71
Ge. ._.1 tu?f WATERSCHAP DE MAASKANT ij Globaalplan/Startnotitie m.e.r. Verbetering Maasdijk Traject Neerloon-Demen hmp 360 - 423

Globaalplan/Startnotitie m.e.r. Verbetering Maasdijk Traject Neerloon-Demen · Inhoud ~._-----..-~ heidemii 2 Probleemstelling en doel 7Inleiding 3 2.1 Voorgeschiedenis 72.2 Probleemstelling

  • Upload
    others

  • View
    7

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • Ge. ._.1tu?f

    WATERSCHAP DE MAASKANT ij

    Globaalplan/Startnotitie m.e.r.Verbetering Maasdijk

    Traject Neerloon-Demenhmp 360 - 423

  • WATERSCHAP DE MAASKANT I'

    Globaalplan/Startnotitie m.e.r.Verbetering Maasdijk

    Traject Neerloon-Demenhmp 360 - 423

    maart 1995

    673/CE95/1 037/1 0955

    Ø"

    / heidemii advies

  • Inhoud

    ~._--------..-~ heidemii

    Inleiding 3

    2 Probleemstelling en doel 72.1 Voorgeschiedenis 72.2 Probleemstelling 82.3 Doelstelling 113 Beschrijving van het studiegebied 133.1 Algemeen 133.2 Landschap 143.3 Natuur 163.4 Cultuurhistorie 173.5 Woon-, werk-, en leefmilieu 193.6 Verkeer en recreatie 20

    4 Visie op hoofdlijnen 234.1 Huidige structuur 234.2 Toekomstige kwaliteiten 294.3 Deelsecties en knelpunten 35

    5 Programma van Eisen 395.1 Oplossingsrichting 395.2 Ontwerpuitgangspunten 406 Voorgenomen activiteit en alternatieven 436.1 Inleiding 43

    6.2 Methode voor ontwikkeling van varianten en alternatieven 43

    6.3 Beschrijving van principe-oplossingen 456.4 Selectie principe-oplossingen 466.5 Consistentietoets varianten 487 Effecten 51

    7.1 Beschrijving van de effecten 517.2 Beoordeling van de effecten 51

    8 Besluiten, beleidskader en procedures 558.1 Besluiten 558.2 Beleidskader 558.3 Procedure 558.4 Stuurgroep 57LiteratuurBegrippen en afkortingen

    Bijlage 1: Dijktraject Neerloon-Demen met varianten per deelsectieBijlage 2: Principe-oplossingen

  • 3

    1 Inleiding

    c

    ~.w.._,,~_~ heidemii

    Het Waterschap de Maaskant heeft het voornemen om voor het dijktrajectNeerloon-Demen een dijkverbeteringsplan te ontwikkelen. Met hetpubliceren van dit Globaalplan/Startnotitie wordt dit voornemen kenbaargemaakt.

    Het traject Neerloon-Demen (hmp 360 - 423) bevindt zich aan de linkerMaasoever ter hoogte van Ravenstein en bestaat uit de dijkvakkenNeerloon, Ravenstein en Demen. Het dijktraject is geheel gelegen in degemeente Ravenstein en is 6,3 kilometer lang. In bijlage 1 is een kaart vanhet dijktraject opgenomen.

    M.e.r.-plichtIn januari 1993 heeft de Commissie Toetsing UitgangspuntenRivierdijkversterking - de Commissie Boertien - advies uitgebracht aan deregering. Eén van de aanbevelingen van de commissie was om bijdijkverbeteringsprojecten milieu-effectrapportage (m.e.r.) verplicht testellen. Deze aanbeveling is door de regering overgenomen en in het Besluitmilieu-effectrapportage 1994 (l J verwerkt.

    De m.e.r.-procedure is geïntegreerd in de nieuwe Proceduredijkverbeteringen Noord-Brabant (2J. In het kader van deze nieuweprocedure is voor het traject Neerloon-Demen reeds een Basisnota (3Jopgesteld, waarin informatie over de procedure, de aanpak en inspraak isgegeven, alsmede de visies van de rijks- en lagere overheden. De daaropvolgende stap in de Procedure dijkverbeteringen is het opstellen van hetG1obaalplan/Startnotitie: een globaal dijkverbeteringsplan dat tegelijk alsstartnotitie voor de m.e.r.-procedure kan fungeren. De Proceduredijkverbeteringen Noord-Brabant komt in hoofdstuk 7 uitgebreider aan deorde.

    Doel van het G1obaalplan/StartnotitieHet doel van het Globaalplan/Startnotitie is:

    de m.e.r.-procedure te starten;betrokken personen en instanties te informeren;alternatieven voor dijkverbetering te ontwikkelen, te wegen en hieruit dekansrijke alternatieven te selecteren;de inhoud van de Projectnota/MER af te bakenen.

    In het Globaalplan/Startnotitie wordt de eerste aanzet tot de ontwikkeling

    ., van yarianten en alternatieven gegeven, beginnend met een fisie.op

    . k(jQÎdlijiltÌl zoals bedoeld in de Handreiking visie-ontwikkeliñg (4). Metdeze visie op hoofdlijnen verweven is het programma van eisen zoalsbedoeld in de Procedure dijkverbeteringen Noord-Brabant. De nadereuitwerking van de varianten en alternatieven vindt plaats in deProjectnota/MER. In de visie op hoofdlijnen wordt op basis van eenglobale analyse de huidige en de gewenste ruimtelijke kwaliteit van de dijken zijn omgeving getypeerd. In het begrip ruimtelijke kwaliteit komt de

  • ~--------~ heldemij

    4

    samenhang in verschijningsvorm en de integratie van waterkerende enlandschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden (LNC-waarden),sociale functies en gebruiksvormen tot uitdrukking. Vervolgens worden uitde visie op hoofdlijnen randvoorwaarden afgeleid die richtinggevend zijnvoor de te ontwikkelen varianten en alternatieven. Mede op basis van devisie op hoofdlijnen wordt op een inzichtelijke wijze aangegeven welkevarianten en alternatieven als niet reëel worden beschouwd. Verdereuitwerking daarvan blijft in de Projectnota/MER dan ook achterwege. Indat licht kan de Startnotitie als sterk richtinggevend worden beschouwd.De mogelijkheid bestaat echter dat via de inspraak en in de richtlijnengevraagd wordt om in de Projectnota/MER varianten en alternatieven uitte werken die in eerste instantie niet waren geselecteerd.

    Initiatiefnemer en Bevoegd GezagHet dijktraject Neerloon-Demen is in beheer bij het waterschap DeMaaskant. Als initiatiefnemer treedt op:

    De Dijkstoel van het waterschap De MaaskantPostbus 309

    5340 AH Oss

    Het te nemen m.e.r.-plichtige besluit is goedkeuring van het definitiefdijkverbeteringsplan volgens artikel 33 van de Waterstaatswet 1900. Ditbesluit wordt genomen door het bevoegd gezag, zijnde:

    Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-BrabantPostbus 90151

    5200 MC 's Hertogenbosch

    StunrgroepHet waterschap is bij het opstellen van dit Globaalplan/Startnotitiegeadviseerd door een stuurgroep bestaande uit vertegenwoordigers van deprovincie Noord-Brabant, Rijkswaterstaat, de gemeente Ravenstein, endiverse organisaties en instanties, onder andere op het gebied van natuur-en landschap. De volledige samenstelling van de stuurgroep is opgenomenin paragraaf 8.4.

    InspraakIedereen kan inspreken om zijn of haar wensen ten aanzien van de inhoudvan de Projectnota/MER kenbaar te maken. Op grond van dezeinspraakreacties en het advies van de Commissie m.e.r. en andere adviseursstelt het bevoegd gezag de richtlijnen voor de inhoud van het MER vast.

    Opbonw Globaalp1an/StartnotitieIn dit Globaa1plan/Startnotitie komt het volgende aan de orde:

    de prob1eem- en doelstellng voor dit dijktraject (hoofdstuk 2);een beschrijving van de huidige situatie in het studiegebied, alsmedeautonome ontwikkelingen (hoofdstuk 3);een visie op hoofdlijnen voor het dijktraject en de omgeving (hoofdstuk4);een programma van eisen voor het dijkverbeteringsontwerp (hoofdstuk5);

  • 1". _____~~ heidemij

    5

    een beschrijving van de voorgenomen activiteit en varianten enalternatieven, alsmede de wijze waarop varianten en alternatievenworden ontwikkeld (hoofdstuk 6);de te verwachten effecten (hoofdstuk 7);de genomen en te nemen besluiten en relevante procedures (hoofdstuk 8).

    BegrippenlijstIn dit Giobaa1plan/Startnotitie wordt een aantal begrippen en afkortingengebruikt die, voor zover dit niet in de tekst gebeurt, in de begrippenlijstachterin nader worden toegelicht.

  • 6

    ~~ïle¡demii

  • 7

    2 Probleemstellng en doel

    In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de voorgeschiedenis van deplanontwikkeling voor het dijktraject Neerloon-Demen. Vervolgens wordtaan de jongste ontwikkelingen aandacht besteed. Daarna wordenprobleem- en doelstelling geformuleerd.

    2.1 Voorgeschiedenis

    Planontwikkeling voor verbetering van het dijktraject Neerloon-DemenVoor de verbetering van de dijkvakken Neerloon, Ravenstein en Demen isin 1990 en 1991 grondmechanisch onderzoek uitgevoerd en zijn(concept-)dijkverbeteringsplannen "oude stijl" opgesteld. Deze verkeren inverschilende stadia van voorbereiding; voor het dijkvak Neerloon bestaatcen concept-principeplan, voor Ravenstein zijn de ontwerpen voor eenprincipeplan getekend en voor Demen is slechts een eerste opzet vanontwerptekeningen gemaakt. In de genoemde (concept-)plannen zijn geeninventarisaties opgenomen van LNC-aspecten, maar is welgrond mechanisch onderzoek gerapporteerd. In het vooijaar van 1992kwam de planvoorbereiding stil te liggen. In september van dat jaar is nogwel een Landschapsvisie (7) gereedgekomen voor het dijktraject Neerloon-Dieden en in 1993 is een Beheersvisie voor de Maasdijken opgesteld (6).

    Commissie BoertienAan het eind van de jaren tachtig en begin jaren negentig is eenmaatschappelijke discussie gevoerd over rivierdijkverbetering' . De klachtvan velen was dat nog steeds onvoldoende aandacht werd geschonken aande inpassing van de dijk(verbetering) in het landschap. Ook de ecologischen de cultuurhistorisch waardevolle elementen in de omgeving van de dijkkregen volgens velen nog te weinig aandacht in de dijkverbeteringsplannen.Voorts werd de noodzaak voor dijkverhoging in twijfel getrokken. Ditleidde in 1992 tot de instelling van de commissie-Boertien2, die in januari1993 haar advies uitbracht.

    De commissie is van mening dat landschappelijke, natuur- encultuurhistorische waarden (de zogenaamde LNC-waarden) in dedijkverbeteringsplannen nadrukkelijker aan bod moeten komen. Dit kanvolgens de Commissie ondermeer door "uitgekiend ontwerpen". Onderuitgekiend ontwerpen wordt zowel het optimaliseren van het ontwerp bijtoepassing van traditionele constructiemethoden, als het toepassen vanbijzondere constructies (zoals kwelschermen) en constructiemethodenverstaan. Ook in de besluitvorming moeten LNC-waarden meer worden

    Medio jaren zeventig heen een soortgelijke discussie plaatsgevonden, die leidde tot de instellng van decommissie Rivierdijken (de coininissie~Becht) in 1975. Deze commissie adviseerde onder meerzorgvuldiger om te gaan met rivierdijkverbetering en lIuitgekiendl te ontwerpen om onnodige schade(iclll landschap, natuur of cultuurhistorie te voorkomen.

    2 Omdool: de Commissie Toetsing Uitgangspunten Rivierdijkversterkiiig.

    ~..!Iieidemi¡

  • 8

    meegewogen en moeten de inspraakmogelijkheden worden verbeterd. DeCommissie heeft daarom geadviseerd om dijkverbeteringsplannen m.e.l.-plichtig te maken. Dit advies is door de regering overgenomen; volgens hetBesluit milieu-effect rapportage 1994 moet voor dijkverbeteringsplannen dem.e.r.-procedure worden doorlopen.

    2.2 Probleemstellng

    Met het oog op de gewenste veiligheid bij hoogwater moet het dijktrajectNeerloon-Demen worden verbeterd. Deze verbetering kan wellicht tenkoste gaan van de aanwezige en potentiële waarden op en in de omgevingvan de dijk. In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan deveiligheidsaspecten, de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorischewaarde van het gebied, de aanwezige bebouwing in de omgeving van dedijk en de functie van de dijk voor recreatie en verkeer.

    VeilgheidAls veiligheidsnorm voor de dijken langs de Maas geldt dat dezewaterstanden moeten kunnen keren waarvan de kans dat deze optreden111250 per jaar bedraagt. Dit zijn de zogenaamde maatgevendehoogwaterstanden (MHW).

    Voor een inzicht in de huidige kwaliteit van de dijk als waterkering heefteen globale beoordeling op basis van de huidige eisen plaatsgevonden.

    Hierbij is gebruik gemaakt van bestaande gegevens en (concept-)rapportages. De belangrijkste aspecten hierbij zijn de kruinhoogte, pipingen stabiliteit. Tevens is enige aandacht geschonken aan de aanwezigheidvan zogenaamde 'vreemde elementen', dat wil zeggen elementen die geenwaterkerende functie hebben in de dijk. De huidige dijk heeft door deaanwezigheid van een paralle1dijk3 een vrij brede kruin (10 à 17 m breed).

    Kl'uInhoogteDe benodigde kruinhoogte wordt vastgesteld op basis van de MHW voorde Maas. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de lengte van hettraject waar de huidige kruinhoogte onvoldoende is. Bij de beoordeling vande kruinhoogte is uitgegaan van de hoogte van de paralleldijk, voor zoverdeze hoger is dan de weg op de dijk. Uit indicatieve berekeningen blijkt datde kruinhoogte in de dijkvakken Neerloon en Ravenstein over een grootdeel 0,1 à 0,45 m te laag is. Ter hoogte van de Maaspoort in Ravenstein ishet tekort het grootst, namelijk circa 0,7 m. De kruinhoogte in het dijkvakDemen is vrijwel overal voldoende.

    PipIngIn enkele gedeelten bestaat kans op piping, wat inhoudt dat op diegedeelten de mogelijkheid van doorgaande zandmeevoerende wellen

    3 In feite is alleen in het dijkvak Demen sprake van een paralleldijk. In Nccrloon en Ravenstein ligt ereen buitendijkse grondaanvullng; de hoogte hiervan is echter gelijk aan het niveau van de weg op dedijk.

    r"________,i Iieidemìj

  • 9

    bestaat. Bij de beoordeling van de kans op piping is uitgegaan van hetveilige criterium dat de kwellengte minimaal 15 maal de kerende hoogte(l5H) bedraagt. In het gedeelte hmp 382-387 (dijkvak Ravenstein) wordthinder van kwel ondervonden. Bij het beoordelen van maatregelen tegenpiping zal ook aandacht worden besteed aan de mate waarin demaatregelen bijdragen aan de vermindering van kweL.

    MacrostabilteitDe macrostabiliteit van het buitentalud is grotendeels voldoende. Dit geldtook voor het binnentalud in het dijkvak Neerloon. Voor het binnentalud inde dijkvakken Ravenstein en Demen is dit in mindere mate het geval.Globale berekeningen laten zien dat de stabiliteit niet voldoende is bij desteilste en diepste taluds, onder andere bij de binnendijkse waterpartijen.

    Vreemde elementen h" ~.Langs het hele traject komen "vreemde elementen" voor, voornamelijkbestaande uit bebouwing dicht bij de dijk en bomen nabij of op de dijk.Bomen op de kruin komen over een lengte van circa 3 km voor, globaal dehelft van het traject. Deze staan in de binnenkruinlijn enJof op de kruin op1,5 à 4 m van de buitenkruinlijn.

    Voor de binnendijkse bebouwing en beplanting kan gebruik gemaaktworden van een "beoordelingsprofiel" . Dit is een denkbeeldig minimumprofiel voor het binnentalud. In het algemeen geldt dat bebouwing enbeplanting gehandhaafd kunnen blijven als deze buiten hetbeoordelingsprofiel vallen. In figuur 2.1 is dit schematisch weergegeven.Een globale beoordeling laat zien dat de binnendijkse bebouwing enbeplanting nauwelijks conflcteren met de waterkerende functie van de dijk.Dit komt met name door de relatief brede kruin. Verwacht wordt datslechts op enkele plaatsen aanpassingen nodig zijn. Het muurtje bij de kerkte 1)emen verkeert in een slechte staat en vraagt daarom speciale aandacht.

    rivi~r-- ~~?Figuur 2.1: Beoordelingsprofiel voor binnendijkse bebouwing

    (schematische weergave)

    De bomen en beplanting buitendijks en op de kruin beïnvloeden deerosiebestendigheid en de stabiliteit van de dijk zodanig dat maatregelennodig zijn.

    4 Een uitgebreidere definitie is opgenomen in de begrippenlijst.

    ~,iheidemij

  • "/i heidemii

    10

    De ondergrondse infrastructuur zal moeten worden beoordeeld en zonodigaangepast of verwijderd. Dit betreft onder andere vier hoge druk leidingenin het dijkvak Demen, een tunnel in Ravenstein en nutsleidingen, inclusiefhuisaansluitingen, in het hele traject.

    Tabel 2.1: Globaal overzicht van de belangrijkste aspecten perdijkgedeelte

    dijkge- kruinhoogte pipiiig macrostabilteIt overigdeelte

    360-361 0,3 11 tekort kwellengte voldoende aandachtspunten voor"'15E het hele traject:

    *

    361-382 0,2-0,4 m voldoende voldoende beplanting entekort bebouwing buitendijks

    382-384 0,3 11 tekort kwellengte voldoendeen op de kruin*

    "'15Ekabels en leidingen etc.

    384-387 0,2 11 tekort voldoende deels onvoldoende*

    incidenteel387-388 0,1-0,3 111 kwellengle deels onvoldoende aanpassingen i.v.m.

    tekort '" 151-1 stabiliteit, piping en

    voldoende deels onvoldoendebinnendijkse

    388-393 0-0,711 bebouwingtekort

    393-395 0-0,1 in kwellengte deels onvoldoendetekort "'15E

    395-405 0-0,1 m voldoende deels onvoldoendetekort

    405-406 voldoende kwellengte deels onvoldoende"'15E

    406-423 voldoende voldoende deels onvoldoende

    N aast de hiervoor genoemde aspecten spelen enkele andere zaken een rol,waaronder de erosiebestendigheid van het buitentalud en de microstabiliteitvan het binnentalud.

    In de Projectnota/MER worden alle van belang zijnde veiligheidsaspectenin grotere mate van detail onderzocht.

    Overige a~1)ecten

    De dijk moet voldoende bereikbaar zijn ten tijde van hoogwater en hetnoodzakelijke onderhoud moet daadwerkelijk uitgevoerd kunnen worden.Voor dergelijke beheersaspecten zijn in sommige gevallen aanpassingennodig, bijvoorbeeld in de vorm van onderhoudspaden of aanpassingen vande taluds (bijvoorbeeld helling 1:3 voor beweiding). In de Beheersvisie vanhet waterschap (6) zijn hiertoe reeds voorstellen gedaan (zie paragraaf 4.2).Bij een buitendijkse versterking van cle dijk wordt het stroomprofiel van deMaas aangetast. Vanuit rivier kundig oogpunt zullen hier veelal

  • 1 1

    compensaties voor nodig zijn om voldoende watervoerend en bergendvermogen te houden. In de lrojectnota/MER zal dan ook aan het beheer,onderhoud en rivicrkundige aspecten aandacht worden besteed.

    LNC-waardenHet dijktraject is gelegen in een gebied met grote landschappelijke encultuurhistorische waarden. Bij dijkverbetering kan een aantasting van dezewaarden plaatsvinden.

    BebonwingLangs het traject bevindt zich op diverse plaatsen bebouwing dicht langs dedijk. Bij de dijkverbeteringsontwerpen zal met deze bebouwing rekeninggehouden moeten worden.

    Recreatie en verkeer

    De dijk heeft naast een waterkerende functie ook een functie voor verkeeren recreatie. Bij de dijkverbetering dient met deze functie rekening teworden gehouden.

    Samenvattend:Het dijktmjeet Neerloon-Demen is niet o\'eral hoog en stabiel genoeg 017te voldoen aan de gestelde veiligheidseisen. De problematiek is pel' dijkvakals volgt: in Neerloon is de stabiliteit voldoende, maal' de kruinhoogteonvoldoende; in Ravenstein is zowel de stabiliteit (deels) als dekruinhoogte omoldoende; in Demen is de stabiliteit (deels) omoldoendeen de kruinhoogte (grotendeels) voldoende. Verder bestaat plaatselijkkans op pijJing en zijn 1'001' de bomen op de buitenkruinlijn specialemaatregelen nodig. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden,alsmede bebouwing in de nabijheid van de dijk zijn bij de noodzakelijkedijkverbetering mogelijk in het geding.

    2.3 Doelstellng

    ~,.iiieîdem¡¡

    De doelstelling van de voorgenomen activiteit luidt: het verbeteren van hetdijktraject Neerloon-Demen, waarbij de veiligheid tegen overstromingenaan de daarvoor geldende normen zal voldoen. Met het oog op het ontzienen zo mogelijk versterken van landschappelijke, natuur- encultuurhistorische waarden, wordt een visie ontwikkeld op het dijktraject enzijn omgeving (visie op hoofdlijnen). Hierbij dient wel de (beperkte)reikwijdte van de dijkverbetering in acht te worden genomen. De bestaandebebouwing dient zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Er zal zoveelmogelijk rekening worden gehouden met functionele aspecten zoals verkeeren recreatie.

  • 12

    "/.Theldemii

  • 13

    3 Beschrijving van het studiegebied

    3.1 Algemeen

    Inpassings- en invloedsgebied

    Voor een beschrijving van het studiegebied wordt ondersclieid gemaakttussen het inpassingsgebied (zoekniimte voor alternatieven en varianten,ook wel ingreepgebied genoemd) en het inv/oedsgebied (gebied waar effectenvan ingrepen optreden). Het invloedsgebied kan per aspect verschilen envoor sommige aspecten groter zijn dan het inpassingsgebied.

    Na een algemene karakterisering van het studiegebied worden de aspectenlandschap, ecologie, cultuurhistorie, het woon-, werk- en leefmilieu, verkeeren recreatie globaal behandeld. Per aspect wordt tevens de autonomeontwikkeling, afgeleid uit vastgesteld beleid, kort weergegeven.

    Algemene beschrijving van het dijktrajectHet dijktraject Neerloon-Demen bestaat uit de dijkvakken Neerloon,Ravenstein en Demen. Het traject ligt in landelijk gebied, rondom hetkleinstcdelijke Ravenstein.

    Dijkvak Neer/aan (hl1jJ 360-382)Het dijkvak Neerloon begint nabij het punt waar de Oude Maasdijk om deKeent weer bij de huidige loop van de Maas komt en eindigt bij derijksweg ASO. Vanaf circa hmp 363 tot aan het eind van het dijkvak komtbinnendijks (woon)bebouwing voor. Ter hoogte van de dorpskern Neerloonis deze min of meer aaneengesloten. Vanaf circa hmp 363 tot aan dedorpskerk staat een lange bomenrij op de buitenrand van de kruin. Deuiterwaard wordt in zijn geheel agrarisch gebruikt. Er is een zestalaansluitingeii van (meest kleine) wegen op de weg over de dijk.

    Dijkvak Ravenstein (hl1jJ 382-393)Het dijkvak Ravenstein loopt vanaf de ASO tot aan de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch. Het binnendijkse gebied direct grenzend aan de dijk bestaatvrijwel geheel uit het vestingstadje Ravenstein en zijn uitbreidingen. Terhoogte van hmp 385 ligt buitendijks een jachthaven en bij hmp 387binnendijks ecn camping. Het buitendijkse terrein wordt in dit dijkvak deelsagrarisch en deels door de fabriek Koudijs-Wouda gebruikt. Hetfabrieksterrein ligt recht tegenover de historische Maaspoort vanRavenstein (hmp 390). Over een lengte van zo'n driehonderd meter vóór destadspoort staat een enkele bomenrij op de dijkkruin (aan de rivierzijde) enin het gedeelte tussen de stadspoort en de spoordijk een dubbele bomenrijaan weerszijden op de kruin.

    Dijkvak Del1en (hmjJ 393-423)

    Het dijkvak Demen loopt vanaf de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch tot aande oostelijke rand van het kerkdorp Dieden. De bebouwing die binnendijkslangs de dijk ligt, is meer verspreid dan in de andere twee dijkvakken. Inhet dijkvak liggen de kernen (Neer)Langel en Demen, beide met een kerkje.

    '",,i heidemli

  • 14

    Zowel het binnendijkse als buitendijkse gebied kent overwegend eenagrarisch gebruik. Vanaf hmp 409 tot 419 staat een lange rij bomen op dedijk. De weg op de dijk is in dit gedeelte weer smal (ten opzichte van deweg in het dijkvak Ravenstein) en heeft een groot aantal wegaansluitingen

    en overige op- en afritten.

    3.2 Landschap

    ~/Jheiaemi¡

    De dijk als element op regionaa1niveanHet dijktraject maakt deel uit van de dijk op de linker Maasoever, in hetgedeelte waar de stroomrichting van de Maas meer in noordwestelijkerichting komt te liggen. Centraal in het traject ligt het vestingstadjeRavenstein, ten westen van Nijmegen.

    De dijk wordt tussen Neerloon en Demen op twee punten gekruist doortwee grote infrastructurele lijnen:

    de snelweg ASO, Arnhem-Den Bosch;- de spoorlijn Nijmegen-Den Bosch.

    De dijk als element op lokale schaalEerst worden de landschappelijke kenmerken beschreven die in het totaletraject voorkomen en vervolgens wordt per dijkvak eenlandschapsbeschrijving gegeven.

    Totale trajectDe dijk heeft plaatselijk over lengten van een paar honderd meter een oftwee rijen bomen op de kruin. De uiterwaarden kennen een vrij intensiefagrarisch gebruik, met een afwisseling van weilanden en maïsakkers. Deloop van de Maas wordt gemarkeerd door een rij bomen op de beideoevers van het zomerbed, met een grote onderlinge en regelmatige afstand.Binnendijks is er een overgang van een meer besloten naar een meer openlandschap te onderscheiden. Het omslagpunt bevindt zich ter hoogte van deHerpse weg.

    Dijkmk NeerloonIn de richting van het dorp Neerloon gaat binnendijks het zeer openlandschap over in een strook min of meer aaneengesloten bebouwing langsde dijk. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit woonhuizen met zwareerfbeplanting. Aan de oostkant van het dorp wordt de bebouwing begeleiddoor de lange rij essen. Ter hoogte van de kerk (hmp 370), het café en debegraafplaats staan aan weerszijden lindebomen langs de weg op de dijk.Zowel buitendijks als binnendijks is er sprake van een vrij brede wegberm.De brug van de ASO over de Maas is dominant aanwezig. Het buitendijksegebied is zeer open, met aan de overzijde is het dorp Niftrik alsoriëntatiepunt.

    Dijkvak Ravenstein

    Vanaf de ASO tot aan het bedrijfsterrein van Koudijs- Wouda is hetbuitendijks gebied vrij open. Beplanting en bebouwing van het

  • r'___________.__""... ..__

    ~ heidemii

    15

    fabrieksterrein bestrijken vrijwel de gehele breedte van de uiterwaard. Totaan de spoordijk komen aan de buitenzijde nog voor: een haaks op de dijkstaande bosaanplant en enkele populierenrijen. Vanaf de ASO is het trajectbinnendijks sterk beplant. In het gedeelte tussen de stadspoort en despoordijk bepalen twee elementen de beleving van maat en sfeer van dedijk: een parkachtige inrichting bij de stadsgracht en een dubbele rijlindebomen op de dijk. De parkachtige beplanting maakt deel uit van deoude stadswaL.

    Dijkvak DemenIn het gehele dijkvak ligt naast de verharde dijk een paralleldijlc. Hetbuitendijkse terrein bestaat uit graslandpercelen. Ter hoogte van hmp 405is er een sterke versmalling van de uiterwaarden en is het water van derivier goed waarneembaar. Vanaf hmp 409 tot net voorbij de kerk vanDemen (hmp 419), komen op de buitenrand van de dijkkruin bomenrijenvoor.

    Binnendijks komt in de dorpskernen dichte en daarbuiten meer verspreidebebouwing voor. De zeer afwisselende bebouwing staat tot in debinnenteen van de dijk. Aan de landzijde wordt de dijk begeleid door eenruige zone. Deze strook bestaat uit wilg, populier en natte vegetaties en zetzich voort in een wilgenbeplanting. Lindebomen begeleiden de bebouwingrond de kerk en begraafplaats van Neerlangel ter hoogte van hmp 400.Aan de voet van de dijk bevindt zich ter hoogte van hmp 420 een nat ruigperceel met populieren en wilgenopslag. Op dit deel van het dijkvakfungeert eerst de molen als oriëntatiepunt. Deze functie wordt vervolgensovergenomen door het dorp Batenburg.

    De dijk zelfDe dijk zelf kent vanaf het begin van het dijkvak tot aan de ASO een vrij

    continu profieL. Het verloop van het dijktracé heeft een licht slingerendkarakter, met enkele grotere flauwe bochten. Op de kruin van de dijk ligteen smalle weg. Naast de weg ligt aan de buitenzijde een aanvulling(Neerloon, Ravenstein) of een paralleldijk (Demen) langs de dijk. Aan debinnenzijde is de wegberm over het algemeen smal en het talud steiler danaan de buitenzijde. Ter hoogte van Ravenstein zijn de dijk en de weg op dedijk breder dan in de andere twee dijkvakken. Bij de stadspoort en detoegang tot het fabrieksterrein "duikt" de dijk naar beneden. Na hetfabrieksterrein is de dijk weer hoger. Vanaf de spoorlijn tot het eind vanhet dijkvak blijft de weg smal en is de paralleldijk aan buitendijkse zijdeduidelijk aanwezig. Vanaf Neerlangel is het talud aan de binnenzijdeflauwer. Ook wordt het tracé slingerender, waardoor een gevarieerder beeldvan de omgeving ontstaat met wisselende zichtlijnen.

    Bebouwing langs de dijkLangs de dijk ligt vooral woonbebouwing. De bebouwing binnendijks langsde dijk komt min of meer geconcentreerd voor rond het stadje Ravensteinen de dorpen Neerloon, Neerlangel en Demen. Bij de dorpen is sprake vanlintbebouwing evenwijdig aan de dijk. De meeste bebouwing enerfbeplantingen bevinden zich aan de voet van de dijk of op enige afstand

  • 16

    van de dijk. Buitendijkse bebouwing komt op slechts op één punt voor: debedrijfspanden op het terrein van Koudijs-Wouda.

    Autonome ontwikkelingDe plannen voor de verdubbeling van de spoorlijn (5) zullen dedoorsnijding van het rivierenlandschap versterken. De verbouwenuitbreiding van het buitendijks gelegen bedrijven terrein bij Ravenstein,waarvoor een vastgesteld en goedgekeurd bestemmingsplan bestaat, kaneen verdichting in de uiterwaarden met zich mee brengen. Dat zou hetcontinu "groene karakter" van de uiterwaarden in nog sterkere matedoorbreken. In de Visie bomenstructuurplan van de gemeente Ravenstein(IS) worden ondermeer voorstellen gedaan ter versterking van delandschappelijke structuur van het rivierenlandschap. Dit wordt inparagraaf 4.2 nader toegelicht.

    3.3 Natuur

    ~,.iiïeïdemii

    In het volgende wordt een korte beschrijving gegeven van de uit hetoogpunt van natuurbehoud belangrijke vegetaties in dit dijktraject. In hetkader van de plannen voor dijkverbetering heeft tot op heden geenonderzoek naar de fauna (dierenwereld) plaatsgevonden. In deProjectnota/MER zal gebruik worden gemaakt van gegevens van provincie,werk-en studiegroepen, om een beeld te kunnen geven van de in het gebiedaanwezige fauna.

    VegetatieBij het aspect vegetatie wordt onderscheid gemaakt tussen dijkvegetaties enoverige vegetaties.

    DijkvegeiatiesIn het dijktraject Neer100n-Demen zijn goed ontwikkelde, soortenrijketaludvegetaties schaars (6). Als gevolg van de beschaduwing van de taludsdoor de bomenrijen op de dijk of van ongunstige beheersvormen alsintensieve beweiding is het merendeel van de taluds begroeid metsoortenarme glanshaver- en raaigrasvegetaties.Slechts op een tweetal lokaties zijn tamelijk bloemrijke vegetaties aanwezig,waarbij plantesoorten voorkomen die kenmerkend zijn voor hetrivierengebied: de zogenaamde stroomdalsoorten. Zo komt tussen hmp360-364 in de wegberm en onder de afrastering op het binnentalud eenmatig soortenrijke vegetatie voor, met soorten als Ruige leeuwetand,Goudhaver, Rapunzelklokje, Geoorde zuring en Margriet (7). Debovenrand van een binnentalud bij Ravenstein is over een lengte van 100m. begroeid met een tamelijk soortenrijke vegetatie, waarin onder andereGrasklokje en Geel walstro voorkomen. Van belang is voorts hetbinnentalud ten oosten van de spoorbrug (luup 391-392). Hier zet een kleinbinnendijks loofbosje zich tot op het binnentalud voort.

  • 17

    Overige vegetatiesMet uitzondering van het traject ter hoogte van Ravenstein wordt hetbuitendijkse gebied gekenmerkt door intensief agrarisch gebruik. Hierdoorzijn binnen een afstand van SOm uit de dijk geen belangrijke vegetatiesaangetroffen. Binnendijks is tussen hmp 391-392 een klein, parkachtigloofbosje met veel Klimop aanwezig. Voorts liggen aan de teen van de dijkstroomafwaarts van de spoorbrug een drietalmoerasbosjes met een rijkeflora en fauna (hmp 396, 410 en 420). Tenslotte is de muur van de kerkvan Demen van belang; hierop bevindt zich eel) vegetatie met Muurvaren.

    Autonome outwikkelingAls gevolg van ongunstige beheersvormen en dijkverbetering zijn deecologische kwaliteiten van de rivierdijken de laatste jaren duidelijkafgenomen. Om aan deze ontwikkelingen een halt toe te roepen wordt inhet beleid van rijks- en provinciale overheid meer en meer aandacht besteedaan behoud en ontwikkeling van natuurwaarden op en langs de dijken.Voor een toelichting op dit beleid wordt verwezen naar hoofdstuk 4.

    3.4 Cultuurhistorie

    ~.-----"".. heidemii

    De cultuurhistorische beschrijving is gebaseerd op een veldverkenning eneen verkennend onderzoek. Als referentie voor de huidige situatie zijnkaarten uit het midden van de 19' eeuw, de bodemkaart en globaleliteratuur gebruikt.

    Onstaansgescliiedenis van het gebied

    Het studiegebied ligt in een smalle uitloper van het rivierkleigebied, ingebedtussen hoge zandgronden. De Maas stroomde door het verdiepte gedeeltevan deze pleistocene zandgronden. Er was toen sprake van een aantalscherpe meanders, waarvan de loop regelmatig veranderde. In hetlandschap zijn nu nog vele sporen te zien van oude rivierlopen.Waarschijnlijk is het tracé van de dijk bij Neerloon het gevolg van hetdoorbreken van een meander aan het begin van de dijkvorming.Onduidelijk is nog in welke tijd de bedijking geplaatst moet worden. Op dehoge gedeelten en op de oeverwallen ontstonden vanaf de middeleeuwennederzettingen.

    NederzettngenIn het dijktraject bevinden zich vier nederzettingen: Neerloon, Ravenstein,(Neer)Langel en Demen. Van elk van deze nederzettingen worden hetontstaan el) de bijzonderheden toegelicht.

    Neer/aonNeerloon zal zijn ontstaan in de middeleeuwen, wat af te leiden is uit deouderdom van de kerktoren (14' eeuw). Hoewel de kerk dicht bij de dijkligt, doet de nederzettingsstructuur niet denken aan een lintdorp. Het ismogelijk dat de dijk ter plaatse verlegd is en de kern zodoende aan de dijkkwam te liggen.

  • ~/Jíieldemj¡

    18

    RavensteinHet stadje is in de 14" eeuw gesticht bij het kasteel en heeft kenmerken vaneen bastidestad. In de late middeleeuwen was de stad ommuurd. In devroege ir eeuw werden om de middeleeuwse ommuring vestingwallen engrachten aangelegd. Op de hoekpunten kreeg de vesting bastions enrondelen, in de gracht lagen ravelijnen. Aan de noordoostzijde bleven demiddeleeuwse muren als verdedigingswerken dienst doen. De bastions aande rivierzijde werden aan deze muur aangesloten. Deze verdedigingswerkenvormden aan de noordoostzijde tevens de waterkering. Er moet rekeningworden gehouden met de aanwezigheid van muur- en funderingsresten inhet dijklichaam.

    5TRNG ~, --M-i-

    D

    H HOORNWERKRl RAVEL'JN

    Re RAVEL'JNACHTIG BA5TION

    ~ RONDEELM MIDDeleEUW5E MUUR

    P PORTB BeER

    DIJK TEGEN MUUR

    Figuur 3.1: 17' eeuwse situatie Ravenstein

    Het vestingstadje Ravenstein heeft de status van beschermd stadsgezicht.Dit strekt zich uit tot aan het zomerbed van de Maas, met uitzonderingvan het industrieterrein. Ook het kasteelterrein, dat aan de stad grenst,maakt deel uit van het beschermd stadsgezicht. De gracht van hetkasteeltellein ligt dicht aan de binnenvoet van de dijk.

    (Neer) LClIgel.De kerk van Neerlangel vertoont 1 l eeuwse bouwdelen. Hieruit kan

    voorzichtig worden geconcludeerd, dat Neerlange1 eerder is ontstaan dande overige beschreven nederzettingen. De nederzetting bestond in hetmidden van de 19' eeuw uit ongeveer 6 gebouwen en heeft sindsdien geengrote ontwikkeling meegemaakt.

    DenzenDemen is waarschijnlijk ontstaan op de ter plaatse smalle oeverwal die hierevenwijdig aan de dijk ligt.

  • 19

    Verkaveling en grondgebruikDe verkaveling komt slechts ten dele overeen met de verkaveling op 19"eeuwse kaarten. Tot aan de ruilverkaveling was een grote verscheidenheid

    aan kavelvormen en -afmetingen aanwezig. Hierbij lagen zeer onregelmatiggevormde kavels op de oeverwaL. Regelmatiger kavels - in blok- ofgestrekte vorm - kwamen voor langs de dijk, in en nabij de nederzettingen.De kavels hadden waarschijnlijk veelal een kavelscheidende beplanting. Nade ruilverkaveling is het patroon eenvormiger geworden.

    Individne1e objectenDe kerkjes van de dorpen Neerloon, Neerlangel en Demen zijn hierbovenreeds genoemd. Langs het tracé bevindt zich ook een aantalbelangwekkende boerderijen. Veel van deze boerderijen zijn sterk verbouwden hebben hun oorspronkelijke functie verloren. Bij Ravenstein staat eenveerhuis met een veerstoep. In de uiterwaard naast de spoorbrug liggen

    resten van een rivierkazen1at.

    De dijk zelfHet tracé vertoont enige sporen van doorbraken. Deze sporen zijn niet zoduidelijk beleefbaar als elders in het rivierengebied. Ter plaatse vanRavenstein bevindt zich naar verluidt een sluisje in de dijk. In het kadervan de werkverschaffng zijn delen van de dijk in de jaren dertig van dezeeeuw versterkt. In deze tijd moeten de aanleg van de paralleldijk en debochtafsnijdingen (van de dijk) geplaatst worden.

    BodemarcliiefGezien de lange bewoningsgeschiedenis van de streek moet rekeningworden gehouden met de aanwezigheid van grondsporen. Het gebied isaangewezen als archeologisch kerngebied. GlOndsporen zullen aan debinnenzijde dicht onder het oppervlak verwacht moeten worden.Grondsporen in de uiterwaarden zullen waarschijnlijk dieper en onder eendik (recent) kleipakket liggen, of verspoe1d zijn.

    Autonome ontwikkelingVoor de autonome ontwikkeling is het beleid ten aanzien van het beheervan het cultureel erfgoed van belang. Het betreft hier de status vanRavenstein als beschermd stadsgezicht op basis van de Monumentenwet enhet Monumenten Selectie Project (MSP) van de provincie Noord-Brabant,waarin "jonge" objecten uit de periode 1850-1940 als monument wordenaangewezen. Verder kunnen objecten die niet vallen onder de genoemdetwee categorieën als monument worden aangewezen op grond van degemeentelij ke m on umen ten vero rdening.

    3.5 Woon-, werk-, en leefmileu

    ~"- ---".i lieidemii

    WonenLangs het gehele dijkvak liggen woonhuizen en boerderijen langs de dijk,het meest geconcentreerd in de kernen Neerloon, Ravenstein, Neer1angel en

    Demen.

  • 20

    WerkenDe belangrijkste bedrijfsactiviteit in de omgeving van de dijk is delandbouw. Dit geldt zowel binnen- als buitendijks en het betreft zowelakkerbouw als veeteelt. Door de hoge ligging van de Maasuiterwaarden tenopzichte van de rivier bieden de meeste Maasuiterwaarden goedemogelijkheden voor intensief agrarisch gebruik. Van de Maasdijk zelfwordt het grootste deel verpacht voor het weiden van schapen en/ofjongvee. In Ravenstein bevindt zich het buitendijkse fabrieksterrein vanKoudijs-Wouda en een tijdelijke containerkeet.

    Antonome ontwikkelingDe gemeente Ravenstein heeft geen plannen om woningen te bouwen op ofaan de dijk. Er bestaan wel plannen tot verbouwing van enkele binnendijksgelegen oude bedrijfspanden.

    3.6 Verkeer en recreatie

    ~~ Iieidiimij

    OntslnitiiigDe dijk wordt vooral gebruikt voor fietsverkeer, landbouwverkeer endoorgaand lokaal verkeer. In enkele gevallen in de kernen Neerloon enDemen wordt de hoofdontsluitingsfunctie door een achter de huizengelegen weg (evenwijdig aan de dijk) vervuld. Het meeste verkeer bevindtzich op het stuk tussen Koudijs-Wouda en de afslag voor de ASO. Ditgedeelte vormt de ontsluitingsroute voor het industrieterrein waaropKoudijs-Wouda actief is. De dijk is bereikbaar vanaf de ASO via eenrandweg langs de oostelijke uitbreiding van Ravenstein. Ten westen vanRavenstein loopt de spoorlijn Nijmegen - Den Bosch.

    Betekenis voor recreatieUit recreatief oogpunt is de dijk van groot belang. met name voorfietsrecreanten. De dijkweg maakt echter ook deel uit van cleMaaslandroute van de ANWB, een autoroute. Bij Ravenstein is buitendijkseen jachthaven aanwezig. Hier wordt een deel van de dijk recreatiefgebruikt: er kan worden geparkeerd bij een recreatief informatiepunt, er iseen recreatieterrein en een café met terras. Verder heeft Ravensteintoeristische betekenis als historische vesting en is er de eerder genoemdecamping.

    Antoiiome ontwikkelingZoals eerder vermeld zal in verband met het plan Rail 21 van deNederlandse Spoorwegen de spoorbrug verbreed worden. Dit zal echterniet voor het jaar 2000 gebeuren.

  • 21

    ~"ri heidemij

  • 22

    ~/"/'/

    1/I /Ij, d'c¡e! -- /

    i~,- %

    "s.'"

    IA50

    n'1l!2~-----~----,/

    Figuur 4.1 Regionale context

    i..~.:!:::~~~::..~:~..~~~::~~: ',;;;..

    ~,_. -- ~.- -~,-;~;~~--~:'~"

    -,,- -_::-:'"

    .\

    ~ betxWiDg

    im bwr~Ve-rJ

    ~ kerk

    (;:'::.::::::::: d~k

    -- ',".

    ~ orihisJuitiog5-tl)()j,t-ie-':/=, extensief / iDrens-lef

    * recreotie

    ____\tit~j'''/) ogro.riscl? gebied

    Figuul 4.2 H oofdstluctuul

  • 23

    4 Visie op hoofdlijnen

    Nadat in hoofdstuk 3 het dijktraject in zijn huidige vorm is beschreven,volgt nu een interpretatie en waardering van hetgeen is beschreven: wat zijnde wensen en eisen voor het dijkverbeteringsontwerp, wat zijn debelangrijkste huidige kwaliteiten en welke kwaliteiten kunnen en/of zullenworden ontwikkeld.

    De visie op hoofdlijnen omvat drie onderdelen:i. een beschrijving van de huidige kwaliteiten van het gebied;

    2. een beschrijving van de toekomstige kwaliteiten;

    3. een opdeling van het dijktraject in homogene deelsecties en een

    beschrijving van knelpunten, bijzondere waarden en aandachtspunten.

    4.1 Huidige structuur

    Dijktraject in regionale contextHet dijkvak bevindt zich op de linkeroever van de Maas ter hoogte vanRavenstein. Hier is de aanvankelijk noordelijke stroomrichting meer naarhet noordwesten afgebogen. Het dijkvak wordt op twee puntendoorsneden. De spoorlijn Nijmegen-Den Bosch en de ASO - de snelwegArnhem-Den Bosch - doorsnijden de lengterichting van hetrivierenlandschap. Grotere steden in de nabijheid zijn Oss en Nijmegen.

    HoofdstrnctnurDe hoofdstructuur geeft aan welk soort grondgebruik en welke functies erop en langs het dijktraject voorkomen. De dijk zelf kent een verkeersfunctie

    en een recreatieve functie, waarbij opvalt dat ook vrachtverkeer van de dijkgebruik maakt. Binnendijks heeft het gebied een woonfunctie en eenagrarische functie. Wonen, werken en voorzieningen zijn geconcentreerd inde kernen Ravenstein, Neerloon, Demen, (Neer)Langel en debebouwingslinten die als uitlopers van de dorpen de dijk begeleiden. InRavenstein liggen ook bedrijven en een camping direct langs de dijk.Buitendijks is het grondgebruik vrijwel geheel agrarisch (weiden enmaïsakkers). Een opvallend element is het bedrijfsterrein van Koudijs-Woud a tegenover de stadspoort van Ravenstein. Een andere functioneleonderbreking vormt de jachthaven bij Ravenstein.De rivier de Maas vervult een belangrijke scheepvaartfunctie, zowel voor deberoeps- als de recrea tievaart.

    Ruimtelijke kwaliteitDe ruimtelijke kwaliteit geeft aan welke bijzondere samenhangen,verschijningsvormen en specifieke kwaliteiten er in het dijktrajectvoorkomen.

    Hei'kenbaarlieidKenmerkend voor het dijktraject Neerloon-Demen zijn vooral deaanwezigheid van één en soms twee bomenrijen over grote lengten op de

    "-"".. heidemii

  • ::,..',.., :::::'..".,;"

    24.,"......~... ~:::::::::.::..:::::. djk

    MJ rivier en oue; rivierarmen~ . bomerij opcl dDk

    ~ oonewge5l beçJantin.s. . . . . .. ooderbreo /:/jo

    looSs ri uier

    (Jmas5C~ OP0rJwid.,______ zichtljo

    ~ oriertiepurJrd005nYdìns

    100.9 ruig .gebieet

    (mo"". "",.KIe/pur)=;."

    r\ c=."

    Ù::

    t;'

    Figuur 4.3 Ruimtelijke kwaliteit

    ::;...::::::::.,::::'"

    . ::":':;::':':':;;;:::.::;~::..

    ''',''"""'.~

    "-="'''''''',',.

    '\~

    \\....::::~~...

    \::;;::;;";)

    nuidige k\,aliteitefJ

    ~ to.Juds

    .' birmrz()d~k6e terreinen

    l(?"

    "'\..(/.::.:....1. -~,.,;:

    \\ n/_"7-,\#\t.

    ::::::';;'::::;:::'"

    Figuur 4.4 Ecologische kwaliteit

  • ~~-he¡dem¡¡

    25

    kruin van de dijk en een sfeer van kleinschaligheid op de dijk en aan debinnenzijde naast de dijk (bebouwing, erven, opritten).

    De rivier kenmerkt zich hier door enkele grote bochten en de aanwezigheidvan oude (natte en droge) rivierarmen. Natuurlijke processen zijn echterniet direct waarneembaar: de verschijningsvorm is sterk "cultuurlijk"bepaald. Dit wordt vooral veroorzaakt door de hoge ligging en hetintensieve agrarische gebruik van de uiterwaard. De Maas is sterk"ingekapseld" in een cultuurlandschap.

    Verder valt op dat, vanaf grote delen van de dijk, de Maas niet direct tezien is door de lage ligging in het landschap. Enkele punten vormen hieropeen uitzondering. Ter hoogte van de overgebleven rivierarmen is het waterbijvoorbeeld wel direct vanaf de dijk waarneembaar. De situering van derivier in het landschap wordt wel continu gemarkeerd door eenbegeleidende bomenrij op de oevers van het zomerbed, bestaande uit forsepopulieren die op een regelmatige en grote onderlinge afstand staan.

    Relaties met de omgeving en de beleving vmi subruimtesKenmerkend voor de beleving van dit dijkvak zijn de wisselende oriëntatieop de omgeving en de beleving van subruimtes. De oriëntatie en deruimtelijke beleving worden vooral bepaald door:

    de aanwezigheid van geen, een of twee bOmenrijen op de dijk. Hoewelonder de bomen door gekeken kan worden, ervaart men vooral bij dedubbelzijdige beplanting heel sterk de subruimte van waaruit deomgeving wordt waargenomen.wel of geen bebouwing met erfbeplanting, of alleen een opgaandebeplanting aan de voet van de dijk. Een kleinschalige, fijnkorrelige randvan huizen en erfbeplanting op korte afstand naast de dijk vormt eensubruimte, die vwia!, de dijk wordt waargenomen.de oriëntatiepunten in de omgeving. De oriëntatiepunten in de omgevingkunnen in sterke mate de aandacht van passanten naar buiten desub ruimtes trekken.

    In figuur 4.3 wordt aangegeven op welke gedeelten de bomenrijen,fijnkorrelige randen (massa) en oriëntatiepunten te vinden zijn. Figuur 4.5geeft de beleving van subruimtes op en langs de dijk weer.

    Conlinuileit en variatieDe dijk zelf kent over het gehele traject bezien geen continu profieL. Wel

    zijn er drie min of meer continue deeltrajecten te onderscheiden, diesamenvallen met de drie dijkvakken:

    het dijkvak Neerloon: steile taludhelling en smalle wegberm aanbinnenzijde, flauwere helling en brede aanvulling aan rivierzijde;het dijkvak Ravenstein: de dijk vormt hier met een wisselend profiel

    soms een onderdeel van de rand van de stad en soms een in zich zelfgekeerde wereld. Bij stadspoort is de dijk aanmerkelijk minder hoog.het dijkvak Demen: het binnentalud wordt geleidelijk flauwer, aan debuitenzijde ligt een paralleldijk.

  • voorb=ldøn va bel",virig va sLLruímhop "".. lan95 de dijk.

    5oUbruirT oi: de djk door dubbøiZ'~ç:iqa. d¡ikbøplrr~e:!' kliln~ch¡9t1á ti¡rmenaj~ ooor td ~ en betxui.ih9'D~

    o~~i%!.L'l 6,l'o ~," ~ '"%OO"~k 0q~~

    ¿t--~~

    .: /"eeoz~dIfe orëotie" dor enkel0dige cJrjkbelort¿~.rn i? crre va opga.,z ,¡iet- ian~ dizcii,il ..3'

    ~;,~"iè~\iJ;7-- ~ b"Ul?~ctigeOl¡,zrf" do l" or.t-r-køn u: dii"'beai?ngen ørvi? va ~mtt Ql ti zijO vat? ~ d&k.

    ~~b.."Sl-ruc relae met- orrnSN dcxr oo o~ u:djk~gan DPf3lZ iz~ lo.sde.d.~k..

    Figuur 4.5 Beleving van subruiI1tes

    ~,ihEiidEimíi

    26

    kenmeri-cmde dükprofie,i00 pe;r dUi.v(l

    d"K k - çi;¡¡" r~.. .3~- !J va. ~í'~ '2~,~? ç-ç..Q .~~.?'¡nrurtoon ~ r ' k. r',';r:; ¿d;~-

    ..; \J iJ.Ji:F., '¿17 ¡/'-)~:- ,', NJ)J~k øy'i ç:¿.¡,,.cd/ :¿"':-~~~'7('(' W ¥'.

    "'-1"':,r' v.'? 1,;/./'. ,J JLz 4,r ," Ld~ Nsn:olle. bZl 1 t)l'lZ blZrmen st'l ti ~ (l Aaw.. tuU.,d

    afsselend 9czcmiøzl 'h borrn('~(£)

    . -.;'"oj' J O~?.,o~' "0, ,.J -- if1:" .,

    G:) - Itš?'!

    d; v'/-,:: .,-~,\" TA;,"-:" r:'''o~,c!~

    °9'\)"'

    jII ;."_6= f'

    I .1 bred e eøi vvC".. ,z flo.tù +avida.lw¡~ri,(d 9eø/iZ/ i:e bomzrjêei)

    '* d~kvo. rGtve05tizíD~i:¡51ZJer.d pl'ieL.

    r,

    (~! ii/io!ìsseiera k/'ele:rocmtii ttØ' oe

    dju OQJJ:oo.,

    ': 6.00

    *' d~kvo. demen , J'"~ s.p ~...v,::v ';'r00 ;;?rt 2Ä~;? ¿~¡~ ig~,'" . .."'o.~I~/12,,1 3.00

    t)e; tierm 11 I' bø meren f-1a.w iQi. \V~ ''1melet~k''

    olu;sseie-od PJØ?lruin. bc:!j(ef))

    Figuur 4.6 Kenmerkende dijkprofielen per dijkvak

  • ~/; heidem¡¡

    27

    De dijk is wel continu in het hele traject drager van de subruimtes op ennaast de dijk zoals genoemd onder het kopje "herkenbaarheid". Deafwisseling tussen de beleving van grotere open ruimtes en het fijnkorreligepatroon van de subruimtes levert tegelijkertijd een heel gevarieerd beeld op.

    Kenmerkend is de variatie in de mate waarin de dijk slingert. Hetaanvankelijk flauw slingerende karakter gaat stroomafwaarts na hetsmalste punt van de uiterwaard bij Neerlangelover in een sterkerslingerend verloop.

    Beperkte contrastwerkingHet landschap langs de hele Maas onderscheidt zich van de andererivierenlandschappen in Nederland doordat de contrasten tussen hetbinnendijkse en buitendijkse landschap minder sterk te ervaren zijn. Dit isafliankelijk van het standpunt van waaruit het landschap wordtwaargenomen.In dit dijkvak komt dit vanaf de dijk gezien ondermeer tot uiting in:

    een vrij intensief grondgebruik en "cultuurlijk" landschap aan beidezijden van de dijk;het grotendeels ontbreken van mogelijkheden om de rivier direct vanafde dijk waar te nemen.

    Toch zijn er wel verschilen. Deze zijn met name zichtbaar vanuit een hogerschaalniveau bezien. Het binnendijkse landschap onderscheidt zich tenaanzien van het buitendijkse landschap door:

    een lager gelegen maaiveld;de aanwezigheid van een fijnkorrelig onderbroken lint en andere massa-elementen (zoals de kern Ravenstein) langs de dijk tegenover het (bijna)continu open karakter van de uiterwaarden.

    Ecologisehe kwaliteitIn het algemeen kan gesteld worden dat dit dijktraject ecologisch bezienweinig kwaliteiten bezit. De natuurwaarden beperken zich tot enkeleverspreide elementen op en langs de dijk. Het merendeel van deuiterwaarden is iii gebruik als akker en grasland. Ter hoogte vanRavenstein wordt dit beeld onderbroken door een jachthaven en een

    fabriek. De agrarische, recreatieve en industriële bestemming staan eenecologische functie van de uiterwaarden in de weg. Ook de mogelijkhedenvoor het realiseren van een ecologische verbindingszone tussenbovenstrooms en benedenstrooms gelegen uiterwaarden zijn hierdoorbeperkt.

    Onder de huidige omstandigheden is nauwelijks sprake van ecologischerelaties tussen het binnendijkse en het buitendijkse gebied. Wel komen aande teen van het binnentalud enkele fraai ontwikkelde moerasbosjes voor.De vegetatie van de dijktaluds is door beschaduwing of intensief gebruik inhet algemeen weinig waardevoL. Slecht op een tweetal korte gedeelten vanhet binnen talud zijn soortenrijke, voor de zandige Maasdijken typerendevegetaties aanwezig.

  • ,....,....28

    ..:.....::::,::;,:.,.

    "":;::,;...

    .....~;;::.::;:.

    beuwing, grit:ht'.

    "':;.:::.\\

    \\,.

    .":\:::;:J:)

    c: el7sembæ

    cQ el7semble 117 ensembleo oltecreo

    ~ doobroksporeo

    ~l¡~"". ..Lr rr1T!1'" ';':.::.;,...pOVOie. I ..'" ',_ca~é / \;-", t;de:r1 I,,?,:

    ."".bOCdocj--~\

    \\l-p.nin!l ,,\~Nôier buki___.__ c;.,

    "-'._/"".

    \~\

    //1/1//1/~ rnæl~ke spvi val?oode verkavølil?.9belaowekena" terriæn

    v~rhu¡s, verstop-'-

    il'"H _'7'"#/\tV\\.....,',:...:.- /

    ':::;"',.

    k~rk~ k~pkhOf :

    "",::::::,;:::",. ",

    "'.

    l)

    Figuur 4.7 Cultuurhistorische kwaliteit

    ::~.;::;::::::::::::::;:;:.::;:;::::;~.

    be.eid

    ''':'::;':.:::.. ~nJml =l'£!~~~=pl) pian~f.ea~fl5""A50....i... II \lll! iiO djl.gebDo ". meê ~efakkfQq\\ _ ) eiemehto(vÎ'Sje lXrlrlWpW ~ ()QOf fùeerlooñ/\\ q~) ooers O-s naHe ærbrndit1s:zone Over/angel.

    -0 bu.itedijks aa~behoi. e-n "v0f'dubbczlín;~':'. Q na/vlArOllWtt.kelll'I9 "" vol '5ljr:\\ ?" behoucl fWtu~rieneel:JKe 005 "' (R"'t 2.1).... U CJ'q nota \Vt-er,,,w$no(AOtrn.9)_;". . ... . . ~o"t-lUomik",""9

    '...... =.".:' :~~- ~~/..: gø diepe oot'q-ongen Tn lAuol$cbe en"';:;,,,; ---: -: oncHep oo.9rioodlng~ mer ecoiog iRhe dilZdeMche w~

    \ .?':'.=-=. funktie i..sel9k te c.piHe ( PIJW

    )" -- d!) 015 d~ IJbihriS20(li(SliSjp..)l' "\ Gt-.s. ()a.hÄW,~wiirJsgeb¡ed (stru/A plo.~).// ~ b:. OCmstin9 i\n...~w *compe+ie

    ft beheCZvi'ie dDkl: tciiudsH ~ m~t ne-van-nktie "natur"cl .,¡;,!"çP..'~

    \i:

    "':!,::;;',::!,:.:::\,. . ."..,::,:. '.::: :::.: :::':::::'::;:::'.t

    \\":-.',;

    I/

    I

    beleid algemeen.. ""00"' k .ei,¡,q. reer,,t'rQMpor o.l ftAnØI~ voo

    ri i,leri~eb¡l&d,DnWlqU4!Ur19 diær:itiit-wciertrcl-.ontwl t:kellns ecol09¡SÓJfl~ oIit ttU).

    , aondadil- voor d)WlliekUioe:e- i.+weri.dng vlin het-r¡vÎUgeöied)

    l' ~ ci ontwikUt;/lnqd'fnoel cJr 0 Cl ciLifJiwna~bol- (vl'5lfl Icclschap)

    .;.ø,.ø

    ...

    Figuur 4.8 Beleid. plannen en potenties

  • 29

    Cultunriiistorisciie kwaliteitIn de onmiddellijke nabijheid van de dijk bevindt zich een groot aantalelementen met cultuurhistorische waarde. Het betreft hier individueleobjecten en groepen van elementen, zogenaamde ensembles. Opvallend is,dat de oude kernen van de nederzettingen dicht tegen de dijk liggen.Hierdoor bevinden zich de waardevolle kerken van Neerloon, (Neer)Langelen Demen direct aan de dijk. Deze kerken zijn een hoogtepunt in deeromiieen gelegen ensembles.

    Ravenstein is vanaf de dijk niet meer herkenbaar als vestingstad doordatde gracht (st"ang) verdwenen is en de aansluitingen van devestingbouw kundige elementen aan de dijk "verwaterd" zijn. Een aantalvestingbouw kundige elementen is echter wel als overblijfsel aanwezig, zoalsde hool1werken, de gracht en de resten van de wallen. Het contact van destad via de Maaspoort met de rivier is sterk aangetast door deaanwezigheid van industrie in de uiterwaard. Hierdoor is de bastidestadaan de rivierzijde nauwelijks meer beleefbaar. Dit verlies aanherkenbaarheid wordt versterkt door bebouwing op de plaats van deoorspronkelijke verdedigingswerken. Het oorspronkelijke introvertekarakter van het waterfront - kenmerkend voor een bastidestad - dreigtextravert te worden. Dit neemt niet weg dat de kern van Ravenstein eengrote ensemblewaarde heeft, met daarin een aantal waardevolle individueleobjecten. De Maaspoort is hierin het belangrijkst en meest in het oogspringend. Deze kwaliteit is erkend en vastgelegd in de aanwijzing vanRavenstein als beschermd stadsgezicht.

    Opvallend is ook de ligging van een relatief groot aantal boerderijen met dezijgevel naar de dijk gekeerd. Ondanks de huidige woonfunctie zijn huniioofdvorm en detailering goed bewaard gebleven. Hun aanwezigheid isdaarom van essentieel belang voor de beleving van de cultuurhistorischeidentiteit van het gebied. De dijk zelf laat niet duidelijk een bewogengeschiedenis zien van clijkdoorbraken en inlaagdijken. De verzwaring uit dejaren dertig van deze eeuw heeft de dijk aangetast in zowel dwarsprofiel,door de verbreding van de kruin en de tuimelkaden, als in tracé, debochtafsnijdingen. Door het handhaven van het oorspronkelijkedijklichaam en de beplanting op de afgesneden bochten, is deze ingreepechter wel duidelijk at1eesbaar. De oorspronkelijke, enigszins rommeligeverkaveling is door de ruilverkaveling van zijn identiteit ontdaan en heefteen lage cultuurhistorische kwaliteit. De beplanting op de dijk is zeertypisch voor dit traject en verhoogt sterk de identiteit. Decultuurhistorische betekenis van deze beplanting zal in een latere faseonderzocht moeten worden.

    4.2 Toekomstige kwaliteiten

    "/.Theidemij

    Voor de toekomstige kwaliteiten die zich zullen of kunnen ontwikkelen zijnhet beleid en plannen die zich (mede) richten op het studiegebied vanbelang. Ook komen de potenties die er zijn om bepaalde LNC- of anderekwaliteiten te ontwikkelen in deze paragraaf aan de orde.

  • ~..,.Tlieideml¡

    30

    BeleidEr bestaan vele beleidsplannen die mede op het studiegebied betrekkinghebben en derhalve van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen in hetgebied. Achtereenvolgens komen aan de orde het beleid van het rijk, deprovincie, de gemeente en van het waterschap.

    RijksbeleidAan de uiterwaarden is vanuit het rijksbeleid (nationale Natuurbeleidsplan(9)) een belangrijke ecologische functie als natuur

    kern- ofontwikkelingsgebied toegekend. De dijken hebben in dit kader geenspecifieke bestemming gekregen.

    Ravenstein wordt in het NURG genoemd als één van de Maasbastiden. Inde uitwerking Bastidesteden van het NURG worden echter deMaasbastiden niet behandeld. Voor bastidesteden in het algemeen wordt inhet NURG nagestreefd:

    behoud van het silhouet van de oude stad;verbetering aanleg toervaart en aanlegmogelijkheden;herinrichting oude havengebieden;benutten van wonen aan de rivier;verbeteren relatie toervaart en oude stad.

    Provincie Noord-BrabantHet rijksbeleid voor het rivierengebied is door de Provincie Noord-Brabantvertaald in het Streekplan (12) en het provinciaal Natuurbeleidsplan (13).Hierbij is het natuurbeleid in hoofdlijnen vastgelegd in de zogenaamdeGroene Hoofdstuctuur (GHS). In de Groene Hoofdstructuur is aan demeeste Maasuiterwaarden de status "natuurkerngebied" of"natuurontwikkelingsgebied" toegekend. De uiterwaarden in het trajectNeerloon-Demen zijn als natuurontwikkelingsgebied aangewezen. Voortsworden de rivierdijken genoemd als ecologische verbindingszone.

    De doelstellingen van de GI-S kunnen deels door belieersovereenkomsten(Relatienotagebieden) en door natuurontwikkeling worden gerealiseerd. Dewerkgroep ecologische hoofdstructuurbegrenzing (WEB) werkt hiertoebegrenzingsvoorstellen uit. Op grond van de aanwezige en potentiëlenatuurwaarden is een selectie gemaakt van uiterwaarden waarnatuurontwikkeling het meest kansrijk is. In het traject Neerloon-Denienzijn door de WEB geen Re1atienota- of natuurontwikkelingsgebiedenaangewezen.

    De LNCrichtlijn Dijken geeft een samenvatting van het provinciaal beleidop het gebied van landschap, natuur en cultuurhistorie voor hetrivierengebied. Voor de natuur komt dit beleid onder andere totuitdrukking in de intentie tot realisering van de Groene Hoofdstructuur(GI-S). De LNC-richt1ijn geeft hieraan cle volgende toevoeging: in de GHSvormen de dijken belangrijke lintvormige schakels tussen denatuurgebieden in de uiterwaarden onderling, alsmede schakels tussen deuiterwaarden en binnendijkse natuurgebieden en verbindingszones. Voortswordt opgemerkt dat ontwikkelingen in op en langs de dijken gericht

  • 31

    dienen te zijn op het behouden en ontwikkelen van natuurkerngebieden enverbindingszones. Voor de dijkverbeteringen en het beheer en onderhoudvan de dijktaluds betekent dit:

    profielen en tracés landschappelijk en ecologisch inpassen;

    buitentaluds extensief onderhouden c.q. natuurbouw;binnentaluds aangepast onderhouden waar dit gevraagd wordt door deaanwezigheid van natuurgebieden, verbindingszones e.d.

    Het beleid ten aanzien van fietsverkeer is neergelegd in de nota "Brabantop de fiets". Bij het opstellen van de Projectnota/MER zal hieraanaandacht worden besteed.

    Gemeente RavensteinVolgens het bestemmingsplan Buitengebied (8J van de gemeente Ravenstein,dat betrekking heeft op het traject Neerloon-Demen, wordt de dijk veelalgerekend tot het buitengebied, en worden aanwezige natuurgebiedjes langsde dijk als zodanig beschermd. De uiterwaarden worden aangegeven alsagrarisch gebied met grote landschappelijke waarde, waarvoor verschilendebeperkingen gelden o.a. op het gebied van bebouwing, andere doeleindenen dergelijke. Voor het buitendijkse fabrieksterrein Koudijs-Wouda is hetbestemmingsplan Kern I, herziening mengvoederbedrijf vastgesteld. Deherziening maakt onder meer de bouw van een derde opslagsilo mogelijk

    ¡i SJ

    De Monumentenverordening (l6J voorziet in de mogelijkheid om objectendie geen Rijksmonument of "MSP-monument,,5 zijn, aan te wijzen alsgemeentemonument. In de Projectnota/MER zal, voor zover relevant voorde dijkverbetering, op de verschilende categorieën van monumenten naderworden ingegaan.

    Vanuit de Visie bomenstructuurplan van de gemeente Ravenstein (l7)wordt voorgesteld om dorpen en wielen ruimtelijk te accentueren en op deoeverwallen schaalverkleining toe te passen. Dit laatste betreft de strooklangs de dijk waarop ondermeer de dorpen en bebouwingslinten zijngesitueerd. Ook wordt voorgesteld om parallel aan de rivier beplantingenaan te brengen. Hiermee wordt een tegenwicht geboden aan dedoorsnijdingen (ASO, spoorlijn, bedrijfsterrein).

    De gemeente Ravenstein heeft een voorkeur voor het handhaven van debestaande verkeersfunctie en het verbeteren van de veiligheid van hetfietsverkeer.

    Waterschap de MaaskantOp grond van bovenstaande beleid heeft het waterschap een Beheersvisieen -plan voor de gehele Maasdijk (Boxmeer - Den Bosch) vastgesteld (6),terwijl voor het traject Neerloon-Dieden een Natuur- en landschapsvisie (7)is opgesteld. Beide visies bevatten elementen die van belang zijn voor de

    5 Zie paragraaf 3.4, autonome ontwikkeling.

    "..._'_M."___..,"~ ...._.__

    /j heidemii

  • r'..iiïe'idemii

    32

    planvorming ten aanzien van dijkverbetering. In de Beheersvisie geeft hetwaterschap aan hoe zij de dijktaluds wil beheren, afgestemd op hettoekennen van nevenfuncties als natuur of agrarische produktie. Voor detrajecten met een nevenfunctie "natuur" wordt voorgesteld om op deMaasdijk te streven naar het behoud en waar mogelijk de ontwikkeling vansoortenrijke talud vegetaties. Dergelijke vegetaties moeten een min of meeraaneengesloten lint vormen, dat kan fungeren als ecologischeverbindingszone tussen de kerngebieden in de uiterwaarden. Dezeverbindingszone zal in eerste instantie worden gerealiseerd op hetbuitentalud, maar daar waar de omstandigheden ecologisch bezien (actueelof potentieel) gunstig zijn ook op het binnentalud. In het dijkvak Neerloon-Demen kan het buitentalud voornamelijk natuurtechnisch beweid worden.Op het binnentalud kan afwisselend agrarisch beheer en gazonbeheerplaatsvinden, met uitzondering van de gedeelten die momenteel eenwaardevolle vegetatie bezitten: hmp 359-364 en hmp 382-387. Debinnen taluds in deze gedeelten komen in aanmerking voor eennatuurtechnisch maaibeheer. Ook wordt behoud van landschappelijkewaarden in de vorm van waardevolle beplantingen, bomenrijen, solitairebomen en het karakter van de dijk als geheel voorgestaan. In de N atuur-en landschapsvisie Neerloon-Dieden wordt onder meer voorgesteld om hetcontrast open-dicht en het contrast stad/kern-landelijk gebied te versterken.Dit komt tot uiting in het handhaven en aanvullen van beplantingen op degrenzen tussen open en gesloten gebied. Ter hoogte van kern van Neerloonwordt een voortzetting van de bestaande laanbeplanting langs de dijkvoorgesteld.

    PlannenRijkswaterstaat werkt op dit moment aan het opstellen van eenBeheersplan voor de Maas. Dit plan is een nadere uitwerking van hetzogenaamde Beheersplan voor de Rijkswateren op regionaal niveau.In het kader van het Beheersplan is inmiddels een aantal deelprojectengerealiseerd, waaronder:

    Inventarisatie en inrichlingjjJlan Maasoevel's:Doel: inventarisatie van de ecologische en civieltechnische toestand van deMaasoevers van Eijsden tot Hedel, het opstellen van streefbeelden en hettoekennen van natuurdoeltypen aan de oevers (10). Hiervan bestaat eenuitwerking voor onder andere het traject Neerloon-Demen, die in deProjectnota/MER aan de orde zal komen.De Maasal1oebe:In de Maasamoebe (11 J worden referentiebeelden en streefbeelden voornatuurontwikkeling aan de Maasuiterwaarden toegekend. Hiervan is noggeen concrete uitwerking voor de afzonderlijke uiterwaarden gemaakt.

    De Groene Hoofdstructuur van Noord-Brabant, zoals vastgelegd in hetStreekplan en het Natuurbeleidsplan wordt nader uitgewerkt door deWerkgroep Ecologische Hoofdstructuur Begrenzing (WEB). Binnen hettraject Neerloon-Demen is geen Re1atienota- of Natuurontwikkelingsgebiedaangewezen. Wel dient gestreefd te worden naar een goede ecologische

  • ~"..Jiieidem¡¡

    33

    verbinding tussen de uiterwaarden aan weerszijden van het dijkvak. DeMaasoevers vormen een natte verbindingszone, de dijk een droge.Voor de Keentsche Uiterwaard, direct stroomopwaarts van hetonderhavige dijktraject, werkt de provincie natuurontwikkelingsscenario'suit. Stroomafwaarts van Demen ligt de Diedensche Uiterdijk. Voor dezeuiterwaard wordt, met uitzondering van het bedrijventerrein Maasakker,natuur ontwikkeling en reservaatsvorming voorgestaan.

    Aanwezige potentiesDe dijktaluds bezitten belangrijke mogelijkheden tot verdere ontplooiingvan de ecologische betekenis. Enerzijds bieden de dijktaluds een groeiplaatsaan typische vegetaties en plantesoorten, anderzijds vormen de dijken eenbelangrijk onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Ze vormen als hetware een ononderbroken ecologisch lint dat als verbindingszone voorplanten en dieren fungeert tussen de natuurkerngebieden in deuiterwaarden.

    In het kader van de Beheersvisie is de geschiktheid van de bovengrond vande dijktaluds voor het ontwikkelen van soortenrijke vegetaties onderzocht.Uit dit onderzoek komt naar voren dat met name het buitentalud tussenhmp 394-408 vanwege het geringe lutumgehalte mogelijkheden biedt voorde typische flora van de Maasdijken.

    Ter plaatse van Ravenstein kunnen, door de vormgeving van de dijk deverschilende onderdelen van de werken benadrukt worden. De vorm vande dijk zou kunnen reageren op de stadsgracht, de hoornwerken en deaansluiting op wallen. In het kader van eventuele compensatiewerken enaanhakend aan enige natuurontwikkeling kan het verloop van de strang(gracht) en eventueel een aanzet van het ravelijn, als uitgangspunt genomenworden. Ter plaatse van Neerlangel kan door het verbeteren van deaantakking van de afweg het ensemble van dijk en boerderij(en)verduidelijkt worden. Door detailering kan duidelijk gemaakt worden datde uitstulpingen aan de dijk relikten zijn van een vroegere opvatting indijkverzwaring.

    In figuur 4.8 is van het beleid, de plannen en potenties een overzichtgegeven.

    Maatregelen met betrekking tot de dijkWat betreft de dijkverbetering zelf kan in hoofdlijnen het volgende wordengesteld. Over het grootste deel van het traject zal de kruin van de dijkmoeten worden verhoogd, variërend van enkele centimeters tot enkeledecimeters. Waar de paralleldijk breed genoeg is kan deze verhoging in deparalleldijk gevonden worden. Een knelpunt wordt gevormd door detweezijdige bebouwing nabij de Maaspoort. De beschikbare ruimte is hierzeer gering en bovendien zal de benodigde verhoging van circa 0,7 m detoegang tot de Maaspoort bemoeilijken.De bomenrij op de kruin, aan de rivierzijde van de weg, kan niet zondermaatregelen gehandhaafd worden. Vanwege de grote lengte waarover debomen voorkomen is een oplossing middels een constructie minder voor de

  • 34

    hand liggend. Uitbreiding van de paralleldijk behoort tot de mogelijkhedenmaar stuit wellicht op bezwaren vanuit bijvoorbeeld landschappelijkeoverwegingen. Een standaardoplossing is niet voorhanden omdatuitgestrekte bomenrijen op een dijk elders zelden voorkomen. Naderonderzoek met betrekking tot dit punt is nog nodig.

    Verder zijn op een aantal plaatsen aanpassingen nodig in verband met destabiliteit van het binnentalud, de kwellengte en mogelijk in verband metbebouwing binnendijks. Veelal zullen deze aanpassingen beperkt kunnenblijven tot kleine aanbermingen onder aan het talud, een lichte verflauwingvan het talud, en!of het ingraven van klei in het voorland. Op plaatsenwaar dit bezwaar oplevert, bijvoorbeeld door de aanwezigheid vanbebouwing of cultuurhistorische waarden, kan een oplossing met behulpvan een constructie worden gezocht.

    De elOsiebestendigheid van het buitentalud moet worden beoordeeld insamenhang met het gewenste toekomstige beheer. Verflauwing van dehelling van het buitentalud en/of het aanbrengen van meer elOsiebestendigeklei behoort tot de mogelijkheden.

    ,.-::,.- ....;;:.,, ":~;::;';:;:::;;.:;,.

    "',;;.~í;:~'~~:~:~:~~.!flfl'l\,

    "'.,,~~~"f.,

    "":~t;'~i:.

    '.~~

    \t\

    \\

    ß'

    globolø beoordeli"9

    x xx x. x'x; Krui()1?9t' ot?ldoeooe

    ~ stlihzir bir)nt-oJucimogejk 01ìo/o(wde

    ..UUe""" bofl op de krin, aa.nbuitir)zßdc va ck we

    i ttkot- Dan ki.ItZrg""=~~ tvr.l/ hcg dr li--iaS

    -".""

    l'"

    /p;tj

    Figuur 4.9 Dijkverbetering

    ~.ri heidem¡¡

  • 35

    4.3 Deelsecties en knelpunten

    ~/J heidemii

    Op basis van de hiervoor beschreven eigenschappen van het dijktraject kaneen indeling in min of meer homogene deelsecties worden gegeven. Voordeze deelsecties kunnen varianten worden ontwikkeld die in deProjectnota/MER verder worden uitgewerkt.

    Het totale dijktraject, dat bestaat uit drie dijkvakken, is op te delen in zes

    deelsecties:

    Dijkvak Neerloon:

    I Neerloon. Dijk met smalle wegverharding, binnendijks bebouwing en

    erfbeplanting langs de dijk, buitendijks agrarisch gebruik (1Ul1p 360-

    382);

    Dijkvak Ravenstein:U Ravenstein-Oost. Dijk met brede wegverharding, binnendijkse gracht

    en camping, buitendijks agrarisch gebruik en jachthaven (hmp 382-387);

    IH Maaspoort. Dijk met brede wegverharding, binnendijks de oudebebouwing van Ravenstein met de Maaspoort, buitendijks agrarischgebruik en fabrieksterrein Koudijs-Wouda (hmp 387-391);

    iv Ravenstein-West. Dijk met smalle wegverharding, binnendijkse gracht

    en buitendijks agrarisch gebruik (hmp 391-394);

    DijkFak Demen:V Neerlangei. Dijk met smalle wegverharding, binnendijks bebouwing en

    erfbeplanting langs de dijk, buitendijks agrarisch gebruik (hmp 394-41 I);

    VI Demen. Dijk met smalle wegverharding, binnendijks bebouwing enerfbeplanting langs de dijk, buitendijks agrarisch gebruik (hmp 411-423).

    Naast de deel secties zijn ook de knelpunten aangegeven. Van knelpunten issprake als er zeer weinig ruimte is voor het dijkverbeteringsontwerp, doorhet aan beide zijden voorkomen van bijzondere waarden of objecten. Naastknelpunten worden bijzondere waarden aan één zijde van de dijkonderscheiden die voor het ontwerp niet direct een probleem opleveren,maar die voor het ontwerp wel sterk bepalend zijn. Tenslotte wordenaandachtspunten aangegeven waarmee bij de planvorming rekening moetworden gehouden. Door aan laatstgenoemde punten aandacht te bestedenbij het ontwerp, kan de kwaliteit in het hele studiegebied toenemen.

    Knelpunten zijn:de bomenrijen op de buitenzijde van de kruin in het hele traject, metname waar binnendijks bebouwing of een waterpartij ligt;het veerhuis in Ravenstein tegenover de jachthaven;Ravenstein als beschermd stadsgezicht met daartegenover Koudijs-Wouda;

  • /jf::' Veld

    6.6 'f:'

    36

    \- -~\ih

    Figuur 4.10 Deelsecties

    ::_;.

    \: 11111111111111111.ø_'~::::"", ~e,:

    .-"

    bztxwio9

    stads griacbf-

    ).innQ:ndtik5~ L(j.ipu/+m)/moerçisje-.s IlJttte(',xvtDlZn

    OOØf1t-ij Op d.e. kruTn Q. dzbiúl'iin.:~e vOo dæ \Vee.

    sliziie bìrman"¡oJucl6 meiwaa"ClZvolli: veqdv.t.¡izcnìdlet er maeC'qei,in noi9.i~1) Or) de. OJocrost'bilitizl-iiz vlZrh"9iZ..)Dog" c/k gos"iding

    t~l)u.I19he"d bin~l(6ondoZ~nciØ1 in de (,úlqr~..ard in f'ø/ai ii f-t d/ eH6vcf'aar op diju L "5neil,~")WOl' lH'(lddw:".qens t/~cJrt-L)wl

    -. ~

    "~;:'"

    '\;::.'"

    '~...E

    ........'Vvv

    ///?"H __'7;\ rtß /\t ..-:i.ouclj6-k."da.

    +- ._.--

    ===--;~::.

    ......;::.::...:;..::.;:;:.,'....'..

    :'f

    Figuur 4.11 Knelpunten. bijzondere waarden en aandachtspunten

  • r...\.._".____,,_~ ________.___

    ". heidemij

    Als bijzondere waarden moeten worden beschouwd:de bebouwing langs het hele dijktraject;de stadsgracht bij de spoorlijn;de steile binnentaluds met waardevolle vegetatie (indien er maatregelennodig zijn om de macrostabiliteit tc verhogen);binnend ijkse kleiputtenim oeras jes/wa terpartijen;boerderij net voor Demen.

    Aandachtspunten zijn:de fijnkorreligheid binnendijks;onderbrekingen in de uiterwaard Gachthaven, Koudijs-Wouda, ASO,spoorlijn) in relatie tot de ecologische hoofdstructuur;verkeer: brede weg ("snelweg") op dijk voor vrachtwagens Koudijs-Wouda;recreatieve functie (fietsroute);hoge druk gasleidingen;de kerkmuur in Demen;aansluiting op het dijkvak Dieden;eventueel aanwezige archeologische waarden.

    37

  • ":..",:",.

    :::::'::::

    "";::,';..38

    ~~;'ff~,. .. ~9t:;, x '::.:' ,

    '" x ~ x .x ":;'~KX.";;LXX:XX.xX,"

    /'(

    yx

    '~":"""".

    -..:".....::~.

    \\;;'.

    ..~~. Mf"':';'"

    "'::;.

    "''!''''- 'Q:~:::p)(;~.;,)\ì/ x x X.x x.K x, x xXX.XX;xft ft

    Figuur 5.1 Oplossingsrichting de dijk als ensemble

    ~~-he¡dem¡¡

    CD

    ø0J

    en.srnbfa.'S :oiZrlOOf)rUI)lloshúr)demczn

    klalf)5Chali3l)(zid/bes/of12n/ Jdd

    bebouwing cm iirfbapll)Unj

    sl'ad,:sfrCDr f'ovcznsf-izin

    r~nkc,rd'gIiQid

    ha.fshzJ!a:n cot'aet rna.t-cù riuiiz(l.liirft n:ixf)SJijnJ

    ':"::":;"""'::;""

    '.

  • 39

    5 Programma van Eisen

    Op basis van de visie op hoofdlijnen kan worden aangegeven aan welkezaken bij het ontwerp en de alternatiefontwikkeling bijzondere aandachtmoet worden besteed. In dit hoofdstuk worden daartoe eenoplossingsrichting en ontwerpuitgangspunten geformuleerd.

    5.1 Oplossingsrichting

    AlgemeenBij het formuleren van integrale alternatieven voor het gehele dijktrajectwordt als toetsingskader gebruik gemaakt van een oplossingsrichting.Deze integrale oplossingsrichting wordt als het ware "gedestileerd" uit devisie op hoofdlijnen. Bij het samenstellen van integrale alternatieven uitvarianten per deelsectie vindt steeds een terugkoppeling naar dezeoplossingsrichting plaats. Integrale alternatieven worden overigens pas inhet stadium van de projectnota/MER gevormd uit de dan nogovergebleven kansrijke varianten per deelsectie.

    Het integrale karakter van de oplossingsrichting staat voorop. In hetnavolgende wordt een poging gedaan volgens een thema te formuleren dieals leidend principe kan fungeren bij de vormgeving van de integralealternatieven.

    Oplossingsriehting: de dijk als ensembleDe voornaamste kenmerken van het dijktraject Neerloon-Demen zijn:

    variatie: er komen zeer diverse functies langs de dijk voor, het dijktrajectligt zowel in landelijk als in stedelijk gebied en het traject kentafwisselend een dichte beplanting en een minder dichte of geen

    beplanting;schaalcontrast: de dijk en de dijkvoet binnendijks met zijn bebouwing enbeplanting zijn een soort "intieme wereld", terwijl de rivier en deuiterwaarden grootschaliger zijn;continuiìeit: het dijklichaam is continu aanwezig, maar varieert in vormen het gehele dijktraject vervult een ontsluitende functie.

    Deze kenmerken maken dit dijktraject tot een kwetsbaar geheel, omdat desamenhang tussen deze kenmerken heel makkelijk zou kunnen wordenaangetast, bijvoorbeeld door het "recht-toe-recht-aan" verbeteren van dedijk. Daarom wordt deze samenhang - de dijk als ensemble - gekozen alsthema van de oplossingsricliting. Dit betekent dat er veel aandaeht moetzijn voor de maatvoering bij het ontwerpen van de verbeterde dijk. Erzouden dus bijvoorbeeld geen tientallen meters brede stabiliteitsbermenmoeten worden aangelegd en er zou moeten worden gestreefd naar eenontwerp met een zo smal mogelijke kruin. Voorts zou de dijk verkeersluw

    kunnen worden gemaakt. Ter hoogte van Ravenstein zou dit met zichmeebrengen, dat de ontsluiting van de fabriek Koudijs-Wouda voorvrachtverkeer op een andere wijze vorm gegeven zou moeten worden.

    f"____ "___~ heidemii

  • 40

    In de verdere uitwerking van deze oplossingsrichting in een ontwerp zalvoor het dijkvak Neerloon de nadruk liggen op landschap, evenals in hetdijkvak Demen. Voor het gedeelte tussen de ASO en de spoorlijn (dijkvakRavenstein) zal de nadruk liggen op cultuurhistorie.

    5.2 Ontwerpuitgangspuiiten

    ~,iilelderrj

    Het is noodzakelijk om voor een gedetaileerd ontwerp de hierbovenbeschreven oplossingsrichting te concretiseren. Tevens moet wordenaangegeven hoe met de knelpunten, bijzondere waarden enaandachtspunten zal worden omgegaan. Bij het ontwerp zullen de volgendeuitgangspunten worden gehanteerd:

    Bij het ontwerpen van dijkverbeteringsmaatregelen wordt een passendemaatvoering gehanteerd. Hiermee kunnen de samenhang en dekleinschaligheid, die voor het dijktraject kenmerkend zijn, wordenbehouden of versterkt;Het handhaven van de bomen op de kruin van de dijk is het vertrekpuntbij de vormgeving van het dijkontwerp. De bomenrijen zijn voor ditdijktraject zeer kenmerkend en in het rivierenland uniek;De woonfunctie en -beleving van de dijk worden behouden. Naast hetbelang van de bewoners zelf, is de woonbebouwing met erfbeplantingook bepalend voor de "intieme sfeer" van de dijk;De cultuurhistorisch waardevolle elementen langs het traject wordenbehouden en waar mogelijk versterkt. Dit is behalve uit cultunrhistorischoogpunt ook van belang voor de samenhang en sfeer van het dijktraject;De ecologische verbindingsfunctie van de dijk en de uiterwaarden wordtversterkt. Dit sluit aan bij de beleidswensen van het rijk en de provincie;Bij de planvorming dient met de agrarische functie van de dijk en deomgeving rekening te worden gehouden;De hoge druk gasleidingen worden in het dijkverbeteringsontwerpingepast;De overgang naar het dijkvak Dieden zal zorgvuldig wordenvormgegeven.

    Voor het stndiegebied zouden de volgende zaken leiden tot een verbetering:De relatie tussen het front van Ravenstein met de rivier zou kunnenworden versterkt. Ravenstein heeft als bastidestad aan de Maasbelangrijke cultuurhistorische en recreatieve waarden en potenties;Op het gedeelte tussen de ASO en de Maaspoort zou de recreatievefunctie kunnen worden versterkt en de verkeersveiligheid wordenverhoogd door de vormgeving van de wegverharding. Het dijktraject kanzo aantrekkelijker worden als fietsroute.

    Hierbij moet wel worden aangetekend dat dit soort verbeteringen nietalleen door de initiatiefnemer kunnen worden gerealiseerd. Het streven vande initiatiefnemer is gericht op integrale planvonuing. Dat betekent datinitiatieven van derden, die een meerwaarde kunnen hebben voor het plan,zoveel mogelijk zullen worden meegenomen. Overigens dient daarbij wel dereikwijdte van de voorgenomen activiteit (gericht op dijkverbetering) inogenschouw te worden genomen.

  • ~_________.____m.____..._.,._

    ,-i heidemii

    41

    Lokale wensen

    Naar aanleiding van de voorlichting over de Basisnota zijn door lokalebetrokkenen wensen naar voren gebracht met betrekking tot dedijkverbetering. Een aantal van deze wensen is in het bovenstaande reeds"meegenomen". Als lokale wensen zijn verder genoemd:

    Het aanleggen van een fiets verbinding over de dijk;Het terugbrengen van de oorspronkelijke bestrating voor de stadspoort,door het gebruiken van klinkers voor de wegverharding na dedijkverbetering;Het beperken of wegnemen van de hinder (geluid, trilingen) diemomenteel door bewoners wordt ondervonden van het verkeer;Het onderzoeken van de mogelijkheid om bij de dijkverbetering rekeningte houden met een toekomstige aansluiting van Neerlangel op de C.AI.

  • 42

    "/3 lieidemÎj

  • 43

    6 Voorgenomen activiteit en alternatieven

    6.1 Inleiding

    De voorgenomen activiteit wordt aangeduid met: het zodanig verbeteren vanhet dijktraject Neerloon-Demen dat voldaan wordt aan de voor dezewaterkering geldende veiligheidseisen en aanwezige landschappelijke,natuur- en cultuurhistorische waarden en bestaande bebouwing zoveelmogelijk worden ontzien. Met de voorgenomen activiteit kan wordenaangesloten bij het beleid ten aanzien van de ontwikkeling vannatuurwaarden op en langs de dijk. Voorts kan worden aangesloten bij deontwikkeling van natuurvriendelijke rivieroevers, alsmede bij hetgemeentelijk beleid. De voorgenomen activiteit dient eveneens rekening tehouden met de verkeersfunctie en de recreatieve functie van de dijk.

    De voorgenomen activiteit is dus nog niet gedefinieerd als een concreetdijkverbeteringsplan. Voor de verbetering is een aantal varianten enalternatieven' denkbaar. In het kader van deze m.e.l.-procedure wordendie varianten en alternatieven ontwikkeld. De wijze waarop dat gebeurt isbeschreven in paragraaf 6.2. In de daaropvolgende paragrafen wordtdaadwerkelijk de ontwikkeling van varianten en alternatieven beschreven.

    Het doel is om in het GlobaalplanlStal'notite het aantal mee te nemenvarianten en alternatieven op een ùizichteltjke en verantwoorde wtjze in teperken. Daarmee wordt een kader aangegeven voor de ProjeetnotalMER.In het GlobaalplanlStartnotitie gaat het erom alle mogeltjke oplossingen in

    beeld te brengen. De oplossingen die in het GlobaalplanlStartnotitie alstotaal ongeschikt worden geschouwd, zullen in de Projectnotal MER nietworden meegenomen. Aan de resterende kansrtjke oplossingen wordt nunog geen waarde-oordeel toegekend. Dit zal, na nader onderzoek, in deProjeetnotalI'vER gebeuren.

    Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een overzicht van de varianten enalternatieven die in de Projectnota/MER verder worden onderzocht.

    6.2 Methode voor ontwikkeling van varianten en alternatieven

    De ontwikkeling van varianten en alternatieven vindt stapsgewijs plaats.De eerste stappen worden reeds in dit Globaa1plan/Startnotitie gezet (stap1 tot en met 5). Daarbij wordt bepaald welke reële varianten meegenomenzullen worden in de Projectnota/MER. Alternatieven voor het geheledijktraject worden pas in de Projectnota/MER samengesteld en beschreven(stap 6 tot en met 9).

    , Varianten zUn reëel in beschouwing te nemen uitvoeringsw~ìzcn van dijkverbetering voor een gedeeltevan het dijktraject. Met alternatieven wordt gedoeld op kettngen van varianten voor het geheledijktraject.

    ,...\._-_.._--_...._-.""..., ~----

    ,i heidemij

  • ""-------/J heidemii

    44

    Stap 1: visie op hoofdlijnen (G/oboa/pian/Stal'iiolilie)De visie op hoofdlijnen (zie hoofdstuk 4) is gebaseerd op een globaleanalyse van aanwezige waarden en functies op en in de omgeving van dedijk en de omvang van de benodigde dijkverbetering. In de visie ophoofdlijnen is tevens aangegeven welke deelsecties in het dijktraject kunnenworden onderscheiden, op grond van hun homogene karakter (zie figuur4.1 0). In totaal worden zes deelsecties onderscheiden.

    Stap 2: programma van eisen (GlobaalpIOlI/Stal'tliolite)Op deze visie volgt een programma van eisen (hoofdstuk 5) waarin eenoplossingsrichting en ontwerpuitgangspunten zijn geformuleerd. De visie ophoofdlijnen en het programma van eisen fungeren als toetsingskader voorde ontwikkeling van integrale alternatieven.

    Stap 3: beschrijving principe-oplossingen (Globaalplan/Slal'lnotlle)Voor het verbeteren van een dijk zijn in principe een groot aantalwaterbouwkundige mogelijkheden beschikbaar. In deze studie worden dieprincipe-oplossingen genoemd. Uitgangspunt voor ditGiobaalp1an/Startnotitie is dat uitsluitend keuzes op hoofdlijnen dienen teworden gemaakt. Dat betekent dat voor de keuze van in beschouwing tenemen principe-oplossingen in dit stadium alleen de belangrijkstewaterbouwkundige problemen een rol spelen. De hiervoor mogelijkeprincipe-oplossingen worden in paragraaf 6.3 eerst in algemene zinbeschreven.

    Stap 4: selectie varianten (Globaalplaii/Sfal'tnotilie)Vervolgens worden per deelsectie de varianten beoordeeld aan de hand vande visie op hoofdlijnen en het programma van eisen. Principe-oplossingendie niet voldoen aan het programma van eisen worden niet verderineegen0111eu.

    Stap 5: consistentietoets (Globaalplml/StarllOtitie)In vervolg op de uitgevoerde beoordeling van de principe-oplossingen vindtin deze paragraaf een consistentietoets plaats. De consistentietoets is eropgericht om:

    tijdens de Projectnota/MER een set varianten ter beschikking te hebbenom een consistent dijkontwerp voor het gehele traject te kunnensamenstellen, die tegemoet komt aan de gekozen oplossingsrichting;varianten te selecteren waarmee in voldoende mate de gesignaleerdeproblemen kunnen worden opgelost.

    De varianten die overblijven na deze consistentietoets vormen heteindresultaat van dit Globaalplan/Startnotitie en zullen in de

    Projectnota/MER worden meegenomen.

    Stap 6: uitwerking varianten (Projectiiota/ MER)

    Voor elke deelsectie worden de in het Globaalplan/Startnotitie geselecteerdevarianten nader uitgewerkt, dat wil zeggen dat voor elke variant wordtonderzocht op welke wijze uitvoering mogelijk is. Daarbij zal onder andere

    aandacht worden besteed aan de kruinhoogte en -breedte, taludhelling enbekleding. De visie op hoofdlijnen en het programma van eisen dienen

  • 45

    daarbij als richtsnoer: de daar genoemde oplossingsrichting isrichtinggevend voor het ontwerp.

    Stap 7: optimalisatie varianten (Projectiiota/ MER)

    De effecten van de uitvoeringswijzen die voor elke variant zijn ontwikkeldworden vervolgens beschreven. Op basis van deze efTectbeschrijving kanvoor elke variant de optimale uitvoeringswijze worden bepaald. Daarbijwordt al rekening gehouden met de uitvoeringswijze die in naastgelegendeelsecties wordt gehanteerd, zodat een zo goed mogelijke aansluitingtussen verschilende deelsecties ontstaat.

    Stap 8: altematieven (Projectiiota/ MER)In de Projectnota/MER zullen alternatieven worden samengesteld voor hetdijktraject als geheel door het koppelen van varianten voor de deelsecties.Voor de ontwikkeling van integrale alternatieven worden als vertrekpunt deoplossingsrichting en ontwerpuitgangspunten uit het programma van eisengehanteerd. Van deze alternatieven worden de effecten voor het milieu envoor overige aspecten (verkeer, kosten, beheer, etc.) beschreven. Op basisvan de effectbeschrijving vindt zonodig nog een nadere detailering van dealternatieven plaats.

    Voor de beoordeling van de alternatieven zullen aan de verschillendeaspecten, al dan niet met behulp van een mu1ticriteria-ana1yse, gewichten

    worden toegekend. Daardoor is het mogelijk om de geschiktheid van dealternatieven vanuit verschilende invalshoeken inzichtelijk te maken.In deze fase vindt ook de ontwikkeling van het meest milieuvriendelijkalternatief plaats. Tevens wordt het nulalternatief (geen verbetering van dedijk) als referentie beschreven.

    Stap 9: nogmaals consistentie (Projectiiota/MER)Tot slot van de ontwikkeling van alternatieven dient nogmaals eenconsistentietoets te worden uitgevoerd, met als doel een terugkoppelingnaar de visie op hoofdlijnen en het programma van eisen. Eventueel vindteen bijstelling van de alternatieven plaats.

    6.3 Beschrijving van principe-oplossingen

    '".riheidemii

    De eerste twee stappen ("visie op hoofdlijnen" en "programma van eisen")zijn beschreven in hoofdstukken 4 en 5 van dit G10baalplan/Startnotitie.Daar bleek dat de volgende voornaamste waterbouwkundige problemen indit dijktraject een rol spelen:

    kruinhoogte;macrostabiliteit van het binnentaludpiping;bomen op de buitenkruinlijn.

    De derde stap in het ontwikkelen van varianten en alternatieven bestaat uithet beschrijven van de theoretisch mogelijke principe-oplossingen. Detheoretisch denkbare principe-oplossingen zijn te groeperen in:

  • 46

    A. nieuw buitendijks tracé;B. nieuw binnendijks tracé;Cl. buitendijkse verbetering tegen bestaand profiel aan;

    C2. binnendijkse verbetering tegen bestaand profiel aan;C3. verbetering aan beide zijden van het bestaande profieL.;D. bijzondere constructies bij knelpunten.

    Toepassing van bijzondere constructies is er op gericht het bestaandedwarsprofiel of de contouren van het dijkprofiel zoveel mogelijk tehandhaven. In het algemeen kan worden gesteld dat, vanwege de vaakhoge kosten voor realisatie, deze constructies uitsluitend ter plaatse vanknelpunten worden ingezet om zoveel mogelijk de aanwezige waarden teontzien. Als voorbeelden van bijzondere constructies worden hier genoemd:

    kwelschermen;- keerwanden;

    - damwanden.

    Achterin dit Globaalplan/Startnotitie zijn de principe-oplossingen

    schematisch weergegeven.

    Bovenstaande principe-oplossingen zijn vooral gericht op het oplossen vanwaterbouwkundige problemen met betrekking tot onvoldoende kruinhoogteen macrostabiliteit van het binnen- en buitentalud. Ze bieden echter veelalindirect ook een oplossing voor problemen met betrekking tot piping enmicrostabiliteit van de taluds. Principe-oplossingen die specifiek gericht zijnop problemen als piping en micro stabiliteit leiden tot ingrepen en effectendie van een andere orde van grootte zijn dan de eerdergenoemde principe-oplossingen. Het gaat bijvoorbeeld 011 het aanleggen van een kwelsloot,

    het ingraven van klei in het voorland of het aanleggen van een drainage inde dijk. De effecten op de omgeving van dergelijke maatregelen zijn in deregel veel minder omvangrijk dan het verbeteren van de bestaande dijk ofhet verplaatsen van het dijktracé. Of aanvullende maatregelen nodig zijndie specifiek gericht zijn op piping en microstabiliteit, kan pas wordenbepaald tijdens het opstellen van de Projectnota/MER.

    De bomenrijen op de buitenkruinlijn vormen een specifiek probleem. Bijhet zoeken naar oplossingen zal gebruik worden gemaakt vanbeoordelingsprofielen. In de Projectnota/MER zal worden onderzochtwelke maatregelen kunnen worden genomen om de bomen te handhaven.

    6.4 Selectie principe-oplossingen

    ~~heidemij

    De volgende stap in de ontwikkeling van varianten en alternatieven bestaatuit het inperken van de theoretisch mogelijke principe-oplossingen. Per

    mogelijke oplossing wordt beargumenteerd voor welke deelsecties deoplossing als niet reëel beschouwd dient te worden. In deze deelsecties zalde principe-oplossing niet verder in de Projectnota/MER wordenonderzocht.

  • "-/¡Iieidem1¡

    47

    Een buitendijkse verlegging van het bestaande tracé (A)Deze principe-oplossing leidt tot een aanzienlijke verkleining van hetwinterbed van de rivier. Voldoende mogelijkheden voor rivierkundigecompensatie hiervoor zijn niet voorhanden. In deelsectie III (Maaspoort) iser aanleiding deze principe-oplossing toch te onderzoeken, omdat in dezedeelsectie binnen- en buitendijks weinig ruimte beschikbaar is voordijkverbetering: de stadspoort bevindt zich tegenover het fabrieksterreinKoudijs-Wouda. Door het