39
| GAP Nederland, fragmenten van het verleden | “De timing was perfect. Het concept, de organisatievorm, professionele directie en de reacties van collega’s” “Ik dacht: dit is gewoon leuk, een groep mensen die snel enthousiasme laat opborrelen” “De vijfjaarssubsidie was een kabinetsbesluit, op voorspraak van EZ en VROM” “Ik denk dat op het laatst de koek gewoon op was” “Ikzelf geloof wel in de goeroetheorie” “VROM maakte een draai” “Milieu raakte uit”

GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Verhaal over opkomst van Global Action Plan Nederland en zijn Ecoteams. geschreven door Storrm CS op verzoek van GAP NL.

Citation preview

Page 1: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

| GAP Nederland, fragmenten van het verleden |

“De timing was perfect. Het concept, de organisatievorm, professionele directie en de reacties van collega’s”

“Ik dacht: dit is gewoon leuk, een groep mensen die snel enthousiasme laat opborrelen” “De vijfjaarssubsidie was een kabinetsbesluit, op voorspraak van EZ en VROM”

“Ik denk dat op het laatst de koek gewoon op was” “Ikzelf geloof wel in de goeroetheorie”

“VROM maakte een draai” “Milieu raakte uit”

Page 2: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

2

| Global Action Plan Nederland, fragmenten van het verleden |

Visies op het Ecoteamprogramma tussen 1991 en 2002

Harry te Riele, Gerda Zijlstra, Lissy Nijhuis

www.storrmcs.nl 1 februari 2003

Page 3: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

3

| Inhoud | Bronnen 4 1. Voorwoord 5 2. GAP’s historie 6 3. De haperende opschaling 14 4. Reflectie 36 Bijlage: Chronologie Gap Nederland

Page 4: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

4

| Bronnen | Voor dit document zijn de volgende bronnen gebruikt. Gap-documenten en bestanden - Het Ecoteamprogramma voor de consumentenmarkt, Stichting Gap, januari 1999 - Financieel jaarverslagen van de jaren 1990 tot en met 2001 - Inhoudelijk jaarverslagen van 1995, 1996, 1997, 1998 - Doelgericht sturen van de olievlek, concept strategienota, 1993 (?), Peter van Luttervelt - Hoofdpunten ontwikkeling stichting Gap Nederland, presentatie voor VROM, 25 november 1991 - Conceptnotitie Strategie voor het Gap-bestuur, 13 mei 1993, Peter van Luttervelt - Aantekeningen strategiebijeenkomst 23 maart 1993 - Start- en besparingscijfers van alle deelnemers tussen 1990 en 2001. Publicaties - Emancipatiejaarboek, Ministerie SZW/DCE, CBS, uitgever Elseviers bedrijfsinformatie, 1999 - Deelnemersanalyse EcoTeam, Geo-Marktprofiel, april 2000, Roels en Heinkes - De Transactionele Overheid, Harland en Staats, 1997 - Stimulering van de ecoteambenadring via gemeenten, Sasburg Vissser en Aarts Onderzoek & Advies, H. Sasburg, 22 mei 1997 - Diverse gepubliceerde interviews met Peter van Luttervelt - Tien jaar natuurvriendelijke oevers en wat is nu het resultaat?? Ministerie V&W, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, 2001 - Natuurvriendelijke oevers in het mondingsgebied van Rijn en Maas, Ministerie V&W, directie Zuid-Holland, april 2002 - Waterwijzer, feiten en cijfers waterbeheer in Nederland, Ministerie van V&W, mei 2001 - Transities, kunnen drie mensen de wereld doen omslaan? VROM-publicatie/Twynstra Gudde/StorrmCS, januari 2000 - Bestemming Groen, een bouwwerk voor duurzame producten, Stichting Natuur en Milieu, Blonk&StorrmCS, sept. 2002 - NMP4 (Een wereld en een wil), Ministerie VROM, juni 2001 - Everett Rogers: Diffusion of Innovations, 4th edition, 1995, The Free Press, NY/USA, pp257 en verder - Tom Peters, The Circle of Innovation, 1997, Knopf, New York, USA.

Gesprekken - Persoonlijke gesprekken met Bram Breet (Ministerie EZ), Arno van Kempen (VNG, ex-VROM), Reinder Hoekstra

(Milieufederatie Drenthe), Peter van Luttervelt (Gap), André Engelbertink (Gap), Berber de Haan (Gap), Jan Meijer (Gap), Mariëtte Elshoud (Gap)

- Korte persoonlijke gesprekken met Peter Koppert (milieuonderzoeker Universiteit Amsterdam, ecoteamdeelnemer en coach), Jacqueline de Visser (historica), Halina Brown (prof. environmental protection, Clark University, Massachussettes/USA), Frans Vollenbroek (VROM/Europese Commissie)

- Telefonische gesprekken met Ralph Brieskorn (VROM, NMP4-team), René Boeters (Rijkswaterstaat, ecologische oevers), Tom van der Horst (TNO/STB, ecodesign), Anki Tan (ex-ministerie SZW/emancipatieonderzoek), Liesbeth Bakker (Wuppertal Institut, TME), Martien Tazelaar (Lloyd’s Register), Conny Voordendag (ex-Gap), Camal Handor (adviseur productiesystemen en -knelpunten), Henk Strietman (VROM), Annet van Hoorn (Gap).

- Bijwoning van een groepsbijeenkomst van het ecoteam Voorschoten. Websites - Site Centraal Bureau voor de Statistiek: www.cbs.nl - Site Motivaction: www.motivaction.nl - Site Vara radioprogramma Vroege Vogels, Persbericht Vroege Vogels Parade: www.info.omroep.nl. Artikelen - Campagne winkels voor bioartikelen, NRC, 25 juli 2001 - Verhitte huizenmarkt nog altijd niet in crisis, NRC, 7 september 2002 - In Holland staat een huis, NRC, 14 september 2002 - Het win-win dogma van een machteloze milieuminister, Houtsma en Van der Schot, Intermediair, juni 1997. Documentaire - Global Action Plan, RVU, oktober 2002. Presentaties Derden - Presentatie Nederlandse doelgroepen op basis van waarden, Motivaction, Martijn Lampert en Peter van Waart, voor het

InnovatieNetwerk AC&GR en Storrm CS, november 2002 - Presentatie van Tim Dickson, European Business Forum, London, “Media, friend or foe?”, op de derde Euro-environment,

Aalborg/Denemarken, september 2002.

Page 5: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

5

| 1. Voorwoord | In 1991 start Global Action Plan for the Earth (Gap) het Ecoteamprogramma (ETP) in Nederland. Dit klinkt vrij indrukwekkend. In de praktijk beginnen twee zielen op de vrije zolder van CE in Delft vanuit niets te bouwen. De wortels liggen in de V.S. en in de Nederlandse Memo1-beweging. De draaggolf is het opkomende empowerment. Een gloednieuw werkboek uit de VS. Een duo, diep gegrepen door de invloed van het individu. De start gaat snel: “eind ’92 hadden we zo’n 40 teams”. Maar Gap wil dóór. Na jaren van financiële onrust krijgt het in ’98 een vijfjarensubsidie van VROM om 40.000 huishoudens te beïnvloeden. Het weerspiegelt vertrouwen en enthousiasme. De pijlen staan in de goede richting: “de vijfjaarssubsidietoekenning was een Kabinetsbesluit op voorspraak van EZ en VROM”. Gap zet mensen in met een grote motivatie, vervolmaakt ICT-systemen ter ondersteuning van ecoteams en hun voortgang, traint mensen voor werving en coaching van teams, richt regionale steunpunten in en professionaliseert handboeken en directievoering. Aan het begin van 2003, als we deze woorden schrijven, kan het Ecoteamprogramma dan ook succesverhalen vertellen. Maar ook teleurstellingen. De roll-out na ’98 hapert. In 2001 worden de straatwervingsacties gestaakt vanwege het te lage succespercentage. Een jaar later sluit Gap al zijn locale centra en verlegt het zijn aandacht naar andere programma’s. Opvallend dat Gap USA dan óók besloten heeft om alle decentrale steunpunten te sluiten. Aan het hoofdstuk Gap wordt wat sommigen betreft nog geschreven. De winning mood uit de beginjaren doet medewerkers piekeren waarom het niet liep zoals voorzien. Nogal wat beleidsmakers blíjven in hun achterhoofd het idee koesteren dat levensstijlbeïnvloeding op de één of andere manier onderdeel moet zijn van milieubeleid. Dit document belicht voor hén enkele krachten die er speelden in de jaren ’90, binnen en buiten Gap. Verhalen over how things worked en visies op de opschaling, teruggebracht tot 40 pagina’s. Het doet geen recht aan de rijkdom van de werkelijkheid. Maar misschien dat het visies op consumptiebeïnvloeding helpt ontwikkelen. In het algemeen hebben programma’s gericht op gedragsverandering weinig effect en zeker niet langdurig. De universiteit Leiden maakte aannemelijk dat Gap-besparingen daarentegen dóórliepen na afloop van het programma. Dat is uniek. Het gaat om harde getallen. Naast de besparingen ontstaan in veel teams sociale initiatieven. Je kunt ETP effectief en goedkoop noemen. Oók door de betrokkenheid van vele vrijwilligers. Die grote groep vrijwilligers verdient alsnog eer. De diepe frustratie die sommigen voelen na het mislukken van de opschaling is begrijpelijk maar in onze ogen niet terecht. We denken dat het niet aan hun lag. De combinatie van een professionele methode, handboek en een bevlogen leger vrijwilligers is bijzonder aantrekkelijk. Met een beperkte investering wordt the best of both worlds benut.

Voor de lezer voor wie het bovenstaande onbegrijpelijk is, nog even het volgende. Ecoteams zijn zelfsturende teams van een mens of acht die samen een gedragsveranderingprogramma doorlopen.

De teams worden in acht avonden - als alles goed gaat - sociale mininetwerkjes. Ze nemen eigen gewoontes op de korrel en overwegen investeringen, van spaarlamp en douchekop tot koelkast en zonnecollector. Het maakt niet uit of je een Porsche rijdt of een Smart; neem je eigen leefstijl als startpunt. Er is een werkboek, een coach

en een verzamelpunt dat meetgegevens verwerkt. Ecoteams maken deelnemers duidelijk dat hun persoonlijke inspanning bijdraagt aan een beter milieu.

Ook wíj, de schrijvers, raakten geïntrigeerd door het verloop der dingen. We doorliepen deze zoektocht dan ook met bijzonder veel plezier. We konden dit slechts doen dankzij de vele uren die eenieder voor ons vrijmaakte in de volle agenda. We wensen u, de lezer, veel leesplezier. Den Haag/Rotterdam, januari 2003 De auteurs

1 Mens- en milieuvriendelijk ondernemen

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

Page 6: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

6

| 2. GAP’s historie |

De voorfase (’86-’90): op de grens van de oude tijd Het is eind jaren ‘80. Het rapport ‘Beyond the Limits’ van het World Watch Instituut in Washington komt uit. Het laatste hoofdstuk schreven de auteurs met elkaar. De boodschap is: vanuit onze eigen disciplines kunnen we het duurzaamheidsvraagstuk niet oplossen. Er is loving & caring nodig, evenals permanent learning, netwerken en visievorming. Het hoofdstuk wordt de inspiratiebron voor Gap. Eind jaren ‘80 zijn computers geen gemeengoed op werkplekken. De GSM komt pas over vijf jaar. Het begrip professionals betekent nog niets bijzonders. De huizenprijs stijgt langzaam, maar oogt vanuit 2003 bezien onschuldig: ze zit op éénderde. Het akkoord van Wassenaar stuurt Nederland al bijna een decennium lang naar een gunstige economische positie. In Nederland is De Kleine Aarde al sinds ‘75 bezig met ecologische levenswijzen en autarkie. Milieukundigen die zich met het bedrijfsleven bezig houden, staan in het teken van Cleaner Production. Wetenschappers ontwikkelen de basis voor de LCA, waarop spoedig het deelgebied ecodesign gebouwd zal kunnen worden. Koersbepalend Nederland - beleidsmakers, wetenschappers en raadgevend instituties - staat op links-progressief. Met ongeloof leest het over middelbare scholieren die massaal rechts blijken te willen stemmen. De Memobeweging, Mens- & Milieuvriendelijk Ondernemen, is op dat moment op haar hoogtepunt en vormt een invloedrijk netwerk. Het is eind jaren ‘80. Empowerment ontkiemt in meerdere disciplines: begin bij jezelf, wacht niet op leiders, ontdek wat je zelf kunt en laat zien dat die bijdrage zin heeft. Het neemt afstand van “pathologie” ten gunste van visie, afstand van verlamming ten gunste van het doen. Een belangrijk uitgangspunt is dat je dat niet alléén werkt, dat er creativiteit en kwetsbaarheid ontstaat door samenwerking. De zelfverwerkelijking vindt zijn weg in New Age: “als je maar écht wil, kan alles”. Het vindt zijn weg naar de yup, de tweeverdiener met leasewagen en uitgestelde kinderwens. Het biedt óók een logisch pad voor haar die een weg zoekt in de nadagen van de vrouwenemancipatie.

David Gershon organiseert de fameuze First Earth Run, een fakkel rond de aarde, waaraan 62 landen meedoen. Hij en zijn vrouw geven trainingen in the art of empowerment voor organisatieadviseurs in de V.S. Bessie Schadee, een organisatieadviseur met een visie op maatschappelijk verantwoord ondernemen, haalt ze naar Nederland. In een gesprek tussen David, zijn vrouw Gail en wat Europeanen ontstaat het idee om een empowermentprogramma te ontwikkelen voor huishoudens en milieu. Aanwezig zijn het Swedish Institute of Social Innovations, het Context Institute dat zijn expertise als uitgever inbrengt en enkele Nederlanders, waaronder Bessie Schadee.

Het moet een programma worden dat huishoudens duidelijk maakt wat ze zelf kunnen doen en dat hun bijdrage zin heeft. Zelfsturende teams doorlopen een programma met een werkboek gedurende acht avonden. De teams nemen hun eigen gewoontes op de korrel en overwegen investeringen. Van spaarlamp en waterbesparende douchekop tot zonnecollector en koelkast. En het maakt niet uit of je Porsche rijdt of een Peugootje, je doet mee en neemt je eigen leefstijl als startpunt. Door de besparingen van deelnemers op te tellen en terug te koppelen wordt zichtbaar dat je samen een aanzienlijke bijdrage levert. Op dat moment is er verder weinig aandacht voor het milieugedrag van individuele huishoudens. De milieubeweging richt zich vooral op bedrijven en beleidsmakers, hun donateurs inzettend voor politieke druk:

Page 7: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

7

aan de huishoudens is niets mis, die gaan zich vanzelf beter gedragen als de wetgeving, de economie en het aanbod van producten veranderen.

De start (’91-’92): een telefoon, een vriendenkring en 25 mille Bessie Schadee verzamelt een bestuur en richt in maart ’91 de Stichting Global Action Plan Nederland op. Allons & Partners regelt een subidie van 25 duizend gulden bij VROM voor de vertaling van het werkboek met het idee om dat binnen de eigen organisatie uit te voeren. Peter van Luttervelt, op dat moment interim manager, coach en trainer, raakt bevlogen en schrijft in 24 uur op basis van een concept van Bessie een businessplan voor Global Action Plan in Nederland. Hij wordt gevraagd dit uit te werken. Omdat het te groot wordt voor Allons & Partners, start Gap zelf op de zolder van CE in Delft. Peter wordt in september de eerste betaalde kracht. Francoise van de Poll, uit het vrijwilligers- en opbouwwerk, komt een maand later. Met deze twee parttime krachten - beiden drie dagen per week -, een telefoon, een geloof in het concept en een uitgebreide vriendenkring, begint het. Gap wil gedragsverandering bij het individu, een verandering van levensstijl door dichtbij huis te beginnen en de eigen huishouding aan te pakken. Gershon komt met de diffusietheorie van Rogers voor de subsidieargumentatie: het ambitieuze doel is binnen vijf jaar één van de zes miljoen Nederlandse huishoudens te bereiken, met het idee dat de rest dan vanzelf volgt. Gap ziet zichzelf als service-instituut en wil op termijn met bestaande organisaties samenwerken. Gedacht wordt het Wereld Natuur Fonds, de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, de NOVIB en Margriet en Libelle. Gap schat één tot tien procent van de leden te kunnen bereiken. Daarnaast denkt Gap aan bedrijven en instellingen, waarvan één- tot driekwart van de medewerkers bereikt zou kunnen worden. Een groot deel van de deelnemers kan daarna zélf coach van een eigen geworven team worden. In een presentatie voor VROM in ’91 stelt Gap zo snel mogelijk financieel onafhankelijk te willen worden door de marge op werkboeken. AT&T heeft in de VS net een intentieverklaring afgegeven om 22.000 werkboeken af te nemen voor het personeel en sponsort het wereldwijde computernetwerk. In januari ’92 verschijnt het eerste gedrukte handboek en ontwerpt Gap een feedbacksysteem. Dat systeem zal de tien jaar erop uitgroeien tot een alleen in Nederland zo ver doorgevoerde systematiek, mede dankzij de water-, elektriciteit- en gasmeters die in bijna elk Nederlands huishouden aanwezig zijn. De eerste deelnemers komen uit het eigen netwerk van Peter en Francoise: marketeers en organisatieadviseurs, Saab- en Alfarijders als niet bepaald aselect gekozen groep. Het loopt erg goed. Peter is sinds september in dienst en maakt in een notitie van november ’91 al melding van 49 teams in de startblokken. Tegen het einde van ’92 hebben er uiteindelijk zo’n 40 teams hun programma doorlopen. Voor het handboek rekenen ze vijftien gulden. De eerste teams hebben een jaar doorlooptijd. Peter: “En na elke bijeenkomst belden we: én? Hoe ging het?” Zo coacht Gap op afstand. De eerste vrijwilligers, meestal ex-deelnemers, melden zich.

De groei (’93-’95): de winning mood In de nazomer van ’93 komt de tweede versie van het handboek uit. De grote vraag is meteen hoe dit te distribueren. Gap wil zich concentreren op de opbouw van een organisatie, het ontwikkelen van nieuwe programma’s en het regelen van financiering. “We hadden toen anderhalve man en een paardenkop, dat vergeten velen nogal eens”. Er worden partijen buíten Gap gezocht voor de acquisitie en coaching van nieuwe teams. VROM (“er zaten daar jonge honden met visie die niet bang waren voor experiment en vernieuwing”) geeft subsidie voor het opzetten van distributiepunten. Potentiële partners in de grote milieubeweging blijken niet warm te lopen voor het idee. De achterban zou niet toe zijn aan lifestyleverandering, de organisaties richten zich vooral op het veranderen van randvoorwaarden. Gap gaat uiteindelijk drie coalities aan: met vrouwenorganisaties, met De Kleine Aarde - die zich meer op educatie dan op actie richt - en met de Campagnegroep Voedsel voor de Toekomst, die tien (milieu)organisaties verenigt. Vooral de samenwerking met de vrouwenorganisaties blijkt vruchtbaar. Voor Gap betekent het veel lezingen op bijeenkomsten “met grote boezems en bloemetjesjurken“. “We kwamen daar bij van die breiende clubs vol maatschappelijke betrokkenheid. Je moet je voorstellen, Jan Juffermans van De Kleine Aarde en ik als enige mannen temidden van een grote groep vrouwen.”(Peter). De vier vrouwenorganisaties (Bond van Plattelandsvrouwen, de Nederlands Hervormde Vrouwen, de KVG en de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen) hebben al een coalitie in Milieukwartet. Milieukwartet geeft goede

Page 8: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

8

kadertrainingen en voorlichtingscursussen. Ecoteams en empowerment passen daar naadloos in. De arbeidsparticipatie bij vrouwen is sterk groeiende, maar er zitten er op dat moment nog veel thuis met een verouderde opleiding, op zoek naar een zinvolle weg weer terug te keren in het werkend leven. Het ETP gaat over de wereld veranderen vanuit je eigen huis en dat op een praktische manier: “De macht van de boodschappentas” is een jaarthema van de Plattelandsvrouwen in die tijd. ETP biedt vrouwen dus ontwikkeling en zingeving. En hartsbetrokkenheid: de wereld moet schoner! Mariëtte Elshoud, later medewerker van het Milieukwartetmeldpunt en Gap Nederland, is één van de eerste Milieukwartet-voorlichtsters die bij Gap betrokken raakt: “Er was een bijeenkomst waar Francoise Poll vertelde over Gap. Ik kreeg het werkboek mee. Gap gaf een soort korte empowermentcursus. Je werd weggestuurd met het werkboek, verder was er weinig ondersteuning.(…) Er werd al wel gemeten, maar er was nog geen feedback, geen contact met het hoofdkwartier. Ik kende Peter bijvoorbeeld niet.” Milieukwartet is succesvol. Ook zonder zware bemoeienis van Gap komen de ecoteams er goed op gang. Mariëtte Elshoud: “De werving van deelnemers ging erg goed bij de Bond van Plattelandsvrouwen, de KVG en de protestante variant. De NVvH liep minder goed. Die was meer bezig met museumbezoek en beleggingsclubjes. Het bestuur werkte niet mee en ze waren meer op de stad gericht terwijl de thema’s beter pasten bij de plattelandsvrouwen. Het had ook te maken met politieke kleur”. De Bond heeft zelf eerder een cursus milieu en huishouden gedraaid. Bestaande sociale netwerken worden ingezet voor de werving. De trefkans is ongelooflijk: 40% van de potentiële deelnemers zegt ja tegen het programma. (Die was terugkijkend ook hoog bij andere partijen in die tijd: zo’n 30%). De vrouwenorganisaties hebben een natuurlijke neiging door heel Nederland groepen te vormen en bestaande groepen zijn een goed uitgangspunt om een team te starten. Peter: “De vrouwen zijn praktisch, komen met ideeën en raken ontzettend geïnspireerd.” Mariëtte: “Die voorlichtsters werden steeds weer de provincie ingestuurd.(…) Er werden wervings- en coachingcursussen gegeven, met een groot stuk empowerment erin. Later werd het praktischer. We organiseerden landelijke netwerkdagen om ideeën uit te wisselen, met name over de manier waarop de materie overgedragen kon worden. Toneelstukjes, spelletjes, gedichten, ieder had zijn eigen manier. Toen ontstond de centrale feedback. Als vrijwilliger had ik nooit veel te maken met het hoofdkantoor.” De vrouwen benaderen energiemaatschappijen en leveranciers. Peter: “En dan word ik gebeld door zo’n directeur die vertwijfeld vraagt: wat ís dat eigenlijk voor groep? Ik antwoord: niets bijzonders, gewoon enthousiaste huisvrouwen.” Gap financiert de aanstelling van coördinatoren bij de partners. Zo ontstaan de eerste decentrale Gap-centra. De verwachting is dat via de Campagnegroep Voedsel voor de Toekomst de deep-greens bereikt worden. Dit komt echter niet goed van de grond. De Kleine Aarde heeft door landelijke bekendheid de potentie om een landelijk bereik te hebben, maar blijkt vooral regionaal te werven. Het netwerk van oud-deelnemers wordt een fantastische bron van vrijwilligers. Mensen melden zich spontaan: “Op een gegeven moment had iemand bijvoorbeeld op eigen initiatief 300 folders gemaakt en verspreid.” Het ecoteamprogramma roept veel enthousiasme op. Zo kan ook organisatieadvies voor Gap zelf op basis van vrijwilligheid verkregen worden. “Ik had een groot netwerk van adviseurs. Ik gaf ze een middag Narwal en ik kreeg in ruil daarvoor álle feedback die nodig was” (Peter). Locaal actieven die zich spontaan melden worden begeleid: het spoor olievlek. Een concepthandleiding voor deze actieven (“Doelgericht sturen van organische groei”) onderstreept het belang van heldere kwantitatieve doelstellingen. Het legt uit hoe je meetbare doelstellingen voor een gemeenschap formuleert. De operationele doelstelling in ’92 luidt vijftien procent van de Nederlandse huishoudens - één miljoen mensen - te bereiken voor eind ’96. Als deze kritische massa van vijftien tot twintig procent bereikt is volgt de doorbraak vanzelf. In “Doelgericht sturen van een olievlek, een conceptnota voor strategie” staat: “Ervan uitgaande dat medio ’96 een landelijke mediacampagne start, zou het aantal deelnemende huishoudens boven de kritische massa uit kunnen groeien tot 40-60% van de gemeenschap. Dit is in feite fase twee van je organisatieplan. Het ETP zal dan als gemeengoed worden beschouwd. Hierdoor zal een wezenlijke stap worden gemaakt in onze culturele, sociale en economische waarden en normen ten aanzien van de inhoud van het begrip duurzame ontwikkeling.” Localen kunnen zelf voor hun eigen verzorgingsgebied bepalen hoeveel teams er voor eind ’96 gehaald moeten worden: “maak een planning waarbij je ermee rekening houdt dat het programma een doorlooptijd van negen maanden vergt en het elke keer met een factor drie toeneemt om in ’96 je doel te bereiken, dan kun je ongeveer berekenen wat de omvang bij de start moet zijn”. Het document, vermoedelijk geschreven in ‘92/’93 verwacht de hiernaast getekende opschaling.

Page 9: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

9

Ondanks de sterke groei blijven de resultaten achter bij de doelstellingen en reppen stukken in ’93 al van zorgen hierover. De bestaande samenwerking met de milieuorganisaties wordt vooral als strategisch interessant gezien onder andere voor het binnenhalen van milieusubsidies. De inschatting van Gap is dat de grote getallen niet gehaald worden met deze coalities. Gap zoekt wegen om het grote publiek te bereiken. Het idee voor een multimediacampagne wordt in deze nota uitgewerkt: Nederland in één avond veranderen door met een TV-actie het publiek uit te dagen een team te starten. “Er vanuit gaande dat er, als de Nederlandse bevolking “en masse” aangesproken wordt, zich zeker 15% enthousiastelingen aandienen die het ETP direct oppikken, en er een groep tussen pioniers en volgers is van 10-25%, en de deep greens niet tegen zijn, is een doelstelling van 1 miljoen realistisch te stellen en te bereiken bij massale introductie.” (uit: Strategienota van mei ’93, geschreven voor een bestuursvergadering). Met gemiddeld zeven huishoudens per team leidt dat tot 140.000 teams. Er wordt een plan uitgewerkt hoe je deze grote groep in zeer korte tijd kunt begeleiden en van feedback kunt voorzien. Uiteindelijk komt het er niet van. De aansturing van de centra, en met name het regelen van financiering, kost veel tijd en energie. De interne organisatie, de distributie en de productontwikkeling komen in de knel. Er komen in korte tijd vier nieuwe medewerkers. Miranda van Kuik gaat het nieuwe werkboek ontwikkelen. Conny Voordendag, psychologe, treedt in dienst als Peter’s rechterhand. David de Vriend en Valika Smeulders gaan een distributieorganisatie opzetten. Nu is er de kracht om volle vaart vooruit te gaan. Dertig gemeenten worden benaderd voor samenwerking in de distributie. Er wordt een nieuwe huisstijl uitgewerkt en de derde versie van het werkboek komt uit, met voor het eerst een handleiding voor coaches erin. Er wordt gewerkt aan presentatiemateriaal, waaronder een video. Midden in dit alles halveert de managementcapaciteit: Francoise van de Poll valt uit door een whiplash. Gap ziet het ecoteamprogramma als een tijdelijk project, wil uiteindelijk bij voorkeur bedrijfsmatig functioneren en self-supporting zijn. Gap zal geen donateurorganisatie worden (“ik wilde geen concurrentie met coalitiepartners”). Er komen projectsubsidies van VROM voor de exploitatiekosten en daarnaast voor de centra. Ze moeten voor elk jaar opnieuw worden aangevraagd en komen altijd in de loop van het betreffende jaar binnen. Het gevolg: altijd liquiditeitsproblemen aan het begin van het jaar: “Ik kon mensen zelfs niets beloven”. Gap onderzoekt met Theo Kuipers van de gemeente Den Haag de mogelijkheid een regionaal Gapcentrum te starten. Begin ’94 wordt Den Haag Ecostad opgericht. Er is financiering voor een pilot van twee jaar.

De hergroepering (’95-’96) In ’92 had de Rioconferentie van de VN 2400 actiepunten opgeleverd waarvan driekwart zich richt op locale niveaus. Dat wordt de internationale Locale Agenda 21 en leidt tot platforms op gemeentelijk niveau. Het wordt Gap’s politieke dekking. De MAP-middelen (milieu-actieplan) komen beschikbaar, ze moeten door energiebedrijven worden besteed aan CO2-reductie. “Die energiebedrijven hadden geen idee hoe de huishoudens aan te pakken.” Peter: “Op gemeenteniveau waren in mijn ogen gouden combinaties mogelijk. Ik had de visie zoveel mogelijk door locale gemeenschappen te laten dragen. Dat kwam uit de franchisewereld”. Het idee is om per thema een organisatie te zoeken. Water door de - dan nog - regionale waterbedrijven. Afval door de locale afvalbedrijven. Energie door de elektriciteitsbedrijven en mobiliteit door de regionale OV-bedrijven. En Gap als verbindende factor. De bedrijven kunnen hun klanten benaderen om deel te nemen aan ecoteams. Verder ontstaat er steun van de locale vrouwenbeweging en - wat landelijk niet lukt, lukt hier wél - van locale Natuur- en Milieuorganisaties. Zo krijgen burgers vanuit alle hoeken te horen over ecoteams. “De strategie zou worden Tell, tell, tell”.

Opschaling zoals voorzien in '92 (aantal teams)

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

1993 1994 1995 1996

Opschaling zoals voorzien in '92 (aantal teams)

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

1993 1994 1995 1996

Verwachte ecoteams '92/'93 cumulatief

020000400006000080000

100000120000140000160000180000

93 94 95 96

Verwachte ecoteams '92/'93 cumulatief

020000400006000080000

100000120000140000160000180000

93 94 95 96

Page 10: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

10

Gap schrijft een businessplan op basis van dit idee. De kosten per huishouden blijken erg laag te zijn. Peter:“Het was zó opportunistisch, maar we gelóófden erin!” Uiteindelijk nemen 26 bedrijven deel. Er worden contracten gesloten met locale energiebedrijven die per huishouden een bedrag tussen de 125 en 200 gulden bijdragen. Het onderhandelen met al deze bedrijven kost wel veel tijd. Na de privatisering en fusies bij energiebedrijven worden de afspraken landelijk gemaakt en wordt het wat rustiger. In ’95 dient Peter naast de aanvraag voor de kernactiviteiten van Gap (2 ton) een ander plan (60 mille) in bij VROM. Door een misverstand wordt de eerste aanvraag voor Gap niet gehonoreerd en de tweede wel. Het budget wordt nog wat opgetuigd, maar er is dat jaar veel minder geld dan verwacht. De nieuwe DG, Hans Pont, stopt bovendien exploitatiesubsidies aan ngo’s: ook de projectsubsidie voor exploitatiekosten van Gap komt daarmee onder druk. Ten derde zet VROM in ’95 zijn middelen meer lokaal in. Een meer lokale organisatie wordt onontkoombaar. Gap richt zich nu volledig op het opzetten van locale meldpunten. Na meldpunt Den Haag volgt Schiedam. Na Den Haag en Schiedam volgen Amsterdam, Zeeland, Eindhoven, Haarlem, Rotterdam, Midden Holland, Gelderland en Leiden (Den Haag en Haarlem zijn steunpunten, geen meldpunten). Gap streeft naar zelfstandige locale stichtingen met sleutelfiguren van de betrokken gemeentes en bedrijven in het bestuur. In Den Haag lukt dat perfect. De wethouder en de directeuren van energie en waterbedrijven vormen het bestuur. De locale meldpunten stellen hun eigen businessplan op en tekenen een licentieovereenkomst met Gap. Alleen in Haarlem wordt geen locale stichting opgericht. De stichtingen worden gefinancierd door de gemeenten en de energiebedrijven. Een tijd lang bestaan de “organieke” en locale meldpunten naast elkaar. Steeds meer ex-deelnemers starten initiatieven op wijk- en buurtniveau. 1 juli ‘95 stoppen de centra van Milieukwartet en De Kleine Aarde. VROM heeft de subsidie voor de distributiepunten gestopt. De vrouwenorganisaties moeten nu hun eigen financiering regelen en zijn daarover ronduit teleurgesteld. Mariëtte Elshoud: “Milieukwartet stopte omdat er geen geld meer kwam voor de coördinatie. Ik moest het de vrouwen vertellen. Ze voelden zich erg in de steek gelaten. Op dat moment liepen Den Haag Ecostad en het centrum van Milieukwartet het beste”. De werkzaamheden en de medewerkers worden ondergebracht bij het Nationale Meldpunt en het nieuwe Meldpunt Eindhoven. Het pad van samenwerken met landelijke organisaties is definitief verlaten. In ‘95 publiceren Harland en Staats van Universiteit Leiden een longiditunaal onderzoek naar besparingen van ecoteams. De belangrijkste conclusie is dat besparingen twee jaar na het programma behouden blijken te zijn of zelfs zijn toegenomen. Er is dus sprake van werkelijke internalisering van gedrag. Deze wetenschappelijke onderbouwing is een groot succes. Gap komt in een winning-mood. “Ik was niet te stoppen, zo overtuigd dat het goed was en toen kwam het bewijs van de behaalde structurele gedragsverandering”. Gap organiseert een groot evenement waar het rapport wordt aangeboden aan Pont. In ‘96 komt Gap aan zijn top: Er starten dat jaar 231 teams. Dat is veel, maar de doelstelling ligt veel hoger. Conny Voordendag:“In het begin denk je echt dat het mogelijk is.” Het keer op keer niet halen van de doelstellingen krijgt gevolgen. Conny: “We hebben ons laten demotiveren. Er gebeurden zoveel goede dingen door het ETP. Het mooie zat vaak in het kleine”. Op het centrale kantoor groeit het besef dat doelstellingen realistischer moeten worden. Deze omslag lukt uiteindelijk niet. Conny: “Meldpunten hielden er gewoon niet mee op.” De ambitieuze doelstelling was een onderdeel van de Gap-cultuur geworden. Ecoteams en ex-deelnemers blijken naast of na het programma allerlei andere activiteiten te ontplooien. Er worden speeltuinen geregeld bij gemeentes, brieven geschreven aan fabrikanten, vragen gesteld aan winkeliers en er ontstaan politieke initiatieven. Een aantal mensen is werkelijk empowered. Daarnaast zijn er sociale effecten; mensen gaan autodelen, delen apparatuur en krantenabonnementen, en passen op elkaars planten in de vakantie. Gap verzamelt een indrukwekkende lijst van deze uitstralingseffecten. Conny: “Ik denk wel eens dat dit de motor was die Gap draaiende houdt. Het werkte erg enthousiasmerend voor ons. Voor gemeenten en bedrijven was het interessant dat je zo een verbinding kon leggen met actieve mensen.” Er zijn grote aantallen vrijwilligers actief: zo’n 200 tot 300 mensen als coach of werver. Gap verkeert in een opperste dynamiek. “Anderen zouden het chaos noemen”. De organisatie komt zichzelf tegen. De administratie past niet meer bij deze groei. Er gebeurt veel dubbel werk. Er moet teveel in te korte tijd gedaan worden. Jan Meijer komt in dienst om een nieuw feedbacksysteem op te zetten.

Page 11: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

11

Den Haag Ecostad gaat diversificeren. Peter:“Daar zat een politiek dier aan het hoofd, Simon de Boer. Hij kwam uit de milieuhoek. Hij bouwde een sterke organisatie op. Ecostad was gehuisvest in het Milieucentrum met de locale milieuorganisaties: een goede bron van ecoteams, maar ze kwamen ook met andere initiatieven. Simon wilde ook vogelkastjes gaan timmeren en ecologische bloembollen leveren. Dat vonden wij schizofrene activiteiten”. Het belang van Gap is zoveel mogelijk ecoteams te draaien volgens eenzelfde programma. Het wordt strak gehouden. Het handboek is de enige vorm van controle die Gap heeft en er moeten vergelijkbare cijfers ontstaan. Financiering wordt aan het begin van het jaar verstrekt op basis van verwachte ecoteams. Als de aantallen tegenvallen, wat eigenlijk altijd het geval is, leidt dat tot veel discussie met de financiers. Daarnaast ontstaat er in Den Haag animositeit tussen de ambtelijk- (verantwoordelijk voor het Milieucentrum) en politiek vertegenwoordigers. Als de wethouder, de supporter van Simon de Boer en Den Haag Ecostad, vertrekt trekken de financiers de stekker eruit. Achteraf blijkt dit één van de meest efficiënte meldpunten was. De medewerkers bij de meldpunten Den Haag en Eindhoven moeten twee goden dienen. De locale stichting en Gap-centraal. Elke stichting heeft eigen CAO’s en contracten. Dat levert onrust op. “Toen hebben we de locale stichtingen opgeheven: geen locale besturen meer, maar rechtstreekse aansturing door Gap-centraal. We beschikten wel over locale potjes á la Melketeers. Toch was het vaak houtje-touwtje. In Rotterdam hadden we een uitgebrande medewerker van de RET of de energiemaatschappij en net toen we die weer terug in zijn krachten hadden geholpen, hup daar ging hij weer”(Peter).

De grote klap (’97-‘98) Peter: “We zijn altijd al marginaal gefinancierd. Maar de eerste grote klap viel toen alle groeiactiviteiten werden geschrapt.” In maart ’97 krijgt GAP maar de helft van de gebruikelijke subsidie van VROM. Gap heeft op dat moment twaalf medewerkers in dienst. De keus is: stoppen of krimpen en alle groeiactiviteiten stoppen. Iedereen wordt bij elkaar geroepen en het wordt het tweede. Zes mensen die aan de ontwikkeling van nieuwe activiteiten werken, worden ontslagen en ondergebracht bij andere organisaties. Jan Meijer, net in dienst om het feed-back systeem te professionaliseren blijft wel. Peter: “Vanaf toen deden we dat groeien maar zo’n beetje erbij. In ’98 zijn de aantallen teams nog goed. Daarna is de zaak dramatisch gaan inzakken qua aantallen.” Het Ecoteam Meldpunt Nederland wordt opgeheven. Gap stelt zich meer op als aanbieder van het ETP. Peter: “We konden huishoudens niet meer vanuit centraal ondersteunen. Als er wel geld was geweest, was dat huishoudprogramma wel doorgegroeid. We hebben alles op de locale centra gericht. Op een gegeven moment hadden we 70% van de gemeenten. In elke gemeente namen we de opdracht tot 40 teams te komen. Maar je kent de konijnenpaden niet. Dat kost netwerken en tijd. Zodra we iemand hadden, trainden we die. Dan benaderde die de lokale ngo’s (allerlei natuur- en milieuorganisaties, vrouwenorganisaties, de ENFB). Het eerste jaar van een centrum is altijd moeilijk. Het kost een jaar doorlooptijd. We leverden er dus maar twintig en de gemeente halveerde vervolgens zijn subsidie”. Er wordt, op zoek naar financiering, contact gelegd met Novem. Novem laat een eigen onderzoek verrichten door Sasburg, Visser & Aarts naar de distributiekracht van Gap. SV&A houdt een groot aantal interviews met gemeenten. De conclusies zijn pittig: er zijn twijfels over de geschiktheid van het programma voor de hele doelgroep huishoudens, over de aanpak van de werving, over de flexibiliteit van het programma en ook over het imago van Gap. Daarnaast blijken de meest succesvolle varianten van distributie te duur voor de meeste gemeenten. In hetzelfde rapport wordt nog een groot aantal oplossingsrichtingen genoemd om het programma te verbeteren en samenwerking met Novem mogelijk te maken. Novem gaat niet met Gap in zee. Peter hierover: “Omdat we niet alle gemeenten hadden mochten we niet gesubsidieerd worden!” In januari ’98 organiseert Gap een groot evenement om het duizendste ecoteam te vieren. Nijpels is aanwezig. Het zet Gap weer op de kaart. Financiering vraagt erg veel aandacht en moet overal vandaan komen. Er blijft weinig tijd om aandacht te besteden aan de interne organisatie en ondersteuning van de lokale meldpunten. Er wordt onderhandeld met afdelingen van gemeenten op ambtelijk en politiek niveau. Met energiebedrijven, afvalbedrijven, water- en openbaar-vervoerbedrijven. Maar ondertussen ziet Gap de rand van de afgrond en maakt het een afbouwplan. In december schrijft André Engelbertink als freelancer een vijfjarenplan voor Gap. Dit gaat ervan uit dat er weer stevige groei (een doorgetrokken curve) bereikt wordt als de organisatie professionaliseert. Gap wil in vijf jaar 40.000 huishoudens structureel beïnvloeden.

Page 12: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

12

Begin ’99 is GAP op sterven na dood: tot mei is er geld, dan is de pot leeg. Het ETP voor huishoudens krijgt centraal geen subsidie meer. Peter vraagt wethouders om brieven te schrijven. Maar de reactie van VROM is dat het niet past in het nieuwe beleid. VROM heeft in het achterhoofd het vierde nationaal milieubeleidsplan dat nog geschreven moet worden en uiteindelijk medio 2001 zal verschijnen. Het lijkt erop dat één van de zwaartepunten de rol van de consument voor verduurzaming wordt. Gedragsbeïnvloeding is op dat moment bovenal het terrein van de voorlichters van ministeries. Het is een moeilijk thema voor de beleidsmakers. Het is taboe om harde doelstellingen te stellen. Resultaten zijn bovendien vaak slecht meetbaar. Uit evaluaties van andere vormen van gedragsbeïnvloeding blijken veel programma’s (waaronder Postbus 51) geen of slechte resultaten te boeken en eigenlijk weet niemand een alternatief. Het ETP is wel een alternatief en heeft bovendien al meetbare en veelbelovende resultaten opgeleverd. April ’99 organiseert Gap een groot evenement in het kantoor van Rabobank Nederland. Het ETP op de werkplek wordt gelanceerd. Rabobank Oosterhout heeft de primeur met een speciaal voor de Rabobank ontwikkeld programma. De SG Van Wijnbergen (EZ) reikt een prijs uit aan het ecoteam van het jaar. Van Wijnbergen roept in de wandelgangen: “Als VROM het niet doet, doen wíj het wel!” Allen voelen zich gesteund door het onderzoek van de universiteit Leiden dat aannemelijk maakt dat GAP een blijvend succes heeft geboekt bij zeveneneenhalf duizend huishoudens. Het RIVM voegt daar aan toe dat particuliere huishoudens een omvangrijke, diffuse en moeilijk te bereiken groep zijn, maar dat ecoteamers in tegenstelling tot overige burgers, geen moeite hebben met het beleid van VROM. In dezelfde tijd komt een trendonderzoek naar duurzaamheid en levensstijlen uit van Lidewij Edelkoort, met een positief verhaal over ecoteams: het ETP sluit volgens Edelkoort aan bij behoeften van die tijd en bij het gedachtegoed van Agenda 21. En dan krijgt GAP voor het eerst een subsidie toegewezen die het voortbestaan voor vijf jaar garandeert. Bram Breet van EZ: “De vijfjaren subsidietoekenning was een Kabinetsbesluit op voorspraak van EZ en VROM. Het was uitzonderlijk”.

Het vijfjarenplan (’99-‘03) Conny Voordendag vertrekt en wordt directeur van de Bond van Plattelandsvrouwen. André Engelbertink vervangt haar als nieuwe directeur. In juni wordt een start gemaakt met nieuwe centra (Twente, Groningen, Leeuwarden) en met de doorontwikkeling van het werkplekprogramma (met Ellen van de Adel). Er wordt flink opgeruimd en ingezet op het vergroten van de professionaliteit. De lokale meldpunten worden tien regionale centra, het handboek wordt vernieuwd, er worden betaalde regiomanagers ingezet. De sleutelfiguren krijgen nu écht aandacht. Eén gezicht, één naam, één nieuwsbrief met regionale inlays. Het doel is efficiency: “Het moet toch mogelijk zijn met zoveel mensen meer opbrengst te realiseren”. Gap ontwikkelt ICT-systemen ter ondersteuning van ecoteams en hun voortgang, en traint mensen voor werving en coaching van teams (’00). De organisatie wordt geüniformeerd en uitgebreid. Alle deelstichtingen worden opgeheven. Een inspirator en een econoom als duo aan de top. Alle seinen staan op groen. Op het hoogtepunt zijn er 350-400 mensen actief betrokken als coach of werver. Elk centrum heeft zo’n 25 à 30 man om zich heen. In december ‘99 komt Berber de Haan in dienst. Peter neemt na de zomer ’00 een sabbatical leave. Hij krijgt als vraag mee terug te kijken, liefst een boek te schrijven en dan met zijn ervaring en afstand een vernieuwing te veroorzaken. Het kost hem moeite afstand te nemen, in april ’01 is hij weer terug en het boek kwam er niet van. GAP gaat voor het eerst diversificeren. Er worden nieuwe programma’s ontwikkeld voor particulieren maar ook voor bedrijven en verder ontwikkelt Gap programma’s op wijkniveau. De taak van Gap Den Haag in dit alles blijft het ondersteunen van de subsidieaanvragen van de partners, het helpen met de ontwikkeling van materiaal en sites en de verwerking van teamresultaten.

Inkomsten VROM + bedrijven + gemeenten + NCDO (Euro)

0

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01

Inkomsten VROM + bedrijven + gemeenten + NCDO (Euro)

0

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01

Page 13: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

13

Naast het moederprogramma ETP voor particulieren wordt een allochtonenprogramma gedraaid. In ’02 hebben 28 allochtonenteams het programma doorlopen, een groot succes en er wordt zelfs geroepen dat “ecoteams de ideale inburgeringcursus voor allochtonen zijn”. Het programma duurzaam wonen, DUWO met SRE loopt moeizaam. Met 3VO wordt het programma ‘Kinderen Anders Naar School’ (KANS) opgezet en met Baretaria ‘Sporters Sparen Energie’. Het programma Laagbetaalden is in oprichting en wordt betaald door Novem. Er wordt een Gap-medewerker gestald bij het Van Hall Instituut, bij het Centrum voor Natuur- en MilieuEducatie en bij SRE Midden-Brabant. De wijkprogramma’s zijn vrijer van opzet. Naast huishoudens worden hier ook middenstanders en scholen bij betrokken en Gap werkt voor het eerst samen met organisaties die zich hierop richten, zoals SME en Collusie. Gap heeft eerst contact met een gemeenteambtenaar en praat vervolgens met de wijkorganisaties. Stap één is een inventarisatieonderzoek inclusief enquête: de Wijkschouw. Stap twee een zogenaamde Masterclass, een training van mensen in de wijk. Hier komt ook een ontwerp voor het vervolgtraject in de wijk uit. Afhankelijk van het voortraject volgt hier een dedicated aanpak. In Rotterdam wordt bijvoorbeeld een alliantie ontwikkeld met Stichting Collusie (middenstand), Stichting Baretaria (spaarkaarten), Milieucentraal (info over producten) en SME (scholen). De financiering van deze programma’s loopt via de gemeente. Samenwerken met partners staat ook centraal bij de bedrijvenprogramma’s. Senter financiert het ETP-MKB, een programma gericht op het midden- en kleinbedrijf. Gap traint de twaalf Bedrijfsmilieudiensten en enkele zelfstandige bedrijven. Het Nieuwe Rijden, een programma dat een betere rijstijl aanleert met een simulator, wordt ontwikkeld voor Novem. VVCR is hoofdaannemer en huurt Gap in. Het ETP voor sleutelfuncties (in gezondheidszorg, scholen, recreatie) wordt ook voor Novem ontwikkeld. Verder wordt het ETP voor kantoren doorontwikkeld en ontwikkelt Gap materiaal voor Oikos/Samen-op-Weg-Kerk. De distributie bij de Rabo gaat niet goed. Gap wilde vooral samenwerken om de distributie te vereenvoudigen, maar na de ontwikkeling blijkt Rabobank Nederland slechts als adviesorgaan van de lokale filialen te fungeren en de verkoop van het programma aan Gap over te willen laten. De regionale centra hebben opstartproblemen. Het eerste jaar moet het netwerk gebouwd worden, financiering geregeld, mensen worden aangenomen. André: “Als er teveel nieuwsbrieven geschreven werden wist ik dat het niet goed ging”. Het eerste jaar halen ze hun targets niet. Vanaf 2000 gaan de regionale centra van een inspannings- naar resultaatverplichting. Dat gaat uiterst moeizaam hoewel ze zelf de plannen meeschrijven. De afdelingen zeggen achteraf dat ze targethoogtes ingevuld hebben waarvan ze dachten dat de Gap-directie die wilde zien. Het totale aantal teams daalt gestaag naar een stabiele honderd teams per jaar. Het resultaat van alle productvernieuwing valt tegen. Het aantal teams blijft dalen. In ‘01 worden de straatwervingsacties gestaakt vanwege het zeer lage trefpercentage. Het tij zit niet mee. Volgens Bram Breet (EZ) wordt het jaar 2000 achteraf gezien als een sociaal dieptepunt (criminaliteit, individualisme, wangedrag). Ook ervaren medewerkers hebben problemen. Mariëtte: "In het begin leverden de straatacties 10% geïnteresseerden op die naar een voorlichtingsavond kwamen. Dus 500 huisbezoeken, 50 mensen op de infoavond. Dit liep terug. Dat lag niet aan het soort wijk. We zochten wel altijd eerst naar een geschikte buurt. Die kon je op een gegeven moment wel herkennen: leuke tuintjes en zo". In de zomer van ’01 worden de eerste centra gesloten door tegenvallende resultaten. Tot 1 juli ‘02 heeft Gap 25 mensen in dienst. Vanaf 1 juli zijn dat er zo’n vijftien. Het laatste regionale centrum sluit. In november ‘02 komt het bericht dat ook het Empowerment Institute van Gershon in de VS stopt met hún Ecoteamprogramma. Beide blijken zich inmiddels meer op sociale issues te zijn gaan richten. ETP loopt langzaam maar zeker naar zijn einde. Gap brengt in de laatste maanden van 2002 zijn andere programma’s onder bij derden. Begin februari 2003 neemt Peter van Luttervelt afscheid van GAP.

Page 14: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

14

| 3. De haperende opschaling | Lauwerkransen wat ons betreft voor het initiatief, de inzet van honderden en het bereikte resultaat. Maar er blijft één brandende, knagende vraag: waarom lukte de opschaling niet? Dat is ook de schrijvers, na vele gesprekken, niet op slag duidelijk. Er zijn uiteenlopende theorieën en er zit weinig anders op dan de belangrijkste de revue te laten passeren. Ze zijn ontleend aan Gap-medewerkers, aan derden en soms aan onszelf. Eerst een globale localisatie: waar zat de problemen zo ongeveer? Waren de prognoses mis? Waren er bottlenecks in de doorloop en verwerking van grote aantallen teams? Zat het in de werving? Of in de nazorg en service? De gesprekken maken aannemelijk dat Gap zijn grenzen niet heeft ontmoet in de afwikkeling van teams en niet in de nazorg ervan. Noch hadden teams gebrek aan resultaat. Gap is op grenzen gestuit in de werving. Daar gaat dit hoofdstuk dan ook op in. Er móeten ontwikkelingen te duiden zijn die die teamwerving hét grote struikelblok hebben gemaakt. Verandert de overtuigingskracht van de wervers? Gebeurt er iets in de doelgroep? Maakt VROM een draai? Is milieu passé? Is de aanvoerder, de goeroe, Peter van Luttervelt, het vuur kwijt? De komende pagina’s eerst een rits mogelijke interne oorzaken. Daarna enkele mogelijke oorzaken in de omgeving van Gap.

Zijn de prognoses te optimistisch?

De doelgroep in aantallen De eerste hypothese is dat de doelgroep in werkelijkheid veel kleiner is dan waar Gap van uitgaat. In ‘93 verschijnt een strategienotitie die - geheel in lijn met empowerment – álle Nederlanders als doelgroep ziet. Na een diffusie bij 15% van zes miljoen huishoudens, eventueel met een doorloop naar 25%, gaat het vanzelf verder en switcht Nederland naar een nieuw gedragspatroon. In een interview voegt Peter van Luttervelt er aan toe dat die switch vóór 2000 volbracht moet zijn. Een soortgelijke redenering brengt Gap Nederland over op de decentrale vestigingen voor het veroveren van de locale markt. Dit soort ambitieuze diffusies zijn niet onmogelijk. GSM. PC. Dekbedden. De links-intellectuele attitude. Auto. Emancipatie. De doorlooptijden dáár bedroegen naar schatting respectievelijk zo’n 6, 10, 10, 25, 50 en 90 jaar. Gelukkig is het vijfjarenplan in ’98 gematigder. Gap mikt op het interveniëren bij 40.000 huishoudens in vijf jaar. Zo’n 95.000 Nederlanders via bijna 5500 teams. Irreëel aantal? Vanuit de toekomst Het vijfjarenplan leunt op Rogers’ diffusietheorie die stelt dat als 15% van een doelgroep een innovatie adopteert (de early adopters en de innovators), de rest van de doelgroep vanzelf volgt en de ontketende dynamiek zelfs niet meer tegen te houden is. Stel dat die 15% van Gap’s doelgroep inderdaad in vijf jaar bereikt wordt (een niet onwaarschijnlijke aanname), dan vormen de early adopters en de innovators samen die groep van 95.000 Nederlanders. Dit houdt in dat de héle doelgroep die Gap op het oog heeft, 0,6 miljoen Nederlanders groot is. Dat lijkt op het eerste oog zeker niet te optimistisch. De doelgroepgrootte blijft ook anno 2003 nog reëel als we gegevens van twee marktonderzoeksbureaus ermee verbinden. Het eerste is Geo-marktprofiel dat in 2000 een profiel schetst van de ecoteamdeelnemer.

opschaling zoals voorzien in '92

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

1993 1994 1995 1996

opschaling zoals voorzien in '92

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

1993 1994 1995 1996

Page 15: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

15

Het tweede is Motivaction dat Nederlanders tussen 15 en 80 jaar anno 2003 verdeelt in acht categorieën op basis van hun levenswaarden2 en welstand.

Als je de gegevens van Geo-marktprofiel op je in laat werken, lijkt er sprake te zijn van een mix van twee á drie groepen met verschillende levensstijlen die elkaar vinden in de Gap-teams. Er lijkt ten eerste een oudere, locaal actieve groep in te zitten met tuin, traditionele waarden, kerk, regionale krant, NCRV-gids. Een tweede groep is mondainer, rijdt met leasebak, leest Volkskrant/NRC en heeft de computer als vriend. Les extrêmes se touchent. In termen van Motivaction lijkt ons het volgende aannemelijk. Gap trekt wél de Traditionele Burgerij, een groep van 2,6 miljoen Nederlanders. Dit is in Nederland historisch de grootste groep geweest. Natuur is belangrijk, evenals christelijke waarden. Gemiddeld een wat oudere leeftijd. Verder is typisch: de ncrv-gids, jazz, status is niet zo belangrijk, angst voor individualisme, actief in gemeenschap, voorkeur voor groen wonen en landelijk wonen, veel kinderen, maakt zich zorgen over afnemende sociale cohesie. Dit is een langzaam slinkende groep. Gap trekt óók Postmaterialisten, een groep van 1,1 miljoen Nederlanders. Kenmerken: werk in deeltijd, soberheid, kunst en muziek, een links-intellectuele elite, leest ook Vrij Nederland, doneert aan goede doelen, veel journalisten, een vrij kleine groep die de laatste decennia veel invloed heeft gehad, maar waarvan de invloed nu afneemt. Kritisch, idealistisch en uit op zelfontplooiing. Bij elkaar levert dit een doelgroep van maar liefst circa 3,7 miljoen Nederlanders anno 2003. Mischíen trekt Gap Nieuwe Conservatieven (1,3 miljoen). Maar afgaande op het Geo-marktprofiel vallen in elk geval buiten de boot: de Moderne Burgerij (met 3,2 miljoen mensen de grootste groep, massacultuur, Vinex, zorgen over files, leest Telegraaf, LPF, balans tussen traditie en verandering, auto belangrijk, gaat voor erkenning en waardering), de Sociale Klimmers (1 miljoen, werk is nogal eens belangrijker dan privé, status- en autogevoelig, drukdrukdruk, carrière, technologiegericht, spanning en sensatie, materialistisch, vrij van traditie

2 Die waarden zijn bijvoorbeeld behouden, hebben/beschikken, plezier hebben, zelfontplooien en beleven.

Het profiel van de deelnemer In 2000 schetst Geo-marktprofiel de kenmerken van 7800 ecoteamdeelnemers. Ze doet dat door de postcodes van de deelnemers te

kruisen met data over welstandsklassen, culturele interessen en levensstijlen.

De deelnemers hebben ten eerste een duidelijk profiel. Opvallend is dat de deelnemers geworven vóór ‘97 (geworven via netwerken; 4250 in aantal) hetzelfde opvallende profiel laten zien als degenen die na ’97 zijn geworven middels de meer anonieme straatacties (3580 in aantal). Dit kan deels worden verklaard uit de gerichte wijkselectie tijdens de straatacties. (Van Elshout:“we kozen de wijken met de

tuintjes en de leuke dingen buiten, daar belden we aan”.)

Geo-marktprofiel komt met het volgende profiel van de ecoteamdeelnemer. Relatief hoge welstand, en vaak kinderen. Relatief vaak oudere paren zonder kinderen, en gezinnen met oudere kinderen, met een

bovengemiddelde tot hoge welstand. Relatief vaak komen de deelnemers uit huishoudens van tenminste vier personen. Geo-marktprofiel noemt de zogenaamde Geotypen: Pubergezinnen, Trendvolgers, Kwaliteitkopers, Luxezoekers. Ze wonen vaak in

koopwoningen, vaak gebouwd tussen 1900 en 1940. De huur- en koopprijzen van de woningen liggen iets boven het gemiddelde. Er is vaak een (grote) tuin. Deelnemers komen uit de hogere sociale klasse en zijn veelal hoog opgeleid. De autopenetratie is gemiddeld. De auto heeft een bovengemiddelde nieuwprijs. Veelal middenklassers, en grotere auto’s uit Frankrijk en Zweden. Er zijn veel zakenauto’s onder de deelnemers en die draaien veel kilometers. De deelnemers bezitten relatief vaak een motor. Relatief vaak is er ook géén auto in het gezin. Relatief veel deelnemers werken part-time. Vaak heeft men een hogere functie of werkt men bij de overheid. Vaak is men actief

sportief. Muziekvoorkeur is vaak klassiek, jazz, opera en operette, maar ook dixieland, kinderrepertoire en easy-listening. De deelnemer is graag in de natuur en maakt relatief veel uitstapjes. Actieve vakanties dus en ook een hoog saunabezoek. Veel interesse

in antiek en wijnen. Men doet veel vrijwilligerswerk en bezoekt vaak een kerk. Koopt veel boeken per jaar, ook in vreemde talen, leest relatief veel opinie-, woon-, hobby- en jeugdbladen. De Volkskrant, NRC en regionale dagbladen worden veel gelezen. Relatief vaak de VPRO-gids, NCRV-gids, Mikro-gids, en VARA-tv-magazine. Men kijkt voornamelijk naar informatieve programma’s. De deelnemers besteden 150 tot 300 (toen nog) gulden per week aan kruidenierswaren, relatief vaak bij Albert Heijn. Veel bezochte warenhuizen zijn

Bijenkorf, IKEA, en (toen nog) Marks & Spencer. Men houdt niet zozeer van kansspelen. Koopt kleding bij duurdere zaken, met HEMA als uitzondering in het goedkope segment. De

modieuze kleding komt relatief vaak van DiDi en H&M. De deelnemer bezit veel duurzame consumptiegoederen. Computers springen hierbij sterk naar voren. De keuken heeft de meeste luxe gemakken. Onder de deelnemer zijn relatief veel goede-doelengevers. De

volgende categorieën zijn favoriet: natuur, cultuur, mensenrechten en derde wereld. De deelnemer belt relatief vaak naar het buitenland. De deelnemer is dus maatschappelijk betrokken. Tot nu toe is de geografische spreiding terug te voeren op de plaatsen van werving. Er zijn nog vele ontginningsgebieden in Nederland over. Het bureau raadt locale communicatie aan (gerichte mailings, huis-aan-huisverspreidingen), aangevuld met tijdschriften.

Een punt van relativering. De minimum inkomens zijn vrijwel afwezig en Geo-marktprofiel stelt dat gemiddelde en lage welstand ondervertegenwoordigd zijn. In de praktijk, als je de cijfers doorpluist, blijkt dit nogal relatief: samen is die onder/middencategorie nog altijd zo’n 46% van de deelnemers van de ecoteams! Nog zo één: 62% heeft hogere middelbare, hogere beroeps of WO-opleiding. Dus nog altijd 38% van de deelnemers heeft een lagere of middelbare opleiding. Maar goed, in vergelijking met de gemiddelde Nederlander

ziet de gemiddelde Gap-er er bepaald anders uit.

Page 16: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

16

en plichten, ruw hedonisme met bungy jumpen als beeld), de Postmoderne Hedonisten (0,8 miljoen, pioniers van de belevingscultuur, vrienden belangrijker dan familie, veel jongeren), de Gemaksgeoriënteerden (1,9 miljoen, lage inkomensklasse, weinig initiatief en maatschappelijke bijdrage) en de Kosmopolieten (1,3 miljoen, ambitieus, open, kritisch, internationaal georiënteerd, gericht op gelijkgestemden. Ze integreren ontplooien en beleven met maatschappelijk succes, materialisme en genieten). Van verleden naar toekomst Er is nog een tweede route van redeneren ten tijde van het vijfjarenplan. Die baseert zich op de ervaringen met 1200 teams tot dan toe: hoe soepel liepen die, hoeveel geld en menskracht blijkt per team nodig, hoeveel overhead, dus wat is er nodig aan geld, wervingscapaciteit, doorlooptijd, organisatiecapaciteit en publiciteit om een vijfjarenplan te laten slagen? Jan Meijer, de rekenaar van Gap, stelt ten tijde van het schrijven van het vijfjarenplan dat Gap bij gelijkblijvende verwerkingswijze een factor zes meer geld nodig heeft dan geclaimd. Aankomend directeur André Engelbertink mikt daarom op een grote efficiencyslag door centralisatie van de gegevensverwerking, uniformering van de werkwijze en een beter handboek. Haalbaar? Een efficiencyslag van een factor zes is in de wereld van productieoptimalisering niet ongebruikelijk, volgens Camal Handor, adviseur productiesystemen. Hij voegt daar aan toe dat voor producten in een groeifase alle aandacht naar productieoptimalisering gaat (de verkoop gaat voorlopig nog uitstekend en is geen bottleneck). Zodra het product op zijn top komt of er overheen raakt, behoren organisaties alle aandacht in de verkoop steken. Dáár zit immers dan de bottleneck. Hoewel de aantallen Ecoteams ten tijde van het vijfjarenplan al een dalende lijn laten zien, is er voor Gap weinig reden om te beseffen dat de top van het potentieel al gepasseerd is. Het is veel aannemelijker dat financiële stabiliteit en organisatorische optimalisering de productieaantallen weer fors zullen laten stijgen. Mariëtte Elshoud: “We konden eindelijk opschalen in Leiden. Een perfect kantoor, een centrum en al 40 teams gedraaid waar vrijwilligers uit geput konden worden. Er werden straatwerfacties gestart. We hadden een grote kaart van Leiden aan de muur. In 2 uur kon je 30 huizen af. En elk team had een andere sfeer. “

Op basis van het bovenstaande lijkt de schatting van de marktomvang in het vijfjarenplan een voorzichtige en zeker niet overtrokken. Zelfs niet in het jaar 2003.

De coaching komt wel bijna tegen de grens. Mariëtte Elshoud: “Wijzelf hadden in Leiden nooit gebrek aan vrijwilligers. Maar coaches werden geleidelijk aan wél moeilijker te vinden. Die wilden zich op een gegeven moment niet meer laten vastpinnen op een proces van een heel jaar.” “De vrijwilligers gingen als een trein. We stonden op milieu- en andere markten. Ik scoorde in één dag 25 man”. “In het begin leverden de straatacties 10% geïnteresseerden op de voorlichtingsavond; 500 huisbezoeken, 50 mensen op de infoavond”. “Er lagen folders bij biologische winkels”. “Er waren enthousiastelingen die zélf folders maakten”. “We hielden call-avonden op een gemeentehuis met de wethouder erbij. Nou daar hadden we in een mum van tijd 10 teams!”. Maar uiteindelijk wordt het tegenvallende wervingsresultaat het grote probleem. De efficiencyslag weet de werving niet te bereiken. Werving kost handenvol tijd en levert steeds minder op. Het aantal teams per coach daalt. Evenals de scoringskans van nieuwe teams per coach. Dit speelt zelfs bij wervers die aanvankelijk een hogere trefkans hebben en zelfs ondanks dat zeer uiteenlopende wervingsinitiatieven uitgeprobeerd worden.

A a n ta l te a m s p e r c o a c h

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

91 92 93 94 95 96 97 98 9920

0020

01

Page 17: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

17

Is teams uit teams voldoende uitgewerkt? Theorie “We hadden veel méér moeten doen met teams uit teams”, zegt Peter van Luttervelt in één van de gesprekken. Het mechanisme waarbij enthousiaste deelnemers na afloop zelf een nieuw team bijeen brengen en daar coach van worden, de sneeuwbal, lijkt op de kettingbrief, maar verwijst ook naar de vaak geziene S-curve van innovatiediffusie. Elders komt Rogers hierover aan het woord. Hij hanteert het begrip infectie. “Die methode komt snel aan zijn natuurlijke grenzen”, zegt Jan Meijer. De doorlooptijd van een team is doorgaans 9 maanden. Als na afloop één persoon uit ieder team aan een nieuw team gaat bouwen en daar drie maanden voor nodig heeft, blijkt dat je na vijf jaar in een rustig tempo een verzesvoudiging van teams bereikt. Als elk team daarentegen 2 nieuwe teams oplevert, zit je na vijf jaar aan een verzestigvoudiging van het beginaantal. Bij 3 nieuwe teams zit je op 36000 teams en als iederéén een nieuw team weet te starten, moet Gap snel aan de export: na vijf jaar zit je dan op meer dan 800.000 teams, ofwel 5.8 miljoen deelnemers. De werkelijkheid Wat doet dit sneeuwbalmechanisme in werkelijkheid? Hoe eenvoudig is dat starten van teams uit teams? Peter Koppert zat zelf in een team en trachtte daarna een nieuw team te leiden. “Het was echt dikke pret. We verzonnen van alles. Het mondde wel steeds uit in een grote hoeveelheid lege flessen. We hadden een team met louter vrienden. Alles kwam ter sprake. Alleen aan iemands autokilometers moest je niet komen, dan begonnen ze te schuifelen op hun stoel. Ik vond het een grote drempel om erin te stappen. En zeker om anderen te vragen. Dat doe je alleen bij intimi. Ik had toen geen enkele behoefte om met niet-vrienden in een team te zitten. Een lid van een nog steeds bijeenkomend team in Voorschoten: “Nee, ik heb niet meer geprobeerd zelf nieuwe teams te starten. Er klopten een aantal dingen ook niet meer. Een nieuwe auto kopen zie je niet terug in de cijfertjes. Sneller levensstijl met vliegen en vakanties ook niet. Vooral die versnelling is de laatste jaren hard gegaan. Ik vond het wel goed zo. Had geen zin om boodschappen te gaan prediken onder vrienden of zo. Vergelijk het met Landmark: drammerig en evangelistisch. En dat terwijl iedereen het drukker heeft. Zeker vrouwen.” En: “Deelnemers vonden het moeilijk mensen te benaderen, vooral degenen die niet zo milieuvriendelijk zijn”. Mariëtte Elshoud: “We bereikten vooral de eerste enthousiastelingen voor milieuzaken”. “We zochten altijd eerst naar een geschikte buurt. Die herkende je op een gegeven moment wel: leuke tuintjes enzo.”. “We zijn niet thuis in sociaal zwakkere buurten. Bij vrouwen zonder opleiding was er geen interesse in milieu. Het was te elitair.”

uit elk team ontstaat 1 nieuw team

0100200300400500600700

t0t0+

1jrt0+

2jrt0+

3jrt0+

4jrt0+

5jr

aantal teams(klaar+bezig)

2 nieuwe teams per team

01000200030004000500060007000

t0+3m

nd

t0+1jr

+3mnd

t0+2jr

+3mnd

t0+3jr

+3mnd

t0+4jr

+3mnd

aantal teams(klaar+bezig)

3 nieuwe teams per team

05000

10000150002000025000300003500040000

t0t0+

1jrt0+

2jrt0+

3jrt0+

4jrt0+

5jr

aantal teams(klaar+bezig)

Page 18: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

18

De barrière om na deelneming de eigen vriendenkring te mobiliseren blijkt groot. Deels is het de weerstand tegen zendingwerk. Deels de wetenschap dat de vriendenkring op milieu-interesse niet homogeen is. En deels is het de afstand die groeit tussen tijdsgeest en ETP. Gap organiseert wel evaluaties, maar geen follow-up. “En opeens waren ze verdwenen”.

Landmark Er zijn overeenkomsten met de manier waarop Landmark opereert: empowerment, ook een Amerikaans concept, intensief gebruik van vrijwilligers, groepsgerichte aanpak, deelnemers uit deelnemers, in principe voor iedereen, in realiteit veel gelijkgestemden (bijv. hoog opgeleid), coaching, grote rol voor vrijwilligers, opgekomen in de jaren ’90. Het is alleen geen stichting. Waarom lijkt de vermenigvuldigingsstrategie daar wél te werken? LandmarkEducation is een bedrijf dat sinds ’91 o.a. het Landmark Forum brengt. Werner Erhard is één van de – door critici zeer omstreden - grondleggers. Het Landmark Forum is een empowerende cursus in geluk. Deelnemers betalen tussen de 1.000 en 2.000 gulden voor een cursus van 10 avonden en een weekend. Een criticus op het internet: “Het handelsmerk van Landmark bestaat nu net uit de grote nadruk die er gelegd wordt op de mond-op-mond-reclame. Een Landmark Forumcursist krijgt na drie zware dagen de opdracht om iemand in zijn/haar directe omgeving mee te nemen naar een Landmark introductiebijeenkomst een paar dagen later. De morele druk die een cursist hierdoor legt op een nieuwe potentiële Landmarkcursist is enorm. En andersom werkt het ook: wanneer je door je ouders, door goede bekenden of vrienden, of erger nog - je baas! - gevraagd wordt mee te gaan naar een introductiebijeenkomst sta je onder zeer grote morele druk. In sommige kringen is het ondenkbaar dat je "nee" tegen je baas zegt. Dit systeem werkt voor Landmark beter dan honderd sterspotjes.” Landmark heeft in Nederland veel weerstand opgeroepen. Eén van de belangrijkste wrijvingspunten is de wervingstechniek die door Nederlanders als dubieus, agressief en Amerikaans ervaren wordt. Deelnemers wordt tijdens de cursus gevraagd vrienden uit te nodigen voor een introductiebijeenkomst. Het leren vragen van vrienden zich te interesseren voor iets wat jou bezig houdt wordt zo onderdeel van de cursus. Je wordt gecoacht in de manier waarop je dit vraagt. Het gaat erom dat je wilt laten zien waar je zo zelf enthousiast over bent, om het te delen. Weerstand wordt uitgelegd als blokkade. De introductiebijeenkomst start met een kijkje in de lopende cursus. (Ook bij Gap hebben voorlichtingsavonden meer succes als er ex-deelnemers aanwezig zijn.) Daarna worden bezoekers apart genomen voor een speciale introductie. Hier worden potentiële deelnemers na afloop door vrijwilligers intensief benaderd om zich in te schrijven. In de tijd dat Milieukwartet actief is met de distributie van het ETP is het volgens Van Elshout vooral een cursus empowerment ( “dat was precies wat die vrouwen nodig hadden”). Maar ex-deelnemers hadden zoals gezegd moeite met het benaderen van nieuwe.

Landmark kan nog nét aan deelnemers uitleggen dat het uitnodigen van potentieel nieuwe klanten onderdeel van de cursus is, omdat iedereen daar moeite mee heeft. Hoe enthousiast je zelf ook bent. Onderdeel van de cursus is je over deze blokkade heen te zetten en ‘ruimte voor jezelf’ te durven vragen. Bij Gap kan empowerment uiteindelijk slechts voertuig zijn. Het ETP heeft, in ieder geval in de ogen van potentiële deelnemers, een heel andere hoofddoelstelling. De intensieve coaching zoals die bij Landmark op dit punt plaatsvindt zou in het ETP niet voor een brede doelgroep uit te leggen zijn.

Is de koek op? Iemand zegt: de koek is gewoon op. Er zit niet méér in. Geografisch klopt dat ten dele. Geo-marktprofiel laat zien dat de werving letterlijk dichtbij huis heeft gewerkt. Het is inderdaad aannemelijk dat daar de doelgroep is afgegraasd. Peter’s woorden: “Leiden en Eindhoven waren op”. Geo-marktprofiel schrijft in 2000 zinnen als: “met name de gebieden ten westen en ten zuiden van de vestiging in Haarlem lijken goede gebieden om deelnemers te werven”. Of: “alleen in Noord-Hengelo is de kans op het aantreffen van potentiële deelnemers groter dan gemiddeld”. Of: “voor de regio Utrecht bieden buitenwijken en voorsteden goede perspectieven”.

Page 19: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

19

Gap had contact met tientallen gemeenten. De dunne plekken daar hangen niet alléén samen met een lage bevolkingsdichtheid. Misschien ook met de weigering om aanpassingen te doen? Reinder Hoekstra, Milieufederatie Drenthe: “ETP is een interessant concept, maar we hadden geschiktere partijen om er iets mee te doen. Milieukwartet en NME bijvoorbeeld. Meppel is Den Haag niet. Wij verwachtten op basis van de aantallen in Den Haag 1 á 2 teams per jaar te realiseren. Dat is de investering niet waard. Wij dachten aan andere concepten met een groter bereik maar Gap had hier bezwaar tegen. In het begin had Gap een lichte landelijke ondersteuning met veel vrijwilligers. Dat was fantastisch. Maar ineens was er een betaalde coördinator die coaches trainde. Dat terwijl er in Den Haag evenveel mensen wonen als in de hele provincie Groningen! De provincie was niet blij met de Gap-organisatie. Het is goed een concept professioneel te ontwikkelen. Zolang je verder niemand nodig hebt gaat dat dan erg goed. Heb je dat wel, dan gaat het mis, krijg je een reactie”. Innovatie-theoretisch lijkt de mening dat de koek gewoon op was wél stand te houden. Hiernaast staat de ontwikkeling van het aantal teams in Nederland. Afhankelijk van hoe je hem plot is de curve een wonderlijk mooie klokvorm of S-curve. Zo zie je ze zelden. …”We know that the adoption of a new idea results from information exchange through interpersonal networks”…”If the first adopter of an innovation discusses it with two other members of the system, and each of these two adopters passes the new idea along to two peers, and so forth, the resulting distribution follows a binomial expansion, a mathematical function that follows a normal shape when plotted over a series of successive generations. The process is similar to that of an unchecked infectious epidemic”. Gap als infectie, en interpersoonlijke netwerken als mechanisme voor vermenigvuldiging. En personen die toenemend problemen ontmoeten bij het slijten aan nieuwe peers. “The S-shaped curve only describes cases of successful innovation, in which an innovation spreads to almost all of the potential adopters in a system. Many, many innovations are not successful. After only a few adopters, the innovation may meet with rejection, so that its rate of adoption (…) nosedives. The S-curve it must be remembered, is innovation-specific, and system-specific, describing the diffusion of a particular new idea among member-units of a particular system.” Ook geeft Rogers imperfecties die de volmaakte S-curve in de weg staan: personen in een doelgroep hebben niet allen vrije toegang tot elkaar. Er zijn statusverschillen tussen individuen, geografische barrières en andere zaken die beïnvloeden wie met wie praat over een vernieuwing. Rogers: De S-curve begint af te vlakken nadat de helft van de personen in een sociaal systeem de vernieuwing heeft geadopteerd, omdat elke volgende nieuweling in toenemende mate moeilijkheden ondervindt “to tell the new idea to a peer who has not yet adopted, for such nonknowers become increasingly scarce”.

A a n t a l e c o t e a m s c u m u la t ie f

02 0 04 0 06 0 08 0 0

1 0 0 01 2 0 01 4 0 01 6 0 01 8 0 0

91 93 95 97 9920

01

A a n t a l e c o t e a m s c u m u la t ie f

02 0 04 0 06 0 08 0 0

1 0 0 01 2 0 01 4 0 01 6 0 01 8 0 0

91 93 95 97 9920

01

Page 20: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

20

Rogers stelt dat het hart van de innovatiediffusie zit tussen de 10 en 20% (hier komt die 15% van Gap vandaan) van de adopters. Daarna is het volgens hem onmogelijk het geheel te stoppen, zelfs als zou je dat willen. Tot slot relativeert hij: S-curves zijn volstrekt niet de normaalste zaak van de wereld. Het is elke keer weer de vraag welke curve er in een specifiek geval doorlopen zal worden. Aan het begin van zijn hoofdstuk citeert hij Gabriel Tarde (The Laws of Imitation, 1903, University of Chicago): “A slow advance in the beginning, followed by rapid and uniformly accelerated progress, followed again by progress that continues to slacken until it finally stops: These are the three ages of…invention….If taken as a guide by the statistician and by the sociologists, they would save many illusions”. Hier ligt tenminste de

suggestie dat: o Gap in zijn gebieden van

opereren de hele doelgroep heeft opgebruikt (de koek ís er op);

o lang niet álle inwoners in een gebied de doelgroep zijn, maar een klein deel ervan;

o Gap-ers met een gerust hart kunnen slapen; er is binnen de doelgroep een wonderlijk mooi resultaat bereikt. De innovatiediffusie is er volmaakt;

o Gap hooguit de scheidslijnen tussen doelgroepen (geografisch, sociaal-economisch, in waarden) niet goed in de gaten heeft gehad.

Nu stamt het onderzoeksmateriaal van Rogers onder meer uit de dertiger jaren en zijn boek in eerste druk uit ’62 (Da’s ten tijde van Love me do van The Beatles). Twee grote verschillen met toen zijn dat anno 2003 er véél meer deelmarkten bestaan en dat de omgeving van die markten veel sneller wijzigt. Een klassieke roll-out is daarom veel minder waarschijnlijk nu. Kennismanagement ofwel leren en bijstellen tijdens een innovatiediffusie is noodzaak geworden. We hadden een gesprek met een S-critica, Halina Brown, professor environmental protection aan de Clark University, Massachussettes/US: “Ah, these S-curve guys…The S-curve probably only works for a very specific part of problems…In stead of upscaling, try connecting dots. Each action within society, each experiment learns you something about the future. Try to make bonds between these dots. Try to connect pieces of the puzzle that’s called future. That’s a process quite different from multiplying”.

Leren van elk doorlopen Ecoteam, in plaats van vermenigvuldigen volgens een vast stramien. Dat heeft Gap misschien minder op het netvlies gehad.

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

Page 21: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

21

Leert en differentieert Gap te weinig? In ‘Gedragsverandering in het ecoteam programma: informatie, feedback en sociale steun’ uit hun boek De Transactionele Overheid, roemen Harland en Staats van Universiteit Leiden het feit dat deelnemers vorm en inhoud kunnen aanpassen. Hierdoor is het programma inzetbaar voor doelgroepen met uiteenlopende milieubetrokkenheid. Toch trekt ETP in de praktijk vooral hoogbetrokkenen aan. Dit komt mogelijk door de aanzienlijke tijdsinvestering die het programma vraagt. Daarnaast wordt volgens de onderzoekers het groepsaspect vrij negatief beoordeeld door potentiële deelnemers, terwijl ex-deelnemers dit juist positief waarderen. Van de ondervraagde ex-ETP-deelnemers uit een onderzoek in ’93 geeft 65% aan het werken in een groep als grootste stimulans te hebben ervaren. Tegelijk is het het tijdperk van de opkomende Generatie Nix, die zichzelf als werkpaard ziet, maar een sterke aversie heeft tegen groepsgewijs opereren. Het onderzoek doet suggesties om het programma breder inzetbaar te maken: Streef een geringere bewerkelijkheid na en Vorm Ecoteams die elkaar niet structureel ontmoeten. De Boer en Ester schrijven dat zelfregistratie wel zou moeten blijven plaatsvinden ook al vraagt dit een hoge motivatie en waren in een ander onderzoek maar 50% van de deelnemers hiertoe bereid. Sasburg komt in ‘97 met de aanbeveling te onderzoeken of er met kleinere of virtuele teams gewerkt kan worden, of dat de doorlooptijd van het programma verkort kan worden. Gap wordt soms starheid verweten. Het programma moet volgens de letter van de wet uitgevoerd worden. Het kwam al eerder aan bod uit de mond van Milieufederatie Drenthe. Maar ook Sasburg (p. 24): “De flexibiliteit van het programma is gering ten aanzien van de uitvoering door bestaande locale organisaties en de mogelijkheden om het programma inhoudelijk aan te passen op locale activiteiten”. Tevens geldt dat tussen ’91 en ’99 de drie pijlers onder het ecoteamconcept onveranderd blijven: groep, milieu en werkboek. Wel wordt voortdurend geëxperimenteerd met de distributiewijze. Worden de aanbevelingen terecht niet opgevolgd? Waarom is er geen test met een alternatief programma? Is Gap bang de effectiviteit van het ETP ermee zou verdwijnen? Juist het commitment dat wordt aangegaan met de groep, de sociale steun ervan en de onzekerheidsreductie door werken met gelijkgezinden verdwijnen immers bij teams op afstand. Is fysiek bijeen komen zo diep verankerd in de filosofie en cultuur dat van een rationele afweging geen sprake is? Botst empowerment hier met de dwang tot uniforme datavergaring, die op háár beurt weer geëist werd door sommige critici in kringen van de financiers, die Gap anders te soft vinden? Arno van Kempen: “Sommigen vonden die ecoteams helemaal niks. Te soft. Geen harde cijfers. Zowel binnen VROM als EZ. Ik had daar dus zendingswerk. (…) Ook ík had de stap van scepsis naar overtuiging gemaakt.” Er zijn parallellen getrokken met Weight Watchers en AA. Het is de vraag of de resultaten ook behaald kunnen worden met een team op afstand, zeker in de tijd dat internet nog geen gemeengoed is. En ook anno 2003 is ons op het internet geen vergelijkbaar systeem bekend. Op het internet zijn wel veel voorbeelden van chatclubs voor gelijkgestemden (bijvoorbeeld de Zelfmoordclub). Er is sprake van een nieuwe openbare ruimte waar je gelijkgestemden eenvoudig kunt treffen terwijl je anoniem blijft. Hier kun je je verhaal kwijt als je wilt, kun je contact zoeken wanneer je wilt, je kunt je informeren over technieken wanneer je wilt. Het ETP vraagt echter meer discipline, zeker wanneer je vergelijkbaarheid van data en een regelmatige teamfeedback nastreeft. Er wordt niet alleen over de kracht van het groepsproces gedebatteerd, ook over de meerwaarde van strakke feedback. Peter van Luttervelt: “De mannen vonden de cijfers geweldig, de vrouwen kickten op heel andere elementen”. Ecoteam Voorschoten (50%/50%):”Het was erg goed om cijfers van de gemiddelde Nederlander te zien […]‘om te checken of ik nog steeds milieuvriendelijk leef”. Voor Gap was de cijfermatige feedback essentieel. Het maakte de gedragsverandering voor het eerst meetbaar en dus aantoonbaar en was een belangrijk element van het ‘politieke’ succes van het ETP. De hypothese blijft staan dat het belang dat gehecht wordt aan dataverzameling geleidelijk aan een remmende kracht wordt voor vernieuwing. Het is de kracht van Gap Nederland. Het wordt de barrière voor aanpassing.

Wat voor sommigen juist de kracht is van Gap, het groepsgevoel en de uniforme dataverzameling, is mogelijk een barrière voor wezenlijke vernieuwing.

Uitspraken van Peter van Luttervelt en die van Arno van Kempen combinerend, lijkt het erop trouwens dat de gedwongen lean ‘n’ mean bezetting eerder de innovatie in de weg staat dan een gebrek aan open geest in de top.

Page 22: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

22

Is financiële onrust een obstakel? Gap krijgt van ’93 tot en met ’96 een “projectsubsidie op exploitatiekosten” van VROM, opgeteld zo’n 400.000 euro. Dit is 8,5 procent van alle inkomsten tussen januari ’91 en december ’01 (4,7 miljoen euro). Deze moet jaarlijks aangevraagd worden en komt steevast “maanden te laat” binnen3. De rest van de inkomsten is projectgebonden en verdeeld over zo’n 30 onderwerpen en financiers. Met deze gegevens is de uitspraak dat financiering altijd érg veel aandacht heeft gevraagd zeer waarschijnlijk. Hoewel lang niet alle jaren financieel onrustig zijn, steunen de volgende tekenen dat financiën een obstakel is: - Gap moet alle groeiactiviteit in ’97 staken uit geldgebrek; - het wegvallen van financiële steun aan de

vrouwenorganisaties is volgens sommigen – waaronder Mariëtte Elshoud – de hoofdoorzaak voor het openbreken van succesvolle distributiedeals;

- Jan Meijer stelt dat er spanningen ontstaan bij Den Haag Ecostad omdat ETP meer geld kostte dan dat gefinancierd werd;

- in jaren dat er veel inkomstenbronnen naast elkaar bestaan, moeten er tientallen verantwoordingen worden geproduceerd;

- regiomanagers die zelf hun financiering moeten regelen komen volgens eigen zeggen niet toe aan het werven van nieuwe deelnemers. De daardoor tegenvallende groeicijfers maken het beurtelings weer moeilijk om de eigen broek op te houden.

De hypothese van Gap is dat deze onrust eerst leidt tot een suboptimale organisatie, waardoor het dóórgroeistadium niet de potentie haalt die mogelijk is. Het is mogelijk dat er dan al scepsis bestaat. Vermoeidheid speelt ook. Peter stelt in zijn gesprekken: “Ik was totaal op. Ik zag in iedereen louter nog een pot met geld”. En: “Ik kon niet alle gemeentes af. Ik werkte al 80 uur per week”. En: “We konden geen normale salarissen bieden en zeker geen zekerheid. Na het dal zijn we niet in staat geweest goede locale mensen aan te nemen.” Daar staat tegenover dat de zoektocht naar financiering en partners ook veel vernieuwing en draagvlak oplevert. Ook Arno van Kempen - die de vijfjarenfinanciering destijds vanuit VROM rond maakte - komt met tegenargumenten. “Ik denk niet dat de onzekere financiering in het begin zodanige schade heeft opgeleverd dat het de neergang veroorzaakte, bijvoorbeeld omdat de mensen niet goed genoeg zouden zijn geweest. Waarom kon dan wel in het begin met mindere krachten zo’n opgang worden bereikt? En Peter was aardig, maar ook zakelijk genoeg om eventueel mindere goden eruit te zetten. Je kunt ook beargumenteren dat Peter in het begin veel tijd heeft gestoken in die subsidiepotten, tijd die vrijkomt voor productie zodra dat niet meer hoeft”.

Opvallend is dat de zekerstelling van vijf jaar financiering in ‘99 slechts een lichte groei op de totaalcurve oplevert. Dit verzwakt de stelling dat financiering de dominante parameter is geweest voor het haperen van de opschaling. De vermoeidheid van Peter telt zeker, maar er waren uitstekende omringende krachten.

3 Zelfs toen al

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

aantal huishoudens beinvloed door ecoteams

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

Inkomsten VROM + bedrijven + gemeenten + NCDO (miljoen Euro)

0

1

2

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01

Inkomsten VROM + bedrijven + gemeenten + NCDO (miljoen Euro)

0

1

2

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01

Aantal betaalde medewerkers

0

10

20

30

40

50

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02

Aantal betaalde medewerkers

0

10

20

30

40

50

91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02

Page 23: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

23

feitelijke prestatie doelstelling

tekortschietende prestatie

demotivatie frustratie

De Goeroetheorie? André Engelbertink: “Ik geloof wel in de goeroetheorie. Peter was mister Gap. Als zo iemand afstand neemt, werkt dat door in de hele organisatie”. Deze goeroetheorie is aantrekkelijk, maar er zijn stevige contra-indicaties. Ten eerste kwamen mensen op de decentrale niveaus vaak pas laat en bovendien weinig met Peter in aanraking. Dit beeld past ook bij het ideaal van empowerment. “Het duurde bij mij heel lang voor ik Peter leerde kennen”. Ten tweede is de top van de productiecurve al voorbij op het moment dat Peter nog vol in dienst is. Ten derde vertoont de curve, als Peter ertussenuit gaat, geen noemswaardige knik.

Hoewel aantrekkelijk, maken deze argumenten de goeroetheorie een onwaarschijnlijke oorzaak van de dalende productie.

Voor financiers was Peter wél mister Gap. “Hij nam zijn plek in, brak in je tijd in voor afspraken, noem het brutaal als je wilt, maar deed dat op een goed verteerbare manier. In mijn omgeving wist ieder – ook de secretaresses en beleidscollega’s – wie Peter was. (…) Maar hij nam niet alleen, hij gáf ook. Conny Voordendag en hij discussieerden ook enthousiast mee over allerlei andere onderwerpen dan het hunne. Maar bij de financiers lag niet de bottleneck van werving.

Leidt een overdosis optimisme tot deceptie? Peter van Luttervelt: “Je krijgt veel zelfvertrouwen als het één na het ander lukt. (…) In het businessplan bleken de kosten per huishouden zó laag te zijn, terwijl de energiebedrijven zo’n 150 gulden per huishouden betaalden. (…) Het was zo opportunistisch, maar we gelóófden erin. (…)”. Subsidieaanvragen als het vijfjarenplan horen een verkoopverhaal te zijn. De vraag is echter hoe deze sfeer van optimisme intern leeft, onder locale partners verspreid is en extern nazingt en of die schade toebrengt. Mariëtte Elshoud zegt “de cultuur binnen Gap was mooie en leuke dingen te benoemen. Dat wat minder leuk was, werd in kleine kring gehouden”. Dit lijkt ons op zich een vrij gebruikelijke praktijk, ook voor gevestigde organisaties. Toch zit hier een kern. Jan Meijer: “we wilden één miljoen mensen in een paar jaar. Dan zei ik: Stel je voor, van al het publiek in de Grote Marktstraat hier in Den Haag moet elke 5e of 6e mens in zo’n team hebben gezeten…”. Sasburg, Visser & Aarts schrijft in ’97 voor Novem: “De resultaten van de werving van nieuwe ecoteams blijven achter bij de verwachtingen en doelstellingen die een aantal jaren geleden zijn geformuleerd. Vrijwel alle geïnterviewden gaven dit als knelpunt aan. In het verleden heeft Gap een doelstelling van 15 % deelname aan het ETP als realistisch aangegeven. Deze aantallen worden niet gehaald, waardoor volgens de meeste geïnterviewden de geloofwaardigheid van toezeggingen van Gap over te bereiken resultaten niet zo groot is. Doordat deze doelstelling door anderen nog vaak wordt genoemd blijft deze nazingen. […] De wervingstechnieken worden echter continu verbeterd, aan de hand van ervaringen die in het hele land worden opgedaan. Voor twijfelaars is het achterblijvende resultaat van de werving echter vaak aanleiding om te zeggen dat het programma niet werkt.”

+

+

+

+

--

Page 24: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

24

Uit gesprekken blijkt dat toen regiomanagers van een inspanning- naar resultaatverplichting gingen en ze zélf doelstellingen moesten bepalen, die structureel te hoog werden gelegd. Achteraf zeiden ze hierover dat ze invulden wat Gap verwachtte, niet wat realistisch leek. Dit leidde ertoe dat één jaar na opstarten deze doelstellingen lang niet gehaald waren en de financierende gemeentes budgetten halveerden. De combinatie van groot optimisme en een situatie van onzekere financiering lijkt niet zo gelukkig. Het gevolg is dat de werkelijke resultaten achterblijven, je voortdurend achter de feiten aanloopt en niemand ooit tevreden raakt: “Ik heb daar mensen aan kapot zien gaan. Dat was heel erg”. Er is veel te zeggen voor ambitieuze doelstellingen die prikkelen. Er zijn ook voorbeelden waar dit goed gewerkt heeft. De eventuele scepsis bij partners wordt echter aangewakkerd als groeicijfers tegenvallen. Het beeld van de sneeuwbal wordt dan ontkracht en vervangen door het angstbeeld: sjorren aan een dood paard.

Er is een cultuur van optimisme met het gevaar dat de visie niet meer gestoeld is op realiteit maar op dromen. Het gevolg is dat als de resultaten achterblijven, je voortdurend achter de feiten aanloopt en niemand ooit tevreden raakt. En dat terwijl er ook vele mooie dingen gerealiseerd worden.

Was de breuk met Milieukwartet onverstandig? De werving van teams, de begeleiding ervan en de werving van coaches verloopt goed bij de vrouwenorganisaties. Van de drie centra die in de periode ’93-’95 actief zijn is Milieukwartet het meest succesvol. Een nieuwsbrief uit ’94 noemt aantallen uit de onderstaande figuur. Toch kiest Gap er in ’95 voor om Milieukwartet niet langer te ondersteunen. Milieukwartet is op dat moment een kleine twee jaar bezig. De keuze van Gap voor locale centra ten koste van landelijke organisaties is noodzakelijk door de draai van VROM om middelen meer lokaal in te zetten, al past het bij plannen die Gap al heeft vanaf de start. De samenwerking met Milieukwartet is een soort gelukkig toeval en is in het begin mogelijk niet serieus gezien als belangrijkste distributiekanaal op lange termijn. Gap wilde méér: alle Nederlanders bereiken. Dat zal niet lukken met de vrouwenbeweging alleen. Een les die terugkijkend getrokken kan worden, is dat de natuurlijke neiging van vrouwenorganisaties om groepen te vormen gunstig heeft gewerkt voor de organische groei van het ETP. Bestaande groepen hebben natuurlijk geen last van de vaak genoemde weerstand tegen het werken in groepen. Gap zit in het hart van een bestaand netwerk. Dat is lokaal niet geëvenaard. De verzakelijking die Gap kiest als middel voor opschaling heeft deze soort werving vermoedelijk in de weg gezeten.

Maakt professionalisering alles stuk? “Het duurde allemaal verschrikkelijk lang. En toen we het geld eenmaal hadden in Leiden voor een centrum had ik er geen zin meer in”. Betaalde coaches, professioneel draaiboek, efficiënte terugkoppeling, meetbare doelstellingen, trage instituties, verantwoordingen. Wordt de spanning tussen de vrijwilligersdynamiek en die van instituties Gap fataal? In de woorden van Bram Breet van EZ: “Is het mogelijk dit te upgraden zonder de dingen die het bijzonder maken te verliezen?” Binnen Gap is meermalen gesuggereerd dat het boek misschien uiteindelijk té perfect was. Het zou niet meer uitnodigen tot meedenken, tot creativiteit.

A a n ta l tea m s in d rie ce n tra ('9 4 )

0

1 0

2 0

3 0

4 0

5 0

6 0

7 0

M ilieu k w a rte t K le in e A a rde V o e ds e l vo o r de T o e k o m s t

A a n ta l tea m s in d rie ce n tra ('9 4 )

0

1 0

2 0

3 0

4 0

5 0

6 0

7 0

M ilieu k w a rte t K le in e A a rde V o e ds e l vo o r de T o e k o m s t

Page 25: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

25

Berber de Haan: “Ik zou nu helemaal geen materiaal meer maken. Partners willen vooral onze kennis over methoden benutten. Een harnas maakt kopschuw, werkt niet stimulerend”. Er zijn tekenen dat potentiële deelnemers en partners zich erdoor laten afschrikken. Veel bestáande deelnemers en partners spreekt de professionaliteit en het verzorgde en doordachte werkboek in elk geval wél aan. In de woorden van ecoteam Voorschoten: “Uitermate positief. Wat braafjes misschien, maar een zeer professionele klapper(…). Het was erg goed. Niet drammerig of zo. Dat gedoe met die cijfers vond ik ook leuk. We hebben de cursus wat opgerekt, maar ons verder braaf aan het programma gehouden”. Onder meer de Milieufederatie Drenthe probeerde zelfs het boek als basis te gebruiken voor eigen activiteiten: “We wilden het materiaal graag gebruiken in een eigen cursus, maar dat mocht niet van Gap.”

We vinden geen steun dat het boek destijds overbodig of te gestructureerd was. Wel maken groepen zich er geleidelijk aan van

los. De vraag is of de professionalisering en de schaalgrootte de status van de vrijwilligers uitholt. Jan Meijer ontmoet tegenstand als hij in ’97 alle gegevensverwerking uniformeert en centraliseert (“40 á 50% van de gegevens was tot dat moment nonsense”). Wordt Gap te rigide voor ze? Geen kleine, avontuurlijke, maar groeiende club vrijwilligers in een winning mood binnen een systeem van betaalde medewerkers, en ook nog opgehangen aan de grollen van gemeentes? Het zou kunnen, al stellen zowel Peter van Luttervelt als Mariëtte Elshoud dat het afstoten van de vrijwilligers op problemen stuit: “ze voelden zich in de kou gezet”. Niet bepaald een signaal van mensen die het voor gezien houden. Opzoomeren Een analogie is misschien het Opzoomeren in Rotterdam: een initiatief dat vrij anarchistisch bij bewoners begint en daarna grootschalig wordt opgepakt door de Gemeente. Het keert na aanvankelijk groot succes en opschaling, uiteindelijk weer terug naar de kleine schaal.

Gaat de decentralisatie te gehaast? Als de regiomanagers worden ingesteld, blijken ze aanlooptijd nodig te hebben. Een punt dat wringt met de eisen van hun gemeentelijke opdrachtgevers. “In elke gemeente namen we de opdracht aan om tot 40 teams te komen. Maar je kent de konijnenpaden niet. Dat kost netwerken en tijd. De eerste tijd van een centrum is daarom altijd moeilijk. Het kost een

Roeien tegen de stroom van de verloedering in (17 sept.’02, Janny Groen Volkskrant) …Koos en Chris Hooymayers zijn uitermate bitter over de overheid, die lokale pioniers negeert. Sinds het Opzoomeren

een grootschalig Rotterdamse strategie is geworden, werkt de methode niet meer. Chris: 'Je kunt wel een zak geld neerzetten, een sportfeest of straatdiner organiseren. Iedereen is bereid aan te schuiven, het eten is immers gratis. Maar

het is een trucje, de aandacht blijft beperkt tot één diner. Zo mobiliseer je geen betrokkenheid.'

Hij refereert aan een eetfestijn in zijn straat. 'Het was te groot en te onpersoonlijk geworden. We hadden een islamitische en een westerse barbecue, zeer verantwoord. Komt er een groep allochtone jongeren langs, van een paar straten verderop.

Ze vragen bewust om varkensvlees en gooien dat demonstratief op straat.'

De Opzoomerstraat pakt het nu weer kleinschalig aan. Chris: 'Je moet het zelf doen, op het niveau van het gezin en de straat. Dat is al moeilijk genoeg. Zo is een goed sociaal contact met de allochtonen nog niet tot stand gekomen.' Toch,

ondanks het varkensvleesincident en stelselmatige diefstal van suikerklontjes en wc-verfrissers uit het straathonk, strijden de Hooymayers onvermoeibaar verder. Chris: 'Je moet helaas een beetje gek zijn.'

Koos: 'Iets hebben van een terriër die zich vastbijt en niet meer loslaat.'

Page 26: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

26

jaar.” En: ”We beloofden dan 20 teams te leveren. Maar we haalden er maar tien. De gemeente halveerde vervolgens zijn subsidie. Zo kon Gap huishoudens niet meer centraal ondersteunen.” De decentralisatie geschiedt in een tijd van de Melkertbanen, een gespannen arbeidsmarkt en ngo’s die moeilijk aan goede krachten komen. Ze moeten direct hun eigen broek ophouden en tegelijk een niet-eenvoudige groep medewerkers aansturen. Bram Breet (EZ): “ook andere ngo’s hadden moeite met het aantrekken van goed personeel. Bovendien nam het aantal vrijwilligers gigantisch af in Nederland.” Misschien dat ze voor een te moeilijke opgave stonden. Arno van Kempen (destijds VROM) vermoedt bovendien dat er te weinig capaciteit was voor ondersteuning door Gap Centraal. Anderzijds was ook dát een kracht van Gap. Het maakte het programma betaalbaar en creëerde een groep zeer enthousiaste mensen.

Was het milieukundig niet interessant? Er zijn ook nog in ’99 tegenstanders van ETP bij VROM en EZ. “Te soft. Geen harde resultaten”. Schiet Nederland milieukundig misschien weinig op met de teams, waardoor zo’n negatieve beoordeling op de loer ligt? In oktober ‘98 concludeert Gap zelf dat afval bij de deelnemers 26% afneemt, gas 10%, elektriciteit 15%, water 10% en vervoer 13%. Dit is tegengesteld aan de algemene trend in verbruikcijfers. Het lijken de auteurs geloofwaardige percentages die van dezelfde ordegrootte zijn als bijvoorbeeld bij interventies ecodesign in de industrie. De universiteit Leiden concludeert ook nog eens dat de percentages twee jaar na dato nog steeds gelden. Vier jaar eerder waren dit soort cijfers voor productdesign een reden tot het optuigen van een grootschalig interventieprogramma door EZ en VROM. Je haalt er niet de 50% reductie CO2 mee die we uiteindelijk willen bereiken over 30 jaar. Zeker niet als de bestedingsruimte van Nederlanders nog eens 250% toeneemt tot die tijd, maar toch. Het lijkt ons - voor de jaren ’90 - de moeite waard. Doet de doelgroep er milieukundig gezien toe? Geo-marktprofiel legt de nadruk op de hoge welstandsklassen W1 en W2. Dit zijn relatief grote spenders. Het heeft zin hier te interveniëren: per persoon is er veel te halen aan producten, benzine, gas, elektriciteit, afval en reizen. Daar staan vier zaken tegenover die enigszins afbreuk doen aan dit mooie beeld. Ten eerste koopt deze groep relatief veel kwaliteitsgoederen en diensten. Hiervan is de dematerialisatiegraad doorgaans hoog (lange levensduur, repareerbaar, hoge prijs per milieubelastingeenheid). Ze zitten als groep waarschijnlijk aan de gunstige kant van het efficiency-gemiddelde, al moeten we erbij zeggen dat als Gap begint, deze denkwijze niet bepaald gemeengoed is. Gelukkig blijkt lang niet iedereen uit W1 en W2 te komen. Geo-marktprofiel maakt aannemelijk dat nog altijd ruim 40% van de deelnemers in lagere welstandsklassen vertoeft. Een tweede punt is dat de doelgroepen maar een kleine 30% van de Nederlandse samenleving uitmaken. Meer dan 70% van Nederland mis je dus met je onderwerp (milieu) dan wel uitvoeringsconcept (locale sociale banden verstevigen). Een derde punt is dat de deelnemers niet gemiddelde Nederlanders zijn, ook op milieugebied niet: ze zitten bij aanvang al significant onder het gemiddelde gas- en elektriciteitsverbruik. Theoretisch betekent dat dat ze kleine huizen hebben, of nieuwe, of sober leven, of veel weg zijn, of een mix hiervan. Hun reisafstanden liggen ook lager dan gemiddeld, ongeveer 7%. Dat kan vele oorzaken hebben. De deelnemer kan het zich wellicht veroorloven bij zijn werk te wonen, houdt familie en vrienden dicht in de buurt, is werkloos, maakt gebruik van het OV, gaat minder op vakantie, woont in veilige buurten waar de kinderen lopend en fietsend naar school gaan, hij heeft een hogere leeftijd of hij leeft sober.

Al met al is de deelnemer dus al zuinig bij aanvang, maar desondanks blíjft er een interessant besparingspotentieel, bezien met de ogen van de jaren ‘90.

Het wordt tijd om te kijken naar de omgeving van Gap. Veranderde er dáár iets dramatisch in de jaren ’90?

Verbruik elektriciteit in Nederland

Page 27: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

27

Is milieu uit? De eerste mogelijke oorzaak die buiten Gap ligt, is er meteen eentje die als een grauwsluiter over vele discussies hangt: milieu is uit. Het veronderstelde effect is dat de Gap-werving in de eerste helft van de jaren ’90 veel beter loopt omdat mensen milieu een belangrijker item vinden. Er gebeurt in de milieuwereld inderdaad héél veel in de jaren ’90. Milieu raakt zijn onschuld kwijt, ook op het niveau van de consument. Het wordt genuanceerd. Technisch. En de doelgroep van Gap weet dat. Zij weet inmiddels wat de doorslaggevende zaken zijn: autorijden, huis verwarmen, vliegreizen, voeden. De verbeterde rendementen en isolatiewaarden ontgaan haar niet. Zij weet dat de auto sinds de katalysator nauwelijks meer groener werd, dat hard aan die auto gewerkt wordt, dat dat een godsvermogen kost en dat economische en culturele ontwikkeling zwaar tegenwerken. Zij weet dat schonere duurdere benzine het niet haalde, door haarzelf. Zij weet dat een APV benzine slurpt. Zij weet dat de Brentspar gered werd. Ook door haarzelf. Zij weet dat Shell van koers wijzigde. En misschíen weet ze dat plafondhoogtes weer van 2.40 naar 2.60 zijn gegaan. Minder goed voor de EPC, veel beter voor de woonkwaliteit. Ze heeft niet scherp op het netvlies dat door innovaties de voorkeuren van toen (de papieren zak, de glazen fles, de mok, het gescheiden afval; de iconen van de milieu & consumptiestrijd) vaak plaats maakten voor nieuwe winnaars. De glazen yoghurtfles krijgt in ‘90 wél de voorkeur van milieukundigen, maar in 2000 níet. Ze ziet niet direct de patstelling die de begin jaren ’90 ingeslagen milieurichting heeft opgeleverd: per product verbetert de wereld wel, maar voor alles opgeteld, voor de héle economie, geldt dat niet. Zij voelt wél aan dat de milieuwereld is aangeland in andere fase. Het oppervlaktewater is véél schoner. Misschien niet voldoende, maar toch. Ze wantrouwt activisten die dat ontkennen en vasthouden aan de eenvoudige waarheden. Ze ervaart dat ngo’s hun blinde gelijk kwijt zijn. Ze leest dat er weer gebouwd mag worden in landelijk gebied. Na jaren van automatisch gelijk en van groene correcties zijn de milieukrachten weer in evenwicht gekomen met

andere krachten in de samenleving; culturele krachten, economische krachten, innovatiekrachten. Nieuwe politici mogen ronduit stelling nemen tegen het milieu. Tim Dickson (ex-journalist Financial Times, nu European Business Forum, UK) turft al elf jaar de media-aandacht voor duurzaamheid in een leidende Engelse krant. Zijn algemene conclusie: “A lot more media coverage than it used to be”. Er is meer media-aandacht dan begin jaren ‘90. Maar ook: “The ninetees have seen waves and down waves”. Het hangt samen met incidenten en bijvoorbeeld de VN-summits. “The media agenda has been driven by the political agenda”. En: “The mainstream is alarmingly dominant in media. However pamphlets are still very influential”. En: “At this moment4 it’s nowhere on the political agenda, except perhaps in Denmark.” En tot slot: “The battle has not been won between the imperative of sustainable development and the world of shareholder value”. Áls kranten nu al minder over milieu zouden schrijven, komt dat omdat politici het er nu minder over hebben. Maar ze schrijven wél als de Amerikanen de Kyoto-afspraken boycotten. Blijkbaar vindt Nederland dat erg. Vier ex-ministers komen wél in het geweer als groene beleggingen

ten onder dreigen te gaan. Energiemaatschappijen blijven groene stroom aanbieden. 1,3 miljoen huishoudens gaan daarop over. Onzichtbaar en duurder.

4 November 2002

Page 28: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

28

Uit Bestemming Groen (Stichting Natuur en Milieu, 2002) Het milieuprobleem van producten wordt sinds begin jaren ’90 gekend via de milieulast per product, per product-

eenheid of per functie-eenheid. We vergelijken sindsdien milieulast van colaflessen, auto-, trein- of persoonskilometers. Het opmerkelijke is dat de milieulast van producten per functie-eenheid (vaak) de goede kant uitgaat. Radio’s? Vele

malen efficiënter. Geluidsopnames? Van kilo’s naar grammen. Kleding? Lichtere weefsels, lagere wastemperatuur en weinig meer te strijken. So what’s the problem?

The problem is dat het analyse- en stuurstelsel van het productbeleid niet gebaseerd is op het terugdringen van de opgetelde milieulast van materiaal- en energiestromen. Het is niet ingericht op het wezenlijk afnemen van de milieulast

van al die consumptie samen.(…)

Materiaalstromen en energiegebruik in absolute zin blíjven toenemen in ontwikkelde landen. Dit ondanks dat productgerelateerde sectoren minder belangrijk worden voor deze economieën, veel sectoren een vérgaande

miniaturisering en informatisering kennen, de typische levensduur en kennisintensiteit van producten toeneemt, evenals hun recyclinggraad. De absolute toeneming heeft schadelijke gevolgen voor de omgevingskwaliteit, ecosystemen en

daarmee voor de levenskwaliteit van de mens. Dat vinden we ontoelaatbaar. De oorzaak ligt in de interactie tussen techniek, economie en cultuur. Vrijwel ieder individu laat een voortgaand strevenzien om op elk moment te kunnen beschikken over producten en product-dienstsystemen die in zijn behoeften voorzien.

Innovaties, prijsdalingen en inkomensgroei bieden hem de vrijheid dit streven in werkelijkheid om te zetten. De wisselwerking tussen techniek, economie en cultuur wordt ondersteund door waarden en instituties die zich hiernaar

voegen. Het is niet aannemelijk dat de vrijheid, welvaart en innovaties de komende jaren drastisch afnemen. Het is daarom niet aannemelijk dat de aantasting van ecosystemen ten gevolge van materiaal- en energiestromen tot staan

wordt gebracht. Dit legitimeert interventies door belangengroepen als Stichting Natuur en Milieu.

(…) er is nóg een punt en dat heeft verstrekkende gevolgen voor het handelen in de praktijk. Veel producten zijn over een jaar niet meer hetzelfde. Of hun omgeving is dat niet meer. Juist voor milieu interessante producten zitten vaak in

een innovatiestroom: radio gaat van buizen via transistor naar chip en rolt door naar streaming audio. Een glazen yoghurtfles krijgt anno 1990 wel, maar anno 2000 níet de voorkeur van milieukundigen. Flessenrek, boodschappennet

en audiocassette verdwenen. Gloeilamp wordt spaarlamp, halogeen en krijgt gezelschap van LEDs; het fotorolletje wordt flash memory. Draglines worden minimachines.

Productvergroening is een complex veld met veel historie. De nodige uitglijders ook.

Nee, voor veel mensen is milieu niet uit. Het onderwerp is wel zijn onschuld kwijt. En er zijn andere acute prioriteiten.

Voor de mééste gewone mensen is milieu niet uit. Althans volgens vijf van de zes onderzoeken. Een citaat uit Bestemming Groen (SNM): (…) Niet alleen dít legitimeert interventie. Dat doen in onze ogen ook drie onderzoeken van Intomart/EZ, NSDO, Global Action Plan en de Europese Commissie uit 2001 en 2002. Ze tonen aan dat in Europa 75 tot 90% van de burgers door alle inkomensklassen heen zich zorgen maakt over het milieu, dat ze vinden dat milieu, eerder dan economische of sociale aspecten, hun levenskwaliteit beïnvloedt, en dat milieubescherming een zeer hoge prioriteit verdient. Zeker Nederlanders leggen de verantwoordelijkheid hiervoor bij henzelf, bedrijven en overheden. Mensen zijn bewuster maar misschien tegelijk machtelozer dan begin jaren ’90, omdat de eertijds eenvoudige keuzen niet vaak meer opgaan. De doelgroep is empowered, het laaghangend fruit geplukt, maar de euforie daarover is verflauwd omdat het niveau dat er nog wél toe doet buiten de invloedssfeer van individuen valt. Het is opvallend dat aan het begin van de 21e eeuw vier lange-termijn beleidsnota’s schipbreuk leiden. Eén van de weinige die dat niet overkomt is het NMP4. Daar is ook kritiek op, zeker, maar niet in de vernietigende mate als dat de nota Emancipatiebeleid overkomt, de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en het Structuurschema Groene Ruimte. Dit pretendeerden lange-termijn nota’s te zijn, maar komen om politieke redenen niet verder dan het herhalen van al bekende, kleine en onschuldige beleidsstappen. De Kamer én de samenleving rekenen ermee af. Het NMP4 heeft ingezet op transities, structurele wijzigingen die lange tijd in beslag zullen nemen en waarin de rol van de overheid, noch van andere partijen, op voorhand duidelijk is. Dat is organiseren met een lange adem. Met de individuele consument gewoon in zijn natuurlijke rol: bewust consumeren. Het momentum van low hanging fruit lijkt voorbij.

Milieu is niet uit voor grote groepen mensen, maar de problemen waar we nu voor staan, gaan over het handelingsniveau van het individu héén.

Page 29: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

29

Wat doen vier analoge gebieden in de jaren ’90? Als de tijdsgeest zo belangrijk zou kunnen zijn in de verklaring van succes en hapering, laten we dan kijken naar het verloop van analoge, ecologiegeoriënteerde vernieuwingsprogramma’s in de jaren ’90. Wat bereikten zij? Hadden ze ook een dip vanaf ‘96? Ervoeren zij ook de last van een zwenkende overheid of van een volwassen geworden bevolking? Ecologische oevers “Ecologische oevers” komt in Nederland in een vergelijkbaar tijdsgewricht op. Het is een reactie op de betonnen wanden in kanalen en rivieren die niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van ecosystemen. Vissen, vogels, plantjes, amfibietjes en insecten. De partijen hier zijn Rijkswaterstaat en de Waterschappen samen met de grote onderzoeks- en ingenieursbureaus. René Boeters van Rijkswaterstaat, een vroeg-betrokkene, vertelt het volgende ontwikkelingspad.

De overeenkomsten met Gap zijn: een ecologie-georienteerd onderwerp, een vergelijkbare tijdsperiode, het hoogtepunt óók in ’94, óók ministers erbij en initiatiefnemers vragen zich af: wat nu? De verschillen met Gap: een andere doelgroep, het onderwerp is wél opgenomen in beleidsplannen, vele partijen raakten – ook financieel - ingeschakeld , het is overvleugeld door een nieuwe prioriteit, het is geïntegreerd in oeverbeheer en opleidingen, kennisinstituten hebben sindsdien voor technische detaillering gekozen. Het woord Milieuvriendelijk is vervangen door het specifiekere Natuurvriendelijk. (Beide foto’s: Chiel Wollaert, RWS.)

Ecologische oevers Het project begon doordat de decentrale politiek begin jaren ’80 een signaal afgaf dat oevers zo lelijk werden. Stenen werden

gedumpt. Beton. Staal. Afval. In ’85 startte er dan ook een project Milieuvriendelijke Oevers bij de Dienst Weg- en Waterbouwkunde. Ik werd daar tegen mijn zin ingezet. Het leek me saai, maar we hadden een zeer bevlogen projectleider.

Door die Jan Koolen kwamen allerlei experimentjes op gang in het land. De resultaten werden zo spoedig mogelijk beschikbaar gemaakt voor beleidsmakers. Er kwam in 1990 een voorlopig handboek uit bij de CUR.. Er was veel enthousiasme,deels omdat het voor sommige partijen potentieel om veel geld ging. We vergrootten inmiddels de schaal van doelstellingen en experimenten. De 3e nota Waterhuishouding die in ’89 uitkwam stond ineens vol met MVO. Koole was het dus samen met het

hoofdkantoor gelukt om in korte tijd het beleid te bereiken. Het werd afgestemd met het natuurbeleidsplan van LNV en het nationaal milieubeleidsplan van VROM. Begin jaren ’90 werd duidelijk dat ecologisch herstel van onze oevers een serieus

onderwerp geworden was. Er zat een subsidieregeling voor Waterschappen bij. Er kwam meer geld voor research. We hadden een miljoen per jaar en 10 mensen voor onderzoek en advies. Van het handboek verscheen in ’94 een definitieve versie. Er was

toen een groot congres. Minister Maij-Weggen erbij, een happening met meer dan 500 bezoekers. Het werd opgepakt en toegepast, zowel door de Delftse als de Wageningse clubs. In ‘95/’96 gaven we twee jaar cursus aan dienstkringcollega’s. We

zijn toen alle directies in NL afgeweest. De adviesvragen namen toe maar werden ook moeilijker.

Vanaf dat moment gebeurden er een paar dingen. In ’95 kregen we het hoog water op de rivieren. De politieke aandacht verschoof van milieu naar veiligheid.RWS dacht: iedereen weet het nu toch? Elk jaar daarna hadden we wel ergens hoog water

problemen. Tot vandaag aan toe is veiligheid op het hoofdkantoor topprioriteit. Ik denk dat natuurvriendelijke oevers nu als normaal wordt beschouwd. Het is verinnerlijkt bij de oeverbeheerders. Als er ergens een oevers wordt vernieuwd speelt dit itemautomatisch mee. We weten niet goed hoeveel kilometers er uitgevoerd zijn sindsdien. Geen getallen. De subsidie gaat over een paar honderd meter of meer per aanvraag. Volgens mij is het behoorlijk geslaagd. In 15 jaar een hele mentaliteitsverandering. Oevers zijn nu belangrijk en mogen geld kosten. Zelfs een aantal boerenbestuurders in de waterschappen zijn overstag. Het zit

inmiddels in de HBO-dictaten en postacademische cursussen. Het onderwerp had halverwege de jaren ’90 kunnen overlijden. Een paar eigenwijze mensen zetten toen door. Er kwamen geen echte tegenkrachten. Wel is het enthousiasme nu verminderd. Er lopen geen experimenten meer. In ’99 is de derde versie van

het handboek op een congres gepresenteerd. Daar kwamen maar ongeveer de helft van de bezoekers van ’94. Ik heb het ook op buitenlandse congressen gepresenteerd, maar het blijkt toch een specifiek Nederlands probleem en

aandachtspunt. Sommige landen denken: waar héb je het over? De DWW is nog steeds actief op NVO (Milieu werd Natuur) maar vraagt zich af: wat nu? Ze zijn de technische hoek ingedoken.

Er is in 2001 een boekje uitgekomen: “10 jaar ecologische oevers, en wat is nu het resultaat”.

Page 30: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

30

Ecodesign In precies dezelfde tijd loopt Ecodesign, de professionele mix van productontwerpen en milieuwetenschap. Vanaf 1993 komt het op in Nederland. De levenscyclusanalyse is net ontwikkeld in de wetenschappelijke arena. Op diverse plaatsen in Nederland wordt geëxperimenteerd, onder meer bij enkele adviesbureaus, TNO, TU Delft, RU Leiden, UvA en de Academie voor Industriële Vormgeving. Er worden boeken geschreven voor ingenieurs en voor bestuurskundigen. Het parlement wordt ingelicht, onder meer via het Rathenau-instituut. Het is een tijd van persbijeenkomsten, gastcolleges en handleidingen. Software komt beschikbaar. De wetenschap gaat internationaal stevig aan de gang met dataverzameling en standaardiseren van protocollen. Beleidsmakers bij VROM en EZ nemen het concept op in de beleidsplannen. De werkgevers blokkeren het niet. Er komen subsidieregelingen voor ondernemingen. Er ontstaat een vereniging van ontwerpers, wetenschappers en beleidsmakers die zich ermee bezig houden. Kortom, ecodesign is de derde stap, na end-of-pipe (jaren ‘70) en productieproces-maatregelen (Prisma, Cleaner Production, jaren ‘80). Ook voor ecodesign hebben beleidsmakers in ‘94 een S-curve in gedachten. Na de zo succesvolle demonstratiefase mikken ze op het beïnvloeden van een doelgroep van 5000 productgenererende bedrijven in het midden- en kleinbedrijf. Syntens, het innovatienetwerk van EZ, krijgt de opdracht er 1200 te bereiken voor mogelijke interventie. Met bijna 600 bedrijven wordt werkelijk dóórgegaan. Enkele honderden ontwerpadviezen worden weggezet. Een achterwacht van TNO/TUD/Universiteiten/adviesbureaus staat de Syntens-adviseurs inhoudelijk bij. Het geheel wordt grotendeels betaald door VROM en EZ. In tegenstelling tot de natuurvriendelijke oevers, hebben nu, 10 jaar later, velen het gevoel dat de opschaling niet is gelukt. Na drie jaar zijn de subsidies grotendeels teruggedraaid wegens gebrek aan belangstelling. Syntens-adviseurs hebben op het laatst het gevoel aan een dood paard te sleuren. Een gespecialiseerd centrum van TNO en TU Delft heeft grote moeite overeind te blijven. Tom van der Horst van TNO vertelt zijn verhaal.

Overeenkomsten met Gap zijn: een ecologie-georiënteerd onderwerp dat start begin ’90 en hoogtij viert tussen ‘94 en ’97. Happenings. Handboeken. Beleidmakers die alles in stelling brengen om een S-curve te doorlopen. Het wordt vervolgens slechts bij een klein deel van de doelgroep routine. Daarna raakt het uit de publiciteit. Gevoel van teleurstelling bij velen over het achteraf-resultaat. Leidende instituten kunnen zich nauwelijks handhaven.

Ecodesign De hoofdpunten uit een gesprek met Tom van der Horst, één van de grondleggers van Ecodesign in Nederland. De S-curve: “Je hebt niet overal een beeld van. Alles bij elkaar is de vordering genuanceerd. Er zijn met die Syntens interventies successen geweest bij bedrijven, maar veelal gebeurde er niks. De erop volgende VROM-lijn van productgerichte milieuzorg lijkt wél meer succes te hebben geboekt. Isonormen worden aangepakt. Als je goed bij Philips kijkt, heeft een kleine groep nog steeds een grote dagtaak aan het werken aan alles wat in het concern loopt rond ecodesigndoelen, monitoring, greenflagships in elke productlijn, en interventies naar toeleveranciers. Tools worden door steeds meer mensen gebruikt. Bij andere bedrijven hangen de vorderingen erg af van de monitoring. De benchmarkinitiatieven van EZ, de jaarverslagen en de Novem meerjarenafspraken dragen op dat gebied bij. De vraag is of het allemaal maximaal goed verloopt of dat we teveel laten liggen.Voor Nike is ecodesign sinds’98 vooral een publicitair item. Maar bij Océ is het onderdeel van de routine geworden. Ecodesign is wel uit de publiciteit geraakt. Burger/consument: “de laatste tien jaar blijft bij 15 á 30% van de consumenten milieu nog degelijk in aankoopbeslissingen. gft-scheiding doet vrijwel iedereen. Is tenslotte óók gegroeid. Biologisch voedsel nu een item.” De economie/ecologie-verhouding: “de bezuinigingskant die een tijdlang gekoppeld werd aan milieubesparing is verdwenen in de negentiger jaren. Gap appelleerde net zoals de Vrekkenclub aan besparingen, zuinigheid, aan calvinisme. Dat is aan erosie onderhevig. Ik heb weinig mensen van statuur gezien die de soberheidsoefeningen bleven ondersteunen. Minister Alders riep nog op tot het delen van wasmachines. De Boer had het al over onthaasten. Pronk had het helemaal niet over milieu en innovatie. In diezelfde jaren ‘90 heeft Nederland een enorme economische opleving gehad. Ik heb de bezuinigingskant van Ecodesign zien afnemen. Daarvoor in de plaats kwam de méérwaarde voor de onderneming. De kansen kunnen misschien weer toenemen in een periode van recessie bij huishoudens. Zo van: als dan toch besparingen, dan maar paren aan milieuverbeteringen.” De tijdsgeest: Politiek stond alles en iedereen tot 1,5 jaar geleden ondubbelzinnig achter duurzaamheidsstreven. Het mocht gezegd worden, het was een driver voor vernieuwing, het mocht tussen de oren van de massa geplant worden. Sinds een half jaar is enerzijds de klimaatwijziging een belangrijk item, maar óók de Fortuyn-tegenstand. Levenskwaliteit op microniveau is nu kansrijk. Leefbare kleine gemeenschappen. Het combineren van wonen en werken.”

Page 31: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

31

Verschillen met Gap: Een andere doelgroep: productontwerpend ingenieurs en bedrijven. Het mobiliseert velen – ook financieel - waaronder wetenschappers, politici, beleidsmakers, bedrijfs-researchafdelingen, adviesbureaus en intermediairs. Het bereikt de instituties zoals iso-normen en opleidingen. Inhoudelijk veranderen de co-selling items van economische besparing naar meerwaarde voor de onderneming. Energieproductie en chemische installaties Ook bij de ontwerpers van energieinstallaties en chemische bedrijven gaat er in de jaren ’90 het één en ander heen en weer. Martien Tazelaar werkt bij Lloyd’s Register aan veiligheidsstudies, onderhouds- en inspectieplannen van energy en chemical plants. Hij heeft al jaren zicht op dit onderwerp. Martien Tazelaar vertelt.

De overeenkomsten met Gap zijn: een ecologiegeoriënteerd onderwerp dat start begin ’90 en hoogtij viert halverwege de ‘90er jaren. De experimenten krijgen geen vervolg: de overheid neemt het niet op in richtlijnen en er volgt een terugval naar oude situatie. Verschillen met Gap: Het is een andere doelgroep (ontwerpers chemische installaties) en het gaat om een zeer beperkt aantal proeven. Financiën zijn leidend in het beslissingsproces. Globalisering en opheffing marktbeperkingen spelen als overheenstaande macro-ontwikkelingen. Waterkwaliteit “De zalm terug in de Rijn”. In 1987 een onwaarschijnlijk ambitieus doel. Fotografen ontwikkelden immers eind jaren ’70 nog demonstratief hun rolletje in Rijnwater. Die gevoelige vis was al 30 jaar verdwenen. In dertien jaar tijd lukt dat. De Waterwijzer van Verkeer en Waterstaat schrijft het volgende.

Hét grote verschil met Gap is dat de doelstellingen ambtelijk en politiek wordt geborgd middels een actieprogramma, met één helder doel: die vis moet terug. Grappig trouwens dat de reductie van chemische stoffen in onze grote rivieren een sterke knik vertoont halverwege de jaren ’90. Daarná lijkt er niet zoveel meer verbeterd voor de oppervlakkige beschouwer.

Het lijkt erop dat milieugeoriënteerde onderwerpen, als de overheid geacht wordt een rol te spelen, de buit vóór 1996 moeten binnen hebben. Daarna wordt het een zware dobber.

“Om dat te bereiken moest er heel veel gebeuren. Drastische vermindering van lozingen, aanleg van waterzuivering, forse aanscherping van veiligheidseisen aan fabrieksinstallaties, sterke toename van controles, bouw van vispassages, en herstel

van paaiplaatsen in de bovenlopen van zijrivieren(…). In 1987 ontwikkelde de internationale Rijncommissie het zogenaamde Rijnactieprogramma. Het ecologische doel was luid en duidelijk: uiterlijk in het jaar 2000 moest de zalm teruggekeerd zijn

in de Rijn(…). In de herfst van 1993 zwommen tenminste 14 paairijpe zalmen de zijrivier de Sieg op, terwijl in het zijriviertje de Bröl uitgekomen dooierzak larven werd gesignaleerd.”

Chemische installaties Begin jaren ’90 stond Nederland veel meer in het teken van afval- en energiebesparing. We - de plant ontwerpers - dachten allemaal: oei, dit wordt toch wel echt serieus. Dit wordt de richting die het uit gaat met efficiency-eisen en afvalrecycling.

Nu, anno 2002 loont het investeren in afvalreductie en ketenbeheer niet meer. Op de één of andere wijze heeft de overheid die onderwerpen laten vallen.

Neem de nieuwe experimentele kolenvergassingscentrale Demkolec in Noord-Limburg, Buggenum, vlakbij Roermond. Ze

maken daar met vergassingstechnologie synthesegas. Het was volgens mij een samengaan van Shell, VROM en veel andere bedrijven. Ik was er projectleider vanuit Hoek Loos. Sinds de privatisering en de niet dóórzettende overheidseisen is de

centrale eigenlijk te duur geworden. Het is dat het in deze concurrentietijden voor elke operator loont om een relatief dure site in bedrijf te houden, hij is al blij met elke productielocatie die hij kan krijgen. Daarom is de centrale na het

experimentstadium commercieel overgenomen en draait ie.

Nog zo’n voorbeeld: biodiesel of ontzwavelde diesel. Het is te duur. Er is wel een poging gedaan door partijen. Die hebben zich ermee in de vingers gesneden. EC is belangrijker geworden voor het Nederlands energie- en milieubeleid. Het huidige

kabinet (Balkenende 1) zal het alleen maar laten verslechteren. Op dit moment komen we in NL zelfs niet meer tot experimenten. In het buitenland is het overigens volgens mij nog veel erger. Duitsers verbranden het liefst kolen en

bruinkool.

Ieder rekent natuurlijk: what’s in it for me. Nu worden de kosten van milieu toch weer op de belastingbetaler afgewenteld.

Page 32: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

32

Verandert VROM van koers? Velen verwijzen naar een omslag bij VROM halverwege de jaren ’90. VROM had tenminste twee programma’s rond gedragsbeïnvloeding. Het Nationale Milieubeleidsplan (NMP4), dat in 2001 verschijnt, besteedt een paar paragrafen aan burgers, maar heeft het niet als leidend thema. Waarom is dit plan wel op transities geënt, een visie die welbeschouwd pas nét ontwikkeld was, en niet op het beïnvloeden van consumenten, zoals programma’s als ETP en Perspectief voorstonden? Zowel Frans Vollenbroek - één van de schrijvers van voorbereidende documenten - als Ralph Brieskorn - lid van het NMP4-schrijversteam - stellen dat de burger nooit centraal heeft gestaan in het NMP4, ook niet in voorlopige versies. Ralph Brieskorn: “Er waren wel krachten aan het werk om die burgerbeïnvloeding prominent erin te brengen. Maar de burger alléén is te mager. We vonden een concept dat tegelijkertijd álle partijen adresseert sterker dan een concept waarbij pas na beïnvloeding van burgers, de omringende partijen hun gedrag zullen gaan aanpassen: de producenten die het signaal opvangen en daarna de overheid.” (…) “De minister heeft duidelijk gestuurd in het NMP4 en wilde persé de politieke verantwoordelijkheid erin hebben. Met het concept van transities kon dat. Het werd stevig omarmd. Het gaf een visie op samenwerking tussen maatschappelijke organisaties, bedrijven en overheid. Dat is een kortere weg” (…) Eén en ander laat de ambities van VROM na ‘95 draaien. In ‘97 wordt haar invloed en ambitie zeer expliciet aan de orde gesteld in een artikel van Houtsma en Van der Schot (“Het win-win dogma van een machteloze milieuminister”, Intermediair, juni 1997). De strekking is dat de samenleving het bedrijfsleven heilig verklaart en de overheid in lijn daarmee uit ten treure op zoek is naar win-win-situaties. Dat belangen soms écht tegengesteld zijn en dat in zo’n situatie soms iemand moet uitmaken welke kant het uit moet, behoort dan tot het onnoembare. Gezien vanuit Peter van Luttervelt’s positie zag het er als volgt uit. Peter vertelt.

1. Ik heb niet gelobbied. Dus hadden andere krachten vrij spel. 2. De nieuwe DG Hans Pont reorganiseerde. Het moest kleiner. In ’96 kwam er een stop op structuursusbsidies voor

ngo’s. Ook voor Gap. 3. Velen die voor ons belangrijk waren vertrokken bij VROM. Keijzers naar Nijenrode. Van Kempen, de strateeg bij

Bestuurszaken , naar de VNG. Zijn naaste medewerker, Bos, naar SNM. Paul de Jongh was uitgeschakeld door ziekte. Daardoor en door Pronk ontstond er ruimte voor techneuten. Die zoeken dingen buiten hun eigen verantwoordelijkheid.

4. EZ en Financiën zaten op vergroening via Belastingwetwijziging. Groen beleggen. 5. We kregen last van de milieuorganisaties. We waren tussen ‘94 en ‘97 heel succesvol. Dat stak. Zij kiezen een vrije rol

zonder commitment. Wíj committeerden ons wél. We werden op een gegeven moment overal genoemd. Er kwamen dus contrakrachten op.

6. De EU werd sterker. Milieu werd meer door Brussel gedicteerd. 7. Kok kwam binnen en had niets met duurzaamheid. Enkel werkwerkwerk. 8. De Meerjarenafspraken (branches) en benchmarkconvenanten (grote e-verbruikende ondernemingen) kwamen bij EZ.

Page 33: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

33

Over deze rolverandering – ook op milieugebied - wordt zelfs anno 2003 nog zéér verschillend gedacht, ook binnen bedrijven. Terwijl Proctor & Gamble antwoordt op de vraag naar de rol van de overheid: “level playing field creëren en de patentwetgeving beschermen. Dat is het. De rest rond duurzaam ondernemen doen we zelf wel”, stelt Norsk Hydro – bezig met het de waterstofeconomie op IJsland - onomwonden: “We must not let us put in the position that governments tend to have evacuated during the last few years.(…) There’s a serious lack of governmental institutions to make a government able to play their roles properly”5.

VROM verandert halverwege jaren ’90 inderdaad van koers. In visie, personele opbouw, ambitie en planningsrichting. Het NMP4 betekent niet de borging voor gedragsbeïnvloeding. Er ontstaan daardoor vanuit de landelijke overheid geen instituties die het concept ETP nieuw leven inblazen.

Hebben mensen gewoon geen tijd meer? Ecoteams zijn afhankelijk van de tijd van vele vrijwilligers. Daaronder veel vrouwen. Wat gebeurt er met deze groep tussen ’90 en ’02? Schuldenlast Allereerst staat de Nederlandse economie er aan het eind van de decade totaal anders bij dan aan het begin. Opvallend is de schuldenlast. Zo stijgt vanaf ‘96 de huizenprijs met maar liefst 150% méér dan ieders inkomen; de schuld van huishoudens als percentage van hun gezinsinkomen verdubbelt tussen 1990 en 2002. Dit maakt de situatie bij Gap’s doelgroep rond werken en inkomen minder relaxt. Werkeloosheid De werkeloosheid stijgt begin jaren ’90 tot bijna 480.000, om vervolgens te dalen naar een all-time low van 140.000 in januari 2001. Arbeidsparticipatie In de jaren ’90 stijgt dan ook de arbeidsparticipatiegraad van vrouwen. Tussen 1998 en 2001 nemen bovendien de WAO-uitkeringen voor vrouwen aanzienlijk toe (22% in vier jaar!). Hier zitten veel burn-outs bij, met als hoogste trefkans hoogopgeleide vrouwen.

Dit zijn sterke indicaties dat vanaf ‘95 de rek eruit raakt bij de mensen waar Gap uit put.

5 Beide citaten zijn afkomstig van lezingen van beide bedrijven op het “Third Euro Environment” in Denemarken, 2002.

Werkeloosheid Nederland

0100.000200.000300.000400.000500.000600.000

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02

Arbeidspartcipatie vrouwen (%)

4042444648505254

'91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01

Page 34: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

34

Ledental ngo’s Het is opvallend hoe in de negentiger jaren de natuur- en milieuorganisaties groeien. Sinds ’91 houdt Vara’s Vroege Vogels de stand jaarlijks bij voor inmiddels zo’n 100 organisaties. Van Varkens in nood en Vlinderstichting tot aan IJsselmeervereniging, Brabants Landschap en ENFB. In elf jaar stijgt het ledental met maar liefst driekwart: van 2,3 naar 4,1 miljoen. Bovenaan staat Vereniging Natuurmonumenten met 960.000 leden. Daarachter Wereldnatuurfonds met 825.000. Greenpeace op drie met bijna 700.000.

De rek is er misschien uit voor de tijdsbesteding, de motivatie lijkt er niet minder om te worden.

Nóg meer hypothesen? Er is tijdens gesprekken en bestudering van bronnen nog een groot aantal andere hypothesen naar boven gekomen. Een selectie van niet-uitgezochte hypothesen staat hieronder. Het is duidelijk dat er veel krachten aan het werk zijn geweest die doorwerkten op het succes van het ecoteamprogramma. Ze staan op de volgende pagina nog eens chaordisch bijeen.

Donateurs natuur- en milieu-organisatiesin Nederland (miljoen leden)

2

3

4

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

Donateurs natuur- en milieu-organisatiesin Nederland (miljoen leden)

2

3

4

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

Enkele niet-nader uitgezochte hypothesen Er is geen overtuiging meer: aan de deur ontbreekt de twinkel in de ogen die de eerste groepen wervers wél hadden. We moeten meer met andere partners samenwerken i.p.v. zoveel alleen te doen Er was frictie met locale centra, o.a. bij Den Haag Ecostad slurpte Gap er véél geld op Er was te weinig geld: Ecoteams brengen maar een marginaal bedrag in. De werkelijke kosten van ecoteams bedragen

zo’n duizend euro per team Gap heeft voor de Maatschappelijk-verantwoord-ondernemen-stroom uitgelopen. Gap had niet voldoende door dat

bedrijfsmotieven verschillen van die van particulieren Gap had het ondeugdelijk wereldbeeld dat ecoteams zodanig mooi, goed, verheven, nodig zijn dat iedereen gaat

meedoen. Dat is helemaal niet zo. In de ogen van de doelgroep is het één van de tientallen leuke dingen die je kunt doen

Je stuit op natuurlijke grenzen. Het kost teveel tijd en inspanning om een avond te regelen dat zeven mensen bijeen komen. De rendementen van straatacties zijn één procent. 100 maal bellen voor één deelnemer. Dus 700 keer voor een team

Er is niet via alle hoeken op de burgers afgevuurd: in campagnes, op tv Eind jaren ’90 raakt de verhouding man-vrouw verstoord in de centra. Die is echter cruciaal voor ‘t wervingsresultaat De managementstijl was zeer extern gericht, waardoor intern niet stevig genoeg is aangestuurd We hebben ons te weinig gerealiseerd dat we een people’s business zijn. Het businessplan was te prestatiegericht. En

regiomanagers gingen te optimistische plannen schrijven Er is te weinig actiereden in NL. In Roerdalen werd een vuilverbranding gepland. Ineens hadden we er heel veel

teams! Een tijdlang heerste er een diffuse organisatie: organieke én geografische meldpunten bestonden gedurende een jaar

naast elkaar. Die onduidelijkheid was niet goed. Gemiste innovatie. We hadden een enorme slag kunnen maken met maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Helaas is dat niet gebeurd. Door tijd, targets, personen. We waren lange tijd teveel op Den Haag gericht: andere initiatieven hadden in de ogen van regionale centra meer

effect dan Gap. Gap is vooral een publiciteitsmachine. De inhoud is te dun.

Page 35: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

35

Stress bij deelnemers(werk, zorg, reizen, ...)

Behoefte aan binding met buurt

Huizenprijzen

Arbeidsparticipatievrouwen

WerkloosheidAantal natuurrampen

Druk doormilieuorganisaties

Wereldbeeld jongere(instroom doelgroep)

Wereldbeeld bestaandedoelgroep (empowermnt)

Goede ervaringen van deelnemers

Slechte ervaringen van deelnemers

Documentaires enartikelen over GAP

Geld voor de teams

Geld voor de coaches

Aansprekendheid handboek

Kwaliteit terugkoppelingnaar de teams

Aansprekendheidwervende mensen

Kwaliteit coaches

Interesse politiciin milieu

Publieke Interesse in milieu

Resultaatverplichtingregiomanagers

Teams met vrienden

Krapte op arbeidsmarkt

Behoeften van gemeentes

Kosten Ecoteams

Belang van meetbaarheid

Sabbatical leider

Strakke format boek

Werving dicht bij huis

Maatschappelijkverantwoord ondernemen

Samenwerkingandere partnersAanwenden

( andere) media

Betrokkenheidbedrijven

Belang regio’s vs Den Haag

Onrustige financiering

‘t wordt steeds

professionelercirkel

--

+

+

Inspirerende resultaten

cirkel

Versterkingvan het individu

cirkel

-GEEN tijd

cirkel

Financiële onrust cirkel

Aantal Ecoteams

Spanning tussen dynamiek van vrijwilligers en

diverse instituties

Vrije tijd loopt terug

GAP is een vehikel voor derden om hun

doelstelling te bereiken

Concurrentie door andere maatschappelijke

items

Samenleving gaat anders om met

(werken in) groepen

Gap’s informatie over milieuzaken sluit niet aan bij behoeften van burger

Gap zit teveel bovenop haar product

Overmatig optimisme werkt demotiverend

Stress bij deelnemers(werk, zorg, reizen, ...)

Behoefte aan binding met buurt

Huizenprijzen

Arbeidsparticipatievrouwen

WerkloosheidAantal natuurrampen

Druk doormilieuorganisaties

Wereldbeeld jongere(instroom doelgroep)

Wereldbeeld bestaandedoelgroep (empowermnt)

Goede ervaringen van deelnemers

Slechte ervaringen van deelnemers

Documentaires enartikelen over GAP

Geld voor de teams

Geld voor de coaches

Aansprekendheid handboek

Kwaliteit terugkoppelingnaar de teams

Aansprekendheidwervende mensen

Kwaliteit coaches

Interesse politiciin milieu

Publieke Interesse in milieu

Resultaatverplichtingregiomanagers

Teams met vrienden

Krapte op arbeidsmarkt

Behoeften van gemeentes

Kosten Ecoteams

Belang van meetbaarheid

Sabbatical leider

Strakke format boek

Werving dicht bij huis

Maatschappelijkverantwoord ondernemen

Samenwerkingandere partnersAanwenden

( andere) media

Betrokkenheidbedrijven

Belang regio’s vs Den Haag

Onrustige financiering

‘t wordt steeds

professionelercirkel

--

+

+

Inspirerende resultaten

cirkel

Versterkingvan het individu

cirkel

-GEEN tijd

cirkel

Financiële onrust cirkel

Aantal Ecoteams

Spanning tussen dynamiek van vrijwilligers en

diverse instituties

Vrije tijd loopt terug

GAP is een vehikel voor derden om hun

doelstelling te bereiken

Concurrentie door andere maatschappelijke

items

Samenleving gaat anders om met

(werken in) groepen

Gap’s informatie over milieuzaken sluit niet aan bij behoeften van burger

Gap zit teveel bovenop haar product

Overmatig optimisme werkt demotiverend

Gap in de jaren ’90: veel krachten, veel invloeden, veel beweging

Page 36: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

36

| 4. Reflectie | Global Action Plan Nederland bereikt van’91 tot en met ’01 met honderden betrokkenen tienduizend huishoudens die in actie komen en zo 25 kiloton CO2 besparen, elkaar vinden in groepen, hun kracht (her)vinden en bijeffecten veroorzaken als speeltuinen en wijkverbeteringen. Het int hiertoe 4.7 miljoen euro subsidie uit vele hoeken en gaten. Binnen Gap internationaal wordt Nederland leidend in aantallen teams, samenwerking met gemeenten en onderzoeken die door steun van ministeries worden verricht. Het ecoteamprogramma is voorts uniek op drie punten: het brengt voor het eerst meetbare resultaten van gedragsverandering in beeld. Het feedbacksysteem wat

daarvoor ontwikkeld is, is zelfs voor Gap internationaal uitzonderlijk; daarnaast blijkt de gedragsverandering succesvol en duurzaam. Het leidt tot werkelijke internalisering van

gedragsverandering. Voor ruim 10.000 huishoudens is milieu grijpbaar gemaakt dankzij het ETP; tot slot is de wijze waarop Gap geopereerd heeft, met een mix van een professionele methode en een leger

enthousiaste vrijwilligers, uniek. Er zijn honderden vrijwilligers geactiveerd. Gedragsverandering van burgers is op de kaart gezet door Gap. Het is moeilijk aan te tonen, maar er zijn signalen dat Gap in dat opzicht trendzettend is geweest. Blijft de vraag waarom het opschalen niet lukte. Het antwoord is niet eenduidig. Er waren véle krachten. Wel waren sommige veel invloedrijker dan andere. De werving is altijd een probleem geweest. Teams ontstonden niet zomaar uit teams. In de tijd dat persoonlijke en bestaande netwerken werden benut, bijvoorbeeld vrienden en vrouwenorganisaties, liep het veruit het beste. Het sloot aan bij bestaande groepsstructuren en voor deelnemers was Gap een vehikel om in hun behoeften te voorzien. Welke dan ook. Vrouwen vonden ontwikkeling en reïntegratie. Mensen leerden hun buurt kennen. Deep Greens konden hun milieuverlangens omzetten in daden. Mensen die zich zorgen maken konden wat doen. Voor velen waren de randeffecten daarbij nog interessanter dan de milieubesparing zelf. Latere pogingen om van bevriende netwerken over te stappen op andere netwerken waren niet succesvol. Deze netwerken, zoals van energiebedrijven en gemeentes, hebben een minder persoonlijk karakter, de drempel voor groepsvorming blijkt véél groter en de dynamiek van instituties is heel anders dan van vrijwilligers. Halverwege de jaren ’90 draait milieu intussen in de samenleving. Beleidsmakers richten hun blik voortaan op transities, netwerkinnovaties. Burgers zijn inmiddels geïnformeerd en vinden de informeringsstrategie van Gap niet meer prikkelend. De motivatie van burgers neemt niet af, wel hun beschikbare tijd. Een nieuwe generatie komt op met weerstand tegen groepsvorming. Empowerment zit er bij hen al ingegoten. Gap krijgt signalen maar verzet zich tegen aanpassing van drie peilers van het ecoteamconcept: de groepswerkwijze, het handboek en milieu. Derden mochten daar niet aan tornen. Ze mochten het concept bijvoorbeeld niet aanpassen aan hun regionale ervaring. Zodoende werd het onderwerp niet van iederéén. Het bleef van Gap. Gap heeft wel geïnnoveerd in de distributiewijze, maar de drie pijlers zijn tot in december ’99 nooit aangepakt. Er zijn tekenen dat de starheid locale partners demotiveerde. Door maar met één format te werken zijn groepen mensen gemist die moeite hadden met de groepen of met de tijdsintensiviteit. Waarom is de lat van opschaling zo hóóg gelegd? Het creëerde een chronische ontevredenheid, zeker op decentraal niveau. Het voortdurend naar beneden bijstellen van verwachtingen en het voortdurend te rooskleurig voorstellen van resultaten brengen schade toe aan al die mooie dingen die er wél gebeurden. Het demotiveert. Het concept empowerment is sterk, maar heeft zijn grenzen. De stelling dat de roll-out achterbleef door financiële onrust tot ’99 is niet sterk ondersteund in dit verhaal. Gap Nederland werkte inderdaad “met anderhalve man en een paardenkop”, maar wist met diezelfde bezetting in de beginperiode fantastische resultaten te behalen. Enkele analoge milieugeoriënteerde programma’s hebben een opvallend met Gap vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt in de jaren ’90. Ook daar is milieu niet zozeer uit, het is gedraaid. De hele samenleving lijkt wondersnel meegedraaid te zijn. We hebben aanleiding te veronderstellen dat ETP anno 2003 nog steeds mensen aanspreekt. Misschien niet heel Nederland, maar toch grote groepen, zowel in beleidskringen als bij consumenten. De vraag is hoe de toekomst van dit concept eruit moet zien. Moet het aansluiten bij de nieuwe grote lijnen? Weg van het laaghangende fruit?

Page 37: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

37

Of moet het wel dat microniveau houden maar zeer specifiek toesnijden op de nieuwe omstandigheden van groepen betrokken burgers? Wijkkwaliteit? Veiligheid? Landelijk gebied? Andere zaken die de toekomst van onze situatie bedreigen? Feit blijft dat ook binnen een visie als transities zowel de burger als de consument in hun natuurlijke rol worden aangesproken en dat weinigen daarvoor een concept voorhanden hebben.

Page 38: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

38

| Bijlage: Chronologie Gap Nederland | 86: The First Earth Run 88: De geboorte van het idee ecoteam-programma in een gesprek tussen Gershon, Bessie, Peter en anderen 91: Oprichting Stichting GAP Nederland (maart ’91) Peter van Luttervelt en Francoise Poll in dienst (okt-sep ’91) en start in Delft Eerste 25 teams aangemeld (eind ’91) 92: Eerste werkboek wordt gedrukt (jan ’92) en voor 15 gulden verspreid Eerste 40 teams programma doorlopen (eind ’92) 93: Verhuizing naar Prins Hendrikstraat Nazomer ’93: tweede werkboek komt uit Start samenwerking met Milieukwartet, KA en VvT 94: Start GAP-Centrum bij Den Haag Ecostad en in Eindhoven Maart/april: indiensttreding van Miranda van Kuik (werkboek, nieuwsbrief, later programmaontwikkeling), Conny Voordendag (interne organisatie), David de Vriend en Valika Smeulders (opzetten distributieorganisatie) Derde versie werkboek met handleiding voor coaches, nieuwe huisstijl komt uit; kost nu 35 gulden 95: Verhuizing van Merlestraat, Den Haag Door misverstand minder subsidie Pont als nieuwe DG bij VROM: exploitatiekorting Longiditunaal onderzoek van Harland en Staats aangeboden aan Pont Omslag naar lokaal georiënteerde organisatie Juli: einde centra Milieukwartet en KA, Mariette Elshoud en Isis Saris gaan over naar Gap Nederland Eerste Turkse ecoteam 96: Poging tot overstap naar realistische doelstellingen Jan Meijer in dienst om feedbacksysteem op te zetten 97: In juli wordt subsidie gehalveerd: zes mensen ontslagen: de klad komt in begeleiding van gemeenten Novem: onderzoek naar distributie via gemeente 98: duizendste ecoteam gevierd in Diligentia met o.m. Nijpels Op de rand van financiële afgrond, afbouwplan wordt gemaakt Dec: André Engelbertink schrijft vijfjarenplan op basis van doorgetrokken curve en efficiencyslagen Jan Turk, eerst gedetacheerd, later in dienst 99: De herrijzenis April: Voorjaarsreceptie “Grote Stijl” in Rabobank Nederland in Utrecht, Verkiezing EcoTeam van het jaar. eerste Ecoteamprogramma op de werkplek wordt gelanceerd. Rabobank Oosterhout heeft primeur met speciaal Rabobank-ecoteamprogramma, SG Van Wijnbergen bij lancering April: Conny Voordendag vertrekt, André Engelbertink als directeur in dienst Mei: vijfjarensubsidie wordt toegekend om programma op te schalen en te professionaliseren. Juni: Start met nieuwe centra (Twente, Groningen, Leeuwarden) en uitbouw Werkplekprogramma (Ellen van de Adel in dienst). Stroomlijning bestaande centra, locale stichtingen worden opgeheven. Een nationale nieuwsbrief met locale inlays. Eerste inhoudelijke diversificatie van het ETP concept; December: Berber de Haan in dienst 00: Januari: aanbieding vierde versie van het werkboek (kost nu 75,-) aan minister Jorritsma van EZ Groei naar tien regiomanagers en tien centra Afronding pilot Dubo-programma Start invidueel programma EcoSteps Ontwikkeling Milieugedragsscan Summerschool bij de Kaag om oude en nieuwe staf te integreren Najaar: Onderzoek GeoMarktprofiel: nog veel terrein te ontginnen in Nederland Ontwikkeling Kinderen anders naar school (KANS) samen met 3VO Sabbatical Peter (sept ’00, anderhalf jr na de herstart! Enigszins moeite zich los te weken) April: Christine freelance, later in dienst Miranda Kuik weg, Annet van Hoorn volgt haar op in programmaontwikkeling Ontwikkeling internetvariant (wordt later gestopt) 01: April: Peter komt terug Dubo-programma wordt Duurzaam Wonen (DuWo) programma; eerste pilot in Dongeradeel Start Wijkprogramma (Eco10) in Haren en Tilburg Vernieuwde start Allochtonenprogramma in drie steden

Page 39: GAP Nederland - Fragmenten van het Verleden

39

Start Het Nieuwe Rijden (simulator) Start EcoTeam Programma voor Sleutelfiguren in zorg, onderwijs en sportsector Start programma Westerkwartier in vier gemeentes in Groningen Eind van ondersteuning vanuit MAP-middelen. Zomer: werving steeds minder effectief. Eerste centra sluiten; veldstaf loopt terug in 2001 van 38 naar 25, Diederik en Mariette van locale centra gaan in Den Haag werken. Eerste partner neemt staf over; CNME Gelderland Eerste buitenlandproject in Rusland samen met GAP Internationaal 02: Focus op projecten Laatste regionale centra worden gesloten Licenties aan 2 nieuwe regionale partners die 2 medewerkers in dienst nemen Start Oikos Programma voor kerkelijke achterban Start Sporters sparen energie samen met Barataria Ontwikkeling de Buurtontwikkelaar als nieuw instrument voor de wijk samen met A2 Stadsadviseurs 1 juli: van 25 naar 15 medewerkers najaar: Start Programma Ruimte Maken (eerste programma dat niet direct over milieu gaat) in tien steden samen met SME-Milieuadviseurs Start Zwerfvuilprogramma in zestien steden Start Stichting Tien in de wijk met SME-Milieuadviseurs, Barataria en Stichting Collusie Start nieuw wijkprogramma in Rotterdam Tweede internationaal project in Roemenië en Bulgarije 03 Gap brengt nieuwe programma’s volledig onder bij derden.