heeft van het leger kan zij een
verzoek indienen bij de Khalifah. Hij kan dan het leger bevelen om assistentie
te verlenen aan het departement van binnenlandse veiligheid, om zodoende de
veiligheid te waarborgen, of hij kan een ander bevel geven volgens eigen inzicht.
Hij is tevens gemachtigd om een verzoek te weigeren en de politie te verzoeken
om de taken zelfstandig uit te voeren.
De politie bestaat uit volwassen mannen die burgerschap van de Staat dragen.
Vrouwen zijn toegestaan om zich bij de politie te voegen, om zodoende taken
uit te voeren die specifiek vrouw gerelateerd zijn. Een speciale wet kan
uitgevaardigd worden in dit geval die overeenkomt met de Goddelijke wetten.
De strijdkrachten zijn verdeeld in twee delen: De politie en het leger. De politie
werkt onder het bevel van de heerser en krijgen onderscheidende uniformen en
speciale codes om de orde te handhaven.
Hizb ut Tahrir 103
Al Azhari heeft gezegd: “Een “Sjoerta” van iets, betekent dat dit het beste is.
Dit betreft ook de Sjoerta omdat zij de beste soldaten zijn. Er wordt tevens
gezegd dat Sjoerta de eerste groep is die voor het leger komt. Het is wel bekend
dat zij Sjoerta genoemd worden omdat zij signalementen hebben die hen
karaktiseren wat betreft uniform en status.” Dit was de mening van al Asma’ie.
Er wordt tevens vermeld in al Qamoes: “Sjoerta, wat in enkelvoud Sjoerat
genoemd wordt, betekent; het eerste bataljon dat deelneemt aan een oorlog dat
klaar is voor de dood, zij zijn tevens de helpers van de Waalies. Zij worden zo
genoemd omdat zij zichzelf aankondigen met signalen die hen kenmerken.”
Wat betreft de strijdkrachten van het leger (militaire politie), zij zijn één van de
divisies van het leger, met haar eigen signalementen en is gestationeerd voor het
leger. Zij zijn onderdeel van het leger en worden geleid door de Amier van
Djihaad, met andere woorden zij volgen het departement van oorlog. Wat betreft
de Sjoerta die in dienst staan van de heersers, zij worden geleid door het
departement van binnenlandse veiligheid. Al Boechaari heeft overgeleverd van
Anas :
أن قيس بن سعد كان يكون بين يدي النبي صلى هللا عليه وسلم بمترلة صاحب
الشرط من المير )أخرجه البخاري(
“Qais ibn Sa’d was aangesteld door de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص als chef van de
veiligheidsdiensten.” Hier wordt Qais ibn Sa’d ibn Oebaada al Ansaari al
Gazradji bedoeld. At Tirmidhi heeft overgeleverd dat:
كان قيس بن سعد من النبي صلى هللا عليه وسلم بمترلة صاحب الشرطة من
المير. قال النصاري: يعني مما يلي من أموره )أخرجه الترمذي(
“Qais ibn Sa’d was door de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص aangesteld als chef van de
veiligheidsdiensten. Al Ansaari zei: dat wil zeggen een van de mensen die zijn
bevelen zou uitvoeren.”
De Khalifah is gemachtigd om alle politiekrachten die verantwoordelijk zijn
voor de binnenlandse veiligheid onder te brengen in het leger, dus het
departement van oorlog. Het is hem toegestaan om een onafhankelijk
departement aan te stellen.
104 De Staatsinrichting van de Khilafah
Echter, wij adopteren de mening dat de strijdkracht onafhankelijk moet zijn, dus
de Sjoerta die onder de diensten vallen van de heersers om de veiligheid te
handhaven. Zij moeten het departement van binnenlandse veiligheid volgen als
een onafhankelijke organisatie die de bevelen van de Khalifah volgen zoals elke
andere organistatie van de Staat. Dit is omdat dit genoemd wordt in de hadieth
overgeleverd door Qais ibn Sa’d, en zoals wij hebben uitgelegd bij de
onafhankelijkheid van de vier verschillende departementen gerelateerd aan
Djihaad. Waar elk van hen de Khalifah volgt in plaats van een aparte
organisatie.
Dus de Sjoerta zal het departement van binnenlandse veiligheid volgen.
De taken van het departement van binnenlandse veiligheid
De taken van het departement van de binnenlandse veiligheid is het behoud van
de veiligheid van de Staat. Er zijn veel handelingen die ertoe kunnen leiden dat
er een breuk in de interne veiligheid wordt veroorzaakt. Een aantal voorbeelden
hiervan zijn:
Afvalligheid van Islam, het rebelleren tegen de Staat en handelingen van
sabotage; zoals aanslagen en bezettingen van vitale centra van de Staat. Agressie
tegen private, publieke of staats eigendommen. Dit kan tevens betekenen dat er
gerebelleerd wordt tegen de Staat door gebruik te maken van wapens om tegen
de Staat te strijden.
Andere handelingen die de veiligheid kunnen ondermijnen zijn de aanvallen op
persoonlijke eigendommen door middel van diefstal, plundering, beroving, of
verduistering. En zo ook de aanvallen die gepleegd worden door middel van
schade, doden en aanvallen op de eer van de mensen door te liegen, lasteren en
verkrachting.
Een van de andere taken van het departement van binnenlandse veiligheid is de
aanpak van verdachten en de Oemma en de Staat te beschermen van enige
gevaar en schade.
Dit zijn de belangrijkste handelingen die de veiligheid kunnen ondermijnen. Het
departement van binnenlandse veiligheid beschermt de Staat en de mensen van
dit soort gevaren. Derhalve wanneer een persoon wordt beschouwd als afvallig
en veroordeelt tot de doodstraf wanneer hij geen berouw toont, dan zal dit
departement de doodstraf uitvoeren. Wanneer dit (degene die verklaard zijn als
Hizb ut Tahrir 105
afvallig) een groep betreft dan zullen zij met hen moeten communiceren en hen
vragen om terug te keren tot Islam. Waarna de Staat hen niet zal straffen indien
zij berouw hiervoor tonen en de Sjari’a weer opnieuw gehoorzamen. Wanneer
zij toch volhardend blijven in hun afvalligheid dan wordt er tegen hun
gevochten. Wanneer dit een klein aantal betreft en de politie voldoende is om
hen te bevechten dan moeten zij dit afhandelen. Maar wanneer zij in groten
getale zijn en de politie niet genoeg capaciteit bezit om hen te bevechten, moeten
zij een verzoek indienen bij de Khalifah voor militaire assistentie. Wanneer deze
militaire assistentie niet genoeg is zullen zij de Khalifah moeten verzoeken om
het leger in te schakelen ter assistentie.
Dit is wat betreft de afvalligen. Met betrekking tot de mensen die rebelleren
tegen de Staat, wanneer zij geen wapens gebruiken en henzelf beperken tot
vernieling en sabotage, demonstraties, bezetting van vitale centra van de Staat,
of agressie tegen private, publieke en Staatseigendommen door middel van
vernieling, dan zal het departement van binnenlandse veiligheid zichzelf
beperken tot het gebruiken van politiestrijdkrachten om de orde te handhaven.
Wanneer zij niet capabel genoeg is om de agressie te stoppen, zal het een
verzoek indienen bij de Khalifah om door middel van militaire assistentie de
agressie een halt te roepen.
Maar wanneer de mensen rebelleren tegen de Staat door middel van wapens en
wanneer zij in staat zijn om zichzelf te verenigen in een gebied, dat het
departement niet kan verwijderen door enkel de inzet van politie, dan zal het
wederom de Khalifah een verzoek doen voor militaire assistentie. Afhankelijk
van de ernst van de situatie. Voordat ze hen bevecht moet het departement
communiceren met hen om te kijken wat voor klachten zij hebben. Zij moet hen
vragen om weer te gehoorzamen aan de Djamaa’a en hun wapens neer te leggen.
Wanneer zij gehoor hieraan geven, berouw tonen en zich onderwerpen aan de
Sjarie’a, dan moet de Staat zichzelf ervan weerhouden hen te vervolgen.
Wanneer zij echter weigeren en erop aandringen om te rebelleren, dan zal zij
hen bevechten om hen te disciplineren en niet om hen te vernietigen en kapot te
maken. Zij vecht tegen hen zodat zij terug keren naar gehoorzaamheid en hun
rebellie opgeven en de wapens neerleggen.
Een voorbeeld hiervan is de manier waarop Imaam ‘Ali bin Abi Talib heeft
gevochten tegen de Gawaaridj. Hij riep hen op om zich over te geven en
wanneer zij hun opstandigheid verlieten zou hij hen niet verder vervolgen. Maar
wanneer zij erop aandrongen, zou hij hen bevechten ter disciplinering zodat zij
terug zouden keren naar gehoorzaamheid. Zodoende zou hij de rebellen stoppen
en hun wapens ontmantelen.
106 De Staatsinrichting van de Khilafah
Wanneer er gesproken wordt over degenen die geweld gebruiken zoals
bandieten, die mensen aanvallen en gedwongen de routes hinderen, eigendom
van anderen stelen en doden, dan zal het departement van binnenlandse
veiligheid een politie-eenheid erop af sturen om hen te vervolgen en de juiste
bestraffing opleggen. In dit geval zal dat het doden en kruisigen zijn, het
amputeren van de ledematen of hen deporteren naar een andere plek. Dit in
overeenstemming met de bijbehorende ayah:
هلوا أو ورسوله ويسعون في الرض فسادا أن يقت إنهما جزاء الهذين يحاربون للا
ن خالف أو ينفوا من الرض )المائدة:يصلهبوا أو تقطهع أيديهم وأرج (33لهم م
"Voorwaar, de vergelding van degenen die oorlog voeren tegen Allah en Zijn
Boodschapper en (die) naar het zaaien van verderf op aarde streven, is dat zij
gedood worden, of gekruisigd worden, of het afhouwen van handen en voeten
aan tegenovergestelde kanten, of dat zij uit het land verbannen worden." (VBK
soera al Ma’ida 5, aaja 33)
Het vechten tegen deze mensen is niet zoals wanneer er gevochten wordt tegen
degenen die rebelleren tegen de Staat. Wanneer er gevochten wordt tegen
rebellen dan is dit met het doel hen te disciplineren. In tegenstelling tot de
bandieten waartegen gevochten wordt met als doel om hen te doden en te
kruisigen. Dus zij worden bevochten wanneer zij terugvechten en ook wanneer
zij vluchten. Zij worden behandeld zoals is voorgeschreven in de genoemde
ayah. Diegene die doodt en steelt, hij wordt gedood en gekruisigd. En degene
die niet doodt en niet steelt, hij wordt gedood maar niet gekruisigd. En degene
die rooft zonder te doden daarvan wordt de hand en been geamputeerd van
tegenovergestelde zijdes, zonder dat hij erdoor gedood wordt. En degene die
wapens gebruikt en mensen verminkt zonder hen te doden en te bestelen hij
wordt verbannen van zijn woongebied naar een andere plek of land binnen in de
staat.
Het departement van binnenlandse veiligheid beperkt zichzelf tot het gebruik
van politie-eenheden in het waarborgen van de veiligheid. Het maakt enkel
gebruik van de politie tenzij de politie incapabel is om de veiligheid te
garanderen. In dat geval moet het een verzoek indienen bij de Khalifah voor
assistentie door een militaire- of legereenheid afhankelijk van de situatie.
Wanneer er agressie gepleegd wordt doordat er eigendommen worden gestolen
of wordt misbruikt dan zal het departement ervoor zorgen dat dit zoveel
Hizb ut Tahrir 107
mogelijk verhinderd wordt. Dit geldt ook in gevallen wanneer er beroofd,
geplunderd, of wanneer agressie tegen mensenlevens door middel van geweld,
verwonding, doden, of agressie tegen iemands eer door middel van liegen,
betichten van overspel wordt gepleegd. Zij bereikt dit door uiterst waakzaam te
zijn door bewakers en wijkagenten in te zetten en door het implementeren van
de oordelen van de rechters jegens degenen die dergelijke agressie begaan
tegenover de eigendommen, levens en eer van de mensen. Dit alles vereist enkel
de inzet van politie-eenheden.
De Sjoerta is toevertrouwd met het handhaven van de publieke orde, supervisie
van de interne veiligheid en belast met alle uitvoerende taken. Dit is omdat de
genoemde hadieth van Anas die vertelt dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص gewoon was om
Qais ibn Sa’d aan te stellen als Saahib asj Sjoerta (hoofd van de politie). Dit
indiceert dat Sjoerta zijn gestationeerd voor de rechters, wat betekent dat zij
uitvoeren al hetgeen de rechters verordenen met betrekking tot de Sjari’a, het
handhaven van de orde en het garanderen van de veiligheid. Dit wordt tevens
samen met het patrouilleren, wat inhoudt dat er ’s avonds gepatrouilleerd wordt
om dieven en de criminelen te vervolgen. Abdoellah ibn Mas’oed was de Amier
van de nachtpatrouilles in de tijd van Aboe Bakr.
‘Oemar ibn al Gattaab nam altijd de verantwoordelijkheid van de nacht
patrouilles op zich. Soms nam hij zijn metgezellen mee, en soms nam hij Abd
oer Rahmaan ibn ‘Auf mee. Daarom is het verkeerd dat sommige Islamitische
landen de winkeleigenaren dwingen om beveiligingspersoneel in te huren. Dit
is omdat dit onder de verantwoordelijkheden van de Staat valt en hoort bij de
taken van de Sjoerta. Dus de mensen worden niet belast hiermee, noch worden
zij belast met de kosten die dit met zich meebrengt.
Met betrekking tot de verdachten die een bedreiging vormen voor de Staat, het
volk, de gemeenschap of de individuen; deze soorten verdachten moeten
vervolgd worden door de Staat. Diegene die kennis heeft van de Oemma
hierover is verplicht om aangifte te doen. Het bewijs voor dit is wat al
Boechaarie en Moeslim hebben overgeleverd van Zaid ibn Arqam toen hij zei:
كنت في غزاة، فسمعت عبد هللا بن أبي يقول: ل تنفقوا على من عند رسول
هللا صلى هللا عليه وسلم حتى ينفضوا من حوله، ولئن رجعنا إلى المدينة
منها الذل، فذكرت ذلك لعمي أو لعمر، فذكره للنبي صلى هللا ليخرجن العز
عليه وسلم فدعاني فحدثته... )متفق عليه(
108 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Ik was op een expeditie en hoorde Abdoellah ibn Oebaj zeggen: Spendeer niet
aan de mensen zodat zij van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص afstand zullen
nemen. Wanneer wij terugkeren naar Mediena zullen de nobelen de ellendige
verdrijven. Dus ik vertelde dit aan mijn oom of Oemar, die het vertelde aan de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Hij riep mij en ik vertelde hem het verhaal...” (Boechaarie, Sahieh
#4901 en Moeslim, Sahieh #2772)
In de overlevering van Moeslim: “Ik kwam naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en informeerde
hem over ibn Oebaj die frequent de vijandige ongelovigen bezocht en ik
informeerde hem over de relatie die hij met hen had. Één van die relaties was
met de Joden uit al Mediena en andere vijanden van Islam.” Wij moeten verder
onderzoeken wat de juiste context van dit voorbeeld is om hier op een juiste
manier mee om te gaan, zodat wij dit niet verwarren met het bespioneren van de
burgers wat verboden is volgens Zijn هلالج لج woorden:
(12جسهسوا )الحجرات:ول ت "Bespioneer elkaar niet…". (VBK soera al Hoedjaraat 12, aaja 49)
Daarom is het bespioneren van de mensen slechts beperkt tot de verdachten.
De verdachten zijn degenen die de ongelovigen frequent bezoeken die
daadwerkelijk of mogelijke vijanden zijn. Dit is omdat spionage is toegestaan
voor vijandige ongelovigen als onderdeel van het oorlogsbeleid en om schade
aan de moslims te voorkomen. Daar komt nog bij dat de Sjar’i bewijzen over
dit onderwerp spreekt over alle vijandige personen. Omdat wanneer zij
werkelijk vijandig zijn dan wordt de verplichting om hen te bespioneren
duidelijk. Wanneer er vastgesteld wordt dat zij mogelijk vijandig worden dan is
het toegestaan om hen te bespioneren, omdat oorlog met hen op elk moment
verwacht kan worden.
Dus elke burger die regelmatig de verdachte ongelovige bezoekt zal onder de
verdenking van de Staat vallen wegens zijn contact met diegene waarvan het
toegestaan is om te bespioneren, in dit geval dus de vijandige ongelovigen.
De details betreffende dit onderwerp zijn als volgt:
1. Spionage op de vijandige ongelovige is een verplichting van de Staat.
Een kwestie die, naast de bovengenoemde bewijzen, benadrukt wordt
door de stelregel: “Hetgeen noodzakelijk om een verplichting na te
Hizb ut Tahrir 109
komen is op zichzelf verplicht.” Dit is omdat de kennis van de macht
van de vijand, haar plannen, haar doelen en haar strategische locaties
enzovoorts, nodig is om de vijand te verslaan. Dit wordt ondernomen
door het departement van oorlog, en het omvat de burgers die contact
maken met de werkelijke vijandige ongelovigen, aangezien in een
normale situatie er geen contact is tussen de burgers en de vijanden, en
hun relatie een relatie van oorlog betreft.
2. Spionage op de mogenlijke vijandige ongelovige is toegestaan en het is
verplicht op de Staat om enige schade te voorkomen. Zoals wanneer zij
vreest dat zij de vijanden assistentie zullen verlenen of bij hen
toevoegen. De mogelijke vijandige ongelovige zijn er van twee soorten:
De eerste: De potentiële vijandige ongelovige in zijn land waar oorlog mee
wordt gevoerd en waar het departement aan het spioneren is.
De tweede: De potentiële ongelovige die onze landen binnentreedt, zoals
ambassadeurs, mensen waar een overeenkomst mee is gesloten etc. Deze
personen worden nauwlettend in de gaten gehouden door het departement van
binnenlandse veiligheid.
Het departement van interne veiligheid neemt de veiligheid van het surveilleren
en bespioneren van de burgers die frequent de afgevaardigden bezoeken van
onder de potentiële vijandige ongelovigen of hun vertegenwoordigers. Het
departement van oorlog neemt ook de verantwoordelijkheid om de burgers die
frequente bezoeken plegen aan de afgevaardigden van degene waarvan
vijandigheid zeker is. Dit is echter onder twee voorwaarden:
De eerste: Het moet gebeuren door te surveilleren, dat uitgevoerd wordt door
het departement van binnenlandse veiligheid, duidelijk naar voren komen dat
het contact met de afgevaardigden waarvan er verdenking bestaat onder de
vijandige ongelovigen of hen vertegenwoordigers verdacht is, heeft
plaatsgevonden.
De tweede: Hetgeen dat ontdekt wordt door de twee departementen moet
gepresenteerd worden aan de rechter van Hisbah; vervolgens zal dan de rechter
van Hisbah oordelen over de kwestie.
Wanneer er een dergelijk geval zich voordoet dan is het toegestaan voor het
departement van binnenlandse veiligheid om men te bespioneren die zichzelf
verdacht maakt door middel van dergelijke praktijken. Het is tevens toegestaan
110 De Staatsinrichting van de Khilafah
voor het departement van oorlog om te spioneren bij degene die zich verdacht
maakt aan contact met de afgevaardigden van de potentiële vijanden in hun
eigen landen. Hiervan zijn er een aantal bewijzen die hieraan gerelateerd zijn:
1. Het bespioneren van een moslim is haraam zoals uiteengezet in het
volgende vers. Allah هلالج لج zegt:
(12ول تجسهسوا )الحجرات:
"Bespioneer elkaar niet…" (VBK soera al Hoedjaraat 12, aaja 49)
Dit is een algemeen verbod op spionage; en het blijft een algemene regel tenzij
er en bewijs is die het specificeert. Dit wordt bevestigd door de hadieth
overgeleverd door Ahmad en Aboe Dawoed in hun overlevering van al
Moeqdad en Aboe Oemaama toen zij zeiden:
إن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم قال: إن المير إذا ابتغي الريبة من الناس
أقسدهم )أخرجه أحمد وأبو داود(
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Wanneer de Amier een reden zoekt naar verdenking
onder de mensen dan zal hij hen corrumperen.’“ (Aboe Dawoed. Soenan,
#4889 en al Haithami Madjma’ al Zawaa’id, vol 5 p.218)
Daarom is het bespioneren van een moslim haraam. Deze regel wordt tevens
toegepast op de mensen van de Dhimma van onder de burgers van de Staat. Dus
is het bespioneren van hen haraam zowel moslim als niet moslim.
2. Het bespioneren van erkende vijandige ongelovigen zoals diegene die
in oorlog zijn met ons; en degene die onder verdenking staan van
vijandschap, dezen zijn degenen die onze landen binnendringen onder
een overeenkomst of onder bescherming zoals ambassadeurs en
anderen, is toegestaan. Zo ook is het toegestaan om de erkende
vijandige ongelovigen te bespioneren die in hun eigen landen
verblijven. Sterker nog het is verplicht om de ongelovigen waarvan
bekend is dat zij vijandig zijn of waarvan verdenking bestaat, te
bespioneren.
De bewijzen hiervan zijn duidelijk te zien in de Siera van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص:
Hizb ut Tahrir 111
Het is overgeleverd in de Siera van Ibn Hisjaam over de expeditie van
Abdoellah ibn Djahsj toen hij hem beval om te reizen voor twee dagen.
Nadat Abdoellah ibn Djahsj reisde voor twee dagen opende hij de brief
van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en las het. Er stond in beschreven:
إذا نظرت في كتابي هذا، فامض حتى تنزل نخلة بين مكة والطائف،
فترصد بها قريشا، وتعلم لنا من أخبارهم )ابن حشام(
“Als jij mijn brief leest blijf dan door reizen totdat jij Nagla bereikt dat ligt
tussen Mekka en Ta’if. Sla daar je kamp, houd de Qoeraisj in de gaten en
verzamel nieuws voor ons.”
Het is overgeleverd in de Siera van ibn Hisjaam betreffende de gebeurtenissen
van de Ghazwa van Badr, dat Ibn Ishaaq zei:
ركب رسول هللا صلى هللا عليه وسلم هو وأبو بكر رضي هللا عنه، حتى وقف
على شيخ من العرب، فسأله عن قريش وعن محمد وأصحابه وما بلغه عنهم،
فقال الشيخ ل أخبركما حتى تخبراني ممن أنتما؟ فقال رسول هللا صلى هللا
بذاك؟ قال: نعم. قال الشيخ: ... عليه وسلم: إذا أخبرتنا أخبرناك. قال أذاك
وبلغني أن قريشا خرجوا يوم كذا وكذا، فإن كان الذي أخبرني صدقني، فهم
اليوم بمكان كذا وكذا للمكان الذي فيه قريش، فلما فرغ من خبره قال: ممن
أنتما؟ فقال رسول هللا صلى هللا عليه وسلم نحن من ماء، ثم انصرف عنه، قال
ء، أم من ماء العراق؟يقول الشيخ: من ما
ثم رجع رسول هللا صلى هللا عليه وسلم إلى أصحابه، فلما أمسى بعث علي بن
أبي طالب والزبير بن العوام وسعد بن أبي وقاص في نفر من أصحابه،
رضوان هللا عليهم، إلى ماء بدر يلتمسون الخبر عليه، أي عيونا على قريش
)ابن حشام(
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en Aboe Bakr reden totdat zij een oude man van de Arabieren
ontmoetten. Hij vroeg hen over de Qoeraisj en over Moehammad en zijn
metgezellen en enige andere informatie die hij kon krijgen van hen. De oude
man zei: ‘Ik zal jullie niet informeren totdat jullie vertellen wie jullie zijn.’ De
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei: “Als jij ons vertelt dan zullen wij jou
vertellen.’ Hij zei: ‘Het is dus dit tegenover dat?’ Hij zei: ‘Ja.’ De oude man
zei: ‘Op die dag. Als er degene die mij informeert de waarheid spreekt, dan
zullen zij daar en daar zijn. (Doelende op de plek waar de Qoeraisj zich
112 De Staatsinrichting van de Khilafah
bevinden).’ Toen hij klaar was met het vertellen van zijn nieuws vroeg hij:
‘Waar komen jullie vandaan?’ De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Water.’ En hij draaide weg
van hen. Hij zei: de sjeich zei: ‘Van water? Of van het water uit Irak?’”
Toen draaide de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zijn rug naar zijn metgezellen. Toen de nacht viel,
stuurde hij Ali ibn Abi Talib, Zoebair ibn al Awwaam en Sa’d ibn abi Waqqaas
samen met een paar andere metgezellen naar het water van Badr om daar
nieuws te vergaren, dus als spionnen gestuurd naar Qoeraisj.
- Ibn Ishaaq heeft ook overgeleverd dat ibn Hisjaam vermeld onder de
titel: “Basbas ibn Amroe en Adiej ibn Aboe al Zaghba vergaarden voor
informatie”, totdat hij zei: “Adiej en Basbas hoorden dat (bedoelde
hetgeen wat de twee werksters zeiden bij het water betreffende het
nieuws van de Qoeraisj). Dus zij sprongen op hun twee kamelen en
gingen naar de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص waar zij hem informeerden
over hetgeen zij hebben gehoord.”
Ook al betreft het hier om bewijsvoering gaande over de Qoeraisj, die een
duidelijk vijand was, kan deze regel tevens toegepast worden op de potentiële
vijand aangezien oorlog verwacht kan worden met hen. Het enige verschil is dat
spionage verplicht is in het geval van de duidelijke vijand omdat het
oorlogsbeleid om de vijand te verslaan dit vereist. Het is echter toegestaan
betreffende de potentiële vijand om te bespioneren omdat er oorlog verwacht
kan worden als er kans is om schade op te lopen. Dus wanneer er een verdenking
is dat zij daadwerkelijk zullen gaan samenzweren met de vijand, dan is het
verplicht om hen te bespioneren.
Dus het bespioneren van de vijandige ongelovigen is toegestaan voor moslims,
en het is verplicht op de Staat om hier zorg voor te dragen. Dit is omdat er een
bevel is van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص om op deze wijze te handelen zoals hierboven is
vermeld. Het valt tevens onder de stelregel: “Datgene wat nodig is om een
verplichting na te komen is op zichzelf verplicht.”
Wanneer sommige burgers, moslim of niet-moslim, regelmatig de vijandige
ongelovige bezoeken, of zij nu werkelijke vijanden of potentiële vijanden zijn,
in onze landen of in hun landen, dan zijn zij verdachten. En dan is het toegestaan
om hen te bespioneren en hun nieuws te volgen. Dit is omdat zij frequent degene
bezoeken waarvan het toegestaan is om te bespioneren, en omdat er gevaar
verwacht kan worden van hen jegens de Staat als zij zouden bespioneren ten
gunste van de ongelovigen.
Hizb ut Tahrir 113
Maar om spionage toe te staan bij zulke burgers die hierboven worden genoemd
moeten er twee dingen worden geverifieerd.
Het departement van oorlog moet verantwoordelijkheid nemen voor het
bespioneren van de burgers die frequent de andere partij bezoekt en degene die
frequent de afgevaardigden bezoekt in hun eigen landen. Het departement van
binnenlandse veiligheid neemt de verantwoordelijkheid om de mensen te
bespioneren die potentieel vijandig zijn en hun vertegenwoordigers in hun eigen
landen.
Het Departement van Buitenlandse Zaken
Het departement van buitenlandse zaken neemt de verantwoordelijkheid van
alle buitenlandse zaken en betrekkingen in de relatie van de Khilafah Staat ten
opzichte van andere naties; wat die relatie ook moge zijn. Of het nu gerelateerd
is aan een politieke kwestie of iets wat voorvloeit uit het vormen van een pact,
vredesakkoorden, staakt het vuren, onderhandelingen, aanstellen van
ambassadeurs, het zenden van boodschappers en afgevaardigden en het vestigen
van ambassades en delegaties. Het bevat ook de relaties, die gerelateerd zijn aan
kwesties die economisch en agrarisch van aard zijn. Alsmede de zaken die te
maken hebben met handel, brieven communiqués, draad en draadloze
communicaties, enzovoort. Al deze zaken worden behartigd door het
departement van buitenlandse zaken, omdat zij betrekking hebben op de relatie
met de Khilafah Staat ten overstaan van andere Staten.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص vestigde buitenlandse relaties met andere Staten
en entiteiten. Hij zond ‘Oethmaan ibn Affaan om te onderhandelen met de
Ooeraisj zoals hij onderhandelde met de afgevaardigden van de Qoeraisj. Hij
zond afgevaardigden naar de koningen en hij ontving de afgevaardigden van de
koningen en Amiers. Hij sloot ook pacten en vredesverdragen. Zo ook
bewerkstelligden zijn Khoelafaa’ politieke relaties met andere Staten en
entiteiten. Zij waren gewoon om mensen aan te stellen om deze taken uit te
voeren namens hen. Op basis van het feit dat elke handeling die zij zelf konden
doen, zij konden delegeren aan iemand anders om het namens hem uit te voeren.
Omdat het klimaat van internationale relaties een complex klimaat is, naast de
breedvoerigheid en verscheidenheid van internationale politieke relaties,
adopteren wij de mening dat de Khalifah dit zou moeten delegeren naar een
specifieke organisatie in de Staat, om de internationale betrekkingen te
organiseren namens hem. Dit gebeurt in overeenstemming met het werk dat de
114 De Staatsinrichting van de Khilafah
Khalifah doet om het even of dit nu direct gebeurt of door de uitvoerende
assistenten. Dit, in overeenstemming met de Goddelijke oordelen.
Het Departement van Industrie
Het departement van industrie is een departement dat de verantwoordelijkheid
neemt van alle handelingen gerelateerd aan industrie. Of dit nu betrekking heeft
op de zware industrie zoals het fabriceren van motoren, voertuigen, materialen,
elektrische apparatuur, of lichte industrie. Alle fabrieken, publiek of privaat, die
een relatie hebben met de militaire industrie, moeten gebaseerd zijn op een
militaire beleidsvoering. Dit komt omdat Djihaad en vechten een leger
benodigd, wat vanzelfsprekend wapens benodigd. Om ervoor te zorgen dat deze
wapens van het hoogste niveau zijn en volledig uitgerust zijn, is het noodzakelijk
om een industrie te hebben binnenin de Staat. En dan met name de militaire
industrie vanwege haar sterke relatie met Djihaad.
Om er voor de zorgen dat de Staat onafhankelijk wordt van andere landen moet
het niet onder invloed raken van hen. Het zou zelf haar eigen wapens moeten
produceren en ontwikkelen. Dit maakt haar onafhankelijk en zorgt ervoor dat ze
voortdurend in bezit is van het meest geavanceerde wapentuig, losstaand van
het niveau van ontwikkeling en vordering van wapens. Het zal tevens al hetgeen
zij nodig heeft aan wapens bezitten om te kunnen intimideren. Dit geldt
tegenover zowel de erkende vijanden als de potentiële vijanden. Allah هلالج لج zegt:
كم وعدوه باط الخيل ترهبون به عدوه للا ة ومن ر ن قوه ا استطعتم م وأعدوا لهم مه
يعلمهم )النفال: وآخرين من دونهم (60ل تعلمونهم للا
“Maak aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden
voor hen gereed, waarmede jij de vijand van Allah en uw vijand en anderen
buiten hen, die jij niet kent, doch die Allah kent, moogt afschrikken. En wat jij
ook voor de zaak van Allah besteedt, het zal je ten volle worden terugbetaald en
jou zal geen onrecht worden aangedaan.” (VBK soera al Anfaal 8, aaja 60)
Zodoende zal de Staat haar eigen wil implementeren, wapens produceren dat zij
nodig acht en deze verder ontwikkelen zodat zij het meest geavanceerde
wapentuig bezit. Dit alles met als doel om angst te creëren bij de erkende en
mogelijke vijanden. Daarom is het een taak van de Staat om zelf wapens te
fabriceren en het is haar niet toegestaan om hierbij afhankelijk te zijn van andere
Staten, omdat dit de weg opent voor andere Staten om haar te controleren.
Hizb ut Tahrir 115
Het is glashelder dat heden ten dage de Staten die wapens verkopen aan andere
staten gewoonlijk niet alle wapens in hun arsenaal verkopen. Met name de meest
geavanceerde uit het arsenaal. Zij verkopen geen wapens zonder hier additionele
voorwaarden aan te verbinden die haar eigen fabricage zal dekken. Zij zullen de
wapens niet verkopen tenzij in aantallen die zij wensen, en niet de kopende
partij. Dit geeft de Staat dat de wapens verkoopt autoriteit en invloed boven de
Staat die de wapens koopt in geval van conflict in oorlog. In geval van oorlog
zal zij namelijk meer wapens, reserveonderdelen, en ammunitie nodig hebben.
Wat weer inhoudt dat haar afhankelijkheid toeneemt ten opzichte van de wil van
andere Staten. Dit zorgt ervoor dat de Staat die de wapens exporteert de rest
controleert en haar eigen wil kan opleggen, met name in tijden van oorlog en
wanneer er grote vraag heerst naar deze wapens. Daarom zal een Staat haarzelf,
haar wil en haar entiteit onderwerpen aan de Staat die wapens naar haar
exporteert.
Daarom is het zo, volgens al de bovengenoemde redenen, dat de Staat
onafhankelijkheid in het produceren van haar eigen wapentuig moet garanderen.
En tevens alles dat het nodig heeft om haar machines te onderhouden aan
reserveonderdelen. Dit kan niet bereikt worden tenzij de Staat een zware
industrie op poten heeft gezet en fabrieken bouwt die de zware industrie nodig
heeft, zowel militair als niet-militair. Dus is het nodig dat de Staat fabrieken
produceert voor alle typen van nucleaire wapens, raketten, satellieten,
vliegtuigen, tanks, spaceshuttles, mortieren, marineschepen, gepantserde
voertuigen, en alle andere types van zware en lichte wapens. Het is tevens
noodzakelijk dat het fabrieken produceert die machines, motoren, materialen,
elektronica verwerken die nodig zijn voor het bouwen van publieke
eigendommen. Ook lichtfabrieken zijn nodig voor de militaire en
oorlogsindustrie. Dit benodigt allemaal de verantwoordelijkheid om voorbereid
te zijn, dat verplicht is voor de moslims door de uitspraak van Allah هلالج لج:
ة )النفال: ن قوه ا استطعتم م (60وأعدوا لهم مه
“Maak aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden
voor hen gereed.” (VBK soera al Anfaal 8, aaja 60)
Aangezien de Islamitische Staat de boodschap verspreid van Islam door Da’awa
en Djihaad, moet het een Staat zijn die elk moment gereed is om Djihaad uit te
kunnen voeren. Dit benodigt het bestaan van een zware en lichte industrie dat
rust op het oorlogsbeleid. Dus in het geval dat het op enige tijdstip wenst te
116 De Staatsinrichting van de Khilafah
veranderen aan deze fabrieken in de Khilafah Staat dan moet het gebaseerd zijn
op dit beleid van oorlogvoering. Alle fabrieken die de lichte en zware industrie
produceren moeten tevens gebaseerd zijn op eenzelfde beleidsvoering.
Zodoende zal het gemakkelijk zijn om de productie van deze fabrieken te
transformeren naar militaire productie wanneer de Staat dit uitkomt.
Hizb ut Tahrir 117
Het rechtswezen Het rechtswezen is verantwoordelijk voor het vellen van een vonnis met als doel
dit ten uitvoer te brengen. Ze beslecht geschillen tussen mensen, voorkomt
hetgeen de rechten van de samenleving zou kunnen schaden en beslecht
eveneens de geschillen tussen mensen en een persoon die onderdeel is van de
Staat. Dit is zo ongeacht het heersers, burgerlijk staatspersoneel, de Khalifah of
enig ander persoon betreft.
De Koraan en de Soenna vormen de grondslag van het rechtswezen en haar
legitimiteit.
Voor wat betreft de Koraan. Allah هلالج لج zegt:
)المائدة: (49وأن احكم بينهم بمآ أنزل للا “Oordeel tussen hen met hetgeen geopenbaard door Allah.” (Zie VBK al
Ma’ida 5, aaja 49)
En Hij هلالج لج zegt eveneens:
ورسوله ليحكم عرضون )النور:وإذا دعوا إلى للاه نهم م (48بينهم إذا فريق م “Wanneer zij tot Allah en Zijn Boodschapper worden geroepen opdat hij over
hen recht moge spreken, ziet! Een deel van hen wendt zich af.“ (Zie VBK an
Noer 24, aaja 48)
Voor wat betreft de Soenna, de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص was zelf
verantwoordelijk voor de Rechterlijke Macht en oordeelde tussen mensen.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stelde de rechters aan. Hij stelde ‘Ali aan als
rechter over Jemen en gaf hem instructies over de wijze van rechtspraak door te
zeggen:
إذا تقاضى إليك رجالن، فال تقض لألول حتى تسمع كالم اآلخر، فسوف
تدري كيف تقضي )أخرجه الترمذي وأحمد(
118 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Indien twee mannen naar jou toe komen geef dan geen oordeel over één
van hen totdat je gehoord hebt wat de ander te zeggen heeft, dan pas zul je
in staat zijn te oordelen.” Overgeleverd door Tirmidhi (Soenan, #1331) en
Ahmad (Moesnad, 2/165). In een andere overlevering door Ahmad wordt
gezegd:
إذا جلس إليك الخصمان، فال تكلم حتى تسمع من اآلخر كما سمعت من الول“Indien de twee mannen in dispuut voor jou zitten spreekt dan niet totdat
je van de één hebt gehoord zoals je van de eerste hebt gehoord.” (Moesnad,
2/165)
Hij ملسو هيلع هللا ىلص heeft tevens Moe’aadh aangewezen als rechter over al Djanaad. Eenieder
van deze bewijzen wijzen de legitimiteit aan van de Rechterlijke Macht.
De definitie van Rechterlijke Macht omvat tevens het oordelen tussen mensen
zoals vermeld in het bovenstaande. De Rechterlijke Macht omvat ook de Hisba
(publieke orde) wat inhoudt: “Het informeren over het Goddelijk oordeel
omtrent hetgeen de rechten van de gemeenschap schaadt met het doel deze te
handhaven.” Dit komt tot uitdrukking in de hadieth over de berg voedsel. Er is
vermeld in Sahieh Moeslim op autoriteit van Aboe Hoeraira:
أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم مر على صبرة طعام، فأدخل يده فيها فنالت
أصابعه بلال، فقال: ما هذا يا صاحب الطعام؟ فقال: أصابته السماء يا رسول
هللا، فقال: أفال جعلته فوق الطعام كي يراه الناس، من غش فليس مني )أخرجه
مسلم(
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص passeerde een berg voedsel. Toen hij zijn hand
erin stak werden zijn vingers nat, dus zei hij tegen de verkoper: ‘Wat is dit?’
Hij (de verkoper) zei: ‘Het was vochtig geworden door de regen o Boodschapper
van Allah.’ Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Waarom leg je dit niet bovenop zodat mensen het
kunnen zien? Wie bedriegt is niet van ons.’” (Moeslim, Sahieh, #102)
Het omvat tevens de Madhaalim (onrechtvaardige handeling) omdat dit
onderdeel is van de Rechterlijke Macht en niet onderdeel is van regeren. Dit
komt vanwege het feit dat onrechtvaardige handelingen klachten zijn jegens de
heerser. De Moedhaalims zouden gedefinieerd worden als: “Het leveren van het
Goddelijke oordeel door middel van oplegging met betrekking tot elk dispuut
dat moge bestaan tussen de burgers en de Khalifah, één van zijn Waalis of
Hizb ut Tahrir 119
werknemers, of een geschil tussen de moslims over de interpretatie van één van
de Sjari’a teksten die gebruikt wordt om naar te oordelen en te regeren.” De
Madhaalim (onrechtvaardige handeling) is genoemd in de hadieth van de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص aangaande het opstellen van de prijzen waar hij zei:
وإني لرجو أن ألقى هللا، ول يطلبني أحد بمظلمة ظلمتها إياه في دم ول ...
مال )أخرجه أحمد(
“Voorwaar ik hoop dat ik Allah هلالج لج zal ontmoeten zonder dat iemand mij
beticht van een madhlima, dat ik hem heb aangedaan, zij het in bloed of
geld.” (Ahmad heeft dit overgeleverd op autoriteit van Anas. Zie al Haithami,
Madjma’ al Zawa’id, vol.4, p. 102). Dit indiceert dat de klachten jegens de
heerser, de Waali of het burgerlijk staatspersoneel, ingediend zouden moeten
worden bij de rechter van Madhaalim en de rechter van Madhaalim zou het
Goddelijke vonnis moeten aanleveren doormiddel van oplegging.
Derhalve omvat de definitie de drie gebieden van Rechterlijke Macht zoals
aangeduid in de ahadieth en de handelingen van de Boodschapper van Allah
ملسو هيلع هللا ىلص Het gaat hierbij om het beslechten van de geschillen tussen mensen, het
voorkomen van schade aan de belangen van de gemeenschap en het beslechten
van de geschillen tussen de burgers en de heersers of de burgers en het burgerlijk
staatspersoneel met betrekking tot hun plichten.
De typen rechters
Er zijn drie typen rechters: Één is de Qaadi, hij heeft de leiding over het
beslechten van de geschillen tussen mensen met betrekking tot transacties en
strafrecht. De tweede is de Moehtasib die verantwoordelijk is voor de
afhandeling van iedere overtreding van een wet die de belangen van de
gemeenschap of het bezit schade zou kunnen berokkenen. En de derde is de
rechter van Madhaalim die verantwoordelijk is voor het beslechten van
geschillen tussen de mensen en de Staat.
Dit zijn de drie typen rechters. Voor wat betreft het bewijs aangaande de rechter
die de geschillen tussen de mensen beslecht, dit is afgeleid van de handelingen
van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en van de aanstelling van Moe’aadh Ibn
Djabal over een gebied van Jemen. Voor wat betreft het bewijs van de
Rechterlijke Macht aangaande het beslechten van de geschillen die de belangen
van de gemeenschap in gevaar zouden kunnen brengen waarbij deze rechter
120 De Staatsinrichting van de Khilafah
bekend staat als de Hisbah, dit is bevestigd door de handeling en uitspraak van
de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص toen hij zei:
ليس منا من غش )أخرجه أحمد(
“Degene die bedriegt is niet één van ons”. (Dit is een deel van een hadieth die
is overgeleverd door Ahmad op autoriteit van Aboe Hoeraira). Aldus, hij ملسو هيلع هللا ىلص
pakte de zwendelaars aan en bestrafte hen.
Hij ملسو هيلع هللا ىلص beval tevens de handelaren de waarheid te spreken tijdens het handelen
en om liefdadigheid (Sadaqa) te geven. Ahmad heeft overgeleverd van Qais ibn
Abi Gharzama Al Kinaani, dat hij zei: “Wij kochten altijd spullen in Mediena
en wij noemden onszelf altijd makelaars (as Samaasirah), dus de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص kwam naar ons toe en gaf ons een betere benaming, hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
يا معشر التجار، إن هذا البيع يحضره اللغو والحلف، فشوبوه بالصدقة
)أخرجه أحمد(
“O handelaren, voorwaar het verkopen brengt het zweren met zich mee,
meng het daarom met Sadaqa (liefdadigheid).”
Ahmad heeft tevens overgeleverd van Aboe al Minhaal:
أن زيد بن أرقم والبراء بن عازب كانا شريكين، فاشتريا فضة بنقد ونسيئة،
عليه وسلم فأمرهما أن ما كان بنقد فأجيزوه، وما كان فبلغ ذلك النبي صلى هللا
بنسيئة فردوه )أخرجه أحمد(
“Zaid bin Arqam en Al Bara’ bin ‘Azib waren partners, dus ze kochten samen
wat zilver met goud en krediet. Dit nieuws bereikte de Boodschapper van Allah
dus beval hij: ‘Indien de betaling per direct is gedaan op de plek (van ملسو هيلع هللا ىلص
koop en verkoop) rest er geen blaam, en indien het is verkocht op basis van
een lening moet het worden afgewezen.’”
Dus de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص weerhield hen de Riba (rente) van krediet. Dit alles is
de rechterlijke gang van zaken met betrekking tot de Hisba. Het inschakelen van
de Rechterlijke Macht die de geschillen beslecht die de belangen van de
gemeenschap zouden kunnen schaden zoals de Hisba is in feite een technische
term die refereert naar een specifieke taak uitgevoerd door de Islamitische Staat.
Hizb ut Tahrir 121
Dit wil zeggen: het controleren van de handelaren en de geschoolde arbeiders
opdat ze niet zwendelen in het handelen, hun werk, hun producten, het op
verkeerde wijze gebruik maken van gewichten en maten of elk ander type
handeling die de belangen van de gemeenschap (op negatieve wijze) zouden
kunnen beïnvloeden.
Dit is exact de handeling die de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص reeds demonstreerde
en beval in de gaten gehouden te moeten worden. Ook is dit hetgeen waar hij
persoonlijk oordelen over uitvaardigde, zoals genoemd in de hadieth van al
Bara’ bin Azib, waarin hij oordeelde dat beide partijen zich af moesten houden
van het verkopen van zilver door middel van kredieten.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft eveneens Said bin Al ‘Aas aangesteld als
Moehtasib over de markten van Mekka na haar opening zoals overgeleverd in
de Tabaqaat van bin Sa’d en in de Al Istiab van bin ‘Abd al Barr. Derhalve is
het bewijs van Hisba dat het van de Soenna is. ‘Oemar ibn al Gattaab heeft
eveneens as Sjiefa, een vrouw van zijn stam, oemm Soelajmaan ibn Abi
Haithama, aangesteld als marktrechter (inspecteur) d.w.z. een rechter van Hisba.
Ook heeft hij ‘Abdoellah ibn ‘Oetba als rechter over de markt in al Mediena
aangesteld, zoals Maalik heeft overgeleverd in al Moewatta en as Sjaafi’i in zijn
Moesnad. Hijzelf behandelde tevens zaken van de Hisba en wandelde langs de
markten zoals de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. De Khalifah continueerde het
afhandelen van de Hisba tot de dagen van al Mahdi die een speciale organisatie
aanstelde voor de Hisba die het samenvoegde met het departement van
rechtspraak. In de tijd van ar Rasjied, ging de Moehtasib rond de markten en
controleerde de gewichten en weegschalen en nam de transacties van de
handelaren waar.
Voor wat betreft het bewijs voor de rechter van Madhaalim (onrechtvaardige
handelingen), dit is afgeleid van Allah’s uitspraak:
سول )الناس: والره (59فإن تنازعتم في شيء فردوه إلى للا “…Als jullie over iets van mening verschillen, leg het dan voor aan Allah en de
Boodschapper…” (VBK an Nisaa’ 4, aaja 59) Dit werd direct geopenbaard na Allah’s volgende uitspraak:
سول وأطيعوا الره (59وأولي المر منكم )الناس: يا أيها الهذين آمنوا أطيعوا للا
122 De Staatsinrichting van de Khilafah
“O jullie gelovigen, gehoorzaam Allah en gehoorzaam de Boodschapper en
degenen onder jullie die met gezag bekleed zijn...” (VBK an Nisaa’ 4, aaja 59) Derhalve, indien er een dispuut bestaat tussen de burgers en de mensen van
autoriteit zou er gerefereerd moeten worden naar Allah en Zijn Boodschapper
d.w.z. de wetten van Allah. Dit benodigt de aanwezigheid van een rechter om ملسو هيلع هللا ىلص
het oordeel uit te vaardigen van dit dispuut en dit is de rechter van Madhaalim.
Bewijsvoering is tevens gededuceerd vanuit de handelingen en uitspraken van
de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. Echter, de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft geen
specifieke rechter aangewezen voor de Madhaalim voor de gehele Staat, noch
deden de Khoelafaa’ ar Raasjidien dit na hem. Zij namen de
verantwoordelijkheid van de Madhaalim namelijk zelf in handen zoals in het
geval van Ali ibn abi Taalib. Hij heeft echter geen specifieke tijd of stijl voor de
Madhaalim aangesteld. Hij behandelde de Madhaalima wanneer het zich
voordeed en dus was het één van zijn algemene taken. Deze benadering bleef
hetzelfde tot de dagen van ‘Abd al Maalik ibn Marwaan. Hij was de eerste
Khalifah die een specifieke tijd aanduidde voor de Madhaalim. Indien één van
deze Madhaalims lastig bleek om op te lossen dan liet hij zijn rechter de zaak
afhandelen. Vervolgens werd door de Khalifah iemand aangesteld om de zaken
van Madhaalim op te pakken. Dit werd gedaan tijdens een aparte zitting en
rechtbank, genaamd Dar al ‘Adl (letterlijk: Het Huis van rechtvaardigheid). Het
hebben van een aparte rechtbank met een specifieke rechter is toegestaan omdat
alles wat de Khalifah doet om te belangen van de mensen te behartigen mag hij
ook iemand anders voor aanstellen om dat namens hem uit te voeren. Daarnaast
is het aanstellen van een specieke tijd voor de zittingen en de zitting op een
specifieke manier inrichten ook toegestaan omdat dit valt onder de Moebaah
(vrijgelaten) zaken vallen.
De voorwaarden vereist voor de rechters post
Eenieder die de rechterspost zal bekleden behoort een moslim te zijn, vrij,
volwassen, toerekeningsvatbaar en een rechtvaardige faqih (geleerde). Hij moet
tevens op de hoogte zijn van de wijze waarop verschillende wetten op
verschillende situaties van toepassing zijn. De functie van de rechter van
Madhaalim heeft naast de eerder genoemde voorwaarden ook nog extra
voorwaarden waaraan hij moet voldoen om aangesteld te worden. Zo dient de
persoon voor deze functie een man en een Moedjtahied (exgeet) te zijn. Dit is
vergelijkbaar met de functie van de opperrechter (Qaadi oel Qadhaa) omdat de
rechter van Madhaalim zowel een rechterlijke rol als een regerende rol heeft.
Hizb ut Tahrir 123
De reden voor de extra eisen is omdat hij als rechter Madhaalim oordeelt over
de heerser en de Sjari’a op de heerser ten uitvoer brengt. Daarom dient deze
type rechter een man te zijn en daarnaast ook voldoen aan de andere genoemde
voorwaarden van de rechterspost: een faqih. Verder zou hij een moedtjahied
moeten zijn omdat de Madhaalim voor een deel te maken heeft met een heerser
die regeert met iets anders dan hetgeen geopenbaard door Allah هلالج لج. Met andere
woorden, het gaat hier om een geval waarbij een heerser regeert met een wet die
geen Sjari’a bewijs heeft om dit te kunnen ondersteunen. Daarnaast heeft de
Madhaalim ook te maken met het geval waarbij het bewijs dat de heerser
gebruikte niet overeenkomstig is aan de situatie (van de wet). En daarom is enkel
de Moedjtahied in staat een dergelijke Madhaalima te kunnen behandelen.
Derhalve indien hij geen Moedjtahied is, zou hij oordelen zonder kennis, en dit
is verboden. Dus als toevoeging op de voorwaarden van een heerser en die van
de rechter zou hij tevens een Moedjtahied moeten zijn.
Het aanstellen van rechters
Het is toegestaan een rechter aan te wijzen, de Moehtasib en de rechter van
Madhaalim naar algemene bekwaamheid, om te oordelen over alle kwesties
over de gehele Staat. Het is tevens toegestaan om hen aan te stellen binnen een
specifieke bekwaamheid, of dit nu geografisch is of volgens een bepaald type
van rechtspreken. Dit zou overeenstemmen met de handeling van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, toen hij Ali ibn abi Taalib als rechter over Jemen
had aangesteld en Moe’aadh ibn Djabal als rechter over een regio in Jemen. Ook
stelde hij Amr ibn al Aas aan als rechter in een specifieke kwestie.
Provisies van de rechters:
Al Haafidh noemde in Al Fath: provisie (Rizq) is hetgeen de imaam van de bait
oel maal aanwijst aan degene die toeziet op de belangen van de moslims. Het
rechtspreken is één van de plichten waarvan het is toegestaan hiervoor een
provisie van de Bait oel maal te ontvangen. Want het rechtspreken is een functie
die de Staat de rechters heeft toegewezen om de belangen van de moslims te
behartigen. De persoon die deze plicht op zich neemt heeft recht op een salaris,
of dit nu werk, aanbidding of iets anders is. Het bewijs hieromtrent is dat Allah
هلالج لج een deel heeft toegewezen aan degenen die de sadaqaat collecteerden. Hij هلالج لج
zegt:
(60والعاملين عليها )التوبة:
124 De Staatsinrichting van de Khilafah
“en degenen die (de Sadaqaat) verzamelen” (VBK soera At Tauba 9 , aaja 60).
Aboe Dawoed heeft tevens overgeleverd, Ibn Gaziema in zijn Sahieh en al
Baihaqi en al Haakim. Hij heeft gezegd dat het correct was onder de
voorwaarden van de twee sjeichs en overeengekomen door al Dhahabi, van
Barieda dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
هو غلول أيما عامل استعملناه وفرضنا له رزقا، فما أصاب بعد رزقه ف
)أخرجه أبو داود والبيهقي والحاكم(
“Elke werknemer hebben wij een provisie voor aangesteld, elke provisie hij
meer neemt is deceptie (ghoeloel).”
Al Mawardi zei in Al Haawi: “Voor de rechtspraak is toegestaan provisie te
nemen van de Bait oel maal omdat Allah هلالج لج de verzamelaars van de Sadaqaat
hier een deel van heeft toegeschreven.’Oemar heeft tevens Sjoerai aangesteld en
wees hem een provisie van maandelijks honderd dirham toe. Toen de Khilafah
Ali bereikte schreef hij hem iedere maand vijfhonderd dirham toe; zelfs Zaid
ibn Thaabit nam loon voor het rechtspreken”.
Al Boechaari heeft hierover gezegd: “Sjoerai nam loon voor het rechtspreken”.
Al Haafidh zei als commentaar op deze uitspraak: “Voor wat betreft de
overlevering van Sjoerai, Said ibn Mansoer vertelde ons dat Soefjaan ons heeft
geïnformeerd van Moedjaahid van asj Sja’bi, dat hij zei: ‘Masroeq nam geen
loon voor het rechtspreken en Sjoerai nam het wel.’” Al Haafidh noemde in al
Fath: “Ibn oel Moendhir heeft gezegd dat Zaid ibn Thaabit loon voor het
rechtspreken nam”. Ibn Sa’d heeft overgeleverd van Naafi’, dat hij zei: “Oemar
ibn al Gattaab gaf Zaid ibn Thaabit werk als rechter en wees hem een provisie
toe.” De Sahaba’s hadden een idjma’, en ook degenen die na hen kwamen, over
het nemen van provisie voor het rechtspreken”. Al Haafidh zei in al Fath: “Aboe
‘Ali al Karabiesi zei: “Het is niet verkeerd dat de rechter een provisie neemt
voor het rechtspreken bepaald door al de geleerden inclusief de Sahaba’s en
degenen die hen volgden. Dit is een opinie van de geleerden van de
verschillende provinciën, zonder dat er hier een geschil over was. Masroeq hield
er echter niet van maar niemand verbood het.” Ibn Qoedaama vertelde in al
Moeghni: “Oemar schreef naar Moe’aadh ibn Djabal en Aboe Oebaida toen hij
hen zond naar as Sjaam om een aantal goede mensen onder hen te vinden om
hen te benoemen als rechters en dat zij hun uiterste best moesten doen, hen
moesten voorzien en tevreden stellen met de welvaart van Allah.”
Hizb ut Tahrir 125
Het vormen van tribunalen
Het is niet toegestaan een tribunaal te vormen door meer dan één rechter die de
macht heeft om recht te spreken. Het is echter wel toegestaan om één of meer
rechters om bij hem aanwezig te zijn maar zij hebben niet het recht om te
oordelen. De overige rechters fungeren meer als raadgevend of om slechts een
opinie te uiten. Hun opinie zal niet bindend zijn.
Dit is omdat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص nooit twee rechters heeft
aangewezen om te oordelen over één kwestie, eerder koos hij ملسو هيلع هللا ىلص één rechter voor
elke kwestie. Immers, rechtspraak is het verkondigen van de Sjari’a wet door
middel van oplegging en de Sjari’a wetgeving. De wet kan niet voor de ene
moslim anders zijn dan de andere moslim. Het is namelijk de wet van Allah en
de wet van Allah is één. Het klopt dat de interpretatie van de wet varieert maar
vanuit het praktisch oogpunt van de moslim, blijft de wet één en varieert dus
nooit. Indien de rechter de wet van Allah هلالج لج uitvaardigt in een kwestie door
middel van oplegging dan zou de uitvaardiging één moeten zijn. De reden
hiervoor is dat dit het uitdragen van de wet van Allah inhoudt doormiddel van
oplegging en het is dus een bindend besluit. Derhalve houdt het in dat ze
handelen naar de wet van Allah هلالج لج, en de wet van Allah verschilt praktisch
gezien niet in gelijke gevallen. Zelfs wanneer het begrip varieert. Daarom is het
verboden meer dan één rechter over dezelfde kwestie aan te stellen dan wel meer
dan één rechtbank. Voor wat betreft het land, het is toegestaan twee separate
rechtbanken te hebben die zich bezighouden met allerlei typen kwesties in één
leefgebied omdat de rechtspraak wordt gedelegeerd door de Khalifah. In dit
geval is er dus sprake van assistentie waarbij pluraliteit toegestaan is. Dus is het
toegestaan meerdere rechters aan te stellen in één leefgebied. Indien de
disputerende partijen niet overeen kunnen komen over welk tribunaal ze zouden
nemen voor hun kwestie of welke rechter in hun kwestie zou moeten
rechtspreken, dan zal de keuze van de aanklager zwaarder wegen dan de keuze
van de aangeklaagde. De kwestie zou gegeven worden aan de rechter die de
aanklager kiest. Dit komt omdat hij zijn recht eist en dit weegt zwaarder dan het
argument van de aangeklaagde van wie zijn recht geëist wordt.
De rechter kan enkel oordelen in een rechtbank
Het bewijs en de eed kunnen uitsluitend in beschouwing genomen worden
binnen de rechtbank. Dit is omdat er overgeleverd is op gezag van ‘Abdoellah
ibn az Zoebair die heeft gezegd:
126 De Staatsinrichting van de Khilafah
قضى رسول هللا صلى هللا عليه وسلم أن الخصمين يقعدان بين يدي الحاكم
)أبو داود(
“De Boodschapper van Allah heeft bevolen dat de twee disputerende partijen
voor de rechter zouden moeten plaatsnemen.” Deze hadieth is overgeleverd door
Aboe Dawoed en demonstreert de vorm waarin het juridische proces zou moeten
plaatsvinden en het is een legitieme vorm an sich. Dat wil zeggen, er behoort
een specifieke vorm te zijn waarin het juridische proces uitgevoerd moet worden
om door te kunnen gaan als legitieme rechtspraak. En dit zou betekenen voor de
twee disputerende partijen plaats te moeten nemen voor de rechter. Dit wordt
ondersteund door de hadieth van ‘Ali toen de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص tegen hem zei:
إليك الخصمان، فال تكلم حتى تسمع من اآلخر كما سمعت من الولإذا جلس
“O Ali, wanneer twee disputerende partijen voor jou plaatsnemen, zwijg
dan (in het voordeel) voor één van de twee totdat je hoort wat de andere
partij te zeggen heeft zoals je de eerste hebt aangehoord.” Dit xduidt tevens
een specifieke vorm aan toen hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إذا جلس إليك الخصمان
“Indien twee disputerende partijen voor je plaatsnemen.” Derhalve is de
rechtbank een voorwaarde voor het oordeel om geldig te zijn en is het tevens
een verplichting voor de eed om in de rechtbank te worden afgenomen want de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
اليمين على المدعى عليه )أخرجه البخاري(
“De eed moet gegeven worden door de aangeklaagde.” zoals overgeleverd
door al Boechaari op autoriteit van Ibn ‘Abbaas. Hij zou niet beschouwd worden
als aangeklaagde behalve in een rechtbank. Hetzelfde geldt voor het bewijs: het
kan niet in overweging genomen worden behalve in een rechtbank, want de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
ولكن البينة على المدعي، واليمين على من أنكر )أخرجه البيهقي( ...
Hizb ut Tahrir 127
“Maar het is de aanklager die met bewijs zou moeten komen en de eed is
verplicht op degene die dit aanvecht.” Zoals overgeleverd door al Baihaqi. En
hij kan niet beschouwd worden als een aanklager behalve voor een rechtbank.
Het is toegestaan om verschillende soorten rechtbanken te hebben naar gelang
de typen van rechtszaken. Derhalve zou het toegestaan zijn sommige rechters te
hebben die zich beperken tot specifieke casussen met een bepaalde grens en de
andere casussen door te verwijzen naar andere rechtbanken.
Dit is omdat de rechtbank gedelegeerd wordt door de Khalifah en het is als een
vorm van assistentie zonder enig verschil (in vergelijking met reguliere
assisterende taken). In feite is de rechtbank een vorm van assistentie die
algemeen kan zijn en specifiek. Derhalve is het toegestaan een rechter aan te
stellen om enkel en alleen specifieke casussen te behandelen waarin het hem
niet toegestaan is andere casussen te behandelen dan die specifiek geacht
worden. Het is tevens toegestaan een andere rechter aan te stellen om allerlei
soorten casussen te behandelen inclusief degenen die genoemd zijn, zelfs op
dezelfde locatie. Ook is het toegestaan in andere casussen te kijken dan degenen
die genoemd zijn. Derhalve is het toegestaan verschillende soorten rechtbanken
te hebben en de moslims hadden dit in het verleden.
Al Mawardi schreef in zijn boek genaamd Al Ahkaam as Soeltaniyya: “Aboe
‘Abdoellah az Zoebair zei: “Voor een periode, wezen de Amiers hier in Basra
een rechter aan voor de centrale moskee (Al Masdjid Ad Djaami’), ze noemden
hem de rechter van deze moskee. Hij loste geschillen op aangaande
geldbedragen die niet onder de twintig en boven de tweehonderd dirham
uitstaken en hij was tevens gewend sancties op te leggen. Hij ontsteeg niet de
plaats en de grenzen die hem waren aangesteld.”
De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص delegeerde anderen op zijn verzoek in de rechtbank. Zo
stelde hij bijvoorbeeld Amr ibn al ‘Aas aan om in een casus te kijken en stelde
‘Ali ibn aboe Taalib aan voor de rechtbank in Jemen met het mandaat om elke
casus te onderzoeken. Dit laat zien dat het toegestaan is een specifieke en
algemene rechtbank te hebben.
Er zijn geen andere rechtbanken en geen gerechtshoven. Dus voor wat betreft
de methode waarmee de casussen worden behandeld, deze zijn één en dezelfde
voor alle rechtbanken. Indien de rechter een vonnis uitspreekt, dan is dat
bindend en het vonnis van een andere rechter zal onder geen enkele
omstandigheden deze kunnen terugdraaien. Het juridisch principe stelt: “De
Idjtihaad wordt niet ongeldig verklaard door een vergelijkbare Idjtihaad.”
128 De Staatsinrichting van de Khilafah
Dit houdt in dat een Moedjtahied geen bewijs is tegen een andere Moedjtahied.
Daarom is het niet toegestaan gerechtshoven te hebben die de vonnissen van
andere rechtbanken nietig verklaren.
In sommige casussen wordt het oordeel van de rechter wel teruggedraaid.
Voorbeelden van zulk soort casussen zijn:
- Wanneer een rechter het regeren met de Sjari’a verlaat en volgens een
wet van ongeloof heeft geoordeeld.
- Of een oordeel velt op basis van een wet die in strijd is met de Qat’ie
tekst van het Boek en de Soenna of de idjma’ van de Sahaba’s,
- Of indien hij een oordeel geeft dat de realiteit tegenspreekt;
bijvoorbeeld wanneer hij iemand heeft veroordeeld als de moordenaar
en daarna de echte moordenaar verschijnt.
Dit is omdat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
من أحدث في أمرنا هذا ما ليس منه فهو رد )متفق عليه(
“Eenieder die iets aan onze zaak (Dien) toevoegt wat niet van haar
(afkomstig) is, deze wordt verworpen.” zoals overgeleverd door al Boechaari
en Moeslim op de autoriteit van A’isha. Het is tevens overgeleverd door Djaabir
b. Abdoellah:
أن رجال زنى بامرأة، فأمر به النبي صلى هللا عليه وسلم فجلد. ثم أخبر أنه
محصن فأمر به فرجم
“Een man had overspel gepleegd met een vrouw, dus de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص beval
dat hij gestraft moest worden met zweepslagen. Later was hij geïnformeerd
dat hij getrouwd was, toen beval hij dat hij moest worden gestenigd.”
Malik b. Anas heeft ook overgeleverd dat hij zei: “Ik heb de kennis gekregen
dat een vrouw naar ‘Oethmaan was gebracht en zij beviel na zes
maanden dus hij beval haar te stenigen en ‘Ali zei tegen hem: ‘het is niet
toegestaan haar te stenigen omdat Allah هلالج لج zegt:
(15وحمله وفصاله ثالثون شهرا )الحقاف:
Hizb ut Tahrir 129
“Het dragen van het (kind) tot zijn spenen is een periode van dertig maanden.”
(VBK soera al Ahkaaf 46, aaja 15). En Hij هلالج لج zegt:
ضاعة والوالدات يرضعن أولدهنه حولين كاملين لمن أراد أن يتمه الره
(233)البقرة:
“De moeder zal haar kinderen zogen voor twee hele jaren voor hen die de
complete termijn wensen te vervolmaken.” (VBK soera al Baqara 2, aaja 233)
Dus de zwangerschapsperiode is zes maanden en ze zou niet gestenigd
moeten worden. Vervolgens beval Oethmaan dat ze terug gestuurd zou
moeten worden, maar hij kwam erachter dat ze al gestenigd was.” Abd
Arraaziq heeft overgeleverd van al Imam at Thawri dat hij zei “Indien een
rechter een vonnis heeft uitgesproken dat indruist tegen het Boek van Allah en
de Soenna van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص of iets waar een Idjma’ over is,
dan is het toegestaan voor een andere rechter om deze terug te draaien.”
Echter, de verantwoordelijkheid van het terugdraaien van deze vonnissen is aan
de rechter van Madhaalim.
De Moehtasib
De Moehtasib is de rechter die alle casussen aangaande het algemene recht en
die geen aanklager heeft behandeld. Zolang deze casussen niet onder het
strafrecht (Hoedoed) en de criminele wetten (Djinaajat) vallen.
Dit is de definitie van de rechter van Hisba die is geëxtraheerd uit de hadieth
aangaande de berg voedsel. De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص ontdekte vochtigheid in een
berg voedsel dus beval hij dat het vochtig voedsel bovenop geplaatst zou moeten
worden zodat mensen het zouden kunnen zien. Dit was derhalve een publieke
recht waar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zich over boog en oordeelde dat het vochtige voedsel
geplaatst zou moeten worden aan de bovenkant om zwendelarij te voorkomen.
Dit is van toepassing op alle publieke rechten of belangen van gelijke aard. Het
omvat niet het strafrecht of crimineel recht omdat ze niet van dezelfde aard zijn
en in de eerste plaats geschillen zijn tussen mensen.
130 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het mandaat van de Moehtasib
De Moehtasib heeft de macht om te oordelen over het misdrijf zodra hij er
(genoeg) kennis van heeft en dit kan per direct plaatsvinden op elke plek. Hij
hoeft niet in een rechtbank te zijn. Hij zal een aantal politieassistenten ter
beschikking hebben om zijn bevelen uit te voeren en het oordeel ter plekke ten
uitvoer te brengen.
Een rechtbank zou niet een voorwaardelijke eis zijn voor de Moehtasib om de
betreffende casus te behandelen. Hij geeft het oordeel op het moment dat hij
zeker is dat het misdrijf heeft plaatsgevonden en hij de macht heeft te oordelen
op elke plek op elk tijdstip, of het nu op de markt is, in het huis, gedurende het
rijden in een auto, overdag of in de nacht. Dit is omdat het bewijs dat de
noodzaak van een rechtbank bevestigd om een casus te behandelen niet van
toepassing is op de Moehtasib omdat de hadieth die deze voorwaarde bevestigt
zegt:
إن الخصمين يقعدان بين يدي الحاكم
“De twee disputerende partijen zitten voor de rechter/heerser.”
En hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
إذا خلس إليك الخصمان
“Indien de twee disputerende partijen voor jou plaatsnamen.” Dit is niet
toepasbaar voor de Hisba rechter omdat er geen aanklager is en ook geen
aangeklaagde. Er is eerder publieke recht overtreden of een overtreding van de
Sjari’a. Tenslotte, toen de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zich boog over de casus
van de berg voedsel was hij aan het wandelen op de markt op het tijdstip dat het
eten was opgesteld om verkocht te worden. Hij ملسو هيلع هللا ىلص riep niet de verkoper om voor
te komen maar hij handelde het ter plaatse af. Dit indiceert dat de kwesties van
Hisba geen rechtbank vereisen.
De Moehtasib heeft het recht om assistenten voor zichzelf aan te stellen. Ze
zouden de voorwaarden van de Moehtasib moeten vervullen en hij is bevoegd
hen op verschillende plaatsen aan te stellen. Deze assistenten hebben de macht
om de bevoegdheden van de Hisba op alle plekken waar ze zijn aangesteld uit
te voeren. Dit geldt tevens voor de plaatsen waar ze voor zijn gedelegeerd.
Hizb ut Tahrir 131
Deze mogelijkheid is beperkt tot het feit of de aanstelling van de Moehtasib
hem ook de bevoegdheid heeft gegeven om assistenten voor zichzelf aan te
stellen. Hierbij gaat het om het delegeren van assistenten die zullen optreden
met zijn toestemming, dus het recht van assistentie. In geval dat dit recht hem
niet is gegeven, d.w.z. het recht mensen aan te stellen als assistenten, dan heeft
hij geen dergelijk recht tot aanstelling van assistenten.
De Rechter van Madhaalim
De rechter van Madhaalim is een rechter die is aangesteld om elke Madhlima
(onrechtmatige handeling) uitgevoerd door de Staat jegens een persoon te
behandelen. Ongeacht deze persoon een inwoner van de Staat is of leeft onder
haar autoriteit, en ongeacht deze uitgevoerd is door de Khalifah of de mensen
onder hem, zowel heersers als burgers in dienst van de overheid.
Dit is de definitie van de rechter van Madhaalim. De oorsprong van de
rechtspraak van Madhaalim is afgeleid van overleveringen van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, waar hij de onrechtmatige handelingen uitgevoerd
door de heerser gedurende het regeren over zijn onderdanen beschreef als een
onrechtmatige handeling. Anas heeft overgeleverd:
لو ،غال السعر على عهد الرسول صلى هللا عليه وسلم فقالوا: يا رسول هللا
سعرت، فقال: إن هللا هو الخالق القابض الباسط الرازق المسعر، وإني لرجو
أن ألقى هللا ول يطلبني أحد بمظلمة ظلمتها إياه في دم ول مال )أخرجه أحمد(
“De prijzen stegen in de tijd van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص dus zeiden ze
tegen hem: ‘O Boodschapper van Allah, waarom bepaal je de prijzen niet (voor
ons)?’ hij zei: ‘Voorwaar Allah is de Schepper, de Ontvanger, de Verlenger
(van het bezit) van weelde, de Voorziener, en de Bepaler van prijzen, en ik
hoop dat ik Allah هلالج لج zal ontmoeten zonder dat iemand mij beschuldigt van
het uitvoeren van een onrechtmatige handeling jegens hem of het in bloed
of geld is.’” Dit is overgeleverd door Ahmad. Hij ملسو هيلع هللا ىلص oordeelde derhalve dat het
bepalen van vaste prijzen een onrechtvaardige handeling is omdat als hij dit had
gedaan hij zou handelen zonder autoriteit. Hij ملسو هيلع هللا ىلص maakte tevens de kwesties die
het algemeen recht waar de Staat op toeziet voor de mensen als onderdeel van
de Madhaalim. Indien een bestuurssysteem was opgezet om de belangen van de
inwoners te reguleren en de inwoners beschouwen dit systeem als onrechtmatig,
dan wordt deze zaak nader bekeken door de Madhaalim. Dit is omdat het een
aanklacht is tegen het bestuurssysteem van één van de belangen van de inwoners
132 De Staatsinrichting van de Khilafah
opgezet door de Staat. Dit is zoals de irrigatie van land door water volgens een
beleid dat gereguleerd wordt door de Staat.
Het bewijs hiervoor is de aanklacht die door een Ansaari werd ingediend jegens
de regulatie van de Staat betreffende de irrigatie van het water bij een persoon
en vervolgens bij de tweede persoon, d.w.z. de stroming van het water langs het
land van een eerste persoon en daarna het land van een tweede persoon. De
Ansaari eiste van az Zoebair om het water eerst door zijn land te laten stromen
alvorens het door az Zoebair’s land zou stromen (vanwege het feit dat het water
eerst door het land van az Zoebair stroomde). Echter, az Zoebair weigerde en de
zaak werd geopperd bij de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Hij oordeelde tussen hen en beval as
Zoebair het water met minder grote hoeveelheden te laten irrigeren en het
vervolgens door te laten stromen naar zijn Ansaari buurman (d.w.z. zonder az
Zoebair volledig het water te laten nemen, dit als oordeel ten bate van de
Ansaari). De Ansaari accepteerde het oordeel niet. Hij wilde liever dat het water
zijn land eerst zou bereiken alvorens het water het land van az Zoebair zou
bereiken. Toen zei hij tegen de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص dat zijn oordeel
bevooroordeeld was wegens het feit dat az Zoebair de neef van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص
was (wat een grote aantijging was jegens de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en hij
hem uiteindelijk vergaf omdat de Ansaari deel heeft genomen aan de slag van
Badr, zoals overgeleverd door al Boechaari).
Vanaf dat moment oordeelde de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص dat az Zoebair het volle recht
(op het water) tot zich moest nemen. Hij moest wachten met het irrigeren van
zijn land totdat het water de bodem van de muur of de bodem van de boom zou
bereiken. De geleerden legde dit als volgt uit: Het water zou moeten stijgen
totdat het ter hoogte van een been van een persoon zou reiken. De gehele hadieth
is overgeleverd door Moeslim van Oerwa ibn az Zoebair:
أن رجال من النصار خاصم الزبير عند رسول هللا صلى هللا عليه وسلم في
شراج الحرة التي يسقون بها النخل، فقال النصاري سرح الماء يمر، فأبى
عليهم، فاختصموا عند رسول هللا صلى هللا عليه وسلم، فقال رسول هللا صلى
هللا عليه وسلم للزبير: اسق يا زبير ثم أرسل الماء إلى جارك فغضب
هللا هللا صلىالنصاري فقال يا رسول هللا أن كان ابن عمتك فتلون وجه نبي
عليه وسلم ثم قال: يا زبير اسق ثم اجبس الماء حتى يرجع إلى الجدر )أخرجه
مسلم(
Hizb ut Tahrir 133
Dat Abdoellah ibn az Zoebair hem vertelde: “..dat een man van de Ansaar in
discussie raakte met az Zoebair bij de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص betreffende Sjiraadj al Harra
waarmee ze de palmbomen zouden irrigeren. Ze discussieerden bij de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص. De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص zei tegen az Zoebair:
“Irrigeer als eerste o Zoebair en laat het water vervolgens stromen naar je
buurman.” De Ansaari werd boos en zei: ‘O Boodschapper van Allah, dit is
omdat hij jouw neef is.’ De Profeet zijn gezicht veranderde van kleur en zei: “O
Zoebair! Irrigeer en houd het water daarna totdat het de bodem van de
muur bereikt.” az Zoebair zei: ‘Bij Allah, ik denk dat dit aaja is geopenbaard
aangaande deze kwestie: “Bij jouw Heer, ze zullen niet geloven totdat ze jou tot
scheidsrechter aannemen in hun geschillen, en ze geen tegenzin ervaren in
hetgeen jij hebt geoordeeld, en ze zich volledig overgeven.”’” (Sjiraadj al Harra
is de rivier aan al Harra. Aboe Oebaid zei dat er twee rivieren stroomden door
al Mediena die stroomde met het regenwater en de mensen waren met elkaar aan
het wedijveren erover. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص besloot betreffende de
rivier dat de eerste, het eerst zou moeten irrigeren. Dit hield in dat de
landeigenaar aan het begin van de rivier het eerst zou moeten irrigeren en
vervolgens het water door zou moeten laten stromen naar de volgende, etc.
Derhalve wordt elke Madhlima dat tegenover wie dan ook wordt geïnitieerd, of
dit nu veroorzaakt is door de heerser of het resultaat is van de bevelen of
organisaties van de Staat, beschouwd als een Madhlima zoals begrepen kan
worden uit de twee ahadieth. De kwestie zou voorgelegd worden aan de
Khalifah om op te lossen of aan degene die de Khalifah als rechter van
Madhaalim aanstelt om de kwestie uit zijn naam af te handelen.
De aanstelling en de verwijdering van de rechters van Madhaalim
De rechter van Madhaalim wordt aangesteld door de Khalifah of door de
opperrechter. Dit is omdat de Madhaalim onderdeel is van de rechtspraak, want
ze is het verkondigen van de Sjari’a wet doormiddel van oplegging en al de
typen rechters moeten worden aangewezen door de Khalifah. Dit is bevestigd
door de handelingen van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص, omdat hij ملسو هيلع هللا ىلص gewend
was de rechters aan te wijzen. Dit alles dient als bewijs dat het de Khalifah is
die de rechter van Madhaalim aanwijst maar de opperrechter zou de rechter van
Madhaalim aan kunnen wijzen indien de Khalifah provisies heeft aangesteld in
zijn clausule van aanwijzing. Het is toegestaan voor de rechtbank van
onrechtmatige daden (Mahkamaat oel Madhaalim) in het centrum van de Staat
om enkel en alleen de Madhaalim te onderzoeken die van doen hebben met de
Khalifah, zijn assistenten en de opperrechter. Terwijl de taak van het hof van
134 De Staatsinrichting van de Khilafah
onrechtmatige daden in de Wilaajaat de Madhaalim onderzoeken die tot stand
komen door de Waalies en anderen met bevoegdheden van de Staat. De Khalifah
heeft het recht om het centrale hof van onrechtvaardige handelingen de
bevoegdheid te geven en de Madhaalim rechters aan te stellen of te verwijderen.
Dit gebeurt dan in de lokale Madhaalim rechtbanken die bestaan in de
verschillende Wilaajaat (provincies).
De Khalifah is degene die de leden en het hoofd van de Mahkamaat oel
Madhaalim van het centrum van de Staat kiest en verwijdert. Voor wat betreft
de verwijdering van het hoofd van de Mahkamaat oel Madhaalim, in principe
heeft de Khalifah het recht om hem te verwijderen omdat hij tevens het recht
heeft om hem aan te stellen. Net zoals hij het recht heeft om alle andere rechters
aan te stellen of te verwijderen. Echter, dit betreft een situatie waarbij het
hoogstwaarschijnlijk is dat indien deze zaak overgelaten is aan de Khalifah, zijn
macht zal leiden tot haraam. In een dergelijke situatie is het principe “hetgeen
leidt naar haraam is haraam op zichzelf” (al wasiela ilaa al haraam, haraam)
van toepassing, waarbij het gevaar in deze kwestie voldoende is om dit principe
effectief toe te passen.
Deze zaak gaat op wanneer er een zaak geopperd wordt in het nadeel van de
Khalifah of zijn assistenten of zijn hoogrechter (in het geval de Khalifah het
mandaat is gegeven voor de aanstelling en verwijdering van de rechter van
Madhaalim). Dit is omdat het bezitten van een mandaat van het verwijderen van
de rechter van Madhaalim door de Khalifah het oordeel van de rechter zal
beïnvloeden. Hierdoor wordt de macht van de rechter beperkt om de Khalifah
of bijvoorbeeld zijn assistenten te kunnen verwijderen. Deze mandaat van het
verwijderen van de rechter in deze zin is een middel naar haraam, d.w.z. het
mandaat in de handen te laten vallen van de Khalifah in deze kwestie is haraam.
Voor wat betreft de overige kwesties; de wet blijft zoals deze is, d.w.z. de macht
van het verwijderen van de rechter van Madhaalim wordt overgelaten aan de
Khalifah zoals de macht van het aanstellen van hem.
Het mandaat van de Rechter van Madhaalim
Het hof van Madhaalim bezit het mandaat om elke Madhaalima te onderzoeken,
ongeacht of de Madhaalima veroorzaakt is door het burgerlijk Staatspersoneel,
of gerelateerd is aan een overtreding van de Sjari’a door de Khalifah, of wanneer
gerelateerd aan de juridische tekst in de constitutie, de canon of de verschillende
Hizb ut Tahrir 135
Sjari’a wetten geadopteerd door de Khalifah, of gerelateerd aan het opleggen
van belasting of andere kwesties.
Het Hof van Madhaalim hoeft in de volgende zaken geen aparte rechtelijke
zitting te houden noch is het nodig om een aanklager erbij te halen:
Wanneer een Madhaalima met betrekking tot een ambtenaar
wordt geconstateerd. Bij een overtreding van de Khalifah van de Sjari’a wetten, de
betekenis van een juridische tekst, de constitutie of de canonnen binnen hetgeen geadopteerd van de Khalifah.
Tijdens het opleggen van een type of hoeveelheid belasting. Alles wat gerelateerd is aan de onderdrukking van de Staat
jegens zijn burgers in termen van de beslaglegging op hun bezittingen door middel van geweld.
Bij een overtreding wanneer zij bezittingen van burgers verzamelt.
Wanneer de staat het salaris verminderd van haar werknemers en het leger of wanneer zij de betaling uitstelt.
In al deze typen van Madhaalima is er geen noodzaak voor een rechterlijke
zitting om dieper in de zaak te kijken om de beklaagde op te roepen noch is het
nodig een aanklager erbij te halen. De rechter van Madhaalima heeft eerder het
recht om in de Madhaalima te kijken ook in afwezigheid van de klacht.
Dit is omdat de bewijzen die zouden aantonen dat de aanwezigheid van de
rechtszitting om de zaak te onderzoeken een voorwaarde is, niet geldt voor het
hof van Madhaalim. Dit is omdat het geen aanklager heeft vanwege het feit dat
de aanwezigheid van een aanklager niet noodzakelijk is. Het hof van Madhaalim
heeft het recht om te kijken in een Madhaalima zelfs indien niemand een
aanklacht heeft ingediend omdat het niet nodig is voor de aanklager om
aanwezig te zijn. Dit komt omdat het hof de zaak onderzoekt zonder de
noodzaak of deelname van de aangeklaagde gedurende het onderzoek. Derhalve
is het bewijs aangaande de noodzaak van een algemeen rechtbank niet van
toepassing. Dit is vanwege hetgeen Aboe Dawoed en Ahmed hebben
overgeleverd van Abdoellah ibn az Zoebair, hij heeft gezegd: “De Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft bevolen dat
إن الخصمين يقعدان بين يدي الحاكم )أخرجه أبو داود وأحمد(
136 De Staatsinrichting van de Khilafah
‘de twee disputerende partijen voor de rechter moeten zitten.’” en zijn ملسو هيلع هللا ىلص
uitspraak jegens Ali :
إذا جلس إليك الخصمان “Indien de twee disputerende partijen voor je plaatsnemen.” Derhalve heeft
het hof van Madhaalim het recht om te kijken in de Madhaalima zonder enige
beperkingen zoals tijd, plaats en het plaatsnemen in de rechtszaal. Echter, het
bestaan van deze rechtbank voor wat betreft de rechterlijke Machten, dit is altijd
gepaard gegaan met elementen van prestige en grootsheid. Ten tijde van de
Soeltaans in Egypte en as Sjaam stond de Raad van de Soeltaan, waar de
Madhaalim behandeld werd, bekend als “Het Huis van Rechtvaardigheid”, waar
de Soeltaan assistenten aanwees om te handelen uit zijn naam en de rechters en
Faqihs waren ook aanwezig. Al Maqriezi noemde in zijn boek getiteld: as
Soeloek ilaa ma’rifati Doewal al Moeloek (De weg om de Staten van de
koningen te kennen), dat de Soeltaan al Malik al Saalih Ajoeb zijn assistenten
aanwees om te handelen uit zijn naam in het Huis van Rechtvaardigheid waar
hij zat om de Madhaalim te verwijderen en de getuigen, rechters en Faqihs te
verzamelen. Derhalve is het geen zonde om de rechtbank van Madhaalim een
schitterend gebouw te geven, omdat dit moebah is, vooral wanneer dit de macht
van rechtvaardigheid weerspiegeld.
Contracten, transacties en vonnissen van rechtbanken vóór de vestiging
van de Khilafah
De contracten en transacties die zijn aangegaan tezamen met de vonnissen van
gerechtshoven die zijn bevestigd en uitgevoerd vóór de vestiging van de
Khilafah worden als valide beschouwd tussen de partijen tot aan het einde van
hun uitvoering voor de Khilafah. Rechtspraak in de Khilafah zal ze niet nietig
verklaren nog opnieuw laten plaatsvinden. Geen nieuwe rechtszaken worden
geaccepteerd aangaande deze kwesties na de vestiging van de Khilafah.
Twee zaken worden hiervan uitgezonderd:
1. Indien de zaak bevestigd was en reeds ten uitvoer is gebracht en dit
een blijvend effect heeft dat Islam tegenspreekt. 2. Indien de zaak gerelateerd is aan iemand die Islam en de moslims
kwaad zou doen.
Hizb ut Tahrir 137
Het bewijs voor het niet afwijzen van contracten, transacties en rechtszaken die
zijn bevestigd en hun implementatie alvorens de vestiging van de Khilafah en
ze niet opnieuw te laten plaatsvinden buiten de twee eerdergenoemde
uitzonderingen is dat de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص niet terugkeerde naar zijn eigen huis
vanwaar hij emigreerde na de inname van Mekka. Oeqayl ibn Abi Taalib heeft,
volgens de wetten van de Qoeraisj, de huizen van zijn familieleden die Islam
hebben omarmd geërfd na hun emigratie. Hij heeft ze verkocht, incluis het huis
van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص. Er is gezegd tegen de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص: “In welk huis
zult u verblijven?” Hij ملسو هيلع هللا ىلص antwoordde:
وهل ترك لنا عقيل من رباع؟
“Heeft Oeqail andere huizen nagelaten?” In een andere overlevering zei hij:
وهل ترك لنا عقيل من منزل؟ “Heeft Oeqail ons enig huis nagelaten?” Hij had de huizen van de
Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص reeds verkocht maar de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص heeft dit niet
ongedaan gemaakt. De hadieth is overgeleverd door al Boechaari en door
Oesama ibn Zaid, hij zei:
“Dat hij zei op de dag van de inname (van Mekka), ‘O Boodschapper van Allah,
waar wilt u morgen verblijven?’ De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص antwoordde: ‘Heeft Oeqail ons
enig huis nagelaten?’” Het is tevens overgeleverd dat toen Aboe al Aas ibn ar
Rabie’ Islam omarmde en emigreerde naar al Mediena -zijn vrouw Zainab,
dochter van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص Islam had omarmd en emigreerde na Badr terwijl hij
Moesjrik bleef in Mekka- de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص hem zijn vrouw
teruggaf, Zainab de dochter van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص, zonder de trouwakte te
vernieuwen. Dit was een erkenning van de trouwakte die voltrokken is in de tijd
van Djahiliyya. Ibn Maadja heeft overgeleverd op autoriteit van Ibn Abbaas :
على أبي العاص –أي زينب –أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم رد ابنته
ابن الربيع بعد سنتين بنكاحها الول )أخرجه ابن ماجة(
“Dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zijn dochter Zainab terugzond naar
Aboe al Aas ibn ar Rabie’ na twee jaren, gebaseerd op haar eerste
huwelijksakte.”
138 De Staatsinrichting van de Khilafah
Aangaande het opheffen van de rechtszaken die een blijvend effect hebben en
tegenstrijdig zijn aan Islam, de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص heeft de rente die van Abbaas
op de mensen, nadat ze in een Islamitische Staat woonden, opgeheven en hij gaf
hen hun oorspronkelijke kapitaal. Dit betekent dat na Dar al Islam de rente die
op hen rust ongedaan is gemaakt. Aboe Dawoed heeft overgeleverd op autoriteit
van Soelajmaan ibn Amroe van zijn vader die zei:
“Ik heb de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص in zijn afscheidspelgrimage horen
zeggen:
أل إن كل ربا من ربا الجاهلية موضوع لكم رؤوس أموالكم ل تظلمون ول
تظلمون “Aanschouw! Al de rente van de dagen van Djahiliyya is tenietgedaan. Jullie
zijn enkel verantwoordelijk voor jullie kapitaal waar jullie geen anderen
mee onrecht aandoen en jullie geen onrecht mee gedaan wordt.
Daarnaast, degenen die getrouwd waren met meer dan vier vrouwen volgens de
Djahiliyya zijn verplicht na Dar al Islam er maximaal vier te houden. At
Tirmidhi heeft overgeleverd op autoriteit van Abdoellah ibn Oemar dat Ghaylan
ibn Salamah at Thaqafi Islam had omarmd terwijl hij tien vrouwen had in
Djahiliyya en zij omarmden Islam samen met hem.
فأمره النبي صلى هللا عليه وسلم أن يتخير أربعا منهن
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص beval hem vier van hen uit te kiezen.”
Derhalve, de contracten die een blijvend effect hebben en tegenstrijdig zijn aan
islam, worden verwijderd na de vestiging van de Khilafah. Deze verwijdering is
verplicht.
Indien bijvoorbeeld een moslimvrouw getrouwd was met een christen voor
Islam dan zal na de vestiging van de Khilafah het contract worden ontbonden
volgens de regels van de Sjari’.
Aangaande het starten van rechtszaken gerelateerd aan degenen die Islam en de
moslims kwaad hebben gedaan, dit is omdat de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص, toen hij
Mekka heeft ingenomen hij het bloed van sommige mensen heeft verklaard als
toegestaan omdat ze de Islam en de moslims hebben kwaad gedaan in de
Djahiliyya. Hij vroeg om hun executie zelfs indien ze vastklampden aan het
Hizb ut Tahrir 139
kleed van de heilige Ka’aba. Dit is zo ondanks dat de Boodschapper van Allah
:heeft gezegd ملسو هيلع هللا ىلص
اإلسالم يجب ما قبله
“Islam verwijdert hetgeen wat ervoor was.” zoals overgeleverd door Ahmad
en Tabarani op autoriteit van Amroe bin al Aas. Dit betekent dat degene die
Islam en de moslims kwaad heeft gedaan uit wordt gesloten van deze hadieth.
Omdat de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص sommigen van hen op een later tijdstip heeft
vergeven, zoals de vergiffenis van Ikramah ibn Aboe Djahl, is het toegestaan
voor de Khalifah om een rechtszaak tegen hen te beginnen of hen te vergeven.
Dit is van toepassing op degenen die de moslims hebben gemarteld voor het
zeggen van de waarheid of het beledigen van Islam. De hadieth:
اإلسالم يجب ما قبله “Islam verwijdert hetgeen ervoor kwam.” is niet van toepassing op hen omdat
zij ervan worden uitgesloten en een zaak tegen hen is begonnen volgens de wil
van de Khalifah.
In andere zaken buiten deze twee zijn de contracten die zijn vervuld na de
vestiging van de Khilafah, tezamen met de transacties en rechtszaken niet
tenietgedaan. De zaken worden ook niet opnieuw geïnitieerd zolang ze zijn
bevestigd en hun implementatie afgerond is alvorens de Khilafah is gevestigd.
Dus stel dat een man is veroordeeld tot twee jaar celstraf voor het breken van
schooldeuren, en hij heeft de twee jaar straf uitgezeten voordat de Khilafah is
opgericht. En hij wil na de vestiging van de Khilafah een rechtszaak beginnen
tegen degenen die hem hebben opgesloten. Met als reden dat hij zelf van mening
is dat hij deze straf niet verdiend dan wordt een dergelijk verzoek niet
geaccepteerd. Dit komt omdat het reeds is gebeurd en het vonnis reeds is
gegeven en tevens de implementatie reeds afgerond is voor de vestiging van de
Khilafah. Hij zal deze kwestie met Allah moeten afhandelen en zijn beloning bij
Hem moeten verwachten.
Indien deze man voor tien jaren is veroordeeld waarvan hij er slechts twee heeft
voltooid en de Khilafah inmiddels is gevestigd, in dit geval is het toegestaan
voor de Khalifah om deze zaak te onderzoeken door het vonnis ongedaan te
maken vanwege haar aard of de man vrij te laten zonder aanklacht, of tevreden
140 De Staatsinrichting van de Khilafah
is met de reeds voltooide periode waardoor de man vrijgelaten wordt. Het is
tevens toegestaan de overige tijdsduur van het vonnis te bestuderen en de
relevante Goddelijke wetgeving in acht te nemen en het belang van de burgers,
voornamelijk in kwesties aangaande de rechten van de mensen zodat het
onenigheid zal verwijderen.
Hizb ut Tahrir 141
Het departement van Burgerzaken (Ten aanzien van de belangen van de burgers) Het behartigen van de belangen van de staat en haar burgers wordt uitgevoerd
door stadsdeelkantoren, departementen en instellingen wiens taak het managen
van het werk van de Staat is en het toezien op de belangen van de burgers. Elke
publiekstaak heeft een eigen manager Elk loket wordt gehoofd door een
algemene manager en elk departement (Da’ira) en bestuur (Idaara) wordt geleid
door een bestuurder die haar zaken afhandelt en daar direct voor
verantwoordelijk wordt gesteld. Deze bestuurders zullen zich moeten
verantwoorden aan de algemene directeur die de leiding heeft over hun
kantoren, departementen of bestuurlijkheden vanuit een professioneel
perspectief. Tevens verantwoordt hij zichzelf aan de Waali en de aamil
aangaande het naleven van de wetten en de algemene regelingen.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص behartigde de belangen en stelde secretarissen
aan voor hun bestuur. Aldus zorgde de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص voor de belangen van
de mensen in al Mediena om hun problemen op te lossen, hun relaties te
organiseren, hun behoeften te vervullen en hen te leiden naar hetgeen hen
tevredenstelde. Al deze kwesties zijn van bestuurlijke aard die hun levens
vergemakkelijkte van problemen of complicaties.
Aangaande de educatieve kwesties de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص beval in ruil voor vrijheid voor
de ongelovige gevangen van oorlog het onderwijzen van tien moslim jeugdigen.
Aldus was het in het belang voor de moslims om educatie te verzekeren.
Voor wat betreft het fysieke welzijn van de moslims, de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص was een
dokter als gift gegeven maar hij stelde hem aan in dienst van de moslims. Het
feit dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص een gift ontving en hij het niet gebruikte,
noch aannam, maar eerder de gift in dienst stelde van de moslims is een bewijs
dat welzijn in het belang is voor de moslims.
Aangaande werkgelegenheid, de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص gaf een man de opdracht een
kleed te kopen en vervolgens een bijl en brandhout te verzamelen en te verkopen
aan de mensen in plaats van hen te bedelen waarbij sommigen hem
mogelijkerwijs zouden geven en anderen niet. Derhalve was het oplossen van
werkeloosheid een van de problemen dat in het belang van de moslims was.
142 De Staatsinrichting van de Khilafah
Ahmad heeft een hadieth overgeleverd die at Tirmidhi goedgekeurd heeft en
gaat als volgt:
أن رجال من النصار أتى النبي صلى هللا عليه وسلم فسأله، فقال: أما في بيتك
شيء؟ قال: بلى... قال: ائتني بهما، فأتاه بهما، فأخذهما رسول هللا صلى هللا
م بيده فقال: من يشتري هذين؟... قال رجل: أنا آخذهما بدر همين، عليه وسل
فأعطاهما إياه وأخذ الدر همين، فأعطاهما لألنصاري وقال: اشتر بأحدهما
فانبذه إلى أهلك، واشتر باآلخر قدوما فائتني به، فأتاه به، فشد فيه رسول هللا
ة فال أرينك خمس صلى هللا عليه وسلم عودا بيده ثم قال: اذهب واحتطب وبع،
عشر يوما، ففعل، فجاء وقد أصاب عشرة دراهم... )أخرجه أبو داود(
“Een man van al Ansaar kwam naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en vroeg van hem (Sadaqa).
De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص zei ‘Heb je niets in jouw huis?’ Hij zei: ‘Jawel.’ De
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Breng het naar mij.’ Hij bracht het naar hem. De Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص nam het in zijn hand en zei: ‘Wie zou deze twee kopen?’ Een man
zei: ‘Ik zou ze nemen voor twee dirham.’ Hij gaf het aan hem en nam de twee
dirham. Hij gaf ze aan de Ansaari en zei: ‘Koop met een van hen en geef het
aan je familie en koop met de ander een bijl en breng het naar mij.’ hij
bracht het naar hem. Daarna bond hij met zijn hand een staaf eraan vast en zei.
‘Ga en haal brandhout en verkoop, en laat me je gezicht niet zien voor
vijftien dagen. ’Hij deed dat en de man kwam terug met tien dirham.”.(Aboe
Dawoed, Soenan, #1641)
Al Boechaari heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft
gezegd:
لن يأخذ أحدكم أحبلة، فيأتي بحزمة من حطب على ظهره، فيبيعها، فيكف بها
الناس، أعطوه أو منعوه )أخرجه البخاري( وجهه، خير له من أن يسأل “Het is beter voor iemand van jullie om een touw te nemen en een
verzameling brandhout op zijn rug te brengen en het te verkopen en
daarom zijn gezicht (van bedelen) zal beschermen dan bij de mensen te
bedelen die hem iets zouden kunnen geven of afwijzen.” (Boechaari, Sahieh,
#2075)
Betreffende de kwestie aangaande wegen, de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft de wegen in zijn
tijd georganiseerd door de weg in zeven armen breed te vormen in geval van
dispuut. Al Boechaari heeft overgeleverd op autoriteit van Aboe Hoeraira:
Hizb ut Tahrir 143
قضى النبي صلى هللا عليه وسلم إذا تشاجروا في الطريق الميتاء بيبعة أذرع
)أخرجه البخاري(
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص besloot in geval van een dispuut op de weg dat het gevormd zou
moeten worden tot zeven dhiraa’ (ellen).” (Boechaari, Sahieh, #2473)
In een overlevering van Moeslim wordt gezegd:
إذا اختلفتم في الطريق جعل عرضه سبعة أذرع “Indien jullie een geschil hebben over de weg, maak haar breedte dan zeven
armen.”
Dit is van de bestuurlijke organisatie geweest van toentertijd en indien er de
noodzaak bestaat om dit te verbreden is dit toegestaan volgens de opinie van
imam as Sjaafi’i.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft tevens het overtreden in het verkeer
voorkomen. Tabarani heeft overgeleverd in (al Djaami’) as Sharh Saghier:
من أخذ من طريق المسلمين شبرا طوقه هللا يوم القيامة من سبع أرضين “Wie ook maar een handspanwijdte van de weg van de moslims neemt,
Allah zal hem omcirkelen van zeven werelden op de Dag des Oordeels.”
Aangaande kwesties in irrigatie, az Zoebair was verwikkeld in een dispuut met
een man van al Ansaar aangaande het irrigeren van een stroom water dat vloeide
in hun land. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
اسق يا زبير ثم أرسل الماء إلى جارك “O Zoebair, irrigeer en laat het water vervolgens doorstromen naar je
buurman.”
Er is een overeenkomst over de hadieth en de uitspraak is afkomstig van
Moeslim.
144 De Staatsinrichting van de Khilafah
Aldus behartigde de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de belangen van de moslims en
loste hun problemen op gemakkelijke en simpele wijze op zonder complicaties.
Hij zocht de hulp van sommigen van de Sahaba’s in de uitvoer ervan. Daarom
bracht hij het behartigen van de belangen van de mensen onder in een organisatie
die toevertrouwd is aan de Khalifah of hij stelde een competente
verantwoordelijke aan die de leiding en verantwoordelijkheid over de kwestie
op zich nam. Dit is hetgeen wij adopteren om de last van de Khalifah te
verlichten, met name omdat de belangen van de mensen zijn toegenomen en
zich verder opsplitst. Daarom zeggen wij dat er een organisatie voor de belangen
van de mensen moet zijn die toevertrouwd wordt aan een competente
verantwoordelijke en uitgevoerd moeten worden door stijlen en middelen die de
burgers woonachtig in de Staat faciliteert. Tevens moet deze organisatie de
noodzakelijke diensten voor hen garanderen zonder dat er zaken ingewikkeld
worden gemaakt maar juist eerder met het oog op gemak en versimpeling.
Dit systeem bestaat uit het bestuur, departementen en directoraten. Het bestuur
is het overkoepelende management van elke overheidskwestie zoals
burgerschap, allocaties, het slaan van geldmunten, educatie, welzijn,
agricultuur, werkgelegenheid, wegen en anderen. Dit bestuur zou het managen
van zijn eigen belangen ondernemen en van al de departementen en directoraten
onder zijn verantwoordelijkheid. Het departement zou zijn eigen belangen
moeten verzorgen en die van de directoraten die onder haar vallen. Het
directoraat zal tevens toezien op haar eigen belangen en de belangen van alle
secties en divisies onder haar verantwoordelijkheid.
Het doel van het bewerkstelligen van het bestuur, departementen en
directoraten, is het managen van de belangen van de Staat en het vervullen van
de wensen van de burgers.
Om te kunnen garanderen dat het behandelen van dit bestuur, departementen en
directoraten coulant verloopt, moeten er verantwoordelijken worden aangesteld
die de leiding over hen nemen. Voor elke bestuurlijke functie zou een algemeen
bestuurder moeten worden aangewezen om de directe zeggenschap over haar te
hebben en elk departement en directoraat te managen dat onder haar vallen.
Voor elk departement en voor elk directoraat zou er een manager moeten
worden aangesteld die direct de leiding neemt over zijn departement of
directoraat en tevens verantwoordelijk is voor de secties en divisies die eraan
gelieerd zijn.
Hizb ut Tahrir 145
Het bestuurssysteem is een vorm van bestuur en geen vorm van regeren.
Het bestuurssysteem is een stijl dat wordt gebruikt om een taak uit te voeren en
is tevens één van de middelen die daarvoor kan dienen. Daarom is er geen
specifiek bewijs voor vereist. Het is voldoende om algemene bewijzen te hebben
die de oorsprong aantonen. Het zou verkeerd zijn om te zeggen dat deze stijlen
onder de handelingen vallen en derhalve uitgevoerd moeten worden volgens
Goddelijke oordelen. Dit is omdat het bewijs voor deze handelingen is gekomen
met betrekking tot hun aard in algemene vorm, behalve wanneer er een
Goddelijk bewijs bestaat dat gerelateerd is hieraan waardoor de handeling het
bewijs zal moeten naleven. Ter illustratie Allah هلالج لج zegt :
كاة )المزمل: (20وآتوا الزه
“Geef de Zakaat.” (VBK soera al Moezammil 73, aaja 20)
Dit is een algemeen bewijs. Vervolgens kwamen de bewijzen aangaande de
afgeleide handelingen die eruit voortkwamen., zoals de hoeveelheid van de
Nisaab., de verzamelaars van de Zakaat en de categorieën van mensen van wie
de Zakaat genomen zou moeten worden. Al deze handelingen zijn afgeleid van
de ayah: “En geeft de Zakaat.”
Er zijn geen bewijzen gevonden over de wijze waarop de verzamelaars van
Zakaat de Zakaat zouden moeten verzamelen. Bijvoorbeeld, zouden ze dit
rijdend of lopende moeten doen? Zouden ze werknemers moeten inhuren om
hen te helpen of niet? Verzamelen ze het volgens bepaalde gegevens? Zouden
ze een hoofdkwartier moeten oprichten waar zij allen bijeenkomen? Zouden zijn
warenhuizen moeten hebben waar ze alles zullen bergen wat ze hebben
verzameld? Zouden deze huizen ondergronds moeten zijn of gebouwd moeten
worden als graanhuizen? Zou de Zakaat in vorm van geld verzameld moeten
worden in tassen of koffers? Al deze handelingen zijn hetzelfde, sterker nog dit
zijn afgeleide handelingen die voortgekomen zijn uit het vers: “En geeft de
Zakaat.”
Deze oordelen worden allen omvat door de algemene bewijzen omdat er geen
specifieke bewijzen voor hen bestaan; en dit is het geval met alle stijlen. Aldus,
de stijl is een afgeleide handeling voor een handeling d.w.z. de aard die
algemene bewijzen kent. Derhalve behoeft de stijl geen bewijsvoering omdat
het bewijs van haar aard voldoende is voor hiervoor.
146 De Staatsinrichting van de Khilafah
Dus, de bestuurlijke stijlen kunnen worden genomen van elk systeem behalve
wanneer er een specifieke tekst is die een specifieke bestuurlijke stijl bevat.
Anders is het toegestaan om de bestuurlijke stijlen te adopteren indien ze gepast
zijn om het werk van de bestuurlijke organisaties te kunnen organiseren en de
belangen van de mensen te kunnen behartigen. Dit is omdat de bestuurlijke stijl
niet een Goddelijke regel is die een Goddelijk bewijs vereist. Dit is de reden
waarom ‘Oemar de stijl van de Diwaan heeft genomen om de namen van het
leger en de burgers te registreren omwille van het aanreiken van kapitaal aan
hen. De uitbestedingen hiervan kwam van de publieke- of staatseigendommen
in de vorm van giften of salarissen.
‘Aabied ibn Jahjaa heeft overgeleverd op autoriteit van al Haarith ibn Noefail
dat ‘Oemar de moslims om raad vroeg over het registreren van de Dawaawin,
Ali ibn Abi Taalib stelde voor: “Verdeel al het kapitaal dat je elk jaar verzamelt
en neem niets van hen.” ‘Oethmaan ibn Affaan zei: “Ik zie dat er veel kapitaal
is dat uitgedeeld wordt onder de mensen en indien ze niet geteld worden om te
weten wie heeft genomen en wie niet vrees ik dat de kwestie uit de hand zal
lopen.” Hierop zei Al Walied ibn Hisjaam ibn oel Moehiera: “Ik was in asj
Sjaam en ik merkte op dat haar koningen een Diwaan hadden geïntroduceerd en
soldaten rekruteerde, waarom doe jij niet hetzelfde?” ‘Oemar nam dit advies en
riep ‘Aaqil ibn Abi Taalib en Makrama ibn Noefail en Djoebair Ibn Matam waar
jonge mannen waren van de Qoeraisj en zei: “Registreer het woonadres van de
mensen.”
Toen Islam Irak bereikte, continueerde de Diwaan van betalingen en de
verzameling van kapitaal zoals ervoor. De Diwaan van asj Sjaam was in het
Latijn omdat het onderdeel was van de Romeinse rijken en de Diwaan van Irak
was in het Perzisch omdat dit onderdeel was van het Perzische rijk. In de tijd
van Abdoel Malik ibn Marwaan werd de Diwaan van asj Sjaam veranderd in
Arabisch (in het 81e jaar NH). Verscheidene Dawaawin waren toen opgezet
volgens noodzakelijkheid en afhankelijk van de behoefte van hen ten aanzien
van het behartigen van de belangen van de mensen. Dawaawin voor de
strijdkrachten waren geïntroduceerd voor registratie en giften, en anderen waren
geïntroduceerd om de kosten en de verzoeken van alle transacties te registreren.
Een andere Diwaan was geïntroduceerd voor de Aamils en Waalis om elke
aanstelling en verwijdering te registreren en andere Dawaawin waren gebruikt
voor de staatskas (Bait al Maal) om de inkomsten en uitgaves te registeren. De
introductie van een Diwaan was naar gelang de behoefte, en haar stijl varieerde
over de jaren door de verschillen in stijlen en middelen.
Hizb ut Tahrir 147
Een verantwoordelijke werd aangesteld voor elke Diwaan tezamen met andere
werknemers en in sommige kwesties was het de verantwoordelijke toegestaan
de werknemers zelf te kiezen en in andere gevallen werden ze voor hem
gekozen.
Een Diwaan zou derhalve opgezet worden volgens de noodzaak daartoe
tezamen met de stijlen en middelen die de behoefte zouden kunnen voorzien.
Het is toegestaan om stijlen en middelen te adopteren toegespitst tot het gebied,
provincie of land.
Wat betreft de verantwoordelijkheid van dergelijke burgerlijke assistenten, ze
zijn ingehuurde werknemers en tegelijkertijd zijn ze burgers. Op een
professioneel niveau leggen ze verantwoording af aan hun eigen manager van
hun directoraat, en als burgers verantwoorden zij zich jegens de heersers of deze
nu de Waalis, de assistenten of de Khalifah betreffen. Ze hebben zich te houden
aan de Sjari’a wetten en de bestuurlijke systemen.
Het beleid van publieke zaken
Het beleid van publieke zaken is gebaseerd op de eenvoud van het systeem,
snelheid in het uitvoeren van taken en de competentie van het bestuur. Dit is
genomen op basis van de aard van het behartigen van belangen voor de persoon
die een dienst benodigd om het snel en efficiënt af te handelen.
إن هللا كتب اإلحسان على كل شيء، فإذا قتلتم فأحسنوا القتلة، وإذا ذبحتم
(فأحسنوا الذبح... )أخرجه مسلم “Voorwaar, Allah heeft de perfectie van alles geboden; dus wanneer jullie
doden, doe dit op de beste wijze en wanneer jullie slachten, slacht dan op
de beste wijze.” Overgeleverd door Moeslim van Sjaddad bin Aws (Sahieh,
#1955).
Derhalve is de perfectie in het uitvoeren van handelingen bevolen door de
Sjari’a. Om dit te kunnen bewerkstelligen zou het bestuur drie kwaliteiten in
acht moeten nemen:
Ten eerste: de eenvoud van het systeem dat zou leiden tot een
gemakkelijke afhandeling. Daartegenover zal het compliceren tot moeilijkheden leiden.
148 De Staatsinrichting van de Khilafah
Ten tweede: de snelheid in het afhandelen van de transacties, die de mensen van overbodige uitstel zal onthouden.
Ten derde: De competentie en kundigheid van de werknemers. Dit is vereist om de uitvoering en het resultaat van de taak te kunnen optimaliseren.
Degene die verkiesbaar zijn om te werken in het Departement van de Staat
Eenieder die burgerschap geniet en competent is, man of vrouw, moslim of niet-
moslim is verkiesbaar en kan verkozen worden als een verantwoordelijke van
elke administratie of om daar een werknemer van te zijn.
Dit is genomen van de wetten van (in)huur (Idjaara) waar het is toegestaan om
elk persoon te huren of dit nu een moslim of niet-moslim betreft. Dit is omdat
de bewijzen voor het (in)huren in algemene vorm zijn gekomen. Allah هلالج لج zegt:
“…Als zij haar kind voor u zogen geeft haar vergoeding…” (VBK soera at
Tallaaq 65, aaja 6).
Dit is een algemeen bewijs. Boechaari heeft overgeleverd van Aboe Hoeraira
van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص die heeft gezegd:
قال هللا تعلى: ثالثة أنا خصمهم يوم القيامة... ورجل استأجر أجيرا فاستوفى
منه ولم يعطه أجره )أخرجه البخاري(
“Allah هلالج لج heeft gezegd: ‘Ik zal drie mensen uitdagen op de Dag des Oordeels
… en een man die een arbeider heeft ingezet en hij van hem (het werk) heeft
ontvangen maar hem niet zijn loon heeft gegeven.’” (Boechaari, Sahieh
#227) Dit bewijs is tevens algemeen geldend.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft zelf een keer een man ingehuurd van Banoe
ad Dil die een niet-moslim was, wat aangeeft dat het net zo is toegestaan om een
niet-moslim in te huren als een moslim. Het is ook net zo toegestaan om een
vrouw als een man in te huren volgens de algemeenheid van de bewijzen.
Derhalve is het toegestaan voor een vrouw om een directeur te zijn van een
overheidsdepartement of een van de werknemers te zijn. Ook is het toegestaan
voor een niet-moslim om een directeur te zijn van een overheidsdepartement of
een werknemer in dit departement omdat ze allen tot ingehuurde werknemers
behoren en de bewijzen van (in)huur zijn algemeen van aard.
Hizb ut Tahrir 149
De Staatskas (Bait oel Maal)
De Bait oel Maal is een bezittelijke constructie en geeft de plaats aan waar de
inkomens van de Staat worden gehouden totdat ze worden uitgegeven. Hier kan
tevens de autoriteit verantwoordelijk voor het ontvangen en spenderen van
kapitaal voor de moslims mee worden bedoeld.
Wij hebben reeds eerder geadopteerd dat de Waali een specifieke autoriteit is
gegeven exclusief het leger, rechtbank en zeggenschap over het kapitaal.
Derhalve zal het gehele leger een centraal departement zijn (geleid door de
Amier oel Djihaad). De rechtbank zal een centraal departement zijn (bekend als
de Rechterlijke Macht), en al het kapitaal vormen een centrale departement
(bekend als de Bait oel Maal), die gescheiden zijn van elke ander instituut
binnen de Staat en de bevelen van de Khalifah opvolgt, zoals al de andere
instituten.
Er is een veelvoud aan bewijzen dat de Bait al Maal valt onder de directe
autoriteit van de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص, de Khalifah, of wie dan ook erover is
aangesteld. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ging op sommige momenten direct
het kapitaal afhandelen op de plek waar ze een kluis hadden. Hij ontving het
kapitaal, verdeelde het en gaf het uit op hun verworven plaats. In andere gevallen
stelde hij ملسو هيلع هللا ىلص iemand aan om daarvoor zorg te dragen. Dit is wat de Khoelafaa’
ar Raasjidoen gewoon waren te doen na hem, waar ze ofwel de
verantwoordelijkheid van de Bait oel Maal op zichzelf namen of dit delegeerden
naar anderen om dit te ondernemen uit hun naam.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص plaatste het kapitaal soms in de moskee zoals Al
Boechaari heeft overgeleverd van Anas. Hij zei:
“Een deel van het kapitaal was gebracht naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص van Bahrein. Hij zei:
أتى النبي صلى هللا عليه وسلم بمال من البحرين، فقال: انشروه في المسجد...
)أخرجه البخاري(
‘Verspreid dit in de moskee.”’ (Boechaari, Sahieh #421)
150 De Staatsinrichting van de Khilafah
Soms stopte hij het in een van de kamers van zijn vrouwen, zoals overgeleverd
door Al Boechaari van Oeqba die zei:
صليت وراء النبي صلى هللا عليه وسلم بالمدينة العصر، فسلم ثم قام مسرعا،
فتخطى رقاب الناس إلى بعض حجر نسائه، ففزع الناس من سرعتة، فخرج
من تبر عندنا، غليهم، فرأى أنهم عجبوا من سرعته، فقال: ذكرت شيئا
فكرهت أن يحيسني، فأمرت بقسمته )أخرجه البخاري(
“Ik verrichtte het ‘asr gebed achter de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص in Mediena. Hij gaf salaam aan
het eind van het gebed en stond vluchtig op. Hij liep door de lijnen (van gebed)
van de moslims achter hem naar de kamer van een van zijn vrouwen. De mensen
waren verbaasd over zijn snelheid. Hij kwam terug naar hen en hij zag dat ze
versteld stonden van zijn haastigheid. Hij zei: ‘Ik herinnerde me wat
goudpoeder die wij bij ons hadden, dus ik haatte het om het achter te
houden en ik beval dat het zou moeten worden verdeeld.’” Andere keren
hield hij het in zijn kluis zoals Moeslim heeft overgeleverd van Oemar dat hij
zei:
فقلت لها: أين رسول هللا صلى هللا عليه وسلم؟ قالت: هو في خزانته في
رسول هللا صلى هللا عليه وسلم فإذا أنا المشربة... فنظرت ببصري في خزانة
بقبضة من شعير نحو الصاع، ومثلها قرظا في ناحية الغرفة وإذا أفيق معلق.
قال: فابتدرت عيناي. قال: ما يبكيك يا ابن الخطاب؟ قلت: يا نبي هللا، وما لي
ل أبكي وهذا الحصير قد أثر في جنبك، وهذه خزانتك ل أرى فيها إل ما
)أخرجه مسلم(أرى...
“Dus ik zei tegen haar, ‘Waar is de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص?’ Ze zei: ‘Hij is
in zijn kluis in de houten erker.’ Ik nam een kijkje in de kluis van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en ineens zag ik een hoopje gerst van ongeveer een
sa’ (een kleine kubieke maat) en aan een kant van de kamer zag ik iets wat gelijk
was aan drie fruitstukken gebruikt voor sap. Ook zag ik een ongelooid vel
hangen in de kamer. Mijn ogen begonnen te tranen. De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Wat doet
jou huilen o zoon van al Gattaab?’ Ik zei: ‘O Profeet van Allah! Waarom zal
ik niet huilen terwijl deze mat jouw kant heeft beïnvloed en dit jouw kluis is
waarbij ik niets zie behalve hetgeen voor mij.’”
In de tijd van de Khoelafa ar Raasjidoen werd het kapitaal bewaard op een plek
bekend als Bait al Maal. Sa’d heeft vermeld in at Tabaqaat van Sjall ibn Abi
Hizb ut Tahrir 151
Haithma en anderen: “Aboe Bakr had altijd een huis in as Sanh dat door niemand
werd bewaakt. En werd er dus tegen hem gezegd: ‘Waarom stel je niet iemand
aan om het te bewaken?’ Hij zei: ‘Het heeft een slot.’ Hij gaf hetgeen uit wat er
in zat totdat het leeg was. Toen hij verhuisde naar Mediena, verplaatste hij het
en plaatste hij het in zijn huis.”
Hinaad heeft overgeleverd in az Zoehd door middel van een goede overlevering
van Anas, hij zei: “Een persoon kwam naar Oemar en zei: “O Amier oel
Moe’minien! Steun mij want ik ga op Djihaad. Oemar antwoordde: “Neemt zijn
hand en neem hem naar de Bait al Maal zodat hij het geld kan nemen dat hij
wil.” As Sjaafi’i heeft overgeleverd in al Oemm, en authentiek verklaard door
Ibn Hadjar van ‘Abdoellah ibn Waadi’a, hij zei: “Salim, de bediende van Aboe
Hoedhaifa was een bediende van een vrouw van ons genaamd Salmaa bint
Ya’aar, ze bevrijdde hem in haar dagen van Djahiliyya. Toen hij was gedood in
al Yamaama, was zijn erfenis gebracht naar Oemar ibn al Gattaab. Dus riep hij
Qadiea ibn Khidham bij zich en zei: “Dit is de erfenis van jouw bediende, en jij
hebt hier meer recht op.” Hij zei: “O Amier oel Moe’minien. Allah heeft ervoor
gezorgd dat wij hem niet meer nodig hadden. Onze vrouw heeft hem
onvoorwaardelijk vrijgelaten. Derhalve willen wij onszelf niet te schande
brengen in deze kwestie.” Daarop stopte Oemar zijn erfenis in de Bait al Maal.
Al Baihaqi en ad Dariemi hebben overgeleverd en Ibn Haazim heeft dit
goedgekeurd, dat “Soefjaan ibn Abdoellah ibn Rabie’a at Thaqafi een leren tas
had gevonden en bracht het naar Oemar ibn al Gattaab. Hij zei: “Laat het de
mensen zien voor één jaar, indien het herkend wordt, geef het dan (aan de
persoon). Indien dit niet het geval is, is het van jou.”
Niemand heeft het herkend dus hij ontmoette hem het volgende jaar en maakte
hier melding van. Oemar zei: “Het is van jou, want de Boodschapper van Allah
heeft ons bevolen dit te doen.” Hij zei: “Ik wil het niet.” Oemar nam het en ملسو هيلع هللا ىلص
stopte het in de Bait oel Maal.” Ad Dariemi heeft overgeleverd van Abdoellah
ibn Amroe dat hij zei: “Een bediende overleed in de periode van ‘Oethmaan
zonder een familielid achter te laten. Derhalve beval hij dat dit gestopt zou
moeten worden in de Bait oel Maal.” Ibn Abd al Barr heeft overgeleverd in Al
Istidhkaar van Anas ibn Sirien: “Ali verdeelde het kapitaal totdat de Bait oel
Maal leeg werd. Het zou dan worden schoongemaakt en hij zat er vervolgens
in.”
Dit is wat betreft de eerste betekenis van Bait oel Maal, die de plaats aanduidt.
Betreffende de tweede betekenis, die de verantwoordelijke autoriteit inhoudt, dit
is benodigd door het feit dat het kapitaal soms niet op een plek werd gehouden.
Voorbeelden hiervan zijn landen, olievelden, gasputten, mijnen en de
152 De Staatsinrichting van de Khilafah
liefdadigheidsfondsen die zijn genomen van rijkdom en uitgegeven worden door
de mensen die er recht op hebben zonder dat dit op een plek gehouden werd. De
Bait oel Maal wordt soms enkel aangeduid als de verantwoordelijke autoriteit
zoals overgeleverd door al Bayhaqi, Ahmad in Al Moesnad en ‘Abd ar Razzaaq
in zijn Moesannaf, van Laahiq ibn Hoemaid : “Ibn Mas’oed was gestuurd om
de Rechterlijke Macht en de Bait oel Maal voor te zitten.” Dit zou niet betekenen
dat ‘Oemar hem als een bewaker stuurde over de Bait oel Maal. Echter, stuurde
hij hem met de verantwoordelijke autoriteit van het verzamelen en uitgeven van
het kapitaal. Dit is dezelfde betekenis als overgeleverd bij Ibn Moebaarak in Az
Zoehd van al Hasan, toen de Amiers van al Basra kwamen met Aboe Moesa al
Asj’ari en hem om voedsel verzochten voor hen. Hij zei tegen hen: “O volk van
Amiers! Ik heb jullie van de Bait oel Maal twee schapen en twee gharieb (een
deel van bewerkbaar land) toegeschreven.” Derhalve kan het tevens de betekenis
‘verantwoordelijke autoriteit’ inhouden.
Degene die het inkomen afhandelt en die de kosten van de Bait oel Maal
voor zijn rekening neemt is de Khalifah.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص was degene die de donaties van ‘Oethmaan aan
het leger van ontberingen (‘oesra) in ontvangst nam. Ahmad heet overgeleverd
en at Tirmidhi heeft overgeleverd van Hasan en Ghaarib en al Haakim heeft het
overgeleverd en goedgekeurd, ad Dhahabi was het met hem eens, van Abd oer
Rahmaan ibn Samra, dat hij zei:
جاء عثمان رضي هللا عنه إلى النبي صلى هللا عليه وسلم بألف دينار حين
جهز جيش العسرة ففرغها عثمان في حجر النبي صلى هللا عليه وسلم، قال
فجعل النبي صلى هللا عليه وسلم يقلبها ويقول: ما ضر عثمان ما عمل بعد هذا
اليوم، قالها مرارا )أخرجه أحمد والترمذي الحاكم(
“’Oethmaan kwam naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص met duizend dinaar toen hij het leger van
de ontberingen (Ghazwa van Taboek) voorbereidde en hij leegde het op de
schoot van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Hij zei dat de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص ze begon om te draaien en zei:
‘Oethmaan zal gevrijwaard worden voor alles wat hij doet na deze dag.’ En
hij zei dit meerdere keren.”
Hij heeft het geld soms zelf verdeeld. Al Boechaari heeft overgeleverd van
Anas:
Hizb ut Tahrir 153
.. فقال انثروه في المسجد.أتى النبي صلى هللا عليه وسلم بمال من البحرين
فلما قضى الصالة، جاء فجلس إليه، فما كان يرى أحد إل أعطاه... فما قام
رسول هللا صلى هللا عليه وسلم وثم منها درهم )أخرجه البخاري(
“Kapitaal van Bahrein werd voor de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص gebracht. Hij zei: “Verspreid
het in de moskee.” Toen hij het gebed had voltooid, begon hij bij hen te zitten
en heeft niemand laten gaan zonder dat hij hem wat zou geven. Dus, toen de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص opstond was er geen enkele dirham meer over.”
Aboe Bakr nam de verantwoordelijkheid door zelf de inkomsten die kwamen
van Bahrein te verdelen. Al Boechaari heeft overgeleverd van Djaabir dat hij
zei:
قال لي رسول هللا عليه وسلم: لو قد جاء مال البحرين، لقد أعطيتك هكذا
ل هللا صلى هللا عليه وسلم وجاء مال وهكذا وهكذا أي ثالثة. فلما قبض رسو
البحرين أمر أبو بكر مناديا فنادى: من كان له عند رسول هللا صلى هللا عليه
سلم دين أو عدة فليأتنا، فأتيته فقلت إن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم قال: لي
كذا وكذا، فحثا لي ثالثة... )أخرجه البخاري(
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd: “Indien er geld komt van Bahrein,
zal ik jou dit, dit en dat geven. Toen de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص kwam te
overlijden en de inkomsten van Bahrein kwamen, verordonneerde Aboe Bakr
iemand om uit te roepen: “Wie dan ook schuld heeft bij de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص laat hem naar ons toekomen.” Dus ik ging naar hem en zei dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei dat er voor mij dit, dit en dat gegeven zou
worden, dus gaf hij mij drie bescheide delen.”
In een eerder genoemde hadieth van Soefjaan at Tahaqafi aangaande de leren
tas die hij vond en aangaf bij Oemar: “Oemar nam het en stopte het in de Bait
al Maal. “As Sjaafi’i heeft overgeleverd in Al Oemm, hij zei: “Meer dan een van
de geleerden heeft ons verteld dat toen de buit van Irak Oemar ibn Al Gattaab
bereikte de verantwoordelijke van Bait al Maal hem zei: ‘Laat me het stoppen
in de Bait al Maal.’ Hij zei: ‘Nee! Bij de Heer van de Ka’ba! Het zal niet in welk
huis dan ook gehouden worden totdat het verdeeld is.’ Dus hij beval dat het in
de Masdjid gehouden zou moeten worden en leren matten waren erop gelegd en
de mannen van de Moehaadjirien en de Ansaar waakten erover. In de vroege
morgen gingen al ‘Abbaas ibn Abd oel Moetallib en Abd oer Rahmaan ibn Auwf
154 De Staatsinrichting van de Khilafah
naar hem toe, hij hield de hand van een van hen vast of een van hen hield zijn
hand vast. Toen ze hem zagen, verwijderde hij de leren matten van de buit. Dus
hij aanschouwde iets wat hij nog nooit eerder had gezien. Hij zag het goud,
saffier, kristal en parels schijnen en hij huilde. Een van hen zei tegen hem: ‘Bij
Allah! Ik dacht er niet zo over als jij nu doet. Eerder zou een dergelijk kapitaal
niemand van nut zijn behalve dat haar kwaad tussen hun valt.’ Toen keerde hij
zich tot de Qibla, hief zijn handen op en zei: ‘O mijn Heer! Ik zoek bescherming
bij u tegen mijn verleiding, want ik heb gehoord dat U zegt:
“En Wij brachten de Kinderen van Israel naar de overkant van de zee. En toen
zij een volk ontmoetten dat opging in het vereren van hun afgodsbeelden, zeiden
zij: “O Moesa, maak voor ons een god zoals hun goden.” Hij zei: “Voorwaar,
jullie zijn een onwetend volk.”(VBK soera al A’raaf 7, aaja 183)
Toen zei hij: ‘Waar is Soeraaqa ibn Dja’sjam?’ Hij was naar hem toe gebracht
terwijl zijn armen harig en dun waren. Hij gaf hem de twee armbanden van
Kisraa. Hij zei: ‘Draag hen’ en hij deed dit vervolgens. Toen zei hij: ‘Allahoe
Akbar.’ Hij zei: ‘Allahoe Akbar. Zeg Alhamdulilah Die hen heeft ontnomen van
Kisraa bin Hirmiz en ze heeft om gedaan bij Soeraaqa ibn Dja’sjam, een
bedoeïne van Bani Midlidj.’ Hij begon het kapitaal over te dragen met een stok
en zei: ‘Inderdaad Degene die heeft uitgevoerd (wat beloofd is), dat is pas
betrouwbaar.’ Een man zei tegen hem: ‘Laat me je iets zeggen, jij bent de
vertrouweling van Allah (amien Allah), en zij voeren uit voor jou hetgeen jij
voor Allah uitvoert. Dus, indien jij zal grazen dan zullen zij grazen.’ Hij zei: ‘Je
hebt de waarheid gesproken.’ Toen heeft hij het verdeeld onder de mensen.” Wij
hebben tevens eerder de hadieth genoemd van Abdoellah ibn Amr zoals
overgeleverd bij ad Darimie: “Een bediende overleed in de periode van
‘Oethmaan zonder een familielid achter te laten. Derhalve beval hij dat dit
kapitaal in de Bait oel Maal gestopt zou moeten worden.’ Dit is eveneens de
hadieth van Anas ibn Sierien in Al Istidhkaar: “Ali verdeelde het kapitaal totdat
de Bait oel Maal leeg werd. Wanneer het geleegd was zat hij erin.”
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft in tijden een van zijn metgezellen
aangesteld over het verdelen van het kapitaal, of hij stelde hem aan over
sommige verantwoordelijkheden aangaande het kapitaal.” Al Boechaari heeft
een hadieth overgeleverd van Oeqba dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft
gezegd:
ذكرت شيئا من تبر عندنا، فكرهت أن يحبسني، فأمرت بقسمتة )أخرجه
البخاري(
Hizb ut Tahrir 155
“Ik herinnerde me wat goudstof wat bij ons was, dus ik haatte het gevoel
dat het me in mijn hoofd zat en ik beval het te worden verdeeld (onder de
mensen).” De hadieth van ibn Sjihaab, zoals overgeleverd door ibn Abi Sjayba
door middel van een overlevering goedgekeurd door al Haafidh ibn Hadjar al
Asqalaani, Al Moendhiri en Al Haitami, zegt:
أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم دخل خزانة بالل التي يضع فيها الصدقات،
فوجد فيها صبرة من تمر، فقال: ما هذا التمر يا بالل؟ قال: يا رسول هللا،
ح ولها في جهنم بخار؟ أنفق ول تخش أخذتها لنوائبك. قال: أفأمنت أن تصب
من ذي العرش إقالل أو إقتارا )أخرجه ابن إبو شيبة(
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ging de kluis van Bilaal binnen waarin hij
normaal de Sadaqa deed en vond daarin een hoopje dadels, dus zei hij: ‘Wat
zijn deze dadels o Bilaal?’ Hij zei: ‘O Boodschapper van Allah, ik nam het
voor het geval u onfortuinlijk bent.’ Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Zou jij je veilig voelen om
wakker te worden en erachter te komen dat het rookt in Djahannam? Geef
het uit en vrees geen vermindering of inhaligheid van de Eigenaar van de
Troon.’”
Deze hadieth vertelt:
إن عبد الرحمن بن عوف رضي هللا عنه كان يلي صدقات اإلبل والغنم في
عهد رسول هللا صلى هللا عليه وسلم وكان بالل رضي هللا عند يلي صدقات
خليفة: وعلى نفقاته بالل الثمار، وكان محمية بن جزء يلي الخمس. وقال “Abd oer Rahmaan ibn Awf nam de verantwoordelijkheid voor de sadaqa
van kamelen en schapen in de tijd van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص op zich en
Bilaal nam de verantwoordelijkheid van de Sadaqa van fruit op zich. Terwijl
Mahmiyya ibn Djoez’ verantwoordelijkheid nam over een vijfde (van het
huishouden van de Profeet van Allah ملسو هيلع هللا ىلص).” En Khalifah heeft gezegd: “En Bilaal
was verantwoordelijk voor zijn kosten.”
Ibn Hibbaan heeft overgeleverd in de Sahieh van Abdoellah ibn Lahie al
Hoezaanie, hij zei: “Ik ontmoette Bilaal, de Moe’addhin van de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en zei: “O Bilaal! Hoeveel waren de kosten van de Boodschapper
van Allah ملسو هيلع هللا ىلص?’ Hij antwoordde: ‘Hij had helemaal niets. Ik was degene die zorg
droeg voor deze kwestie sinds hij gezonden was als Boodschapper tot aan de
156 De Staatsinrichting van de Khilafah
dag hij overleed. Indien een moslim naar hem toe kwam en de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zag dat
hij niet gekleed was, beval hij mij om me te snellen en geld te lenen om voor
hem een mantel te kopen om hem te kleden en hem tevens van voedsel te
voorzien.”. Moeslim heeft overgeleverd van Abi Raafi’ de bediende van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص dat hij zei:
استسلف رسول هللا صلى هللا عليه وسلم بكرا فجاءته إبل من إبل الصدقة، قال
قلت الرجل بكره، فأبو رافع فأمرني رسول هللا صلى هللا عليه وسلم أن أقضي
لم أجد في اإلبل إل جمال خيارا رباعيا، فقال رسول هللا صلى هللا عليه وسلم
أعطه إياه، فإن خيار الناس أحسنهم قضاء )أخرجه مسلم(
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص leende een jonge kameel. Kamelen van de
Sadaqa bereikten hem, Aboe Raafi’ zei dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص mij
beval deze jonge man zijn kameel terug te betalen. Ik zei dat ik alleen bij de
kamelen een vier jaar oude goede kameel kon vinden. De Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص beval dit aan hem te geven, want de beste mensen zijn degene die het
beste zijn in terugbetalen.”
Het is tevens vermeld in de hadieth van ibn Abbaas, waarin is overeengekomen
in de vier boeken:
أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم لما بعث معاذا إلى اليمن قال:... فإن هم
فترد على أطاعوك، فأعلمهم أن هللا افترض عليهم صدقة تؤخذ من أغنيائهم
فقارئهم، فإن هم أطاعوك لذلك، فإياك وكرائم أموالهم، واتق دعوة المظلوم
فإنه ليس بينها وبين هللا حجاب
“Dat toen de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص Moe’aadh naar Jemen stuurde zei hij: ‘Indien zij
jullie gehoorzamen informeer hen dan dat Allah Sadaqa op hen verplicht
heeft gesteld wat wordt genomen van de welvarende mensen en gegeven aan
de armen. Indien ze dit van je accepteren, vermijd dan het nemen van het
beste van hun welvaart en behoed jezelf voor de (kwade) verwensingen van
de onderdrukten, want tussen haar en Allah is geen gordijn.’”
Het is tevens overgeleverd in de twee boeken Sahieh via Aboe Hoeraira dat, “de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص Oemar stuurde om de Sadaqa te verzamelen.”
Hizb ut Tahrir 157
De Khoelafaa’ ar Raasjidoen volgden hem in zijn methode, dus stelden ze altijd
andere mensen aan om de kwesties van het kapitaal te behandelen. Ibn Ishaaq
en Khalifah hebben overgeleverd: “Aboe Bakr stelde Aboe Oebaida ibn al
Djarra aan over de Bait al Maal en vervolgens zond hij hem naar as Sjaam.”
Ad Dhahabi zei, in zijn commentaar over het leven van Moeajqieb, dat Aboe
Bakr en Oemar hem hadden aangesteld over de Bait al Maal. Ibn Ishaaq heeft
genoemd in een overlevering goedgekeurd door Al Haakim als de auteur van at
Taraatib al Idaariyya (De bestuurlijke verordeningen) van Abdoellah ibn az
Zoebair dat hij zei: “Hij schreef naar Aboe Bakr en hij stelde hem aan over de
Bait oel Maal, en Oemar ibn Al Gattaab was het hiermee eens.” (Doelende op
Abdoellah ibn al Arqam). Ibn Sa’d heeft overgeleverd in At Tabaqaat en Ibn
Hadjar in Al Isaaba dat de degene die toezicht hield op de staatskas van Oemar
zijn bediende Yasser ibn Noemayr was. Ahmad heeft overgeleverd in zijn
Moesnad en Abd ar Razzaaq in Al Moesannaf, van Laahiq ibn Hamied, dat hij
zei: “En hij zond ibn Mas’oed als verantwoordelijke over de Rechterlijke Macht
en de Bait al Maal. “ (In al Koefa). Khalifah heeft overgeleverd van Malik ibn
Anas van Zayd ibn Aslam dat “Oemar had Abdoellah ibn Arqam als
verantwoordelijke gesteld over de Bait al Maal.”
Ibn Khoezaima heeft vermeld in zijn Sahieh van Oerwa ibn az Zoebair dat “Abd
ar Rahmaan ibn ‘Abd al Qaari zei: ‘Ik was verantwoordelijk voor de Bait al
Maal in de periode van Oemar ibn al Gattaab.’”
Ibn Hadjar heeft overgeleverd in Al Fath in de context van het spreken over de
deugeden van Abdoellah ibn Mas’oed: “En hij was aangesteld door Oemar en
‘Oethmaan als verantwoordelijke over de Bait al Maal in Koefa.”
Al Djahsjayaari heeft vermeld in Al Woezaraa’ wa al Koettab: “Abdoellah ibn
Arqam ibn Abd Yaghoeth, een van de schrijvers van de Profeet, nam de
verantwoordelijkheid van de Bait oel Maal die toegewezen werd door hem
(bedoelde ‘Oethmaan).”
Al Haakim heeft vermeld in Al Moestadrak van az Zoebair ibn Bakkaar dat:
“Abdoellah ibn al Arqam ibn abd Yaghoeth verantwoordelijk was voor de Bait
al Maal in de tijd van Oemar en het begin van de autoriteit van ‘Oethmaan,
totdat hij overleed. Hij was voor een korte periode een metgezel (van de Profeet
”.(ملسو هيلع هللا ىلص
Ibn Abd al Barr heeft gezegd in Al Isti’ab: “Zaid ibn Thaabit was
verantwoordelijk voor de Bait al Maal gedurende de Khilafha van ‘Oethmaan.
158 De Staatsinrichting van de Khilafah
Zaid had een slaaf genaamd Wahieb, ‘Oethmaan zag hem helpen in de Bait oel
Maal dus zei hij: ‘Wie is dit?’ Zaid antwoordde, mijn slaaf.’ ‘Oethmaan zei: ‘Ik
zie dat hij de moslims helpt en daarom heeft hij een recht verkregen, dit zal ik
aan hem geven.’ Dus heeft hij hem 2000 gegeven. Zaid reageerde: ‘Bij Allah, je
kunt geen 2000 geven aan een slaaf.’ Dus gaf hij hem duizend.”
As Safaadi heeft vermeld in zijn boek over de geleerden van Egypte en de
metgezellen van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص die Egypte binnen gingen: “En
daarna werd het Aboe Raafi’ voor Ali ibn Aboe Taalib, dus stelde hij hem aan
als verantwoordelijke van de Bait al Maal in al Koefa.”
Ibn ‘Abd al Barr zei in Al Isti’ab: “Oebaidoellah ibn Aboe Raafi’ was de
verantwoordelijke voor de staatskas (Bait oel Maal) en secretaris voor Ali.” Al
‘Aiynie heeft vermeld in Oemdat oel Qaari’: “Ali eerde, vertrouwde en hield
van Abdoellah ibn Wahb al Soewaa’i, dus was hij aangesteld als
verantwoordelijke voor de Bait al Maal in Koefa.” Ali stelde Ziyaad aan als
verantwoordelijke van al Basra. Al Djahsjiaari zei: “Toen hij Al Basra verliet,
stelde hij hem aan als verantwoordelijke van al Garaadj en Diwaan.”
De Bait oel Maal kan verdeeld worden in twee delen:
Inkomen: Dit omvat drie Diwaans:
Diwaan van (oorlogs)buit en Garaadj: Dit omvat de buit, Garaadj,
landgoed, Djizja, Fay’ en belastingen.
Diwaan van publiek bezit: Dit omvat olie, gas, elektriciteit, mineralen, zeeën, rivieren, meren, bronnen, bossen, weiden en Hima (beschermd land).
Diwaan van Sadaqa: Dit omvat Zakaat van geld, koopwaar, oogst, fruit, kamelen, koeien en schapen.
Uitgaven: Deze omvat acht Diwaans:
De Diwaan van het huis van de Khalifah De Diwaan van de diensten van de Staat De Diwaan van giften De Diwaan van Djihaad De Diwaan van de kosten van Sadaqa
Hizb ut Tahrir 159
De Diwaan van de kosten van publiek bezit De Diwaan van noodzakelijkheden De Diwaan van het algemeen budget, algemene afrekening en
algemene inspectie
160 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hizb ut Tahrir 161
Media (Staatsvoorlichting)
Informatie is een van de meest belangrijke kwesties voor Da’awa en de Staat.
Het valt niet onder het departement van de belangen van mensen. Eerder is het
direct gekoppeld aan de Khalifah als een onafhankelijk orgaan, zoals alle andere
departementen van de Staat.
De aanwezigheid van een onderscheidend informatiebeleid dat Islam sterk en
effectief vertegenwoordigt zal de gedachten van de mensen lokken naar Islam
om het te bestuderen en het te overdenken. Het faciliteert tevens de annexatie
van de moslimlanden aan de Khilafah Staat. Verder zijn er vele kwesties van
informatie die sterk gerelateerd zijn aan de Staat en niet gepubliceerd kunnen
worden zonder de verordening van de Khalifah. Dit uit zich in militaire en
gerelateerde kwesties zoals het bewegen van de legers en het nieuws van
overwinning en verlies en de militaire industrieën. Dit type nieuws moet direct
gekoppeld worden aan de Imaam om te beslissen welk nieuws verborgen
behoord te worden en welk nieuws openlijk aangekondigd en geadverteerd moet
worden.
Het bewijs voor dit is het Boek van Allah هلالج لج en de Soenna van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص.
Voor wat betreft het Boek van Allah. Hij هلالج لج zegt:
سول وإلى ن المن أو الخوف أذاعوا به ولو ردوه إلى الره وإذا جاءهم أمر م
(83ر منهم لعلمه الهذين يستنبطونه منهم )النساء:أولي الم
“Als er enig nieuws tot hen komt, hetzij over vrede of over vrees, verspreiden zij
het en indien zij het naar de boodschapper hadden verwezen en naar hun
gezaghebbers dan zouden degenen, die het konden verwerken, het zeker hebben
begrepen..”(VBK soera an Nisaa’ 4, aaja 83)
Het onderwerp van het aaja is het nieuws.
Aangaande de Soenna: de hadieth van Ibn Abbaas over de opening van Mekka
zoals overgeleverd door al Haakim in zijn Al Moestadrak, omschreven als
Sahieh gebaseerd op de voorwaarden van Moeslim en ad Dhahabi heeft dat
bevestigd. De hadieth vermeldt:
162 De Staatsinrichting van de Khilafah
وقد عميت الخبار على قريش، فال يأتيهم خير رسول هللا صلى هللا عليه وسلم
ول يدرون ما هو صانع “Het nieuws werd verborgen voor de Qoeraisj: dus het nieuws van de
Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص zou hen niet bereiken, noch wisten ze wat zijn plannen waren
jegens hen.”
Er is tevens de Moersal hadieth4 van Aboe Salama zoals overgeleverd door Ibn
Aboe Sjayba, die zegt:
وسلم لعائشة: جهزيني ول تعلمي بذلك أحدا، ... ثم ثم قال النبي صلى هللا عليه
أمر بالطرق فحبست، فعمى على أهل مكة ل يأتيهم خبر )أخرجه ابن أبو
شيبة(
“Toen de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص zei tegen A’isha: ‘Bereid wat (zaken) voor mij en vertel
hier niemand over.’ Toen beval hij dat de wegen afgesloten moesten worden,
dus de mensen van Mekka waren belemmerd en geen informatie zou hen kunnen
bereiken.”
Er is tevens de hadieth van Ka’ab waar consensus over bestaat, aangaande de
Ghazwa van ‘Oesra (Taboek), waarin wordt vermeld:
عليه وسلم يريد غزوة إل ورى بغيرها حتى ولم يكن رسول هللا صلى هللا
كانت تلك الغزوة غزاها رسول هللا صلى هللا عليه وسلم في حر شديد،
واستقبل سفرا بعيدا ومفازا وعدوا كثيرا، فجلى للمسلمين أمرهم ليتأهبوا أهبة
غزوهم، فأخبرهم بوجهه الذي يريد
“De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص wilde nooit een Ghazwa uitvoeren zonder
anderen te informeren behalve in deze specifieke Ghazwa die hij ondernam
onder extreem hete weersomstandigheden, naar een ver oord, een woestijn en
een enorm grote en sterke vijand. Dus droeg hij de moslims op zich gereed te
maken voor de Ghazwa en vervolgens informeerde hij hen naar welke
eindbestemming hij wilde gaan.”
4 Een hadieth die niet direct verbonden is aan de Boodschapper omdat een naam van een Sahabi ontbreekt.
Hizb ut Tahrir 163
Er is tevens de hadieth van Anas zoals overgeleverd door Boechaari:
أن النبي صلى هللا عليه وسلم نعى زيدا وجعفرا وابن رواحة قبل أن يأتيهم
يب، ثم أخذها جعفر فأصيب، ثم أخذها ابن خبرهم فقال: أخذ الراية زيد فأص
رواحة فأصيب، وعيناه تذرفان حتى أخذها سيف من سيوف هللا حتى فتح هللا
عليهم )أخرجه البخاري(
“De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص kondigde de dood van Zaid, Dja’far en Ibn Roewaha aan alvorens
het nieuws van hun dood hem bereikte. Hij zei: ‘Zaid nam de vlag maar werd
gedood, toen nam Dja’far de vlag en ook hij werd gedood, daarna nam Ibn
Roewaha de vlag en werd gedood.’ Hij zei dit terwijl hij huilde. Als laatst nam
een van de zwaarden van Allah de vlag totdat Allah hen de overwinning bracht.”
(Boechaari, Sahieh, #3757).
Een voorbeeld van de toepassing van deze wet gedurende de periode van de
Khoelafaa’ ar Raasjidoen is hetgeen overgeleverd is door Ibnoel Moebaarak bij
het onderwerp djihaad. Al Haakim heeft overgeleverd in Al Moestadrak en hij
omschreef het als Sahieh gebaseerd op de voorwaarde van Moeslim, waar Al
Dhahabi over instemde, van Zaid ibn Aslam van zijn vader van Oemar ibn al
Gattaab: “Dat hij was geïnformeerd dat Aboe Oebaida omsingeld was en de
vijand hem aanviel. Dus schreef Oemar hem: ‘Vrede zij met je. Na dat is er geen
moeilijkheid die een gelovige overvalt behalve dat Allah voor hem een uitweg
heeft, en nooit zal een ontbering twee gemakken kunnen verslaan.’”
لعلهكم تفلحون )آل يا أيها الهذين آمنوا اصبروا وصابروا ورابطوا واتهقوا للا
(200عمران: “O jullie die geloven, weest geduldig, en weest standvastig, sluit de rijen en
vreest Allah. Hopelijk zullen jullie welslagen” (VBK soera Aali Imraan 3, aaja
200)
Hij zei: Aboe ‘Oebaida schreef naar hem: ‘Vrede zij met je, nadat Allah zegt in
Zijn Boek:
اعلموا أنهما الحياة الدنيا لعب ولهو وزينة وتفاخر بينكم وتكاثر في الموال
(20والولد )الحديد:
164 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een vermaak, een versiering en
opschepperij tussen jullie en wedijver in vermeerdering van bezit en
kinderen…” (VBK soera al Hadied 57, aaja 20)
Hij zei: ‘Toen Oemar naar buiten ging met zijn brief in zijn handen, ging zitten
op de Mimbar en het voorlas aan de mensen van Mediena zei hij: ‘O mensen
van Mediena! Aboe Oebaida informeert jullie dat jullie belang zouden moeten
hechten aan Djihaad.’”
De kwesties die gerelateerd zijn aan militair nieuws is het nieuws van de
onderhandelingen, vredesverdragen en debatten die plaatsvinden tussen de
Khalifah of zijn assistent en de vertegenwoordigers van de Koefr staten. Als een
voorbeeld gelden de onderhandelingen die plaatsvonden tussen hem ملسو هيلع هللا ىلص en de
vertegenwoordigers van de Qoeraisj in al Hoedajbiyya totdat er een
overeenkomst was gesloten over de voorwaarden van vrede. Een voorbeeld van
zijn directe debatten is zijn ملسو هيلع هللا ىلص debat met de delegatie van Nadjraan hen
oproepende elkander te vervloeken indien ze niet de waarheid spraken. Dit is
ook gebeurd in het debat van Thaabit ibn Qais en Hassan naar de delegatie van
Tamim gebaseerd op het bevel van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص.
Dit alles was openlijk zonder enige heimelijkheid. Alhoewel andere typen
nieuws geen direct verband hebben met de Staat en ze dus niet de directe opinie
van de Khalifah nodig hebben, zoals het dagelijks nieuws, de politieke, culturele
en wetenschappelijke programma’s en de internationale gebeurtenissen,
bemoeien ze zich alsnog met sommige details die te maken hebben met de
levensvisie en met de visie van de staat ten opzichte van internationale
betrekkingen. Derhalve verschilt de supervisie van de Staat over deze typen
nieuws met het eerste type nieuws.
Op basis hiervan behoort het informatie-instituut twee hoofddepartementen te
hebben:
De eerste: Haar taak is gerelateerd aan het nieuws dat een verband heeft met de
Staat, zoals militaire kwesties, de militaire industrie, internationale
betrekkingen, etc.
De taak van dit departement is de directe supervisie van dergelijk nieuws. Dus,
dergelijk nieuws wordt niet uitgezonden in de Staatsmedia of de speciale
mediabronnen behalve na hun presentatie aan het informatie-instituut.
Hizb ut Tahrir 165
De tweede: Dit is gerelateerd aan ander nieuws en haar supervisie is niet op
directe wijze. De bronnen van de Staatsmedia en de speciale mediabronnen die
geen toestemming nodig hebben om dergelijk nieuws uit te willen zenden.
Het geven van toestemming voor de mediabronnen:
Mediabronnen hebben geen toestemming nodig om uit te zenden. Eerder is het
elke bewoner van de Islamitische Staat toegestaan om een medium-instelling op
te zetten of dit nu door middel van tekst, audio of visueel geschied. Hij behoort
enkel het informatie-instituut te informeren over de mediabron die hij beoogt te
vestigen.
Er is tevens voor hem toestemming vereist, zoals reeds eerder vermeld, om
nieuws te publiceren met betrekking tot de Staat. Voor wat betreft al het andere
nieuws, dit kan hij publiceren zonder de zojuist genoemde voorwaarde.
In alle kwesties is de eigenaar van de mediabron verantwoordelijk voor de
informatie die hij publiceert en zal hij ter verantwoording geroepen worden voor
elke overtreding jegens de Sjari’a zoals elke andere bewoner.
Informatiebeleid van de Staat
Een wet zal toegepast worden die de algemene richtlijnen van het
informatiebeleid van de Staat weergeeft in overeenstemming met de Goddelijke
wetten. De Staat zal een dergelijk beleid uitvoeren voor het belang van Islam en
de moslims en voor het bouwen van een gemeenschappelijke en sterke
Islamitische samenleving, die zich houdt aan de wet van Allah en waarbij
goedheid vanbinnen uitstraalt. Er zal geen plaats zijn voor kwaadaardige en
verdorven ideeën en ook niet voor valse en misleidende culturen. Het zal een
Islamitische samenleving zijn dat haar vunzigheid doet teloorgaan en haar
goedheid doet stralen en zijn lofprijzingen uit aan Allah, de Heer der werelden.
166 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hizb ut Tahrir 167
Madjlis al Oemma (De Raad van de Oemma, Sjoera en terechtwijzing)
De Madjlis al Oemma is een raad gevormd door individuen die de opinie van de
moslims in zijn algemeenheid vertegenwoordigt. Waarbij de Khalifah om raad
kan vragen aangaande uiteenlopende kwesties. Zij zijn de vertegenwoordigers
van de Oemma bij het ter verantwoording roepen van de heersers. Dit is
geëxtraheerd van de beraadslaging van de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص met
sommige mensen van de Ansaar en de Moehaadjirien die beiden hun volk
vertegenwoordigden. Het is tevens afgeleid van het aanstellen van sommigen
van zijn ملسو هيلع هللا ىلص Sahaba’s voor Sjoera. Hij vroeg hen meer om raad dan anderen
indien hij opzoek was naar een mening. Dit waren bijvoorbeeld Aboe Bakr,
Oemar, Hamza, Ali, Salmaan al Faarisi en Hoedhaifa.
Het is tevens afgeleid van het feit dat Aboe Bakr sommigen van de
Moehaadjirien en Ansaar aanstelde om hun mening te vragen wanneer er een
bepaalde gebeurtenis plaatsvond. De mensen van Sjoera in de tijd van Aboe
Bakr waren de Oelamaa en de mensen van Fataawa. Ibn S’ad heeft
overgeleverd van al Qaasim dat indien iets gebeurde en Aboe Bakr de mensen
wilde vragen om hun mening en de mensen van Fiqh, hij mensen bij zich riep
van de Moehaadjirien en Ansaar. Dit waren Oemar, Oethmaan, Ali, Abd oer
Rahmaan ibn Auwf, Moe’aadh ibn Djebel, Oebai bin Ka’ab en Zaid bin Thaabit.
Allen gaven ze hun opinie gedurende de Khilafah van Aboe Bakr. Mensen
waren ook gewoon hun Fataawa te adopteren. Toen Oemar de positie als
Khalifah overnam riep hij ook frequent deze personen bijeen. Er zijn tevens
bewijzen die de moslims oproepen om de heersers ter verantwoording te roepen.
Moslims hebben gedurende de periode van de Khoelafaa ar Raasjidoen ook de
heersers ter verantwoording geroepen. Omdat het de Oemma is toegestaan
vertegenwoordigd te worden in Sjoera, is ze tevens toegestaan
vertegenwoordigd te worden in het ter verantwoording roepen. Dit alles wijst
uit dat het is toegestaan een speciale raad te hebben dat de Oemma
vertegenwoordigd in het terechtwijzen en in de Sjoera zoals bevestigd door de
teksten van de Koraan en Soenna. Het wordt de ‘Raad van de Oemma’ genoemd
omdat ze de Oemma vertegenwoordigd in Sjoera en terechtwijzing.
Het is toegestaan voor een niet-moslim burger om lid te zijn van de raad om op
deze manier klachten aan te voeren tegen elk onrecht dat jegens hen is
uitgevoerd door de heersers of tegen elke verkeerde implementatie van Islam op
hen of het gebrek aan diensten voor hen.
168 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het recht van Sjoera
Sjoera is een recht van al de moslims dat de Khalifah behoort te geven. Ze zijn
gerechtigd om geraadpleegd te worden en de Khalifah zou met hen in overleg
moeten gaan. Allah هلالج لج zegt:
)آل (159عمران:وشاورهم في المر فإذا عزمت فتوكهل على للا
“Overleg met hen in de kwestie en indien jij besloten hebt vertrouw dan op
Allah” (VBK soera Aali ‘Imraan 3, aaja 159)
Allah هلالج لج heeft eveneens gezegd:
(38وأمرهم شورى بينهم )الشورى:
“Deze kwestie is in overleg tussen hen” (VBK soera as Sjoera 42, aaja 38)
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ging vaak naar de mensen om te overleggen.
Hij ملسو هيلع هللا ىلص heeft hen om raad gevraagd op de dag van Badr over de locatie van het
slagveld en hij vroeg hun mening over de dag van Oehoed over of ze binnen of
buiten Mediena zouden strijden. Op de dag van Badr nam hij het advies van al
Habbaab ibn al Moendhir aangaande de technische mening gegeven door een
expert die hij accepteerde. Op de dag van Oehoed accepteerde hij de opinie van
de meerderheid, ondanks het feit dat zijn persoonlijke opinie hiervan afweek.
Oemar ibn al Gattaab heeft met de moslims overlegd aangaande het land van
Irak, of dit verdeeld moest worden onder de moslims omdat dit oorlogsbuit was
of het te laten in de handen van haar volk onder voorwaarde dat ze haar Garaadj
zouden betalen waarbij het land eigendom zou zijn van de staatskas. Hij
handelde toen volgens zijn eigen Idjtihaad en de meerderheid van de Sahaba’s
keurde het goed dus liet hij het in de handen van haar eigen volk en beval hen
om de Garaadj te betalen.
Het recht van terechtwijzen en ter verantwoording roepen
De moslims hebben het recht van consultatie met de Khalifah en ze moeten
tevens de heersers ter verantwoording roepen aangaande hun handelingen en
Hizb ut Tahrir 169
praktijken. Allah هلالج لج heeft de moslims verplicht gesteld om de heersers ter
verantwoording te roepen en Hij heeft hen bevolen op een eenduidige manier
om hen aan te spreken en hen te veranderen indien ze de rechten van de burgers
schenden, hun plichten jegens hen niet nakomen of haar betrekkingen, de regels
van Islam overtreden of heersen met iets anders dan de wetten van Allah. Het is
overgeleverd door Moeslim van Oemm Salamaa dat de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص
heeft gezegd:
ستكون أمراء فتعرفون وتنكرون، فمن عرف برئ، ومن أنكر سلم، ولكن من
وتابع، قالوا أفال نقاتلهم؟ قال: ل، ما صلوا )أخرجه مسلم(رضي
“Er zullen Amiers zijn waarbij jullie zullen overeenstemmen met zaken die
zij doen en anderen zullen jullie afwijzen. Dus wie erkent (de waarheid van
hetgeen ze doen) hij zal vrij zijn (van zonde), en degene die het (kwaad)
afwijst zal veilig zijn (van zijn verantwoordelijkheid), maar degene die
accepteert en volgt niet.” Ze zeiden: Moeten wij ze niet bevechten? Hij zei:
“Nee, zo lang ze nog het gebed verrichten.”
Het verrichten van het gebed wordt hier als regeren met Islam bedoeld.
Moslims, met Oemar als woordvoerder, wijzen de beslissing van Aboe Bakr
aangaande het bevechten van de afvalligen af toen de kwestie als eerst
opdoemde.
Al Boechaari en Moeslim hebben overgeleverd dat Aboe Hoeraira heeft gezegd:
“Toen de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص overleed en Aboe Bakr de Khalifah
werd zijn sommige Arabieren afvallig geworden, Oemar zei: “Hoe kun je
vechten tegen een volk wanneer de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
قولوا ل إله إل هللا، فمن قالها فقد عصم مني ماله أمرت أن أقاتل الناس حتى ي
ونفسه إل بحقه، وحسابه على هللا )أخرجه البخاري(
‘Er is mij bevolen de mensheid te bevechten tot dat ze zeggen laa ilaaha
ilAllah. Degene die het zegt heeft zichzelf, zijn welvaart en zijn bloed van
mij beschermd behalve voor zijn nog na te komen plichten, en deze
afrekening zal zijn bij Allah.’ (Boechaari, Sahieh, #2946).
170 De Staatsinrichting van de Khilafah
Aboe Bakr antwoordde: “Bij Allah, ik zal degene bevechten die onderscheid
maakt tussen het gebed en de Zakaat, want de Zakaat is een recht op kapitaal.
Bij Allah, indien zij mij weigeren een jonge vrouwtjesgeit te betalen die ze
voorheen betaalden aan de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص dan zal ik ze bevechten
voor het weigeren dit te betalen.” ‘Oemar zei: “Bij Allah, het was Allah Die het
hart van Aboe Bakr heeft geopend, dus ik wist dat dit de waarheid was.”
Bilaal ibn Rabah en az Zoebair en anderen hebben tevens afgewijzen dat Oemar
het land van Iraak zou verdelen onder de strijders. Een Bedoeïne heeft tevens
afgewezen dat Oemar iets van het land zou beschermen. Aboe Oebaid heeft
overgeleverd in al Amwaal van ‘Amier ibn Abdoellah ibnn az Zoebair, van zijn
vader dat hij zei: “Een bedoeïne kwam naar Oemar en zei tegen hem: ‘O Amier
oel Moe’minien. Het is ons land in Djahiliyya waar wij voor hebben gevochten
en wij hebben Islam omarmd terwijl het ons bezit was, dus waarom zou je het
beschermen?” Oemar boog zijn hoofd en begon zijn snor te blazen en te draaien.
Hij was gewend zijn snor te draaien en te blazen wanneer iets hem dwars zat.
Toen de Bedoeïne dit bij hem zag begon hij zijn vraag te herhalen. Oemar zei:
“De welvaart behoort aan Allah en de mensen zijn dienaren van Allah. Bij Allah,
indien ik de last van iets fie Sabielillaah zou aannemen zou ik geen centimeter
van dit land hebben beschermd.” Oemar had toen sommigen van de publieke
eigendomslanderijen beschermd voor de paarden van de moslims (die gebruikt
werden voor Djihaad). Een vrouw heeft tevens zijn verbod op de mensen om
meer dan 400 dirham als Mahr (bruidschat) te vragen in twijfel getrokken. Ze
zei tegen hem: “Jij hebt daar geen recht op, o Oemar. Heb je niet gehoord wat
Allah هلالج لج heeft gezegd:
(20وآتيتم إحداهنه قنطارا فال تأخذوا منه شيئا )النساء:
“Indien u een vrouw in plaats van een andere wenst te nemen en u hebt één van
hen een schat gegeven, neem er niets van terug.” (VBK soera an Nisaa’ 4, aaja
20)
Hij antwoordde door te zeggen: “Een vrouw heeft het juiste gezegd en Oemar
heeft een fout gemaakt.”
Ali heeft tevens Oethmaan aangesproken toen hij Amier oel Moe’minien was
over zijn visie over het vervolmaken van de Hadj en ‘Oemra. Ahmad heeft
overgeleverd met goede ketens van Abdoellah ibn az Zoebair dat hij zei: “Wij
waren met Oethmaan ibn al Djoefa terwijl andere mensen van as Sjaam met hem
waren daarbij Habieb ibn Maslama al Fahrie. Oethmaan zei toen er werd
Hizb ut Tahrir 171
gesproken over het samenvoegen van ‘Oemra tot Hadj: “Het beste voor Hadj
en ‘Oemra is dat het niet beiden plaatsvindt in de maanden van Hadj. Het zou
beter zijn om deze ‘Oemra uit te stellen totdat je dit huis twee keer hebt bezocht
want Allah heeft het groot gemaakt voor goedheid.” Ali ibn Aboe Taalib was in
de vallei om zijn kamelen te voeden. Hij kreeg kennis van hetgeen Oethmaan
heeft gezegd en dus kwam hij totdat hij Oethmaan ontmoette en zei: “Keer jij je
tot een Soenna aangeraden door de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en een
toestemming (Roegsa) die Allah heeft toegestaan aan de dienaren van Zijn
Boek, je voorkomt hen en je verbiedt het terwijl het was toegestaan voor een
persoon van verre komaf en in nood?” Oethmaan keerde zich tot de mensen en
zei: “heb ik het verboden? Ik heb het niet verboden. Het was slechts een visie
die ik geadviseerd heb, dus wie ook maar wilt, hij kan het nemen en wie het wil
kan het laten.”
Derhalve heeft de raad van de Oemma het recht op Sjoera en is het verplicht om
(heersers) terecht te wijzen.
Het verschil tussen Sjoera en het terechtwijzen is derhalve duidelijk geworden.
Sjoera is het zoeken naar een mening of het luisteren ernaar alvorens een
beslissing te nemen en het terechtwijzen is een bezwaar na het nemen van de
beslissing of de uitvoer ervan.
Het verkiezen van de leden van de Raad van de Oemma
De leden van de Raad van de Oemma worden verkozen en niet aangesteld. Ze
zijn de vertegenwoordigers van het volk in het uiten van opinies en de
vertegenwoordiger zal moeten worden gekozen door de persoon wie hij
vertegenwoordigd en de taak zal hem nooit opgelegd moeten worden door
aanstelling. Dit, omdat de leden van de Raad van de Oemma vertegenwoordigers
zijn van de opinies van de mensen, ongeacht ze individuen of groepen zijn. Dus
de vertegenwoordiger van de mensen in een groot gebied met veel mensen kan
alleen tot wasdom komen als er een vertegenwoordiger gekozen zal worden door
hen.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft nooit de mensen gekozen die hij om opinies
vroeg op basis van hun capaciteiten, competenties en persoonlijkheden, eerder
koos hij ze op basis van twee punten:
Ten eerste vanwege het feit dat ze leiders waren van hun volk, ongeacht hun
capaciteiten en competenties.
Ten tweede omdat ze de Moehaadjirien en Ansaar vertegenwoordigden.
172 De Staatsinrichting van de Khilafah
De reden voor de aanwezigheid van de mensen van Sjoera is om de mensen te
vertegenwoordigen. Derhalve moet de basis waarop de leden van de Raad van
de Oemma worden gekozen zou moeten zijn door middel van de mate van
vertegenwoordiging van de mensen, zoals in het geval van de bewuste keuze
van de leiders en de vertegenwoordigers van de groepen zoals in het geval van
bewuste selectie van de leiders van de Moehaadjiroen en Ansaar. Deze
vertegenwoordiging van de individuen en groepen die niet geteld waren kan niet
worden bereikt behalve door middel van verkiezingen. De leden van de Raad
van de Oemma moeten daarom verkozen worden.
Voor wat betreft het feit dat het de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zelf was die hen
koos en om opinies vroeg, dit was omdat het gebied in kwestie (Mediena) klein
was en omdat de moslims bekend voor hem waren. Daarentegen bij de tweede
eed van al Aqaba waren de moslims die hem de eed gaven niet bekend bij hem
en dit is waarom hij de kwestie van het kiezen van de leiders aan hen heeft
overgelaten door te zeggen:
أخرجوا إلي منكم اثني عشر نقيبا يكونون على قومهم
“Kies van onder elk van jullie twaalf leiders die verantwoordelijk zullen
zijn voor henzelf en hun volk.” Zoals overgeleverd in de Siera van Ibn Hisjaam
van Ka’ab ibn Malik.
Wij kunnen derhalve concluderen van het feit dat de leden van de Raad van de
Oemma de opinie van de moslims in het algemeen vertegenwoordigen vanwege
het feit dat de reden (‘illa) waarvoor de Raad tot stand is gebracht om de
individuen en groepen in hun opinies te vertegenwoordigen en de heersers
terecht te wijzen. En tevens vanwege het feit dat dit niet gerealiseerd kan
worden, indien de mensen onbekend zijn, behalve wanneer er verkiezingen
plaatsvinden. Dit alles bewijst dat de leden van de Raad van de Oemma verkozen
zouden moeten worden en niet moeten worden aangewezen.
De wijze van het verkiezen van de Raad van de Oemma
1. Wij hebben al reeds eerder gezegd tijdens de discussie over de Woelaa
dat wij de verkiezing van een raad van de Wilaaja zouden adopteren
dat de mensen voor twee redenen zal vertegenwoordigen:
Hizb ut Tahrir 173
De eerste is om de nodige informatie aan de Waaliy door te spelen
over de situatie en behoeften van de Wilaaja. Waarvan het doel is
het helpen van de Waaliy in het uitvoeren van zijn taak op een wijze
die de levens van de mensen van de Wilaaja comfortabel en veilig
maakt en tevens de belangen van de mensen zal behartigen en haar
recht op diensten zal waarborgen.
De tweede is om tevredenheid of ontevredenheid van de
behandeling van de Waaliy over hen te kunnen uiten. Dit is omdat
de aanklacht van de meerderheid van de raad van de Wilaaja tegen
de Waaliy zijn verwijdering zal inhouden. Dit betekent dat de
realiteit van de raad van de Wilaaja bestuurlijk is omdat ze de
Waaliy helpt door hem te informeren over de realiteit van de
Wilaaja en voor het uiten van de tevredenheid of ontevredenheid
jegens hem. Dit alles motiveert hem om zijn werk te verbeteren.
Deze raad heeft andere mandaten zoals degenen van de Raad van
de Oemma wat hieronder uiteengezet is.
2. Wij adopteren het opzetten van een Raad van de Oemma (voor Sjoera
en terechtwijzing), dat verkozen moet worden door de Oemma en als
haar vertegenwoordiger geldt. Het mandaat zal later beschreven
worden.
3. Dit betekent dat er een verkiezing gehouden zal worden om de leden
van de raden van de Wilaajaat te selecteren en een andere verkiezing
voor de leden van de Raad van de Oemma.
4. Om het verkiezingsproces te faciliteren en de burgers herhaalde
verkiezingen te besparen adopteren wij dat de verkiezingen van de
Wilaajaat als eerst gehouden moeten worden en daarna zullen degenen
die deze verkiezingen hebben gewonnen bij elkaar komen om onder
hen de leden van de Raad van de Oemma te verkiezen. Dit betekent dat
de raden van de Wilaajaat direct verkozen zullen worden door de
Oemma, terwijl de Raad van de Oemma verkozen zal worden door de
raden van de Wilaajaat. Het begin- en eindtermijn van de Raad van de
Oemma is hetzelfde als het begin- en eindtermijn van de raden van de
Wilaajaat.
5. Degene die verkozen is door de raden van de Wilaajaat voor de Raad
van de Oemma wordt vervangen door degenen met de meeste stemmen
onder degenen die niet verkozen zijn in de verkiezingen van de raden
174 De Staatsinrichting van de Khilafah
van de Wilaajaat. Er zal een loting gedaan worden tussen degenen die
een gelijk aantal stemmen hebben gekregen.
6. De mensen van de Dhimma verkiezen hun eigen vertegenwoordigers in
de raden van de Wilaajaat. Deze vertegenwoordigers verkiezen hun
vertegenwoordigers in de Raad van de Oemma. Dit alles vindt plaats in
dezelfde periode van verkiezingen van de raden van de Wilaajaat en de
Raad van de Oemma in de Staat.
Hierbij zal een wet bereid moeten worden die de vermelde kwesties in
beschouwing neemt en de voorwaarden gebruikt voor de verkiezingen van de
raden van de Wilaajaat en de Raad van de Oemma uiteenzet. Deze wet zal
bediscussieerd en geadopteerd worden wanneer de tijd daar is insja Allah.
Lidmaatschap van de Raad van de Oemma
Een elk persoon die burger is van de Staat, met als voorwaarde dat hij volwassen
en toerekeningsvatbaar is, heeft het recht verkozen te worden door de Raad van
de Oemma en het recht om leden te kiezen van de Raad, ongeacht de persoon
een man of vrouw betreft. Dit is omdat de Raad van de Oemma geen mandaat
heeft om te regeren en dus niet valt onder de nobele hadieth dat stelt dat een
vrouw ervan weerhouden moet worden om te heersen. Het is eerder een
onderwerp van Sjoera en terechtwijzing dat het recht is voor beiden, zowel de
man als de vrouw. In het dertiende jaar van de Profeetschap van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص emigreerde hij en kwamen er naar hem 75 moslims
waaronder twee vrouwen en allen gaven ze hem de tweede eed van al Aqaba,
die de eed was van militaire strijd en was politiek van aard. Eenmaal ze hem de
eed (Bai’a) hadden gegeven zei hij tegen hen allen:
منكم اثني عشر نقيبا يكونون على قومهمأخرجوا إلي
“Breng mij twaalf leiders (Naaqibs) van onder jullie die verantwoordelijk
zullen zijn voor hun zelf en hun volk.” Dit is een deel van een lange hadieth
overgeleverd door Ahmad door Ka’ab ibn Maalik en is een bevel van hen
waarbij hij iedereen aansprak om onder hen te verkiezen wie zij wilden.
Hij ملسو هيلع هللا ىلص heeft zich niet speciaal tot de mannen gericht en daarbij de vrouwen
erbuiten gelaten, niet in het geval van wie er zou kiezen noch in het geval wie
verkozen zou worden. De Moetlaq (onbeperkt) regel zou op deze manier
genomen moeten worden totdat er een indicatie is die het beperkt. En de ‘Aam
Hizb ut Tahrir 175
(algemene) regel zou genomen moeten worden totdat er een bewijs is die het
specificeert (Gaas). In dit geval was de uitspraak algemeen en onbeperkt. Geen
bewijs van specificatie of beperking is overgeleverd wat impliceert dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص de twee vrouwen heeft bevolen om de Naaqibs te
verkiezen en hen het recht gaf gekozen te worden als Naaqibs van onder de
moslims.
De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zat een keer samen met Aboe Bakr en Oemar
om de Bai’ai van het volk te nemen en zowel mannen als vrouwen gaven hem
de Bai’a. Deze Bai’a was van regeren en niet voor Islam want de vrouwen waren
reeds moslims geworden. Nadat de Bai’a van Ridwaan gegeven was in
Hoedaibiyya, gaven de vrouwen hem ook hun Bai’a.
Allah هلالج لج zegt:
شيئا ول يا أيها النهبي إذا جاءك المؤمنات يبايعنك على أن له يشركن باله
يقتلن أولدهنه ول يأتين ببهتان يفترينه بين أيديهنه يسرقن ول يزنين ول
غفور إنه للاه وأرجلهنه ول يعصينك في معروف فبايعهنه واستغفر لهنه للاه
حيم )الممتحنة: (12ره
“O Profeet! Wanneer gelovige vrouwen tot u komen, haar eed van trouw aan u
afleggende: dat zij niets met Allah zullen vereenzelvigen, en dat zij noch zullen
stelen, noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster die zij
moedwillig hebben verzonnen, zullen uiten, noch ongehoorzaam zullen zijn aan
u in wat juist is, neem dan haar trouw aan en vraag vergiffenis voor haar van
Allah. Waarlijk, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” (VBK soera al
Moemtahana 60, aaja 12)
Deze Bai’a was tevens een Bai’a voor regeren omdat de Koraan stelt dat de
vrouwen gelovigen zijn en de Bai’a inhield dat ze niet ongehoorzaam aan hem
zouden zijn in het goede.
Daarnaast heeft de vrouw het recht om te vertegenwoordigen en
vertegenwoordigd te worden in het uiten van een opinie. Dit is omdat ze het
recht heeft haar opinie te uiten, dus kan ze haar vertegenwoordiger verkiezen.
En omdat bij assistentschap mannelijkheid geen voorwaarde is, heeft ze het
recht om degenen te vertegenwoordigen die haar verkiezen.
176 De Staatsinrichting van de Khilafah
Het is tevens bewezen dat Oemar de opinie van de moslims zocht wanneer een
probleem hem confronteerde, of dit nu gerelateerd is aan de ahkaam oes Sjari’a,
heersen of alle andere Staatsaangelegenheden. Indien een probleem hem tegen
het lijf liep riep hij de moslims naar de Masdjid en dit waren zowel mannen als
vrouwen. Hij zocht de opinie bij hen allen. Hij trok zijn eigen opinie zelfs terug
toen een vrouw hem tegenstond betreffende de kwestie van het beperken van de
Mahr (bruidsschat).
Niet-moslims hebben het recht net zoals de moslims om vertegenwoordigd te
worden in de Raad van de Oemma, en om als vertegenwoordigers te worden
gekozen. Dus om de opinie te uit naam van hen aangaande de onjuiste
toepassing van de wetten van Islam over hen en de onderdrukking van een
heerser ten nadele van hen.
Echter, niet-moslims zijn niet toegestaan hun opinies te uiten in kwesties
gerelateerd in wetgeving omdat de Islamitische wetgeving van de Islamitische
‘Aqieda voortvloeit. Dit zijn praktische Goddelijke wetten die geëxtraheerd zijn
van hun gedetailleerde bewijzen, die de menselijke problemen volgens een
specifieke visie gegeven door de ‘Aqieda oplossen. De niet-moslims omarmen
een doctrine die vreemd is en haaks staat op de Islamitische ‘Aqieda en haar
visie op het leven spreekt de Islamitische visie tegen, derhalve wordt hun opinie
niet gezocht in juridische zaken.
De niet-moslim heeft ook niet het recht om de Khalifah te kiezen, noch te
participeren in het opstellen van een lijst van kandidaten van waaruit de Khalifah
verkozen behoort te worden. De niet moslims heeft geen recht op heerschappij.
Voor wat betreft de andere kwesties die onderdeel zijn van de mandaten van de
Raad van de Oemma, in deze kwesties alsmede in het uiten van zijn opinie
jegens hen, is hij gelijk aan de moslim.
De termijn van lidmaatschap van de Raad van de Oemma
De termijn van lidmaatschap van de Raad van de Oemma is beperkt. Dit is omdat
Aboe Bakr niet beperkt was om degenen raad te plegen die de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص gewoon
was raad te plegen. Oemar ibn al Gattaab was tevens niet verplicht degenen om
raad te vragen die Aboe Bakr raadpleegde in zijn ambtstermijn. Oemar zocht
de opinies van de mensen die anders waren dan de mensen die hij raadpleegde
in het begin van zijn ambtstermijn. Dit wijst erop dat het lidmaatschap van de
Raad van de Oemma voor een specifieke periode zal moeten zijn. Wij adopteren
hier een periode van vijf jaren.
Hizb ut Tahrir 177
Het mandaat van de Raad van de Oemma
1. Het mandaat van de Raad van de Oemma zijn als volgt:
a): De Khalifah behoort de Raad om haar opinie te vragen en de Raad heeft het
recht om hem te adviseren in de praktische kwesties en acties gerelateerd aan
kwesties van het binnenlands beleid waarbij geen bijzondere intelligentie en
diep onderzoek noodzakelijk is zoals het voorzien van de noodzakelijke diensten
en het genieten van de rust in het leven in kwesties van heersen, educatie,
gezondheid, economie, handel, industrie, akkerbouw, e.d.. Daarbij ook het
versterken van de verdediging van de steden, het veiligstellen van hun veiligheid
en het aanjagen van angst aan de vijand. De opinie van de Raad in deze kwesties
is bindend op de Khalifah, d.w.z. de opinie van de meerderheid behoort ten
uitvoer gebracht te worden.
b) In de intellectuele kwesties die een bijzondere intelligente en diepgaande
onderzoek benodigen zoals het ontrafelen van feiten of het nemen van
oorlogsbeslissingen, de kwesties die ervaring, informatie en kennis vereisen
zoals het opzetten van militaire plannen en al de andere technische en praktische
kwesties. Dit alles zal genomen worden door specialisten en niet van de
meerderheid. Gelijk hieraan zijn de financiën, het leger en het buitenlandsbeleid
waarin de Khalifah het recht heeft om te beslissen door middel van zijn eigen
opinie en Idjtihaad gebaseerd op de ahkaam as Sjari’a en ze vallen niet onder
het mandaat van de Raad. De Khalifah heeft het recht om de Raad om een
mening te verzoeken of uit te gaan van zijn eigen opinie. Echter, de opinie van
de Raad is niet bindend in deze kwesties.
2. De opinie van de Raad wordt niet gezocht in kwesties van wetgeving, de
wetgeving wordt eerder genomen van de Boek van Allah, de Soenna van Zijn
Boodschapper, idjma’ oes Sahaba en de Goddelijke Qiyaas, doormiddel van een
geldige Idjtihaad. De adoptie van de ahkaam oes Sjari’a en het uitvoeren van
wetten zal op deze manier plaatsvinden. De Khalifah heeft het recht om de Raad
kennis te geven van de wetten en regels die hij wenst te adopteren. De
moslimleden van de Raad hebben het recht om met hem hierover te debatteren
en hun opinies te geven aangaande deze wetten. Echter, indien ze het niet eens
zijn met de Khalifah betreffende de validiteit door hun deductie of bewijs
aangaande de methode van adoptie van de Goddelijke fundamenten (Oesoel)
geadopteerd door de Staat, dan zal het besluit gelegd worden bij de Moehkamaat
oel Madhaalim, en haar uitspraak aangaande deze kwestie is bindend.
178 De Staatsinrichting van de Khilafah
3. De Raad van de Oemma heeft het recht de Khalifah verantwoordelijk te
houden voor alle kwesties die plaatsvinden binnen de Staat, ongeacht deze
gerelateerd zijn aan het binnenlands beleid, buitenlandse betrekkingen,
financiële of militaire kwesties. De opinie van de Raad is bindend indien de
opinie van de meerderheid in dergelijke kwesties bindend is, en is niet bindend
indien de opinie van de meerderheid niet bindend is in dergelijke kwesties.
4. De Raad van de Oemma heeft het recht om onvrede te uiten jegens de
assistenten, Waalies of Aamils. Haar opinie in een dergelijk geval zal bindend
zijn en de Khalifah zal hen direct moeten ontslaan. Indien de opinie van de Raad
van de Oemma verschilt van de opinie van de Raad van de betreffende Wilaaja
over tevredenheid of ontevredenheid van de Waalies en de Aamils, dan zal de
opinie van de Raad van de betreffende Wilaaja voorrang krijgen.
5. De moslimleden van de Raad hebben het recht om de nominatie van het aantal
kandidaten voor de positie van Khalifahh vanonder degenen die voldoen
volgens de Mahkamaat al Moedhaalim aan de gestelde voorwaarden te
beperken, of dit nu beperkt wordt tot twee of zes kandidaten (zoals is uitgelegd
onder het onderwerp van de verkiezing van de Khalifah). Hun opinie in een
dergelijke kwestie is bindend en de kandidaten anders dan degenen die op de
korte lijst staan opgesteld door de Raad zullen niet in beschouwing genomen
worden.
Deze zijn allen mandaten van de Raad van de Oemma. De bewijzen van deze
mandaten zijn als volgt:
a): De bewijzen van het feit dat de opinie van de Raad van de Oemma aangaande
de praktische acties en kwesties, die geen diepgaande studie benodigd is
bindend. Dit is gededuceerd van het handelen van de Boodschapper van Allah
toen hij instemde met de mening van de meerderheid over de slag van Oehoed ملسو هيلع هللا ىلص
tegen de Moesjrikien dat ze naar buiten zouden gaan om het leger te ontmoeten
in plaats van binnen te blijven in Mediena. Dit, ondanks de opinie van de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص en de Sahaba’s die van mening waren om binnen
Mediena te blijven en niet naar buiten te gaan. Het is tevens genomen van zijn
:uitspraak tegen Aboe Bakr en Oemar toen hij zei ملسو هيلع هللا ىلص
لو اجتمعتما في مشورة ما خالفتكما
“Indien jullie in overleg het met elkaar eens zijn over een bepaalde kwestie
zou ik niet tegen jullie ingaan.”
Hizb ut Tahrir 179
Derhalve zijn al de kwesties gerelateerd aan de opinies die leiden tot een
handeling in termen van het verzorgen van diensten voor hun levenskwaliteit en
in termen van het veiligstellen van de veiligheid en het versterken van hun
verdediging en het wegdrijven van gevaar van hen, bindend voor de Khalifah
indien de meerderheid van de Raad hierbij een beslissing neemt. Zelfs indien
het in strijd is met hetgeen hij zelf wenst, zoals het is voorgekomen bij de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص toen hij zichzelf conformeerde aan de mening van
de meerderheid door naar buiten te gaan bij Oehoed.
b): in principe neemt de Khalifah de mening van de geleerden en de experts en
de specialisten aangaande de kwesties in dit gebied. Dit is in lijn met hetgeen
gebeurde met de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص toen hij de mening van al Habbab
ibn al Moendhir heeft genomen in het kiezen van de locatie voor het gevecht
van Badr. Het is overgeleverd in de Siera van ibn Hisjaam:
إنه صلى هللا عليه وسلم، حين نزل عند أدنى ماء من بدر، لم يرض الحباب
بن المنذر بهذا المترل، وقال للرسول صلى هللا عليه وسلم يا رسول هللا،
نا أن نتقدمه ول نتأخر عنه، أم هو أرأيت هذا المترل، أمترل أنزلكه هللا ليس ل
الرأي والحرب والمكيدة؟ قال: بل هو الرأي والحرب والمكيدة، فقال: يا
رسول هللا، فإن هذا ليس بمترل، فانهض بالناس حتى نأتي أدنى ماء من القوم
فنترله، ثم نغور ما وراءه من القلوب، ثم نبني عليه حوضا فنملؤه ماء، ثم
ول يشربون، فقال رسول هللا صلى هللا عليه وسلم لقد نقاتل القوم فنشرب
أشرت بالرأي، فنهض رسول هللا صلى هللا عليه وسلم ومن معه من الناس،
فسار حتى إذا أتى أدنى ماء من القوم نزل عليه، ثم أمر بالقلب فغورت، وبنى
ن بحوضا على القليب الذي نزل عليه، فملئ ماء، ثم قذفوا فيه اآلنية )أخرجه ا
حشام(
“Toen de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص zijn kamp opzette bij het dichtstbijzijnde plek
naast het water van Badr was al Habbab ibn al Moendhir niet helemaal
tevreden met deze plek. Hij zei tegen de Boodschapper: ‘O Boodschapper
van Allah! Heeft Allah u bevolen om uw kamp op te zetten op deze plek
waardoor wij er niet van mogen afwijken of is dit een opinie van
oorlogsstrategie?’ Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei: ‘Het is eerder de opinie van oorlogsstrategie.’
Al Habbab ibn al Moendhir zei: ‘O Boodschapper van Allah, dit is niet de
(juiste) plaats. Verplaats de mensen totdat wij aankomen bij de kant van
het water dicht bij de mensen (de vijand), wij slaan daar ons kamp op en
180 De Staatsinrichting van de Khilafah
laten wij het water wegvloeien van het andere deel en stoppen wij een bazijn
erbovenop die wij vullen met water. Dan vechten wij tegen de mensen en
wij drinken terwijl zij dit niet (kunnen) doen.’ De Boodschapper van Allah
zei: ‘Jij hebt de (juiste) opinie gegeven.’ Dus de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص
en de moslims stonden op en liepen totdat ze de andere kant van het water
van de vijand bereikten en sloegen daar hun kamp op. Toen beveelde hij ملسو هيلع هللا ىلص
dat het water weggeleid moest worden wat gedaan werd. Hij ملسو هيلع هللا ىلص bouwde een
bazijn op de top van de putten die weggeleid waren van water en vulde deze
met water en gooide in het water potten.”
Dus de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص stemde in met de opinie van al Habbab en
volgde deze.
In dit incident, dat te maken heeft met een opinie van oorlogsstrategie, had de
visie van het volk geen waarde in het nemen van dit besluit. Eerder was het de
visie van experts wat in beschouwing werd genomen. Gelijk aan dit zijn er
technische kwesties en ideeën die een diepgaande studie en uitzoekwerk
vereisen, samen met de definities. In al de dergelijke kwesties wordt er eerder
gerefereerd naar experts en specialisten in plaats van de opinie van he algemene
volk. Er is geen waarde in dergelijke kwesties in de meerderheid, eerder heeft
de kennis, ervaring en specialisatie een meerwaarde.
Dit is tevens van toepassing op de financiële kwesties omdat de Sjari’a heeft
bepaald welk type kapitaal verzameld moet worden en de gebieden waar ze
uitbesteed behoort te worden. De Sjari’a heeft tevens de zaken bepaald waar
belasting over geheven dient te worden; derhalve is er geen behoefte aan het
zoeken naar de opinie van de mensen in de collectie en allocatie van het kapitaal
of welvaart. Gelijk aan dit is het leger. De Sjari’a heeft de Khalifah het recht
gegeven om de kwesties van het leger te regelen en heeft alle regels voor
Djihaad bepaald. Er is geen geldigheid in de mening van de mensen over
kwesties wat reeds bepaald is door de Sjari’a. Dit is tevens van toepassing op
de relatie van de Staat met andere staten omdat dit van het denken is wat studie
en een diep inzicht benodigd dat gerelateerd is aan Djihaad. Verder is het een
onderdeel van de opinie van het oorlogsbeleid. Derhalve is er geen mogelijkheid
voor de mensen om een opinie te geven in deze kwestie geen meerderheid noch
minderheid van de mensen. Daarentegen is het de Khalifah toegestaan deze
kwesties aan te dragen bij de Raad van de Oemma voor raad en opinies omdat
een dergelijke voorlegging Moebah is en de mening van de Raad in deze
kwesties niet bindend is zoals in het geval van Badr. Eerder is de beslissing
toevertrouwd aan de betreffende persoon.
Hizb ut Tahrir 181
Om het onderscheid aan te geven tussen a) en b) zeggen wij: Het besluit van de
Raad om een brug over een rivier te bouwen voor mensen in een bepaald
geïsoleerd dorp, is bindend. Dit is vanwege het feit dat de mensen geïsoleerd
zijn qua communicatie. Voor beslissingen waar expertise voor is vereist, zal de
mening van experts en technici worden gevraagd binnen de Raad. Dit is wanneer
men de meest gunstige locatie wenst te weten om de brug te bouwen of om te
weten wat de beste bouwkundige vormgeving moet zijn. Bijvoorbeeld of het een
normale brug zou moeten zijn of een met kolommen eronder in de rivier. De
experts en specialisten worden om advies gevraagd in zo’n dergelijke kwestie
in plaats van de opinie van de meerderheid van de Raad.
Net zo is het bouwen van een school voor de kinderen van een dorp, waarvan
de kinderen een enorme last voor de voeten gelegd wordt in het bereiken van de
scholen van de dorpen. Hierbij zal de opinie van de meerderheid bindend zijn
op de Khalifah. Voor wat betreft de keuze van de locatie van de school in het
dorp in termen van de sterkte en geschiktheid van de bouwgrond, de
geschiktheid voor het design van het gebouw, of dit nu bezit is van de Staat,
d.w.z. het gebouwd, gekocht of geleased is, in dergelijke kwesties worden
experts en gespecialiseerde personen geraadpleegd. En de opinie van de
meerderheid van de Raad wordt hierin niet in beschouwing genomen, wel is het
toegestaan voor de Khalifah om hun opinie hierover te zoeken alleen is dit niet
bindend voor hem.
Voor wat betreft een aangrenzend land waarbij de dreiging bestaat van inval van
een vijand, in deze kwestie is de opinie van de meerderheid van de Raad van de
Oemma bindend betreffende het aansterken van de verdediging van de bouw
van het dorp en het afwenden van het gevaar van de vijand. Waarbij door middel
van deze handeling de bedreiging van moord en uitzetting door middel van de
daden van een agressor het hoofd wordt geboden. Echter, de methode van het
bouwen van verdedigingsforten en de middelen die gebruikt worden voor de
strijd om de bedreiging te voorkomen zijn eerder kwesties waarbij de raad moet
worden gezocht van experts en gespecialiseerden dan door middel van de opinie
van de meerderheid van de Raad.
Voor wat betreft punt twee: wetgeving behoort exclusief aan Allah هلالج لج alleen.
Allah هلالج لج zegt:
)يوسف: (40إن الحكم إله ل
182 De Staatsinrichting van de Khilafah
“Voorwaar het oordeel behoort aan Allah alleen toe” (VBK soera Yoesoef 12,
aaja 40)
موك فيما شجر بينهم ثمه ل يجدوا في سهم أنف فال ورب ك ل يؤمنون حتهى يحك
ا قضيت ويسل موا تسليما )النساء: مه (65حرجا م
“Nee bij jouw Heer! Zij zullen niet geloven totdat ze jou als
scheidsrechtermaken in al hun geschillen en dat ze in zichzelf geen weerstand
vinden in hetgeen jij geoordeeld hebt en zich volledig onderwerpen” (VBK
soera an Nisaa’ 4, aaja 65)
In de uitleg die de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص heeft gegeven met betrekking tot Zijn هلالج لج uitspraak:
)التوبة: ن دون للا (31اتهخذوا أحبارهم ورهبانهم أربابا م
“Zij hebben hun monniken en rabbijnen als hun Heren genomen naast Allah”
(VBK soera at Tauba 9, aaja 31)
At Tirmidhi heeft overgeleverd via ‘Adie ibn Haatim, dat hij zei:
أتيت النبي صلى هللا عليه وسلم وفي عنقي صليب من ذهب، فقال: يا عدي
قال: أما إنهم لم يكونوا اطرح عنك هذا الوثن. وسمعته يقرأ في سورة براءة
يعبدونهم، ولكنهم كانوا إذا أحلوا لهم شيئا استحلوه، وإذا حرموا عليهم شيئا
حرموه )أخرجه الترمذي(
“Ik kwam naar de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص terwijl ik een gouden kruis om mijn nek
droeg. Hij zei: ‘O Adiej! Gooi dit idool weg!’ En ik hoorde hem de soera
van Bara’a reciteren: ‘Zij hebben hun monniken en rabbijnen als hun Heren
genomen naast Allah.’ (9:31). Hij zei: ‘Ze hebben hen niet aanbeden maar
wanneer ze iets toestonden namen ze het als halaal en wanneer ze iets
hadden verboden hebben ze het verboden.’” (Tirmidhi, Soenan, #3095)
Derhalve wordt wetgeving niet genomen van de opinie van de Raad, niet
doormiddel van consensus noch door de opinie van de meerderheid. Het wordt
eerder genomen van het Boek van Allah en van de Soenna van Zijn
Boodschapper, en doormiddel van legitieme Idjtihaad.
Hizb ut Tahrir 183
Derhalve weigerde de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص de opinie van vele moslims aangaande
het vredesverdrag van Hoedajbiyya, en zei:
إني عبد هللا ورسوله، ولن أخالف أمره
“Ik ben de dienaar van Allah en Zijn Boodschapper en zal zijn bevel nooit
ongehoorzaam zijn.”
Dit is omdat de vrede een openbaring was van Allah هلالج لج. Derhalve wordt de
opinie van de mensen niet gezocht wanneer de wetgeving betreft. Hierop
gebaseerd zijn de adopties van de ahkaam as Sjari’a, het uitvoeren van wetten
en de adoptie van de regels en canons van de mandaat Rechterlijke Machten van
de Khalifah alleen, zoals eerder uiteengezet. Echter, het is toegestaan voor de
Khalifah om de Raad van de Oemma te raadplegen in hetgeen hij wilt adopteren
van de ahkaam as Sjari’a en kanonnen om haar mening hierover te kunnen
weten. Dit is hetgeen Oemar ibn al Gattaab heeft gedaan toen hij de moslims
raadpleegde over de goddelijke regels, waar de Sahaba’s niet op tegen waren,
aangaande het veroverde land van Irak toen de moslims hem vroegen om het
land onder de strijders te verdelen die het hadden geopend. Dus vroeg Oemar
de mensen maar zijn opinie bleef bij het houden van het land bij haar landheren
onder voorwaarde dat ze Garaadj zouden betalen en nog daarbij het betalen van
djizya door de personen zelf. Het zoeken naar hun opinie door Oemar en voor
hem Aboe Bakr over de Goddelijke wetten zonder tegenstand van de Sahaba’s
is een indicatie voor hun idjma’. Dit dient als bewijs dat de Khalifah het recht
heeft dit te ondernemen.
Betreft het refereren naar de Mahkamaat al Moedhaalim in geval dat de
Khalifah verschilt van mening met de Raad van de Oemma aangaande de
geldigheid van de deductie van deze canonnen, of aangaande hun bewijzen of
termen van de adoptie van de fundamentele bronnen (oesoel) geadopteerd door
de Staat. In dit geval is het aan de autoriteit van de rechter van Madhaalim om
de Hoekm geadopteerd door de Khalifah nader te onderzoeken ongeacht het
Goddelijke bewijzen kent en ongeacht het bewijs van toepassing is op de
kwestie. Derhalve indien de Khalifah van mening verschilt met de Raad (d.w.z.
de meerderheid van de Raad) over de Hoekm die de Khalifah heeft geadopteerd
of dit een geldige Hoekm Sjar’i is of niet, dan zal dit behandeld worden door de
rechter van Madhaalim. Dit, omdat dit zijn specialiteit is en de opinie van de
Mahkamaat al Moedhaalim bindend is.
184 De Staatsinrichting van de Khilafah
Niet-moslimleden van de Raad hebben geen recht in het onderzoeken van de
ahkaam en kanonnen die de Khalifah wenst te adopteren. Dit is omdat ze niet
geloven in Islam en omdat hun recht beperkt is tot het uiten van hun
bezorgdheden aangaande elke onderdrukking die hen bedreigd van de heersers.
Dus eerder is het laatstgenoemde toegestaan in plaats van het uiten van hun visie
aangaande de Goddelijke ahkaam en kanonnen.
Aangaande het derde punt: het bewijs is de algemene betekenis van de teksten
gerelateerd aan het erop toezien dat de heersers terecht worden gesteld. Ahmad
heeft overgeleverd van ibn Oemar die zei: “De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص zei:
سيكون عليكم أمراء يأمرونكم بما ل يفعلون، فمن صدقهم بكذبهم، وأعانهم
على ظلمهم، فليس مني ولست منه، ولن يرد علي الحوض )أخرجه أحمد( “Er zullen Amiers over jullie aangesteld worden waarbij zij jullie zaken
zullen bevelen die zij zelf niet doen. Degene die gelooft in hun leugens en
hen hielp in hun onrechtvaardigheid zal niet bij mij horen noch behoor ik
tot hem. En hij zal mij niet vergezellen in de Hawd (basin).” (Al Moendhir
al Targhieb wa al Tarhib, vol. 3, p.2203). Ahmad heeft overgeleverd van Aboe
Sa’ied al Khoedri, die zei: “De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
... أفضل الجهاد كلمة حق عند سلطان جائر )أخرجه أبو داود(
“De beste djihaad is het woord van waarheid gesproken tegen een
onderdrukkende heerser.” (Aboe Dawoed, Soenan, #4344). Al Haakim heeft
overgeleverd van Djaabir van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص die zei:
سيد الشهداء حمزة بن عبد المطلب، ورجل قام إلى إمام جائر فأمره ونهاه
رجه الحاكم(فقتله )أخ
“De meester der martelaren is Hamza bin abd al Moetallib en een man die
opstond tegen een onderdrukkende heerser, hij gebood hem he goede en
verbood hem het slechte en werd gedood (door de heerser).” (Al Moendhirie,
at Targhieb wa at Tarhib, vol.3, p.229).
Moeslim heeft overgeleverd van Oemm Salama dat de Boodschapper van Allah
:heeft gezegd ملسو هيلع هللا ىلص
“Er zullen Amiers zijn die jullie zullen herkennen aan hetgeen zij doen en
anderen zullen jullie ontkennen. Degene die herkent zal vrij zijn van zijn
Hizb ut Tahrir 185
verantwoordelijkheid en degene die afwijst, hij zal veilig zijn; maar degene
die accepteert en volgt (zal niet veilig zijn).”
Deze teksten zijn in algemene vorm gekomen en impliceren het terechtwijzen
van de heerser in overeenstemming met de regels van de Sjari’a. Verder kan het
terechtwijzen over elke handeling gaan. Dit terechtwijzen door de Raad aan de
Khalifah en andere assistenten, gouverneurs en ‘Aamils zal zjin over allerlei
handeling die zijn uitgevoerd ongeacht of deze handeling in strijd is met de
Goddelijke wet, schadelijk was voor de moslims of een onjuiste beslissing was
jegens de burgers in het verzorgen van hun belangen. De Khalifah moet reageren
op deze terechtwijzingen en de aanklachten door zijn visie te tonen en zijn
bewijs met betrekking tot zijn woorden, daden en taken die hij heeft
ondernomen. Zo kan de Raad verzekerd worden van een goed uitvoering, de
oprechtheid en eerlijkheid van de Khalifah. Indien de Raad de visie van de
Khalifah niet accepteert en zijn argumenten afwijst, zal dit onderzocht moeten
worden. Indien deze kwestie ging over de zaken waarbij de opinie van de
meerderheid bindend is dan zal de opinie van de Raad bindend zijn zoals in het
voorbeeld gesteld door a). Indien dit niet het geval is zal het niet zijn zoals in de
kwesties van b). Indien het terechtwijzen bijvoorbeeld het niet voorzien van de
scholen, zoals in het vorige voorbeeld gesteld, betreft, dan zal het terechtwijzen
niet bindend zijn op de Khalifah.
Indien degenen die terechtwijzen verschillen met de heersers over een kwestie
of dit legaal of niet is, zal de kwestie doorverwijzen worden naar de rechtbank
van onrechtvaardige handelingen (Al Madhaalim) door een verzoek van de
Raad. Dit is op basis van hetgeen Allah هلالج لج zegt:
سول وأولي المر منكم )النساء: وأطيعوا الره (59يا أيها الهذين آمنوا أطيعوا للا
“O jullie die geloven, gehoorzaam Allah en gehoorzaam de Boodschapper en
degenen van autoriteit onder jullie. Indien geschil hebben over een kwestie,
verwijs dit dan naar Allah en Zijn Boodschapper” (Zie de vertaling van de
Koraan, soera an Nisaa’ 4, aaja 59)
Dit betekent dat indien de moslims in dispuut geraken met de mensen van
autoriteit over een bepaalde kwestie, ze dit zullen moeten verwijzen naar Allah
en Zijn Boodschapper, d.w.z. de Sjari’a. Dit betekent dat ze moeten refereren
naar de Rechterlijke Macht, dat in dit geval de rechtbank van onrechtvaardige
handelingen zal zijn en haar opinie zal tevens bindend zijn omdat ze in dit geval
de rechterlijke macht in handen heeft.
186 De Staatsinrichting van de Khilafah
Voor wat betreft punt vier: haar bewijs is dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص al
‘Ala’a bin al Hadrami in zijn ambt over Bahrein verwijdert heeft omdat de
delegatie van Abd Qais heeft geklaagd over hem bij de Boodschapper van Allah
:Ibn Sa’ad heeft overgeleverd op autoriteit van Mohammed bin Oemar .ملسو هيلع هللا ىلص
أن رسول هللا صلى هللا عليه وسلم قد كتب إلى العالء بن الحضرمي أن يقدم
عليه بعشرين رجال رأسهم عبد هللا عليه بعشرين رجال من عبد القيس، فقدم
عوف الشج، واستخلف العالء على البحرين المنذر بن ساوى، فشكا الوفد
العالء بن الحضرمي، فعزله رسول هللا صلى هللا عليه وسلم وولى أبان بن
سعيد بن العاص، وقال له استوص بعبد القيس خيرا، وأكرم سراتهم
“Dat de Boodschapper van Allah geschreven heeft naar al Ala’a bin al
Hadrami om naar hem toe te komen tezamen met twintig mannen van Abd
Qais. Hij kwam aan met twintig mannen gehoofd door Abdoellah ibn Awf
al Ashadj en heeft als tweede man aangewezen Al Moendhir bin Sawa. De
delegatie klaagde over al Ala’a bin al Hadrami dus verwijderde de Profeet
hem van zijn ambt en stelde Abaan bin Said bin al A’as aan en zei tegen ملسو هيلع هللا ىلص
hem: ‘Zorg voor Abd al Qais en respecteer hun leiders.’” Tevens heeft
Oemar ibn al Gattaab Sa’ad ibn abi Waqqaas verwijderd van de Wilaaja
vanwege de aanklachten van de mensen jegens hem en zei: “Ik heb hem niet
verwijderd wegens onkunde of verraad.” Dit bewijst dat de mensen van de
Wilaaja het recht hebben hun boosheid en onvrede te uiten over hun Waalies en
Amiers en de Khalifah zal derhalve verplicht zijn hen te verwijderen. Gelijk
hieraan is het de Raad van de Oemma toegestaan, als vertegenwoordiger van
alle inwoners van de Staat, hun onvrede en boosheid te uiten jegens de Waalies
en Aamils en de Khalifah zal verplicht zijn ze direct te verwijderen indien de
aanklacht afkomstig is van de meerderheid van de Raad van de Wilaaja of de
meerderheid van de Raad van de Oemma. In geval van conflict van visie tussen
de twee raden zal de prioriteit gegeven worden aan de Raad van de Wilaaja
omdat deze meer bewust is en meer kennis heeft van de gedragingen van de
Waaliy.
Voor wat betreft het vijfde punt: dit punt heeft twee kwesties:
De eerste is het opstellen van een verkorte lijst van de kandidaten en de tweede
is het maken van de lijst van zes kandidaten en daarna twee.
Voor wat betreft de eerste kwestie, van het volgen van de wijze waarop de
rechtgeleide Khoelafaa’ verkozen zijn blijkt het dat er een korte lijst was van
Hizb ut Tahrir 187
genomineerden direct opgesteld door de vertegenwoordigers van de moslims.
Of door middel van het verzoeken van de Khalifah om een korte lijst op te stellen
voor hen.
In de hal van Bani Saa’ida waren de genomineerden Aboe Bakr, Oemar, Aboe
Oebaida en Sa’d ibn Oebaada, waarvan men vond dat zij qua aantallen afdoende
waren. De nominatie was beperkt tot hun vier. Dit nam plaats voor de mensen
van al Saqiefa en vervolgens door middel van overleg van de Sahaba’s op een
later tijdstip, waarbij ze de Bai’a gaven aan Aboe Bakr.
Aan het eind van de ambtstermijn van Aboe Bakr , raadpleegde hij de moslims
voor ongeveer drie maanden, de post van Khilafah na hem bediscussiërende.
Nadat hij dit met hen had bediscussieerd kwamen ze overeen op de nominatie
van Oemar wat de nominatie beperkte tot slechts een enkele kandidaat.
Het beperken van genomineerden was nog duidelijker nadat Oemar
neergestoken was; want zij verzochten hem om de kandidaten voor hen te
nomineren. Dus nomineerde hij zes personen, terwijl hij anderen hierbuiten liet,
waarbij hij de kwestie benadrukte zoals het bekend is.
In de periode van het nomineren van Ali was hij de enige genomineerde
zonder iemand naast hem. Derhalve was er geen reden tot het opstellen van een
verkorte lijst.
Het opstellen van een verkorte lijst van genomineerden vond altijd plaats voor
een bijeenkomst van moslims. Een kwestie die zou worden tegengewerkt en niet
ten uitvoer zou worden gebracht indien het niet toegestaan zou zijn. Want dit
voorkomt het recht van anderen om genomineerd te worden. Derhalve is het
opstellen van een verkorte lijst van genomineerden voor de post van de Khalifah
toegestaan door idjma’ oes Sahaba. Dus heeft de Oemma (d.w.z. erbij haar
vertegenwoordigers) toegestaan dat er een verkorte lijst werd opgesteld met
genomineerden, ongeacht deze verkorte lijst direct wordt uitgevoerd door de
Oemma zelf of doormiddel van het geven van autoriteit aan de Khalifah die op
het punt staat zijn post te verlaten, die de taak voor hen zal uitvoeren.
Dit is voor wat betreft het opstellen van de verkorte lijst. Voor wat betreft het
feit dat de verkorte lijst eerst uit zes genomineerden bestaat, dit is gehaald uit de
handeling van Oemar , terwijl het opstellen van de lijst van slechts twee
genomineerden te halen is uit de handeling van Abd oer Rahmaan ibn Auwf .
Buiten dit verifieert dit de betekenis van de Bai’a van de meerderheid van het
electoraat van de moslims; omdat indien de genomineerden meer waren dan
188 De Staatsinrichting van de Khilafah
twee, de winnaar onder hen bijvoorbeeld dertig procent van het electoraat zou
verkrijgen, d.w.z. minder dan de meerderheid (vijftig procent of meer). De
winnaar zou de meerderheid krijgen indien de genomineerden niet meer zijn dan
twee.
Voor wat betreft het feit dat het opstellen van een korte lijst van zes en twee
genomineerden door de Raad van de Oemma afkomstig moet zijn van de
personen die aan de voorwaarden voldoen, gekeurd door de Mahkamaat al
Moedhaalim, dit is omdat het opstellen van de korte lijst uitgevoerd door de
Raad van de Oemma dient voor het verkiezen van een Khalifah onder hen. Dit
betekent met andere woorden dat ze aan de contractuele voorwaarden zouden
moeten voldoen. Derhalve zal de Mahkamaat al Moedhaalim eenieder van hen
uitsluiten om genomineerd te worden die niet aan de contractuele voorwaarden
voldoet. Na dit zal de Raad van de Oemma een verkorte lijst maken van degenen
die door de Mahkamaat al Moedhaalim zijn goedgekeurd.
Het recht van expressie en het geven van een opinie zonder belemmeringen
Eenieder lid van de Raad van de Oemma heeft het recht te spreken en zijn opinie
te uiten zoals hij het wilt zonder enige druk en binnen de grenzen van hetgeen
de Sjari’a hem toestaat. Het lid zou een vertegenwoordiger zijn van de moslims
in termen van het uiten van opinies in terechtwijzing. Zijn taak zal zijn om de
activiteiten van de Khalifah of van enig andere heerser binnen de Staat of
burgerlijke werknemer in een van de Staatsdepartementen en kantoren
nauwkeurig in de gaten te houden en hen allen ter verantwoording te roepen,
advies te geven, hun opinies te uiten, suggesties te geven, met hen te debatteren,
tezamen met het bekritiseren van allen foutieve handelingen uitgevoerd door de
Staat. Hij zou dit alles doen uit naam van de moslims die verplicht zijn het goede
te gebieden en het slechte te verbieden, de heersers ter verantwoording te
roepen, hen advies en suggesties te geven. Dit is omdat dit een plicht is op de
moslims. Allah هلالج لج zegt:
ة أخرجت للنهاس تأمرون بالمعروف وتنهون ع ن المنكر وتؤمنون كنتم خير أمه
)آل عمران: (110بال
“Jullie zijn de beste natie voortgekomen uit de mensheid, jullie gebieden het
goede, verbieden het slechte en geloven in Allah” (VBK soera Aali ‘Imraan 3,
aaja 110)
En Hij هلالج لج zegt tevens:
Hizb ut Tahrir 189
كاة وأمروا بالمعروف الهذين إن الة وآتوا الزه كهنهاهم في الرض أقاموا الصه مه
(41ونهوا عن المنكر )الحج:
“Zij zijn degenen die, indien wij ze vestigen in het land, de gebeden verrichten
en de Zakaat geven en het goede gebieden en het slechte verbieden” (VBK soera
al Hadj 22, aaja 41)
En Hij هلالج لج zegt tevens:
ة يدعون إلى الخير ويأمرون بالمعروف وينهون عن المنكر نكم أمه ولتكن م
(104وأولئك هم المفلحون )آل عمران:
“Laat er vanonder jullie een groep zijn die tot het goede aanmaant, het goede
gebied en het slechte verbiedt en zij zullen de welslagenden zijn” (VBK soera
Aali ‘Imraan 3, aaja 104)
Vele ahadieth zijn overgeleverd die de verplichting impliceren van het gebieden
van Ma’roef en het verbieden van Moenkar zoals de uitspraak van de Profeet
:ملسو هيلع هللا ىلص
والذي نفسي بيده، لتأمرن بالمعروف، ولتنهون عن المنكر، أو ليوشكن هللا أن
يبعث عليكم عقابا من عنده، لتدعنه فال يستجيبن لكم
“Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, jullie moeten de Ma’roef gebieden
en jullie moeten de Moenkar verbieden of Allah zal jullie een bestraffing
van Hem zenden waarbij jullie Hem aanroepen maar Hij jullie niet zal
beantwoorden.” Overgeleverd door Ahmad op autoriteit van Hoedaifa. Hij ملسو هيلع هللا ىلص
heeft tevens gezegd:
من رأى منكم منكرا فليغيره بيده، فإن لم يستطع فبلسانه، فإن لم يستطع فبقلبه
وذلك أضعف اإليمان )أخرجه أحمد(
“Indien een van jullie een Moenkar ziet, laat hem het veranderen met zijn
hand, indien hij hier niet toe in staat is, met zijn tong, indien hij hier niet
toe in staat is, met zijn hart. En dat is de zwakste vorm van Iemaan.”
Overgeleverd door Moeslim op autoriteit van Aboe Sa’ied.
190 De Staatsinrichting van de Khilafah
Deze verzen en ahadieth bevelen de moslims om de Ma’roef te gebieden en de
Moenkar te verbieden. Het terechtwijzen van de heersers is onderdeel van het
gebieden van de Ma’roef en het verbieden van de Moenkar. Sommige ahadieth
specificeren in feite het ter verantwoording roepen van de heersers, dit
weerspiegeld de significantie van deze taak. Oemm ‘Atiyya heeft overgeleverd
op autoriteit van Aboe Sa’ied dat de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gezegd:
... أفضل الجهاد كلمة حق عند سلطان جائر
“De beste Djihaad is een woord van waarheid gesproken tegen een
tirannieke heerser.” Dit is een tekst aangaande de censuur van de heerser en
de verplichting om een woord van waarheid te uiten in zijn gezicht, wat als de
beste vorm van Djihaad wordt beschouwd. Allah’s Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص heeft dit
type Djihaad erg dierbaar gemaakt, zelfs wanneer dit leidt tot het verliezen van
het leven, zoals overgeleverd in de Sahieh hadieth. Hij ملسو هيلع هللا ىلص zei:
سيد الشهداء حمزة بن عبد المطلب، ورجل قام إلى إمام جائر فأمره ونهاه
فقتله )أخرجه الحاكم(
“De meester der martelaren is Hamza bin abd oel Moetallib en een man die
opstond tegen een onrechtvaardige heerser, hij gebood hem het goede en
verbood hem het slechte en is gedood (door hem)”
Toen de Sahaba’s de Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص tegenstonden bij zijn
vredesverdrag van Hoedajbiya, heeft hij geen rekening gehouden met hun
opinie, hij heeft visie eerder stellig afgewezen en heeft het vredesverdrag toch
afgesloten. Dit is omdat zijn handeling een openbaring was van Allah هلالج لج; waar
er geen rekenschap gehouden wordt met de visies van de mensen in een
dergelijke kwestie. Zijn kritiek op hen was dat ze hem niet gehoorzaamden toen
hij hen had bevolen de kamelen te slachten, hun hoofden te scheren en hun
heiligheid te verbreken. De Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft al Habab bin
Moendhir niet afgewezen in de slag van Badr toen hij het oneens was met de
locatie waar hij ملسو هيلع هللا ىلص zijn kamp opsloeg, hij volgende eerder zijn opinie van
expertise.
De Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص is tevens meegegaan met de opinie van de meerderheid die
van mening was dat ze de Qoeraisj buiten Mediena zouden moeten confronteren,
Hizb ut Tahrir 191
ondanks het feit dat hij ملسو هيلع هللا ىلص een andere mening had. In dergelijke situaties
luisterde de Boodschapper ملسو هيلع هللا ىلص naar de Sahaba’s indien ze het niet eens met hem
waren en gaf altijd een antwoord terug.
De Sahaba’s hebben tevens hun Khoelafaa’ ar Raasjidoen aangenomen en ze
zijn hun niet tegengegaan. Ze hebben Oemar aansprakelijk gehouden terwijl hij
stond het preekgestoelte terwijl hij de Jemenitische mantels aan het uitdelen
was. Een vrouw is hem tegengegaan omdat hij de verhoging van de
bruidschatten had verboden en de Sahaba’s hebben tevens geprotesteerd jegens
zijn weigering de landen van Irak te verdelen na haar opening. Bilaal en az
Zoebair waren fel in hun protest tegen hem. Hij debatteerde doorgaans met hen
en overlegde met andere Sahaba’s totdat hij hen overtuigde van zijn mening.
Derhalve heeft een elk lid van de Raad van de Oemma, als vertegenwoordiger
van de Oemma in z’n geheel, om in de Raad te spreken hoe hij of zij wenst en
om zijn opinie te uiten hoe hij of zij het wenst zonder verhindering of druk. Hij
heeft het recht om de Khalifah tot verantwoording te roepen, gelijk de
Moe’aawin, de Waaliy en de burgerlijk Staatspersoneel. Ze zijn verplicht om
hem te beantwoorden zolang hij zich houdt aan de Sjar’i etiquette van het
terechtstellen van mensen en het uiten van een opinie.
De niet-moslim leden van de Raad van de Oemma hebben tevens het recht om
hun opinie te uiten aangaande elke onderdrukking die hen treft door de heersers,
zonder dat ze voorkomen te worden of het gevoel van muilkorven hebben zo
lang ze binnen de Sjari’a perken blijven in het uiten van hun opinies.
192 De Staatsinrichting van de Khilafah
Hizb ut Tahrir 193
De Vlaggen en Vaandels van de
Staat
De Staat heeft vlaggen (Alwiyaa) en vaandels (Rayaat) die afgeleid zijn van de
vlaggen en vaandels van de eerste Islamitische Staat die de Boodschapper van
Allah ملسو هيلع هللا ىلص heeft gevestigd in al Mediena Al Moenawwara. Zij zullen als volgt zijn:
1. Vlag en banier worden taalkundig ‘alam genoemd. Al Qamoes al Moehiet
vermeldt onder de stam (Rawiya) dat ar Raaja gelijk is aan al‘Alam. Rajaat is
enkel de meervoudsvorm.
Hiernaast heeft de sjar’ elke van deze termen de volgende sjar’i betekenis
gegeven:
De vlag (Liwaa) is wit, waarop met zwarte inscriptie staat geschreven
‘laa ilaaha illa Allah, Moehammad oer Rasoeloelah’. Het is gebonden
aan de leider van het leger. Het wordt gebruikt om zijn locatie aan te
geven en het wordt derhalve altijd meegenomen naar zijn locatie. Het
bewijs van het binden van de vlag aan de Amier van het leger is dat de
Profeet ملسو هيلع هللا ىلص Mekka binnenkwam op de dag van haar opening terwijl hij
een witte vlag hees. Dit is overgeleverd door Ibn Maadjah op autoriteit
van Djaabir. An Nasaa’i heeft ook overgeleverd op autoriteit van Anas
dat toen de Profeet Oesama ibn Zaid aanstelde als Amier voor het leger
wat de Romeinen zou aanvallen, hij zijn eigen vlag met zijn eigen
handen vastbond.
e banier (Raaja) is zwart, waarop met een witte inscriptie staat
geschreven ‘laa ilaaha illa Allah, Moehammad oer Rasoeloelah’. Het
wordt gedragen door de leiders van de legerdivisies (regimenten,
detachementen en andere eenheden). Het bewijs hiervoor is dat de
Boodschapper van Allah ملسو هيلع هللا ىلص ten tijde hij de leider van het leger in Gaibar
was, zei:
لعطين الراية غدا رجال يحب هللا ورسوله، ويحبه هللا
ورسوله، فأعطاها عليا
“’Ik zal de Rayaa morgen geven aan de man die houdt van Allah en
Zijn Boodschapper en Allah en Zijn Boodschapper houden van
194 De Staatsinrichting van de Khilafah
hem,’ en hij gaf het aan Ali.” Deze hadieth is als betrouwbaar
beoordeeld door Boechaarie en Moeslim.
Ali was toentertijd leider van een regiment in het leger. Al Harieth
ibn Hassan ibn al Bakri zei tevens in de hadieth:
Wij kwamen aan in Mediena, en zagen de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص op de mimbar,
terwijl Bilaal voor hem stond met zijn zwaard in zijn hand, en er stonden
zwarte vaandels voor de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص. Ik vroeg: “Van wie zijn deze
vaandels?” Zij zeiden: “Ze zijn van 'Amr ibn al 'Aas die zojuist is
teruggekomen van een expeditie.”
“En er stonden zwarte vaandels,” betekent dat er verschillende vaandels
(Rajaat) waren die gedragen werden door het leger, terwijl er slechts
één Amier was, namelijk Amr ibn al ‘Aas. Dit wijst erop dat er maar
een vlag (Liwaa') is in de betreffende leger, en dat de vaandels (Rajaat)
er velen zijn in elk leger.
De vlag is dus enkel een teken richting enkel en alleen de Amier van het leger,
terwijl de vaandels tekens zijn die gedragen worden door de soldaten.
2. De vlag is verbonden aan de Amier van het leger, en het is een teken dat het
hoofdkwartier van de Amier van het leger aangeeft. Op het slagveld echter,
wordt de leider van het gevecht, of hij nou de Amier is of door de Amier is
aangesteld, een vaandel gegeven om te dragen tijdens het gevecht. Daarom
wordt het vaandel “de moeder van de oorlog” genoemd, omdat het gedragen
wordt door de legeraanvoerder op het slagveld.
Daarom zal er tijdens een oorlog altijd een vaandel bij de legeraanvoerder zijn,
een zaak die toentertijd bekend was. Het vaandel omhooghouden was het bewijs
van de macht van de legeraanvoerder. Dit is een bestuurlijk bevel dat wordt
opgevolgd volgens de tradities van een gevecht in het leger.
De Profeet ملسو هيلع هللا ىلص kondigde de dood van Zaid, Dja'far en Ibn Roewaaha aan alvorens
de soldaten het nieuws konden brengen:
أخذ الراية زيد فأصيب، ثم أخذ جعفر فأصيب، ثم أخذ ابن رواحة فأصيب
Hizb ut Tahrir 195
“Zaid pakte het vaandel, maar hij werd gedood; en toen pakte Dja'far het
vaandel en werd gedood; toen pakte Ibn Roewaaha het vaandel en werd
gedood.”
Als gedurende een oorlog de Khalifah de legeraanvoerder is mag naast het
vaandel ook de vlag gebruikt worden. In de Siera van Ibn Hisjaam is
overgeleverd dat in een gesprek over de Ghazwa van Badr, de vlag en het
vaandel beiden aanwezig waren.
Echter, in periodes van vrede of na het gevecht worden de vaandels gewoonlijk
verspreid over het leger, gedragen door zijn divisies, regimenten, eenheden en
bataljons, zoals beschreven in de hadieth van Al Haarith ibn Hassan al Bakri,
waarin gesproken wordt over het leger van Amr ibn Al Aas.
3. De Khalifah is de legerleider in Islam; daarom is het toegestaan om de vlag
te hijsen boven zijn hoofdkwartier, bijvoorbeeld bovenop het huis van de
Khalifah. Dit is omdat de vlag toebehoort aan de Amier van het leger. Het is
bestuurlijk toegestaan om het vaandel bovenop het huis van de Khalifah te
hijsen, daarbij in beschouwing nemende dat de Khalifah het staatshoofd is. Wat
de overgebleven organisaties departementen en vestigingen betreft, hierop
wordt enkel het vaandel gehesen, omdat de vlag specifiek voor de leider van het
leger is om zijn locatie aan te geven.
De vlag is vastgebonden aan het einde van de speer en eromheen gewikkeld. Hij
wordt gegeven aan de legeraanvoerder conform het aantal legers. Dus behoort
hij tot de leider van het eerste leger, de leider van het tweede leger, de leider van
het asj Sjaam leger, de leider van het Irakese leger, enzovoort.
Oorspronkelijk is de vlag om het einde van de speer gewikkeld en wordt hij niet
uitgespreid tenzij dit nodig is. Hij is bijvoorbeeld uitgespreid bovenop het huis
van de Khalifah vanwege de belangrijkheid. Dit geldt tijdens een periode van
vrede ook voor de locatie van de leiders van de legers, zodat de Oemma de
grootheid van de vlaggen van hun legers kan zien. Als dit echter in strijd is met
de veiligheid, bijvoorbeeld als gevreesd wordt dat de vijand de locatie van de
legerleiders zal herkennen, zal de vlag zoals van zijn plaats van oorsprong om
de speer heen gewikkeld zijn.
Wat betreft het vaandel, deze wappert gewoon in de wind, net zoals hedendaagse
vlaggen.
Samengevat:
196 De Staatsinrichting van de Khilafah
Ten Eerste: wat betreft het leger
1. Gedurende oorlog blijft de vlag vastzitten aan het gebouw van de
legerleider. Van oorsprong moet hij niet worden uitgespreid, maar
om de speer worden gewikkeld. Hij kan worden uitgespreid na het
in acht nemen van de veiligheid. Er zal een vaandel worden
gedragen door de aanvoerder van het leger op het slagveld. Als de
Khalifah op het slagveld is, is het ook toegestaan de vlag te dragen.
2. Gedurende een periode van vrede is de vlag gebonden aan de leiders
van de legers, en is hij aan de speer vastgebonden; maar hij kan
bovenop de locaties van de leiders van de legers worden
uitgehangen. Vaandels zijn gewoonlijk verspreid over het leger en
worden gedragen door zijn divisies, regimenten, eenheden en
bataljons. Het is voor elke divisie, regiment en bataljon mogelijk om
een specifiek vaandel te hebben die ze administratief onderscheid
van de rest, en die met het vaandel getild wordt.
Ten tweede: Wat betreft de veiligheidsorganisaties, departementen en
vestigingen van de Staat
Enkel het vaandel wordt op deze gebouwen gehesen, behalve op het huis van de
Khalifah, waar de vlag bovenop het gebouw wordt gehesen omdat hij de leider
van het leger is. Het is toegestaan het vaandel erbij te hijsen, omdat de Khalifah
de leider van de departementen van de Staat is. Private instellingen, kantoren en
huizen kunnen ook het vaandel hijsen, al helemaal tijdens gelegenheden als ‘ied
en overwinningen.
Hizb ut Tahrir 197
Het Volkslied van de Khilafah
Een slogan of volkslied aannemen die een groep mensen kan onderscheiden van
andere groepen, of een bepaalde Staat kan onderscheiden van anderen, is één
van de toegestane zaken. Moslims namen riepen strijdkreten uit op het slagveld
als ze de vijand tegenkwamen. Dit werd gedaan in de tijd van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en
met zijn goedkeuring. Ze namen de slogan “Ha Miem, zij worden niet
geholpen!” in het gevecht van de loopgraaf en Banoe Qoeraida, en de kreet “O
Jij die geholpen is, brengt dood! brengt dood!” bij Bani al Moestaliq,
enzovoorts.
Dit is een van de gunsten die Allah هلالج لج de mens heeft gegeven, zoals het kunnen
horen, kunnen zien en kunnen spreken, deze worden alle inbegrepen in de
bewijzen van Ibaaha. Dus mensen zien, spreken en applaudisseren wat zij
willen, tenzij er specifiek bewijs is dat tot een van deze gerelateerd is. Deze
kwestie zou dan moeten worden onderzocht.
Daarom is het voor de Islamitische Staat toegestaan een volkslied aan te nemen
die haar prijst en haar onderscheidt van andere staten, waar deze wordt gebruikt
in betrekkingen met andere Staten, en de Khalifah neemt deze mee tijdens zijn
bezoek aan andere Staten of tijdens bezoeken van andere Staten aan hem. Het
volkslied kan ook worden gebruikt door het publiek tijdens hun
aangelegenheden, waar ze ermee applaudisseren in hun bijeenkomsten, publieke
verzamelingen, op scholen, in uitzendingen en dergelijke.
Wat betreft de manier van applaudisseren, bijvoorbeeld de stem verhoging en
verlaging, of spreken met of zonder nasale geluiden, etc; dit alles is toegestaan,
omdat moslims hun gedichten voordroegen met een opgewonden stem in
overeenstemming met de keren dat er geapplaudisseerd werd.
De Staat heeft geadopteerd dat ze een lied nodig heeft, dat ze gebruikt wanneer
het nodig is, en de Khalifah neemt het mee naar officiële ontmoetingen met
Staatshoofden. Daarnaast zal de Oemma het bij bepaalde gelegenheden
gebruiken. Het volgende is opgemerkt over het volkslied van de tweede
rechtgeleide Khilafah na zijn vestiging met de permissie van Allah هلالج لج.
1. Er wordt gesproken over de vervulling van de blijde tijdingen van de Profeet
over het terugkeren van de tweede rechtgeleide Khilafah, en het herrijzen van ملسو هيلع هللا ىلص
het vaandel van de ‘Oeqaab, het vaandel van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص.
198 De Staatsinrichting van de Khilafah
2. Er wordt gesproken over de blijde tijdingen van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص dat wanneer de
Khilafah is gevestigd, de aarde zijn schatten zal tonen en de hemel zijn
zegeningen zal nederzenden, en de aarde gevuld zal zijn met gerechtigheid nadat
de aarde gevuld was met tirannie.
3. Er wordt gesproken over de verovering en verspreiding van goedheid in de
andere landen in de wereld, nadat de moslimlanden deel zijn geworden van de
Khilafah, speciaal drie moskeeën waar reizen heen gemaakt worden: al Masdjid
oel Haraam, de moskee van de Profeet ملسو هيلع هللا ىلص en Masdjid oel Aqsa na het
ontwortelen van de Joodse entiteit.
4. Het zou worden beëindigd met de terugkeer van de Oemma, zoals Allah هلالج لج
het heeft gewenst: de beste Oemma onder de mensen, wiens doel het is om de
tevredenheid van Allah هلالج لج te behalen, die haar zal eren met Zijn هلالج لج Gunsten,
Genadigheid en de hoge tuin van al Firdauws.
5. Takbier zal erin moeten worden herhaald. Dit is omdat de Takbier een
speciale invloed heeft op Islam en het leven van een moslim. Het is de Takbier
die opnieuw wordt gezegd bij hun overwinningen, en in hun tongen uiten dit op
elk gepaste gelegenheid.
In het licht van de genoemde punten zal de appendix van dit boek het beoogde
volkslied en zijn methode bevatten, indien Allah هلالج لج dit wil.
Onze laatste oproep is de verering van Allah هلالج لج, Heerser der werelden.