105
Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal Een onderzoek naar de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal als inspiratie voor de toekomst ing. R. (Rowie) aan de Wiel

Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Het Apeldoorns Kanaal: van

transportroute tot klimaatkanaal

Een onderzoek naar de historisch-landschappelijke ontwikkeling van

het Apeldoorns Kanaal als inspiratie voor de toekomst

ing. R. (Rowie) aan de Wiel

Page 2: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Scriptiebegeleider prof.dr.ir. Th. Spek (Rijksuniversiteit Groningen)

Tweede begeleider R. Neuteboom Spijker (Waterschap Vallei en Veluwe)

Tweede lezer dr. P.J. van Eijk (Waterschap Vallei en Veluwe)

Page 3: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Het Apeldoorns Kanaal: van

transportroute tot klimaatkanaal

Een onderzoek naar de historisch-landschappelijke ontwikkeling van

het Apeldoorns Kanaal als inspiratie voor de toekomst

Colofon

Betreft Masterscriptie Landschapsgeschiedenis

In het kader van Master Landschapsgeschiedenis

Onderwijsinstelling Rijksuniversiteit Groningen (RuG)

Faculteit der Letteren

Kenniscentrum Landschap (KCL)

Versie Definitief

Datum 16 september 2018

Plaats Apeldoorn

Auteur ing. R. (Rowie) aan de Wiel

Contact [email protected]

Afbeelding omslag Het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van het Oenesche Broek, augustus 2018.

Fotografen M. aan de Wiel en R aan de Wiel

Page 4: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van papierfabriek De Middelste Molen, met aan de linkerzijde

de industriële bebouwing van het bedrijventerrein Kieveen (ten noordoosten van het dorp

Loenen) en halverwege de Loenense Brug. Gefotografeerd in noordelijke richting. | Foto: Mark

aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 5: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Voorwoord

‘Wat wil je later worden?’ Sommige kinderen weten al van jongs af aan het antwoord op deze klassieke vraag,

anderen hebben nog geen idee. Ikzelf behoorde tot die laatste categorie en wist eerder wat ik níet wilde. Voor

mijn ouders aanleiding om al vroeg op de middelbare school te beginnen met het bezoeken van open dagen,

beginnend met vage aanwijzingen van mijn kant als ‘ik wil iets met groen’. Na vele zaterdagen op hogescholen

doorgebracht te hebben werd langzaam maar zeker duidelijk waar mijn interesse lag en na het behalen van

mijn middelbare schooldiploma begon ik vol goede moed aan mijn HBO-bachelor Land- en Watermanagement

(LWM). De opleiding was breed en omvatte letterlijk land én water. Naast de vele colleges omtrent waterbeheer

en hydrologie vormden ook landschapscolleges een belangrijk onderdeel van de opleiding. Het is bij deze

colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok

en trekt mijn belangstelling. Fietsend door de voor mij vertrouwde Alblasserwaard (Zuid-Holland) rezen

vragen omtrent het ontstaan van het landschap, ontginningspatronen, verkavelingsstructuren en

bewoningsgeschiedenis. De bekende weilanden en slootjes werden opeens interessante vraagstukken en ik

kwam al snel tot het besef dat ik mij hier verder in wilde verdiepen. De master Landschapsgeschiedenis aan de

Rijksuniversiteit Groningen vormde de ultieme buitenkans om invulling te geven aan deze interesse en na het

succesvol afronden van de opleiding Land- en Watermanagement was de beslissing om naar Groningen te

verhuizen snel gemaakt.

De tijd vloog voorbij en na twee jaar kennis opsnuiven was het alweer tijd om af te studeren. Ik had al snel een

lijstje met mogelijke afstudeeronderwerpen. Dit lijstje vormde een weerspiegeling van mijn interesse voor de

interactie tussen water en land en bevatte mede het idee voort te borduren op mijn afstudeerscriptie voor de

opleiding Land- en Watermanagement betreffende het concept ‘klimaatkanaal’: een innovatief concept gericht

op het inzetten van bestaande kanalen voor klimaatadaptatie. Het toeval wilde dat de ontwikkelaar van het

concept, dr. Paul van Eijk, recent contact had opgenomen met mijn hoogleraar Theo Spek om een eventuele

samenwerking te bespreken. Deze buitenkans liet ik mij niet ontglippen en een paar weken later hadden we

gedrieën een eerste overleg op het hoofdkantoor van Waterschap Vallei en Veluwe in Apeldoorn. Het overleg

resulteerde in een eerste plan en enthousiasme was van alle kanten alom aanwezig. Ik kreeg de kans mijn

onderzoek uit te voeren in opdracht van Waterschap Vallei en Veluwe en daarmee in opdracht van de praktijk,

het werkveld. Dit sloot aan bij mijn wens niet alleen een leuke, maar ook een (voor de praktijk) nuttige scriptie

te schrijven. Het uiteindelijke resultaat ligt nu voor u en vervult mij met een gevoel van trots. Het was hard

werken, maar gelukkig kon ik rekenen op de steun, betrokkenheid en kennis van een grote groep mensen. Een

uitgebreid dankwoord is dan ook op zijn plaats.

Mijn speciale dank gaat uit naar dr. Paul van Eijk, opdrachtgever en tweede lezer. Bedankt voor je

enthousiasme, betrokkenheid en de mogelijkheid het onderzoek uit te voeren in opdracht van Waterschap

Vallei en Veluwe. Speciale dank verdient ook mijn begeleider vanuit het waterschap, Romeo Neuteboom

Spijker, die altijd voor me klaar stond, bereid was om mee te denken en mijn werk van feedback te voorzien.

Hetzelfde geldt voor mijn scriptiebegeleider vanuit de universiteit, prof.dr.ir. Theo Spek, wie ik ook zeer

erkentelijk ben voor zijn begeleiding en feedback. Mijn woord van dank gaat tevens uit naar Richard Meijer,

Gerard Willemsen en Peter Duteweert, allen werkzaam bij Waterschap Vallei en Veluwe. Bedankt voor jullie

tijd en de nuttige, maar zeker ook gezellige werkoverleggen. Dank gaat ook uit naar de deelnemers van het

Ontwerpatelier Apeldoorns (Klimaat?)Kanaal en mijn mede-afstudeerders Boudewijn van Dijken (student

Milieukunde) en Tijmen Koenen (student Land- en Watermanagement).

Innig dankbaar ben ik mijn ouders en broer. Op moeilijke momenten stonden zij altijd voor mij klaar met een

troostende schouder, bemoedigende woorden of, indien nodig, een schop onder mijn kont. Dank jullie wel voor

jullie tijd, steun en hulp. Zonder jullie had ik niet gestaan waar ik nu sta.

Dan rest mij als laatste u veel leesplezier toe te wensen. Ik heb het schrijven van deze scriptie als zeer

inspirerend ervaren en ik hoop met deze scriptie ook uw inspiratie te kunnen prikkelen.

ing. Rowie aan de Wiel

Apeldoorn, september 2018

Page 6: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Samenvatting

In 2013 bracht het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) haar vijfde klimaatrapport uit. De

resultaten van dit klimaatrapport zijn door het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) naar

Nederland vertaald in de vorm van de KNMI’14-scenario’s. De in deze scenario’s geschetste

klimaatveranderingen vragen om nieuwe en innovatieve maatregelen met betrekking tot het Nederlandse

watermanagement. Het Deltaprogramma 2018 besteedt hier expliciet aandacht aan en bevat voor het eerst,

naast de Deltaplannen Zoetwater en Waterveiligheid, een Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. In het kader van het

Deltaprogramma is in de laatste twee decennia veel onderzoek verricht naar adaptieve concepten als ruimte

voor rivieren, ecologisch beekherstel en building-with-nature. De mogelijkheden die kanalen bieden met

betrekking tot ruimtelijke adaptatie zijn tot nu toe echter onderbelicht gebleven, terwijl in Nederland ruim 6500

kilometer aan kanalen ligt. De grootschalige aanleg van kanalen in Nederland startte na de Franse tijd, waarbij

de meeste kanalen zijn aangelegd als transportroute voor de beroepsscheepvaart. Een groot deel van de

Nederlandse kanalen heeft met de opkomst van het vrachtvervoer over de weg en het spoor zijn functie voor

de beroepsscheepvaart in de loop van de twintigste eeuw echter verloren, waardoor de kanalen tegenwoordig

enigszins verloren in het landschap liggen. Een mogelijk nieuw perspectief voor deze kanalen wordt geboden

door het innovatieve concept van ‘klimaatkanalen’. In dit concept krijgen kanalen een nieuwe functie in het

landschap, waarbij de toenemende urgentie van ruimtelijke adaptatie voor klimaatverandering de belangrijkste

drijfveer vormt. Het concept is echter nog jong en er is nog weinig wetenschappelijke onderzoek naar verricht.

Waterschap Vallei en Veluwe heeft het concept opgepakt met betrekking tot het Apeldoorns Kanaal en heeft,

in het kader van het Vallei en Veluwe XploreLab (VVXL), opdracht gegeven de mogelijkheden te onderzoeken

om het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal te ontwikkelen. Het schrijven van een nieuw verhaal voor het

Apeldoorns Kanaal vraagt echter om een goede kennis van het oude verhaal. Voorliggende scriptie stelt dan

ook de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal centraal en onderzoekt hoe deze

als inspiratie kan dienen voor de ontwikkeling van het kanaal tot klimaatkanaal. De centrale vraag hierbij luidt:

‘Welke historisch-landschappelijke ontwikkelingen hebben het Apeldoorns Kanaal en het

aangrenzende landschap en watersysteem doorgemaakt, tot welke landschappelijke en

cultuurhistorische kwaliteiten heeft dit geleid en welke mogelijkheden bieden deze

ontwikkelingen en kwaliteiten voor een mogelijke transformatie van het Apeldoorns Kanaal tot

een klimaatkanaal?’

Het Apeldoorns Kanaal is gelegen in de provincie Gelderland en strekt zich uit over de oostelijke flank van de

Veluwe. Het kanaal kent een totale lengte van 53 kilometer en van oudsher een tweedeling in een noordelijk

deel (Apeldoorn-Hattem) en een zuidelijk deel (Dieren-Apeldoorn). Deze tweedeling is van toepassing op

zowel de historische, geografische als waterhuishoudkundige situatie. Vanwege de lengte en variatie van het

Apeldoorns Kanaal en het korte beschikbare tijdsbestek is voorliggend onderzoek uitgevoerd aan de hand van

twee detailstudies, waarbij één detailstudie een studiegebied in het zuidelijk deel van het Apeldoorns Kanaal

centraal stelt (Eerbeek-Loenen) en één detailstudie een studiegebied in het noordelijk deel (Epe-Oene). De

studiegebieden stellen beiden een traject van het Apeldoorns Kanaal centraal, welke elk een lengte kennen van

ongeveer vijf tot zes kilometer. Voor het betrekken van de directe omgeving is aan beide kanten van de

kanaaltrajecten een buffer uitgezet van twee kilometer. De vraagstelling voor beide detailstudies komt overeen

en bestaat uit de landschappelijke en waterhuishoudkundige basis van het Apeldoorns Kanaal, de relatie tussen

het Apeldoorns Kanaal en haar omgeving en de waterhuishoudkundige knelpunten en klimaatopgaven.

De eerste detailstudie omvat het kanaaltraject en gelijknamige studiegebied Eerbeek-Loenen. Het kanaaltraject

is ongeveer vijf kilometer lang, maakt deel uit van het zuidelijke deel van het Apeldoorns Kanaal, begint bij

het dorp Eerbeek en passeert onderweg het dorp Loenen. Het fysisch-geografische landschap in het

studiegebied is gevormd door de natuurlijke krachten van ijs, wind en water en kent een rijke variatie aan

stuwwallen, sneeuwsmeltwaterafzettingen, dekzandruggen, droge dalen en broekgebieden. Het historisch

cultuurlandschap bestaat uit een karakteristiek esdorpenlandschap, waarbij de heidevelden zijn gelegen op de

hoge stuwwal, de essen (in Gelderland enken genoemd) en dorpen op de stuwwalflank en de graslanden in de

broekgebieden en beekdalen. Het studiegebied is op basis van de fysische geografie en het historische

cultuurlandschap in te delen in drie hoofdlandschappen: een stuwwallandschap in het westen, een beekdal- en

Page 7: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

broeklandschap in het midden en een dekzandlandschap in het oosten. Het beekdal- en broeklandschap wordt

hierbij gekenmerkt door kwelstromen en vormen van nature de nattere zones in het landschap. In de natuurlijke

laagtes van het stuwwallandschap en dekzandlandschap zijn in de middeleeuwen, ten behoeve van de

aandrijving van watermolens, uitgebreide sprengenbeekstelsels aangelegd. Het Apeldoorns Kanaal is in de

negentiende eeuw dwars op deze landschappelijke structuren en sprengenbeekstelsels aangelegd, waardoor de

relatie tussen het kanaal en haar omgeving van oudsher ingewikkeld is. Door een ontwerpfout konden de

sprengenbeken niet worden benut voor de voeding van het kanaal en werden deze ongebruikt via duikers onder

het kanaal door geleid. Dit leidde tot een nog altijd bestaande tweedeling in het watersysteem. Het kanaal heeft

daarnaast, met uitzondering van een specifiek kanalenlandschap direct langs het kanaal, geen duidelijke relatie

met het landschap. Enkel het bochtige tracé is te verbinden aan de ligging van de daluitspoelingswaaiers en

dekzandruggen. De waterhuishoudkundige knelpunten in het studiegebied bestaan uit de tweedeling in het

watersysteem, het watergebruik voor industriële doeleinden en de drinkwaterwinning nabij Eerbeek door

Vitens. De klimaatopgaven hebben betrekking op een toenemende kans op grondwateroverlast in de

laaggelegen beekdalen en broekgebieden als gevolg van toenemende kwelstromen. Een toenemende

wegzijging zorgt daarnaast voor verdroging van de hoge gronden op de stuwwal, daluitspoelingswaaiers en

dekzandruggen. Daarnaast neemt in de dorpen de hitte(stress) en de kans op water op straat toe.

De tweede detailstudie omvat het kanaaltraject en gelijknamige studiegebied Epe-Oene. Het kanaaltraject is

ongeveer zes kilometer lang, maakt deel uit van het noordelijk deel van het Apeldoorns Kanaal en passeert

onderweg de dorpen Epe en Oene, welke zich aan beide zijden van het kanaal op ongeveer dezelfde hoogte

bevinden. De indeling in hoofdlandschappen van het studiegebied Epe-Oene kent grote overeenkomsten met

de indeling in het studiegebied Eerbeek-Loenen en bestaat uit een stuwwallandschap, dekzandlandschap,

beekdal- en broeklandschap en rivierenlandschap. Binnen de hoofdlandschappen bestaan echter, vooral met

betrekking tot het historisch cultuurlandschap, duidelijke verschillen. Zo wordt het stuwwallandschap

gekenmerkt door een esdorpenlandschap, het dekzandlandschap door een kampenlandschap en de

broekgebieden door een agrarisch veenontginningslandschap. Met betrekking tot het watersysteem kent ook

het studiegebied Epe-Oene van oudsher een tweedeling in west en oost. Deze tweedeling stamt echter al uit de

middeleeuwen en is niet het gevolg van de aanleg van het Apeldoorns Kanaal. Het westen van het studiegebied

wordt gekenmerkt door een middeleeuws sprengenbeekstelsel en het oosten door een uitgebreid

weteringenstelsel, aangelegd ter ontwatering en ontginning van de broekgebieden. De Grift, één van de eerste

Veluwse watergangen, vormt hierbij van oudsher de scheiding tussen beide systemen. Het Apeldoorns Kanaal

is in de negentiende eeuw parallel aan de Grift aangelegd en vormde zodoende geen nieuwe barrière in het

studiegebied. Een duidelijke relatie tussen kanaal en omgeving is echter ook in dit studiegebied lastig te

definiëren, daar de sprengenbeken uitmonden op de Grift en er geen sprake is van een verbinding met het in

oostelijke richting afwaterende weteringenstelsel. Ook de relatie tussen het kanaal en het aangrenzende

landschap is beperkt en bestaat enkel, gelijk aan de relatie in het studiegebied Eerbeek-Loenen, uit het ontstaan

van een apart kanalenlandschap (zwaaikommen, bruggen, etc.) en een bochtig kanaaltracé. De

waterhuishoudelijke knelpunten in het studiegebied bestaan uit de drinkwaterwinning en waterinname door

Vitens, de snelweg A50 en de afvoer van het gebiedseigen water. De klimaatopgaven komen sterk overeen met

de klimaatopgaven in het studiegebied Eerbeek-Loenen, al is de kwetsbaarheid van het studiegebied Epe-Oene

met betrekking tot verdroging kleiner vanwege de van nature waterrijkere omstandigheden.

Uit het onderzoek blijkt dat, ondanks het feit dat de kanaaltrajecten Eerbeek-Loenen en Epe-Oene tot hetzelfde

kanaal behoren, beide kanaaltrajecten elk een eigen historisch-landschappelijke ontwikkeling kennen. Voor

beide kanaaltrajecten kan echter worden vastgesteld dat de landschapsgeschiedenis van de kanaaltrajecten

zeker aanknopingspunten en inspiratie biedt voor de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot

klimaatkanaal. Hierbij is vanuit historisch-landschappelijke invalshoek een sleutelrol weggelegd voor de

sprengenbeekstelsels, beekdalen en broekgebieden, daar de sprengenbeekstelsels van oudsher de belangrijkste

aanvoerroutes van water en de beekdalen en broekgebieden van nature de nattere zones in het landschap

vormen. De voorgestelde maatregelen hebben met name betrekking op het benutten van de natuurlijke

sponswerking en bergingscapaciteit van de studiegebieden en het opheffen van de tweedeling in het

watersysteem, waarbij het kanaal de verbindende schakel vormt. Een deel van de maatregelen kan bovendien

voor beide kanaaltrajecten ingezet worden, al vraagt uitwerking van de maatregelen om maatwerk. Eventuele

effecten van de voorgestelde maatregelen op het functioneren van het Apeldoorns Kanaal als geheel zijn in dit

onderzoek echter niet onderzocht. Aanbevolen wordt dit nader te onderzoeken, evenals om de technische

haalbaarheid en leefbaarheid van de voorgestelde maatregelen te onderzoeken en, met het oog op een

interdisciplinaire werkwijze, samenwerking te zoeken met externe partijen.

Page 8: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

Inhoud

Voorwoord ......................................................................................................................................................... 5

Samenvatting ...................................................................................................................................................... 6

1. Inleiding ............................................................................................................................................. 11

1.1 Klimaatopgaven en de noodzaak tot ruimtelijke adaptatie ............................................................. 11

1.2 Kanalen als mogelijke oplossing .................................................................................................... 11

1.3 Stand van het onderzoek ................................................................................................................. 13

1.4 Onderzoeksopgave en probleemstelling ......................................................................................... 16

1.5 Het Apeldoorns Kanaal: een kort historisch en geografisch overzicht ........................................... 17

1.6 Afbakening van het onderzoek ....................................................................................................... 19

1.7 Theoretisch kader ........................................................................................................................... 20

1.8 Onderzoeksopzet, onderzoeksthema’s en onderzoeksvragen ......................................................... 24

1.9 Bronnen en onderzoeksmethoden ................................................................................................... 25

2. Kanaaltraject Eerbeek-Loenen: context, aanleg, huidig functioneren en toekomst ........................... 27

2.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 27

2.2 De historisch-landschappelijke context van het kanaaltraject ........................................................ 27

2.2.1 De fysisch-geografische opbouw ....................................................................................... 28

2.2.2 Het historische cultuurlandschap ....................................................................................... 32

2.2.3 Indeling in hoofdlandschappen .......................................................................................... 36

2.2.4 De ontwikkeling van het watersysteem tot aan de negentiende eeuw ............................... 38

2.3 De aanleg en het huidig functioneren van het kanaaltraject ........................................................... 46

2.3.1 Het Apeldoorns Kanaal als lint door het landschap ........................................................... 46

2.3.2 Het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende watersysteem ............................................. 49

2.3.3 Conclusie: het Apeldoorns Kanaal in relatie tot haar omgeving ....................................... 52

2.4 Het kanaaltraject Eerbeek-Loenen in de toekomst ......................................................................... 52

2.4.1 Knelpunten in het huidige watersysteem en projecten in de omgeving ............................. 52

2.4.2 Klimaatopgaven ................................................................................................................. 54

2.4.3 Klimaatkanaaltraject Eerbeek-Loenen ............................................................................... 58

3. Kanaaltraject Epe-Oene: context, aanleg, huidig functioneren en toekomst ...................................... 63

3.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 63

3.2 De historisch-landschappelijke context van het kanaaltraject ........................................................ 64

3.2.1 De fysisch-geografische opbouw ....................................................................................... 64

3.2.2 Het historische cultuurlandschap ....................................................................................... 68

Page 9: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

3.2.3 Indeling in hoofdlandschappen .......................................................................................... 71

3.2.4 De ontwikkeling van het watersysteem tot aan de negentiende eeuw ............................... 75

3.3 De aanleg en het huidig functioneren van het kanaaltraject ........................................................... 79

3.3.1 Het Apeldoorns Kanaal als lint door het landschap ........................................................... 79

3.3.2 Het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende watersysteem ............................................. 83

3.3.3 Conclusie: het Apeldoorns Kanaal in relatie tot haar omgeving ....................................... 86

3.4 Het kanaaltraject Epe-Oene in de toekomst .................................................................................... 86

3.4.1 Knelpunten in het huidige watersysteem en projecten in de omgeving ............................. 86

3.4.2 Klimaatopgaven ................................................................................................................. 88

3.4.3 Klimaatkanaaltraject Epe-Oene ......................................................................................... 91

4. Bevindingen ....................................................................................................................................... 96

4.1 Conclusie ........................................................................................................................................ 96

4.2 Discussie en aanbevelingen ............................................................................................................ 97

Lijst van geraadpleegde bronnen...................................................................................................................... 98

Bijlagen .......................................................................................................................................................... 103

Bijlage 1 – Geomorfologische kaart Apeldoorns Kanaal .......................................................................... 103

Bijlage 2 - Kaart klimaatkanaaltraject Eerbeek-Loenen (groot) ................................................................ 104

Bijlage 3 - Kaart klimaatkanaaltraject Epe-Oene (groot) .......................................................................... 105

Page 10: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

10

De bocht in het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van papierfabriek De Middelste Molen,

gefotografeerd in noordelijke richting. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 11: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

11

1. Inleiding

1.1 Klimaatopgaven en de noodzaak tot ruimtelijke adaptatie

In 2013 bracht het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change), het klimaatpanel van de Verenigde

Naties, dat als doel heeft de internationale gemeenschap te voorzien van een helder wetenschappelijk beeld

van de huidige kennis omtrent klimaatverandering, haar vijfde klimaatrapport uit.1 De internationale

onderzoeksresultaten van het IPCC zijn door het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) naar

Nederland vertaald in de vorm van de KNMI’14-klimaatscenario’s. Deze scenario’s schetsen een aantal

algemene veranderingen in het klimaat, waaronder een stijgende temperatuur en zeespiegel. Daarbij neemt het

tempo van de zeespiegelstijging toe, is er tevens een toename van de neerslag en extreme neerslag en komen

zachte winters en hete zomers vaker voor.2 Deze veranderingen brengen grote opgaven op het gebied van

waterveiligheid en zoetwaterbeschikbaarheid met zich mee.3 Droogte, hitte en clusterbuien zullen vaker

voorkomen en voor overlast en schade zorgen.

De veranderingen in het klimaat vragen om nieuwe en innovatieve oplossingen met betrekking tot het

Nederlandse watermanagement. In het Deltaprogramma 2018 wordt hier expliciet aandacht aan besteed.

Binnen dit programma is voor het eerst, naast de Deltaplannen Zoetwater en Waterveiligheid, een Deltaplan

Ruimtelijke adaptatie opgenomen. Ruimtelijke adaptatie betreft het aanpassen van de ruimtelijke inrichting

waarbij ingespeeld wordt op (de gevolgen van) klimaatverandering.4 Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie heeft

als doel Nederland weerbaar te maken tegen extreme weersomstandigheden door de gevolgen van

overstromingen, droogte, hitte en wateroverlast zoveel mogelijk te beperken.5 In het kader van het

Deltaprogramma is de laatste twee decennia veel onderzoek verricht naar adaptieve concepten als ruimte voor

rivieren, ecologisch beekherstel en building-with-nature.6 De mogelijkheden die kanalen bieden met

betrekking tot deze ruimtelijke adaptatie zijn echter tot nu toe onderbelicht gebleven. Kanalen spelen dan ook

nog geen expliciete rol van betekenis bij het klimaatbestendig inrichten van Nederland, terwijl in Nederland

ruim 6500 kilometer aan kanalen ligt.

1.2 Kanalen als mogelijke oplossing

In de periode tussen circa 1500 en 1900 zijn in Nederland maar liefst 1150 kanalen aangelegd. De Kanalenkaart

van Nederland (figuur 1.1) laat zien dat de meerderheid van deze kanalen in de laaggelegen provincies

Friesland, Groningen en Noord- en Zuid-Holland zijn gelegen, maar ook in de overige provincies komen tal

van kanalen voor. De moderne, grootschalige kanalenbouw begon in het achttiende-eeuwse Groot-Brittannië,

met als motor de industriële revolutie.7 Vanuit daar verspreidde de kanalenbouw zich in de periode 1770-1840

in rap tempo over geheel West-Europa. De grootschalige aanleg van kanalen in Nederland startte na de Franse

tijd en is sterk gestimuleerd door ‘kanalenkoning’ Willem I. Voor deze aanleg bestonden drie belangrijke

motieven: het verbeteren van de toegankelijkheid van de zeehavens, het vergemakkelijken van het vervoer van

brandstoffen en het bevorderen van de landbouw.8 Hieruit blijkt dat de scheepvaart en de waterhuishouding de

belangrijkste functies waren van de toenmalige Nederlandse kanalen.

Met de opkomst van het vrachtvervoer over de weg en het spoor heeft een groot deel van de Nederlandse

kanalen in de loop van de twintigste eeuw hun functie voor de beroepsscheepvaart echter verloren. Als gevolg

van dit verlies liggen veel van deze kanalen enigszins verloren in het landschap en functioneren zij

1 Klein Tank, A., Beersma, J., Bessembinder, J., et al. (2015). KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland; Leidraad voor professionals in klimaatadaptatie. KNMI, De Bilt, p. 8. | IPCC (2018). Organization. [Online], geraadpleegd op 01-05-2018. Beschikbaar via: http://www.ipcc.ch/organization/organization.shtml. 2 Klein Tank, A., 2015, p. 7. 3 Ministerie van Infrastructuur en Milieu & Ministerie van Economisch Zaken (2017). Deltaprogramma 2018. Doorwerken aan een duurzame en veilige delta., p. 8. 4 Ibidem, p. 112. 5 Ibidem, p. 10. 6 Eijk, P.J. van (2016). Klimaatkanalen. Innovatieve klimaatadaptatie door slim water vast te houden en schoon te houden in en om kanalen in Fryslan. University of Applied Science Van Hall Larenstein, Leeuwarden/Velp, p. 2. 7 Filarski, R. (2014). Tegen de stroom in. Binnenvaart en vaarwegen vanaf 1800. Stichting Matrijs, Utrecht, p. 60. 8 Ibidem, p. 65-66.

Page 12: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

12

hoofdzakelijk nog voor de waterhuishouding (snelle aan- en afvoer van water naar onder meer

landbouwgebieden) en voor de recreatievaart.

Een mogelijk nieuw perspectief voor deze kanalen wordt geboden door het innovatieve concept van

klimaatkanalen, dat is ontwikkeld door het lectoraat Sustainable Water Systems (SWS) van Hogeschool Van

Hall Larenstein.9 In dit concept krijgen kanalen een nieuwe functie in het landschap, waarbij de toenemende

urgentie van ruimtelijke adaptatie voor klimaatverandering de belangrijkste drijfveer vormt.10 De term

klimaatkanaal wordt gebruikt voor kanalen die zodanig ingericht en beheerd worden dat deze een zo groot

mogelijke bijdrage leveren aan het tegengaan van ongewenste effecten van toekomstige extreme

klimaatomstandigheden op mens, dier en landschap.11

Het Apeldoorns Kanaal als detailstudie

Waterschap Vallei en Veluwe heeft het Deltaprogramma 2018 in haar beheergebied geoperationaliseerd in haar

eigen Waterbeheerprogramma 2016-2021.12 Ruimtelijke adaptatie vormt hierbij een actueel onderwerp. Eén

van de ideeën daarbij is om het Apeldoorns Kanaal als testcase te gaan gebruiken om het concept klimaatkanaal

handen en voeten te geven. Voorliggende scriptie wil hier een vernieuwende bijdrage aan leveren door de

historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal te koppelen aan en te benutten voor de

huidige klimaatopgaven.

Figuur 1.1: Kanalenkaart van Nederland | Bron: Kanalen in Nederland (2015). De Kanalenkaart van Nederland. [Online], geraadpleegd op 01-05-2018. Beschikbaar via: http://kanaleninnederland.nl/algemeen/de-kanalenkaart-van-nederland/.

9 Eijk, van. P.J. (2017). Factsheet 20-09-2017. Ruimte voor (Klimaat)kanalen? KennisCentrum Natuur en Leefomgeving (KCNL). 10 Ministerie van Infrastructuur en Milieu, et al., 2017, p. 112. 11 Eijk, P.J. van, 2016, p. 5. 12 Waterschap Vallei en Veluwe (2015). Waterbeheerprogramma 2016-2021. Partnerschap als watermerk. Waterschap Vallei en Veluwe, Apeldoorn, p. 17.

Page 13: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

13

1.3 Stand van het onderzoek

De frase ‘ieder kanaal heeft zijn verhaal’ geeft een mooie samenvatting van de verschenen publicaties en

studies met betrekking tot de Nederlandse kanalen. Veel bestaande literatuur heeft betrekking op één

individueel kanaal of een regionaal kanalenstelsel, waarin het verhaal van dat kanaal of stelsel wordt uitgelicht.

Het verhaal van het Apeldoorns Kanaal is onderwerp van verschillende publicaties. Publicaties en studies met

betrekking tot het concept klimaatkanaal zijn schaars vanwege het innovatieve karakter en de prilheid van het

concept. Het concept en het weinige bestaande onderzoek worden nader behandeld in paragraaf 1.7, bij de

beschrijving van het theoretisch kader van dit onderzoek. Deze paragraaf geeft een kort historiografisch

overzicht van relevante publicaties omtrent en studies naar kanalen op nationaal en regionaal niveau en het

onderzoek naar het Apeldoorns Kanaal.

Onderzoek naar kanalen in Nederland

Het Nederlandse kanalenstelsel is niet in één keer gegraven, maar door de eeuwen heen steeds verder

ontwikkeld. In de jaren ’60 beschrijft ir. J. van der Kley in het boek Vaarwegen in Nederland: een beschrijving

van de Nederlandse binnenvaartwegen de ontwikkeling van het stelsel in een notendop.13 De eerste kanalen

zijn aangelegd door de Romeinen en bestonden vermoedelijk uit natuurlijke wateren welke door de Romeinen

zijn aangepast ten behoeve van de scheepvaart.14 In de eeuwen volgend op de Romeinse activiteiten groeide

het aantal kanalen gestaag mee met de ontwikkeling van het Nederlandse landschap.15 Veel kanalen werden

gegraven ten behoeve van de afwatering van de Nederlandse veengebieden en het vervoeren van turf. De

opkomst van de droogmakerijen in de zestiende eeuw gaf een nieuwe input aan de aanleg van kanalen door het

graven van ringvaarten en nieuwe afwateringskanalen, welke dienst deden voor zowel de afwatering als voor

de scheepvaart.16 Ook in de Gouden Eeuw (zeventiende eeuw) zette de aanleg van ringvaarten door, aangevuld

met de aanleg van kanalen als trekvaart voor de verbindingen tussen grote steden. Onder de vleugels van koning

Willem I volgde in de periode na de Napoleontische tijd opnieuw een periode van grote kanalenbouw. Het

begin van de twintigste eeuw, vóór de Eerste Wereldoorlog, werd gekenmerkt door de aanleg van verbindingen

tussen regionale waterweggebieden. Deze algemene beschouwing van Van der Kley wordt gevolgd door de

verhalen van individuele kanalen, elk geschreven door een andere auteur, waaronder het verhaal van de

Rotterdamse Waterweg, het Noordzeekanaal, enkele vaarwegen in Zuid- en Noord-Holland, Overijssel,

Drenthe, etc.

In de jaren ’90 zijn de ontwikkelingen en verbeteringen in het Nederlandse kanalenstelsel onder leiding van

koning Willem I uitgebreid geanalyseerd door Rudolf Filarski. In 1995 promoveerde Filarski op zijn

proefschrift Kanalen van de Koning-Koopman, waarin hij de kanalenbouw, de binnenvaart en het

goederenvervoer in Nederland en België ten tijde van de regering van koning Willem I onder de loep neemt.17

Filarski stelt hierbij een vijftal thema’s centraal: het functioneren van het vervoersysteem en de

concurrentieverhoudingen binnen het goederenvervoer, de toestand van het vaarwegennet bij het aantreden van

koning Willem I als regeringshoofd, de voorbereiding en uitvoering van het vaarwegenbeleid ten tijde van de

regering van koning Willem I en het nut van dit overheidsbeleid.18 Met deze thema’s concentreert Filarski zich

op de bestuurlijk-economische aspecten en achtergronden van de kanalenbouw ten tijde van koning Willem I.

In totaal zijn onder de regering van koning Willem I dertien nieuwe kanalen aangelegd en tien kanalen

verbeterd.19 Eén van de nieuw aangelegde kanalen betrof het Apeldoorns Kanaal, waartoe koning Willem I in

1818 opdracht gaf de bestaande plannen afkomstig uit de zeventiende eeuw nader te onderzoeken.20 Het

Apeldoorns Kanaal is tenslotte in de periode 1824-1829 daadwerkelijk aangelegd. Motief voor de aanleg

vormde de ontsluiting van landbouwgronden en onontgonnen gebieden.21 De verdere geschiedenis en

ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal, evenals die van de andere kanalen van de koning-koopman, wordt

door Filarski echter buiten beschouwing gelaten.

13 Kley, J. van der, Ferguson, H.A., Neeteson, P., et al (1967). Vaarwegen in Nederland: een beschrijving van de Nederlandse binnenvaartwegen. Born, Assen. 14 Ibidem, p. 1. 15 Ibidem, p. 2. 16 Ibidem, p. 3. 17 Filarski, R. (1995). Kanalen van de Koning-Koopman. Goederenvervoer, binnenscheepvaart en kanalenbouw in Nederland en België in de eerste helft van de negentiende eeuw. Amsterdam. 18 Ibidem, p. 19. 19 Ibidem, p. 15. 20 Ibidem, p. 297. 21 Ibidem, p. 289.

Page 14: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

14

Regionale kanalenstudies

C.L. de Vos tot Nederveen Cappel beschreef in 1926 de geschiedenis van de stadskanalen in de Groningse en

Drentse veenkoloniën. In het boekje Geschiedenis van de stadskanalen en van de kanaal- en sluisgelden, welke

op die kanalen worden geheven gaat De Vos tot Nederveen Cappel in op het ontstaan en de ontwikkeling van

de stadskanalen, waarbij hij eveneens aandacht besteedt aan het economische aspect van de kanalen in de vorm

van de geheven kanaal- en sluisgelden.22 De Vos tot Nederveen Cappel beschrijft onder andere hoe de

stadskanalen, oorspronkelijk gegraven voor de turfvaart, door de ontwikkeling van de veenkoloniën

uitgroeiden tot grote verkeerswegen en welke gelden de schippers, maar ook de eigenaren van de aangrenzende

gronden, moesten betalen.23 Het boekje geeft op deze manier een kort overzicht van de geschiedenis van de

stadskanalen.

Eind jaren ’80 geeft historica dr. A. Smolders in het boek De geschiedenis van de Overijsselse kanalen.

Geschiedenis van de N.V. Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij en haar rechtsopvolger de N.V.

Maatschappij Overijsselsche Kanalen (1850-1989) een chronologisch overzicht van de geschiedenis van de

N.V. Overijsselsche Kanalisatie-Maatschappij (OKM) en haar rechtsvolger, de N.V. Maatschappij

Overijsselsche Kanalen (MOK). Op basis van haar onderzoek concludeert Smolders uiteindelijk dat beide

kanaalmaatschappijen samen een belangrijke stempel hebben gedrukt op de agrarische en economische

ontwikkeling in grote delen van Overijssel.24

Halverwege de jaren ’90 verscheen het boek Voor en tegen de wind. Kanalen, schepen, schippers en

scheepsjagers in de Veenkoloniën waarin de auteur, Hachmer, de binnenvaart en het kanalenstelsel in de

Veenkoloniën behandelt.25 Hachmer heeft het boek geschreven als ‘eerbetoon aan de vele onbekend gebleven

schippers en scheepsjagers die het binnenvaartbedrijf in de Veenkoloniën op gang brachten en hielden.’26 In

zijn verhaal besteedt Hachmer eveneens uitgebreid aandacht aan het ontstaan van en de verbeteringen aan het

kanalenstelsel in de Veenkoloniën. Hierbij beschrijft Hachmer tevens de organisatie van het bestuurlijke aspect

en de oprichting van aparte ‘kanaalwaterschappen’ in de negentiende eeuw.27

Het proefschrift van W.A. Sinnighe Damsté verscheen in 2001 en stelt één individueel kanaal centraal, of

liever, de concessie van het betreffende kanaal: het Noordzeekanaal.28 Met de kanaalconcessie als centraal

onderwerp concentreert Sinnighe Damsté zich op het juridische aspect van de kanalenbouw in de negentiende

eeuw. In zijn proefschrift onderzoekt Sinnighe Damsté de beleidsmatige afwegingen van de overheid om het

kanaalwerk voor het Noordzeekanaal in concessie te verlenen, de vele juridische aspecten van de

kanaalconcessie, de samenhang van de kanaalconcessie met andere concessies en de juridische aspecten van

de liquidatie van de concessionaris, de A.K.M. (Amsterdamsche Kanaal Maatschappij).29

In 2007 verscheen het boekje Drenthe toen & nu. Varen en vaarten.30 De reeks Drenthe toen & nu bestaat uit

achttien delen en zet het verleden en heden van Drenthe centraal. Het boekje Varen en vaarten vormt het vierde

deel uit de reeks en geeft een overzicht van de historie van twaalf Drentse waterwegen, waaronder de Drentse

kanalen, het riviertje de Hunze en de beek de Drentsche Aa.

Het boek Atlas van de Schie. 2500 jaar werken aan land en water, verscheen in 2016 en is een product van de

samenwerking tussen de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en de provincie Zuid-Holland. Het boek

beschrijft de ontwikkelingsgeschiedenis van de Schie door de eeuwen heen, waarbij de naam ‘de Schie’ niet

alleen betrekking heeft op het water de Schie, welke uit vier Schieën (Delftse Schie, Schiedamse Schie,

Rotterdamse Schie en Delfshavense Schie) bestaat, maar ook op de Poldervaart en het gebied in de driehoek

22 Vos tot Nederveen Cappel, C.L. de (1926). Geschiedenis van de stadskanalen en van de kanaal- en sluisgelden, welke op die kanalen worden geheven. Onbekend. 23 Ibidem, p. 198-200. 24 Smolders, A. (1989). De geschiedenis van de Overijsselse kanalen. Geschiedenis van de N.V. Overijsselsche Kanalisatie Maatschappij en haar rechtsopvolger de N.V. Maatschappij Overijsselsche Kanalen (1850-1989). Rijkswaterstaat, Zwolle, p. 72. 25 Hachmer, H.A. (1994). Voor en tegen de wind. Kanalen, schepen, schippers en scheepsjagers in de Veenkoloniën. Uitgeverij Meinders, Scheemda. 26 Ibidem, p. 7. 27 Ibidem, p. 80. 28 Sinnighe Damsté, W.A. (2001). Het Noordzeekanaal 1863-1883. De geschiedenis van een concessie. Ars Aequi Libri, Nijmegen. 29 Ibidem, p. 17. 30 Gerding, M., Ginkel, J. van, Hiemink, M, et al. (2007). Drenthe toen & nu. Varen en vaarten. Waanders Uitgevers, Zwolle.

Page 15: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

15

tussen Delft, Schiedam, en Rotterdam en alles wat daarbinnen ligt aan landschap en erfgoed.31 De studie geeft

een chronologisch overzicht van de rol van de Schie(ën) in de ontwikkeling van het omringende landschap en

ook de relatie van de Schie(ën) met het omringende landschap.

Onderzoek naar het Apeldoorns Kanaal

Met betrekking tot het Apeldoorns Kanaal bestaan verschillende publicaties. Deze publicaties hebben voor het

merendeel geen wetenschappelijke basis, maar bevatten evenwel veel nuttige en relevante informatie.

In 1994 onderzocht Marie-Louise de Vries, in het kader van haar stage bij de gemeente Apeldoorn, de

mogelijkheden om de kanaalgemeenten bij elkaar te brengen ten behoeve van het gezamenlijk behouden van

het kanaal en om het kanaal een nieuwe toekomst te geven.32 De Vries richt zich hiermee op het beleidsmatige

aspect op lokaal/regionaal niveau met betrekking tot het Apeldoorns Kanaal. Haar conclusie luidde dat binnen

de kanaalgemeenten en diverse instanties een positieve houding bestaat ten opzichte van het Apeldoorns

Kanaal.33 Uit het onderzoek van De Vries is af te leiden dat in de jaren ’90 men zich identificeerde met het

Apeldoorns Kanaal en dat men openstond voor nieuwe ideeën met betrekking tot het kanaal. Dit geeft moed

voor de toekomst.

In 2001 plaatste Jan Vedder in zijn publicatie Het Apeldoorns Kanaal. Monument van de

plattelandsgeschiedenis van de Oost-Veluwe (1800-1850) de betekenis van het Apeldoorns Kanaal in een

breder kader.34 Vedder is van mening dat voor het verkrijgen van een goed beeld van de historische betekenis

van het kanaal het belangrijk is niet alleen de bouwhistorische en landschappelijke waarde in beeld te brengen,

maar ook de sociale en economische context van het kanaal.35 De historische betekenis van het Apeldoorns

Kanaal voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio Oost-Veluwe vormt dan ook het centrale

onderwerp van Vedders boek. De drie centrale vragen die hij zich hierbij stelt zijn: waarom verwachtte men

een stimulans van een kanaal naar een regio met achterstanden op tal van gebieden, wie waren de

initiatiefnemers en hoe waardeerden tijdgenoten, de ‘gebruikers’, in de eerste helft van de negentiende eeuw

het kanaal?36 Vedder concludeert uiteindelijk dat met de aanleg van het Apeldoorns Kanaal het isolement van

de Oost-Veluwe werd doorbroken en de deur naar de IJssel, de Zuiderzee en daarmee het hele land werd

geopend. Het kanaal maakte de ontginning van woeste gronden mogelijk, stimuleerde de industrialisatie van

de regio en droeg bij aan een marktgerichte en productieve landbouw. 37 De Oost-Veluwe telde eindelijk mee.

Drie jaar later, in 2004, verscheen ter gelegenheid van het 175-jarige bestaan van het Apeldoorns Kanaal het

dossier Apeldoorns Kanaal 175 jaar. De rijke historie van een waterweg langs de Veluwerand door W.H.

Nijhof.38 Nijhof beschrijft de geschiedenis van het Apeldoorns Kanaal tot dan toe, waarbij hij de nadruk legt

op de betekenis van het Apeldoorns Kanaal voor de ontwikkeling van Apeldoorn en eveneens het hedendaagse

beeld (2004) van het kanaal schetst.39 Hierbij besteedt Nijhof eveneens aandacht aan de gemeentelijke

monumenten aan en over het Apeldoorns Kanaal. Het dossier vormt de eerste publicatie in de serie ‘Apeldoorn

Monumentaal’; een serie met dossiers over de cultuurhistorie en monumenten van Apeldoorn. Met dit dossier

concentreert Nijhof zich op de relatie tussen de stad Apeldoorn en het Apeldoorns Kanaal.

In 2011 stelt de publicatie Van spoorbrug naar Bockershoeve. Over bedrijvigheid langs Kanaal Zuid in

Apeldoorn de bedrijvigheid langs het zuidelijk deel van het Apeldoorns Kanaal centraal.40 In het boekje brengt

Yvonne de Vries de variatie aan bedrijven en industrieën in beeld die zich rond 1900 aan het zuidelijk deel van

het Apeldoorns Kanaal hebben gevestigd.41 De bedrijvigheid aan de west- en oostkant van het kanaal wordt

gescheiden, wat een geordend overzicht geeft van de bedrijvigheid die kwam en ging. Met dit boekje richt De

31 Abrahamse, J.E., Zee, A. van der & Kosian, M. (2016). Atlas van de Schie. 2500 jaar werken aan land en water. Uitgeverij Thoth, Bussum, p. 15. 32 Vries, M. de (1994). Het Apeldoorns Kanaal. Een waterweg met toekomst. Afdeling Culturele Zaken Gemeente Apeldoorn, Apeldoorn, p. 8. 33 Ibidem, p. 49. 34 Vedder, J. (2001). Het Apeldoorns Kanaal. Monument van de plattelandsgeschiedenis van de Oost-Veluwe (1800-1850). Uitgeverij Matrijs, Utrecht, p. 12. 35 Ibidem, p. 12-13. 36 Ibidem, p. 11. 37 Ibidem, p. 133. 38 Nijhof, W.H. (2004). Apeldoorns Kanaal 175 jaar. De rijke historie van een waterweg langs de Veluwerand. Uitgeverij De Valkenberg, Apeldoorn. 39 Ibidem, titelblad (p. 0). 40 Vries, Y. de & Westrik, M. (2011). Van spoorbrug naar Bockershoeve. Over bedrijvigheid langs Kanaal Zuid in Apeldoorn. Vereniging Oud-Apeldoorn, Apeldoorn. 41 Ibidem, p. 7.

Page 16: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

16

Vries zich op de industriële geschiedenis van het zuidelijk deel van het kanaal. De industriële geschiedenis van

het noordelijk deel volgde in 2013 in een tweede deel, getiteld Van spoorbrug naar de halve maan. Over

bedrijvigheid langs Kanaal Noord in Apeldoorn.42 Ook in dit deel wordt voor zowel de west- als oostkant van

het kanaal de bedrijvigheid in beeld gebracht.

De laatste en meest recente publicatie dateert uit 2017 en betreft het boek Geschiedenis van het Apeldoorns

Kanaal. Verleden, heden en toekomst van een koninklijke waterweg door Rick Scholten.43 Scholten behandelt

in dit boek de gehele geschiedenis van het Apeldoorns Kanaal, van de aanleg van het kanaal tot aan de sluiting

voor de scheepvaart aan het eind van de twintigste eeuw. Ook het gebruik van het kanaal door de scheepvaart

en de daarvoor benodigde aanpassingen worden uitgebreid beschreven. De ontwikkeling van het kanaal wordt

aangevuld met lokale verhalen en bijzondere gebeurtenissen. Scholten gaat eveneens in op de huidige plannen,

ontwikkelingen en ambities voor het Apeldoorns Kanaal en geeft op deze manier een kijk in het verleden,

heden en toekomst van het Apeldoorns Kanaal. Scholten legt echter duidelijk de nadruk op de ontwikkeling

van het Apeldoorns Kanaal in het verleden.

1.4 Onderzoeksopgave en probleemstelling

Het Apeldoorns Kanaal draagt de sporen van het verleden. Na de sluiting van het kanaal voor de scheepvaart

in de jaren ’60 en ’70 kreeg het vervoer over land al snel voorrang. Vrij snel na de sluiting werden de

beweegbare bruggen over het kanaal één voor één vervangen door vaste bruggen, met als gevolg dat het kanaal

ook fysiek onbevaarbaar werd.44 Lang koesterde men de wens het kanaal opnieuw bevaarbaar te maken, maar

dit zou gepaard gaan met hoge kosten voor renovatie en herstel en deze ambitie kwam in september 2017 te

vervallen. Dit maakt(e) de weg vrij voor het ontwikkelen van een andersoortige toekomst voor het Apeldoorns

Kanaal, bijvoorbeeld de mogelijke ontwikkeling tot klimaatkanaal. Het ontwikkelen van het Apeldoorns

Kanaal tot klimaatkanaal kan echter alleen vanuit een integrale visie. Belangrijke vragen hierbij zijn: Hoe is

het Apeldoorns Kanaal ingebed in zijn landschappelijke, planologische en sociaaleconomische omgeving?

Welke functies dient het kanaal in de toekomst te vervullen? Hoe laten deze functies zich combineren met een

functie als klimaatkanaal? Welke ontwerpen en inrichtingsmaatregelen zijn mogelijk voor het Apeldoorns

Kanaal indien deze als klimaatkanaal dient te worden ingericht? Hoe kunnen deze bijdragen aan het vergroten

van de (gebruiks-)waarde van het kanaal en de directe omgeving? En welke effecten heeft een dergelijke aanleg

op onder meer de hydrologie, biodiversiteit, landschappelijke kwaliteit en recreatieve waarde van het

Apeldoorns Kanaal? Kortom: hoe kan in het kader van klimaatverandering een nieuwe klimaatbestendige en

multifunctionele toekomst voor het Apeldoorns Kanaal worden ontworpen?

Het schrijven van een nieuw verhaal voor het Apeldoorns Kanaal vraagt echter om een goede kennis van het

oude verhaal. Het kanaal doorsnijdt immers diverse eeuwenoude landschappen met een hoge cultuurhistorische

waarde en vertegenwoordigt samen met alle bijbehorende sluizen, bruggen en aangrenzende bebouwing zelf

ook een aanzienlijke erfgoedwaarde. Deze hoge cultuurhistorische waarde van het Apeldoorns Kanaal wordt

erkend door vier kanaalgemeenten (de gemeenten Apeldoorn, Epe, Heerde en Hattem). De gemeenten hebben

de waarde verwerkt en veelal als (kern)kwaliteit benoemd in de gemeentelijke structuurvisies.45 Ook in de

gezamenlijke structuurvisie van de regio Stedendriehoek zijn deze kwaliteiten benoemt en streeft men naar het

behouden van deze kwaliteiten.46 De betreffende cultuurhistorische kwaliteiten komen voort uit het oude

verhaal van het Apeldoorns Kanaal, welke in verschillende publicaties wordt beschreven. De bestaande

publicaties leggen echter veelal de nadruk op de historische ontwikkeling van het kanaal, zoals de aanleg en

het gebruik van het kanaal, en besteden maar mondjesmaat aandacht aan de relatie tussen de historie van het

Apeldoorns Kanaal en de ontwikkeling van het omringende landschap en het direct naastgelegen watersysteem.

Een dergelijke aandacht is belangrijk, enerzijds omdat bij een eventuele herinrichting van het Apeldoorns

Kanaal rekening moet worden gehouden met de beleidsmatig vastgelegde, cultuurhistorische en

42 Vries, Y. de (2013). Van spoorbrug naar de halve maan. Over bedrijvigheid langs Kanaal Noord in Apeldoorn. Vereniging Oud-Apeldoorn, Apeldoorn. 43 Scholten, R. (2017). Geschiedenis van het Apeldoorns Kanaal. Verleden, heden en toekomst van een koninklijke waterweg. Uitgeverij Gelderland, Epe. 44 Ibidem, p. 134-135. 45 Gemeente Apeldoorn. Structuurvisie 2030. Buitenstand Apeldoorn biedt ruimte. Apeldoorn. | Gemeente Heerde (2012). Structuurvisie gemeente Heerde 2025. Verbinden van rust en schoonheid, bewegen en gezondheid en tegelijkertijd dynamiek, mogelijkheden en wilskracht. Gemeente Heerde, Heerde. | Gemeente Hattem (2012). Structuurvisie Hattem 2025. Gemeente Hattem, Hattem. | Gemeente Epe (2010). Veluweflank Epe structuurvisie 2010-2030. Gemeente Epe, Epe. 46 Regio Stedendriehoek (2009). Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030. Visie op het niet-bundelingsgebied. Stedendriehoek.

Page 17: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

17

landschappelijke waarden, anderzijds omdat een landschappelijke benadering kansen biedt om

gebiedsspecifieke oplossingen te ontwikkelen die aansluiten bij de aardkundige, ecologische en

cultuurhistorische karakteristieken van de desbetreffende plekken of trajecten en daarmee niet in strijd zijn. De

kennis over deze zaken is echter tot op heden beperkt, versplinterd en moeilijk toegankelijk, waardoor een

gestructureerd overzicht ontbreekt. De centrale vraag in dit onderzoek luidt daarom als volgt:

‘Welke historisch-landschappelijke ontwikkelingen hebben het Apeldoorns Kanaal en het

aangrenzende landschap en watersysteem doorgemaakt, tot welke landschappelijke en

cultuurhistorische kwaliteiten heeft dit geleid en welke mogelijkheden bieden deze

ontwikkelingen en kwaliteiten voor een mogelijke transformatie van het Apeldoorns Kanaal tot

een klimaatkanaal?’

Het doel van dit onderzoek is te onderzoeken hoe het historisch watersysteem als inspiratie kan dienen voor

het toekomstige watersysteem. Hierbij gaat het zowel om het natuurlijke watersysteem als het door de mens

ontwikkelde watersysteem. Met andere woorden: om vanuit de landschapsgeschiedenis van het kanaal

handvatten aan te reiken voor de toekomstige ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal.

Hiertoe wordt de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal en het direct

naastgelegen watersysteem in kaart gebracht.

1.5 Het Apeldoorns Kanaal: een kort historisch en geografisch overzicht

Het Apeldoorns Kanaal is gelegen in de provincie Gelderland en kent een zeer rijke historie. Het kanaal beslaat

een totale lengte van 53 kilometer en strekt zich uit over de oostelijke flank van de Veluwe. Het kanaal loopt

van de IJssel bij Dieren via Apeldoorn tot aan de IJssel bij Hattem. Onderweg passeert het kanaal verschillende

dorpen, waaronder Laag-Soeren, Eerbeek, Loenen, Beekbergen, Vaassen, Emst, Epe, Heerde en Wapenveld.

Deze paragraaf geeft een kort overzicht van de historische achtergrond en de geografische ligging van het

kanaal.

Historische achtergrond

In tegenstelling tot een paar eeuwen geleden beschikt de Veluwe als hedendaags geliefd recreatie- en

natuurgebied over een uitstekende ontsluiting. Echter, in het verleden vormde de Veluwe door een gebrek aan

wegen in het gebied een obstakel voor vervoerders en reizigers.47 De weinige wegen in het gebied waren

zandwegen, welke in de zomer uit mul zand en in de herfst en winter uit modder bestonden. Vervoer met paard

en wagen vormde zodoende een hele uitdaging en kon niet concurreren met het vervoer per schip. De Veluwe

was echter niet rijk bedeeld met bevaarbaar water, waardoor de Veluwe vele eeuwen op economisch,

landschappelijk en geografisch gebied niet meetelde.

De Grift vormde één van de eerste Veluwse waterwegen en ontsprong nabij Ugchelen, ten zuiden van

Apeldoorn. De Grift stroomde vanaf Ugchelen langs de oostelijke flank van de Veluwe naar het noorden en

mondde bij Hattem uit in de IJssel.48 De eerste vergraving van de Grift vond plaats ten behoeve van de

afwatering van de drassige landen in het Nijbroek in 1370.49 In de zestiende eeuw stelde de Grift de bewoners

van de Oost-Veluwe in staat om met eenvoudige platbodems kleine vrachten (hout, turf, steen, eek, hooi en

graan) over water te vervoeren.50 Deze eerste scheepvaart op de Grift had echter te maken met verschillende

obstakels, waaronder lage bruggen, watermolens en een te lage waterstand. Twee eeuwen van ontwikkelen van

verbeteringsplannen voor de bevaarbaarheid van de Grift volgden. De eerste plannen kregen vorm in 1619,

gevolgd door nieuwe verbeteringsplannen in 1630, 1640, 1798 en 1808.51 De verbeteringsplannen uit 1808

vormden, in tegenstelling tot de voorgaande plannen, een goed onderbouwd geheel en zijn door het ministerie

van Waterstaat nader uitgewerkt tot een projectplan.52 Dit uitgewerkte plan leidde tot de conclusie dat ‘niet de

Grift zelf bevaarbaar gemaakt zou worden, maar dat er een geheel nieuw kanaal, grotendeels parallel aan de

Grift, gegraven zou moeten worden.’53 Ondanks deze uitwerking werd het plan, net als de voorgaande

47 Scholten, R., 2017, p. 8. 48 Ibidem, p. 10. 49 Ibidem, p. 11. 50 Ibidem, p. 12. 51 Ibidem, p. 12-13. 52 Ibidem, p. 15. 53 Ibidem, p. 15.

Page 18: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

18

verbeteringsplannen, door een samenspel van politieke, economische, technische en geografische

omstandigheden nooit uitgevoerd.

Met de komst van koning Willem I als regeringshoofd in 1813 kwamen de plannen daarentegen weer tot

leven.54 De Veluwse notabelen brachten het vraagstuk van de bevaarbaarheid van de Grift met succes onder de

aandacht van de koning. De koning gaf de opdracht tot een nieuw onderzoek, waarbij alle voorgaande

verbeteringsplannen als basis zouden dienen.55 Uiteindelijk deelde iedereen de mening dat een nieuw te graven

kanaal inderdaad de beste optie was. Deze constatering werd echter gevolgd door jarenlang geruzie over de

financiering. In 1824 hakte koning Willem I de knoop door en gaf op 19 oktober officieel opdracht tot de

uitvoering van de plannen en daarmee tot de aanleg van het Griftkanaal.56 Voor de financiering van het geheel

stelde de koning een lening ter beschikking.57 Het Griftkanaal werd uiteindelijk in de periode 1825-1829

aangelegd als verbinding tussen Apeldoorn en Hattem en in april 1829 geopend voor de scheepvaart.58

De aanleg van het Griftkanaal leidde tot de ontwikkeling van de landbouw en industrie en daarmee tot een

toename van de welvaart voor de bewoners van de Oost-Veluwe. In 1845 werden daarom de eerste plannen

ontworpen om het kanaal in zuidelijke richting te verlengen, naar Dieren aan de IJssel.59 Jarenlange discussies

over het te kiezen kanaaltraject volgden. Uiteindelijk werd in 1858 gestart met de aanleg van de verlenging.60

Tijdens de aanleg bleek al snel dat de voeding van het nieuwe kanaaldeel een probleem vormde en tot extra

werkzaamheden zou leiden.61 Het probleem met de voeding van het kanaal werd (gedeeltelijk) opgelost door

het graven van sprengen die het kanaal van water zouden voorzien. Het nieuwe deel werd uiteindelijk op 1

december 1868 officieel geopend voor de scheepvaart en stond bekend onder de naam Kanaal Apeldoorn-

Dieren.62

Gedurende de jaren daarna kwam het kanaal bekend te staan onder de huidige naam: het Apeldoorns Kanaal,

waarmee het noordelijk en zuidelijk deel verenigd werden onder één naam. Na de opening van het zuidelijk

deel van het kanaal werd verder gewerkt aan de verbetering van de voeding van het kanaal.63 In de tweede helft

van de negentiende eeuw werd het kanaal aangepast aan de behoeften van de zich steeds verder ontwikkelende

scheepvaart. Dit betekende verbreding en verdieping van het kanaal.64

Na een bewogen ontstaan en bestaan werd het Apeldoorns Kanaal aan het eind van de twintigste eeuw in

gedeeltes gesloten voor de scheepvaart. De eerste sluiting vond plaats in 1962 en betrof het traject tussen de

Koudhoornse Sluis in Apeldoorn-Noord en de Berghuizer Papierfabriek.65 Het tweede deel werd gesloten in

1971 en betrof het traject tussen de Koudhoornse Sluis en de Apeldoornse Sluis.66 De derde sluiting had

betrekking op het traject tussen de Apeldoornse Sluis en de Dierense Sluis en vond plaats in 1972.67 Als laatste

werd in 1982 het traject tussen Hattem en de Berghuizer Papierfabriek gesloten, waarmee het gehele

Apeldoorns Kanaal afgesloten was voor de scheepvaart.68

Geografische ligging

Het Apeldoorns Kanaal is gelegen op de overgang tussen de Veluwe en het IJsseldal. Het landschap direct

langs het kanaal is gevormd door de natuurlijke krachten van ijs, wind en water en kent een rijke variatie aan

stuwwallen, sneeuwsmeltwaterafzettingen, dekzandruggen en beekdalen (bijlage 1). De uit de historie

afgeleide tweedeling van het Apeldoorns Kanaal in een noordelijk (Griftkanaal) en zuidelijk deel (Kanaal

Apeldoorn-Dieren) is eveneens van toepassing op de fysisch-geografische ligging van het kanaal. Ten

zuidoosten/oosten van de huidige stad Apeldoorn ligt een complex van grotere dekzandruggen, welke een

natuurlijke scheiding vormen tussen het lager gelegen noordelijk en het hoger gelegen zuidelijk deel van het

Apeldoorns Kanaal. Deze scheiding uit zich vooral in de waterhuishoudkundige situatie, waarbij de

54 Ibidem, p. 16. 55 Ibidem, p. 17. 56 Ibidem, p. 21. 57 Ibidem, p. 19. 58 Ibidem, p. 22; p. 37. 59 Ibidem, p. 46. 60 Ibidem, p. 54. 61 Ibidem, p. 59-61. 62 Ibidem, p. 61. 63 Ibidem, p. 62-63. 64 Ibidem, p. 66. 65 Ibidem, p. 135. 66 Ibidem, p. 138. 67 Ibidem, p. 148. 68 Ibidem, p. 150.

Page 19: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

19

(natuurlijke) afwatering langs het zuidelijk deel van het Apeldoorns Kanaal plaatsvindt in west-oostelijke

richting en de afwatering langs het noordelijk deel in zuid-noordelijke richting. Daarnaast heeft nabij Heerde

en Hattem de IJssel haar stempel gezet op het landschap, terwijl dit langs het zuidelijk deel niet het geval is.

De afwisseling van stuwwallen, beekdalen en dekzandruggen maakte het landschap langs het Apeldoorns

Kanaal tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de mens. Men ging in de beekdalen wonen, op de overgang

van hoog naar laag. De hoge gronden werden benut als heidevelden, de lage gronden als groenlanden. Het dorp

was gelegen op de overgang van hoog naar laag, met aangrenzend de akkers, ook wel essen genoemd. Het

historisch-geografische landschap langs het kanaal bestaat voor het overgrote deel uit dit zogenoemde

esdorpenlandschap. Echter, ook in de historisch-geografische situatie van het kanaal is de tweedeling in noord

en zuid te herkennen, al is deze niet zo duidelijk als bij de fysische geografie. Het esdorpenlandschap komt

langs het gehele Apeldoorns Kanaal voor, maar langs het noordelijk deel van het kanaal komen ook agrarische

veenontginningen voor, welke te herkennen zijn aan onder andere de strokenverkaveling.

Het Apeldoorns Kanaal kent zodoende veel variatie, waarbij de tweedeling in noord en zuid van toepassing is

op de historische, geografische en waterhuishoudkundige situatie.

1.6 Afbakening van het onderzoek

Het Apeldoorns Kanaal vindt haar oorsprong in de negentiende

eeuw, maar is gelegen in een veel ouder en gevarieerd landschap.

Het kanaal beslaat daarnaast een lengte van maar liefst 53

kilometer en kent een rijke historie met vele facetten. Dit alles

brengt het gevaar met zich mee om te verdrinken in de

hoeveelheid aan (onderzoeks)mogelijkheden. Om dit te

voorkomen is het onderzoek zo scherp mogelijk afgebakend in

ruimte, tijd en thematiek.

Ruimtelijke afbakening: twee detailstudies

Het Apeldoorns Kanaal kent een grote landschappelijke en

historische variatie (zie paragraaf 1.5). Dit maakt het, in

combinatie met de lengte van het kanaal, niet mogelijk om

binnen de voor dit onderzoek beschikbare tijd een gedetailleerd

beeld van het gehele Apeldoorns Kanaal te verkrijgen.

Onderhavig onderzoekt vindt daarom plaats aan de hand van

twee detailstudies, waarbij één detailstudie een studiegebied in

het zuidelijk deel van het Apeldoorns Kanaal centraal stelt

(Eerbeek-Loenen) en één detailstudie een studiegebied in het

noordelijk deel (Epe-Oene). Binnen de studiegebieden staat het

Apeldoorns Kanaal centraal (figuur 1.2), waarbij het centraal

staande kanaaltraject is beperkt tot een lengte van vijf tot zes

kilometer. Voor het betrekken van de directe omgeving is aan

beide kanten van het kanaaltraject een buffer uitgezet van twee

kilometer. Een grotere buffer brengt het risico met zich mee dat

de aandacht van het kanaal wordt afgeleid, terwijl deze juist

centraal staat in dit onderzoek. Een kleinere buffer beperkt

echter het onderzoek naar de relatie tussen het Apeldoorns

Kanaal en haar omgeving. Met de uitgezette buffer van twee

kilometer wordt hiertussen een evenwicht gevonden. Bovendien

bevat de uitgezette buffer een grote variatie op het gebied van

landschap, water en cultuurhistorie en geeft zo genoeg

mogelijkheden voor onderzoek. De beschreven ruimtelijke

afbakening van de studiegebieden is vastgesteld op basis van

intern overleg binnen Waterschap Vallei en Veluwe en met de

scriptiebegeleider van de Rijksuniversiteit Groningen, na

bestudering van de geomorfologische kaart, bodemkaart en

negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse historische

kaarten.

Apeldoorn

Dieren

Eerbeek

Loenen

Beekbergen

Vaassen

Epe

Heerde

Hattem

Figuur 1.2: De locatie van de studiegebieden ten opzichte van het gehele Apeldoorns Kanaal. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Page 20: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

20

Chronologische afbakening: vier fases

De chronologische afbakening van het onderzoek betreft een lange periode en kan opgedeeld worden in vier

fases. De focus van het onderzoek zal liggen op fase twee en drie (figuur 1.3). De eerste fase omvat de

ontwikkeling van één van de oudste landschappen van Nederland, het stuwwallandschap van de Veluwe, tot

aan de Late Middeleeuwen. Dit landschap vindt haar oorsprong in de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ongeveer

280.000 en 130.000 jaar geleden) en vormt de landschappelijke basis van het Apeldoorns Kanaal. De tweede

fase betreft de eeuwen voorafgaand aan het Apeldoorns Kanaal tot aan de aanleg van het kanaal. Het

Apeldoorns Kanaal is aangelegd in de negentiende eeuw, maar het verhaal van het kanaal begint eigenlijk al

in de veertiende eeuw met de vergraving van de Grift rond 1370.69 De derde fase start bij de aanleg van het

Apeldoorns Kanaal aan het begin van de negentiende eeuw tot aan de huidige situatie. De vierde fase omvat

het vooruitkijken naar de toekomst van het Apeldoorns Kanaal als klimaatkanaal.

Figuur 1.3: De chronologische afbakening weergegeven op een tijdbalk. Bij bovenstaande tijdbalk is het belangrijk bewust te zijn van het feit dat de geformuleerde fases met elkaar in verbinding staan en de ontwikkeling van het landschap zich niet beperkt tot deze fases, maar dat tijdens het onderzoek deze tijdperiode centraal staat. De fases zijn daarom van elkaar gescheiden door stippellijnen, evenals het ‘begin’ en het ‘einde’ van de tijdbalk.

Thematische afbakening: landschap en watersysteem

De in dit onderzoek centraal staande thematiek betreft de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het

Apeldoorns Kanaal, met als speerpunten de relatie tussen het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende

landschap en de relatie tussen het kanaal en de ontwikkeling van het direct naastgelegen watersysteem. Zowel

de historische als de huidige relaties worden in het onderzoek onderzocht. Het zuid-noord georiënteerde

Apeldoorns Kanaal is in de negentiende eeuw dwars op het bestaande natuurlijke, west-oost georiënteerde,

watersysteem aangelegd en heeft, ofschoon het kanaal zelf een duidelijk afgebakend, fysiek object is, tevens

invloed gehad op het aangrenzende (historische) landschap. Het onderzoek omvat zodoende niet enkel het

Apeldoorns Kanaal, maar ook het aangrenzende landschap en het direct naastgelegen watersysteem. Voor het

verkrijgen van inzicht in de landschappelijke situatie van het kanaal komen in het onderzoek tevens de fysische

en historische geografie van het Apeldoorns Kanaal aan bod. De huidige relaties worden onder andere in beeld

gebracht door te onderzoeken welke historische aspecten nog zichtbaar zijn in het huidige landschap. Door de

informatie uit deze verschillende thema’s aan elkaar te koppelen ontstaat een overzicht van de historisch-

landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal en haar omgeving.

1.7 Theoretisch kader

Uit het stand van onderzoek (zie paragraaf 1.3) blijken kanalen het onderwerp te zijn van een gevarieerd geheel

aan (al dan niet wetenschappelijke) publicaties en studies. In deze publicaties en studies wordt echter niet of

nauwelijks duidelijk wat nu onder een kanaal wordt verstaan. Deze paragraaf vangt daarom aan met de vraag

wat nu eigenlijk een kanaal is. Vervolgens worden de drie, in dit onderzoek centraal gestelde, theoretische

concepten kort toegelicht. Het eerste concept betreft het in de afgelopen jaren, door Van Eijk ontwikkelde

concept van klimaatkanalen, het tweede concept de Ecologische-Condities Strategie van Tjallingii en tot slot

het uit de vakwereld van de cultuurhistorie stammende concept van de landschapsbiografie. De drie concepten

69 Ibidem, p. 10.

Page 21: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

21

moedigen, elk vanuit hun eigen oorsprong, een integrale en interdisciplinaire werkwijze aan waarin

verschillende aspecten en disciplines bij elkaar worden gebracht, waarmee een basis wordt gelegd voor het

ontwikkelen van nieuwe plannen. De in dit onderzoek gehanteerde werkwijze komt voort uit en is gebaseerd

op deze drie concepten, welke in deze paragraaf elk kort worden toegelicht. Alvorens de concepten toegelicht

worden, wordt eerst ingegaan op de vraag wat nu eigenlijk een kanaal is.

Wat is nu een kanaal?

In het boek Vaarwegen in Nederland: een beschrijving van de Nederlandse binnenvaartwegen gebruikt de

auteur (Van der Kley) de termen kanaal, vaart en vaarweg door en naast elkaar. Dit leidt tot verwarring en

onduidelijkheid, al gebruikt Van der Kley de term kanaal doorgaans voor watergangen met een functie voor

de scheepvaart. Van der Kley beschrijft echter ook watergangen die enkel voor de ontwatering en ontginning

van veengronden zijn gegraven en benoemt deze als afwateringskanalen. Daarnaast maakt Van der Kley geen

onderscheid in natuurlijke watergangen die door de mens zijn aangepast en kunstmatig gegraven watergangen.

In het online etymologisch woordenboek staat de term kanaal algemeen beschreven als ‘buis; gegraven

waterweg’.70 Volgens het woordenboek is de term ‘rechtstreeks ontleend aan het Latijn[se] en/of Frans[e]

canal’, wat ‘geleide waterloop’ betekent en al voor 1150 werd gebruikt. Vermeldingen van de term met de

betekenis ‘kunstmatige waterweg (gracht, vaart, sloot e.d.)’ en ‘zeestraat’ stammen uit de zestiende eeuw. Het

woordenboek beschrijft de algemene betekenis in het moderne Nederlands als ‘kunstmatige aangelegde

waterweg’.

Met deze hedendaagse betekenis is sociaal geograaf Roger Raat zijn zoektocht begonnen naar de definitie van

de term kanaal. Raat neemt echter niet het etymologisch woordenboek, maar het bekende Van Dale-

woordenboek als startpunt en gaat vervolgens stap voor stap op zoek naar het antwoord op de vraag wat nu

precies onder een kanaal wordt verstaan.71 Allereerst heeft Raat de betekenis van de term kanaal opgezocht in

de Van Dale. De Van Dale geeft twee betekenissen, waarbij onderscheidt wordt gemaakt tussen natuurlijke

verbindingen en kunstmatige waterwegen. Raat concentreert zich in zijn zoektocht op de kunstmatige

waterwegen. Dit is in lijn met de in het etymologische woordenboek beschreven betekenis van ‘kunstmatige

aangelegde waterweg’. Vervolgens zoekt Raat de betekenis op van de term waterweg, waarna hij de

verschillende soorten kunstmatige waterwegen (wetering, sloot, gracht, grift, vaart en diep) naast elkaar zet om

te onderzoeken wat een kanaal onderscheidt van andere kunstmatige waterwegen. Raat komt uiteindelijk op de

volgende definitie:

‘Een kanaal is een kunstmatige, gegraven waterweg met of zonder technische kunstwerken ten

behoeve van transport, met als doel het op bovenlokaal niveau verbinden van plaatsen of

gebieden.’72

Het kunstmatige karakter, de geschiktheid voor de scheepvaart en het verbinden van plaatsen en/of gebieden

over grote afstanden zijn dus belangrijke kenmerken van een kanaal. Op basis van bovenstaande kan beaamd

worden dat het geven van een definitie voor de term kanaal ingewikkeld is, maar dat de definitie van Raat veel

onduidelijkheid wegneemt. Het Apeldoorns Kanaal heeft de term kanaal al in haar topografische naam zitten

en voldoet aan de belangrijke kenmerken van een kanaal.

Het concept klimaatkanaal

In 2015 beschrijft Paul van Eijk in de publicatie De (a)quadruple helix. Over de duurzame ontwikkeling van

watersystemen het belang van onderzoek naar toepassingen van watertechnologie die leiden tot ‘transities van

watersystemen in de maatschappij’.73 Van Eijk doet dit vanuit zijn positie als lector van het lectoraat

Sustainable Water Systems (SWS). Het lectoraat SWS is op 1 september 2014 opgericht door University of

Applied Science Van Hall Larenstein (VHL) en ‘laat (bestaande) waterkennis circuleren door het uitvoeren

van wetenschappelijk praktijkonderzoek naar innovatieve processen, concepten en praktische voorbeelden op

verschillende schaalniveaus.’74 Eén van deze innovatieve concepten is het concept klimaatkanaal, welke jong

70 Etymologiebank.nl (2010). Kanaal (buis; gegraven waterweg). [Online], geraadpleegd op 25-05-2018. Beschikbaar via: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kanaal. 71 Kanalen in Nederland (2013). Wat is een kanaal? [Online], geraadpleegd op 25-05-2018. Beschikbaar via: http://kanaleninnederland.nl/algemeen/wat-is-een-kanaal/. 72 Ibidem. 73 Eijk, P.J. van (2015). De (a)quadruple helix. Over de duurzame ontwikkeling van watersystemen. Hogeschool VHL, Velp/Leeuwarden, p. 6. 74 Ibidem, p. 8.

Page 22: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

22

en pril is en waar nog weinig wetenschappelijk onderzoek naar is verricht. Alvorens de mogelijkheden tot de

transformatie naar klimaatkanaal onderzocht wordt, neemt Van Eijk bij de vraag wat een kanaal is, de definitie

van Roger Raat als uitgangspunt.

Het bestaande onderzoek is voornamelijk uitgevoerd door studenten in de vorm van afstudeerscripties.75 De

eerste onderzoeken in het kader van het concept richtten zich op de vraag of en welke mogelijkheden er zijn

om het Oranjekanaal in Drenthe en het Almelo-Nordhorn Kanaal in Twente te transformeren tot

klimaatkanalen.76 Het tweede onderzoek stelt de kanalen in de provincie Friesland centraal en maakt aan de

hand van een geschiktheidsanalyse een selectie van de meest geschikte (delen van) kanalen in Friesland voor

transformatie tot klimaatkanaal. Onderhavig onderzoek vormt het derde onderzoek in het kader van het concept

klimaatkanaal en richt zich op het Apeldoorns Kanaal.

De meest recente publicatie omtrent het concept klimaatkanaal betreft een artikel uit 2017, genaamd Climate

Canals by using Event Storage guiding models.77 In dit artikel beschrijven Van Eijk en Fliervoet hoe kanalen

aangepast kunnen worden ten behoeve van klimaatadaptatie en een bijdrage kunnen leveren aan de transitie

naar slimme watersystemen en ruimtelijke adaptatie. Van Eijk en Fliervoet beschrijven tevens hoe bepaald kan

worden of een kanaal geschikt is om te kunnen bijdragen aan oplossingen voor klimaatproblematiek. Ze sluiten

af met een nadere beschrijving van een klimaatkanaal. Hiervoor doen ze een toevoeging aan de definitie van

Roger Raat: ‘In addition to the definition of canals based on Roger Raat, (climate) canals do not only connect

different places and areas, but they also create smart water systems by connecting space and time issues.’

Ecologische-Condities Strategie

Voorliggend onderzoek vindt plaats onder de vleugels van het Vallei en Veluwe XploreLab (VVXL). Het

VVXL is op 5 februari 2018 van start gegaan en vormt een innovatieve kenniswerkplaats binnen het

Waterschap Vallei en Veluwe. Het VVXL heeft als doel om (toekomstige) kennisgaten van het waterschap in

te vullen door het bijeenbrengen van kennisvragers en kennisdragers, zowel intern als extern. Onderhavig

onderzoek naar de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal maakt deel uit van een

groter en integraal onderzoek, welke de eerste concrete opdracht van het VVXL vormt. Binnen dit

overkoepelende onderzoek wordt gewerkt volgens de Ecologische-Condities Strategie, welke is ontwikkeld

door Sybrand Tjallingii.

De Ecologische-Condities Strategie is in de jaren ’90 door Sybrand Tjallingii ontwikkeld voor diegenen die

betrokken zijn ‘bij het maken van plannen die richting geven aan de dagelijkse beslissingen op het gebied van

ruimtelijke ordening, milieu, stedenbouw, landinrichting en bij het beheer van groengebieden en water- en

verkeersystemen.’78 De basis van de Ecologische-Condities Strategie wordt gevormd door de ecologische-

strategieën benadering, welke zich niet richt op het verdedigen van de planten- en dierenwereld, maar op het

ecologisch meer verantwoord maken van landinrichting en stedenbouw en van alle activiteiten die het milieu

gebruiken.79 Deze benadering is door Tjallingii in zijn proefschrift nader uitgewerkt tot de Ecologische-

Condities Strategie.

In zijn uitwerking verbreedt Tjallingii zijn interpretatie van het begrip ecologie, waarin het begrip niet alleen

betrekking heeft op planten en dieren, maar ook vooral op mensen.80 Daarnaast voegt Tjallingii het begrip

condities toe, welke hij definieert als fysieke en organisatorische structuren, bijvoorbeeld wegen en wetten, die

75 De eerste onderzoeken naar het concept klimaatkanaal werden in juni 2016 afgerond in de vorm van een zevental HBO-afstudeeronderzoeken (zesmaal Tuin- en Landschapsinrichting (T&L), éénmaal Land- en Watermanagement (LWM)). De T&L-studenten hebben zich zowel op het Oranjekanaal als op het Almelo-Nordhornkanaal gericht, de LWM-student enkel op het Oranjekanaal. Bij het onderzoek naar de mogelijkheden om beide kanalen te transformeren naar klimaatkanalen hebben de studenten niet alleen aandacht gehad voor de kanalen zelf, maar ook voor de directe omgeving van de kanalen. 76 Bicker, A. (2016). Kanaal Almelo-Nordhorn. De waterdrager van Twente. Hogeschool VHL, Velp. | Hameetman, I. (2016). Blue control. Het watersysteem als drager van het landschap. Hogeschool VHL, Velp. | Heek, M. van (2016). Bergen is beter. Waterberging aan het Oranjekanaal. Hogeschool VHL, Velp. | Kersten, K. (2016). Plan: ‘Lutra. Samenwerken aan één kanaal. Hogeschool VHL, Velp. | Lijdsman, L. (2016). Het klimaatkanaal. De bindende schakel in het landschap. Hogeschool VHL, Velp. | Luring, R. (2016). ‘’Vernieuwing is hier heel gewoon’’. Een landschapsontwerp voor het Oranjekanaal in Emmen. Hogeschool VHL, Velp. | Wiel, R. aan de (2016). Afstudeeronderzoek Land- en Watermanagement. Gidsmodellen Oranjekanaal. Hogeschool VHL, Velp. 77 Eijk, P.J. van & Fliervoet, J.M. (2017). Climate Canals by using Event Storage guiding models. 78 Tjallingii, S.P. (1996). Ecological conditions. Strategies and structures in environmental planning. Technische Universiteit (TU) Delft, Delft, p. 269. 79 Ibidem, p. 271. 80 Ibidem, p. 269.

Page 23: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

23

de dragers vormen voor individueel gedrag en milieugebruikende activiteiten.81 Met het toevoegen van dit

begrip ontstaat volgens Tjallingii ruimte voor indirect werkende en voorwaarden scheppende relaties.82 Beide

begrippen voegt Tjallingii samen tot het begrip ecologische condities, welke hij beschrijft als ‘de ecologische

voorwaarden die de basis vormen voor ons leven en overleven.’83 Tjallingii brengt zijn conclusies vervolgens

samen in een strategiekader en beschrijft het programma van de Ecologische-Condities Strategie met behulp

van een metafoor.

‘Voor het programma van de Ecologische-Condities Strategie wordt de metafoor gebruikt van

de boom: ecologische voorwaarden zijn te zien als de stam die een uitwaaierende

verscheidenheid aan takken draagt, symbool voor de diversiteit van leefstijlen en beelden. Op de

overgang van stam naar takken bevinden zich dikkere hoofdtakken die de milieugebruikende

activiteiten, zoals landbouw, woningbouw en industriële produktie symboliseren.’84

Met de Ecologische-Condities Strategie reikt Tjallingii handvatten aan voor het kiezen van een koers en het

zetten van de eerste stappen bij de ontwikkeling van richtinggevende plannen voor de omgang met het fysieke

milieu.85

Toegepast op het onderzoek naar het Apeldoorns

Kanaal vormt het Apeldoorns Kanaal het object van

planning (figuur 1.4), welke voor het bepalen van

een nieuwe koers vanuit drie verschillende

perspectieven wordt onderzocht. De drie

perspectieven betreffen het ruimtelijk, technisch en

sociaal perspectief, welke in het overkoepelende

onderzoek van het VVXL zijn onderverdeeld in

‘deelonderzoeken’. Onderhavig onderzoek

concentreert zich op het ruimtelijke perspectief,

waarbinnen nader is afgebakend op het fysisch-

geografisch en cultuurhistorisch perspectief van het

Apeldoorns Kanaal en het direct naastgelegen

watersysteem. De andere perspectieven worden niet

meegenomen in dit onderzoek en worden

onderzocht door mede-onderzoekers binnen het

VVXL. Voor het creëren van een integrale visie

dienen de resultaten van de verschillende

deelonderzoeken vervolgens samengebracht te worden.

Landschapsbiografie

Onderhavig onderzoek naar de historisch-landschappelijke ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal en het

direct naastgelegen watersysteem is geïnspireerd op de landschapsbiografie zoals beschreven door de heren

Spek en Meijles in de brochure Het maken van een landschapsbiografie. Over het gebruik van historische

kennis voor het toekomstige landschap.86 Het landschap is een dynamisch geheel van vormende processen en

factoren, welke ten grondslag liggen aan de landschapsontwikkeling en door verschillende disciplines worden

bestudeerd. Een landschapsbiografie brengt deze disciplines samen in één landschapsstudie en vormt een

middel om de landschapsvormende processen in kaart te brengen en te begrijpen.87 Hierbij wordt uitgegaan

van ruimtelijke en temporele processen en niet van patronen. Het bijeenbrengen van verschillende disciplines

maakt dat een landschapsbiografie interdisciplinair van aard is. Een landschapsbiografie vertelt zodoende het

verhaal van een landschap en geeft antwoord op vragen als welke veranderingen plaatsgevonden hebben en

welke invloed de mens op het landschap heeft gehad.

81 Ibidem, p. 269. 82 Ibidem, p. 273. 83 Ibidem, p. 269. 84 Ibidem, p. 272. 85 Ibidem, p. 278. 86 Spek, T. & Meijles, E. (Brochure). Het maken van een landschapsbiografie. Over het gebruik van historische kennis voor het toekomstige landschap. 87 Ibidem.

Figuur 1.4: De Ecologische-Condities Strategie toegepast op het Apeldoorns Kanaal. Het Apeldoorns Kanaal staat centraal en wordt voor het bepalen van een nieuwe onderzocht vanuit drie perspectieven: ruimte, technisch en sociaal.

Page 24: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

24

Voorliggend onderzoek stelt echter niet één bepaald landschap centraal, maar (een deel van) een watersysteem.

Geïnspireerd op de landschapsbiografie wordt in voorliggend onderzoek derhalve een biografie samengesteld

waarin de ontwikkelingen van het watersysteem op een rij worden gezet en de daaraan gerelateerde disciplines

in één studie worden samengebracht. Deze biografie vertelt het verhaal van het Apeldoorns Kanaal en het direct

naastgelegen watersysteem en kan zodoende een ‘kanaalbiografie’ worden genoemd.

1.8 Onderzoeksopzet, onderzoeksthema’s en onderzoeksvragen

Onderhavig onderzoek naar het Apeldoorns Kanaal vindt plaats aan de hand van twee detailstudies. Beide

detailstudies kennen dezelfde opzet en vraagstelling en worden op dezelfde wijze uitgevoerd. De opzet en

vraagstelling van de detailstudies kunnen onderverdeeld worden in drie onderzoeksthema’s. De thema’s

vormen samen een driestappenplan dat het onderzoek naar de beide studiegebieden van het verleden via het

heden naar de toekomst brengt. De onderzoeksthema’s kennen elk hun eigen hoofd- en deelvragen en worden

hieronder nader toegelicht.

Thema A – Het Apeldoorns Kanaal in haar historisch-landschappelijke context

Om te begrijpen in welke landschappelijke omgeving het Apeldoorns Kanaal in de studiegebieden is

gesitueerd, is het van belang om het kanaal in een bredere context te plaatsen. Derhalve wordt in het eerste

thema een analyse gemaakt van de fysische geografie, het historisch cultuurlandschap en de

waterhuishoudkundige voorgeschiedenis van het kanaal en de directe omgeving. Hiermee wordt inzicht

verkregen in de landschappelijke variatie aan weerszijden van het kanaal en in de wijze waarop de

waterhuishouding in het verleden functioneerde. Beide aspecten kunnen belangrijke bouwstenen aanleveren

voor de toekomstige visievorming van het Apeldoorns Kanaal, voornamelijk ten aanzien van gebiedsspecifieke

ontwikkelingskansen en randvoorwaarden. De bijbehorende hoofd- en deelvragen zijn:

Welke landschappelijke en waterhuishoudkundige basis kennen de studiegebieden Eerbeek-Loenen en Epe-

Oene?

a) Welke fysisch-geografische landschappen kennen de studiegebieden en wat zijn in hoofdlijnen hun

ontstaanswijze en kenmerken?

b) Welke historische cultuurlandschappen komen voor in de studiegebieden en wat zijn in hoofdlijnen

hun ontstaanswijze en kenmerken?

c) Hoe heeft het watersysteem in de studiegebieden zich ontwikkeld tot aan de aanleg van het

Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw?

Thema B – De landschappelijke en waterhuishoudkundige relaties tussen het Apeldoorns Kanaal en

haar omgeving tijdens de aanleg en in de huidige situatie

Om inzicht te verkrijgen in de huidige ruimtelijke relaties tussen het Apeldoorns Kanaal en haar omgeving

wordt in het tweede thema allereerst teruggekeken naar de wijze waarop het Apeldoorns Kanaal in de

negentiende eeuw is aangelegd, waarna onderzocht wordt of deze relaties in de huidige situatie nog bestaan

en/of zijn veranderd. De bijbehorende hoofd- en deelvragen zijn:

Hoe heeft het Apeldoorns Kanaal het aangrenzende landschap en het direct naastgelegen watersysteem

beïnvloedt?

a) In welke landschappelijke context is het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw aangelegd en wat

is de huidige relatie tussen het kanaal en het aangrenzende landschap?

b) Hoe is in de negentiende eeuw het bestaande watersysteem aangepast voor de realisatie van het

Apeldoorns Kanaal en wat is de huidige relatie tussen het Apeldoorns Kanaal en het naastgelegen

watersysteem?

c) Welke elementen van de landschappelijke en waterhuishoudkundige relaties tussen het Apeldoorns

Kanaal en haar omgeving zijn nog zichtbaar in het huidige landschap?

Thema C – Mogelijkheden ontwikkeling van Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal

Het derde thema stelt de toekomst van het Apeldoorns Kanaal als klimaatkanaal centraal. Op basis van de

verzamelde historisch-landschappelijke informatie wordt vooruitgekeken naar de toekomst van het Apeldoorns

Kanaal, waarbij eerst wordt onderzocht wat de huidige situatie is met betrekking tot waterhuishoudkundige

knelpunten en klimaatopgaven. Vervolgens worden de mogelijkheden verkend om vanuit de

Page 25: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

25

landschapsgeschiedenis van het kanaal bij te dragen aan het oplossen van deze opgaven en daarmee aan de

transformatie van het kanaal tot klimaatkanaal. De bijbehorende hoofd- en deelvragen zijn:

Hoe kan het historische watersysteem als inspiratie dienen voor de toekomst van het Apeldoorns Kanaal als

klimaatkanaal?

a) Wat zijn de waterhuishoudkundige knelpunten?

b) Welke klimaatopgaven spelen in de studiegebieden?

c) Is het mogelijk om vanuit de landschapsgeschiedenis van het Apeldoorns Kanaal bij te dragen aan

het oplossen van deze knelpunten en daarmee aan de ontwikkeling van het kanaal tot klimaatkanaal?

1.9 Bronnen en onderzoeksmethoden

Voor het beantwoorden van de in dit onderzoek centraal staande vraag is tijdens het onderzoek gebruik gemaakt

van verschillende bronnen en onderzoeksmethoden, welke in deze paragraaf kort worden toegelicht. Een

uitgebreid overzicht van alle geraadpleegde bronnen wordt gegeven in de Lijst van geraadpleegde bronnen

achter in deze scriptie.

Cartografisch onderzoek in ArcGIS

De basis van het onderzoek bestaat uit een uitgebreid cartografisch onderzoek, waarbij het geraadpleegde

kaartmateriaal is verzameld in een ArcGIS-database (GIS = Geografisch Informatie Systeem). Het

kaartmateriaal is met behulp van het programma ArcGIS uitgebreid geanalyseerd en, indien nodig en relevant,

verwerkt tot nieuwe kaarten. De geraadpleegde kaarten bestaan uit historische kaarten, oude kaarten en fysisch-

geografische kaarten. Daarnaast zijn een aantal verschillende atlassen online geraadpleegd.

Literatuuronderzoek

De informatie uit het cartografisch onderzoek is aangevuld met verkregen informatie uit literatuuronderzoek.

Het geraadpleegde materiaal bestaat uit literatuur, wetenschappelijke publicaties, beleidsdocumenten,

tijdschriftartikelen en relevante website-artikelen.

Werkoverleg medewerkers Waterschap Vallei en Veluwe

De medewerkers van het huidige Waterschap Vallei en Veluwe vormden een grote bron van (lokale) kennis.

Deze kennis is verzameld aan de hand van specifieke werkoverleggen met de verschillende medewerkers.

Ontwerpatelier Apeldoorns (Klimaat?)Kanaal

Met behulp van een ontwerpatelier is input verzameld voor het uitdenken van mogelijke maatregelen omtrent

de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal. Het ontwerpatelier diende als grote

brainstormsessie binnen Waterschap Vallei en Veluwe, met enkele externe gasten. De interdisciplinariteit van

het werkveld van het waterschap is gewaarborgd door het uitnodigen van medewerkers met verschillende

specialiteiten binnen het waterschap, zoals hydrologie, watersysteembeheer, uitvoering en

programmamanagement. De resultaten van het ontwerpatelier zijn door ondergetekende nader uitgewerkt en

aangevuld.

Veldonderzoek

Als laatste hebben tijdens het onderzoek meerdere veldbezoeken plaatsgevonden. Tijdens deze veldbezoeken

zijn aanvullende waarnemingen gedaan en, indien relevant, gefotografeerd. De waarnemingen zijn in het

rapport gebruikt als ondersteuning van de informatie voortkomend uit het cartografisch onderzoek,

literatuurstudie, werkoverleggen en het ontwerpatelier.

Page 26: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

26

De bocht in het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van de Hallse Brug. Het kanaal is hier om de

dauitspoelingswaaier heen gegraven. Gefotografeerd in noordelijke richting. | Foto: Mark aan de

Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 27: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

27

2. Kanaaltraject Eerbeek-Loenen: context,

aanleg, huidig functioneren en toekomst

2.1 Inleiding

Het kanaaltraject Eerbeek-Loenen is ongeveer vijf kilometer lang en maakt deel uit van het zuidelijke deel van

het Apeldoorns Kanaal. Het traject begint bij het dorp Eerbeek en passeert onderweg het dorp Loenen. Een

eerste, globale blik op de moderne topografische kaart van het studiegebied laat een grote variatie in lijnen en

structuren zien (figuur 2.1). Opvallend zijn de ligging van de dorpen en de haaks op het kanaal staande lijnen

van wegen en waterlopen. De dorpen zijn niet direct aan het kanaal gelegen, wat wijst op een oudere oorsprong.

Figuur 2.1: Topografische kaart van het studiegebied Eerbeek-Loenen, met in het middel het kanaaltraject Eerbeek-Loenen. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

2.2 De historisch-landschappelijke context van het kanaaltraject

De verklaring voor de ligging van de dorpen en de haaks op het kanaal staande wegen en waterlopen komt

voort uit de landschappelijke ontstaansgeschiedenis van het gebied. Hierbij vormen de laatste twee ijstijden uit

het Pleistoceen de belangrijkste geologische perioden. IJstijden, ook wel glacialen genoemd, zijn de relatief

koude perioden in de geologische ontwikkeling die gekenmerkt worden door het uitbreiden van landijs.88 De

terreinvormen en afzettingen uit de beide laatste ijstijden zijn karakteristiek voor het landschap van de Veluwe

en de IJsselvallei en daarmee ook voor het landschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen. Na afloop van

de ijstijden ontstond op de gradiënt tussen beide landschappen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de

mens, welke het landschap stap voor stap verder vormde tot het landschap van vandaag.

88 Jongmans, A.G., Berg van den, M.W., Sonneveld, M.P.W., et al (2013). Landschappen van Nederland. Geologie, bodem en landgebruik. Wageningen Academic Publishers, Wageningen, p. 208.

Page 28: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

28

2.2.1 De fysisch-geografische opbouw

De ‘basis’ van het landschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen is gelegd in de voorlaatste ijstijd, welke

internationaal ook wel bekend staat als het ‘Saalien-complex’ en bestaat uit een relatief lange periode met een

afwisseling van meerdere warmere en koudere fases.89 In Nederland wordt de naam ‘Saalien’ hoofdzakelijk

gebruikt voor de aanduiding van de koude periode waarin het landijs zich tot in Nederland uitbreidde en welke

duurde van ongeveer 200.000 tot 130.000 jaar geleden.90 De tweede belangrijke ijstijd, tevens de laatste ijstijd

in de geologische ontwikkeling, betreft het Weichselien en duurde van ongeveer 115.000 tot 11.700 jaar

geleden.91 Tijdens het Weichselien vormde niet het landijs, maar de wind een belangrijke landschapsvormende

factor.

Geologie en geomorfologie

Het landijs dat zich tijdens het Saalien uitbreidde over Nederland vormde de rand van een grote ijskap

afkomstig uit Scandinavië en reikte op het punt van maximale uitbreiding tot aan de HUN-lijn (Haarlem-

Utrecht-Nijmegen).92 De uitbreiding van het landijs en de daaropvolgende ijsbedekking leidden in Midden- en

Noord-Nederland tot de vorming van stuwwallen en glaciale bekkens.93 De uitbreiding van het landijs vond

plaats in verschillende fases, waarbij het ijs in Midden-Nederland de toentertijd aan het oppervlak gelegen,

grote rivierafzettingen opstuwde tot heuvels, ook wel stuwwallen genoemd.94 De opgestuwde rivierafzettingen

worden ook wel bruine Rijnzanden genoemd en zijn in de periode tussen ongeveer 600.000 jaar en 200.000

jaar geleden afgezet door het oude, préglaciale riviersysteem van de Rijn, welke toentertijd naar het noorden

stroomde.95 De afzettingen lagen ten tijde van het Saalien aan het oppervlak en zijn door het landijs opgestuwd.

Dit proces leidde tot de vorming van het centrale stuwwallencomplex van de Veluwe, met aan de oostkant de

voor dit onderzoek relevante Oost-Veluwse stuwwal. Deze stuwwal wordt met toppen van boven de 100 meter

+NAP ook wel tot de ‘hoge stuwwallen’ gerekend. Stratigrafisch behoren de stuwwallen tot de geologische

Formatie van Drenthe, meer specifiek tot het Laagpakket van Schaarsbergen binnen deze formatie (figuur

2.2).96

Figuur 2.2: Geologische dwarsdoorsnede van het studiegebied Eerbeek-Loenen. Verklaring geologische eenheden: BX = Formatie van Boxtel, KR = Formatie van Kreftenheye, DR = Formatie van Drente, DT = Gestuwde afzettingen (Formatie van Drente, Laagpakket van Schaarsbergen), PZWA = Formatie van Peize-Waalre | Bron: Dinoloket (2018). Ondergrondmodellen. [Online], geraadpleegd op 04-06-2018. Beschikbaar via: https://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen.

De oostelijke flank van het stuwwallencomplex van de Veluwe wordt begrensd door het diepe glaciale bekken

(ook wel tongbekken genoemd) van het IJsseldal, welke is ontstaan door smeltwater tijdens en na de

stuwwalvorming in het Saalien.97 Het bekken is tijdens het Eemien, de warmere periode (interglaciaal) volgend

op het Saalien, opgevuld met afzettingen van de Rijn, welke toentertijd de loop van het huidige IJsseldal volgde.

89 Ibidem, p. 213. 90 Ibidem, p. 213. 91 Stouthamer, E., Cohen, K.M. & Hoek, W.Z. (2015). De vorming van het land. Geologie en geomorfologie. Perspectief Uitgevers, Utrecht, p. 205. 92 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 217. 93 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 181. 94 Ibidem, p. 185-188. 95 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 416-417. 96 Dinoloket (2003). Formatie van Drente. [Online], geraadpleegd op 04-06-2018. Beschikbaar via: https://www.dinoloket.nl/formatie-van-drente. 97 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 220.

Page 29: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

29

De afzettingen bestaan uit klei, zand en veen en behoren tot de Formatie van Kreftenheye, Laagpakket van

Zutphen.98 In het studiegebied Eerbeek-Loenen liggen deze afzettingen op vijf tot tien meter onder het huidige

maaiveld.

Figuur 2.3: Geomorfologische kaart van het studiegebied Eerbeek-Loenen. De kaart laat vooral de afzettingen zien uit het Weichselien, bestaande uit onder andere dekzandruggen, vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen en daluitspoelingswaaiers. | Bron: Geomorfologische kaart van Nederland, 2008, Alterra, schaal 1:50.000.

Met betrekking tot het landschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen blijven de afzettingen uit het Saalien

en Eemien, met uitzondering van de stuwwallen, verborgen in de ondergrond. De afzettingen zijn niet zichtbaar

aan het maaiveld, noch op de geomorfologische kaart (figuur 2.3). Dit wordt veroorzaakt doordat de afzettingen

tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, zijn bedekt met een laag dekzand, behorend tot de Formatie van

Boxtel. Tijdens het Weichselien heerste in Nederland een periglaciaal klimaat: ‘een koud klimaat dat heerst in

een brede zone rondom glaciaal beïnvloedde gebieden’.99 In deze laatste ijstijd reikte het landijs tot Jutland

(Denemarken) en tot in de omgeving van Hamburg (Duitsland).100 Het landijs bereikte Nederland niet meer,

maar beïnvloedde wel het klimaat in Nederland, leidend tot een afwisseling van perioden met koude en natte

omstandigheden en perioden met koude, droge en vegetatiearme omstandigheden.101 De koude, droge en

vegetatiearme omstandigheden maakten dat de wind vrij spel had en grote hoeveelheden los materiaal kon

verplaatsen en elders afzetten.102 Langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen uiten deze afzettingen zich in

98 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 202. 99 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 244. 100 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 205. 101 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 244. 102 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 211.

Page 30: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

30

dekzandpakketten van enkele meters dikte, met plaatselijk ook hoger opgestoven dekzandruggen op de flank

van de stuwwal (figuur 2.3). De koude omstandigheden in het Weichselien leidden daarnaast op grote schaal

tot permafrost, waarbij de bodem langdurig en permanent bevroren is.103 In de zomer ontdooide alleen de

bovenlaag (ongeveer één meter dik) van de bodem, waarna de ontdooide bovenlaag met een langzame

vloeibeweging over de bevroren ondergrond naar beneden schoof.104 In hellend gebied, zoals de stuwwalflank

langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen, wordt dit proces ook wel gelifluctie genoemd. De erosie als gevolg

van de gelifluctie leidde tot dalvorming daar waar de bovenlaag langzaam verdween, verspoeling van

dekzanden en tot accumulatie van het verspoelde materiaal aan de voet van de helling.105 Deze accumulaties

zijn in het landschap en op de geomorfologische kaart onder andere te herkennen als daluitspoelingswaaiers en

hellingafspoelingen (figuur 2.3). De dorpen Eerbeek en Loenen zijn gelegen op een tweetal van deze

daluitspoelingswaaiers, met daartussenin een lager gelegen vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen die

aansluit op het hoger op de stuwwal gelegen droge dal. Het afsmelten van de permafrost maakte infiltratie

mogelijk, waardoor de gevormde dalen uiteindelijk droog kwamen te staan en nu als ‘droge dalen’ in het

landschap liggen. Ten oosten van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen zijn de dalen nog wel te herkennen als

beekdalen. De dekzandruggen liggen verspreid langs het kanaal. De geomorfologische kaart laat zien dat

enkele dekzandruggen gekenmerkt worden door een ‘laagte zonder randwal’. Deze laagtes zijn in het

Weichselien uitgeblazen door de wind.106 De dekzandruggen zijn, samen met de daluitspoelingswaaiers,

duidelijk te herkennen in het reliëf in het studiegebied (figuur 2.4).

Bodem

De voorkomende bodemsoorten langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen hangen sterk samen met de geologie

en geomorfologie en bestaan uit een gevarieerd geheel van zandgronden (figuur 2.5). De hoge gronden van de

Figuur 2.4: Hoogtekaart van het studiegebied Eerbeek-Loenen. De kaart laat een duidelijke gradiënt van hoge gronden in het westen naar lage gronden in het oosten van het studiegebied zien. Het westen van het studiegebied wordt begrensd door de hoge gronden van het stuwwallencomplex van de Veluwe. De dorpen Loenen en Zilven zijn gelegen op de steile stuwwalflank, het dorp Eerbeek op de daluitspoelingswaaier in het zuidwesten van het studiegebied. In het zuidoosten van het studiegebied tekent zich de dekzandrug af waarop het dorp Hall is gelegen. | Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), Maaiveld Interpolated.

103 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 213. 104 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 250. 105 Ibidem, p. 252. 106 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 215.

Page 31: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

31

stuwwallen worden gekenmerkt door holtpodzolgronden, ook wel bruine bosgronden genoemd.107

Kenmerkend voor deze gronden zijn de aanwezigheid van humus in de bovenste horizont (laag) en de helder

oranje kleur van de diepere horizonten, welke duidt op de aanwezigheid van ijzer. De gronden van het op de

stuwwalflank gelegen dekzandlandschap bestaan afwisselend uit haarpodzolgronden, veldpodzolgronden,

gooreerdgronden en beekeerdgronden. Waar welke bodemsoort voorkomt is sterk afhankelijk van de

topografische en hydrologische situatie.108 Ten noordwesten van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen komen

haarpodzolgronden voor. Deze gronden zijn kenmerkend voor hoge dekzandruggen met een neergaande

waterbeweging (infiltratie), die buiten de invloed van het grondwater vallen en uit mineraalarm

moedermateriaal bestaan. De gronden op de middelhoge delen van het landschap, zoals de flanken van de hoge

dekzandruggen, de lage dekzandruggen en de daluitspoelingswaaiers, bestaan uit veldpodzolgronden. Het

bodemprofiel van deze gronden bevat roestvlekjes (ook wel gleyverschijnselen of hydromorfe kenmerken

genoemd), welke duiden op een wisselende grondwaterstand. De gronden op de overgang tussen het

middelhoge en laaggelegen landschap bestaan uit gooreerdgronden.109 Deze gronden hebben een donkere

bovengrond, maar beschikken als gevolg van ijzeruitspoeling niet meer over de kenmerkende, helder oranje

kleur zoals de diepere horizonten van de haarpodzolgronden en de roestvlekjes van de veldpodzolgronden. De

laagst gelegen delen van het landschap betreffen de beekdalen, waar zich onder continu invloed van het

grondwater en een opgaande waterbeweging (kwel) beekeerdgronden hebben gevormd. De beekeerdgronden

Figuur 2.5: Bodemkaart van het studiegebied Eerbeek-Loenen. De voorkomende bodemsoorten in het studiegebied hangen sterk samen met de geomorfologie en het reliëf, waarbij de hoge gronden voornamelijk gekenmerkt worden door verschillende soorten podzolgronden en de lage gronden door beekeerdgronden. | Bron: Bodemkaart van Nederland, 2003, Alterra, schaal 1:50.000.

107 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 287-289. 108 Ibidem, p. 303. 109 Ibidem, p. 305.

Page 32: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

32

hebben evenals de gooreerdgronden een donkere bovengrond. Voorgaande sortering betreft de natuurlijke

verspreiding van bodemsoorten in het dekzandlandschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen. Langs het

kanaaltraject komen echter ook duinvaaggronden, laarpodzolgronden en hoge zwarte enkeerdgronden voor.

Deze gronden zijn ontstaan als gevolg van het menselijk gebruik van het landschap. De hoogste haarpodzol-

en veldpodzolgronden zijn door de mens in gebruik genomen als heidevelden en akkerland, met de vorming

van antropogene gronden als gevolg.110 De hoge zwarte enkeerdgronden worden gekenmerkt door een zwarte

bovengrond met een dikte van minstens 50 centimeter. Wanneer de laag van zwarte bovengrond minder dik is,

worden de gronden laarpodzolgronden genoemd. Grenzend aan de haarpodzolgronden ten noordwesten van

het kanaaltraject Eerbeek-Loenen liggen duinvaaggronden. Dit zijn zeer jonge bodems waar het proces van

bodemvorming nog maar kort plaatsvindt. Hierdoor ontbreekt een duidelijk bodemprofiel en is het

bodemprofiel nog ‘vaag’.

2.2.2 Het historische cultuurlandschap

De afwisseling van stuwwallen, dekzandruggen, daluitspoelingswaaiers en beekdalen maakte het landschap

langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen tot een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de mens. De historische

kaarten uit de negentiende en twintigste eeuw laten een karakteristiek esdorpenlandschap zien, met langs het

kanaaltraject een krans van esdorpen (Loenen, Zilven, Eerbeek, Hall) en een afwisseling van open

akkercomplexen, beekdalen en heidevelden (figuur 2.6 en 2.7). Dit type cultuurlandschap dankt haar naam aan

de grote akkercomplexen, welke in Drenthe, Twente en een klein deel van de Achterhoek bekend staan als

essen, maar in Gelderland ook wel enken worden genoemd.111 De term enkdorpenlandschap zou hier zodoende

een passendere benaming zijn, maar deze term wordt in de literatuur niet gebruikt.

Het ontstaan van het esdorpenlandschap in hoofdlijnen

De bewoningsgeschiedenis van de Veluwe gaat terug tot ver in de prehistorie. De eerste bewoners betroffen

rondtrekkende jagers en verzamelaars in het Paleo- en Mesolithicum (30.000-4.900 jaar voor Christus) die

vanwege hun zwervende bestaan weinig tot geen invloed hadden op het natuurlijke landschap.112 Dit

veranderde echter met de opkomst van de landbouw aan het begin van het Neolithicum (4.900-2.000 jaar voor

Christus). Het telen van gewassen ging niet samen met een zwervend bestaan en men vestigde zich op een

vaste plek. Gedurende de Bronstijd (2.000-800 voor Christus), IJzertijd (800-12 jaar voor Christus) en

Romeinse tijd (12 jaar voor Christus - 450 jaar na Christus) vond op kleine schaal akkerbouw plaats. Men

woonde in kleine, agrarische nederzettingen, welke in verband met uitputting van de landbouwgrond en de

behoefte naar nieuwe landbouwgrond regelmatig verplaatst werden. In het huidige landschap zijn van deze

vroege nederzettingen weinig tot geen sporen bewaard gebleven.113 In de loop van de volle middeleeuwen

(elfde tot dertiende eeuw) vond op de zandgronden echter een grote omslag plaats in de agrarische

bedrijfsvoering.114 Het areaal aan akkers groeide aanzienlijk, de intensiteit van het bodemgebruik nam toe en

de nederzettingen legden zich vast op één plek. De akkers groeiden aaneen tot grote bouwlandcomplexen, ook

wel enken genoemd.115 De enken maakten onderdeel uit van een groter agrarisch landschap: het

esdorpenlandschap. Het esdorpenlandschap is een cultuurlandschap met een scherpe ruimtelijke scheiding

tussen de verschillende agrarische bedrijfsonderdelen en wordt gekenmerkt door een afwisseling van bossen,

heidevelden, essen, esdorpen en graslanden.116 De huidige dorpen langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen,

Eerbeek, Loenen, Zilven en Hall, zijn elk van oorsprong esdorpen. De eerste schriftelijke vermeldingen van

deze dorpen stammen uit de middeleeuwen.117 Het dorp Loenen en het naastgelegen Zilven worden voor het

eerst genoemd in een schenkingsactie van 23 maart 838.118 De eerste vermelding van het dorp Eerbeek staat

beschreven in een oorkonde uit 1046, waarin het dorp onder de naam ‘Erbeke’ wordt genoemd.119

110 Ibidem, p. 305. 111 Barends, S., Baas, H.G., Harde, M.J. de, et al. (2010). Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, p. 141. 112 Borman, R.T.A.., ‘De oudste bewoning van de beekdalen op de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 10, nr. 3, p. 6-7. 113 Barends, S., et al, 2010, p. 136. 114 Ibidem, p. 140. 115 Ibidem, p. 141. 116 Menke, H., Renes, H., Smid, G., et al (2007). Veluwse beken en sprengen. Een uniek landschap. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, p. 23. 117 De eerste vermelding van het dorp Hall is tijdens dit onderzoek niet achterhaald kunnen worden. 118 Nijhof, W.H. (2004). Oude boerderijen: monumenten van het platteland: geschiedenis van het boerenbedrijf in Apeldoorn, Beekbergen, De Beemte, Hoog-Soeren, Klarenbeek, Lieren, Loenen, Wenum-Wiesel, Woudhuis en Uddel. Uitgeverij De Valkenburg, Apeldoorn, p. 28. 119 Alderwegen, C., et al. (1994). Van Brimnum tot Brummen, Van Erbeke tot Eerbeek. De geschiedenis van de gemeente Brummen. Brummen, Eerbeek, Hall, Leuvenheim, Oeken, Empe, Tonden, Voorstonden. Rotary Club Brummen-Engelenburg, Brummen, p. 18.

Page 33: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

33

Het esdorpenlandschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen

Het esdorpenlandschap langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen is zeer goed herkenbaar op de historische

kaarten uit de negentiende en twintigste eeuw. De ligging van de verschillende onderdelen hangt sterk met de

opbouw van het natuurlijke landschap. De hoge en droge gronden van de stuwwal bestonden uit bossen en

heidevelden. De bossen hadden een functie als houtleverancier en als weidegrond voor varkens en runderen.120

De woeste gronden van de uitgestrekte heidevelden vormden kwalitatief een tweederangsweiland en werden

voornamelijk begraasd door schapen.121 De overgang van de hoge naar de lage gronden vormt het decor van

de landgoederen en dorpen. Het studiegebied Eerbeek-Loenen kent twee landgoederen: Huis te Eerbeek in

Eerbeek en Kasteel Ter Horst nabij Loenen. Beide landgoederen maken deel uit van het Veluwse

landgoederenlandschap, maar worden in dit onderzoek niet nader behandeld. De dorpen Eerbeek, Loenen en

Zilven zijn gelegen op de daluitspoelingswaaier aan de voet van de stuwwal ten westen van het Apeldoorns

Kanaal, het dorp Hall op een grote dekzandrug aan de oostkant van het kanaal. De dorpen werden aan de

westkant geflankeerd door de enken, welke op de flank van de stuwwal waren gelegen. De oostkant van de

dorpen Loenen en Zilven werd begrensd door een lager gelegen gebied aan de voet van de stuwwal waar de

afwatering werd belemmerd door een verderop gelegen dekzandrug. De hierdoor nattere omstandigheden

maakten dat de gronden in dit broekgebied niet geschikt waren voor akkerbouw, maar in gebruik waren als

wei- en hooiland. Het broekgebied is op de historische kaart van omstreeks 1810 herkenbaar als grasland

grenzend aan de oostkant van de enken van Loenen en Zilven (figuur 2.6). De hogere gronden van de

dekzandrug waren in gebruik als (natte) heidevelden, evenals de gronden van de uitlopers van de

daluitspoelingswaaiers. Tussen deze natte heidevelden door kronkelden aan weerszijden van de dekzandrug

zich smalle beekdalen richting het oosten. De lage gronden in de beekdalen werden eveneens benut als wei- en

hooilanden voor het vee. De beekdalen mondden uit in het volgende broekgebied, welke op de historische kaart

Figuur 2.6: Topografische kaart van het studiegebied Eerbeek-Loenen omstreeks 1810, gemaakt door cartograaf M.J. de Man. Het Apeldoorns Kanaal was destijds nog niet aangelegd en is aangegeven met een stippellijn. De voor het esdorpenlandschap zo kenmerkende, ruimtelijke scheiding tussen de verschillende agrarische bedrijfsonderdelen is duidelijk waar te nemen. De enken (open akkercomplexen; witte kleur) zijn gelegen aan de westkant van de dorpen, de hogere gronden van de daluitspoelingswaaiers en dekzandruggen zijn in gebruik als heidevelden (groengrijze kleur) en bossen (gele kleur). Aan de oostkant van de dorpen verbinden de beekdalen (lichtgroene kleur) de broekgebieden (lichtgroene kleur) met elkaar en kronkelen zich tussen de (natte) heidevelden door. | Bron: Topografische kaart van de Veluwe en Veluwezoom, door M.J. de Man, omstreeks 1810.

120 Menke, H., et al, 2007, p. 25-26. 121 Barends, S., et al, 2010, p. 134-135. | Menke, H., et al, 2007, p. 27.

Page 34: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

34

van omstreeks 1810 staat aangegeven met de veldnaam ‘Loenensche Broek’ (figuur 2.6). De kaart geeft echter

weinig details weg met betrekking tot de broekgebieden en beekdalen.

Broekgebieden en beekdalen

De historische kaart uit het midden van de negentiende eeuw laat een gedetailleerdere uitwerking van de

broekgebieden en beekdalen zien (figuur 2.7). Op de kaart is te zien dat het grasland in de beekdalen verkaveld

was in onregelmatige blokken, waarbij de percelen met houtsingels van elkaar werden gescheiden. Hetzelfde

geldt voor de beide broekgebieden. Het broekgebied in het oosten van het studiegebied draagt nog steeds de

naam ‘Loenensche Broek’ en de nabije graslanden staan bekend onder de naam ‘Eerbeeksche Hooilanden’.

Het broekgebied nabij Loenen en Zilven is te herkennen aan de naam ‘Zilvensche Hooilanden’. Uit de namen

is af te leiden dat elk esdorp, naast haar eigen enk, tevens haar eigen graslanden had. Vanuit de dorpen lopen

dan ook verschillende sporen/wegen naar de graslanden. Deze zijn vooral goed te herkennen bij Eerbeek. Ook

de enken en heidevelden droegen namen welke gerelateerd zijn aan het grondgebruik, zoals ‘Eerbeeksche en

Hallsche Heide’, ‘Noorderenk’ en ‘Molenenk’ (figuur 2.7).

Figuur 2.7: Topografische Militaire Kaart (TMK) uit 1846 van het studiegebied Eerbeek-Loenen. De enken zijn aangegeven met wit, de heidevelden met grijs, de graslanden met licht grijsgroen en de bossen met donker grijsgroen. De kaart laat de onregelmatige blokverkaveling van de graslanden zien, waarbij de percelen door houtsingels van elkaar werden gescheiden. Het Apeldoorns Kanaal was destijds nog niet aangelegd en is aangegeven met een dubbele stippellijn. | Bron: Topografische Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (TMK), schaal 1:50.000.

Figuur 2.8: Pentekening van een schaapskooi in de Loenermark op de Loenense Droefakkers, omstreeks 1860, vervaardigd door G.C. Montijn. | Bron: CODA Apeldoorn Archief (gemeentearchief Apeldoorn), identificatienummer: GA-018990.

Page 35: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

35

Figuur 2.9: Bodemprofiel van een dikke enkeerdgrond. De dikke, bruine bovenlaag betreft het esdek en is gelegen op het onderliggende dekzand (het moedermateriaal). | Foto: Gerrie Koopman, 2008.

Jonge heideontginningen

In de loop van de zestiende/zeventiende eeuw ontwikkelde zich het potstalsysteem. Bij dit landbouwsysteem

graasden de schapen overdag op de heidevelden en werden zij ’s nachts op stal gezet in de zogenaamde potstal:

een stal met een dieper uitgegraven gedeelte waarin de mest van het vee werd ‘opgepot’.122 Men bracht

vervolgens regelmatig een laag heideplaggen aan, welke door de poten van het vee werd vermengd met de

mest. Wanneer de potstal, ook wel schaapskooi genoemd (figuur 2.8), vol was, werd het mengsel van mest en

plaggen ‘uitgekruid’ en begon het gehele proces van oppotten opnieuw. Deze wijze van bemesting staat bekend

als plaggenbemesting en leidde tot de vorming van dikke enkeerdgronden (figuur 2.9; zie paragraaf 2.2.1). Het

potstalsysteem maakte intensieve akkerbouw op de essen mogelijk, waardoor de druk op landbouwgrond

toenam.123 De toenemende druk leidde zowel in de middeleeuwen als in de Nieuwe Tijd tot nieuwe

ontginningen. De bestaande enken werden uitgebreid en op kleine schaal werden, veelal illegaal, de eerste

kampen op de woeste gronden (heidevelden) ontgonnen. Kampen zijn kleine rechthoekige, met heggen of

houtwallen omheinde stukken land, veelal ontgonnen door keuterboeren. Aan het begin van de twintigste eeuw

kwam door de uitvinding van de kunstmest de ontginning van de woeste gronden in een stroomversnelling.124

Figuur 2.10: Topografische kaart (Bonnebladen) uit 1937 van het studiegebied Eerbeek-Loenen. De kampontginningen en de ontginningen van de heidevelden (roze) zijn duidelijk te herkennen, evenals de bebossing (donkergroen) van de hoge gronden op de stuwwal net ten westen van het studiegebied Eerbeek-Loenen. Ook de onregelmatige blokverkaveling van de graslanden (lichtgroen) is duidelijk te zien. | Bron: Chromotopografische Kaart des Rijks (Bonnebladen), schaal 1:25.000.

122 Barends, S., et al, 2010, p. 135. 123 Ibidem, p. 145. 124 Ibidem, p. 146.

Page 36: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

36

De historische kaart uit de twintigste eeuw laat langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen beide ontginningsfases

zien (figuur 2.10). Aan de oostkant van Eerbeek en Loenen zijn kleine percelen met een dunne groene rand

eromheen zichtbaar, de kampen, en op de Eerbeeksche en Hallsche Heide zijn de eerste kavels te herkennen.

De jonge heideontginningen leidden tot de vorming van een nieuw landschap, waarbij de kleinschaligheid van

het klassieke esdorpenlandschap grotendeels verloren ging. In het huidige landschap zijn de grote heidevelden

verdwenen en is de enk van Eerbeek volgebouwd met huizen. Evenwel zijn de structuren van het

esdorpenlandschap nog steeds herkenbaar, met name in de verkavelingsstructuren. Strokenverkaveling is terug

te vinden in de beekdalen van de Loenense Beek en Zilvense Beek, daar waar de voormalige essen en

heidevelden worden gekenmerkt door een grootschalige blokverkaveling.

2.2.3 Indeling in hoofdlandschappen

Op basis van de fysische geografie en het historische cultuurlandschap is het landschap in het studiegebied

Eerbeek-Loenen in te delen in drie hoofdlandschappen: het stuwwallandschap, het dekzandlandschap en het

beekdal- en broeklandschap (figuur 2.11 en tabel 2.1). De indeling in hoofdlandschappen volgt hierbij een

gradiënt vanaf de stuwwal in het westen naar de lager gelegen gronden in het oosten. De verschillende

hoofdlandschappen hangen daarbij sterk met elkaar samen en worden hieronder kort toegelicht.

Figuur 2.11: Kaart met de indeling in hoofdlandschappen in het studiegebied Eerbeek-Loenen, gebaseerd op de fysische geografie en het historische cultuurlandschap in het studiegebied. De hoofdlandschappen bestaan uit: het stuwwallandschap in het westen, het dekzandlandschap in het oosten en in het midden het beekdal- en broeklandschap. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Page 37: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

37

Tabel 2.1: Matrixtabel indeling hoofdlandschappen in het studiegebied Eerbeek-Loenen. De tabel geeft de samenhang weer tussen de fysische geografie en het historische cultuurlandschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen.

1846

1937

10B

3: H

oge

stu

ww

al

7D2:

Stu

ww

alp

late

au

2M16

: Stu

ifza

nd

vlak

teH

d21

: Haa

rpo

dzo

lgro

nd

4L8:

Lag

e la

nd

du

ine

n +

bij

be

ho

ren

de

laag

ten

/vla

kte

n

12C

2: H

oge

lan

dd

uin

en

+ b

ijb

eh

ore

nd

e la

agte

n/v

lakt

en

12N

6: G

roe

ven

.v.t

.H

eid

eH

eid

e

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

cHn

21g:

Laa

rpo

dzo

lgro

nd

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

dH

eid

eH

eid

e

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

bo

s /

do

rpB

ou

wla

nd

/ b

os

/ d

orp

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

dH

eid

eH

eid

e /

gra

slan

d

B -

De

kzan

dla

nd

sch

ap

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

do

rpB

ou

wla

nd

/ d

orp

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

dH

eid

eH

eid

e

B2

- D

ekz

and

laag

te3N

5: L

aagt

e z

on

de

r ra

nd

wal

B3

- D

ekz

and

we

lvin

g3L

4: L

age

he

uve

ls, r

ugg

en

, we

lvin

gen

me

t b

ijb

eh

ore

nd

e v

lakt

en

en

laag

te

C -

Be

ekd

al-

en

bro

ekl

and

sch

ap

C1

- B

ee

kdal

2R2:

Dal

vorm

ige

laag

ten

, zo

nd

er

vee

np

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

d

pZg

23g:

Be

eke

erd

gro

nd

pZn

21, p

Zn23

: Go

ore

erd

gro

nd

He

ide

Stu

ifza

nd

Zd21

: Du

inva

aggr

on

d

Bo

uw

lan

d /

do

rp

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

d

A4

- D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r3G

3: D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r

EER

BEE

K-L

OEN

ENG

eo

mo

rfo

logi

eB

od

em

A1

- St

uw

wal

pla

teau

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

A2

- St

uw

wal

flan

k6H

7: S

tuw

wal

glo

oii

ng

Bo

uw

lan

d /

do

rp

A3

- D

roo

g d

al11

/10S

3: D

roo

g d

al

Gra

slan

dG

rasl

and

His

tori

sch

cu

ltu

url

and

sch

ap

A -

Stu

ww

alla

nd

sch

ap

He

ide

/ b

os

Stu

ifza

nd

/ b

os

C2

- B

roe

kge

bie

de

n e

n b

ee

kove

rstr

om

ings

vlak

te2M

7: V

lakt

e v

an s

ne

eu

wsm

elt

wat

era

fze

ttin

gen

B1

- D

ekz

and

rug

3K14

: De

kzan

dru

g (+

/- o

ud

bo

uw

lan

dd

ek)

He

ide

He

ide

/ g

rasl

and

Page 38: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

38

Het stuwwallandschap

Het stuwwallandschap omvat de hoge gronden van het stuwwalplateau en de stuwwalflank, waarbij de

stuwwalflank gekenmerkt wordt door een steile en smalle helling. Binnen het esdorpenlandschap functioneerde

dit hoofdlandschap als weidegrond in de vorm van bossen en heidevelden. De overgang van hoog naar laag op

de stuwwalflank vormde daarnaast een aantrekkelijke plek voor de akkers en de dorpen Loenen en Zilven.

Ditzelfde geldt voor de gronden van de daluitspoelingswaaiers, welke in feite uitlopers vormen van de

stuwwalflank. Op de overgang tussen beide eenheden is het dorp Eerbeek gelegen. De gronden van de

daluitspoelingswaaiers hadden binnen het esdorpenlandschap tevens een functie als heidevelden. Het

stuwwallandschap vormde daarnaast een belangrijke bron voor rijk en schoon grondwater, daar de sprengen

van de sprengenbeekstelsels van Loenen en Eerbeek in de droge dalen van dit hoofdlandschap hun oorsprong

vinden (zie paragraaf 2.2.4).

Het dekzandlandschap

Het dekzandlandschap omvat de dekzandruggen en de tussenliggende dekzandpakketten. Gelijk aan de hoger

gelegen gronden van de stuwwalflank vormden binnen het dekzandlandschap de hoger gelegen gronden van

de dekzandruggen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de mens. Het dorp Hall is, samen met de akkers

van het dorp, gelegen op de grote dekzandrug in het zuidoosten van het studiegebied. De laaggelegen gronden

en de welvingen van het dekzandlandschap dienden veelal als heidevelden.

Het beekdal- en broeklandschap

Het beekdal- en broeklandschap omvat de broekgebieden aan de voet van de stuwwal en de beekdalen van de

Loenense Beek en Eerbeekse Beek in de lager gelegen gebieden. Binnen het esdorpenlandschap functioneerden

deze gronden als wei- en hooilanden voor het vee. De broekgebieden worden met elkaar verbonden door de

beekdalen, welke tussen de hoger gelegen gronden van de dekzandruggen en de daluitspoelingswaaiers door

kronkelen. De beekdalen en broekgebieden zijn laag gelegen en vormen van nature de natste gebieden binnen

het landschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen. Op basis van de historisch-landschappelijke context maakt

dit de beekdalen en broekgebieden tot zeer kansrijke gebieden voor een bijdrage aan de mogelijke ontwikkeling

van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal.

2.2.4 De ontwikkeling van het watersysteem tot aan de negentiende eeuw

Het kanaaltraject Eerbeek-Loenen doorsnijdt onderweg enkele beken, waaronder de Loenense Beek en de

Eerbeekse Beek. Beide beken maken deel uit van een groter bekenstelsel, welke een rijke historie kennen. De

beken zijn gelegen in de natuurlijke laagtes van de droge dalen (behorend tot het hoofdlandschap

‘stuwwallandschap’) en de vlaktes van sneeuwsmeltwaterafzettingen (behorend tot het hoofdlandschap

‘dekzandlandschap’).

Het natuurlijke watersysteem van de Veluwe

De natuurlijke afwatering van de Veluwe werd en wordt in hoge mate bepaald door de geologische opbouw

van de stuwwallen.125 De stuwwallen bestaan uit een mengeling van gestuwde grind-, zand-, en kleilagen,

welke oorspronkelijk horizontaal waren gesorteerd. Deze lagen zijn tijdens het stuwingsproces in het Saalien

door het landijs zijwaarts geduwd, waardoor de lagen verticaal kwamen te staan met een strekkingsrichting

van de stuwwal in een noord-zuidrichting (figuur 2.13). Dit zorgt voor een complex grondwatersysteem. De

zand- en grindlagen zijn goed doorlatend, waardoor de stuwwallen over een groot ondergronds waterbergend

vermogen beschikken. Het water wat valt in de vorm van neerslag infiltreert in de zandige ondergrond en

verzamelt zich in een zoetwaterbel onder de stuwwallen. De zo opgebouwde waterdruk maakt dat het

grondwater ondergronds beweegt naar de lager gelegen randgebieden en daar aan de oppervlakte komt als

kwelwater (figuur 2.14). De scheef liggende kleilagen zijn echter slecht doorlatend en worden ook wel

kleischotten genoemd.126 Deze kleischotten fungeren als een soort ondergrondse stuwen en stuwen het

grondwater lokaal, maar met name in de droge dalen, op tot dicht onder het maaiveld.127 De droge dalen langs

het noordelijke deel van het kanaal, nabij Epe, kenden zelfs zulke ondiepe grondwaterstanden, dat deze op

diverse plekken veenvorming mogelijk maakten.128 Het Wisselse Veen en Tongerense Veen, beide gelegen ten

westen van het studiegebied Epe-Oene, zijn voorbeelden van dergelijke veengebieden. Nabij Eerbeek en

125 Menke, H., et al, 2007, p. 19. 126 Ibidem, p. 18. 127 Aalbers, J., ‘Grond- en sprengenwater van de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 22, nr. 4, p. 103-110. 128 IJzerman, Y., ’Landgoederen en beken op de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 17, nr. 3, p. 64-71.

Page 39: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

39

Figuur 2.14: Schetsmatige dwarsdoorsnede van de (sterk) vereenvoudigde grondwaterstromingen onder de Veluwe. De hoge gronden worden gekenmerkt door infiltratie van de gevallen neerslag, welke zich onder de Veluwe verzamelt in een grote zoetwaterbel. De lagere gronden van de randgebieden worden gekenmerkt door omhoogkomend grondwater als gevolg van de waterdruk van de zoetwaterbel: kwel. | Bron: Menke, H., et al, 2007, p. 13.

Figuur 2.15: Uitsnede uit de overzichtskaart van de Veluwe, gemaakt door de cartograaf Christiaan sGrooten en daterend uit omstreeks 1570. Op de uitsnede zijn de bekenstelsels in de omgeving van Loenen en Eerbeek te zien. De beken lopen van west naar oost en voeren het water van de Veluwe af naar de IJssel. | Bron: Elspeet Historie (2018). Veluwe 1570. [Online], geraadpleegd 01-08-2018. Beschikbaar via: https://www.elspeethistorie.nl/index.php/luchtfotos/topografische-kaarten/veluwe-1570.

Figuur 2.13: Schematische weergave van de geologische opbouw van de Veluwse stuwwallen. De schuinliggende kleilagen zijn de slecht doorlatende kleischotten welke lokaal voor zeer ondiepe grondwaterstanden zorgen. | Bron: Menke, H., et al, 2007, p. 19.

Figuur 2.12: Schematische weergave van de opbouw van een sprengenbeek. De spreng (bovenloop) is ingegraven in de stuwwalhelling en vindt zijn oorsprong bij de sprengenkop. Beiden zijn onder het grondwaterniveau gelegen om het grondwater af te kunnen tappen. De opgeleide beek (middenloop) brengt het water naar de watermolens. De benedenloop voert het water vervolgens verder af richting de rivier, in dit geval de IJssel. | Bron: Menke, H., et al, 2007, p. 36.

Page 40: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

40

Loenen kwam het niet tot veenvorming, maar de ondiepe grondwaterstanden leidden wel tot vorming van

drassige gebieden aan de voet van de stuwwal: de broekgebieden. Een gat in de kleischotten zorgde ter plaatse

van het huidige natuurgebied Empesche en Tondensche Heide voor een sterkere kwelstroom, waardoor ook

hier een broekgebied tot ontwikkeling kwam (het Loenensche Broek). Het water uit de broekgebieden en het

uittredende kwelwater werd vóór het ingrijpen van de mens vermoedelijk via oppervlakkige afstroming in

oostelijke richting afgevoerd, daar op de geomorfologische kaart en hoogtekaart enkel sprake is van lage

vlaktes en dalvormige laagtes (figuur 2.3 en 2.4). De kaarten geven geen aanwijzingen voor de aanwezigheid

van natuurlijke beeklopen of geulenpatronen. De op de bodemkaart weergegeven verspreiding van

beekeerdgronden geeft echter wel een indruk tot waar de vlakvormige stroomdalen reikten (figuur 2.5). Het

ontbreken van beken is eveneens te zien op de overzichtskaart van de Veluwe uit de zestiende eeuw, gemaakt

door cartograaf Christiaan sGrooten (figuur 2.15). De aanleg van sprengen door de mens betekenden echter

een grote verandering in dit natuurlijke watersysteem.

Bekenstelsel Sprengenbeek Watermolens Aanwezig/verdwenen

Loenense bekenstelsel Loenense Beek Mosterd- en snuifmolen Geheel verdwenen

De Kleine Slas Geheel verdwenen

Grote Slatsmolen Plaats herkenbaar

Bovenste Molen Geheel verdwenen

Middelste Molen (Vrijwel) compleet

aanwezig

Achterste Molen Geheel verdwenen

Zilvense Beek Papiermolen De Hunekamp Plaats herkenbaar

Zilvense Korenmolen Plaats herkenbaar

Stroobroekse Beek Strobroeksmolen (Molen Ter

Hoeven)

Geheel verdwenen

Eerbeekse bekenstelsel Eerbeekse Beek Coldenhover Molen

(Bovenste

Schoonmansmolen)

Geheel verdwenen

Onderste Schoonmansmolen Geheel verdwenen

Papiermolen Het Oude

Klooster

Geheel verdwenen

Korenmolen van het Huis te

Eerbeek

(Vrijwel) compleet

aanwezig

Coldenhovense Beek Hummense molen (Bovenste

Papiermolen op Coldenhove)

Geheel verdwenen

Onderste Papiermolen op

Coldenhove Resten aanwezig

Gravinnebeek Kerstens Molentje (Nieuwe

Molen)

Geheel verdwenen

Tabel 2.2: Overzicht van de sprengenbeken en de daaraan gelegen watermolens in het studiegebied Eerbeek-Loenen. | Gebaseerd op: Bekenatlas van de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken.

Het ontstaan van sprengen en sprengenbeken op de Veluwe

De kleischotten in de ondergrond en de daarmee gepaard gaande, ondiepe grondwaterstanden maakten het voor

de mens relatief makkelijk om nieuwe beken, de zogenaamde sprengen, aan te leggen.129 De sprengen zijn

voornamelijk aangelegd voor de versterking van de natuurlijke beken door aanvoer van extra grondwater.130

Deze versterking was nodig voor de aandrijving van de watermolens die aan de beken waren gelegen. Wanneer

beken gegraven of vergraven zijn ten behoeve van de aandrijving van watermolens spreekt men ook wel van

sprengenbeken.131 Evenals een rivier is een sprengenbeek op te delen in een bovenloop, middenloop en

benedenloop (figuur 2.12).132 De bovenloop bestaat uit de eigenlijke spreng, welke is ingegraven in de helling

van de stuwwal en zijn oorsprong vindt bij de zogenaamde sprengenkop. De spreng is als een horizontale sleuf

in de stuwwalhelling ingegraven en ligt samen met de sprengenkop onder het grondwaterniveau om het

grondwater af te kunnen tappen. De sprengenkop en spreng vormen zo de voedende bron van de sprengenbeek.

De middenloop van de sprengenbeek begint daar waar de beek de stuwwalhelling verlaat. Om de aan de beek

gelegen watermolens aan te kunnen drijven, was het belangrijk dat de beken op hoogte werden gehouden.

Vanaf het punt waar de beken de stuwwalhelling verlieten, werden de beken dan ook zoveel mogelijk

129 Hagens, H. (1998). Op kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe. NV Uitgeverij Smit van 1876, Hengelo, p. 90. 130 Hagens, H., 1998, p. 92. | Menke, H., et al, 2007, p. 36. 131 Menke, H., et al, 2007, p. 36. 132 Ibidem, p. 36-41.

Page 41: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

41

horizontaal gehouden. Dit betekende dat de beken deels boven het maaiveld kwamen te liggen en ingedamd

moesten worden met walletjes. Men ‘leidde de beken op’ richting de watermolens. De middenloop bestaat bij

veel sprengenbeken zodoende uit opgeleide beken. De benedenloop van de sprengenbeek betreft het gedeelte

na de laatste watermolen en dient enkel voor de afvoer van het water richting de rivier, in het geval van het

studiegebied Eerbeek-Loenen de IJssel. De oorsprong van de oudste sprengen(beken) op de Veluwe is

onduidelijk.133 Vermoedelijk heeft men al doende geleerd en zijn de sprengen(beken) gaandeweg ontwikkeld

door kleinschalig graafwerk om meer water aan natuurlijke bronnen te onttrekken. De belangrijkste reden voor

deze aanleg vormde de aandrijving van watermolens. De eerste Veluwse watermolens langs de beken werden

in de dertiende eeuw gebouwd, waarna het aantal watermolens in de zestiende eeuw sterk toenam als gevolg

van de opkomende papierindustrie.134 Het studiegebied Eerbeek-Loenen kent twee grote bekenstelsels met

verschillende sprengenbeken en bijbehorende watermolens: het Loenense bekenstelsel en het Eerbeekse

bekenstelsel (tabel 2.2).

Figuur 2.16: Uitsnede van de zeventiende-eeuwse kaart (omstreeks 1660) van het Loenense bekenstelsel, gemaakt door H. van Gelder (westen boven). De kaart geeft de verschillende beeklopen van het Loenense bekenstelsel weer met de daaraan liggende watermolens. Van linksboven naar rechtsonder: de Morrebeek, de Silvoldse Beek, de Nieuwe Silvoldse Beek en de Lunse Beek. Ook duidelijk weergegeven is Kasteel Ter Horst. De kasteelgrachten werden gevoed door de Loenense Beek. | Bron: Gelders Archief, toegangsnr. 0124, Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5447, Civiele procesdossiers, hoofdreeks, 1662.

Het Loenense bekenstelsel

Het Loenense bekenstelsel is gedurende een aantal eeuwen steeds verder uitgebreid en aangepast naar de

behoeften van de tijd. Het stelsel kent zijn begin met het graven van greppels en slootjes in het aan de voet van

de stuwwal gelegen broekgebied, bekend onder de naam ‘Zilvensche Hooilanden’.135 Het water uit de greppels

en slootjes werd vervolgens verzameld tot een beek. Een kaart uit de zeventiende eeuw (figuur 2.16) laat een

stelsel van vier sprengenbeken zien: de Morrebeek, de Olde Silvoldse (Zilvense) Beek, de Lunse (Loenense)

Beek en de Nieuwe Silvoldse Beek. De Morrebeek werd gevoed door een op het huidige landgoed Groenouwe

gelegen sprengenstelsel. De Olde Silvoldse Beek ontleende haar water aan een sprengenstelsel ingegraven in

de ten westen van het dorp Zilven gelegen Dalenk en waterde oorspronkelijk, via het Zilvense Broek,

onafhankelijk van de Lunse Beek af richting Empe.136 Deze oude loop is op de zeventiende-eeuwse kaart

aangegeven als een grijze, vervagende lijn tussen de met bomen omringde percelen door. Feitelijk geeft de

133 Ibidem, p. 41. 134 Kobussen, M. (1997). Loenense Molenbeek. Oude levensader van een Veluws dorp. Drukkerij Bussloo, p. 8. 135 Ibidem, p. 9. 136 Ibidem, p. 9.

Page 42: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

42

Figuur 2.17: Overzichtskaart van het huidige Loenense bekenstelsel ten westen van het Apeldoorns Kanaal. Het stelsel bestaat uit de Loenense Beek, de Zilvense Beek en de Stroobroekse Beek en hun sprengen(koppen). | Gebaseerd op: De Bekenatlas (De Bekenstichting (2018). De Bekenatlas Veluwe. [Online], geraadpleegd 24-08-2018. Beschikbaar via: http://www.bekenatlas.nl/) en Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 24-08-2018.).

zeventiende-eeuwse kaart (al dan niet onbedoeld) de belangrijkste verandering binnen het Loenense

bekenstelsel weer, welke halverwege de zeventiende eeuw onder de hoede van de toenmalige heer van Kasteel

Ter Horst, Olivier Hackfort, plaatsvond. Olivier Hackfort verkreeg in 1657 van de Gelderse Rekenkamer de

erfpacht van enkele waterlopen bij Loenen en stond aan de basis van het plan om het water van de Olde

Silvoldse Beek naar de Lunse Beek te leiden.137 Dit zou de bouw van nieuwe watermolens op de Loenense

137 Hagens, H., 1998, p. 308.

Page 43: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

43

Beek mogelijk maken.138 Voor de realisatie van dit plan werd de bovenloop van de Olde Silvoldse Beek door

een nieuw gegraven watergang, de Nieuwe Silvoldse Beek, verbonden met de bovenloop van de Lunse

Beek.139 Men ‘onthoofde’ op deze wijze de Zilvense Beek, waarbij de nieuw gegraven waterloop de hoogtelijn

van de stuwwalhelling volgde.140 De Morrebeek werd bovendien gedempt en vervangen door een nieuw

gegraven beek. De zeventiende-eeuwse kaart laat dit proces in volle gang zien, daar de Nieuwe Silvoldse Beek

al is ingetekend, maar de Morrebeek nog gedempt en de nieuwe Molenbeek nog gegraven moet worden. De

beken werden richting de watermolens opgeleid om genoeg kracht op te bouwen voor de aandrijving van de

watermolens (figuur 2.17).

Het realiseren van de verbinding tussen de Zilvense Beek en Loenense Beek vormde de meest ingrijpende

verandering en tekent ook in de huidige tijd nog altijd het Loenense bekenstelsel (figuur 2.17). Ditzelfde geldt

voor de locatie van de watermolens, waarvan er op de zeventiende-eeuwse kaart vier te zien zijn. De

watermolens zijn echter, met uitzondering van de Middelste Molen, niet bewaard gebleven en zijn in het

huidige landschap geheel verdwenen. De rijke geschiedenis van de watermolens valt echter buiten dit

onderzoek.141 Ditzelfde geldt voor de naamgeving van de vertakkingen van de sprengenbeken. In het huidige

stelsel van de Loenense beken vormt de Loenense Beek nog altijd de hoofdbeek, waarbij de Stroobroekse Beek,

in de zeventiende eeuw ook vallend onder de erfpacht van de familie Hackfort, een zijbeek vormt van de

Loenense Beek. De Zilvense Beek is via de ‘Nieuwe Zilvense Beek’ nog altijd verbonden met de Loenense

(Molen)Beek (figuur 2.17). De oude benedenloop van de Zilvense Beek draagt nu de naam ‘Oude Beek’. De

sprengenkoppen van de Loenense Beek liggen tegenwoordig in de bebouwing van het dorp Loenen, maar zijn

nog altijd aanwezig en voorzien de beek van het benodigde water. Ook de sprengenkoppen van de Zilvense

Beek zijn nog aanwezig en liggen in het bos op het landgoed Groenouwe en in de voormalige Dalenk (nu de

rand van de bebouwing van het dorp Zilven).

Het Eerbeekse bekenstelsel

Het Eerbeekse bekenstelsel is minder uitgebreid dan het Loenense bekenstelsel en bestond oorspronkelijk uit

enkel de Eerbeekse Beek.142 De Eerbeekse Beek sneed dwars door de Eerbeekse Enk en voedde onderweg de

grachten van het Huis te Eerbeek (figuur 2.18). Nabij Huis te Eerbeek werd het beekwater eveneens gebruikt

voor het bevloeien van de weides volgens het vloeiweide-systeem.143 Bij dit oude systeem wordt het aan de

beken grenzende land periodiek gecontroleerd onder water gezet ter bevordering van de vruchtbaarheid. Op

deze manier bezinkt het vruchtbare slib in het beekwater, wat functioneert als een natuurlijke bemesting. Als

gevolg van de opkomende papierindustrie is de Eerbeekse Beek in de zeventiende eeuw versterkt met

sprengenstelsels. Op deze wijze zijn de Coldenhovense Beek en de Gravinnebeek tot stand gekomen. De

sprengenstelsels maakten het mogelijk om ook langs de Eerbeekse Beek watermolens te bouwen voor de

papierindustrie (figuur 2.18). Het noordelijke sprengenstelsel wordt ook wel aangeduid als de Gravinnebeek

en kent drie/vier sprengenkoppen.144 Het nabijgelegen, tweede sprengenstelsel kent de naam Coldenhovense

Beek en wordt gevoed door een vijftal sprengenkoppen. In tegenstelling tot het Loenense bekenstelsel kent het

Eerbeekse bekenstelsel, naast het graven van de twee sprengenstelsels, geen grote en ingrijpende

veranderingen. Evenals de Loenense Beek werd de Eerbeekse Beek verschillende keren opgeleid voor het

opbouwen van voldoende kracht om de watermolen(s) aan te kunnen drijven (figuur 2.19). Op het hoogtepunt

van de watermolengeschiedenis kende het bekenstelsel negen watermolens, waarvan de meeste

papiermolens.145 Een tweetal van deze papiermolens groeide uit tot papierfabrieken, welke vandaag de dag nog

steeds bestaan en gebruik maken van het water uit de Eerbeekse Beek. Niet meer voor aandrijving van de

(allang verdwenen) watermolen, maar als schoon productiewater. De watermolens zijn echter, met uitzondering

van de Korenmolen van het Huis te Eerbeek en de Onderste Molen op de Coldenhove, allemaal verloren gegaan

en in het huidige landschap geheel verdwenen. De Korenmolen is bewaard gebleven en van de Onderste Molen

138 Kobussen, M., 1997, p. 10. | Menke, H., et al, 2007, p. 43. 139 Kobussen, M., 1997, p. 10. 140 De Bekenstichting (2018). Loenense beken. [Online], geraadpleegd op 06-08-2018. Beschikbaar via: https://www.sprengenbeken.nl/loenense-beken/#Loenense%20Beek. 141 Voor een uitgebreide beschrijving van de watermolens, zie het volgende boek: Hagens, H. (1998). Op kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe. NV Uitgeverij Smit van 1876, Hengelo. 142 De Bekenstichting (2018). Eerbeekse beken. [Online], geraadpleegd op 06-08-2018. Beschikbaar via: https://www.sprengenbeken.nl/eerbeekse-beken/#Eerbeekse%20Beek. 143 Wijngaards, J. (2016). Rapport Eerbeekse Oliemolen. Een onderzoek naar een oplossing voor de waterproblematiek van de Eerbeekse Oliemolen. Apeldoorn, p. 23. 144 De Bekenstichting (2018). Eerbeekse beken. [Online], geraadpleegd op 06-08-2018. Beschikbaar via: https://www.sprengenbeken.nl/eerbeekse-beken/#Eerbeekse%20Beek. 145 Hagens, H., 1998, p. 349.

Page 44: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

44

op de Coldenhove zijn nog resten aanwezig. De beken en sprengenkoppen zijn daarentegen nog allemaal

aanwezig, met uitzondering van de oude loop nabij de papierfabrieken (figuur 2.20).

Figuur 2.18: Zeventiende-eeuwse kaart (jaar 1662) van de Eerbeekse enk, gemaakt door I. van Geelkercken (westen boven). De Eerbeekse Beek is duidelijk te herkennen als een kronkelende lijn van links naar rechts, dwars over de Eerbeekse Enk. De enk werd daardoor in tweeën gedeeld. De tweedeling is te herkennen in de naamgeving op de kaart: het deel aan de kant van het dorp Eerbeek en Huis te Eerbeek staat aangegeven als ‘Den Eertbeecker Enck’, het deel aan de andere kant van de beek als ‘Den Eertbeecker Enck over de Beeck’. De kaart geeft daarnaast drie watermolens (gele cirkels) langs de beek weer, te weten: Bosshofsmeul (links), de Seemsmeul (midden) en de Saetmeul (rechts). | Bron: Gelders Archief, toegangsnr. 0124, Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5451, Civiele procesdossiers, hoofdreeks, 1662.

Figuur 2.19: De opgeleide Eerbeekse Beek voor de Molen(s) op de Haar. Om de beek op hoogte te houden voor voldoende aandrijvingskracht, zijn aan weerszijden van de beek wallen aangelegd. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 45: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

45

Figuur 2.20: Overzichtskaart van het huidige Eerbeekse bekenstelsel ten westen van het Apeldoorns Kanaal. Het stelsel bestaat uit de Coldenhovense Beek, de Gravinnebeek en de Eerbeekse Beek en hun sprengen(koppen). | Gebaseerd op: De Bekenatlas (De Bekenstichting (2018). De Bekenatlas Veluwe. [Online], geraadpleegd 24-08-2018. Beschikbaar via: http://www.bekenatlas.nl/) en Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 24-08-2018.).

Page 46: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

46

2.3 De aanleg en het huidig functioneren van het kanaaltraject

Het karakteristieke esdorpenlandschap en de middeleeuwse sprengenbekenstelsels in het studiegebied

Eerbeek-Loenen werden in de tweede helft van de negentiende eeuw ruw doorsneden door de aanleg van het

Kanaal Apeldoorn-Dieren. Het Kanaal Apeldoorn-Dieren is de oude naam van het zuidelijk deel van het

Apeldoorns Kanaal, welke is aangelegd als verlenging van het ten noorden van Apeldoorn gelegen Griftkanaal

(zie paragraaf 3.3.1). De komst van het kanaal leidde tot een (nog altijd aanwezige) tweedeling binnen het

studiegebied Eerbeek-Loenen, zowel op landschappelijk als op waterhuishoudkundig gebied.

2.3.1 Het Apeldoorns Kanaal als lint door het landschap

De aanleg van het Apeldoorns Kanaal bleef niet zonder gevolgen voor het landschap in het studiegebied

Eerbeek-Loenen. De in het studiegebied van oudsher aanwezige, landschappelijke gradiënt van west naar oost

werd wreed verstoord door het van zuid naar noord georiënteerde Apeldoorns Kanaal. De ontwerpers van het

kanaal deden hun best rekening te houden met de natuurlijke basis van het landschap, maar dit was niet vanuit

bezorgdheid om het landschap.

De aanleg van het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw

Het eerste plan voor de verlenging van het Apeldoorns Kanaal naar het zuiden werd in 1845 ontworpen en

omvatte een kanaaltracé van Apeldoorn via Klarenbeek en Zutphen naar Dieren.146 Dit plan stuitte echter op

grote weerstand van de IJsselsteden Zutphen en Deventer die het nieuwe kanaal als een bedreiging zagen voor

hun (handels)belangen. Daarnaast ontbraken voldoende financiële middelen, waardoor dit plan nooit is

uitgevoerd. Een nieuw plan kwam van de hand van baron Sloet tot Olthuis. Zijn voorstel was om het kanaal

langs de oostkant van de Veluwe door te trekken naar de IJssel tussen Dieren en Brummen. Dit plan werd

ondersteund door de Marke van Loenen en de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Rheden, Rozendaal, Voorst,

Epe en Heerde.147 Met deze steunbetuigingen op zak werd het plan van baron Sloet tot Olthuis, in opdracht van

Waterstaat, nader uitgewerkt door ingenieur C. Brunings. Dit resulteerde in 1847 in een ontwerp voor een

kanaaltracé van Apeldoorn via Beekbergen, Loenen en Eerbeek naar de IJssel bij Dieren - het huidige en

bestaande tracé van het Apeldoorns Kanaal. Daar het

kanaal met de hand gegraven moest worden en de enige

hulpmiddelen uit schoppen en kruiwagens bestonden, was

het de kunst om in het ontwerp van het kanaaltracé het

grondverzet zo laag mogelijk te houden.148 Daartoe was

het belangrijk om hoogteverschillen te beperken,

aangezien hoogteverschillen meer graafwerk betekenden.

Dit vormde echter een uitdaging in het reliëfrijke

landschap van de Veluwe. Uiteindelijk werd gekozen

voor een kanaaltracé dat zoveel mogelijk één en dezelfde

hoogtelijn volgde, de hoogtelijn van 13,42 meter +AP (=

13,20 meter +NAP).149 Dit betekende een bochtig tracé in

het studiegebied Eerbeek-Loenen, nabij de dorpen

Eerbeek en Loenen (figuur 2.21). De in het Weichselien

gevormde daluitspoelingswaaiers, behorend tot het

hoofdlandschap ‘stuwwallandschap’, vormden een

obstakel voor het te graven kanaaltracé. Om de hoogtelijn

van 13,42 +AP te kunnen blijven volgen, moest men om

de daluitspoelingswaaiers heen graven en waren bochten

in het kanaaltracé onvermijdelijk. Het volgen van één en

dezelfde hoogtelijn had, naast het besparen op

graafwerkzaamheden, eveneens als voordeel dat het

nieuwe kanaal in één pand gegraven kon worden en alleen

bij de aansluiting met de IJssel in Dieren een sluis nodig

146 Scholten, R., 2017, p. 46. 147 Ibidem, p. 48. 148 Ibidem, p. 51. 149 Ibidem, p. 49 | Het oude AP (Amsterdams Peil) is 22 centimeter hoger dan het tegenwoordige NAP (Normaal Amsterdams Peil). Voor een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van het NAP, zie volgend artikel: Dam, P. van. ‘De vroege geschiedenis van het Normaal Amsterdams Peil. Op zoek naar het nulpunt.’ In: Het Nederlands Landschap. Tijdschrift voor landschapsgeschiedenis, jg. 36, nr. 2, p. 14-23.

Figuur 2.21: De bocht in het kanaaltracé na de Hallse Brug. Het Apeldoorns Kanaal is hier om de daluitspoelingswaaier van Eerbeek heen gegraven. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 47: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

47

was, daar waar in het oorspronkelijke plan van baron Sloet tot Olthuis drie á vier sluizen benodigd waren.

Daarnaast werd de vrijkomende grond uit het kanaaltracé gebruikt om aan weerszijden kanaaldijken aan te

leggen. Onbewust heeft men zo in zekere zin rekening gehouden met het fysisch-geografische landschap waar

het nieuwe kanaal in kwam te liggen. Grote kanttekening daarbij vormt echter dat de beekdalen en

broekgebieden in het studiegebied (en in het algemeen) dwars werden doorkruist. Bovendien kwam de

motivatie voor het bochtige kanaaltracé voort uit het laag houden van de kosten en niet uit zorg voor het

landschap. Het drukken van de kosten was tevens een motivatie om ook bij de aankoop van de benodigde

gronden strategisch te werk te gaan. Het kanaaltracé liep voornamelijk door woeste gronden, zoals de

grootschalige heidevelden, welke relatief goedkoop waren om aan te kopen. De historische kaart uit de

twintigste eeuw laat zien (figuur 2.10) hoe in het studiegebied Eerbeek-Loenen de Eerbeeksche en Halsche

Heide door het kanaal in tweeën wordt gesplitst. Ditzelfde gold voor het bestaande wegennetwerk, welke voor

het overgrote deel een west-oost oriëntatie kende. De boeren zagen zich door het kanaal gescheiden worden

van hun graslanden in de beekdalen en broekgebieden. Voor het verbinden van beide kanaaloevers en het intact

houden van het wegennetwerk werden daarom een groot aantal bruggen over het kanaal gebouwd. Het

studiegebied Eerbeek-Loenen kent vijf bruggen: de Loenense Brug, Klabanusbrug, Zilvense Brug,

Coldenhovense Brug en Eerbeekse Brug. Verder ligt de Hallse Brug net buiten het studiegebied. Uit de namen

van de bruggen kan afgeleid worden dat elk dorp haar eigen brug had. Bij de Zilvense Brug werd een

brugwachterswoning gebouwd en een zwaaikom aangelegd. Ook nabij de Eerbeekse Brug werd een zwaaikom

aangelegd. Een zwaaikom is ‘een verbreding in het kanaal waar schepen elkaar kunnen passeren of kunnen

keren wanneer ze weer terug willen varen’.150 Daarnaast werd op de oostelijke oever van het kanaal een jaagpad

voor de paarden aangelegd.151 De los- en laadkades bevonden zich aan de westelijke zijde van het kanaal,

evenals de draaipunten van de bruggen. Op deze manier werd het jaagpad niet onderbroken en werden de

schepen niet gehinderd in hun voortgang.

Figuur 2.22: Het broekgebied van de Oude Beek ten noordwesten van Eerbeek. De foto is gemaakt in de richting van het Apeldoorns Kanaal. De verkaveling is op de beek georiënteerd en bestaat uit relatief smalle percelen (strokenverkaveling). De beekloop is geaccentueerd met een stippellijn. Dwars op de beek staat nog een oude houtsingel. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Het Apeldoorns Kanaal in het huidige landschap

Het landschap in het studiegebied is na de aanleg van het kanaal sterk veranderd. Deze veranderingen uiten

zich vooral in het veranderde grondgebruik binnen de drie hoofdlandschappen (tabel 2.3 en figuur 2.1). Waar

het kanaal in de negentiende eeuw in het dekzandlandschap haar weg vond door de woeste gronden van de

Eerbeeksche en Hallsche Heide, wordt het in het huidige landschap omringd door gras- en bouwland. De

heidevelden zijn na ontginning in de negentiende eeuw in gebruik genomen als grasland, met hier en daar een

perceel bouwland, en wordt gekenmerkt door grootschalige blokverkaveling. Ook de heide op de hoge gronden

van het stuwwallandschap is verdwenen. Waar ooit grootschalige, open heidevelden waren, staat nu een

gesloten bos. De enken op de stuwwalflank zijn voor het overgrote deel bebouwd ten behoeve van de groei van

de dorpen. Nabij Loenen en Zilven is de beschermende enkwal (een lage wal die het bouwland beschermde

tegen wild en vee) echter nog altijd aanwezig, verscholen in de bossen, maar wel aangegeven op de moderne

150 Scholten, R., 2017, p. 32. 151 Scholten, R., 2017, p. 93.

Page 48: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

48

Tabel 2.3: Matrixtabel ontwikkeling historisch cultuurlandschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen. De tabel geeft de verschillen weer in het cultuurlandschap omstreeks 1937 en het huidige cultuurlandschap (2018).

1937

2018

10B

3: H

oge

stu

ww

al

7D2:

Stu

ww

alp

late

au

2M16

: Stu

ifza

nd

vlak

teH

d21

: Haa

rpo

dzo

lgro

nd

4L8:

Lag

e la

nd

du

ine

n +

bij

be

ho

ren

de

laag

ten

/vla

kte

n

12C

2: H

oge

lan

dd

uin

en

+ b

ijb

eh

ore

nd

e la

agte

n/v

lakt

en

12N

6: G

roe

ven

.v.t

.H

eid

eG

roe

ve

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

cHn

21g:

Laa

rpo

dzo

lgro

nd

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

dH

eid

eB

ou

wla

nd

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

bo

s /

do

rpB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

/ d

orp

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

dH

eid

e /

gra

slan

dB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

B -

De

kzan

dla

nd

sch

ap

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

do

rpB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

/ d

orp

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

dH

eid

eG

rasl

and

B2

- D

ekz

and

laag

te3N

5: L

aagt

e z

on

de

r ra

nd

wal

Hn

21g:

Ve

ldp

od

zolg

ron

d

B3

- D

ekz

and

we

lvin

g3L

4: L

age

he

uve

ls, r

ugg

en

, we

lvin

gen

me

t b

ijb

eh

ore

nd

e v

lakt

en

en

laag

teH

n21

g: V

eld

po

dzo

lgro

nd

C -

Be

ekd

al-

en

bro

ekl

and

sch

ap

C1

- B

ee

kdal

2R2:

Dal

vorm

ige

laag

ten

, zo

nd

er

vee

np

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

d

pZg

23g:

Be

eke

erd

gro

nd

pZn

21, p

Zn23

: Go

ore

erd

gro

nd

A1

- St

uw

wal

pla

teau

C2

- B

roe

kge

bie

de

n e

n b

ee

kove

rstr

om

ings

vlak

te2M

7: V

lakt

e v

an s

ne

eu

wsm

elt

wat

era

fze

ttin

gen

11/1

0S3:

Dro

og

dal

6H7:

Stu

ww

algl

oo

iin

g

A3

- D

roo

g d

al

A2

- St

uw

wal

flan

k

Zd21

: Du

inva

aggr

on

d

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

His

tori

sch

cu

ltu

url

and

sch

apB

od

em

Ge

om

orf

olo

gie

EER

BEE

K-L

OEN

EN

A -

Stu

ww

alla

nd

sch

ap

3G3:

Dal

uit

spo

eli

ngs

waa

ier

A4

- D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r

B1

- D

ekz

and

rug

Gra

slan

dG

rasl

and

He

ide

/ g

rasl

and

Bo

uw

lan

d /

gra

slan

d

3K14

: De

kzan

dru

g (+

/- o

ud

bo

uw

lan

dd

ek)

Bo

sH

eid

e /

bo

s

Bo

uw

lan

d /

do

rpB

ou

wla

nd

/ d

orp

Stu

ifza

nd

/ b

os

Bo

s

Page 49: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

49

topografische kaart. Het grondgebruik in het beekdal- en broeklandschap is daarentegen niet veranderd en

bestaat nog altijd uit grasland (figuur 2.22), waarbij de oude strokenverkaveling voor een groot deel bewaard

is gebleven. Ook zijn er nog restanten van de oude houtsingels aanwezig, al is het grootste deel van de

houtsingels verloren gegaan.

Het oude landgebruik en de fysische geografie zijn gedeeltelijk nog altijd te herkennen in het huidige

landschap, maar ook in verschillende veldnamen die de decennia hebben overleefd en op de moderne

topografische kaart staan aangegeven. Bijvoorbeeld: ‘Zilvense Broek’, ‘Eerbeeksche Hooilanden’, ‘Hallsche

Hooilanden’ en ‘Dalenk’. Een groot verschil met het cultuurlandschap uit de negentiende en twintigste eeuw

betreft de omvang van de dorpen en de aanwezigheid van een nieuwe bebouwingskern ten noordoosten van

Loenen. De komst van het Apeldoorns Kanaal bracht welvaart met zich mee en de dorpen breidden zich in de

twintigste eeuw sterk uit. De nieuwe transportroute via het kanaal maakte het daarnaast voor bedrijven mogelijk

om te groeien en direct langs het kanaal, onder andere ten noordoosten van Loenen, groeide een nieuwe

bebouwingskern met een combinatie van industriële bebouwing (fabriekshallen) en woningen.

De vijf kanaalbruggen in het studiegebied zijn nog altijd aanwezig. De huidige bruggen zijn echter, met

uitzondering van de Hallse Brug, niet meer passeerbaar voor de scheepvaart. De bruggen bestaan, behalve de

Zilvense Brug, uit metalen ophaalbruggen met een betonnen val.152 De Zilvense Brug bestaat tegenwoordig uit

een vaste, betonnen brug. Ook de beide zwaaikommen zijn nog aanwezig. Het jaagpad op de oostelijke

kanaaloever is in het studiegebied Eerbeek-Loenen echter verdwenen en vervangen door een verharde weg. De

oude functie van de weg is wel bewaard gebleven in de naam; ‘Jaagpad’.

2.3.2 Het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende watersysteem

Opmerkelijk in het studiegebied Eerbeek-Loenen is de tweedeling in het watersysteem. De ontwerpers van het

Apeldoorns Kanaal hadden oog voor de landschappelijke uitdagingen die de aanleg van het kanaal met zich

meebracht, maar maakten zich nauwelijks druk met betrekking tot het watersysteem en rekenden voor de

voeding van het kanaal op de grote, ondergrondse watervoorraad van de Veluwe.153 Al bij de aanleg van het

kanaal bleek echter dat deze verwachtingen onjuist waren en dat de voeding van het kanaal een groot probleem

zou vormen.

De aanleg van het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw

Geheel volgens ontwerp begonnen in 1858 de eerste graafwerkzaamheden. Men groef een kanaalsleuf van één

meter diep, waarbij de vrijkomende grond tot kanaaldijken werd verwerkt. Dit gaf het kanaal een bodemdiepte

van slechts 1,60 meter, waardoor de bodem van het kanaal niet in, maar boven het grondwater kwam te

liggen.154 Voeding vanuit het grondwatersysteem zat er dus niet in, maar men ging uit van de medewerking

van de eigenaren van de voor kanaalvoeding in aanmerking komende beken en waterlopen - in het studiegebied

Eerbeek-Loenen de Loenense Beek en Eerbeekse Beek.155 Echter, niet lang na de start van de aanleg bleek dat

het verkrijgen van deze medewerking lastig en tijdrovend was. Bovendien schoot het ontwerp van het kanaal

tekort, daar de meeste beken aan de westzijde van het kanaal waren gelegen en één á twee meter lager lagen

dan het kanaalpeil. Voeding vanuit de beken was mogelijk geweest wanneer men de kanaalsleuf een meter

dieper had gegraven of een lagere hoogtelijn had gevolgd, maar de gegraven sleuf lag te hoog om aangesloten

te worden op de beken. Overigens was het beekwater hard nodig voor de aandrijving van de watermolens langs

de beken. De beken, waaronder de Loenense Beek en Eerbeekse Beek, werden zodoende gedwongen

‘ongebruikt’ met duikers onder het kanaal door geleid. Na afronding van de graafwerkzaamheden in 1865 werd

het kanaal enkel gevoed door de Kayersbeek in Apeldoorn (deze moest ook het Griftkanaal ten noorden van

Apeldoorn voeden), de Oude Beek bij Loenen en door aflopend water van de heide ten zuiden van Eerbeek.156

Deze schamele voeding resulteerde in het kanaal tot een waterstand van slechts 70 centimeter, lang niet

voldoende voor de beroepsscheepvaart. Voor voldoende water in het kanaal waren drastische maatregelen

nodig en in 1867 werden nabij Apeldoorn en Beekbergen een tweetal sprengen gegraven.157 De maatregelen in

het studiegebied Eerbeek-Loenen beperkten zich tot het verruimen van de Oude Beek (Loenen). Met deze

maatregelen kreeg het kanaal voldoende voeding en in 1868 werd het kanaal officieel opengesteld voor de

152 Stichting Apeldoorns Kanaal (2018). Varen over het kanaal. [Online], geraadpleegd op 22-08-2018. Beschikbaar via: http://apeldoornskanaal.com/index.php/apeldoorns-kanaal/kunstwerken-varen-over. 153 Scholten, R., 2017, p. 54. 154 Ibidem, p. 54. 155 Ibidem, p. 59. 156 Ibidem, p. 60. 157 Ibidem, p. 60. | Meer specifiek: de Zwaanspreng (1867-1868) onder Apeldoorn en de Oosterhuizerspreng (1867) onder Beekbergen.

Page 50: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

50

scheepvaart. In droge perioden bleef watergebrek echter een probleem en verdere verbetering van de voeding

volgde.158 In de periode 1869-1872 werd de Veldhuizerspreng gegraven, gelegen in het studiegebied Eerbeek-

Loenen (figuur 2.23). In de periode 1874-1876 kwam daar de Vrijenbergerspreng bij, welke uitmondt in de

Veldhuizerspreng. De sprengkoppen van beide sprengen liggen zeer diep - de kop van de Vrijenbergerspreng

kent een diepte van 13,5 meter. De speciaal voor de voeding van het kanaal gegraven sprengen staan ook wel

bekend als de ‘Kanaalsprengen’ en zijn de enige sprengen die in de negentiende eeuw zijn aangelegd.159 De

sprengen zijn bovendien aangelegd door Rijkswaterstaat, wat de sprengen tevens de enige sprengen maakt die

niet door particulieren zijn aangelegd.160 De voeding van het kanaal zou altijd een zorg blijven, maar was met

de aanleg van de Kanaalsprengen voldoende om scheepvaart op het kanaal mogelijk te maken.

Figuur 2.23: Het graven van de Veldhuizerspreng, gemaakt door Pieter Oosterhuis op 21 september 1869. De foto is gemaakt in de richting van het Apeldoorns Kanaal. | Bron: Nationaal Archief, Den Haag, Fotocollectie Rijkswaterstaat, -positieven, toegangsnr. 2.24.11, inv. nr. 13.

Het Apeldoorns Kanaal binnen het huidige watersysteem

De aanleg van het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw heeft de sprengenbeekstelsels van de Loenense

Beek en Eerbeekse Beek eigenlijk zo goed als onaangetast gelaten. Het grootste gevolg van de komst van het

Apeldoorns Kanaal betreft de tweedeling in het watersysteem, welke in het huidige watersysteem nog altijd

bestaat. Binnen het huidige watersysteem behoren

de sprengenbeekstelsels en het Apeldoorns Kanaal

tot de belangrijkste watergangen, de zogenoemde A-

watergangen (figuur 2.25). Als A-watergangen

vormen de beken en het kanaal de ruggengraat van

het watersysteem binnen het studiegebied, waar de

kleinere watergangen, zoals sloten en greppels (B-

en C-watergangen), op afwateren. De beken en het

kanaal behoren echter niet tot dezelfde door

Waterschap Vallei en Veluwe onderscheidde

hoofdstroomgebieden (figuur 2.26). De

sprengenbeekstelsels behoren, met uitzondering van

de Oude Beek (Loenen), tot het hoofdstroomgebied

‘Zuidelijke IJsselvallei’ en wateren in west-

oostelijke richting af. De twee belangrijkste beken in

het studiegebied, de Loenense Beek en Eerbeekse

Beek, passeren het Apeldoorns Kanaal via duikers

en vervolgen aan de andere kant van het kanaal hun

158 Ibidem, p. 62. 159 Menke, H., et al, 2007, p. 32-33. 160 Ibidem, p. 123.

Figuur 2.24: De Loenense Beek na passage van het Apeldoorns Kanaal ter plaatse van Papierfabriek De Middelste Molen. De beek vervolgt, na de passage van het kanaal, via het Zilvense Broek en het aangrenzende beekdal, haar weg richting de IJssel. Ter verduidelijking is de beek geaccentueerd met een blauwe stippellijn. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 51: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

51

Figuur 2.25: De sprengenbeekstelsels en het Apeldoorns Kanaal in het huidige watersysteem binnen het studiegebied Eerbeek-Loenen. Het watersysteem is verdeeld in A-, B- en C-watergangen, waarbij de sprengenbeekstelsels en het Apeldoorns Kanaal tot de A-watergangen (blauw) behoren en de ruggengraat van het watersysteem vormen, waar de B- (groen) en C-watergangen (oranje) op uitmonden. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 24-08-2018.

Figuur 2.26: Het watersysteem in het studiegebied Eerbeek-Loenen is verdeeld in twee hoofdstroomgebieden: 'Zuidelijke IJsselvallei' (paars) en 'Apeldoorns Kanaal - Grift' (beige). De pijlen geven de stroomrichting in de watergangen aan. De stroomrichting in het hoofdstroomgebied ‘Zuidelijke IJsselvallei’ vindt plaats in west-oostelijke richting, terwijl het hoofdstroomgebied ‘Apeldoorns Kanaal - Grift’ afwatert in zuid-noordelijke richting. De Oude Beek watert als enige beek via het gemaal ‘Oude Beek’ (rode rechthoekje) af op het Apeldoorns Kanaal. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 24-08-2018.

Page 52: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

52

weg richting de IJssel (figuur 2.24). De enige beek die niet onder het kanaal doorgaat, is de Oude Beek

(Loenen). De Oude Beek behoort samen met het Apeldoorns Kanaal tot het hoofdstroomgebied ‘Apeldoorns

Kanaal - Grift’ en watert via het gemaal ‘Oude Beek’ af op het Apeldoorns Kanaal. Ook de speciaal voor de

voeding van het kanaal gegraven Veldhuizerspreng en Vrijenbergerspreng behoren tot dit hoofdstroomgebied.

Beide sprengen functioneren nog altijd als voedende bron voor het Apeldoorns Kanaal. Het water vanuit de

sprengen en de Oude Beek wordt vervolgens via het Apeldoorns Kanaal in zuid-noordelijke richting afgevoerd.

De tweedeling in het watersysteem, stammend uit de tweede helft van de negentiende eeuw, is zodoende nog

altijd aanwezig. In dit ‘twee-in-één’-systeem vindt de lokale afwatering van kwel- en regenwater plaats via de

sprengenbeekstelsels van de Loenense Beek en Eerbeekse Beek. Een klein deel van dit water wordt via de

Oude Beek afgevoerd naar het Apeldoorns Kanaal, welke zorg draagt voor de regionale afwatering.

2.3.3 Conclusie: het Apeldoorns Kanaal in relatie tot haar omgeving

Met het oog op de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal is de relatie tussen het

Apeldoorns Kanaal en haar omgeving in het studiegebied Eerbeek-Loenen op zijn zachtst gezegd ingewikkeld

te noemen, daar de interactie tussen kanaal en omgeving beperkt is. Het kanaal is in de negentiende eeuw dwars

op de landschappelijke structuren en het bestaande watersysteem aangelegd, waardoor een directe relatie tussen

het kanaal en de omgeving moeilijk is te definiëren. Redenerend vanuit de indeling in hoofdlandschappen heeft

de aanleg van het Apeldoorns Kanaal de grootste impact gehad op het beekdal- en broeklandschap, waar het

kanaal dwars door de beekdalen en broekgebieden heen snijdt. Vice versa heeft het stuwwallandschap een

grote impact gehad op het ontwerp van het kanaaltracé. Het besluit één hoogtelijn te volgen leidde tot een

bochtig tracé nabij Eerbeek en Loenen, waar het kanaal om de daluitspoelingswaaiers heen is gegraven. De

bruggen, zwaaikommen, jaagpaden en industriële bebouwing kunnen beschouwd worden als een apart

‘kanalenlandschap’ binnen de hoofdlandschappen, maar dit landschap beperkt zich tot een smalle strook direct

langs het kanaal. Een duidelijke relatie met het landschap verder van het kanaal is afwezig. Ook een relatie

tussen het kanaal en het aangrenzende watersysteem ontbreekt. Het kanaal heeft nauwelijks tot geen interactie

met de sprengenbeken en vormt een op zichzelf staand watersysteem dwars op de natuurlijke

afwateringsrichting. Het feit dat de Oude Beek als uitzondering op de regel wél afwatert op het Apeldoorns

Kanaal maakt het niet makkelijker, evenals het feit dat de hoge ligging van het kanaal wegzijging uit het kanaal

in de hand werkt. Een relatie tussen kanaal en omgeving is zodoende tot op zekere hoogte aanwezig, maar

zeker niet vanzelfsprekend.

2.4 Het kanaaltraject Eerbeek-Loenen in de toekomst

De relatie tussen het Apeldoorns Kanaal en haar omgeving in het studiegebied Eerbeek-Loenen is van oudsher

ingewikkeld, maar aanwezig. Het bochtige kanaaltracé staat in verbinding met de fysisch-geografische basis

van het landschap en de voeding van het kanaal met het Veluwse sprengen(beek)systeem. Voor de

ontwikkeling van het kanaal tot klimaatkanaal is het belangrijk de historisch-landschappelijke basis van het

kanaal zo optimaal mogelijk te benutten, waarbij tegelijkertijd eventuele knelpunten opgelost en

klimaatopgaven meegenomen kunnen worden. Daar het concept klimaatkanaal is ontwikkeld vanuit

watersysteem-technisch perspectief, staan de knelpunten en kansen in het huidige watersysteem centraal.

2.4.1 Knelpunten in het huidige watersysteem en projecten in de omgeving

De knelpunten in het studiegebied Eerbeek-Loenen concentreren zich op het landelijke watersysteem, het

watergebruik voor industriële doeleinden en drinkwaterwinning. Uit intern overleg binnen Waterschap Vallei

en Veluwe is daarnaast gebleken dat in de omgeving van het studiegebied een aantal projecten gaande te zijn

waar bij de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal wellicht op aangesloten en/of

ingespeeld kan worden.161

Waterhuishoudkundige knelpunten

Het eerste knelpunt betreft het piekerige systeem van de Zilvense Broekbeek.162 De Zilvense Broekbeek is de

enige beek in het Loenense bekenstelsel welke niet is aangesloten op een sprengensysteem en gevoed wordt

met water uit het aangrenzende landbouwgebied. In 2014 is ten oosten van het Apeldoorns Kanaal en parallel

aan de oude, rechte beekloop een kronkelende, nieuwe beekloop aangelegd (figuur 2.27). De nieuwe beekloop

is echter aangelegd op hogere gronden. De beek kan de zware belasting vanuit het landbouwgebied vaak niet

aan, met regelmatige wateroverlast tot gevolg. Daar tegenover staat in tijden van droogte het droogvallen van

161 Werkoverleg Richard Meijer (Waterschap Vallei en Veluwe), datum: 26-06-2018. 162 Ibidem.

Page 53: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

53

de beek (figuur 2.28). De beek kent zodoende grote extremen,

waar bij de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot

klimaatkanaal wellicht op ingespeeld kan worden.

Het tweede knelpunt betreft de waterinname van de

papierfabriek bij Loenen. De fabriek, van oudsher gelegen aan

de Loenense Beek, gebruikt het water niet meer voor de

aandrijving van de fabriek, zoals het geval was bij de oude

watermolens, maar gebruikt het schone beekwater voor het

productieproces. Het door de papierfabriek ingenomen water

komt na gebruik echter niet meer terug in het lokale

watersysteem.163 Het water raakt zodoende ‘verloren’ voor het

lokale systeem.

Het derde en laatste knelpunt betreft de drinkwaterwinning

door Vitens.164 Het drinkwater wordt door Vitens gewonnen

uit de ondergrondse zoetwaterbel van de Veluwe. Het winpunt

is net ten westen van het dorp Eerbeek gelegen (figuur 2.29).

De invloed van het oppompen reikt echter verder dan enkel

het winpunt en heeft onder andere dalende grondwaterstanden

in de omgeving tot gevolg. De drinkwaterwinning door Vitens

werkt zodoende verdroging van de Veluwe en omgeving in de

hand.

Projecten in de omgeving

Het studiegebied Eerbeek-Loenen en de nabije omgeving

kennen een aantal initiatieven en projecten waar bij de

ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal op

aangesloten en/of ingespeeld kan worden. Het eerste project

betreft het project ‘WaardeVOL Brummen’, welke op dit

moment in voorbereiding is. 165 Het projectgebied omvat de

driehoek Oeken-Hall-Brummen en overlapt het studiegebied

Eerbeek-Loenen in het uiterste zuidoostelijke puntje. De

grond in het projectgebied is in eigendom van

Natuurmonumenten, de watergangen zijn in eigendom en

beheer van Waterschap Vallei en Veluwe. Het projectgebied

kent momenteel een natuurfunctie en het project

‘WaardeVOL Brummen’ richt zich vooralsnog voornamelijk

op de verbetering van de wateromstandigheden voor de

natuurfunctie en op de inrichting van een ecologische

verbindingszone naast de Oekense Beek. Provincie

Gelderland, Waterschap Vallei en Veluwe en de gemeente

Brummen werken samen aan het project, waarbij eveneens

aandacht is voor belangenafweging. Bij de belangenafweging

houden de partijen nadrukkelijk rekening met andere

bestaande waarden, zoals cultuurhistorie en landschap.

Het tweede project omvat het ten noordoosten van het

studiegebied gelegen Lampenbroek.166 Het project is in een

pril beginstadium, maar zal zich richten op de vraag hoe het

Lampenbroek klimaatadaptatief ingericht kan worden. De

projectgrenzen liggen echter niet onomstotelijk vast. Wanneer

elders dan in het Lampenbroek maatregelen genomen kunnen

worden waardoor de knelpunten in het Lampenbroek opgelost

163 Ibidem. 164 Ibidem. 165 Waterschap Vallei en Veluwe (2018). WaardeVOL Brummen. [Online], geraadpleegd op 03-09-2018. Beschikbaar via: https://www.vallei-veluwe.nl/toptaken/bij-mij-in-de-buurt/in-voorbereiding/waardevol-brummen/. 166 Werkoverleg Arnold Fikse (Waterschap Vallei en Veluwe), datum: 03-07-2018.

Figuur 2.27: De nieuwe beekloop van de Zilvense Broekbeek ten oosten van het Apeldoorns Kanaal, met daarnaast de oude, rechte beekloop. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 31-08-2018.

Figuur 2.28: De kronkelende beekloop van de Zilvense Broekbeek, aangelegd in 2014. De beek kent echter nog altijd grote extremen, waarbij perioden met grote wateroverlast worden afgewisseld met perioden waarin de beek (zo goed als) droog staat. Ten tijde van deze foto stond in de beek slechts een ondiep laagje water. De beekloop is geaccentueerd met een blauwe stippellijn. | Foto: Rowie aan de Wiel, 2018.

Figuur 2.29: Het waterwinpunt van Vitens net ten westen van het dorp Eerbeek. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Bodem/Waterkwaliteit’, geraadpleegd op 07-09-2018.

Page 54: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

54

worden, is dit binnen het project mogelijk. Dit geeft wellicht de mogelijkheid om de maatregelen te combineren

met de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal.

Het derde project heeft betrekking op de Albaplas, welke net ten noorden van het studiegebied is gelegen. De

plas is het relict van een voormalige zandwinning en door de voormalige eigenaar, in ruil voor de laatste tranche

zandwinning, ingericht en beheerd als natuurgebied.167 De verkoop van de plas aan de huidige eigenaar

betekende het definitieve einde van de zandwinning, daar de huidige eigenaar de plas en het omliggende terrein

heeft aangekocht met de bedoeling het als landgoed te beheren. Dit geeft de mogelijkheid de plas wellicht te

benutten bij de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal.

Het vierde project betreft het gemeentelijke programma ‘Ruimte voor Eerbeek’. Het programma heeft tot doel

een vitaal en toekomstbestendig Eerbeek te realiseren en omvat tien deelopgaven.168 Eén van deze deelopgaven

heeft betrekking op de Eerbeekse Beek, waarbij de gemeente Brummen, Korenmolen Eerbeek, De

Bekenstichting, papierfabriek DS Smith, Geldersch Landschap en Kasteelen en enkele particulieren bedrijven

samenwerken aan de ontwikkeling van de Eerbeekse Beek.169 Doel is de Eerbeekse Beek weer beleefbaar en

zichtbaar te maken en binnen het dorp Eerbeek een prominentere rol te laten spelen. Bij de ontwikkeling van

het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal kan hier wellicht op worden aangesloten.

Het laatste project betreft de ten oosten van het studiegebied gelegen Empesche en Tondensche Heide, welke

omstreeks 1930 door Natuurmonumenten werden aangekocht.170 Het gebied bestond zestig jaar geleden uit

bloemrijk grasland, maar verdroogde langzaam onder invloed van de ontwatering van de omliggende

landbouwgronden.171 Natuurmonumenten heeft in de loop der jaren een groot deel van de omliggende gronden

aangekocht en zet in op het herstel van de natte natuur, waaronder het ontwikkelen van nieuw blauwgrasland.

De ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal kan wellicht bijdragen aan de verdere

ontwikkeling van dit gebied.

2.4.2 Klimaatopgaven

Voor een inschatting van de gevolgen van het veranderende klimaat is door een aantal samenwerkende partijen

de ‘Klimaateffectatlas’ opgesteld.172 De Klimaateffectatlas is gebaseerd op landelijke gegevens en sluit aan op

de thema’s zoals beschreven in het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie: overstroming, wateroverlast,

droogte en hitte.173 Voor deze vier thema’s geeft de atlas de mogelijkheid het huidige klimaat (gebaseerd op de

periode 1981-2010) te vergelijken met het klimaat in 2050 (gebaseerd op het KNMI’14-klimaatscenario ‘WH’;

het scenario met meestal de sterkste veranderingen).174 De atlas geeft op deze manier een indicatie van de

kwetsbaarheid van gebieden voor de vier thema’s. Het studiegebied Eerbeek-Loenen zal met name te maken

krijgen met fluctuerende grondwaterstanden, waardoor de kwetsbaarheid van het studiegebied voor

grondwateroverlast en verdroging zal toenemen. Daarnaast worden de dorpen kwetsbaarder voor hitte(stress)

en zal de kans op water op straat toenemen.

Grondwateroverlast

Bij de term ‘wateroverlast’ wordt meestal gedacht aan overstromingen. Echter, de hoge ligging van het

studiegebied Eerbeek-Loenen op en aan de voet van de Veluwe maakt dat het studiegebied nauwelijks tot niet

vatbaar is voor overstromingen, daar het grootste overstromingsgevaar van de lager liggende IJssel komt. Het

studiegebied wordt bovendien extra beschermd door een groot complex van dekzandruggen ten oosten van het

167 Gemeente Apeldoorn (2018). Alblaplas en omgeving Lieren. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: http://digitaleplannen.apeldoorn.nl/plannen/NL.IMRO.0200.bp1222-/NL.IMRO.0200.bp1222-vas1/t_NL.IMRO.0200.bp1222-vas1.html. 168 Gemeente Brummen (2018). Ruimte voor Eerbeek. Tien opgaven. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.brummen.nl/inwoner-en-ondernemer/ruimtevooreerbeek/tien-opgaven.html. 169 Waterschap Vallei en Veluwe (2018). Eerbeekse Beek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.vallei-veluwe.nl/toptaken/bij-mij-in-de-buurt/in-voorbereiding/eerbeekse-beek-0/. 170 Natuurmonumenten (2018). Natuurgebied Empese en Tondense Heide. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/empese-en-tondense-heide. 171 Natuurmonumenten (2018). Wandelroute Empese en Tondense Heide, bij Zutphen. [Online], geraadpleegd 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/empese-en-tondense-heide/route/wandelroute-empese-en-tondense-heide-bij-zutphen. 172 Klimaateffectatlas (2018). Partners. [Online], geraadpleegd 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/partners. 173 Klimaateffectatlas (2018). Over de atlas. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/over-de-atlas. 174 Ibidem.

Page 55: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

55

Figuur 2.30: De toename van kwel- en infiltratiepatronen voor het KNMI’14-klimaatscenario WH2050. De kwel in de laaggelegen broekgebieden (Zilvensche Hooilanden, Zilvensche Broek, Loenensche Broek) zal als gevolg van stijgende grondwaterstanden sterk toenemen. De wegzijging op de hoge gronden van de Veluwe en daluitspoelingswaaiers zal eveneens toenemen, met een toenemende verdroging tot gevolg. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - kwel en infiltratie 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Figuur 2.31: De (toename op de) kans op grondwateroverlast voor het KNMI’14-klimaatscenario WH2050. Als gevolg van de toenemende kwel bestaat in de broekgebieden van de Zilvensche Hooilanden, Zilvensche Broek en Loenensche Broek een toename met betrekking tot de kans op grondwateroverlast. De kans op de hoge gronden van de stuwwal en daluitspoelingswaaiers is klein, daar de grondwaterstand ondanks de stijgende grondwaterstanden nog altijd te diep zit. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - ontwikkeling kans grondwateroverlast 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Page 56: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

56

studiegebied, welke een extra obstakel vormen voor het overstromingswater (figuur 2.3). Het studiegebied

heeft echter wel te maken met kwel en wegzijging, welke in de toekomst beiden zullen toenemen. De

verwachting voor het klimaat in 2050 is dat, als gevolg van toenemende neerslag en nattere winters tegenover

een gelijkblijvende verdamping, de aanvulling van de Veluwse grondwatervoorraad zal toenemen. Dit betekent

dat de gemiddelde hoogste grondwaterstanden (GHG), welke vaak aan het eind van de winter voorkomen, op

de Veluwe en flanken zullen stijgen. De stijgende GHG leiden in het studiegebied Eerbeek-Loenen tot een

toename van de kwelstromen in de broekgebieden aan de voet van de stuwwal (Zilvensche Hooilanden en

Zilvensche Broek) met een toenemende kans op grondwateroverlast tot gevolg (figuur 2.30 en 2.31).

De kans op grondwateroverlast op de hogere gronden van de stuwwal en daluitspoelingswaaiers is daarentegen

klein of zelfs niet aanwezig, daar de grondwaterstanden vanwege de hogere ligging van deze gronden een heel

stuk dieper zitten.

Verdroging

Daar in 2050 niet alleen de kwel, maar ook de wegzijging zal toenemen, worden de hogere gronden van de

stuwwal en de daluitspoelingswaaiers gevoeliger voor verdroging. Hetzelfde geldt voor de gebieden ten oosten

van het kanaal, waar de invloed van de Veluwse kwelstromen beduidend minder is en op het gebied van kwel

en wegzijging een beperkte ontwikkeling zal plaatsvinden. Daar in het KNMI’14-klimaatscenario WH2050 de

zomers droger en heter zullen worden, zal in het dekzandlandschap de gemiddelde laagste grondwaterstand

(GLG) zakken, met verdroging tot gevolg. De droge en hete zomer van 2018 tilde een puntje van de sluier op

met betrekking tot de droogte-gevoeligheid. De lange periode van droogte leidde onder andere tot het (bijna)

droogvallen van de Zilvense Broekbeek en dwong Waterschap Vallei en Veluwe zelfs tot een

onttrekkingsverbod voor het Apeldoorns Kanaal.175 De aanhoudende droogte was zelfs zo extreem, dat het

waterschap besloot de sluis bij Dieren open te zetten en IJsselwater in het Apeldoorns Kanaal te laten ter

aanvulling van de zoetwatervoorraad.

Hitte(stress) en water op straat in stedelijk gebied

De hetere zomers zullen daarnaast in de dorpen Loenen en Eerbeek leiden tot een toename van de hittestress.

De hittestress in het huidige klimaat beperkt zich van een paar dagen tot maximaal een week. In de toekomst

zal de hittestress langer aanhouden tot een paar weken (figuur 2.32). De aanhoudende warmte leidt tot een

opwarming van het steen in de dorpen, welke hun hitte ’s nachts uitstralen. De hittestress in het dorp Hall is

minder extreem dan in de dorpen Eerbeek en Loenen, daar de bebouwingsgrootte beduidend minder is. De

verwachting voor Hall is een toename van één dag naar een paar dagen tot één week. Naast hittestress vormt

ook het toenemen van water op straat als gevolg van extreme (piek)buien een toekomstige opgave in het

stedelijke gebied (figuur 2.33, 2.34 en 2.35). Vooral in Loenen zal de wateroverlast toenemen.

Figuur 2.32: De hittestress in de dorpen Eerbeek en Loenen, met links de situatie in het huidige klimaat en rechts de verwachte situatie in 2050. De hittestress in het huidige klimaat beperkt zich van een paar dagen tot maximaal een week. In de toekomst zal de hittestress langer aanhouden tot een paar weken. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Hitte - Hittestress door warme nachten’; huidig + 2050WH. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

175 Waterschap Vallei en Veluwe (2018). Update: calamiteit droogte. [Intranetbericht], datum: 16-08-2018, intern beschikbaar bij Waterschap Vallei en Veluwe.

Page 57: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

57

Figuur 2.33: De toename van water op straat in het dorp Hall. Links de situatie in het huidige klimaat, rechts de verwachte situatie in 2050. | Bron: Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://klimaatvalleienveluwe.nl/.

Figuur 2.34: De toename van water op straat in het dorp Loenen. Links de situatie in het huidige klimaat, rechts de verwachte situatie in 2050. | Bron: Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://klimaatvalleienveluwe.nl/.

Figuur 2.35: De toename van water op straat in het dorp Eerbeek. Links de situatie in het huidige klimaat, rechts de verwachte situatie in 2050. | Bron: Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://klimaatvalleienveluwe.nl/.

Page 58: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

58

2.4.3 Klimaatkanaaltraject Eerbeek-Loenen

Uit voorgaande hoofdstukken en paragrafen blijkt dat het kanaaltraject Eerbeek-Loenen haar weg vindt door

een rijk en karakteristiek landschap. Een landschap met grote samenhang tussen de fysisch-geografische

elementen en het cultuurlandschap. Met behulp van een SWOT-analyse zijn de inventarisatieresultaten nader

gestructureerd tot kwaliteiten, knelpunten, kansen en bedreigingen (tabel 2.4).

Kwaliteiten Knelpunten

- Gevarieerd landschap: stuwwal, dekzand, beekdal en broekgebieden

- Historie Apeldoorns Kanaal - Kanalenlandschap: bruggen, zwaaikom,

industrie - Landelijke karakter - Sprengenbeekstelsels - Schoon (kwel)water

- Natuurgebied Empesche en Tondensche Heide

- Tweedeling watersysteem: kanaal staat los van sprengenbeken

- Piekerig systeem Zilvense Broekbeek - Wegzijging uit kanaal

- Verdrogend effect drinkwaterwinning Vitens

Kansen Bedreigingen

- Aansluiten op/bijdragen aan initiatieven in de omgeving

- Klimaatverandering: grondwateroverlast, verdroging, hittestress

Tabel 2.4: Structurering van de inventarisatieresultaten voor het studiegebied Eerbeek-Loenen met behulp van een SWOT-analyse, waarin de kwaliteiten, knelpunten, kansen en bedreigingen zijn geformuleerd.

De landschapsgeschiedenis van het kanaaltraject als inspiratie voor de toekomst

De rijke landschapsgeschiedenis van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen biedt verschillende mogelijkheden tot

inspiratie voor de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal (figuur 2.36 en bijlage 2). Daar

het kanaal zelf eveneens een rijke historie kent en belangrijk is geweest voor de ontwikkeling van het

studiegebied, is bij het uitdenken van mogelijke maatregelen uitgegaan van het behoud van het kanaal. In

overeenkomst met het concept klimaatkanaal is daarnaast uitgegaan van het vasthouden en benutten van het

gebiedseigen water. Tevens is bij het uitdenken getracht de (landschappelijke) kwaliteiten van het studiegebied

te benutten, mogelijke oplossingen aan te reiken voor de knelpunten en te anticiperen op de klimaatopgaven.

De uitgedachte maatregelen worden hieronder één voor één nader toegelicht, waarbij de nummers van de

maatregelen corresponderen met de weergave op de kaart (figuur 2.36).

1. Afkoppelen hemelwater stedelijk gebied

Het hemelwater (regenwater) wordt in het huidige stedelijke watersysteem afgevoerd via het rioolstelsel, welke

vaak niet berekend is op deze grote hoeveelheden water. Daar het karakter van regenbuien in de toekomst

extremer zal worden en piekbuien vaker voor zullen komen, kan het afkoppelen van het hemelwater in het

stedelijke gebied bijdragen aan het voorkomen of verminderen van water op straat. Het afkoppelen van

hemelwater voorkomt bovendien een versnelde afvoer van het water via het riool en draagt bij aan het

verkleinen van de hoeveelheid schoon water in het riool. De rioolwaterzuiveringsinstallatie hoeft hierdoor

minder water (onnodig) schoon te maken, wat bijdraagt aan de verlaging van de zuiveringskosten. Het

afgekoppelde hemelwater kan lokaal in het stedelijk gebied worden geborgen, bijvoorbeeld door de aanleg van

wadi’s, waardoor het water de kans krijgt te infiltreren daar waar het valt. De aanleg van

bergingsmogelijkheden vraagt uiteraard om ruimte, welke in het stedelijk gebied vaak lastig te vinden is. Daar

de bebouwingskern ten noordoosten van Loenen direct aan het kanaal is gelegen, is het hier wellicht mogelijk

het afgekoppelde hemelwater te bergen in het kanaal. Directe afkoppeling op het kanaal is voor de dorpen

Eerbeek, Loenen en Hall echter lastig, daar dezen niet direct aan het kanaal zijn gelegen. De dorpen beschikken

allen echter wel over een sprengenbeekstelsel, welke dwars door de dorpen lopen en wellicht ingezet kunnen

worden als bergingsruimte en als verbinding tussen de dorpen en het Apeldoorns Kanaal.

2. Multifunctionele sprengenbeken

Een mogelijkheid is om het afgekoppelde hemelwater uit de dorpen richting de sprengenbeken te leiden, welke

vervolgens ingezet kunnen worden als extra bergingsmogelijkheid, maar ook als transportroute naar

bergingsgebieden buiten het stedelijk gebied. De aanvoer van extra water naar de sprengenbeken kan wellicht

ook bijdragen aan het koelen van het stedelijk gebied, waarbij de sprengenbeken als een soort ‘koelribben’

functioneren. Met betrekking tot nieuwe bergingsmogelijkheden kan langs de Loenense Beek, ten zuiden van

het dorp Loenen en ter hoogte van Kasteel Ter Horst, mogelijk een nieuw bergingsgebied ontwikkeld worden

in de vorm van een broekbos. Via de sprengenbeken kan het water eventueel ook verder richting het Apeldoorns

Kanaal geleid worden, welke eveneens ingezet kan worden als een opvangbak voor het regenwater (zie

Page 59: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

59

Figuur 2.36: Visualisatie van de voorgestelde maatregelen op kaart, zie bijlage 2 voor een A3-versie. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Page 60: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

60

maatregel 4, 5 en 6). Met betrekking tot de Eerbeekse Beek kan de inzet van de beek als multifunctionele

sprengenbeek wellicht uitgevoerd worden in het kader van of gecombineerd worden met het gemeentelijke

programma ‘Ruimte voor Eerbeek’ en zo bijdragen aan het weer zichtbaar en beleefbaar maken van de beek.

3. Ontwikkeling broekbos

Ten zuiden van Kasteel Ter Horst ligt een bestaand bos. Dit bos sluit met de zuidkant aan op de Zilvense

Hooilanden, van oudsher een broekgebied. Met het oog op de toenemende kwelstromen in dit broekgebied,

kan hier een nieuw broekbos ontwikkeld worden waarmee aangesloten wordt op het bestaande bos van Kasteel

Ter Horst. Het creëren en terugbrengen van dit oude landschapselement kan hier samengaan met een mogelijke

functie van het broekbos als bergingsgebied voor het afgekoppelde hemelwater uit het stedelijk gebied. De

eeuwenoude sprengenbeken kunnen hierbij als transportroute functioneren, waardoor de oude functie van de

sprengenbeken voor de aanvoer van water nieuw leven ingeblazen wordt, al is de wateraanvoer in de nieuwe

situatie bestemd voor het broekbos en niet voor de aandrijving van watermolens. Bovendien wordt de met de

toenemende kwelstromen gepaard gaande kans op grondwateroverlast op deze manier zo mogelijk verkleind,

daar een broekbos van nature van natte voeten houdt en de kwelstromen juist een voedende bron voor het bos

vormen. Eventueel zou het broekbos opengesteld kunnen worden voor recreatie.

4. Opsplitsing kanaal in meerdere panden + 5. Aanleg innovatieve keermiddelen

De voorgaande maatregelen liggen redelijk ver van het Apeldoorns Kanaal af, maar kunnen onder andere aan

het kanaal gekoppeld worden door het kanaaltraject Eerbeek-Loenen in meerdere kanaalpanden op te splitsen.

Het kanaaltraject Eerbeek-Loenen maakt deel uit van het zuidelijk deel van het Apeldoorns Kanaal, welke in

de negentiende eeuw als één kanaalpand is aangelegd. Daarbij is één bepaalde hoogtelijn gevolgd, waardoor

het kanaal dwars door de landschappelijke structuren in het studiegebied Eerbeek-Loenen snijdt. Het

kanaaltraject Eerbeek-Loenen kent zodoende geen flexibel peil. Het opsplitsen van het kanaaltraject in

meerdere panden maakt het mogelijk aan te sluiten bij de fysisch-geografische opbouw van het landschap, daar

het kanaaltraject verdeeld kan worden in panden aansluitend op de daluitspoelingswaaiers en de beekdalen. De

nieuwe kanaalpanden kunnen met behulp van innovatieve keermiddelen van elkaar worden gescheiden,

waardoor in elk kanaalpand het peil apart kan worden gestuurd. Dit maakt flexibel peilbeheer in het kanaal

mogelijk en geeft tevens de mogelijkheid interactie tussen het kanaal en het aangrenzende watersysteem te

realiseren (zie maatregel 6).

6. Kraanwerking

In de huidige situatie bestaat er geen interactie tussen het Apeldoorns Kanaal en de sprengenbeken, daar het

kanaal boven het natuurlijke watersysteem is gelegen. De opsplitsing van het kanaaltraject in meerdere panden

maakt het echter wellicht mogelijk het kanaal en de sprengenbeken (zo nodig via kunstwerken) met elkaar te

verbinden en zo het uitwisselen van water tussen beide systemen mogelijk te maken. Het kanaal kan hierbij als

een soort kraan worden ingezet. In natte perioden kan het door de sprengenbeken aangevoerde water tijdelijk

geparkeerd worden in het kanaal, waarna het water in perioden van droogte via de sprengenbeken weer het

studiegebied in geleid kan worden. Op deze wijze kan een lokale waterkringloop worden opgezet, waarbij het

kanaal ingezet kan worden als kraan en de sprengenbeken als waterleidingen. Kanttekening hierbij is dat het

water wat aan de westkant van het kanaal terecht komt opnieuw in het kanaal kan worden opgevangen, maar

het water wat aan de oostkant van het kanaal terecht komt buiten het bereik van het kanaal valt in verband met

de natuurlijke helling en afstroming van het landschap (west-oost). Daarnaast zou de wegzijging uit het kanaal

aangepakt moeten worden, daar het water anders alsnog verloren gaat. Dit zou echter kunnen door het kanaal

te bekleden met een ondoorlatende leemlaag, waarmee ook in vroegere tijden watergangen waterdicht werden

gemaakt.

7. Vloeiweide-systeem

Een oud concept kan het water aan de oostkant van het kanaal wellicht helpen opvangen. Ten oosten van het

kanaal liggen in het noordoosten van het studiegebied het Zilvensche Broek en de Eerbeeksche Hooilanden en

in het zuidoosten de Hallsche Hooilanden. Drie gebieden waar het oude concept van een vloeiweide-systeem

mogelijk opnieuw ingezet kan worden. De gebieden worden doorkruist door de Loenense Beek, de Zilvense

Broekbeek en de Eerbeekse Beek, welke met behulp van de kraanwerking allen water kunnen ontvangen vanuit

het kanaal. Dit water kan in het Zilvensche Broek en de Eerbeeksche en Hallsche Hooilanden vastgehouden

worden door het toepassen van het vloeiweide-systeem. Bij dit oude systeem wordt het aan de beken grenzende

land gecontroleerd onder water gezet. Het concept kan in de toekomst worden ingezet voor het bergen én

vasthouden van water, daar eventueel stagnerend water rustig kan in de bodem kan infiltreren. Eventueel zou

het water met behulp van moderne kunstwerken via de beken weer teruggeleid kunnen worden naar het kanaal,

Page 61: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

61

waar het via de kraanwerking van het kanaal naar de actuele waterbehoefte over het studiegebied verdeeld kan

worden. Aandachtspunt hierbij is dat dit echter tegen de natuurlijke afstroming en helling van het landschap

ingaat (zie maatregel 6). Met betrekking tot de Hallsche Hooilanden zou de toepassing van het vloeiweide-

systeem bovendien wellicht kunnen bijdragen aan het behalen van de doelstellingen van het project

‘WaardeVOL Brummen’.

8. Bergingscapaciteit natuurgebied benutten

Net ten oosten van het kanaal ligt het natuurgebied de Empesche en Tondensche Heide. Een natuurgebied waar

de ruimte wordt gegeven aan de ontwikkeling van natte natuur en welke wellicht benut kan worden als extra

bergingsgebied ten oosten van het kanaaltraject. Het gebied is gelegen aan de Zilvense Broekbeek en het

geborgen water kan mogelijk benut worden het piekerige karakter van de beek te verminderen. De inzet van

dit gebied als waterberging kan wellicht tevens bijdragen aan het oplossen van de problematiek in het

Lampenbroek.

9. Alba Plas als watervoorraad

Vanaf de aanleg van het kanaal in de negentiende eeuw vormt de voeding van het kanaal een probleem. Daar

het kanaal in de toekomst mogelijk als kraan voor het studiegebied kan gaan werken, is een extra watervoorraad

als voeding voor het kanaal geen overbodige luxe. De net ten noorden van het studiegebied gelegen Alba Plas

kan hier een oplossing voor vormen. De oude zandsteengroeve bestaat in de huidige situatie uit een grote

waterplas, welke als extra waterbuffer voor het kanaal kan functioneren. Via de kraanwerking van het kanaal

kan het water tussen de plas en het kanaal uitgewisseld worden.

10. Verloofen + 11. / 12. Optimaliseren sponswerking enken en broekgebieden + 13. Greppels dempen

Verdere maatregelen in het stuwwallandschap en op de hoge gronden van de daluitspoelingswaaiers zijn lastig

aan het kanaal te koppelen, maar kunnen wel bijdragen aan het realiseren van een klimaatbestendige inrichting.

Het bos op de stuwwal bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit naaldbos, wat van nature meer verdampt

dan loofbos doordat naaldbomen gedurende het gehele jaar hun groen vasthouden. Het vervangen van het

naaldbos door loofbos, ook wel verloofen genoemd, kan het waterverlies door verdamping terugdringen. Dit

draagt bij aan het bestrijden van de verdroging van de hoge gronden. Een andere maatregel die kan helpen de

verdroging tegen te gaan, betreft het optimaliseren van de sponswerking van de voormalige enken, gelegen

rondom Hall, ten westen van Loenen en ten zuidoosten van Eerbeek. De voormalige enken hebben door de

dikke, humushoudende eerdlaag een groot waterbergend vermogen. Dit waterbergend vermogen kan

geoptimaliseerd en benut worden voor het vasthouden van water. Ook de beekeerdgronden in de broekgebieden

hebben dankzij de organische stof een waterbergend vermogen, welke ten behoeve van het vasthouden van

water geoptimaliseerd kan worden. Ook op de hoge gronden van de daluitspoelingswaaiers en het

dekzandlandschap kan bijgedragen worden aan het tegengaan van verdroging door het dempen van greppels.

De hoge gronden kennen geen grote watergangen, maar worden wel gekenmerkt door een uitgebreid stelsel

van greppels (in de indeling van het waterschap vallend onder de C-watergangen). Het dempen van de greppels

draagt bij aan het verlagen van de afvoersnelheid van het water en dwingt het water te infiltreren daar waar het

valt. De beschreven maatregelen zijn allen gericht op het tegengaan van verdroging. Wellicht kan met deze

maatregelen ook het verdrogende effect van de drinkwaterwinning door Vitens worden tegengegaan.

14. Energieproducent en zuiveringslint

De kraanwerking van het kanaal zal zich vermoedelijk concentreren op de plaatsen waar het kanaal en de

sprengenbeken elkaar kruisen. Hiervan uitgaande is het kanaaltraject Eerbeek-Loenen grofweg te verdelen in

vier kanaalpanden, waarbij het kanaalpand ten noordoosten van Eerbeek wellicht niet over een ‘eigen

kraankop’ zal beschikken. De waterbergende functie van dit kanaalpand kan mogelijk gecombineerd worden

met een functie als groene energieproducent en/of als zuiveringslint. De productie van groene energie kan door

de aanleg van drijvende zonnepanelen, de functie als zuiveringslint kan het karakter krijgen van een

helofytenfilter met eventueel mogelijkheden dit te combineren met een ecologische functie. Het kanaalpand

kan op deze manier bijdragen aan het nader zuiveren van het water in het kanaal.

Page 62: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

62

Het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van het Oenesche Broek (gelegen aan de rechterzijde).

Gefotografeerd in noordelijke richting. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 63: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

63

3. Kanaaltraject Epe-Oene: context, aanleg,

huidig functioneren en toekomst

3.1 Inleiding

Het kanaaltraject Epe-Oene maakt deel uit van het noordelijk deel van het Apeldoorns Kanaal en beslaat een

lengte van ongeveer zes kilometer. Het kanaaltraject passeert de dorpen Epe en Oene, welke zich aan beide

zijden van het kanaal op ongeveer dezelfde hoogte bevinden (figuur 3.1). Een blik op de moderne topografische

kaart leert een kleinschalig landschap langs het kanaaltraject met een grote variatie in verkavelingsvormen en

grondgebruik. Verder springt de aan het kanaal parallel lopende A50 meteen in het oog, welke samen met het

kanaal een ‘grens’ vormt tussen oost en west.

Figuur 3.1: Topografische kaart van het studiegebied Epe-Oene, met in het middel het kanaaltraject Epe-Oene. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Page 64: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

64

3.2 De historisch-landschappelijke context van het kanaaltraject

Het landschap langs het kanaaltraject Epe-Oene vertoont grote overeenkomsten met het landschap langs het

kanaaltraject Eerbeek-Loenen, maar kent tegelijkertijd ook duidelijke verschillen. Tijdens de laatste twee

ijstijden, het Saalien en Weichselien, zijn dezelfde terreinvormen en afzettingen gevormd als in het

studiegebied Eerbeek-Loenen, met het verschil dat de landschapsvorming zich heeft doorgezet in het jongste

interglaciaal: het Holoceen.176 Daarnaast heeft de nabijheid van de IJssel invloed gehad op het landschap,

evenals de mens.

3.2.1 De fysisch-geografische opbouw

Het landschap in het studiegebied Epe-Oene kent in hoofdlijnen dezelfde fysisch-geografische opbouw als het

landschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen. De grote terreinvormen en afzettingen stammend uit het

Saalien en Weichselien vormen de ruggengraat van het landschap. De landschapsvorming zette zich echter

voort in het Holoceen, welke ongeveer 11.700 jaar geleden begon en tot op heden voortduurt. Het Holoceen

wordt gekenmerkt door grote landschappelijke veranderingen als gevolg van zeespiegelstijging en

vegetatieontwikkeling, welke sterk samenhangen met het veranderende klimaat.177

Figuur 3.2: Geologische dwarsdoorsnede van het studiegebied Epe-Oene. Verklaring geologische eenheden: BX = Formatie van Boxtel, KR = Formatie van Kreftenheye, DR = Formatie van Drente, DT = Gestuwde afzettingen (Formatie van Drente, Laagpakket van Schaarsbergen), PZWA = Formatie van Peize-Waalre | Bron: Dinoloket (2018). Ondergrondmodellen. [Online], geraadpleegd op 07-06-2018. Beschikbaar via: https://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen.

Geologie en geomorfologie

De ‘basis’ van het landschap in het studiegebied Epe-Oene bestaat, gelijk aan het landschap langs het

kanaaltraject Eerbeek-Loenen, uit het tijdens het Saalien gevormde, centrale stuwwallencomplex van de

Veluwe en het glaciale bekken van het IJsseldal (figuur 3.2). Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, zijn

de stuwwallen en het glaciale bekken afgedekt met een laag dekzand (Formatie van Boxtel) en zijn als gevolg

van gelifluctie droge dalen, beekdalen en daluitspoelingswaaiers ontstaan (figuur 3.3). De vormen van de

afzettingen verschillen echter duidelijk van de vormen in het studiegebied Eerbeek-Loenen, wat niet alleen

goed te zien is op de geomorfologische kaart, maar ook op de hoogtekaart van het studiegebied (figuur 3.4).

Daar waar de dekzandruggen in het studiegebied Eerbeek-Loenen langgerekt zijn en een west-oost oriëntatie

kennen, liggen de dekzandruggen in het studiegebied Epe-Oene als cirkelvormige ruggen in het landschap. Het

dorp Oene is gelegen op de grootste van deze dekzandruggen, welke aan de oostkant worden begrensd door de

laaggelegen gronden van de rivierkom van de nabijgelegen rivier de IJssel. Niet alleen de dekzandruggen

kennen een andere vorm, ook de daluitspoelingswaaiers zijn anders gevormd. De daluitspoelingswaaiers in het

studiegebied Eerbeek-Loenen worden gekenmerkt door een waaiervorm, de daluitspoelingswaaiers in het

studiegebied Epe-Oene liggen als ruggen in het landschap en grijpen als vingers in het aangrenzende

dekzandlandschap. De ruggen worden van elkaar gescheiden door lager gelegen vlaktes van

sneeuwsmeltwaterafzettingen, waarbij de vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen ten oosten van het dorp Epe

nabij het Apeldoorns Kanaal overgaat in een ontgonnen veenvlakte. Dit wijst op de voormalige aanwezigheid

176 Een interglaciaal is een warmere periode tussen twee ijstijden in. | Bron: Stouthamer, E., et al, 2015, p. 115. 177 Stouthamer, E., et al, 2015, p. 229.

Page 65: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

65

Figuur 3.3: Geomorfologische kaart van het studiegebied Epe-Oene. De kaart laat vooral de afzettingen zien uit het Weichselien, bestaande uit ondere dekzandruggen, vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen en daluitspoelingswaaiers. In het oog springend zijn de ontgonnen veenvlaktes in het Oenesche Broek en Vossenbroek. | Gebaseerd op: Geomorfologische kaart van Nederland, Alterra, 2008, schaal 1:50.000.

van veen. Veen wordt gevormd door ophoping van gedeeltelijk afgestorven plantenresten en vindt plaats

wanneer de productie van afgestorven plantenresten sneller plaatsvindt dan de afbraak.178 Aan het eind van het

Weichselien en tijdens het Holoceen ontwikkelde het klimaat zich gestaag tot een zeeklimaat, welke werd

gekenmerkt door natte zomers en natte, koele winters. De verandering van klimaat had grote invloed op de

vegetatieontwikkeling in Nederland.179 De vegetatie ontwikkelde zich van naaldbos naar loofbos, wat leidde

tot een afname van de verdamping.180 De verdamping nam nog verder af als gevolg van de daling van de

gemiddelde zomertemperatuur. De combinatie van deze factoren leidde tot een neerslagoverschot en vernatting

van het Nederlandse landschap. In het kustgebied vond grootschalige veenvorming plaats en ook de hoger

178 Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 544-545. 179 Ibidem, p. 546. 180 Naaldbos verdampt ongeveer 700 millimeter per jaar, loofbos ongeveer 500 millimeter per jaar. | Jongmans, A.G., et al, 2013, p. 546.

Page 66: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

66

gelegen Pleistocene gronden van Oost- en Noord-Nederland werden bedekt met veen. De veenvorming in het

studiegebied Epe-Oene concentreerde zich in de beekdalen en op de laaggelegen dekzandvlakten, zoals de

vlakte van sneeuwsmeltwaterafzettingen ten noordoosten van Epe. Deze laaggelegen, redelijk vlakke gebieden

aan de voet van de stuwwal stonden onder invloed van kwelstromen en kenden daardoor drassige

omstandigheden: zeer geschikt voor veenvorming.181 Het veen breidde zich vanuit de laagst gelegen delen

langzaam in horizontale richting uit over de wat hoger gelegen delen van het dekzandlandschap. Dit leidde tot

ontwikkeling van een veenlaag boven op het dekzandlandschap, welke later door de mens is ontgonnen en als

‘ontgonnen veenvlaktes’ zijn terug te zien op de geomorfologische kaart.

Figuur 3.4: Hoogtekaart van het studiegebied Epe-Oene. De kaart duidelijk de rugvormige daluitspoelingswaaiers aan de westkant van het kanaal zien, welke als vingers in het aangrenzende landschap grijpen. Ook de grote dekzandrug ten oosten van het kanaal is duidelijk herkenbaar. De voormalige veenvlaktes zijn te herkennen als laagtes in het landschap (donkerblauw). | Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), Maaiveld Interpolated.

181 Ibidem, p. 545.

Page 67: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

67

Bodem

De voormalige veengroei in het studiegebied Epe-Oene uit zich niet alleen in de geomorfologie, maar ook in

de voorkomende bodemsoorten (figuur 3.5). De gronden in de beekdalen bestaan voor het overgrote deel uit

beekeerdgronden, welke gekenmerkt worden door een donkere bovengrond (figuur 3.6). De laagste gronden

van de beekdalen bestaan daarentegen uit moerige eerdgronden, waarbij de donkere bovengrond niet aan het

oppervlak ligt, maar is bedekt met een zavel- of kleidek en een tussenlaag in het bodemprofiel vormt.182

Figuur 3.5: Bodemkaart van het studiegebied Epe-Oene. Duidelijk te zien zijn de veengronden in de laaggelegen ‘ontgonnen veenvlaktes’. De beekdalen worden gekenmerkt door beekeerdgronden en moerige eerdgronden, de vingervormige daluitspoelingswaaiers door enkeerdgronden. Ten oosten van het studiegebied is de invloed van de rivier herkenbaar in het voorkomen van poldervaag- en vlakvaagronden. | Gebaseerd op: Bodemkaart van Nederland, Alterra, 2003, schaal 1:50.000.

182 Stichting voor Bodemkartering (1979). Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen 33 West Apeldoorn en 33 Oost Apeldoorn. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen, p. 60-61.

Page 68: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

68

Vermoedelijk is deze bovenste laag na de veenvorming door de beek op

het veen afgezet. De laagst gelegen gronden van de op de

geomorfologische kaart aangegeven ‘ontgonnen veenvlakte’ bestaan uit

koopveengronden op zand, welke gekenmerkt worden door een laag

veen met daarop een kleiige, veraarde bovenlaag.183 Langs het

zuidelijke deel van het kanaaltraject bestaan deze laaggelegen gronden

uit vlierveengronden, waarbij het ontbreken van de kleiige, veraarde

bovenlaag het verschil maakt met de koopveengronden langs het

noordelijke deel van het traject. De hoger gelegen gronden van de

dekzandruggen bestaan voornamelijk uit laarpodzolgronden en zwarte

en bruine enkeerdgronden. Deze gronden zijn ontstaan als gevolg van

het menselijk gebruik als akkerland. De zwarte of bruine bovenlaag van

minstens 50 centimeter dikte vormt het belangrijkste kenmerk van de

enkeerdgronden. Wanneer deze kenmerkende bovenlaag dunner is dan

50 centimeter, worden de gronden laarpodzolgronden genoemd. De

gronden op de flanken van de hoge dekzandruggen en de lage

dekzandruggen bestaan uit veldpodzolgronden, al is het areaal

veldpodzolgronden beduidend kleiner dan langs het kanaaltraject

Eerbeek-Loenen. Ten oosten van het kanaal uit de invloed van de rivier

de IJssel zich in het voorkomen van vlakvaaggronden en

poldervaaggronden. Dit zijn jonge gronden waar het

bodemvormingsproces nog niet lang heeft plaatsgevonden en in de

ondergrond nog geen duidelijke horizonten zijn te onderscheiden. Het

bodemprofiel is nog ‘vaag’.

3.2.2 Het historische cultuurlandschap

De vroege bewoningsgeschiedenis langs het kanaaltraject Epe-Oene kent zo’n zelfde verloop als langs het

kanaaltraject Eerbeek-Loenen. De eerste bewoners betroffen jagers en verzamelaars, gevolgd door de eerste

landbouwers en agrarische nederzettingen.184 Het historisch cultuurlandschap langs het kanaaltraject Epe-Oene

kent echter duidelijke verschillen in vergelijking met het cultuurlandschap langs het kanaaltraject Eerbeek-

Loenen. De historische kaarten uit de negentiende en twintigste eeuw laten langs het kanaaltraject Epe-Oene

een gradiënt aan cultuurlandschappen zien, welke de natuurlijke opbouw van het landschap volgt. De

stuwwal(flank) wordt gekenmerkt door een esdorpenlandschap, de dekzandruggen kennen een

kampenlandschap en de broekgebieden en de rivierkom worden gekenmerkt door een agrarisch

veenontginningslandschap.

Het esdorpenlandschap van Epe en omgeving

De huidige dorpen Epe en Oene vormen de grootste dorpen langs het kanaaltraject Epe-Oene en zijn, gelijk

aan de dorpen in het studiegebied Eerbeek-Loenen, van oorsprong esdorpen (zie paragraaf 2.2.2). De

historische kaart van omstreeks 1810 geeft de kenmerkende elementen van het esdorpenlandschap weer,

bestaande uit bossen, heidevelden, enken, esdorpen en graslanden (figuur 3.7). Het dorp Epe is gelegen op een

daluitspoelingswaaier ten westen van het Apeldoorns Kanaal, aan de voet van de stuwwal, en had de

beschikking over meerdere enken, waaronder de Dorperenk en de ten zuidwesten van het dorp gelegen Kleine

Burgerenk (figuur 3.8).185 De eerste schriftelijke vermelding van het dorp Epe staat genoemd in een akte uit

1176.186 De enken van het dorp zijn in het huidige landschap grotendeels volgebouwd met huizen als gevolg

van de stedelijke uitbreiding in de negentiende en twintigste eeuw. De grote bouwlandcomplexen op de

daluitspoelingswaaiers-vingers ten oosten van Epe vormden de enken van de buurtschappen Vemde,

Dijkhuizen en Zuuk.187 De vingers werden van elkaar gescheiden door beekdalen, welke slecht te zien zijn op

de kaart van omstreeks 1810, maar wel goed zichtbaar zijn op de historische kaart uit het midden van de

negentiende eeuw (figuur 3.9). De lage gronden in de beekdalen waren in gebruik als grasland, waarbij de

percelen de vorm hadden van onregelmatige blokken en van elkaar gescheiden werden door watergangen. Dit

183 Ibidem, p. 59. 184 Stork, C., Jantzen, F.Ph., Kouwenhoven, G., et al. (2016). Ons agrarisch en industrieel verleden. Inrichting van het landschap, de samenleving en het bestuur van Emst, Epe, Oene en Vaassen rondom 1800. Ampt Epe (Historische Vereniging voor Emst, Epe, Oene en Vaassen), Epe, p. 15-22. 185 Ibidem, p. 32. 186 Lohuizen, G.S. van, Terwel, W. & Zandstra, F. (1976). Epe-Oene 800 jaar. Historische Vereniging Ampt Epe, Epe, p. 9. 187 Stork, C., et al, 2016, p. 32.

Figuur 3.6: Bodemprofiel van een beekeerdgrond. De bovengrond is duidelijk donkerder dan het daaronder liggende zand. In het zand zijn roestvlekken te zien, een aanwijzing voor een wisselende grondwaterstand. | Foto: Gerrie Koopman, 2008.

Page 69: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

69

ten behoeve van de afwatering van het grasland. De hogere gronden nabij het zuidelijk deel van het

kanaaltraject waren in gebruik als heidevelden, al waren de grote heidevelden gelegen op de hoge gronden van

de stuwwal, ten westen van Epe, zoals het Dorpsche Veld tussen Tongeren en Norel.188 De heidevelden werden

benut voor het weiden van schapen.

Figuur 3.7: Topografische kaart van de Veluwe omstreeks 1810, gemaakt door cartograaf M.J. de Man. Het historisch cultuurlandschap kent een gradiënt vanaf de stuwwal aflopend naar de IJssel. De stuwwal(flank) kent een esdorpenlandschap, de dekzandruggen een kampenlandschap, de broekgebieden een agrarisch veenontginningslandschap en de rivierkom een komontginningslandschap. De Man heeft de bouwlanden aangegeven met wit, de graslanden met groen, de bossen met geel, de heidevelden met bruin en de drassige gronden/veen met bruingroen en een blauwige waas. | Bron: Topografische kaart van de Veluwe en Veluwezoom, door M.J. de Man, omstreeks 1810.

188 Ibidem, p. 32.

Page 70: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

70

Het kampenlandschap van Oene en omgeving

Het dorp Oene is gelegen op een grote dekzandrug aan de overkant van de Grift en wordt, gelijk aan het dorp

Epe, voor het eerst genoemd in de akte uit 1176.189 Oene kende geen eigen enk zoals de enk van Epe, maar

werd omringd door een kleinschaliger kampenlandschap. De akkers vormden hierbij niet één groot

bouwlandcomplex, maar werden door houtwallen van elkaar gescheiden. De graslanden van Oene waren

gelegen in het laaggelegen broekgebieden, waaronder het Oenesche Broek ten noorden van Oene en het

Voorbroek en Achterbroek in het IJsseldal, ten oosten van Oene.190 Het Voorbroek en Achterbroek maakten

deel uit van het Nijbroek, een groot broekgebied in de rivierkom van de IJssel.

Agrarische veenontginningen in de broekgebieden

De systematische ontginning van de broekgebieden vond plaats in de veertiende eeuw en hing nauw samen

met de verbetering van de afwatering van het gebied (zie paragraaf 3.2.4). De ontginning leidde tot een

agrarisch veenontginningslandschap. Kenmerkend voor dit landschap is de smalle strokenverkaveling en de

vele watergangen, welke in het huidige landschap grotendeels bewaard zijn gebleven. Daarnaast bestond en

bestaat het landgebruik voornamelijk uit grasland. Het studiegebied Epe-Oene kent twee broekgebieden met

een agrarisch veenontginningslandschap: het Oenesche Broek in het noordoosten van het studiegebied en het

kleinere Vossenbroek in het zuiden. Het studiegebied grenst daarnaast met de oostzijde aan het Nijbroek, waar

het Voorbroek en Achterbroek deel van uitmaakten en uitmaken welke eveneens gekenmerkt wordt door een

agrarisch veenontginningslandschap.

Jonge heideontginningen

Aan het eind van de negentiende eeuw/begin van de twintigste eeuw werd eveneens gestart met het ontginnen

van de heidevelden.191 Deze ontginningen waren in het midden van de twintigste eeuw nog volop aan de gang,

zoals te zien is op de historische kaart uit de twintigste eeuw (figuur 3.10). De ontginning van de heidevelden

leidde tot een onregelmatige blokverkaveling, welke in het huidige landschap nog altijd is terug te herkennen,

evenals de strokenverkaveling in de broekgebieden. Het esdorpenlandschap is daarentegen, met uitzondering

van de overgebleven bouwlanden op de voormalige enken van de buurtschappen Vemde en Dijkhuizen,

grotendeels verdwenen.

189 Lohuizen, G.S. van, et al, 1976, p. 9. 190 Stork, C., et al, 2016, p. 33. 191 Stork, C. (2002). Historisch grondgebruik in de gemeente Epe. Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken, p. 35.

Figuur 3.8: Het grondgebruik rondom het dorp Epe omstreeks 1800, geprojecteerd op de huidige topografische situatie. Direct rondom Epe lagen verschillende enken, waaronder de Kleine Burgerenk, de Dorperenk, de Lohuizenenk en de Laarenk. De Dorperenk aan de oostkant van het dorp Epe werd als een krans omringd door de enken van de buurtschappen Vemde (Vemder-enk), Dijkhuizen en Zuuk. Het overgrote deel van de enken rondom het dorp Epe zijn in de huidige situatie bebouwd als gevolg van stedelijke uitbreiding. | Bron: Stork, C., et al, 2016, bijlage; Kaart grondgebruik rond 1800.

Page 71: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

71

3.2.3 Indeling in hoofdlandschappen

Op basis van de fysische geografie en het historische cultuurlandschap is het landschap in het studiegebied

Epe-Oene in te delen in vier hoofdlandschappen (figuur 3.11 en tabel 3.1): het stuwwallandschap, het

dekzandlandschap, het beekdal- en broeklandschap en het rivierenlandschap. De indeling kent grote

overeenkomsten met de landschappelijke indeling in het studiegebied Eerbeek-Loenen, maar kent binnen de

hoofdlandschappen duidelijke verschillen. De indeling volgt de uit de historisch-landschappelijke context

voortkomende gradiënt in het gebied. De verschillende hoofdlandschappen worden hieronder kort toegelicht.

Figuur 3.9: Topografische Militaire Kaart (TMK) uit 1848 van het studiegebied Epe-Oene. Het historisch cultuurlandschap kent een gradiënt vanaf de stuwwal aflopend naar de IJssel. De stuwwal(flank) kent een esdorpenlandschap, et historisch cultuurlandschap langs het kanaaltraject vormt een combinatie tussen het esdorpenlandschap en een kampenlandschap. | Bron: Topografische Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (TMK), schaal 1:50.000.

Page 72: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

72

Het stuwwallandschap

Het stuwwallandschap in het studiegebied Epe-Oene omvat de stuwwalflank en de daluitspoelingswaaiers. Een

belangrijk verschil met het stuwwallandschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen is het ontbreken van het

stuwwalplateau. Het stuwwalplateau is verder naar het westen gelegen en valt buiten het studiegebied Epe-

Oene. Daarbij is de stuwwalflank in het studiegebied Epe-Oene veel breder dan in het studiegebied Eerbeek-

Loenen. Het stuwwallandschap werd gekenmerkt door een esdorpenlandschap, waarbij het grondgebruik en de

ligging van de verschillende bedrijfsonderdelen overeenkomen met het esdorpenlandschap in het studiegebied

Eerbeek-Loenen. Gelijk aan Loenen, Zilven en Eerbeek is het dorp Epe gelegen op de hogere gronden van de

daluitspoelingswaaiers en ook de grote bouwlandcomplexen van Epe en de omringende gehuchten waren

gelegen op de daluitspoelingswaaiers. De droge dalen waren vaak in gebruik als grasland.

Figuur 3.10: Topografische kaart (Bonnebladen) uit 1936 van het studiegebied Epe-Oene. De gradiënt in cultuurlandschap is nog steeds duidelijk herkenbaar, evenals de aan de gang zijnde ontginningen van de heidevelden ten zuidwesten van Oene. | Bron: Chromotopografische Kaart des Rijks (Bonnebladen), schaal 1:25.000.

Page 73: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

73

Het dekzandlandschap

Het dekzandlandschap in het studiegebied Epe-Oene kent dezelfde eenheden als het dekzandlandschap in het

studiegebied Eerbeek-Loenen. Ook in het studiegebied Epe-Oene is op de grootste dekzandrug een dorp

gelegen, in dit geval Oene. Daar waar Hall echter een duidelijke enk kent, wordt Oene omringd door een

kleinschalig kampenlandschap. De dekzandwelving in het studiegebied Epe-Oene is bovendien veel groter, al

maakte deze als heideveld wel deel uit van het esdorpenlandschap.

Figuur 3.11: Kaart met de indeling in hoofdlandschappen in het studiegebied Epe-Oene, gebaseerd op de fysische geografie, het historisch cultuurlandschap en de ontwikkeling van het watersysteem. De hoofdlandschappen zijn: het stuwwallandschap, het dekzandlandschap, het beekdal- en broeklandschap en het rivierenlandschap. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Page 74: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

74

Tabel 3.1: Matrixtabel indeling hoofdlandschappen in het studiegebied Epe-Oene. De tabel geeft de samenhang weer tussen de fysische geografie en het historische cultuurlandschap.

1848

1936

A -

Stu

ww

alla

nd

sch

ap

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

Hd

21: H

aarp

od

zolg

ron

d

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

Hd

21: H

aarp

od

zolg

ron

d

A2

- D

roo

g d

al11

/10S

3: D

roo

g d

alp

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

dG

rasl

and

Gra

slan

d

zEZ2

1g, z

EZ23

(g),

zEZ

30g:

Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

Hn

21(g

), g

Hn

30: V

eld

po

dzo

lgro

nd

en

He

ide

He

ide

/ b

ou

wla

nd

B -

De

kzan

dla

nd

sch

ap

bEZ

21, b

EZ23

: Ho

ge b

ruin

e e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

do

rpB

ou

wla

nd

/ d

orp

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

cHn

21(g

), c

Hn

23(g

), c

Hn

30: L

aarp

od

zolg

ron

d

Vz:

Vli

erv

ee

ngr

on

de

n o

p z

and

Zn21

g: V

lakv

aagg

ron

de

n

cHn

21(g

), c

Hn

23(g

), c

Hn

30: L

aarp

od

zolg

ron

dB

ou

wla

nd

Bo

uw

lan

d

Hn

21(g

), g

Hn

30: V

eld

po

dzo

lgro

nd

en

He

ide

He

ide

/ b

ou

wla

nd

C -

Be

ekd

al-

en

bro

ekl

and

sch

ap

C1

- B

ee

kdal

2R2:

Dal

vorm

ige

laag

ten

, zo

nd

er

vee

np

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

d

pZg

23g:

Be

eke

erd

gro

nd

(v)W

zg: M

oe

rige

ee

rdgr

on

de

n

Vz:

Vli

erv

ee

ngr

on

de

n o

p z

and

hV

z: K

oo

pve

en

gro

nd

en

op

zan

d

(v)W

zg: M

oe

rige

ee

rdgr

on

de

n

D -

Riv

iere

nla

nd

sch

ap

D1

- R

ivie

roe

verw

al3K

25: R

ivie

roe

verw

alR

d90

: Oo

ivaa

ggro

nd

en

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

Zn21

: Vla

kvaa

ggro

nd

Rn

47C

(g),

Rn

67C

g: P

old

erv

aagg

ron

de

n

C2

- B

roe

kge

bie

de

n e

n b

ee

kove

rstr

om

ings

vlak

te2M

7: V

lakt

e v

an s

ne

eu

wsm

elt

wat

era

fze

ttin

gen

B2

- D

ekz

and

laag

te3N

5: L

aagt

e z

on

de

r ra

nd

wal

Gra

slan

dG

rasl

and

B3

- D

ekz

and

we

lvin

g3L

3: W

elv

inge

n in

sn

ee

uw

sme

ltw

ate

rafz

ett

inge

n

A3

- D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r3G

3: D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r

B1

- D

ekz

and

rug

C3

- V

ee

nge

bie

d2M

46: O

ntg

on

ne

n v

ee

nvl

akte

(+/

- kl

ei/

zan

d)

D2

- B

roe

kge

bie

d in

riv

ierk

om

2M25

: Riv

ierk

om

Gra

slan

dG

rasl

and

3K14

: De

kzan

dru

g (+

/- o

ud

bo

uw

lan

dd

ek)

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

A1

- St

uw

wal

flan

k6H

7: S

tuw

wal

glo

oii

ng

He

ide

/ b

os

He

ide

/ b

os

4L8:

Lag

e la

nd

du

ine

n +

bij

be

ho

ren

de

laag

ten

/vla

kte

n

EPE-

OEN

EG

eo

mo

rfo

logi

eB

od

em

His

tori

sch

cu

ltu

url

and

sch

ap

Gra

slan

dG

rasl

and

Page 75: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

75

Het beekdal- en broeklandschap

De beekdalen van het beekdal- en broeklandschap in het studiegebied Epe-Oene vormen de scheiding tussen

de vingers van de daluitspoelingswaaiers van het stuwwallandschap. Een belangrijk verschil met het beekdal-

en broeklandschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen is de veenvorming in het Oenesche Broek en het

Vossenbroek. In sterke samenhang met deze veenvorming worden de broekgebieden gekenmerkt door een

ander cultuurlandschap: een agrarisch veenontginningslandschap. Het watersysteem bestaat uit een uitgebreid

weteringenstelsel en is gegraven ten behoeve van de afwatering (en ontginning) van de broekgebieden in de

middeleeuwen (zie paragraaf 3.2.4). Kenmerkend voor dit landschap is de smalle strokenverkaveling en vele

watergangen, welke in het huidige landschap veelal bewaard zijn gebleven. Gelijk aan het beekdal- en

broeklandschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen, maken de laaggelegen ligging en de natuurlijke natte

omstandigheden het beekdal- en broeklandschap tot zeer kansrijke gebieden voor een bijdrage aan de mogelijke

ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal.

Het rivierenlandschap

Het laatste hoofdlandschap betreft het rivierenlandschap, welke eveneens gekenmerkt wordt door een agrarisch

veenontginningslandschap. Het rivierenlandschap bestaat uit twee eenheden: de rivierkom en de

rivieroeverwal. Voor het studiegebied Epe-Oene vormt de rivierkom de belangrijkste eenheid, daar deze

gekenmerkt werd door een groot broekgebied (het Nijbroek). Het broekgebied is voornamelijk in gebruik als

grasland voor de op de overgang van hoog naar laag liggende dorpen zoals Epe, maar ook Oene had in de vorm

van het Voorbroek en Achterbroek beschikking over grasland in dit grote broekgebied. De ontginning van het

Nijbroek leidde ook in het studiegebied Epe-Oene tot grote veranderingen in het watersysteem (zie paragraaf

3.2.4).

3.2.4 De ontwikkeling van het watersysteem tot aan de negentiende eeuw

Het watersysteem in het studiegebied Epe-Oene kent, gelijk aan het historisch cultuurlandschap, van oudsher

een gradiënt, lopend vanaf de stuwwal in het westen naar de IJssel in het oosten. De overzichtskaart van de

Veluwe uit de zestiende eeuw, gemaakt door cartograaf Christiaan sGrooten, laat deze gradiënt mooi zien

(figuur 3.12). De stuwwal en het dekzandlandschap worden, evenals in het studiegebied Eerbeek-Loenen,

gekenmerkt door een stelsel van (sprengen)beken. De oorsprong en de ontwikkeling van dit bekenstelsel kent

echter grote verschillen met de twee bekenstelsels langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen. Het

rivierenlandschap van het Nijbroek kenmerkt zich door een afwisseling van weteringen en leigraven. Het

kanaaltraject Epe-Oene loopt daarnaast parallel aan de Grift: een oude watergang die lange tijd één van de

belangrijkste watergangen van het watersysteem vormde.

Figuur 3.12: Uitsnede uit de overzichtskaart van de Veluwe, gemaakt door de cartograaf Christiaan sGrooten en daterend uit omstreeks 1570. De stuwwal(flank) links op de kaart wordt gekenmerkt door beken, welke uitmonden in de Grift. Ten oosten van de Grift ligt een uitgebreid weteringenstelsel, welke parallel lopen aan de rivier de IJssel. | Bron: Elspeet Historie (2018). Veluwe 1570. [Online], geraadpleegd 01-08-2018. Beschikbaar via: https://www.elspeethistorie.nl/index.php/luchtfotos/topografische-kaarten/veluwe-1570.

Page 76: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

76

Het natuurlijke watersysteem

Daar waar men in het studiegebied Eerbeek-Loenen moest graven voor water, is het studiegebied Epe-Oene

van nature waterrijk(er). Het studiegebied Epe-Oene stond onder invloed van rijke kwelstromen en ook de

nabijgelegen IJssel had grote invloed op de ontwikkeling van het watersysteem. Op plaatsen waar het

kwelwater aan de oppervlakte kwam, zoals ter plaatse van het Wisselse Veen, Tongerense Veen, Oenesche

Broek, het Vossenbroek, ontwikkelden zich waterrijke broek- en veengebieden. Het hoger op de stuwwal

gelegen Wisselse Veen en Tongerense Veen waren via een tweetal natuurlijke beken met het aan de voet van

de stuwwal gelegen Vossenbroek en Oenesche Broek verbonden. Deze beken betreffen de Tongerense Beek

en de Verloren Beek.192 Vermoedelijk kent ook de Dorpse Beek eenzelfde oorsprong als kwelbeek193 De beken

verliepen uiteindelijk in een uitgestrekt broekgebied ten (zuid)oosten van de dekzandrug van Oene, door de

mens ook wel het Nijbroek genoemd, waar het water zich verzamelde en langzaam een weg zocht naar het

noorden.194 De planmatige ontginning van de broekgebieden door de mens betekende echter grote

veranderingen voor het watersysteem. Hiertoe werden een aantal grote weteringen gegraven, waaronder de

Grote Wetering, welke de oudste en voornaamste is.195 De wetering is waarschijnlijk bij het begin van de

ontginningen in of omstreeks 1328 gegraven en ligt ten zuiden van het studiegebied Epe-Oene. Het graven van

de weteringen was echter niet voldoende om het instromende water vanaf de Veluwe en het overstromingswater

vanuit de IJssel uit het Nijbroek te houden.196 Om dit water buiten de deur te houden, werd het Nijbroek met

kaden omringd, met aan de oostzijde de Zeedijk, aan de westzijde de Bekendijk en Veluwse Dijk, aan de

zuidzijde de Kadijk en aan de noordzijde de Vloeddijk.197 De kades blokkeerden echter de weg voor het

instromende water vanaf de lage gronden in de omgeving van Apeldoorn, Vaassen en Epe, wat voorheen

vrijelijk het Nijbroek kon instromen, maar zich na de bekading tussen de kades en de hoger liggende

zandgronden verzamelde.198 Dit was waarschijnlijk ook het geval voor het water van het in het zuiden van het

studiegebied gelegen Vossenbroek. Voor het afvoeren van dit water werd de Nieuwe Wetering gegraven, welke

het studiegebied Epe-Oene in het oosten van zuid naar noord doorkruist en dwars door de dekzandrug van

Oene en het Oenesche Broek heen is gegraven.199

Het ontstaan van de Grift

Het uitgebreide weteringenstelsel droeg zorg voor de afwatering van het Nijbroek en de lage landen van

Apeldoorn, Vaassen en Epe. De ontginning van het Nijbroek vroeg echter ook om het afvangen van het

instromende water vanaf de hoger gelegen zone met broekgebieden, in het studiegebied Epe-Oene het water

Figuur 3.13: Uitsnede kaart van het Vossenbroek omstreeks 1634. Links en rechts van het broek lopen twee watergangen, welke uitmonden in de Grift. Het landgebruik bestond voornamelijk uit grasland. | Bron: Gelders Archief, toegangsnr. 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5181 Civiele procesdossiers, hoofdreeks, 1640.

192 Kreffer, J.C., ‘De Verloren Beek (deel 1)’. In: De Wijerd, jg. 21, nr. 2, p. 37-42. 193 Menke, H., ‘Beken rond Epe - Feiten en vragen’. In: De Wijerd, jg. 6, nr. 1, p. 11-21. 194 Fockema Andreae, S.J. (1950). Studiën over waterschapsgeschiedenis I. Polderdistrict Veluwe. E.J. Brill, Leiden, p. 5. 195 Ibidem, p. 17. 196 Menke, H., et al, 2007, p 30. 197 Ibidem, p 30. 198 Jonge, E. de, H. van Boven & Th.J. Petri (red.) (2007). Veluws water. Tien eeuwen waterbeheer op de Veluwe. Uitgeverij Matrijs, Utrecht, p. 30. 199 Fockema Andreae, S.J., 1950, p. 19.

Page 77: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

77

vanuit het Wisselse en Tongerense Veen. Dit water werd via natuurlijke beken zoals de Tongerense Beek en

de Verloren Beek vanaf de Veluwe richting de IJssel afgevoerd. Voor de afvang van dit water werd de Grift

gegraven, waarbij de aanleg van de Grift al bij de uitgifte van het Nijbroek in 1328 was voorzien.200 Het

precieze tijdstip van aanleg is echter onduidelijk, maar na de aanleg verliepen de beken niet langer in het

Nijbroek. De beken mondden uit in de Grift, welke het instromende water vanuit de beken richting het noorden

afvoerde. Ook het Vossenbroek waterde sinds de aanleg op de Grift af (figuur 3.13). In tijden van hoge

waterafvoer op de Grift moest en moet het Vossenbroek zelfs worden bemalen.201 In vroegere tijden gebeurde

dit aan de hand van een windmolen, welke later is vervangen door een elektrisch gemaal. De bemaling vindt

vandaag de dag nog steeds plaats met behulp van een modern gemaal.

Beek Watermolens Aanwezig/verdwenen

Tongerense Beek Achterste Molen (bij Epe) Geheel verdwenen

Klaarbeek Wisselse Papiermolens Geheel verdwenen

Wisselse Korenmolen Geheel verdwenen

Kopermolen in Zuuk (Rosendaels Molen) (Vrijwel) compleet aanwezig

Korenmolen in Zuuk Geheel verdwenen

Zuuker Korenmolen Resten aanwezig

Tabel 3.2: Overzicht van het Klaarbeek-systeem en de daaraan gelegen watermolens in het studiegebied Epe-Oene. | Gebaseerd op: Bekenatlas (online) van de Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen en Beken.

Het Eper bekenstelsel

Het studiegebied Epe-Oene kent, naast de weteringen en de Grift, één bekenstelsel: het Eper bekenstelsel

(figuur 3.14). In tegenstelling tot de twee bekenstelsels in het studiegebied Eerbeek-Loenen, welke

voornamelijk bestaan uit sprengenbeken, bestaat het Eper bekenstelsel uit natuurlijke beken welke door de

mens zijn aangepast. De van oorsprong natuurlijke beken betreffen de Tongerense Beek, Verloren Beek en de

Dorpse Beek. Het bekenstelsel kent daarnaast één duidelijk molenbeeksysteem: het Klaarbeek-systeem.202 Dit

systeem bestaat uit de Vlasbeek, Witte Beek, Paalbeek, Tongerense Beek en Klaarbeek. De Klaarbeek vormt

hierbij de hoofdbeek en wordt gevoed door de Paalbeek als noordelijke arm en de Tongerense Beek als

zuidelijke arm. De Paalbeek en Tongerense Beek worden gevoed door twee zijtakken: de Paalbeek door de

Vlasbeek en de Tongerense Beek door de Witte Beek. Het systeem is in feite een sprengenbeek, maar het

systeem kent slechts een gering aantal sprengen. Enkel de Witte Beek is een echte spreng. De overige beken

kennen hun oorsprong in de laaggelegen delen van het landschap, zoals het Wisselse Veen, Tongerense Veen

en de droge dalen. Vermoedelijk zijn de oorsprongen wel uitgediept, maar was echt graven, zoals in Eerbeek

en Loenen, niet nodig, daar de natuurlijke kwelstromen blijkbaar voldoende water leverden. De beken zijn

daarentegen wel regelmatig opgeleid ten behoeve van de aandrijving van watermolens. Het systeem kende in

totaal vijf watermolens (tabel 3.2). De watermolens waren gelegen op de Tongerense Beek en de Klaarbeek.

Bijzonder is de opleiding van de Vlasbeek in de bovenloop van het systeem. Deze opleiding diende niet voor

de aandrijving van een watermolen, maar om de Vlasbeek het dal te laten oversteken en te verbinden met de

Paalbeek, welke aan de zuidrand van het dal was gelegen. Daarnaast is ten behoeve van de aandrijving van

watermolens, de van oorsprong natuurlijke, Tongerense Beek in 1710 vergraven.203 Men heeft de loop van de

beek verlegd van het ene dal naar het andere dal. Hiervoor heeft men dwars door een hoge rug gegraven, waarna

de Tongerense Beek is aangesloten op de Paalbeek. De Verloren Beek is daarentegen nooit benut voor de

aandrijving van watermolens. Aan het begin van de negentiende eeuw, omstreeks 1821, ondernam men hier

wel een poging toe, maar deze strandde door protest van de eigenaren van de Tongerense Beek. Deze waren

bang waren voor een verminderde watertoevoer en dus minder vermogen voor hun molens. Het gehele

bekenstelsel is, inclusief de weinige sprengen, nog altijd aanwezig. De meeste watermolens zijn helaas verloren

gegaan. Enkel de Kopermolen in Zuuk heeft de tijd overleefd.

200 Menke, H., et al, 2007, p 30. 201 Menke, H., ‘Een watermolen in Vossenbroek’. In: De Wijerd, jg. 23, nr. 2, p. 40-41. 202 Menke, H., ‘Beken rond Epe - Feiten en vragen’. In: De Wijerd, jg. 6, nr. 1, p. 11-21. 203 Kreffer, J.C., ‘De Verloren Beek (deel 1)’. In: De Wijerd, jg. 21, nr. 2, p. 37-42.

Page 78: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

78

Figuur 3.14: Overzichtskaart van het huidige Eper bekenstelsel ten westen van het Apeldoorns Kanaal. Het stelsel bestaat uit de Tongerense Beek, Verloren Beek, Dorpse Beek, Vlasbeek, Paalbeek, Witte Beek en Klaarbeek. | Gebaseerd op: De Bekenatlas (De Bekenstichting (2018). De Bekenatlas Veluwe. [Online], geraadpleegd 24-08-2018. Beschikbaar via: http://www.bekenatlas.nl/) en Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 24-08-2018.).

Page 79: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

79

3.3 De aanleg en het huidig functioneren van het kanaaltraject

De komst van het Griftkanaal in het studiegebied Epe-Oene betekende het einde van een eeuwenlange strijd

tussen de lokale bevolking en hogere machten om de bevaarbaarheid van de Grift te verbeteren (zie paragraaf

1.5). Het Griftkanaal is de oude naam voor het noordelijk deel van het Apeldoorns Kanaal en werd als nieuwe

waterweg naast de Grift aangelegd. De Grift bleef bij de aanleg van het kanaal wel bewaard en kent, samen

met het Apeldoorns Kanaal, in het huidige landschap en watersysteem nog altijd een belangrijke functie.

3.3.1 Het Apeldoorns Kanaal als lint door het landschap

Bij het ontwerp van het Griftkanaal functioneerde de al bestaande en eeuwenoude Grift als leidraad voor het

nieuw te graven kanaal. Plannen om de Grift beter bevaarbaar te maken kwamen niet van de grond en aan het

begin van de negentiende eeuw kwam men na zorgvuldig onderzoek tot de realisatie dat enkel de aanleg van

een nieuw kanaal een bevaarbare waterweg zou opleveren.204 Het ontwerp van het Griftkanaal kende echter,

evenals bij het ontwerp van het Kanaal Apeldoorn-Dieren, zijn uitdagingen.

De komst van het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw

De opdracht tot nadere uitwerking en het ontwerp van het Griftkanaal werd

door koning Willem I gegeven aan bouwmeester Hendrik Jan Lijsen, een

beambte van paleis Het Loo en opzichter der Koninklijke paleizen in de

Noordelijke Provinciën.205 In zijn functie van paleisbeambte had Lijsen de

grote vijvers en fonteinen, inclusief hun ingenieuze watervoorziening, in het

paleispark aangelegd en Lijsen had de koning laten weten dat hij wel

mogelijkheden zag de kanaalplannen uit te voeren. Lijsen kwam voor een

uitdagende opdracht te staan. Het nieuwe Griftkanaal werd aangelegd als

verbinding tussen Apeldoorn en Hattem, waar het kanaal zou uitmonden in de

IJssel. Het realiseren van deze verbinding in het reliëfrijke landschap van de

Veluwe vormde een uitdaging, daar het hoogteverschil tussen Apeldoorn en

Hattem 12,25 meter bedroeg en goede topografische kaarten aan het begin van

de negentiende eeuw ontbraken.206 Op basis van landmetingen, waterpassingen

en proefboringen werd daarom eerst een voorlopig tracé vastgesteld. Het grote

hoogteverschil tussen Apeldoorn en Hattem maakte het noodzakelijk het

kanaaltracé te verdelen in zes panden, welke door vijf houten schutsluizen van

elkaar werden gescheiden.207 Waar de sluizen precies zouden komen, was

afhankelijk van de hoogteverschillen en werd na onderzoek vastgesteld in het

ontwerp voor het definitieve kanaaltracé.208 Op basis van de verzamelde

gegevens werden vervolgens min of meer geschikte kaarten gemaakt, welke bij de aanleg van het nieuwe

kanaal konden worden gebruikt.209 Het definitieve (en bestaande) kanaaltracé van Lijsen volgt tussen

Apeldoorn en Heerde nauwgezet de Grift, waarbij het kanaal de eerste tweeënhalve kilometer vanaf Apeldoorn

min of meer parallel loopt aan de Grift en vervolgens direct langs de Grift.210 In het studiegebied Epe-Oene

liggen het kanaal en de Grift zo dicht bij elkaar, dat deze enkel door een met bomen beplante wal van elkaar

gescheiden worden (figuur 3.15). Een belangrijke reden voor Lijsen om de Grift te volgen, was dat de Grift

grotendeels door heidevelden liep, wat gunstig was voor de (goedkope) aankoop van de voor het kanaaltracé

benodigde gronden.211 De historische kaart uit het midden van de negentiende eeuw laat zien hoe het kanaal in

het zuiden van het studiegebied Epe-Oene door de heidevelden heen snijdt (figuur 3.9). De historische kaart

laat eveneens zien dat ook in dit studiegebied het kanaal dwars door de beekdalen en broekgebieden heen snijdt.

Deze doorsnijding is echter minder drastisch dan in het studiegebied Eerbeek-Loenen, daar de beekdalen en

broekgebieden al sinds de middeleeuwen worden doorsneden door de Grift. Het kanaaltraject in het

studiegebied Epe-Oene volgt de Grift met bochten en al, waardoor ook het kanaal een bochtig verloop kent.

Bestudering van de geomorfologische kaart leidt tot de constatering dat het kanaal, en in de middeleeuwen dus

ook de Grift, om de tot het stuwwallandschap behorende, hoge gronden van de daluitspoelingswaaiers van

Norel, Vemde en Dijkhuizen heen is gegraven (figuur 3.3). Gelijk aan de ontwerpers van het Kanaal

204 Slijkhuis, H. (2015). De Grift op de Oost-Veluwe als een spiegel van de tijd. 1370-heden. Henri Slijkhuis, Heerde, p. 18. 205 Scholten, R., 2017, p. 20. 206 Ibidem, p. 23; p. 30. 207 Ibidem, p. 30. 208 Het kanaaltraject Epe-Oene is gelegen in het vierde pand. 209 Scholten, R., 2017, p. 23. 210 Ibidem, p. 27. 211 Ibidem, p. 26.

Figuur 3.15: Het Apeldoorns Kanaal en de Grift liggen in het studiegebied Epe-Oene direct naast elkaar en worden enkel door een met bomen beplante wal van elkaar gescheiden. Links de Grift, rechts het Apeldoorns Kanaal| Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 80: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

80

Apeldoorn-Dieren heeft Lijsen hier, bewust of onbewust, rekening gehouden met de fysisch-geografische

gesteldheid van het landschap. De kanaaloevers werden met elkaar verbonden door bruggen, veelal op plaatsen

waar het bestaande wegennetwerk het kanaal kruisten en waar in het verlengde van de nieuwe brug ook al een

brug over de aan het kanaal parallel lopende Grift lag.212 Het studiegebied Epe-Oene kende vijf bruggen: de

Vemderbrug, Dijkhuizerbrug, Horsterbrug, Dragterbrug en Zuukbrug. De Dijkhuizerbrug werd echter op 1

augustus 1931 door Rijkswaterstaat opgeheven en weggehaald.213 Ten zuiden van de Horsterbrug werd een

zwaaikom aangelegd en, gelijk aan het jaagpad in het studiegebied Eerbeek-Loenen, op de oostelijke oever van

het kanaal een jaagpad.

Het Apeldoorns Kanaal in het huidige landschap

Na de aanleg van het Apeldoorns Kanaal kende het landschap in het

studiegebied Epe-Oene vergelijkbare veranderingen als het

landschap in het studiegebied Eerbeek-Loenen, maar op kleinere

schaal (tabel 3.3 en figuur 3.1). Het heideveld in het

dekzandlandschap, net ten noorden van het Vossenbroek, is na

ontginning voornamelijk in gebruik genomen als grasland en wordt

in het huidige landschap gekenmerkt door een blokverkaveling. Het

Vossenbroek kent in de huidige situatie een tweedeling met

betrekking tot het landgebruik: ten oosten van het kanaal bestaat het

Vossenbroek uit oude landbouwgronden, terwijl het gebied ten

westen van het kanaal een functie kent als natuurgebied.214 Het

natuurgebied kent als gevolg van de doorsnijding door de A50 ook

weer twee delen (figuur 3.16). Het oostelijke deel (het deel tussen

snelweg en kanaal) bestaat uit open grasland met hier en daar wat

struikgewas. Het deel ten westen van de snelweg bestaat uit een

elzenbroekbos wat omgeven wordt door natte graslanden met

houtsingels. De heide op de stuwwal is vervangen door bos en de

enken van Epe zijn grotendeels bebouwd als gevolg van de

stedelijke uitbreiding van het dorp. De enken van de gehuchten

Norel, Vemde en Dijkhuizen zijn daarentegen niet bebouwd en

kennen in het huidige landschap nog altijd een grondgebruik als

bouwland, al zijn de huidige percelen kleine restjes van de ooit zo uitgestrekte bouwlandcomplexen. De

beekdalen en broekgebieden in het beekdal- en broeklandschap zijn in het huidige landschap nog altijd als

zodanig te herkennen en worden gekenmerkt door de van oudsher aanwezige graslanden. Het Oenesche Broek

wordt nog altijd gekenmerkt door het oude agrarische veenontginningslandschap (figuur 3.17 en 3.18),

inclusief de bijbehorende openheid, graslanden en strokenverkaveling. Hetzelfde geldt voor het landschap in

het Nijbroek in de rivierkom van de IJssel. Het landschap op de dekzandrug van Oene heeft eveneens het

kleinschalige karakter van het oude kampenlandschap behouden (figuur 3.19). Het grondgebruik op de

dekzandrug bestaat grotendeels nog altijd uit bouwland. De houtwallen tussen de percelen zijn grotendeels

verdwenen, maar de aanwezige beplanting en restanten van de houtwallen geven het landschap nog altijd een

kleinschalig karakter. Gelijk aan de veldnamen in het studiegebied Eerbeek-Loenen zijn ook in het studiegebied

Epe-Oene enkele veldnamen die naar de fysische-geografie en het oude landgebruik verwijzen, zoals

‘Oenesche Broek’, ‘Zuukerveld’ en ‘Vossenbroek’, bewaard gebleven.

Daarnaast zijn de vier kanaalbruggen in het studiegebied nog altijd aanwezig. De huidige Vemderbrug,

Dragterbrug en Zuukbrug bestaan echter uit vaste betonbruggen en zijn niet meer passeerbaar voor de

scheepvaart.215 Enkel de Horsterbrug bestaat nog uit een ophaalbrug, maar is vanwege de betonnen val ook

niet passeerbaar voor de scheepvaart. Ook de zwaaikom ten zuiden van de Horsterbrug is nog aanwezig. Het

jaagpad op de oostelijke oever is echter vervangen door een verharde weg (de Kanaalweg). Een groot verschil

met het cultuurlandschap van de negentiende/twintigste eeuw vormt de snelweg A50, welke min of meer

parallel loopt aan het Apeldoorns Kanaal (figuur 3.1).

212 Ibidem, p. 31. 213 Bremen, B. van den, ‘Het Apeldoorns Kanaal. Een grote weldaad aan deze Gemeente bewezen.’, In: Ampt Epe, jg. 2000, nr. 131, p. 13-21. 214 Geldersch Landschap & Kasteelen (2018). Vossenbroek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.glk.nl/landschappen-kastelen/locatie/vossenbroek. 215 Stichting Apeldoorns Kanaal (2018). Varen over het kanaal. [Online], geraadpleegd op 27-08-2018. Beschikbaar via: http://apeldoornskanaal.com/index.php/apeldoorns-kanaal/kunstwerken-varen-over.

Figuur 3.16: Topografische kaart van het huidige natuurgebied Vossenbroek, gelegen aan de westkant van het Apeldoorns Kanaal. Het natuurgebied bestaat aan de oostkant van de snelweg uit open graslanden, aan de westkant uit een elzenbroekbos omgeven door graslanden met houtsingels. | Bron: Geldersch Landschap & Kasteelen (2018). Vossenbroek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.glk.nl/landschappen-kastelen/locatie/vossenbroek.

Page 81: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

81

Figuur 3.17: Het Apeldoorns Kanaal met aan de rechterkant het uitgestrekte, agrarische veenontginningslandschap van het Oenesche Broek. Kenmerkend voor dit landschap zijn de vele watergangen, het grondgebruik bestaande uit grasland en de grote openheid. Hier en daar staat een verdwaalde wilg, els of populier als stille getuige van de natte omstandigheden. Aan de linkerkant van het kanaal is bovendien de aan het kanaal parallel lopende Grift te zien. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Figuur 3.18: De openheid en graslanden van het Oenesche Broek vanuit het midden van het Oenesche Broek gezien. De bosrand aan de horizon geeft de grens van het Oenesche Broek weer. | Foto: Rowie aan de Wiel, 2018.

Figuur 3.19: Het kleinschalige kampenlandschap van Oene met de doorsnijding van de Nieuwe Wetering. Op de achtergrond is linksboven, aan de horizon, de openheid en het grasland van het Oenesche Broek te zien. | Foto: Mark aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 82: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

82

Tabel 3.3: Matrixtabel ontwikkeling historisch cultuurlandschap in het studiegebied Epe-Oene. De tabel geeft de verschillen weer in het cultuurlandschap omstreeks 1937 en het huidige cultuurlandschap (2018).

1936

2018

A -

Stu

ww

alla

nd

sch

ap

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

Hd

21: H

aarp

od

zolg

ron

d

gY30

: Ho

ltp

od

zolg

ron

d

Hd

21: H

aarp

od

zolg

ron

d

A2

- D

roo

g d

al11

/10S

3: D

roo

g d

alp

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

dG

rasl

and

Gra

slan

d

zEZ2

1g, z

EZ23

(g),

zEZ

30g:

Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

Hn

21(g

), g

Hn

30: V

eld

po

dzo

lgro

nd

en

He

ide

/ b

ou

wla

nd

Bo

uw

lan

d /

gra

slan

d

B -

De

kzan

dla

nd

sch

ap

bEZ

21, b

EZ23

: Ho

ge b

ruin

e e

nke

erd

gro

nd

Bo

uw

lan

d /

do

rpB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

/ d

orp

zEZ2

1, z

EZ30

: Ho

ge z

war

te e

nke

erd

gro

nd

cHn

21(g

), c

Hn

23(g

), c

Hn

30: L

aarp

od

zolg

ron

d

Vz:

Vli

erv

ee

ngr

on

de

n o

p z

and

Zn21

g: V

lakv

aagg

ron

de

n

cHn

21(g

), c

Hn

23(g

), c

Hn

30: L

aarp

od

zolg

ron

dB

ou

wla

nd

Hn

21(g

), g

Hn

30: V

eld

po

dzo

lgro

nd

en

He

ide

/ b

ou

wla

nd

C -

Be

ekd

al-

en

bro

ekl

and

sch

ap

C1

- B

ee

kdal

2R2:

Dal

vorm

ige

laag

ten

, zo

nd

er

vee

np

Zg23

g: B

ee

kee

rdgr

on

d

pZg

23g:

Be

eke

erd

gro

nd

(v)W

zg: M

oe

rige

ee

rdgr

on

de

n

Vz:

Vli

erv

ee

ngr

on

de

n o

p z

and

hV

z: K

oo

pve

en

gro

nd

en

op

zan

d

(v)W

zg: M

oe

rige

ee

rdgr

on

de

n

D -

Riv

iere

nla

nd

sch

ap

D1

- R

ivie

roe

verw

al3K

25: R

ivie

roe

verw

alR

d90

: Oo

ivaa

ggro

nd

en

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

Zn21

: Vla

kvaa

ggro

nd

Rn

47C

(g),

Rn

67C

g: P

old

erv

aagg

ron

de

nG

rasl

and

Bo

uw

lan

d /

gra

slan

d

Gra

slan

d

Gra

slan

dG

rasl

and

3N5:

Laa

gte

zo

nd

er

ran

dw

alB

2 -

De

kzan

dla

agte

He

ide

/ b

os

Bo

s

Bo

uw

lan

dB

ou

wla

nd

/ g

rasl

and

Gra

slan

dG

rasl

and

3K14

: De

kzan

dru

g (+

/- o

ud

bo

uw

lan

dd

ek)

B1

- D

ekz

and

rug

A1

- St

uw

wal

flan

k

4L8:

Lag

e la

nd

du

ine

n +

bij

be

ho

ren

de

laag

ten

/vla

kte

n

A3

- D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r3G

3: D

alu

itsp

oe

lin

gsw

aaie

r

2M25

: Riv

ierk

om

D2

- B

roe

kge

bie

d in

riv

ierk

om

2M46

: On

tgo

nn

en

ve

en

vlak

te (

+/-

kle

i/za

nd

)C

3 -

Ve

en

geb

ied

3L3:

We

lvin

gen

in s

ne

eu

wsm

elt

wat

era

fze

ttin

gen

C2

- B

roe

kge

bie

de

n e

n b

ee

kove

rstr

om

ings

vlak

te2M

7: V

lakt

e v

an s

ne

eu

wsm

elt

wat

era

fze

ttin

gen

B3

- D

ekz

and

we

lvin

g

Bo

de

mH

isto

risc

h c

ult

uu

rlan

dsc

hap

6H7:

Stu

ww

algl

oo

iin

g

Ge

om

orf

olo

gie

EPE-

OEN

E

Page 83: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

83

3.3.2 Het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende watersysteem

De komst van het Apeldoorns Kanaal betekende in het studiegebied Epe-Oene geen grote

waterhuishoudkundige veranderingen. De sprengenbeken in het studiegebied wateren van oudsher af op de

Grift en de komst van het kanaal in de negentiende eeuw bracht hier geen verandering in. Het kanaal diende

als economische levensader en functioneerde voor de scheepvaart. Gedurende de jaren zijn de rollen van beide

watergangen echter wel veranderd.

De aanleg van het Apeldoorns Kanaal in de negentiende eeuw

De eerste graafwerkzaamheden voor het nieuwe Griftkanaal startte in april 1825.216 Naar het ontwerp van

Lijsen liep het te graven kanaaltracé vanaf Apeldoorn tot aan Heerde parallel aan de Grift en werd vanaf Heerde

tot aan Hattem de loop van de Grift benut. Het uitgegraven kanaalprofiel was 1,42 meter diep, waarbij de

kanaalbodem in het grondwater lag.217 De ligging van het kanaal in het grondwater maakte dat de voeding van

het kanaal geen grote problemen opleverde, zoals wel het geval was bij de aanleg van het Kanaal Apeldoorn-

Dieren in het studiegebied Eerbeek-Loenen. De ligging in het grondwater maakte dat er geen of weinig

waterverlies optrad door lekkage of wegzijging en de waterstanden in de vijf kanaalpanden, ondanks de

schutverliezen bij de sluizen, makkelijk op peil gehouden konden worden.218 Het kanaal werd verder gevoed

door de Kayersbeek, welke nabij Beekbergen werd voorzien en aangesloten op een aantal, voor dit doel nieuw

gegraven sprengkoppen. De voeding van het kanaal was daarmee ruim voldoende en behoefde geen verdere

ontwikkelingen. Dit maakt dat, afgezien van de aanleg van het kanaal zelf, in het studiegebied Epe-Oene geen

grote veranderingen in het watersysteem plaatsvonden. De sprengenbeken van het Eper bekenstelsel bleven

uitwateren op de Grift, welke samen met het nieuwe kanaal een waterhuishoudkundige grens vormde tussen

west en oost. Het westelijke systeem betrof het bekenstelsel, de Grift en het Apeldoorns Kanaal. Ten oosten

van de Grift en het kanaal vond de afwatering plaats aan de hand van een uitgebreid slotenpatroon en

weteringenstelsel. De komst van het kanaal veranderde niets aan deze waterhuishoudkundige tweedeling in

west en oost.

Het Apeldoorns Kanaal binnen het huidige watersysteem

In het huidige watersysteem bestaat de tweedeling in west en oost nog altijd, al behoren zowel de beken als de

Grift, het Apeldoorns Kanaal en de weteringen tot de A-watergangen in het studiegebied en vormen zij de

ruggengraat van het watersysteem (figuur 3.20). De twee systemen behoren echter tot verschillende

hoofdstroomgebieden (figuur 3.22). Het Eper bekenstelsel, de Grift en het Apeldoorns Kanaal behoren tot het

hoofdstroomgebied ‘Apeldoorns Kanaal - Grift’. De beken behoren tot dit hoofdstroomgebied vanwege het feit

dat zij op de Grift afwateren. Enkel de Klaarbeek en de watergang in het Vossenbroek, ‘Vossenbroek’

genaamd, wateren af op het Apeldoorns Kanaal. Het Vossenbroek watert af via het gemaal ‘Vossenbroek’. Het

water wordt zodoende via de beken in west-oostelijke richting afgevoerd, gelijk aan het beekwater in het

studiegebied Eerbeek-Loenen, en vervolgens via de Grift en het Apeldoorns Kanaal verder in zuid-noordelijke

richting. De beken wateren af op de Grift, daar de Grift in het huidige watersysteem als groenblauwe watergang

met een hoge ecologische waarde functioneert.219 Het schone, heldere kwelwater uit de sprengenbeken speelt

hierbij een belangrijke rol en wordt zodoende via de Grift afgevoerd. Het kanaal functioneert voor de afvoer

van het minder schone water, wat de ecologische waardes in de Grift in gevaar zou kunnen brengen. Het huidige

watersysteem ten westen van het kanaal weerspiegelt eveneens de fysisch-geografische opbouw van het

studiegebied. Het ontbreken van watergangen ter hoogte van de gehuchten Vemde, Dijkhuizen en Zuuk wijzen

op de ligging van de daluitspoelingswaaiers, welke als ‘watergang loze’ eilandjes in het landschap liggen en

waarbij de watergangen aan de voet van waaiers liggen (figuur 3.20). De sloten en weteringen ten oosten van

het kanaal behoren tot het hoofdstroomgebied ‘Noordelijke IJssel-vallei’. In dit hoofdstroomgebied vindt de

afwatering op een vergelijkbare manier plaats als in het hoofdstroomgebied ‘Apeldoorns Kanaal – Grift’, maar

het soort watergang verschilt. Het Veluwse kwelwater wordt hier via sloten en grotere watergangen in west-

oostelijke richting afgevoerd totdat een wetering wordt gekruist, waarna de wetering het water parallel aan het

kanaal in zuid-noordelijke richting afvoert. De enige waterverbinding tussen het westelijke en oostelijke

systeem bestaat uit de transportleiding voor het rioolwater (figuur 3.21). De leiding ligt echter ondergronds en

is strikt gescheiden van het oppervlaktewatersysteem.

216 Scholten, R., 2017, p. 27. 217 Ibidem, p. 26; p. 28. 218 Ibidem, p. 30. 219 Werkoverleg Richard Meijer (Waterschap Vallei en Veluwe), datum: 26-06-2018.

Page 84: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

84

Figuur 3.20: De ligging van het Eper bekenstelsel, de Grift en het Apeldoorns Kanaal in het huidige watersysteem binnen het studiegebied Epe-Oene. Het watersysteem is verdeeld in A-, B- en C-watergangen, waarbij de sprengenbeken, Grift en het Apeldoorns Kanaal tot de A-watergangen (blauw) behoren en de ruggengraat van het watersysteem vormen, waar de B- (groen) en C-watergangen (oranje) op uitmonden. Het ontbreken van watergangen ter hoogte van Vemde, Dijkhuizen en Zuuk weerspiegelt de daluitspoelingswaaiers, welke als hoger gelegen vingers in het aangrenzende landschap grijpen. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 28-08-2018.

Figuur 3.21: De ligging van de transportleiding (rode lijn) voor het rioolwater tussen het dorp Oene en de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Epe. De ondergrondse transportleiding vormt de enige waterverbinding tussen het westelijke en oostelijke watersysteem. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Bodem/waterkwaliteit’, geraadpleegd 28-08-2018.

Page 85: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

85

Figuur 3.22: Het watersysteem in het studiegebied Epe-Oene is verdeeld in twee hoofdstroomgebieden: 'Apeldoorns Kanaal - Grift' (beige) en ‘Noordelijke IJsselvallei’ (blauw). De pijlen geven de stroomrichting in de watergangen aan, welke in beide hoofdstroomgebieden op een vergelijkbare manier plaatsvindt. Het water wordt door de beken, sloten en grotere watergangen in west-oostelijke richting afgevoerd, waarna de Grift, het Apeldoorns Kanaal en de weteringen het water verder afvoeren in zuid-noordelijke richting. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 28-08-2018.

Figuur 3.23: Cartografische weergave van het verdeelwerk bij de samenkomst van Smallertse Beek, Grift en het Apeldoorns Kanaal. Het verdeelwerk vormt een belangrijk knooppunt voor de waterverdeling over de Grift en het Apeldoorns Kanaal in het studiegebied Epe-Oene. Bij normale omstandigheden is het verdeelwerk richting het kanaal gesloten en vormt deze de scheiding tussen Grift en kanaal. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Droge Voeten’, geraadpleegd op 28-08-2018.

Page 86: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

86

Een belangrijk knooppunt voor het oppervlaktewatersysteem in het studiegebied Epe-Oene ligt onder het

Vossenbroek, net buiten het studiegebied en betreft het verdeelwerk nabij de monding van de Smallertse Beek

(figuur 3.23 en 3.24).220 Het verdeelwerk stelt Waterschap Vallei en Veluwe in staat de waterverdeling over de

Grift en het kanaal te sturen. Bij normale omstandigheden is het verdeelwerk richting het Apeldoorns Kanaal

gesloten en stroomt het beekwater uit in de Grift, waarbij het verdeelwerk de scheiding vormt tussen Grift en

kanaal.

Figuur 3.24: Het verdeelwerk bij de samenkomst van de Smallertse Beek, de Grift en het Apeldoorns Kanaal. | Bron: De Bekenstichting (2018). Grift. [Online], geraadpleegd op 28-08-2018. Beschikbaar via: https://www.sprengenbeken.nl/de-grift/.

3.3.3 Conclusie: het Apeldoorns Kanaal in relatie tot haar omgeving

Het landschap en watersysteem in het studiegebied Epe-Oene werden al vóór de komst van het Apeldoorns

Kanaal in tweeën gedeeld door de uit de middeleeuwen stammende Grift. Het kanaal werd in de negentiende

eeuw parallel aan de Grift aangelegd, waarbij de Grift als leidraad diende voor het nieuwe kanaaltracé. De

aanleg van het Apeldoorns Kanaal gebeurde zodoende, bewust of onbewust, in samenhang met de bestaande

landschappelijke structuren en waterhuishouding en betekende geen grote, nieuwe barrière in het studiegebied

Epe-Oene. Desondanks is de relatie tussen kanaal en omgeving in het studiegebied Epe-Oene, gelijk aan de

relatie in het studiegebied Eerbeek-Loenen en met het oog op de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot

klimaatkanaal, ingewikkeld te noemen. Het kanaal werd en wordt gevoed door Veluws (kwel)water en heeft

in het huidige watersysteem via een modern verdeelwerk een mogelijkheid tot wisselwerking met de

naastgelegen Grift. Van een directe verbinding of interactie tussen het kanaal en het weteringenstelsel aan de

oostkant is echter geen sprake. Ook de relatie tussen het kanaal en het aangrenzende landschap is beperkt en

bestaat enkel uit het ontstaan van een apart kanalenlandschap (zwaaikommen, bruggen, etc.) en een bochtig

kanaaltracé. Het definiëren van een eenduidige relatie is zodoende ook voor het studiegebied Epe-Oene

moeilijk.

3.4 Het kanaaltraject Epe-Oene in de toekomst

Gelijk aan het tracé van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen, hangt het bochtige karakter van het kanaaltraject

Epe-Oene samen met de fysisch-geografische basis van het landschap. Het kanaaltraject Epe-Oene is echter,

in tegenstelling tot het kanaaltraject Eerbeek-Loenen, voor haar voeding niet afhankelijk van het in het

studiegebied aanwezige sprengenbeekstelsel, daar het kanaaltraject in het grondwater is gelegen. Met

betrekking tot de knelpunten in het huidige watersysteem vormt ook in het studiegebied Epe-Oene het

drinkwaterwinningsbedrijf Vitens een belangrijke factor. De klimaatopgaves in het studiegebied Epe-Oene zijn

vergelijkbaar met de klimaatopgaves in het studiegebied Eerbeek-Loenen.

3.4.1 Knelpunten in het huidige watersysteem en projecten in de omgeving

Binnen het studiegebied Epe-Oene concentreren de knelpunten in het huidige watersysteem zich op de

drinkwaterwinning door Vitens, de snelweg A50 en de afvoer van het gebiedseigen water. Uit intern overleg

binnen Waterschap Vallei en Veluwe bleek ook het studiegebied Epe-Oene in het verleden enkele

220 Ibidem.

Page 87: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

87

gebiedsplannen te hebben gekend.221 Bij de ontwikkeling van het kanaaltraject kan, gelijk als in het

studiegebied Eerbeek-Loenen, wellicht op deze projecten aangesloten en/of ingespeeld worden.

Waterhuishoudkundige knelpunten

Een groot knelpunt binnen het studiegebied Epe-Oene is de

drinkwaterwinning door Vitens. Het bedrijf heeft net ten noordwesten

van het dorp Epe een winpunt en, gelijk aan de drinkwaterwinning in

het studiegebied Eerbeek-Loenen, vindt de drinkwaterwinning in het

studiegebied Epe-Oene plaats uit de ondergrondse zoetwaterbel van de

Veluwe (figuur 3.25).222 Ook hier reikt de invloed van het oppompen

van het grondwater verder dan enkel het winpunt en leidt de

drinkwaterwinning tot dalende grondwaterstanden in de omgeving,

met verdroging tot gevolg. Het belang voor drinkwaterwinning is

echter groot en Vitens heeft, indien het bedrijf maatregelen zou treffen

om de (verdere) verdroging van de Veluwe en omgeving te

voorkomen, toestemming gekregen de drinkwaterwinning uit te

breiden. Ter compensatie van deze uitbreiding infiltreert het bedrijf ter

plaatse van het winpunt schoon water terug in de bodem. Dit om de

zoetwaterbel onder de Veluwe aan te vullen en de dalende

grondwaterstanden tegen te gaan. Het voor de infiltratie benodigde

water wordt door het bedrijf ingenomen uit een waterinnameplas direct

langs het Apeldoorns Kanaal, welke gevoed wordt door de tot het Eper

bekenstelsel behorende Klaarbeek en Verloren Beek. Het ingenomen

water wordt via een leiding door het bosgebied op de Veluwe naar het

winpunt gepompt en daar geïnfiltreerd. De beken voeren echter te

weinig water aan om de uitbreiding van de drinkwaterwinning te

kunnen dekken, waardoor Vitens nu ook water inneemt uit de Grift.

De drinkwaterwinning heeft zodoende niet alleen een ondergronds

verdrogend effect, maar leidt ook tot onttrekking van

oppervlaktewater. De onttrekking uit de Grift heeft bovendien niet

alleen invloed op de waterstand, maar vermoedelijk ook op de

ecologie, daar de Grift een belangrijke ecologische functie heeft.

Een tweede knelpunt betreft de ligging van de snelweg A50. De A50

is aan de westkant van en min of meer parallel aan het Apeldoorns

Kanaal aangelegd en vormt een barrière voor het watersysteem. De watergangen, waaronder de verschillende

beken van het Eper bekenstelsel, worden in de huidige situatie met duikers onder de snelweg door geleid. De

snelweg vormt echter een extra barrière voor eventuele nieuwe ontwikkelingen in het watersysteem.

Het derde knelpunt is niet zozeer een hard en plaatsgebonden knelpunt en is af te leiden uit het huidig

functioneren van het watersysteem in het studiegebied. Van oudsher wordt het gebiedseigen water via de beken

naar de Grift geleid, waarna de Grift het water richting het noorden uit het studiegebied afvoert. Eenmaal in de

Grift aangekomen, is het water zodoende snel verloren voor het lokale watersysteem.

Projecten in de omgeving

Het noordwestelijke deel van het studiegebied Epe-Oene, waaronder het gehucht Dijkhuizen en omgeving, is

in het verleden menigmaal onderwerp van gebiedsplannen geweest.223 De vraag ‘wat-te-doen?’ met deze

gebieden stond bij deze plannen centraal. Het beantwoorden van deze vraag leidde tot de ontwikkeling van

verschillende plannen, waarvan er echter nooit één is uitgevoerd. De ontwikkeling van het kanaaltraject Epe-

Oene kan wellicht nieuwe input geven aan deze plannen, waardoor de gebieden rondom Dijkhuizen wellicht

een nieuwe bestemming kunnen krijgen. Een ander project in het studiegebied is de ontwikkeling van het

natuurgebied in het Vossenbroek, waar mogelijk het elzenbroekbos zich zou kunnen uitbreiden, daar het gebied

zich daar goed voor leent.224

221 Ibidem 222 Ibidem. 223 Ibidem. 224 Geldersch Landschap & Kasteelen (2018). Vossenbroek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.glk.nl/landschappen-kastelen/locatie/vossenbroek.

Figuur 3.25: Het waterwingebied van het drinkwaterwinningsbedrijf Vitens (blauw), net ten noorden gelegen van het dorp Epe. De winning leidt onder andere tot dalende grondwaterstanden, met verdroging van de omgeving tot gevolg. | Bron: Geoportaal Waterschap Vallei en Veluwe (intern beschikbaar), kaart ‘Bodem/Waterkwaliteit’, geraadpleegd op 07-09-2018.

Page 88: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

88

3.4.2 Klimaatopgaven

Met betrekking tot de klimaatopgaven vinden in het studiegebied Epe-Oene min of meer dezelfde processen

plaats als in het studiegebied Eerbeek-Loenen, waarbij de klimaatopgaven bestaan uit grondwateroverlast,

verdroging, hittestress en water op straat. Met betrekking tot verdroging is de mate van kwetsbaarheid in het

studiegebied Epe-Oene echter minder groot dan in het studiegebied Eerbeek-Loenen.

Grondwateroverlast en verdroging

De toekomstige stijging van de gemiddelde hoogste grondwaterstanden (GHG) zal ook in het studiegebied

Epe-Oene leiden tot een toename van de kwelstromen in de laaggelegen gebieden aan de voet van de stuwwal

(figuur 3.26). Deze gebieden betreffen het Vossenbroek en de beekdalen van de Klaarbeek en Verloren Beek

in het zuidwesten van het studiegebied en in het noordwesten de broekgebieden nabij de gehuchten Dijkhuizen,

Vemde en Norel. Als gevolg van de toenemende kwelstromen is de toename van de kans op grondwateroverlast

in deze gebieden dan ook het grootst (figuur 3.27). Opvallend is dat de kwelstromen in het laaggelegen

Oenesche Broek nauwelijks tot niet toenemen. De kans op grondwateroverlast is hier dan ook klein. Eveneens

opvallend is de relatief grote kans op grondwateroverlast voor de hogere gronden van de daluitspoelingswaaiers

van Dijkhuizen, Vemde en Norel. Het grondwater zit hier waarschijnlijk niet diep genoeg om de kans op

grondwateroverlast te voorkomen. De kans op grondwateroverlast reikt echter niet tot de hoge gronden van de

stuwwal, welke eerder gevoeliger zijn voor verdroging door een toenemende wegzijging (figuur 3.26). Ook

het dekzandlandschap rondom Oene kent hier en daar verspreid een toenemende wegzijging, welke een

verdrogend effect op het landschap kan hebben.

Figuur 3.26: De toename van kwel- en infiltratiepatronen voor het KNMI’14-klimaatscenario WH2050. De kwel in de beekdalen van de Klaarbeek en Verloren Beek, de broekgebieden nabij Dijkhuizen en het Vossenbroek zullen als gevolg van de stijgende grondwaterstanden toenemen. Daarnaast neemt de wegzijging op de hoge gronden van de stuwwal, daluitspoelingswaaiers en dekzandrug van Oene toe. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - kwel en infiltratie 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Page 89: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

89

Figuur 3.27: De (toename op de) kans op grondwateroverlast voor het KNMI’14-klimaatscenario WH2050. Als gevolg van de toenemende kwel bestaat in de beekdalen van de Klaarbeek en Verloren Beek, het Vossenbroek en de broekgebieden nabij Dijkhuizen een toename met betrekking tot de kans op grondwateroverlast. De kans op de hoge gronden is een heel stuk kleiner en zijn eerder gevoelig voor verdroging. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - ontwikkeling kans grondwateroverlast 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Figuur 3.28: De hittestress in het dorp Oene, met links de situatie in het huidige klimaat en rechts de verwachte situatie in 2050. Vanwege de kleine omvang van het dorp zal de hittestress niet veel toenemen, maar een toename van één dag naar een paar dagen is niet uitgesloten. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Hitte - Hittestress door warme nachten’; huidig + 2050WH. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Page 90: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

90

Hitte(stress) en water op straat in stedelijk gebied

De hetere zomers zullen in de dorpen Epe en Oene leiden tot een toename van de hittestress, waarbij de duur

van de periode met warme nachten zal toenemen van een paar dagen tot een paar weken (figuur 3.28 en 3.29).

Als grotere bebouwingskern zal met name de hittestress in het dorp Epe toenemen. Ook de toename van water

op straat zal groter zijn in het dorp Epe dan in het dorp Oene (figuur 3.30 en 3.31). Dit zou, naast het feit dat

Epe meer bebouwing kent dan Oene, wellicht te maken kunnen hebben met de ligging van Epe aan de rand

van een broekgebied waar de kwelstromen zullen toenemen. De wijze waarop het water op straat zal toenemen

is ook opvallend. Daar het water in Epe als vlekken op straat blijft staan, zijn in Oene juist de (hoofd)wegen

kwetsbaar voor water op straat.

Figuur 3.29: De hittestress in het dorp Epe, met links de situatie in het huidige klimaat en rechts de verwachte situatie in 2050. In tegenstelling tot de hittestress in Oene, zal de hittestress in Epe sterker toenemen. In het huidige klimaat beperkt de hittestress zich van een paar dagen tot maximaal een week. In de toekomst zal de hittestress langer aanhouden tot een paar weken. | Bron: Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Hitte - Hittestress door warme nachten’; huidig + 2050WH. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Figuur 3.30: De toename van water op straat in het dorp Epe. Links de situatie in het huidige klimaat, rechts de verwachte situatie in 2050. | Bron:

Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar

via: http://klimaatvalleien-

veluwe.nl/.

Figuur 3.31: De toename van water op straat in het dorp Oene. Links de situatie in het huidige klimaat, rechts de verwachte situatie in 2050. | Bron: Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via http://klimaatvalleien-veluwe.nl/.

Page 91: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

91

3.4.3 Klimaatkanaaltraject Epe-Oene

Uit voorgaande hoofdstukken en paragrafen blijkt dat het kanaaltraject Epe-Oene in een gevarieerd landschap

is gelegen, waarbij eveneens een grote samenhang bestaat tussen de fysisch-geografische elementen en het

cultuurlandschap. De inventarisatieresultaten zijn met behulp van een SWOT-analyse nader gestructureerd tot

kwaliteiten, knelpunten, kansen en bedreigingen (tabel 3.4).

Kwaliteiten Knelpunten

- Gevarieerd landschap: stuwwal, dekzand, beekdal en broekgebieden

- Grift (inclusief ecologische functie) - Weteringenstelsel

- Kanalenlandschap: bruggen, zwaaikom - Historie Apeldoorns Kanaal - Landelijke karakter - Sprengenbeekstelsel

- Schoon (kwel)water - Natuurgebied Vossenbroek

- Tweedeling watersysteem: west staat los van oost

- Kanaaltraject enkel nog waterfunctie - Afvoer gebiedseigen water

- Verdrogend effect en waterinname drinkwaterwinning Vitens

Kansen Bedreigingen

- Inspelen op vraagstuk Vitens - Nieuwe invulling gebieden rondom Dijkhuizen

- Klimaatverandering: grondwateroverlast, verdroging, hittestress

Tabel 3.4: Structurering van de inventarisatieresultaten voor het studiegebied Epe-Oene met behulp van een SWOT-analyse, waarin de kwaliteiten, knelpunten, kansen en bedreigingen zijn geformuleerd.

De landschapsgeschiedenis van het kanaaltraject als inspiratie voor de toekomst

Gelijk aan de landschapsgeschiedenis van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen, biedt ook de

landschapsgeschiedenis van het kanaaltraject Epe-Oene verschillende mogelijkheden tot inspiratie voor de

ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot klimaatkanaal (figuur 3.32 en bijlage 3). Bij het uitdenken van

mogelijke maatregelen is uitgegaan van dezelfde uitgangspunten als bij het kanaaltraject Eerbeek-Loenen,

bestaande uit het behoud van het kanaal en het vasthouden en benutten van het gebiedseigen water. Een aantal

voor het kanaaltraject Eerbeek-Loenen uitgedachte maatregelen, zoals het afkoppelen van hemelwater in

stedelijk gebied en het optimaliseren van de sponswerking van de enken, zijn eveneens toepasbaar voor het

kanaaltraject Epe-Oene, al verschilt de uitwerking. Bij het uitdenken van mogelijke maatregelen is ook voor

het kanaaltraject Epe-Oene getracht de (landschappelijke) kwaliteiten te benutten, mogelijke oplossingen aan

te reiken voor de knelpunten en te anticiperen op de klimaatopgaven. De uitgedachte maatregelen worden

hieronder één voor één nader toegelicht, waarbij de nummers van de maatregelen corresponderen met de

weergave op de kaart (figuur 3.32).

1. Afkoppelen hemelwater stedelijk gebied + 2. Multifunctionele sprengenbeken

Met betrekking tot het verminderen en/of voorkomen van water op straat vormt het afkoppelen van het

hemelwater in het stedelijk gebied één van de maatregelen welke ook in de dorpen langs het kanaaltraject Epe-

Oene ingezet kan worden. Het afgekoppelde hemelwater kan lokaal in het stedelijk gebied geborgen worden

door de aanleg van wadi’s. Het dorp Epe wordt echter doorsneden door de Dorpse Beek, welke, gelijk aan de

sprengenbeken in de dorpen langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen, als extra bergingsmogelijkheid voor het

afgekoppelde hemelwater kan functioneren. De beek kan daarnaast het teveel aan water afvoeren richting het

Apeldoorns Kanaal, waar het afgekoppelde water in het kanaal geborgen kan worden, en als koelrib

functioneren ten behoeve van het tegengaan van hittestress in Epe. Eventueel kan de net ten zuiden van Epe

gelegen Klaarbeek eenzelfde functie vervullen, waarbij het afgekoppelde hemelwater wellicht richting de

waterinnameplas van Vitens geleid kan worden en deze aanvult. Het dorp Oene beschikt daarentegen niet over

een (sprengen)beek. Het afgekoppelde hemelwater kan hier echter ingezet worden voor het tegengaan van

verdroging door het water rustig in de bodem te laten infiltreren.

3. Kanaal als transportas en waterberging

Het Apeldoorns Kanaal is in de negentiende eeuw aangelegd als transportroute tussen Apeldoorn en Hattem.

Het kanaal heeft haar functie voor de scheepvaart echter al in de vorige eeuw verloren en functioneert in de

huidige situatie slechts enkel voor de afvoer van water. Het vervoer van het water in het kanaal bestaat echter

uit éénrichtingsverkeer richting het noorden. Met het oog op de ontwikkeling van het kanaal tot klimaatkanaal

kan het kanaal ingezet worden als transportas, waarbij het kanaal niet alleen water afvoert, maar ook water

aanvoert. De functie van transportas kan daarnaast gecombineerd worden met de inzet van het kanaal als

waterberging voor het gebiedseigen water. Hiertoe zou het kanaalpeil opgezet kunnen worden. De functie van

het kanaal als transportas en waterberging maakt het wellicht eveneens mogelijk het gebiedseigen water beter

Page 92: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

92

te verdelen over en zo te anticiperen op de waterbehoefte binnen het studiegebied. Natte gebieden zoals de

broekgebieden kunnen op deze manier hun water kwijt in het kanaal, waarna het water via het kanaal naar

gebieden getransporteerd kan worden die van nature minder rijk bedeeld zijn met water, zoals de hoge

dekzandgronden en daluitspoelingswaaiers.

4. Bestaande plassen als watervoorraad

Langs het kanaaltraject Epe-Oene liggen een aantal bestaande plassen, waaronder de waterinnameplas van

Vitens nabij de monding van de Klaarbeek en de net ten zuiden van het studiegebied Epe-Oene gelegen plassen

van het recreatiegebied Kievitsveld. Gelijk aan de Alba Plas langs het kanaaltraject Eerbeek-Loenen kunnen

deze plassen wellicht als extra watervoorraad/-berging voor het studiegebied dienen. Het water uit de plassen

kan via het kanaal van noord naar zuid en vice versa door het studiegebied getransporteerd worden. Hetzelfde

geldt voor een teveel aan water wat in de plassen geborgen kan worden. Kanttekening hierbij is dat het water

in het kanaal niet verder het studiegebied ingeleid kan worden, daar de interactie tussen het kanaaltraject Epe-

Oene en naastliggend systeem beperkt is tot twee punten: het gemaal Vossenbroek en het verdeelwerk bij de

monding van de Smallertse Beek. Het gemaal Vossenbroek werkt echter maar één kant op en het verdeelwerk

bij de Smallertse Beek is gericht op het verdelen van het door de beek aangevoerde water en niet op water

vanuit het kanaal.

5. Extra verdeelwerken Grift-Apeldoorns Kanaal

Een mogelijke maatregel waarmee de interactie tussen het Apeldoorns Kanaal en het aangrenzende

watersysteem vergroot kan worden, is het realiseren van verdeelwerken tussen de Grift en het Apeldoorns

Kanaal geïnspireerd op het verdeelwerk bij de Smallertse Beek. De werking van deze nieuwe verdeelwerken

is vergelijkbaar met de kraanwerking van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen en geven de mogelijkheid water

uit te wisselen tussen het Apeldoorns Kanaal en de Grift. Via de Grift en de daarop uitmondende

(sprengen)beken kan het water uit het kanaal verder het studiegebied ingeleid worden en naar de plaats gebracht

worden waar het het meeste nodig is. Aandachtspunt hierbij is de functie van de Grift als groenblauw lint, in

de huidige situatie de reden waarom kanaal en Grift van elkaar zijn gescheiden. De nieuwe verdeelwerken

kunnen het echter mogelijk maken snel te schakelen en in te spelen op de waterbehoefte binnen het

studiegebied, waarbij ook de mogelijkheid blijft bestaan om de Grift en het kanaal van elkaar te scheiden.

Wellicht kan hermeandering van de Grift bijdragen aan de zuivering van het water, waardoor de ecologische

functie niet of minder in gevaar komt.

6. Meanderende Grift

De Grift speelt van oudsher een belangrijke rol in het watersysteem, voornamelijk voor de waterafvoer. De

Grift bestond en bestaat zodoende voor het overgrote deel uit een rechte watergang, welke het mogelijk maakte

en maakt het water zo snel mogelijk af te voeren. Langs het zuidelijk deel van het kanaaltraject Epe-Oene kent

de Grift tegenwoordig echter een meanderend karakter. Verdere (her)meandering van de Grift kan zowel

bijdragen aan het bergen en vasthouden van het gebiedseigen water, als aan het behouden of verhogen van de

ecologische functie. Het bergen en vasthouden vindt plaats doordat meanderen, en het daarbij horende bochtige

karakter, de loop van de Grift verlengt. Dit draagt bij aan het verlagen van de afvoersnelheid en vergroot het

waterbergend vermogen. Het realiseren van een meanderzone kan bovendien bijdragen aan het vasthouden van

water door het realiseren van poelen, welke bij hoog water kunnen vollopen en waar het water geborgen kan

worden. Hierbij kunnen de poelen weer bijdragen aan de ecologische functie van de Grift als groenblauw lint.

7. Benutten en uitbreiden bergingscapaciteit natuurgebied

Het Apeldoorns Kanaal is in de negentiende eeuw dwars door het broekgebied in het zuiden van het

studiegebied (het Vossenbroek) aangelegd. In de huidige situatie bestaat het Vossenbroek aan de westkant van

het kanaal uit een natuurgebied waar een nieuw elzenbroekbos is ontwikkeld. Het van nature waterrijke

Vossenbroek en het nieuwe elzenbroekbos kunnen mogelijk benut worden als een extra bergingsgebied langs

het Apeldoorns Kanaal. Wellicht kan ook het oostelijke deel van het Vossenbroek tot natte natuur ontwikkeld

worden, waarbij de natuurfunctie gecombineerd kan worden met een waterbergingsfunctie. Het water kan

hierbij via het als transportas functionerende kanaal aan- en afgevoerd worden.

8. Transportleiding rioolwater inzetten als watersnelweg + 9. RWZI als moderne sprengkop

Het watersysteem in het studiegebied kent van oudsher een scherpe tweedeling, waarbij het Apeldoorns Kanaal

samen met de Grift de scheiding tussen het westelijke en oostelijke systeem vormt. Beide systemen zijn echter

ongemerkt indirect met elkaar verbonden door middel van de transportleiding voor rioolwater tussen Oene en

de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Epe. Deze leiding kan wellicht uitgebreid en ingezet worden als

watersnelweg tussen het oostelijke en westelijke watersysteem, waardoor uitwisseling van water tussen beide

Page 93: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

93

Figuur 3.32: Visualisatie van de voorgestelde maatregelen op kaart, zie bijlage 2 voor een A3-versie. | Geprojecteerd op: Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

systemen mogelijk wordt. Daar de leiding onderweg tevens het Apeldoorns Kanaal passeert, kan met behulp

van een nieuw kunstwerk wellicht ook een verbinding tussen de leiding en het kanaal worden gerealiseerd,

waardoor het ook mogelijk wordt water met het kanaal uit te wisselen. De ontwikkeling van de

zuiveringstechnieken maakt het bovendien in de toekomst wellicht mogelijk dat het effluent van de RWZI

direct na zuivering weer te gebruiken is als hoogwaardig gezuiverd water. Geïnspireerd op de oude

sprengkoppen van de sprengenbeken zou de RWZI zo als een moderne sprengkop kunnen functioneren en een

nieuwe waterbron voor het studiegebied kunnen vormen. Dit water zou ook gebruikt kunnen worden voor de

infiltratie ter compensatie van de drinkwaterwinning door Vitens.

Page 94: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

94

10. Optimaliseren sponswerking broekgebieden + 11. Houtsingels herstellen/aanleggen

Met de functie als natuurgebied en de ontwikkeling van een nieuw elzenbroekbos wordt de sponswerking van

het Vossenbroek optimaal benut. Het grootste broekgebied langs het kanaaltraject Epe-Oene, het Oenesche

Broek, is daarentegen in gebruik als landbouwgebied. Echter, ook hier kan de sponswerking worden

geoptimaliseerd, onder andere door de verwijdering van drainage. Hetzelfde geldt voor de kleinere

broekgebieden nabij de gehuchten Dijkhuizen, Vemde en Norel, welke vanwege hun smalle vorm het karakter

hebben van een beekdal. Met betrekking tot deze broekgebieden kan de sponswerking eveneens

geoptimaliseerd worden door het herstellen en aanleggen van houtsingels. Het vasthouden van water door de

wortelstelsels van de houtsingels draagt bij aan het vasthouden van het gebiedseigen water. Eventueel kunnen

ook in het Oenesche Broek nieuwe houtsingels worden aangeplant.

12. Houtwallen herstellen

Het kampenlandschap rondom Oene heeft gedurende de jaren een deel van haar houtwallen verloren. Het

herstel van deze houtwallen door de aanplant van nieuwe bomen versterkt het karakter van het oude

kampenlandschap en draagt eveneens bij aan het vasthouden van water.

13. Verloofen + 14. Optimaliseren sponswerking enken + 15. Greppels dempen

Verdere maatregelen voor het vasthouden van water op de hoge gronden van de stuwwal en het

dekzandlandschap komen overeen met de maatregelen in het studiegebied Eerbeek-Loenen, waaronder het

verloofen van het bos op de stuwwal, het optimaliseren van de sponswerking van de enken en het dempen van

greppels op de hoge gronden (voor nadere beschrijving: zie paragraaf 2.4.3).

Page 95: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

95

De Hallse Brug over het Apeldoorns Kanaal. Gefotografeerd in noordelijke richting. | Foto: Mark

aan de Wiel en Rowie aan de Wiel, 2018.

Page 96: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

96

4. Bevindingen

4.1 Conclusie

Voorgaande hoofdstukken schetsen voor de kanaaltrajecten Eerbeek-Loenen en Epe-Oene in sneltreinvaart via

het verleden en heden de mogelijkheden voor de toekomst. Een snelle reis door de tijd, welke in deze paragraaf

wordt teruggebracht naar het beantwoorden van de in dit onderzoek centraal staande vraag, te weten:

‘Welke historisch-landschappelijke ontwikkelingen hebben het Apeldoorns Kanaal en het

aangrenzende landschap en watersysteem doorgemaakt, tot welke landschappelijke en

cultuurhistorische kwaliteiten heeft dit geleid en welke mogelijkheden bieden deze

ontwikkelingen en kwaliteiten voor een mogelijke transformatie van het Apeldoorns Kanaal tot

een klimaatkanaal?’

Ieder kanaal(traject) een eigen verhaal

Allereerst kan worden vastgesteld dat, ondanks het feit dat de kanaaltrajecten Eerbeek-Loenen en Epe-Oene

tot hetzelfde kanaal behoren, beide kanaaltrajecten elk een eigen historisch-landschappelijke ontwikkeling

kennen. Tegenstrijdig aan deze constatering lijkt het feit dat beide kanaaltrajecten voor een groot deel dezelfde

landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten kennen. Zo kan voor beide kanaaltrajecten het bochtige tracé

als kwaliteit gedefinieerd worden, daar bij beide tracés een grote samenhang bestaat tussen de locatie van de

bochten, de ligging van fysisch-geografische landschapselementen (stuwwal, daluitspoelingswaaiers en

dekzandruggen) en het historische grondgebruik (goedkope heidevelden). Beide kanaaltrajecten maken

bovendien deel uit van een specifiek kanalenlandschap, bestaande uit het kanaal zelf en bijbehorende bruggen,

zwaaikommen en industriële bebouwing. Het landschap langs beide kanaaltrajecten kent daarnaast een

overeenkomstige indeling in hoofdlandschappen en het aan de kanaaltrajecten grenzende watersysteem kent

voor beide kanaaltrajecten een tweedeling (Eerbeek-Loenen: kanaal en sprengenbeken, Epe-Oene: west en

oost). De relatie tussen kanaal, landschap en watersysteem was en is voor beide kanaaltrajecten echter zeer

verschillend. Daar waar bij de aanleg van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen een bepaalde hoogtelijn als

leidraad diende, diende bij de aanleg van het kanaaltraject Epe-Oene de uit de middeleeuwen stammende Grift

als leidraad. De hogere ligging van het kanaaltraject Eerbeek-Loenen maakt bovendien dat dit kanaaltraject

voor haar voeding volledig afhankelijk is van sprengen(beek)water, terwijl het kanaaltraject Epe-Oene als

gevolg van haar lagere ligging ook voeding kan ontvangen vanuit het grondwater. De frase ‘ieder kanaal heeft

zijn verhaal’ kan met betrekking tot het Apeldoorns Kanaal zodoende worden uitgebreid naar ‘ieder

kanaal(traject) heeft zijn eigen verhaal’. De ontwikkeling van de kanaaltrajecten tot klimaatkanaaltrajecten

vraagt dan ook om maatwerk.

Van transportroute tot klimaatkanaal(trajecten)

Vastgesteld kan worden dat de verhalen van beide kanaaltrajecten zeker als inspiratie kunnen dienen voor en

bijdragen aan de ontwikkeling van de kanaaltrajecten tot klimaatkanaaltrajecten. Hierbij is vanuit historisch-

landschappelijke invalshoek een sleutelrol weggelegd voor de sprengenbeekstelsels, beekdalen en

broekgebieden. De sprengenbeekstelsels vormen van oudsher de belangrijkste aanvoerroutes voor water. Deze

oude functie kan bij de ontwikkeling van de kanaaltrajecten tot klimaatkanaaltrajecten nieuw leven worden

ingeblazen ten behoeve van de uitwisseling van water tussen het kanaal en haar omgeving. Het realiseren van

interactie tussen kanaal en omgeving kan ondersteund worden door moderne kunstwerken. De oude

sprengenkoppen bieden daarnaast inspiratie tot het aanboren van nieuwe bronnen voor schoon water, zoals het

(steeds schoner wordende) effluent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Daarnaast vormen de beekdalen en

broekgebieden van nature de nattere zones in het landschap en bieden dezen mogelijkheden het oude concept

van het vloeiweide-systeem, gelijk aan het concept van de ‘moderne sprengenkop’, in een nieuw jasje te steken.

In natte perioden kan dit oude concept, waarbij het land langs een watergang gecontroleerd onder water wordt

gezet, ingezet worden voor het bergen en vasthouden van gebiedseigen water. De historisch-landschappelijke

ontwikkeling van de hoger gelegen landschapszones (stuwwallandschap en dekzandlandschap) biedt eveneens

inspiratie voor klimaatadaptatieve maatregelen. Deze maatregelen zijn echter lastig direct aan het kanaal te

koppelen en richten zich met name op het vasthouden en infiltreren van het gebiedseigen water. Een groot deel

van de voorgestelde maatregelen kan toegepast worden voor beide kanaaltrajecten, al vraagt de uitwerking van

de maatregelen om maatwerk. In ieder geval kan vastgesteld worden dat de landschapsgeschiedenis van de

Page 97: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

97

kanaaltrajecten zeker aanknopingspunten biedt voor de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot

klimaatkanaal.

4.2 Discussie en aanbevelingen

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten en een kritische blik hierop zijn hieronder een aantal

aanbevelingen geformuleerd.

Twee kanaaltrajecten, één kanaal

In voorliggend onderzoek is ingezoomd op twee trajecten van het Apeldoorns Kanaal, welke samen ongeveer

11 kilometer van het in totaal 53 kilometer lange Apeldoorns Kanaal omvatten. De in dit onderzoek

voorgestelde maatregelen zijn dan ook gebaseerd op de historisch-landschappelijke context van en specifiek

ontwikkeld voor deze twee kanaaltrajecten. Eventuele effecten van de voorgestelde maatregelen op het

functioneren van het Apeldoorns Kanaal als geheel zijn echter niet onderzocht. Zo maakt het kanaaltraject

Eerbeek-Loenen deel uit van het eerste pand van het Apeldoorns Kanaal, welke een belangrijke voedende

functie heeft voor de andere kanaalpanden. De in dit onderzoek, voor de kanaaltrajecten uitgedachte

maatregelen zijn echter gericht op het lokaal vasthouden en bergen van het gebiedseigen water. Hierdoor

bestaat de kans dat het voedend vermogen van het eerste pand wellicht zou kunnen afnemen. Aanbevolen wordt

om deze eventuele effecten van de voorgestelde maatregelen nader te onderzoeken. Wellicht kunnen (enkele

van) de voorgestelde maatregelen bijdragen aan het opvangen van deze effecten en zodoende functioneren als

blauwdruk voor een integrale aanpak voor het gehele Apeldoorns Kanaal.

Voortzetten werkwijze historisch-landschappelijke ontwikkeling als inspiratie

De in dit onderzoek centraal staande werkwijze, bestaande uit het gebruik van de historisch-landschappelijke

ontwikkeling als inspiratie voor de toekomst, werd door de medewerkers van Waterschap Vallei en Vallei

enthousiast ontvangen. Dit uitte zich onder andere in het groot enthousiasme van de deelnemers aan het

Ontwerpatelier Apeldoorns (Klimaat?)Kanaal. De historisch-landschappelijke ontwikkeling van de

kanaaltrajecten vormde tijdens het ontwerpatelier een trigger die aanzette tot een andere denkwijze en

daadwerkelijk inspireerde tot nieuwe ideeën, inzichten en innovatieve maatregelen. De werkwijze is binnen de

waterwereld echter nog niet wijd verspreid en wordt zodoende nog weinig toegepast. Als eerste stap wordt dan

ook aanbevolen de werkwijze nader te verspreiden binnen Waterschap Vallei en Veluwe door de werkwijze

bij andere projecten in te zetten ten behoeve van een interdisciplinaire benadering van vraagstukken.

Samenwerking zoeken met externe partijen

Aansluitend op bovenstaande wordt aanbevolen bij de ontwikkeling van het Apeldoorns Kanaal tot

klimaatkanaal de samenwerking te zoeken met externe partijen, zoals de provincie, gemeenten, Vitens en

terreinbeherende organisaties. Voorliggend onderzoek is, in verband met het verkennende karakter en ter

voorkoming van het scheef trekken van verhoudingen, bewust intern binnen Waterschap Vallei en Veluwe

uitgevoerd. Bij een aantal van de in dit onderzoek voorgestelde maatregelen bestaat echter de kans aan te sluiten

bij lopende of in voorbereiding zijnde projecten. In voorliggend onderzoek is echter niet onderzocht hoe deze

aansluiting ingevuld kan worden. Dit kan worden gedaan in samenwerking met de betreffende partijen, wat

bijdraagt aan een interdisciplinaire aanpak van het vraagstuk. Wellicht kunnen uit deze samenwerking nog

nieuwe maatregelen voortkomen welke niet alleen bijdragen aan de projecten, maar ook aan versterken van het

karakter van het Apeldoorns Kanaal als klimaatkanaal. De in dit onderzoek voorgestelde maatregelen kunnen

hierbij als startpunt worden gebruikt.

Haalbaarheid en leefbaarheid voorgestelde maatregelen

Als laatste wordt aanbevolen de haalbaarheid en leefbaarheid van de voorgestelde maatregelen te onderzoeken.

De technische haalbaarheid van de voorgestelde maatregelen is niet onderzocht en met betrekking tot de

leefbaarheid zijn slechts enkele voorzetten gedaan, zoals het openstellen van het nieuwe broekbos voor

recreatie of het inzetten van het kanaal als energieproducent en zuiveringslint. Het broekbos kan bijvoorbeeld

ook mogelijk ingezet worden voor de productie van biomassa als bijdrage aan de energietransitie. Het

combineren van functies versterkt bovendien het karakter van het Apeldoorns Kanaal als klimaatkanaal, maar

dient wel nader onderzocht te worden.

Page 98: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

98

Lijst van geraadpleegde bronnen

Literatuur

Abrahamse, J.E., Zee, A. van der & Kosian, M. (2016). Atlas van de Schie. 2500 jaar werken aan land en

water. Uitgeverij Thoth, Bussum.

Alderwegen, C., et al. (1994). Van Brimnum tot Brummen, Van Erbeke tot Eerbeek. De geschiedenis van de

gemeente Brummen. Brummen, Eerbeek, Hall, Leuvenheim, Oeken, Empe, Tonden, Voorstonden. Rotary Club

Brummen-Engelenburg, Brummen.

Barends, S., Baas, H.G., Harde, M.J. de, et al. (2010). Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische

benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht.

Bicker, A. (2016). Kanaal Almelo-Nordhorn. De waterdrager van Twente. Hogeschool VHL, Velp.

Eijk, P.J. van (2015). De (a)quadruple helix. Over de duurzame ontwikkeling van watersystemen. Hogeschool

VHL, Velp/Leeuwarden.

Eijk, P.J. van (2016). Klimaatkanalen. Innovatieve klimaatadaptatie door slim water vast te houden en schoon

te houden in en om kanalen in Fryslan. University of Applied Science Van Hall Larenstein, Leeuwarden/Velp.

Eijk, van. P.J. (2017). Factsheet 20-09-2017. Ruimte voor (Klimaat)kanalen? KennisCentrum Natuur en

Leefomgeving (KCNL).

Eijk, P.J. van & Fliervoet, J.M. (2017). Climate Canals by using Event Storage guiding models.

Filarski, R. (1995). Kanalen van de Koning-Koopman. Goederenvervoer, binnenscheepvaart en kanalenbouw

in Nederland en België in de eerste helft van de negentiende eeuw. Amsterdam.

Filarski, R. (2014). Tegen de stroom in. Binnenvaart en vaarwegen vanaf 1800. Stichting Matrijs, Utrecht.

Fockema Andreae, S.J. (1950). Studiën over waterschapsgeschiedenis I. Polderdistrict Veluwe. E.J. Brill,

Leiden.

Gemeente Apeldoorn. Structuurvisie 2030. Buitenstand Apeldoorn biedt ruimte. Apeldoorn.

Gemeente Epe (2010). Veluweflank Epe structuurvisie 2010-2030. Gemeente Epe, Epe.

Gemeente Heerde (2012). Structuurvisie gemeente Heerde 2025. Verbinden van rust en schoonheid, bewegen

en gezondheid en tegelijkertijd dynamiek, mogelijkheden en wilskracht. Gemeente Heerde, Heerde.

Gemeente Hattem (2012). Structuurvisie Hattem 2025. Gemeente Hattem, Hattem.

Gerding, M., Ginkel, J. van, Hiemink, M, et al. (2007). Drenthe toen & nu. Varen en vaarten. Waanders

Uitgevers, Zwolle.

Hachmer, H.A. (1994). Voor en tegen de wind. Kanalen, schepen, schippers en scheepsjagers in de

Veenkoloniën. Uitgeverij Meinders, Scheemda.

Hagens, H. (1998). Op kracht van stromend water. Negen eeuwen watermolens op de Veluwe. NV Uitgeverij

Smit van 1876, Hengelo.

Hameetman, I. (2016). Blue control. Het watersysteem als drager van het landschap. Hogeschool VHL, Velp.

Heek, M. van (2016). Bergen is beter. Waterberging aan het Oranjekanaal. Hogeschool VHL, Velp.

Jonge, E. de, H. van Boven & Th.J. Petri (red.) (2007). Veluws water. Tien eeuwen waterbeheer op de Veluwe.

Uitgeverij Matrijs, Utrecht.

Page 99: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

99

Jongmans, A.G., Berg van den, M.W., Sonneveld, M.P.W., et al (2013). Landschappen van Nederland.

Geologie, bodem en landgebruik. Wageningen Academic Publishers, Wageningen.

Kersten, K. (2016). Plan: ‘Lutra. Samenwerken aan één kanaal. Hogeschool VHL, Velp.

Klein Tank, A., Beersma, J., Bessembinder, J., et al. (2015). KNMI’14-klimaatscenario’s voor Nederland;

Leidraad voor professionals in klimaatadaptatie. KNMI, De Bilt.

Kley, J. van der, Ferguson, H.A., Neeteson, P., et al (1967). Vaarwegen in Nederland: een beschrijving van de

Nederlandse binnenvaartwegen. Born, Assen.

Kobussen, M. (1997). Loenense Molenbeek. Oude levensader van een Veluws dorp. Drukkerij Bussloo.

Lijdsman, L. (2016). Het klimaatkanaal. De bindende schakel in het landschap. Hogeschool VHL, Velp.

Lohuizen, G.S. van, Terwel, W. & Zandstra, F. (1976). Epe-Oene 800 jaar. Historische Vereniging Ampt Epe,

Epe.

Luring, R. (2016). ‘’Vernieuwing is hier heel gewoon’’. Een landschapsontwerp voor het Oranjekanaal in

Emmen. Hogeschool VHL, Velp.

Menke, H., Renes, H., Smid, G., et al (2007). Veluwse beken en sprengen. Een uniek landschap. Uitgeverij

Matrijs, Utrecht.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu & Ministerie van Economisch Zaken (2017). Deltaprogramma 2018.

Doorwerken aan een duurzame en veilige delta.

Nijhof, W.H. (2004). Apeldoorns Kanaal 175 jaar. De rijke historie van een waterweg langs de Veluwerand.

Uitgeverij De Valkenberg, Apeldoorn.

Nijhof, W.H. (2004). Oude boerderijen: monumenten van het platteland: geschiedenis van het boerenbedrijf

in Apeldoorn, Beekbergen, De Beemte, Hoog-Soeren, Klarenbeek, Lieren, Loenen, Wenum-Wiesel, Woudhuis

en Uddel. Uitgeverij De Valkenburg, Apeldoorn.

Regio Stedendriehoek (2009). Regionale Structuurvisie De Voorlanden Stedendriehoek 2030. Visie op het niet-

bundelingsgebied. Stedendriehoek.

Sinnighe Damsté, W.A. (2001). Het Noordzeekanaal 1863-1883. De geschiedenis van een concessie. Ars

Aequi Libri, Nijmegen.

Scholten, R. (2017). Geschiedenis van het Apeldoorns Kanaal. Verleden, heden en toekomst van een

koninklijke waterweg. Uitgeverij Gelderland, Epe.

Slijkhuis, H. (2015). De Grift op de Oost-Veluwe als een spiegel van de tijd. 1370-heden. Henri Slijkhuis,

Heerde.

Smolders, A. (1989). De geschiedenis van de Overijsselse kanalen. Geschiedenis van de N.V. Overijsselsche

Kanalisatie Maatschappij en haar rechtsopvolger de N.V. Maatschappij Overijsselsche Kanalen (1850-1989).

Rijkswaterstaat, Zwolle.

Spek, T. & Meijles, E. (Brochure). Het maken van een landschapsbiografie. Over het gebruik van historische

kennis voor het toekomstige landschap.

Stichting voor Bodemkartering (1979). Bodemkaart van Nederland 1:50.000. Toelichting bij de kaartbladen

33 West Apeldoorn en 33 Oost Apeldoorn. Stichting voor Bodemkartering.

Stork, C. (2002). Historisch grondgebruik in de gemeente Epe. Stichting tot Behoud van de Veluwse Sprengen

en Beken.

Stork, C., Jantzen, F.Ph., Kouwenhoven, G., et al. (2016). Ons agrarisch en industrieel verleden. Inrichting

van het landschap, de samenleving en het bestuur van Emst, Epe, Oene en Vaassen rondom 1800. Ampt Epe

(Historische Vereniging voor Emst, Epe, Oene en Vaassen), Epe.

Stouthamer, E., Cohen, K.M. & Hoek, W.Z. (2015). De vorming van het land. Geologie en geomorfologie.

Perspectief Uitgevers, Utrecht.

Page 100: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

100

Tjallingii, S.P. (1996). Ecological conditions. Strategies and structures in environmental planning. Technische

Universiteit (TU) Delft, Delft.

Vedder, J. (2001). Het Apeldoorns Kanaal. Monument van de plattelandsgeschiedenis van de Oost-Veluwe

(1800-1850). Uitgeverij Matrijs, Utrecht.

Vos tot Nederveen Cappel, C.L. de (1926). Geschiedenis van de stadskanalen en van de kanaal- en sluisgelden,

welke op die kanalen worden geheven. Onbekend.

Vries, M. de (1994). Het Apeldoorns Kanaal. Een waterweg met toekomst. Afdeling Culturele Zaken Gemeente

Apeldoorn, Apeldoorn.

Vries, Y. de & Westrik, M. (2011). Van spoorbrug naar Bockershoeve. Over bedrijvigheid langs Kanaal Zuid

in Apeldoorn. Vereniging Oud-Apeldoorn, Apeldoorn.

Vries, Y. de (2013). Van spoorbrug naar de halve maan. Over bedrijvigheid langs Kanaal Noord in Apeldoorn.

Vereniging Oud-Apeldoorn, Apeldoorn.

Waterschap Vallei en Veluwe (2015). Waterbeheerprogramma 2016-2021. Partnerschap als watermerk.

Waterschap Vallei en Veluwe, Apeldoorn.

Wiel, R. aan de (2016). Afstudeeronderzoek Land- en Watermanagement. Gidsmodellen Oranjekanaal.

Hogeschool VHL, Velp.

Wijngaards, J. (2016). Rapport Eerbeekse Oliemolen. Een onderzoek naar een oplossing voor de

waterproblematiek van de Eerbeekse Oliemolen. Apeldoorn.

Websites

De Bekenstichting (2018). De Bekenatlas Veluwe. [Online], geraadpleegd 24-08-2018. Beschikbaar via:

http://www.bekenatlas.nl/.

De Bekenstichting (2018). Eerbeekse beken. [Online], geraadpleegd op 06-08-2018. Beschikbaar via:

https://www.sprengenbeken.nl/eerbeekse-beken/#Eerbeekse%20Beek.

De Bekenstichting (2018). Grift. [Online], geraadpleegd op 28-08-2018. Beschikbaar via:

https://www.sprengenbeken.nl/de-grift/.

De Bekenstichting (2018). Loenense beken. [Online], geraadpleegd op 06-08-2018. Beschikbaar via:

https://www.sprengenbeken.nl/loenense-beken/#Loenense%20Beek.

Dinoloket (2003). Formatie van Drente. [Online], geraadpleegd op 04-06-2018. Beschikbaar via:

https://www.dinoloket.nl/formatie-van-drente.

Dinoloket (2018). Ondergrondmodellen. [Online], geraadpleegd op 04-06-2018 en 07-06-2018. Beschikbaar

via: https://www.dinoloket.nl/ondergrondmodellen.

Elspeet Historie (2018). Veluwe 1570. [Online], geraadpleegd 01-08-2018. Beschikbaar via:

https://www.elspeethistorie.nl/index.php/luchtfotos/topografische-kaarten/veluwe-1570.

Etymologiebank.nl (2010). Kanaal (buis; gegraven waterweg). [Online], geraadpleegd op 25-05-2018.

Beschikbaar via: http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kanaal.

Geldersch Landschap & Kasteelen (2018). Vossenbroek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar

via: https://www.glk.nl/landschappen-kastelen/locatie/vossenbroek.

Gemeente Apeldoorn (2018). Alblaplas en omgeving Lieren. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018.

Beschikbaar via: http://digitaleplannen.apeldoorn.nl/plannen/NL.IMRO.0200.bp1222-

/NL.IMRO.0200.bp1222-vas1/t_NL.IMRO.0200.bp1222-vas1.html.

Gemeente Brummen (2018). Ruimte voor Eerbeek. Tien opgaven. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018.

Beschikbaar via: https://www.brummen.nl/inwoner-en-ondernemer/ruimtevooreerbeek/tien-opgaven.html.

Page 101: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

101

IPCC (2018). Organization. [Online], geraadpleegd op 01-05-2018. Beschikbaar via:

http://www.ipcc.ch/organization/organization.shtml.

Kanalen in Nederland (2013). Wat is een kanaal? [Online], geraadpleegd op 25-05-2018. Beschikbaar via:

http://kanaleninnederland.nl/algemeen/wat-is-een-kanaal/.

Kanalen in Nederland (2015). De Kanalenkaart van Nederland. [Online], geraadpleegd op 01-05-2018.

Beschikbaar via: http://kanaleninnederland.nl/algemeen/de-kanalenkaart-van-nederland/.

Klimaateffectatlas (2018). Partners. [Online], geraadpleegd 04-09-2018. Beschikbaar via:

http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/partners.

Klimaateffectatlas (2018). Over de atlas. [Online], geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via:

http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/over-de-atlas.

Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Hitte - Hittestress door warme nachten’; huidig + 2050WH. [Online],

geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - kwel en infiltratie 2050WH’. [Online], geraadpleegd op 04-

09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Klimaateffectatlas (2018). Kaart ‘Wateroverlast - ontwikkeling kans grondwateroverlast 2050WH’. [Online],

geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://www.klimaateffectatlas.nl/nl/.

Klimaateffectatlas Vallei en Veluwe (2018). Kaart ‘Wateroverlast’; huidig + 2050WH’. [Online],

geraadpleegd op 04-09-2018. Beschikbaar via: http://klimaatvalleienveluwe.nl/.

Natuurmonumenten (2018). Natuurgebied Empese en Tondense Heide. [Online], geraadpleegd op 14-09-

2018. Beschikbaar via: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/empese-en-tondense-heide.

Natuurmonumenten (2018). Wandelroute Empese en Tondense Heide, bij Zutphen. [Online], geraadpleegd

14-09-2018. Beschikbaar via: https://www.natuurmonumenten.nl/natuurgebieden/empese-en-tondense-

heide/route/wandelroute-empese-en-tondense-heide-bij-zutphen.

Stichting Apeldoorns Kanaal (2018). Varen over het kanaal. [Online], geraadpleegd op 22-08-2018 en 27-08-

2018. Beschikbaar via: http://apeldoornskanaal.com/index.php/apeldoorns-kanaal/kunstwerken-varen-over.

Waterschap Vallei en Veluwe (2018). Eerbeekse Beek. [Online], geraadpleegd op 14-09-2018. Beschikbaar

via: https://www.vallei-veluwe.nl/toptaken/bij-mij-in-de-buurt/in-voorbereiding/eerbeekse-beek-0/.

Waterschap Vallei en Veluwe (2018). WaardeVOL Brummen. [Online], geraadpleegd op 03-09-2018.

Beschikbaar via: https://www.vallei-veluwe.nl/toptaken/bij-mij-in-de-buurt/in-voorbereiding/waardevol-

brummen/.

Tijdschriftartikelen

Aalbers, J., ‘Grond- en sprengenwater van de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 22, nr. 4, p. 103-110.

Borman, R.T.A.., ‘De oudste bewoning van de beekdalen op de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 10, nr. 3, p. 6-7.

Bremen, B. van den, ‘Het Apeldoorns Kanaal. Een grote weldaad aan deze Gemeente bewezen.’, In: Ampt Epe,

jg. 2000, nr. 131, p. 13-21.

IJzerman, Y., ’Landgoederen en beken op de Veluwe’. In: De Wijerd, jg. 17, nr. 3, p. 64-71.

Kreffer, J.C., ‘De Verloren Beek (deel 1)’. In: De Wijerd, jg. 21, nr. 2, p. 37-42.

Menke, H., ‘Beken rond Epe - Feiten en vragen’. In: De Wijerd, jg. 6, nr. 1, p. 11-21.

Menke, H., ‘Een watermolen in Vossenbroek’. In: De Wijerd, jg. 23, nr. 2, p. 40-41.

Page 102: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

102

Kaarten

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), Maaiveld Interpolated.

Bodemkaart van Nederland, 2003, Alterra, schaal 1:50.000.

Chromotopografische Kaart des Rijks (Bonnebladen), schaal 1:25.000.

Geomorfologische kaart van Nederland, 2008, Alterra, schaal 1:50.000.

Topografische kaart van de Veluwe en Veluwezoom, door M.J. de Man, omstreeks 1810.

Topografische Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden (TMK), schaal 1:50.000.

Topografische kaart, Kadaster, schaal 1:25.000.

Archiefstukken

CODA Apeldoorn Archief (gemeentearchief Apeldoorn), identificatienummer: GA-018990.

Gelders Archief, toegangsnr. 0124, Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5447, Civiele procesdossiers,

hoofdreeks, 1662.

Gelders Archief, toegangsnr. 0124, Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5451, Civiele procesdossiers,

hoofdreeks, 1662.

Gelders Archief, toegangsnr. 0124 Hof van Gelre en Zutphen, inv. nr. 5181 Civiele procesdossiers, hoofdreeks,

1640.

Nationaal Archief, Den Haag, Fotocollectie Rijkswaterstaat, -positieven, toegangsnr. 2.24.11, inv. nr. 13.

Geraadpleegde personen

Richard Meijer (Waterschap Vallei en Veluwe).

Arnold Fikse (Waterschap Vallei en Veluwe).

Page 103: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

103

Bijlagen

Bijlage 1 – Geomorfologische kaart Apeldoorns Kanaal

Geomorfologische kaart van het gehele Apeldoorns Kanaal. Het bewuste complex van dekzandruggen is aangegeven met een rode cirkel.

Page 104: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

104

Bijlage 2 - Kaart klimaatkanaaltraject Eerbeek-Loenen (groot)

Page 105: Het Apeldoorns Kanaal: van transportroute tot klimaatkanaal...colleges waar mijn interesse voor het landschap werd gewekt. Met name de interactie tussen water en land trok en trekt

105

Bijlage 3 - Kaart klimaatkanaaltraject Epe-Oene (groot)