Upload
others
View
4
Download
0
Embed Size (px)
Citation preview
Het effect van een afbeelding en het gebruik
van witruimte in mobiele webteksten op
waardering en onthoudbaarheid van de
gegeven informatie.
Auteur Agnetha Schaar, S366920
Plaats, datum Tilburg, oktober 2011
Faculteit Geesteswetenschappen
Departement Communicatie- en Informatiewetenschappen
Afstudeerrichting Communicatie-design
Scriptiebegeleidster M.A.A. van Amelsvoort
Tweede lezer R. Cozijn
2
Inhoudsopgave
Voorwoord .................................................................................................................................................... 3
Samenvatting ................................................................................................................................................ 4
1. Aanleiding ............................................................................................................................................. 5
2. Theoretisch kader ................................................................................................................................. 7
2.1 De beeldschermlezer .................................................................................................................... 7
2.2 Website voor een computerbeeldscherm .................................................................................... 8
2.3 Mobiele website ........................................................................................................................... 8
2.4 De functie van afbeeldingen in teksten ........................................................................................ 9
2.5 De functie van witruimte in teksten ........................................................................................... 11
2.6 Doelstelling ................................................................................................................................. 12
2.7 Onderzoeksvraag ........................................................................................................................ 13
3. Methode.................................................................................................................................................. 14
3.1 Participanten ............................................................................................................................... 14
3.2 Onderzoeksontwerp ................................................................................................................... 14
3.3 Materiaal ..................................................................................................................................... 14
3.4 Instrumentatie ........................................................................................................................... 15
3.5 Procedure .................................................................................................................................... 15
4. Resultaten ............................................................................................................................................... 17
4.1 Algemene vragen ........................................................................................................................ 17
4.2 Kennisvragen ............................................................................................................................... 17
4.3 Meningsvragen ........................................................................................................................... 19
4.4 Invloed van leeftijd ..................................................................................................................... 20
5. Conclusie & Discussie .............................................................................................................................. 22
5.1 Aanbevelingen ............................................................................................................................ 23
5.2 Verder onderzoek ....................................................................................................................... 23
Literatuurlijst ............................................................................................................................................... 24
Bijlagen ........................................................................................................................................................ 26
Bijlage 1 Mobiele websites .................................................................................................................... 27
Bijlage 2 Vragenlijst ............................................................................................................................... 28
Bijlage 3 Kennisvragen ........................................................................................................................... 33
3
Voorwoord
Deze scriptie is de afsluiting van mijn master Communicatie-design en een afsluiting van mijn
studentenleven. Voorafgaand aan deze studie heb ik een Mbo-opleiding toerisme en een Hbo-opleiding
international toursim management and consultancy met als specialisatie communicatie afgerond.
Daarna stond ik voor de keuze gaan werken of nog een studie volgen. Na de open dag op de Universiteit
van Tilburg besloot ik dan ook dat ik mijn grenzen wilde verleggen en ben ik de uitdaging aangegaan,
een master aan de universiteit. Bij deze master, ligt de nadruk op de tekstuele aspecten van
communicatie en onderzoek. De extra wetenschappelijke kennis die mij is aangereikt, betekent voor mij
een stevige basis voor mijn toekomstige loopbaan.
Ik wil dan ook graag enkele mensen bedanken voor hun hulp en tijd. Allereerst veel dank aan
mijn begeleidster Marije van Amelsvoort. Haar kennis, adviezen, sturing en kritische blik hebben een
belangrijke bijdrage geleverd aan het eindresultaat van deze scriptie. Ik wil mijn ouders bedanken, zij
hebben mij de afgelopen tien studiejaren gesteund in alle denkbare opzichten. Ik wil mijn baas, Robert
Holmes bedanken omdat ik de mogelijkheid heb gekregen mijn scriptie af te ronden en tegelijkertijd
mijn kennis in praktijk mocht brengen. Als laatste wil ik mijn UvT studiegenoten bedanken, want zonder
hen was het studeren lang niet zo leuk geweest!
Voor mij was het afronden van deze scriptie een uitdagend en leerzaam proces. Bij het tot stand
komen van deze scriptie moesten er regelmatig hobbels genomen worden. Het onderwerp van deze
scriptie bleef mij boeien, omdat ik in de praktijk er dagelijks mee te maken heb. Ik hoop dat deze scriptie
een aanleiding zal vormen voor meer onderzoek naar de juistheid van adviezen voor het ontwikkelen
van mobiele websites en hun teksten.
Agnetha Schaar, Werkendam, oktober 2011
4
Samenvatting In dit onderzoek is er gekeken naar het effect van afbeeldingen en het gebruik van witruimte in mobiele webteksten op waardering en onthoudbaarheid van de tekst. Het materiaal bestond uit vier mobiele websites met mobiele webteksten over natuurweetjes, gericht op het natuurgebied de Pannekoek in de Brabantse Biesbosch. Deze mobiele webteksten zijn in vier condities aangeboden aan 160 participanten. De vier condities waren: een mobiele webtekst met afbeeldingen en witruimte, een mobiele webtekst met afbeeldingen en zonder witruimte, een mobiele webtekst zonder afbeeldingen met witruimte en een mobiele webtekst zonder afbeeldingen en zonder witruimte.
De participanten kregen na het lezen van de mobiele webteksten een vragenlijst aangeboden. De resultaten laten zien dat de mobiele webteksten met een afbeelding meer gewaardeerd worden dan de mobiele webteksten zonder een afbeelding. De mobiele webteksten met witruimte worden meer gewaardeerd dan de mobiele websites zonder witruimte. Bovendien word de informatie met afbeeldingen beter onthouden dan de informatie zonder afbeeldingen. De conditie zonder afbeeldingen en zonder witruimte werd het laagst gewaardeerd. Er mag over het algemeen gezegd worden dat de mobiele webteksten met afbeeldingen en de mobiele webteksten met witruimte hoger gewaardeerd worden dan de mobiele webteksten zonder afbeeldingen en witruimte.
5
1. Aanleiding Anno 2011 is de manier waarop mensen informatie consumeren veelal verplaatst van offline media,
zoals kranten, naar online media, zoals nieuwsberichten. Sinds de komst van mobiele apparaten met
internet, zoals een mobiele telefoon, PDA en laptop, is deze groep alleen nog maar groter geworden.
Offline informatie werd vroeger geproduceerd met behulp van een typemachine, tegenwoordig wordt
hiervoor de computer gebruikt. De overgang van offline naar online informatie was niet makkelijk;
omdat mensen nog niet vertrouwd waren met het schrijven van teksten op een computer, werd de tekst
(vaak) eerst op papier geschreven en deze werd dan overgetypt. In het begin werden digitale teksten
geschreven zoals teksten op papier geschreven worden. De opbouw, de lay-out en de inhoud waren
gericht op een papieren uitdraai. Digitale teksten worden tegenwoordig geschreven voor het lezen vanaf
een computerbeeldscherm. Van Driel (1999) beschrijft de ontwikkeling van media aan de hand van het
ARIA-patroon. Hij maakt in dit patroon onderscheid in vier fasen; amazement, resistance, imitation en
authenticity. Dit patroon kan worden toegepast bij het introduceren van een nieuw medium. De fasen
houden het volgende in:
Amazement (verbazing). Men is verbaasd en heeft bewondering voor het nieuwe medium. Het nieuwe
medium wordt geïntroduceerd en een kleine groep gebruikers, innovators en early adopters (Rogers,
1983), omarmen direct dit product.
Resistance (weerstand). Een grotere groep mensen ziet het nieuwe medium als iets bedreigends of
onzinnigs waardoor de weerstand groot is.
Imitation (imitatie). Oude bestaande media worden gebruikt (ofwel gekopieerd) in de nieuwe media.
Denk hierbij aan de digitale media, die schriftelijke media direct overneemt.
Authenticity (authenticiteit). Het nieuwe medium ontwikkelt eigen specifieke kenmerken, waardoor het
onderscheid met het oude medium herkenbaar wordt.
Als dit patroon toegepast wordt op het medium mobiele websites, is de verwachting dat dit medium
dezelfde fases doorloopt. De ontwikkeling van mobiele websites bevindt zich nu in de overgangsfase
tussen imiteren en authenticiteit. Door de jaren heen zijn er conventies gevormd voor regulier internet
ten aanzien van vormgeving, techniek, navigatie, maar ook ten aanzien van webteksten. Er bestaat veel
literatuur over hoe een goede website gemaakt wordt en over het schrijven van goede webteksten.
Deze conventies zijn echter veelal gericht op een computerbeeldscherm. Zowel het design als de
tekstuele inhoud van de bestaande website, die ontworpen is voor een computerbeeldscherm, wordt
nog veelvuldig geïmiteerd en gebruikt voor de mobiele versie. Het design en de teksten op mobiele
websites worden dus (nog) niet geschreven voor het kleine beeldscherm, maar vanuit de gedachte voor
computerbeeldschermen. Het probleem met lange teksten doet zich opnieuw voor. De bestaande
digitale teksten zijn nu goed voor het lezen van een beeldscherm, maar te lang voor het lezen vanaf een
mobiel apparaat zoals een smartphone. Daarnaast is het niet haalbaar om grote bestanden te
6
downloaden, er zit immers weinig geheugen op een mobiel apparaat. Dit levert problemen op voor de
mobiele gebruiker, die in de meeste gevallen niet eens de moeite zal nemen om de website te
bezoeken. Er ligt dus een uitdaging voor de webdesigner en tekstschrijver, beide moeten ervoor zorgen
dat de leesbaarheid van de mobiele website goed is. Dit onderzoek dient dan ook om handvatten aan te
reiken voor de webdesigner en tekstschrijver, door enkele richtlijnen te toetsen door middel van een
gebruikersonderzoek. Er is gekozen voor dit onderzoek omdat nog weinig gebruikersonderzoek is
gedaan naar mobiele telefoons. Het onderzoek naar de lay-out van mobiele webteksten is zinvol omdat
het verschilt van het reguliere web. Tevens zoekt de consument steeds meer via internet waardoor het
voor bedrijven en instanties belangrijk is om een goede mobiele website te hebben, waar de consument
gemakkelijk en snel kan vinden wat hij zoekt. De consument zoekt via het reguliere internet naar
producten, vergelijkt producten met elkaar, zoekt naar algemene informatie etc. De reguliere
internetter is iemand die de tijd heeft om te zoeken wat hij/zij wil weten. Sinds de komst van mobiel
internet willen veel bedrijven en organisaties zo snel mogelijk een mobiele website ontwikkelen om niet
achter te blijven bij de rest. Dit resulteert vaak in het kopiëren van de bestaande reguliere websites. De
mobiele internetter is echter vaak op zoek naar andere informatie dan de reguliere internetter, omdat
mobiel internet veelal wordt gebruikt en geraadpleegd als men onderweg is. Er wordt even snel iets
opgezocht zoals het weer, nieuws, koersen, mail, file-informatie en in sommige gevallen de locatie via
GPS om zo een route te plannen of het dichtstbijzijnde restaurant te vinden. Een website op een
mobiele telefoon moet dus direct de informatie geven die de bezoeker verwacht, het is niet raadzaam
om deze te verstoppen achter doorlinken. De lay-out is daarnaast afhankelijk van de grootte van het
beeldscherm, dat bij een mobiele telefoon (in vergelijking met het computerbeeldscherm) nogal klein is.
Er zal een mobiele versie van de huidige website gemaakt moeten worden. In dit onderzoek wordt
gekeken naar het effect van afbeeldingen en witruimte in webteksten voor de mobiele telefoon. Er is
hiervoor gekozen omdat er in praktijk nog veel vragen zijn over hoe zo efficiënt mogelijk de tekst
gepresenteerd kan worden aan de mobiele gebruiker. In dit onderzoek zal de volgende onderzoeksvraag
centraal staan: ‘Wat is het effect van een afbeelding en het gebruik van witruimte in mobiele webteksten
op waardering en onthoudbaarheid van de gegeven informatie?’.
7
2. Theoretisch kader
2.1 De beeldschermlezer Het lezen vanaf een beeldscherm gebeurt in grote lijnen op dezelfde manier als het lezen van een
papieren tekst. Een lezer van een digitale tekst selecteert een teksteenheid lokaal vanuit de laatst
gelezen eenheid of globaal vanuit een overzicht van alle teksteenheden. Er is onderzoek gedaan naar
het selectieproces op lokaal niveau in beeldschermteksten door Strikwerda en van Kruiningen (1999). Zij
ontdekten dat structuuraanduiders, zoals titels en kopjes, belangrijk zijn in het oriëntatieproces. Een
tweede uitkomst was dat inleidende stukjes op zowel de homepagina als op andere pagina’s de
bezoeker in staat stellen een verwachtingspatroon van de tekst op te bouwen. Bovendien blijkt ervaring
met het medium een zeer belangrijke rol te spelen in het leesproces. De structuuraanduiders helpen de
lezers van gedrukte teksten op dezelfde manier. Een logische ordening zorgt voor een betere verwerking
(van Kruiningen, 1993). Selectieprocessen tijdens het lezen van gedrukte tekst of digitale tekst
verschillen dus niet sterk van elkaar. De verschillen die naar voren komen, worden in het bijzonder
veroorzaakt door het verschil in lineariteit van de twee media, zie figuur 1.
Figuur 1 Leesroute door teksten (Groen, 2000)
Bij papieren teksten is de lineaire volgorde bedacht door de schrijver, waardoor een voorkeursordening
van teksteenheden ontstaat. De lezer kan hierdoor sneller selecteren en verwerken. Een index of
inhoudsopgave stelt de lezer in staat om een nieuwe teksteenheid te selecteren. Bij digitale teksten is er
geen lineaire volgorde, maar spreekt men van oriëntatie- en selectiemiddelen. Een beeldscherm
beschikt over andere selectiemiddelen; de lezer kan zoeken op woordniveau of op het niveau van
teksteenheden (Groen, 2000).
Onderzoek van Nielsen (1997) met behulp van eye-tracking laat zien dat mensen een website
niet lezen maar scannen. Er deden in totaal 232 participanten mee, die gezamenlijk duizenden pagina’s
8
kregen te zien. Negenenzeventig procent van de deelnemers scande steeds een nieuwe pagina en
slechts 16% las echt elk woord op de pagina. In het algemeen is het leespatroon van lezers als volgt:
lezers beginnen horizontaal te lezen, beginnend aan de bovenkant. Daarna gaan ze een stukje naar
beneden en begint de tweede horizontale focus. De rest van de pagina scant men in verticale richting.
Uit dit onderzoek trekt Nielsen de conclusie dat gebruikers een webtekst zelden helemaal lezen, maar
dat ze een tekst scannen. Het scannende leesgedrag van weblezers heeft invloed op hoe een webpagina
eruit zou moeten zien. Nielsen (1997) beveelt bijvoorbeeld aan om de kernboodschap in de eerste
alinea’s te zetten en lange stukken tekst te vermijden. Kopjes, alinea’s en opsommingen zouden moeten
beginnen met woorden die de informatie dragen, omdat lezers bij het scannen het derde woord op de
regel minder vaak lezen.
2.2 Website voor een computerbeeldscherm Naast het leesgedrag van de weblezer zijn ook de eigenschappen van een computerbeeldscherm van
belang bij het vormgeven van een website. Ten eerste heeft een computerscherm beperkte ruimte. Dit
heeft consequenties voor de tekstlengte maar ook voor de indeling van de tekst. De webbezoeker krijgt
namelijk een beperkt deel van de pagina in één keer te zien, het is dus van belang dat op dat deel de
essentiële informatie staat. Ten tweede heeft een tekst die aangeboden wordt via een scherm geen
fysieke houvast. Het heeft geen kaft of een inhoudsopgave met paginanummers waardoor de structuur
van de website niet zichtbaar is. Het kan voorkomen dat een gebruiker via een doorlink midden in een
website terecht komen (Tiggeler & Doeve, 2000). Ten slotte kost het lezen van een beeldscherm ons
moeite, het is vermoeiend voor de ogen en het lezen gaat 25% langzamer dan vanaf papier (Poort,
2000). Tiggeler en Doeve (2000) geven op grond van deze eigenschappen advies over de indeling van
een webpagina: plaats bovenaan de belangrijkste hyperlinks en kerninformatie; houdt de ruimte voor
illustraties beperkt, en plaats de illustraties rechts van de tekst. Onder (en rechts van) de schermrand
wordt de secundaire informatie geplaatst, omdat secundaire informatie minder actueel is en alleen van
belang is voor een beperkt aantal bezoekers of pas wordt gelezen als het zichtbare deel van de tekst
gelezen is.
2.3 Mobiele website Bovenstaand onderzoek en bijbehorende adviezen zijn gebaseerd op onderzoek naar webteksten op een
computerbeeldscherm. Een groot verschil tussen webteksten op een computerbeeldscherm en
webteksten op een mobiele telefoon is dat de laatste een veel kleiner scherm heeft. Dit zou invloed
kunnen hebben op het ontwerp van een website voor mobiele telefoons.
Nielsen (2009) is een van de weinigen die onderzoek heeft gedaan naar de gebruiksvriendelijkheid van
websites op mobiele telefoons. Er zijn drie gebruiksvriendelijkheidmethodes gecombineerd; een
dagboek studie, een gebruikersonderzoek en vergelijkingsonderzoek. Aan het eerste onderzoek
(dagboek studie) hebben 14 participanten uit zes landen, Australië, Nederland, Roemenië, Singapore,
Groot-Brittannië en de VS meegedaan. Aan hen is gevraagd om één week lang al hun activiteiten,
uitgezonderd bellen, met hun mobiele telefoon bij te houden. Nadat een activiteit was afgerond
twitterde de participant deze activiteit. Aan het einde van elke dag ontvingen de participanten een
vragenlijst, zodat de onderzoekers meer informatie over de activiteit kregen. Aan het tweede onderzoek
9
deden 48 participanten mee. Iedere participant deed het onderzoek met zijn eigen mobiel, men was dus
bekend met het apparaat. Hen werd gevraagd om diverse opdrachten uit te voeren op het mobiele
internet. Een opdracht was bijvoorbeeld: ga naar de mobiele website van Lufthansa, een vriendin moet
landen om 12.00u in Londen vanuit München, check of haar vlucht op tijd is. Op deze manier werden 36
mobiele websites getest. Er zijn ook 34 opdrachten gegeven waarbij de participant zelf de vrijheid kreeg
om te zoeken naar de informatie op hun telefoon. Een opdracht was bijvoorbeeld: jij en je vegetarische
vriendin willen gaan lunchen, zoek een restaurant in de buurt. Op deze manier kon men testen of
mensen weten wat voor sites ze moeten gebruiken op hun mobiele telefoon en onderzoeken hoe
mobiele gebruikers navigeren op een mobiele website. De vragen waren gebaseerd op de resultaten uit
het eerste onderzoek. Bij het derde onderzoek is er een review gedaan. Er is gekeken naar 20 websites,
met zes verschillende typen mobiele telefoons. De uiteindelijke resultaten laten zien dat
gebruiksvriendelijkheid bij mobiele websites nog niet optimaal te noemen is, 59% van de participanten
slaagde er in om met succes de taken te volbrengen. Nielsen (2009) geeft aan dat de mobiele gebruiker
geconfronteerd wordt met vier gebruikershindernissen; ten eerste zijn mobiele apparaten, apparaten
die mee op reis moeten kunnen en hierdoor kleiner zijn. Kleinere schermen betekent minder
overzichtelijk, waardoor het kortetermijngeheugen harder moet werken. De tweede hindernis is het
intypen van een url of een zoekopdracht. Het intypen duurt lang en het is vaak vol met spelfouten.
Hindernis drie is het downloaden van de gevonden informatie. Dit duurt vaak lang omdat er geen goede
verbinding is met internet. Ten slotte geeft Nielsen aan dat de websites die getoond worden veelal niet
voor mobiel gebruik gemaakt zijn. De websites zijn geoptimaliseerd voor desktop gebruik en missen de
juiste ingangen voor mobiel gebruik.
Nielsen (2011) heeft een vervolgonderzoek gedaan op de gebruikersonderzoeken uit 2009. In
deze vervolgstudie zijn er zes gebruikersonderzoeken gedaan. Aan de vier gebruikersonderzoeken
hebben in totaal 105 participanten meegedaan, 53 mannen en 52 vrouwen. Als aanvulling zijn er twee
dagboekstudies afgenomen, om te ontdekken hoe mensen mobiele apparaten in hun dagelijks leven
gebruiken. In totaal deden aan die twee onderzoeken 27 participanten uit zes landen, Australië,
Nederland, Roemenië, Singapore, Groot-Brittannië en de VS mee. De resultaten laten dat het
slagingspercentage met slechts 3% omhoog is gegaan van 59% naar 62%. Dit lijkt een klein percentage
maar Nielsen heeft door de jaren heen veel gebruikersonderzoeken gedaan op het reguliere web en hij
geeft aan dat het ongeveer hetzelfde tempo aanhoudt als voor desktop gebruik. Nielsen (2011) geeft op
grond van deze onderzoeken twee aanbevelingen; ten eerste dat er naast een desktop versie er een
mobiele website ontwikkelt moet worden en dat er gebruik gemaakt moet worden van duidelijke,
expliciete links naar de desktop website en de mobiele website.
Deze onderzoeken laten zien dat gebruik op een mobiele telefoon andere eisen stelt aan websites dan
gebruik op een computer.
2.4 De functie van afbeeldingen in teksten Over het gebruik van afbeeldingen op mobiele websites is de literatuur onduidelijk. Er is een ‘trade-off’
tussen het spaarzaam gebruik van ruimte op een scherm dat zo klein (Nielsen, 2009) is en de mogelijk
positieve effecten van afbeeldingen op begrip (Paivio, 1986 & Mayer, 1989) en waardering (Levie &
Lentz, 1982 & Levie, 1987).
10
Op basis van theorieën over de verwerking van informatie via beeld en tekst is het tot op zekere hoogte
mogelijk om te voorspellen of beeld en tekst leidt tot betere verwerking van informatie. Hierna worden
twee theorieën behandeld. Als eerste de Dual Coding Theory van Paivio (1986) en tot slot de Theory of
Multmedia Learning van Mayer (1989).
Paivio (1986) beschrijft de verwerking van informatie tijdens leerprocessen in de Dual Coding
Theory. Volgens deze theorie worden verbale en visuele informatie door verschillende cognitieve
subsystemen verwerkt. Het verbale systeem verwerkt de tekstuele informatie en het non-verbale
systeem verwerkt de visuele informatie. Beide systemen creëren onafhankelijk van elkaar een mentale
representatie. Verbale en visuele informatie kunnen onafhankelijk van elkaar en tegelijkertijd op
verschillende manieren in de subsystemen verwerkt worden door het werkgeheugen, om vervolgens
opgeslagen te worden in het langetermijngeheugen. Door deze manier van ‘opslaan’ ontstaan er
referentiële verbanden tussen de informatie, die het terughalen van de informatie uit het geheugen
vergemakkelijken. De Dual Coding Theory stelt dat afzonderlijke verbale en non-verbale representaties
en processen unieke bijdragen doen aan het geheugen. Op basis van de Dual Coding Theory kan
verondersteld worden dat afbeeldingen bijdragen aan het beter begrijpen en onthouden van de
informatie.
De Theory of Multimedia Learning (Mayer, 1989) is gedeeltelijk gebaseerd op de Dual Coding
Theory. Beide theorieën gaan ervan uit dat informatieverwerking resulteert in verschillende mentale
representaties en dat deze systemen parallel verlopen. Het verschil tussen met de Dual Coding Theory
is dat de Theory of Multimedia Learning ervan uitgaat dat de twee afzonderlijke representaties
uiteindelijk integreren met elkaar en de voorgaande kennis. De lezer selecteert de relevante informatie
en deze wordt in het werkgeheugen geplaatst. De geselecteerde informatie en afbeeldingen worden
afzonderlijk georganiseerd om coherente mentale representaties te vormen. Tussen deze twee
representaties, verbale en visuele, kunnen referentiële verbanden gelegd worden. De grootste kans op
integratie is wanneer de lezer corresponderende visuele en verbale representaties in zijn werkgeheugen
heeft. Een werkgeheugen heeft maar beperkte capaciteit; om de belasting te beperken kan men ervoor
zorgen dat tekst en afbeelding tegelijkertijd of dicht bij elkaar gepresenteerd wordt. Anderson en Mayer
(1992) noemen dit het contiguity principle: het tegelijkertijd presenteren van visuele en verbale
informatie. Belangrijk hierbij is het toepassen van het coherence principele; het achterwege laten van
onnodige tekst, afbeeldingen en videofragmenten (Mayer, Heiser & Lonn, 2001).
Op basis van de Dual Coding Theory en de Theory of Multimedia Learning wordt verwacht dat een
mobiele tekst met afbeeldingen beter onthouden zal worden dan een mobiele tekst zonder
afbeeldingen. Dit wordt ondersteund door het contiguity principle van Anderson en Mayer (1992).
Afbeeldingen kunnen niet alleen cognitieve effecten hebben, ook motvationele effecten worden vaak
genoemd. Afbeeldingen kunnen de aandacht van de lezer trekken en een gevoel bij de lezer oproepen
(Levie & Lentz, 1982). Afbeeldingen die een gevoel oproepen bij de lezer kunnen het leesplezier
vergroten. Afbeeldingen kunnen een emotionele impact veroorzaken en een attitude beïnvloeden,
doordat afbeeldingen heel snel emoties kunnen oproepen (Levie, 1987). Samengevat de tekst wordt
door het gebruik van afbeeldingen aangenamer, de aandacht van de lezer wordt getrokken door een
afbeelding en roept positieve/negatieve gevoelens op bij de lezer.
11
Op basis van Levie & Lentz (1982) en Levin (1987) wordt verwacht dat een mobiele tekst met
afbeeldingen hoger wordt gewaardeerd.
De theorieën over tekst en beeld zijn veelal getoetst op lesmateriaal. Lesmateriaal is ideaal hiervoor
omdat dit meestal bestaat uit de combinatie tekst en beeld (Schnotz, 2002). Uit de voorgaande
theorieën blijkt dat afbeeldingen een positieve invloed kunnen hebben op begrijpelijkheid, het
onthouden en waarderen van de gepresenteerde informatie. Een onderzoek van Mayer (1989) heeft
onder andere aangetoond dat studenten procesbeschrijvende informatie beter begrijpen als er een
afbeelding is toegevoegd. Een afbeelding kan op diverse manieren bijdragen aan tekstbegrip, ze kunnen
iets abstracts illustreren, helpen bij het begrijpen van ingewikkelde onderwerpen, cognitieve processen
stimuleren en complexe informatie organiseren (Schnotz, 1993). Er kan gezegd worden dat informatie
die aangeboden wordt door meerdere media, in dit geval tekst en beeld, beter wordt begrepen dan
informatie uit alleen tekst. Diverse andere onderzoeken hebben dit effect van afbeeldingen op
tekstbegrip aangetoond (Mayer en Gallini, 1990; Carney en Levin, 2002). Een combinatie van woorden
en afbeeldingen is niet per definitie beter dan alleen woorden of alleen afbeeldingen. Er zijn diverse
factoren die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van een boodschap. De ervaring van de
ontvanger met multimedia of voorkennis over het onderwerp speelt een rol bij de effectiviteit van de
boodschap. De bijdrage van een afbeelding is het effectiefst als de inhoud complex is en de lezer weinig
voorkennis heeft van de inhoud (Carney en Levin, 2002). Voor de effectiviteit is het dus van belang dat
boodschap nauwkeurig is afgestemd op de gebruiker. Afbeeldingen die gebruikt worden in informatieve
teksten kunnen op het eerste gezicht hetzelfde lijken, echter is er onderscheid te maken in de diverse
functies. Levie & Lentz (1982) hebben in een meta-review 55 onderzoeken naar tekst en afbeelding
vergeleken, waarbij ze onderscheid gemaakt hebben tussen drie relaties tussen tekst en afbeelding. Ten
eerste kan bij de tekst een afbeelding worden getoond die informatie uit de tekst weergeeft, ten tweede
kan een afbeelding andere informatie bevatten dan de geschreven tekst en tenslotte wordt er enkel een
afbeelding getoond zonder tekst. Naar aanleiding van een vergelijking van de experimenten die het
effect van afbeeldingen op het leren van verbale informatie bestudeerden concluderen Levie & Lentz
dat tekst relevante afbeeldingen voor beter begrip zorgen.
In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van informatieve teksten, teksten die iets vertellen over de
natuur. Naar de indeling van Levie en Lentz (1982) is er gekozen om afbeeldingen te gebruiken die
informatie uit de tekst weergeven.
2.5 De functie van witruimte in teksten Naast het gebruik van afbeeldingen in tekst wordt ook aangeraden om gebruik te maken van witruimte.
Volgens het van Dale woordenboek is witruimte simpelweg onbedrukte ruimte. Ook het gebruik van
witruimte is omstreden; vanwege ruimtegebrek zou weglaten een optie zijn, maar witruimte helpt de
weblezer ook. Hageman (2004) geeft advies over de opmaak van een webtekst. Zij adviseert om in één
alinea tot maximaal vijf regels te gebruiken. Door het gebruik van meer witregels tussen de
tekstblokken, oogt de tekst luchtiger. Een andere manier om een tekst luchtiger te maken, is door
gebruik te maken van meer wit in de tekst. Dit kan gerealiseerd worden door interlinie of regelafstand,
deze bepaalt de verticale ruimte tussen de tekstregels. Zij adviseert om de regelafstand op anderhalf te
zetten. Het gebruik van witruimte creëert rust voor de lezer doordat er balans is tussen objecten en de
12
regels. Zonder witruimte verliest een lezer tijd met (her)focussen op de tekst. Hierdoor verzwakt de
concentratie en de aandacht, het onderzoek naar reader performance door Chaparro, Baker, Shaikh,
Hull & Brady (2004) ondersteunt dit. Het doel van het onderzoek is om erachter te komen of het gebruik
van witruimte duidelijk effect heeft op leessnelheid en leesbegrip van de schermtekst. Er deden in totaal
20 studenten mee aan het onderzoek, 10 mannen en 10 vrouwen. Er waren vier condities, het verschil in
de teksten zat in de marges en de lijnhoogte. Iedere participant kreeg willekeurig twee passages om te
lezen. Zij werden gevraagd om iedere passage te lezen op hun eigen tempo, na het lezen van elke
passage kreeg iedere participant 8 begripvragen. De participanten mochten terug naar de passage om
de antwoorden op te zoeken, maar zij kregen maximaal 5 minuten om de vragen te beantwoorden. Na
het lezen van de twee passages, kregen de participanten een vragenlijst waarin hun tevredenheid werd
getoetst. Na een korte pauze herhaalde de procedure zich met de andere drie condities. Ten slotte als
de participanten alle vier de condities gelezen en beoordeeld hadden, werd naar hun voorkeur
gevraagd; welke opmaak vinden zij het best. De resultaten laten zien dat er een verschil was op
lezerssnelheid en begrip van de tekst. Het effect van marges was dat de leessnelheid daalde maar het
begrip steeg. Bij een ideale lijnhoogte was de leessnelheid op zijn hoogst maar scoorde begrip laag. Een
oorzaak kan zijn dat door het snelle lezen, er vaker een woord overgeslagen wordt. Het gebruik van
lijnhoogte gaf kleine verschillen aan voor wat betreft leesprestatie, maar leidde wel tot een lagere
tevredenheid. De participanten gaven aan dat zij bij het lezen van de tekst met niet ideale lijnhoogte en
geen marges last kregen van hun ogen en hierdoor langer deden over het lezen van de tekst.
Zevenenveertig procent van de participanten gaf aan dat zij de conditie ‘marges en optimale lijnhoogte’
het prettigst vonden en 50% gaf aan de conditie ‘geen marge en geen lijnhoogte’ als minst prettig te
ervaren. De tweede voorkeur was ‘geen marge en optimale lijnhoogte’. De reden die de participanten
gaven was dat bij het lezen van een tekst zonder marge en optimale lijnhoogte de letters groter
overkwamen, waardoor de tekst als makkelijker leesbaar beoordeeld werd.
Op basis van het onderzoek Chaparro et al. (2004) wordt verwacht dat een mobiele tekst met marges
(10 mm) en optimale lijnhoogte (5 mm) hoger gewaardeerd zal worden dan een mobiele tekst zonder
marges (2 mm) en niet ideale lijnhoogte (4 mm). In dit onderzoek worden marges en optimale lijnhoogte
bijeengepakt en witruimte genoemd. Een resultaat van het onderzoek van Chaparro et al. is dat de
participanten de tekst beter begrepen doordat er gebruik is gemaakt van witruimte. Hierdoor is de
verwachting dan ook dat de participanten die teksten met witruimte krijgen, de tekst beter zullen
onthouden dan de participanten zonder witruimte.
2.6 Doelstelling De literatuur geeft aan dat teksten voor het reguliere web niet te lang moeten zijn, dat er gebruik moet
worden gemaakt van witruimte, dat er gebruik moet worden gemaakt van opsommingen en dat
kernwoorden gemarkeerd moeten worden. Deze richtlijnen staan in bijna elk boek voor het schrijven
van webteksten, dus er is consensus over het feit dat de toepassing van dergelijke richtlijnen nut heeft.
Er is tot op heden minimale literatuur over het schrijven van goede teksten voor mobiele apparaten. Er
wordt aangenomen dat het schrijven voor mobiele websites hetzelfde is als het schrijven voor het
reguliere web. Er is tot op heden dan ook nog zeer beperkt onderzoek gedaan naar de conventies voor
mobiele websites. Dit onderzoek is maatschappelijk gezien een toevoeging aan bestaande literatuur
13
over mobiele websites en kan een bijdrage leveren aan het inzicht in de opmaak van mobiele
webteksten. De uitkomsten kunnen een voordeel opleveren voor bedrijven of instanties die hun
bestaande website willen ombouwen tot een mobiele website. Wetenschappelijk gezien kan dit
onderzoek een bijdrage leveren aan het inzicht wat het effect van afbeeldingen en witruimte op mobiele
websites is. Er is veel onderzoek gedaan naar de effecten van afbeeldingen en witruimte in (digitale)
teksten, maar er is nog weinig onderzoek gedaan bij mobiele teksten. Dit onderzoek wil hieraan een
bijdrage aanleveren.
2.7 Onderzoeksvraag Uit de eerder genoemde doelstelling vloeit de volgende vraag voort: ‘Wat is het effect van een
afbeelding en het gebruik van witruimte in mobiele webteksten op waardering en onthoudbaarheid van
de gegeven informatie?’
H1. Een mobiele webtekst met afbeeldingen wordt beter onthouden dan een mobiele webtekst zonder afbeeldingen.
H2. Een mobiele webtekst met afbeeldingen wordt hoger gewaardeerd dan een mobiele webtekst
zonder afbeeldingen.
H3. De informatie in een mobiele webtekst met witruimte wordt beter onthouden dan de
informatie in een mobiele webtekst zonder witruimte.
H4. Een mobiele webtekst met witruimte wordt hoger gewaardeerd dan een mobiele webtekst
zonder witruimte.
H5. Een mobiele webtekst met afbeeldingen en witruimte wordt hoger gewaardeerd dan een
mobiele webtekst zonder afbeeldingen en zonder witruimte.
H6. De informatie in een mobiele webtekst met afbeeldingen en witruimte wordt beter onthouden
dan de informatie in mobiele webtekst zonder afbeeldingen en zonder witruimte.
14
3. Methode
3.1 Participanten In totaal namen 160 participanten (80 M, 80 V) aan het onderzoek deel. Per conditie is de vragenlijst
voorgelegd aan 40 participanten (20 M, 20 V). De leeftijd van de participanten is gemiddeld 44 jaar en
varieerde van 16 jaar tot 72 jaar (SD=14,80). Van de participanten had 53.1% een opleiding in het hoger
beroepsonderwijs of hoger.
3.2 Onderzoeksontwerp De studie is een 2 x 2 ontwerp met afbeeldingen en witruimte als onafhankelijke variabelen en met
waarderen en onthouden als afhankelijke variabelen. De participanten kregen één van de vier condities
te zien; 1) mobiele webtekst met afbeeldingen en witruimte, 2) mobiele webtekst met afbeeldingen en
zonder witruimte, 3) mobiele webtekst zonder afbeeldingen met witruimte of 4) mobiele webtekst
zonder afbeeldingen en zonder witruimte.
3.3 Materiaal Het materiaal dat gemanipuleerd werd betrof een mobiele webpagina, ontwikkeld voor dit onderzoek.
Er is tijdens de ontwikkeling van de mobiele webteksten rekening gehouden met de adviezen van
Hageman (2004): een alinea bestaat uit maximaal vijf regels, er is rechts uitgelijnd, de afbeeldingen die
gebruikt zijn ondersteunen de tekst en er is een donkere letter op een egaal lichtere achtergrond
geplaatst. Het advies van Hageman (2004) om een regelafstand van 1,5 cm aan te houden kon niet
gebruikt worden vanwege de beperkte ruimte op een mobiel beeldscherm. Er is voor het creëren van
witruimte dan ook gekozen voor de conventies uit het onderzoek van Chaparro et. al (2004). Een
conditie beschikt over witruimte als de marge rondom de plaatjes en de tekst minimaal 10 mm
witruimte bevat en tussen de regels minimaal 5 mm witruimte bevat. De teksten op de mobiele website
zijn geschreven door de onderzoeker en nagekeken door de boswachter van Staatsbosbeheer, zodat de
teksten gebaseerd zijn op de werkelijkheid. De tekstblokken bevatten maximaal 425 karakters. Iedere
conditie heeft dezelfde opmaak; (achtergrond)kleuren, teksten, lettertype, lettergrootte en
navigatiemenu. Twee van de vier condities bestonden uit tekst met afbeeldingen, deze zijn op dezelfde
manier gepresenteerd en er zijn dezelfde foto’s gebruikt. De foto’s die gebruikt zijn, zijn gevonden via de
zoekmachine Google, via de website van het Biesbosch museum en er is eigen materiaal gebruikt. Op de
mobiele website werd telkens een foto over het onderwerp aan de rechterkant geplaatst naast de tekst.
Variatie werd aangebracht in de vier condities door de twee opmaakfactoren, afbeeldingen en
witruimte. Voor een voorbeeld van de opmaak van de mobiele website en de bijbehorende teksten (zie
bijlage 1). Er werd gebruik gemaakt van een smartphone van het merk HTC, type HERO met het
besturingssysteem van Android™. De telefoon is 112 x 56.2 x 14.35 mm en weegt 135 gram incl. batterij.
Het beeldscherm is 3.2-inch TFT-LCD touch-sensitive scherm met 320x480 HVGA resolutie. Deze mobiele
telefoon beschikt over een 5.0 megapixel kleurencamera met autofocus en een barcodescanner,
waarmee de participant toegang kreeg tot de mobiele websites. De teksten werden gepresenteerd op
15
één pagina; participanten tikte met hun vinger op één van de 3 tabbladen (vogels, insecten/zoogdier of
landschap), waarna het tabblad zich naar beneden opent en de tekst naar voren komt. Zodra de
participant de tekst gelezen had, kon hij weer op het tabblad drukken en verdween de tekst weer. De
participant hoefde in de tekst zelf niet te scrollen. Scrollen gebeurt op deze smartphone door middel
van een vinger of de trackball op de telefoon.
3.4 Instrumentatie De participanten werden ondervraagd met behulp van een vragenlijst, zie bijlage 2.
Persoonlijke gegevens. Om persoonlijke gegevens te achterhalen is er gevraagd naar sekse, leeftijd,
hoogst genoten opleiding of opleiding waarmee men nog bezig is.
Kennis met betrekking tot het onderwerp. Er werd gevraagd of men in het bezit is van een mobiele
telefoon. Daarnaast werd gevraagd om aan te geven hoe vaak men gebruikt maakt van mobiel internet
op een vijfpuntsschaal. Ten slotte werd gevraagd welke eigenschappen men toekent aan de het gebruik
van mobiel internet. Men kon kiezen uit negen woorden, de mogelijkheid bestond om meerdere
antwoorden aan te kruisen.
Begrip van de getoonde informatie. Het begrip van de getoonde informatie werd getest door middel
van zes stellingen. Men kon kiezen of de stelling waar/onwaar was en tevens werd aangegeven op een
vijfpuntsschaal hoe zeker men van hun gegeven antwoord was. De stellingen zijn als volgt verdeeld:
twee vragen betroffen kennis uit de tekst, twee vragen betroffen kennis uit de tekst ondersteund met
de getoonde afbeelding en twee vragen kon men alleen weten na het zien van de afbeelding of met
voorkennis. Na het lezen van de vier mobiele websites werden deze zes stellingen als eerste voorgelegd
aan de participanten.
Beoordeling van de afbeeldingen. De beoordeling van de afbeeldingen werd gemeten op drie niveaus,
namelijk: aantrekkelijk/ onaantrekkelijk, levendig/statisch en begrijpelijk/niet begrijpelijk. Deze niveaus
werden ondervraagd door middel van vijfpuntsschalen.
Beoordeling van de witruimte. De beoordeling van de witruimte werd gemeten op vier niveaus,
namelijk: duidelijk/onduidelijk, aantrekkelijk/onaantrekkelijk, prettig leesbaar/niet prettig leesbaar en
overzichtelijk/niet overzichtelijk. Deze niveaus werden ondervraagd door middel van vijfpuntsschalen.
3.5 Procedure Het onderzoek is afgenomen in het veld, in het cultuurhistorisch natuurgebied de Pannekoek in de
Brabantse Biesbosch, wat gelegen is naast het Biesbosch museum. De participanten die hier kwamen
zijn aangesproken door de onderzoeker. Als de participanten toestemden kregen zij per individu een
mobiele telefoon (max. 4 beschikbaar). Vooraf kregen de participanten uitleg over hoe men de QR codes
kon scannen en hoe men de pagina’s kon lezen. Verder werd verteld dat het onderzoek ongeveer
vijftien minuten zou duren, afhankelijk van hoe snel men wandelt en leest. De participanten kregen als
eerste het gedeelte personalia om in te vullen. Daarna kregen ze de mobiele telefoon waarmee zij op
hun eigen tempo de wandeling konden maken en mobiele websites konden lezen. In het gebied waren
vier QR codes te vinden, als de participanten het pad volgden dan kwamen ze langs alle vier de codes.
16
Als een participant de codes scande, kwam hij op een mobiele website terecht, op deze website trof hij
vier stukjes informatie aan. Een stukje tekst over waar ze waren, een stukje over vogels, een stukje over
zoogdieren/insecten en een stukje over het landschap. Elk stukje tekst bestond uit maximaal 425
karakters. Nadat alle vier de codes gescand en gelezen waren, kwamen de participanten terug naar het
beginpunt bij het museum. Daar kreeg de participanten het overige gedeelte van de vragenlijst. Deze
bestond uit zes stellingen (onwaar/waar) en zeven vragen waarbij hun mening werd getoetst. Wanneer
alle vragen waren ingevuld, werd door de onderzoeker uitgelegd waar het onderzoek over ging en werd
in veel gevallen nog even nagepraat over het fenomeen mobiel internet. Het werven van 160
participanten heeft in totaal vijf weken geduurd (donderdag week 22 t/m de zondag week 27, 2011). Per
week is één conditie live gezet en in het laatste twee weken zijn de condities aangevuld, wat inhoudt dat
gedurende het twee weken alle vier de condities live hebben gestaan.
17
4. Resultaten
4.1 Algemene vragen Van de 160 participanten waren zes participanten niet in het bezit van een eigen mobiele telefoon. Van
alle participanten maakte 46,25% (N=74) vrijwel nooit gebruik van mobiel internet en 53,75% (N=86)
maakt wekelijks tot dagelijks gebruik van mobiel internet.
Aan de participanten werd gevraagd welke eigenschappen zij van toepassing vinden bij mobiel
internet. De participanten mochten meerdere eigenschappen toekennen. Over het algemeen waren de
participanten positief over de eigenschappen van mobiel internet, participanten vinden het nuttig
(N=97), gebruiksvriendelijk (N=39), leuk (N=58) en spannend (N=6). De mindere eigenschappen van
mobiel internet vinden de participanten de kosten (N=42), sommige participanten vinden mobiel
internet lastig in het gebruik (N=16) of ingewikkeld (N=17) en tenslotte vindt een deel van de
participanten mobiel internet onnodig (N=34). Er waren enkele participanten die nog een andere
eigenschap toevoegde aan het gebruik van mobiel internet, zoals ‘ik vind mobiel internet te langzaam’,
‘ik vind het handig om te gebruiken als ik onderweg ben’, ‘ik heb het nodig voor mijn werk’, ‘ik wil altijd
bereikbaar zijn’.
4.2 Kennisvragen De participanten kregen zes stellingen (waar/onwaar) voorgelegd om hun opgedane kennis te toetsen
over de onderwerpen waarover zij tijdens hun wandeling op de mobiele telefoon informatie hadden
gekregen (bijlage 3). De participanten scoorden significant boven kans op alle vragen, behalve op vraag
zes; χ2 (1) = 2.03, p =.16 (zie tabel 1). Een verklaring hiervoor kan zijn dat vraag 6 een vraag betrof die de
participanten enkel konden weten indien zij een afbeelding in de tekst hadden of door voorkennis.
De totale score lijkt erop te wijzen dat de zes stellingen die de participanten moesten beantwoorden
juist gekozen zijn oftewel niet te moeilijk of te makkelijk.
Tabel 1. Aantal participanten dat het juiste antwoord gaf (N=160)
# Participanten dat het
juiste antwoord gaf
χ2
Vraag 1 98 8.10**
Vraag 2 96 6.40**
Vraag 3 114 28.90*
Vraag 4 114 28.90*
Vraag 5 102 12.10**
Vraag 6 89 2.03
Noot. *= Significant p <.001 **= Significant p <.05
18
Er is gekeken naar het effect van afbeeldingen en witruimte over alle kennisvragen heen (zie tabel 2). Er
was een hoofdeffect van afbeelding F (3,1) = 9.79, p <.005, η2=.06. Het gebruik van een afbeelding op in
een mobiele webtekst heeft een positief effect op het juist beantwoorden van de vragen. Er was ook
een hoofdeffect van witruimte F (3,1) = 7.25, p <.025, η2=.04. Het gebruik van witruimte in een mobiele
webtekst heeft een positief effect op het juist beantwoorden van de vragen. Er was geen interactie-
effect tussen afbeeldingen en witruimte, F < 1, p =.72.
Door middel van de Mann-Whitney test is gekeken naar het effect van afbeeldingen op iedere
kennisvraag. De verwachting is dat de participanten die de vragen met afbeeldingen kregen beter de
informatie onthouden dan de participanten in de condities zonder afbeeldingen. De resultaten laten het
verwachte resultaat zien. De vragen 5 & 6 werden significant vaker goed beantwoord door de
participanten die wel afbeeldingen hadden gezien , vraag 5 z = -4.262, p <.001 en vraag 6 z = -3.966,
p <.001 (zie tabel 3). Een verklaring hiervoor kan zijn dat de vragen 5 en 6, vragen waren die de
participanten enkel konden weten indien zij een afbeelding in de tekst hadden of door voorkennis.
Door middel van de Mann-Whitney test is er ook gekeken naar het effect van witruimte op iedere
kennisvraag. De verwachting is dat de participanten die de condities met witruimte kregen beter de
informatie onthouden dan de participanten in de condities zonder witruimte. De resultaten laten niet
het verwachte resultaat zien. Enkel vraag 4 werd significant vaker goed beantwoord door participanten
die wel witruimte hadden in de tekst, z = -2.438, p <.05 (zie tabel 4). Een onverwacht effect omdat in alle
condities dezelfde tekst en lay-out is gebruikt.
Tabel 2. Gemiddelden en standaarddeviaties van aantal onthouden kennisvragen
Met afbeeldingen Zonder afbeeldingen
M (SD) M (SD)
Met witruimte 4.06 (1.05)* 3.56 (1.00)
Zonder witruimte 3.60 (1.18) 4.10 (1.20)*
Noot. *= Significant p <.005
Tabel 3. Rang gemiddelde en Mann-Whitney van het effect afbeelding per vraag
Met afbeeldingen
Mean Rank (Z)
Zonder afbeeldingen
Mean Rank
Mann-Whitney U
Vraag 1 80. 50 80.50 3200.00
Vraag 2 77.50 83.50 2960.00
Vraag 3 83.50 77.50 2960.00
Vraag 4 76.50 84.50 2880.00
Vraag 5 93.50 67.50 2160.00*
Vraag 6 93.00 68.00 2200.00*
Noot. *= Significant p <.001
19
4.3 Meningsvragen De participanten kregen zeven vragen voorgelegd om hun mening over de getoonde mobiele websites
te meten, dit werd gedaan aan de hand van een vijfpuntsschaal.
Met behulp van een multivariate analyse is gekeken naar het effect van afbeeldingen en witruimte op
de mening van de participanten over de websites. De verwachting was dat de participanten die de
condities met afbeeldingen kregen deze hoger waarderen dan de participanten in de condities zonder
afbeeldingen. Ook werd verwacht dat de participanten die de condities met witruimte kregen de
mobiele website hoger waarderen dan de participanten in de condities zonder witruimte. Er werd een
hoofdeffect van afbeeldingen gevonden op aantrekkelijkheid, F(3,1) = 47.2, p < .001, zinvolheid F(3,1) =
141.8, p < .001, levendigheid, F(3,1) = 40.3, p < .001, leesbaarheid, F(3,1) = 8.6, p < .005, en
overzichtelijkheid. F(3,1) = 8.4, p < .005. Daarnaast werd er een hoofdeffect gevonden van witruimte op
alles meningsvragen behalve levendigheid, F(3,1) = 1.61, p =.20. Ook werd er een interactie-effect
gevonden tussen afbeeldingen en witruimtes op duidelijkheid, F(3,1) = 5.1, p < .05, zinvolheid F(3,1) =
104.5, p < .001, leesbaarheid, F(3,1) = 8.6, p < .005 en aantrekkelijkheid, F(3,1) = 8.4, p < .005.
De verwachting is dat de conditie met witruimte en afbeeldingen het hoogst gewaardeerd wordt. De
resultaten laten het verwachte effect zien. Het gevonden effect is wel minimaal. De condities met
afbeeldingen werden hoger gewaardeerd dan de websites zonder afbeeldingen. De condities met
witruimte werden hoger gewaardeerd dan de condities zonder witruimte. Er waren significante
verschillen in waardering over de vier condities van mobiele websites op alle stellingen (zie tabel 7).
Tabel 4. Rang gemiddelde en Mann-Whitney van het effect witruimte per vraag
Met witruimte
Mean Rank
Zonder witruimte
Mean Rank
Mann-Whitney U
Vraag 1 82.50 78.50 3040.00
Vraag 2 84.50 76.50 2880.00
Vraag 3 82.50 78.50 3040.00
Vraag 4 87,50 73.50 2640.00*
Vraag 5 85.50 75.50 2800.00
Vraag 6 79.00 82.00 3080.00
Noot. *= Significant p <.05
20
Tabel 7.
Gemiddelden en standaarddeviaties per conditie
Met
afbeeldingen
zonder
witruimte
M (SD)
Met
afbeeldingen
met witruimte
M (SD)
Zonder
afbeeldingen
zonder witruimte
M (SD)
Zonder afbeeldingen
met witruimte
M (SD)
Duidelijk 4.03 (1.17) b
4.45 (.85) 3.53 (1.40) c
4.70 (.61) a
Aantrekkelijk 3.43 (1.26) b
3.88 (1.32) b
2.03 (1.19) a
2.48 (1.38) a
Zinvol 4.08 (.92) b
1.33 (.73) a
1.45 (.82) a
1.13 (.46) a
Levendig 2.88 (1.29) b
3.25 (1.35) b
1.83 (1.01) a
1.93 (1.05) a
Begrijpelijk 4.18 (1.13) b
4.55 (.99) b
3.90 (.98) b
4.53 (.82) a
Leesbaar 3.75 (1.32) b
4.22 (1.17) b
2.58 (1.43) b
4.22 (1.14) a
Overzichtelijk 4.08 (1.07) b
4.35 (.95) b
308 (1.37) b
4.35 (3.92) a
Noot. Gemiddelden in een rij met verschillend superscript verschillen significant van elkaar op .05 level in post-hoc analyse.
4.4 Invloed van leeftijd Hoewel van te voren geen specifieke vraag, is er ook gekeken of er verschil was in onthoudbaarheid en
waardering van mobiele webteksten tussen jonge en oudere participanten. De participanten bleken
namelijk duidelijk in twee leeftijdscategorieën te verdelen te zijn; de jongere participanten (N=69) tot en
met 39 jaar en de oudere participanten (N=91) vanaf 40 jaar. De verwachting is dat de groep ouderen
wellicht minder gebruik maken van mobiel internet en daarom ook anders reageren op de mobiele
websites.
Op de vraag of de participanten in het bezit zijn van een mobiele telefoon, verschilde de score niet
tussen de leeftijdscategorieën t(158) = 1.33, p = .18. Het gebruik van mobiel internet verschilde wel; de
jongeren maken vaker gebruik van mobiel internet dan de ouderen, t(158) = 8.22, p <.001, ω2 = 4.6%. Er
is geen verschil in kennis over de getoonde informatie tussen de twee leeftijdsgroepen, met
uitzondering van vraag 4, t(158) = 2,38, p = <.05, ω2= 5.5%. Er is ook geen verschil in mening over de
websites tussen de twee leeftijdscategorieën, met uitzondering van vraag tien, t(158) = 2,49, p = <.05,
ω2 = 3.2% (zie tabel 8)
Tabel 8.
Gemiddelden en standaarddeviaties van de twee leeftijdscategorieën
Jongeren
M (SD)
Ouderen
M (SD)
Duidelijk .94 (.51) .99 (.47)
Aantrekkelijk .64 (.73) .80 (.69)
Zinvol 1.14 (.43) 1.13 (.45)
Levendig .54 (.76) .84 (.83)*
Begrijpelijk 1.03 (.45) 1.09 (.47)
Leesbaar .84 (.61) .94 (.55)
Overzichtelijk .96 (.58) .99 (.53)
Noot. *= p <.05
21
De verwachting dat de groep ouderen wellicht minder gebruik maken van mobiel internet is bevestigd,
maar de verwachting dat de ouderen anders reageren op de mobiele websites is niet bevestigd. Alleen
reageerde de ouderen anders bij vraag 10; hoe levendig de participanten de website vinden.
22
5. Conclusie & Discussie
Het doel van dit onderzoek is om handvatten aan te reiken voor de webdesigner en tekstschrijver van
mobiele webteksten. De onderzoeksvraag luidt: Wat is het effect van een afbeelding en het gebruik van
witruimte in mobiele webteksten op waardering en onthoudbaarheid van de gegeven informatie?’. Om
het antwoord op deze vraag te achterhalen, werd een gebruikersonderzoek uitgevoerd. Er zijn vier
verschillende mobiele websites ontwikkeld en voorgelegd aan in totaal 160 participanten. Van de zes
hypothesen zijn twee hypothesen weerlegd, één is gedeeltelijk bevestigd en drie zijn bevestigd.
Er werd op basis van de Dual Coding Theory (Pavio, 1986) en de Theory of Multimedia Learning (Mayer,
1989) verwacht dat een mobiele tekst met afbeeldingen beter onthouden zal worden dan een mobiele
tekst zonder afbeeldingen. Uit de resultaten van de kennisvragen is gebleken dat het gebruik van
afbeeldingen inderdaad van invloed is op het onthouden van de verkregen informatie. De informatie die
gepresenteerd werd met afbeeldingen werd beter onthouden dan de informatie op de mobiele websites
zonder afbeeldingen. De resultaten komen overeen met hypothese één: een mobiele webtekst met
afbeeldingen wordt beter onthouden dan een mobiele webtekst zonder afbeeldingen.
Naast de verwachting dat afbeeldingen ertoe leiden dat participanten de tekst beter onthouden,
is tevens de verwachting dat een mobiele tekst met afbeeldingen hoger gewaardeerd wordt dan een
mobiele tekst zonder afbeeldingen. De participanten vinden de mobiele website met afbeeldingen
duidelijker, aantrekkelijker, levendiger, prettiger leesbaar en overzichtelijker dan de website zonder
afbeeldingen. Kortom de mobiele websites met afbeeldingen werden hoger gewaardeerd dan de
websites zonder afbeeldingen. De resultaten komen overeen met hypothese twee: een mobiele
webtekst met afbeeldingen wordt hoger gewaardeerd dan een mobiele webtekst zonder afbeeldingen.
Op basis van het onderzoek van Chaparro et al. (2004) werd verwacht dat een mobiele tekst met
witruimte beter onthouden zal worden dan een mobiele tekst zonder witruimte. Er is gekeken naar het
effect van witruimte over alle kennisvragen heen. Daarbij was een hoofdeffect van witruimte gevonden.
De resultaten per kennisvraag laten echter niet het verwachte resultaat zien. Enkel vraag 4 werd
significant vaker goed beantwoord door participanten die wel witruimte hadden in de tekst. De
resultaten komen gedeeltelijk overeen met hypothese drie: de informatie in een mobiele webtekst met
witruimte wordt beter onthouden dan de informatie in een mobiele webtekst zonder witruimte.
Op basis van het onderzoek van Chaparro et al. (2004) werd verwacht dat een mobiele tekst met
witruimte hoger gewaardeerd zou worden dan een mobiele tekst zonder witruimte. De resultaten laten
het verwachte effect zien, alleen niet op levendigheid. De resultaten komen overeen met hypothese
vier: een mobiele webtekst met witruimte wordt hoger gewaardeerd dan een mobiele webtekst zonder
witruimte.
Op basis van de Dual Coding Theory (Pavio, 1991), de Theory of Multimedia Learning (Mayer,
1989) en het onderzoek van Chaparro et al. (2004) is de verwachting dat de conditie met afbeeldingen
en witruimte hoger gewaardeerd wordt. De resultaten laten zien dat de conditie afbeeldingen en
witruimte het hoogst gewaardeerd werd maar het verschil is minimaal. De resultaten komen gedeeltelijk
23
overeen met hypothese vijf: een mobiele webtekst met afbeeldingen en witruimte wordt hoger
gewaardeerd dan een mobiele webtekst zonder afbeeldingen en zonder witruimte.
Op basis van de Dual Coding Theory (Pavio, 1986), de Theory of Multimedia Learning (Mayer,
1989) en het onderzoek van Chaparro et al. (2004) is de verwachting dat de informatie in de conditie
met afbeeldingen en witruimte beter onthouden wordt. De resultaten laten zien dat de het gebruik van
witruimte geen effect heeft op onthouden per vraag maar enkel op waardering. Wel laten de resultaten
zien dat het gebruik van afbeeldingen effect heeft op zowel onthouden als waarderen. De resultaten
komen niet overeen met hypothese zes: de informatie in een mobiele webtekst met afbeeldingen en
witruimte wordt beter onthouden dan de informatie in mobiele webtekst zonder afbeeldingen en
zonder witruimte.
5.1 Aanbevelingen De opmaak van mobiele webteksten verschilt van het reguliere web, onder andere vanwege het kleine
beeldscherm. Bestaande richtlijnen geven aan dat het verstandig is om de mobiele websites zo compact
mogelijk te houden en onzinnige teksten, afbeeldingen en video’s achterwege te laten. Hierdoor zou
gedacht kunnen worden dat het verstandig is om afbeeldingen achterwege te laten omdat de
afbeeldingen (grotendeels) overeenkomen met de tekst. Tevens zou gedacht kunnen worden dat er
minimaal of geen gebruik van witruimte gemaakt moet worden. Uit de resultaten kwam naar voren dat
het gebruik van afbeeldingen leidt tot hogere waardering van een tekst en dat participanten de
informatie beter onthouden. Het is dan ook aan te bevelen om bij mobiele websites gebruik te maken
van relevante afbeeldingen. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het onderscheid dat Levin(1989)
maakt. Daarnaast is in resultaten te zien dat het gebruik van witruimte positief van invloed is op de
waardering van de gegeven informatie. Het is dan ook aan te bevelen om bij een mobiele webteksten
gebruik te maken van witruimte rondom tekst en afbeelding.
5.2 Verder onderzoek In dit onderzoek is de voorkennis van de participanten genegeerd. Het zou interessant zijn om dit mee te
nemen en bijvoorbeeld het onderzoek te doen met een specifieke groep participanten. Denk hierbij aan
een onderzoek enkel met de ‘passieve’ natuurgebruiker: iemand die komt recreëren en vooraf zich niet
of nauwelijks oriënteert in het natuurgebied, maar ter plaatse graag informatie wil ontvangen over de
natuur. Uit de resultaten blijkt dat de combinatie afbeeldingen en tekst een positieve invloed heeft op
zowel onthouden als waarderen. Tevens blijkt uit de resultaten dat het gebruik van alleen tekst minder
gewaardeerd word. In een vervolgonderzoek op waardering zou het interessant zijn om een conditie te
maken met alleen afbeeldingen. Een vervolgonderzoek op onthoudbaarheid zou gedaan kunnen worden
door het vergelijken van mobiele websites volgens het coherence principle versus niet coherence
principle. Ten slotte zou het onderzoek van Nielsen (2009 & 2011) naar de gebruiksvriendelijkheid van
mobiele websites op mobiele telefoons opnieuw gedaan kunnen worden. Nielsen heeft gebruik gemaakt
van gebruikersonderzoeken en er zijn aanbevelingen gegeven op basis van het behaalde resultaat. Het
zou interessant zijn om bij een vervolgonderzoek eye-tracking in te zetten. Hiermee zou gekeken kunnen
worden waar participanten kijken tijdens het zoeken op hun mobiel. Dit kan leiden tot een verklaring
waarom slechts 62% erin slaagt hun taken met succes af te ronden.
24
Literatuurlijst
Carney, R. & Levin, J. (2002). Pictorial Illustrations Still Improve Students’ Learning From Text. Educational Psychology Review,
vol. 14, no 1, 5-26. DOI: 10.1023/A:1013176309260
Chaparro, B., Baker, J., Shaikh, A., Hull, S. & Brady, L. (2004). Reading Online Text: A Comparison of Four White Space Layouts.
Geraadpleegd op 12 mei: http://psychology.wichita.edu/surl/usabilitynews/62/whitespace.htm
Driel, H. van (1999). Internet & Communicatie. Rotterdam: Media Business Press.
Driel, H. van (2005). Digitaal communiceren. Amsterdam: Boom.
Groen, T. (2000). Schrijf in punt NL; pakkende teksten maken voor internet, intranet en papier. Kemper Conseil Publishing:
Voorburg.
Hageman, S. (2004). Schrijven voor het net, een praktische handleiding. Den Haag: Sdu Uitgevers
Kruiningen, J.F. van. (1993). Beeldschermteksten. Een onderzoek naar de invloed van verschillende tekst presentaties op tekstbegrip. Tijdschrift voor taalbeheersing vol. 15, no. 1, 36 Levie, W. H. & Lentz, R. (1982). Effects of text illustrations: A review of research. Educational Communication and Technology, vol. 30, no 4, 195-233. Doi: 10.1007/BF02765184 Levie, W.H. (1987). Research on pictures: A guide to the literature. In: Willows, D.M. 8z H.A. Houghton (Eds .). The psychology of illustration vol. 1 Basic research, 1-50 . New York : Springer-Verlag Levin, J.R. J.R. (1989). A Transfer-Appropriate-Processing Perspective of Pictures in Prose. Elsevier Scienic Publisher, vol. 58, 83-100. Mayer, R.E. (1989). Systematic Thinking Fostered by Illustrations in Scientific Text. Journal of Educational Psychology, vol. 81, no 2,240-246. Doi 10.1037/0022-0663.81.2.240 Mayer, R.E. & Anderson, R .B. (1992). The instructive animation : Helping students build connections between words and pictures in multimedia learning . Journal of Educational Psychology, Vol 84, No 4, 444-452.Doi 10.1037/0022-0663.84.4.444 Mayer, R. E. & Gallini, J. K. (1990). When is an illustration worth ten thousand words? Journal of Educational Psychology, vol. 82, no. 4, 715-726. Geraadpleegd op 1 september: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0022066302006724 Mayer, R.E., Heiser, J. & Lonn, S. (2001). Cognitive Constraints on Multimedia Learning: When Presenting More Material Results in Less Understanding. Journal of Educational Psychology, Vol 93, No 1, 187-98. Doi 10.1037/0022-0663.93.1.187 Nielsen, J. (1997). “How users read the web”. Geraadpleegd op 12 mei 2011: http://www.useit.com/alertbox/9710a.html Nielsen, J. (2009). Mobile Usability. Geraadpleegd op 12 mei 2011: http://www.useit.com/alertbox/mobile-usability-study-
1.html
Nielsen (2011). Mobile Usability Update. Geraadpleegd op 28 september 2011: http://www.useit.com/alertbox/mobile-
usability.html.
Paivio, A. (1986). Mental representations: a dual coding approach. New York: Oxford University Press .
Poort, G. (2000). Schrijven voor het web. Een praktische handleiding. Zaltbommel: Thema.
25
Rogers, E.M. (1983). Diffusion of Innovations. New York: The Free Press.
Schnotz, W. (1993). Some remarks on the commentary on the relation dual coding and mental models in graphics
comprehension. Learning and Instruction, vol. 3, no. 3, p. 247- 249. Doi:10.1016/0959-4752(93)90008-N
Strikwerda, F. & Van Kruiningen, J. (1999). Het identificeren en selecteren van informatie op het world wide web. Tekstblad, vol.
5, no. 3, 29-35.
Tiggeler, E. en Doeve, R. (2000). Webwijzer: schrijven voor het web, stijl- en structuuradviezen en praktijkgerichte voorbeelden.
Den Haag: Sdu Uitgevers
26
Bijlagen
27
Bijlage 1 Mobiele websites
Met afbeeldingen met witruimte Met afbeeldingen zonder witruimte
Zonder afbeeldingen met witruimte Zonder afbeeldingen zonder witruimte
28
Bijlage 2 Vragenlijst
Ik ben een: O man O vrouw
Ik ben: ……. Jaar
De hoogste opleiding die ik heb afgerond of waar ik op dit moment nog mee bezig ben is:
O Lager onderwijs
O Voorbereidend beroepsonderwijs (LTS, LHNO)
O Algemeen vormend onderwijs (Mavo, Havo, Mulo)
O Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (atheneum, gymnasium, HBS)
O Middelbaar beroepsonderwijs
O Hoger beroepsonderwijs
O Universiteit
Bent u in het bezit van een mobiele telefoon? O Ja O nee
Ik gebruik internet via mijn mobiele telefoon:
Nooit Soms Enkele keren per
maand
Wekelijks Dagelijks
O O O O O
Welke eigenschappen vindt u van toepassing bij het gebruik van mobiel internet? (meerdere antwoorden mogelijk) O Duur O Spannend O Lastig O Ingewikkeld O Onnodig O Nuttig O Gebruiksvriendelijk O Anders________________________ O Leuk
29
Beste deelnemer,
Dit gedeelte van de vragenlijst bestaat uit twee gedeelten. In dit gedeelte zal doormiddel van zes
vragen, uw opgedane kennis getoetst worden. Probeer altijd een antwoord in te vullen, ook als u
twijfelt. Dit gedeelte van de vragenlijst zal ongeveer 5 minuten duren.
In het tweede gedeelte van de vragenlijst zal naar uw mening gevraagd worden. Dat gedeelte van de
vragenlijst zal ongeveer 5 minuten duren.
Voor verdere vragen kunt u terecht bij Agnetha Schaar.
1a. De borst van de ijsvogel is wit.
Waar Onwaar O O 1b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O 2a. De kolgans kunt u herkennen aan de witte rand rond zijn snavel.
Waar Onwaar O O 2b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O 3a. De hoornaar is een wesp die bijzonder is omdat hij zo klein is.
Waar Onwaar O O 3b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O
30
4a. Het mannelijke oranjetipje herken je aan de oranje stip.
Waar Onwaar O O 4b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O 5a. De bloem van de plant klein hoefblad is geel.
Waar Onwaar O O 5b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O 6a. De kolgans heeft gele poten.
Waar Onwaar O O 6b. Hoe zeker bent u van uw gegeven antwoord? Onzeker Enigszins Neutraal Enigszins Zeker Onzeker Zeker O O O O O
31
Beste deelnemer,
In dit gedeelte van de vragenlijst zal naar uw mening gevraagd worden. Er zijn geen goede of foute
antwoorden.
Voor verdere vragen kunt u terecht bij Agnetha Schaar.
7.Ik vind de gegeven informatie op de mobiele website
Onduidelijk Enigszins onduidelijk Neutraal Enigszins
duidelijk
Duidelijk
O O O O O
8.Ik vind de getoonde mobiele website
Onaantrekkelijk Enigszins
onaantrekkelijk
Neutraal Enigszins
aantrekkelijk
Aantrekkelijk
O O O O O
9.Ik vind de gegeven informatie op de mobiele website
Zinloos Enigszins zinloos Neutraal Enigszins
zinvol
Zinvol
O O O O O
10.Ik vind de getoonde mobiele website
Statisch Enigszins statisch Neutraal Enigszins
levendig
Levendig
O O O O O
32
11. Ik vind de gegeven informatie op de mobiele website
Onbegrijpelijk Enigszins
onbegrijpelijk
Neutraal Enigszins
begrijpelijk
Begrijpelijk
O O O O O
12 Ik vind de gegeven informatie op de mobiele website
Niet prettig
leesbaar
Enigszins niet
prettig leesbaar
Neutraal Enigszins
prettig
leesbaar
Prettig leesbaar
O O O O O
13.Ik vind de gegeven informatie op de mobiele website
Onoverzichtelijk Enigszins
onoverzichtelijk
Neutraal Enigszins
overzichtelijk
Overzichtelijk
O O O O O
33
Bijlage 3 Kennisvragen
Vraag 1 ging over het volgende stukje informatie:
De ijsvogel kunt u het hele jaar tegenkomen, u herkent hem aan zijn oranje borst en blauwe rug. Hij leeft
in de omgeving van stromend, helder en visrijk water met steile oevers in een bosachtige of halfopen
omgeving. Hij is gespecialiseerd in het vangen van kleine visjes. In 2010 waren er maar liefst 25 nesten
geteld in Biesbosch. Dit is bijzonder te noemen, want in sommige gebieden wordt de ijsvogel met
uitsterven bedreigd.
De bijbehorende foto is:
73 woorden, 428 karakters en 5 zinnen. Vraag 2 ging over het volgende stukje informatie:
Qua uiterlijk doet de kolgans sterk denken aan de grauwe gans met zijn grijsbruine verenkleed, maar hij
is iets kleiner. Opvallend is zijn kol: een grote witte vlek rond zijn roze snavel. Volwassen kolganzen
hebben zwarte, onregelmatig gevormde strepen op de borst. Het geluid van de kolgans lijkt een beetje
op het gak-gak geluid van de boerengans, maar klinkt hoger, niet zo rauw en met muzikale tonen,
klarinetachtig.
De bijbehorende foto is:
69 woorden, 420 karakters en 4 zinnen.
Vraag 3 ging over het volgende stukje informatie:
U kunt hier de hoornaar aantreffen, een grote wespensoort, 20-30 mm lang. Naast haar lengte valt de
hoornaar op door haar roodbruine kop en borststuk en door haar felle vlieggeluid. In tegenstelling tot
kleinere wespen is de hoornaar niet sterk geïnteresseerd in zoetigheid. Ze vangt vooral andere insecten,
34
waaronder bijen maar ook grote insecten als libellen en ze likken vaak het uittredende sap van
beschadigde bomen.
De bijbehorende foto is:
66 woorden, 421 karakters en 4 zinnen. Vraag 4 ging over het volgende stukje informatie:
Het oranjetipje is een dagvlinder uit de familie de witjes. Hij geeft de voorkeur aan matig vochtige
graslanden bij bossen als leefgebied. Het is belangrijk dat de voedselplanten van de rups in de buurt zijn,
zoals de pinksterbloem. Op elke plant legt het vrouwtje één eitje. Het mannetje heeft een grote oranje
vlek aan de vleugeltip van de voorvleugel die bij het vrouwtje ontbreekt, de onderkant is geelgroen van
kleur.
De bijbehorende foto is:
69 woorden, 421 karakters en 5 zinnen.
Vraag 5 ging over het volgende stukje informatie:
Als u klein hoefblad ziet weet u dat de lente weer is begonnen! Wat grappig is aan deze plant is dat hij
eerst bloemen krijgt en dan pas bladeren. Heel soms kunt u al bloemen zien in februari maar meestal
begint hij te bloeien in maart. Bijen en vlinders zijn dol op deze bloemen. Ondanks dat het aftreksel van
de bloemen hoestremmende eigenschappen heeft is het beter om dit niet te gebruiken want de plant is
giftig.
De bijbehorende foto:
77 woorden, 418 karakters en 5 zinnen
35
Vraag 6 ging over het volgende stukje informatie:
U kunt hier de hoornaar aantreffen, een grote wespensoort, 20-30 mm lang. Naast haar lengte valt de
hoornaar op door haar roodbruine kop en borststuk en door haar felle vlieggeluid. In tegenstelling tot
kleinere wespen is de hoornaar niet sterk geïnteresseerd in zoetigheid. Ze vangt vooral andere insecten,
waaronder bijen maar ook grote insecten als libellen en ze likken vaak het uittredende sap van
beschadigde bomen.
De bijbehorende foto is:
69 woorden, 421 karakters en 4 zinnen.