194
Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2009-2010 DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in Management en beleid in de gezondheidszorg Door Caroline Ameloot en Charlotte De Laere Promotor: Prof. Dr. Annemans Co-promotor: Prof. Dr. Vogelaers

DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

  • Upload
    others

  • View
    3

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2009-2010

DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN

HET CHRONISCH

VERMOEIDHEIDSSYNDROOM

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Management en beleid in de gezondheidszorg

Door Caroline Ameloot en Charlotte De Laere

Promotor: Prof. Dr. Annemans

Co-promotor: Prof. Dr. Vogelaers

Page 2: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 3: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2009-2010

DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN

HET CHRONISCH

VERMOEIDHEIDSSYNDROOM

Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van

Master in Management en beleid in de gezondheidszorg

Door Caroline Ameloot en Charlotte De Laere

Promotor: Prof. Dr. Annemans

Co-promotor: Prof. Dr. Vogelaers

Page 4: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

IV

ABSTRACT

De aandoening chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) kent zowel

gevolgen op economisch als psychosociaal vlak. Hierover is slechts

weinig wetenschappelijke literatuur voor handen.

Deze masterproef heeft verschillende doelstellingen. Vooreerst wordt

een overzicht aangereikt betreffende de meest recente

wetenschappelijke literatuur van CVS. Bovendien worden de kosten

inzake de medische consumptie en het verlies aan productiviteit op

basis van de meest recente eenheidsprijzen berekend. Tot slot wordt

nagegaan in welke mate de duur van de aandoening de variantie in

medische consumptie, het verlies aan productiviteit en de kwaliteit

van leven verklaart. Hierbij wordt vertrokken van de volgende

onderzoekshypothese: hoe langer de duur van de aandoening CVS,

hoe lager de medische consumptie, hoe hoger de productiviteit en

hoe hoger de kwaliteit van leven.

In de referentiecentra voor CVS te Gent, Antwerpen en Leuven en

via huisartsen werden patiënten gerekruteerd die gediagnosticeerd

werden met CVS en in de afgelopen drie maanden contact hadden

met een referentiecentrum. Dit leidde tot een homogene steekproef

van 104 patiënten. Elke patiënt vulde vier vragenlijsten in waarbij

gepeild werd naar de algemene gegevens, de medische consumptie,

het verlies aan productiviteit en de kwaliteit van leven.

De gemiddelde kost voor medische consumptie en verlies aan

productiviteit per persoon per drie maanden bedraagt respectievelijk

830,25 en 8047,59 euro. De kwaliteit van leven bij CVS-patiënten is

significant lager dan bij een steekproef met gezonde personen. Ten

slotte wordt de variantie in de medische consumptie, het verlies aan

productiviteit en de kwaliteit van leven niet verklaard door de duur

van de aandoening.

Aantal woorden masterproef: 28519 (exclusief dankwoord, bijlagen

en bibliografie)

Page 5: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

V

INHOUDSOPGAVE

ABSTRACT ..................................................................................... IV

INHOUDSOPGAVE ......................................................................... V

WOORD VOORAF ....................................................................... VIII

ALGEMENE INLEIDING ................................................................. 1

HOOFDSTUK 1:

CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM ............................ 5

1 Inleiding ..................................................................................... 5

2 Definitie/criteria van CVS ........................................................ 7

3 Epidemiologie .......................................................................... 11

4 Referentiecentra voor CVS .................................................... 13

5 Behandeling van CVS ............................................................. 15

5.1 Cognitieve gedragstherapie (CBT) ................................... 16

5.2 Graduele oefentherapie (GET) ......................................... 21

5.3 Andere mogelijke therapieën ............................................ 21

HOOFDSTUK 2: IMPACT VAN CVS OP PRODUCTIVITEIT,

MEDISCHE CONSUMPTIE EN KWALITEIT VAN LEVEN ...... 24

1 Inleiding ................................................................................... 24

2 Impact van CVS op productiviteit ........................................ 26

3 Kosten van medische consumptie .......................................... 30

3.1 Determinanten voor gezondheidszorggebruik .................. 30

3.2 Kosten voor gezondheidszorggebruik bij CVS-patiënten 32

3.3 Kosten van de therapieën ter behandeling van CVS ........ 36

3.4 Kosteneffectiviteit van de therapieën ............................... 42

3.5 Medicatiegebruik .............................................................. 43

3.6 Perceptie patiënten over de gezondheidszorg ................... 46

Page 6: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

VI

4 KWALITEIT VAN LEVEN .................................................. 49

4.1 Algemeen concept „kwaliteit van leven‟ .......................... 49

4.2 Predictoren van gezondheidsgerelateerde kwaliteit van

leven .......................................................................................... 50

4.3 Impact van behandelingen op kwaliteit van leven ............ 53

4.4 Psychologische stress ....................................................... 54

4.5 Sociale steun ..................................................................... 55

4.6 Coping .............................................................................. 56

HOOFDSTUK 3: EMPIRISCH ONDERZOEK .............................. 60

1 ONDERZOEKSHYPOTHESEN .......................................... 60

2 DATACOLLECTIE EN STEEKPROEF ............................. 60

3 ONDERZOEKSDESIGN, VARIABELEN EN

MEETINSTRUMENTEN .............................................................. 62

4 RESULTATEN ....................................................................... 63

4.1 Beschrijvende statistiek .................................................... 63

4.1.1 Algemene vragenlijst .................................................... 63

4.1.2 Vragenlijst „medische consumptie‟ ............................... 68

4.1.3 Vragenlijst „ziekte en werk‟ .......................................... 79

4.1.4 Vragenlijst „ kwaliteit van leven‟ .................................. 83

4.2 Financiële en psychosociale gevolgen .............................. 85

4.3 Hypothesetesten ................................................................ 97

4.3.1 Histogram ..................................................................... 97

4.3.2 Normaalverdelingdiagram ......................................... 102

4.3.3 Correlatie ................................................................... 105

4.3.3.1 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en

„medische consumptie‟ ................................................... 106

4.3.3.2 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en

„verlies aan productiviteit‟ .............................................. 107

4.3.3.3 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en

„kwaliteit van leven‟ ....................................................... 109

4.3.4 Enkelvoudige lineaire regressie ................................. 110

4.3.4.1 Medische consumptie ..................................... 111

4.3.4.2 Verlies aan productiviteit ................................ 112

4.3.4.3 Kwaliteit van leven ......................................... 113

Page 7: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

VII

4.3.5 Meervoudige lineaire regressie .................................. 114

4.3.5.1 Medische consumptie ..................................... 114

4.3.5.2 Verlies aan productiviteit ................................ 115

4.3.5.3 Kwaliteit van leven ......................................... 116

HOOFDSTUK 4: CONCLUSIE .................................................... 119

HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE ....................................................... 122

1 Vergelijking literatuurstudie – empirisch onderzoek ....... 122

2 Kritische reflectie .................................................................. 127

3 Voordelen en beperkingen onderzoek ................................ 129

4 Aanbevelingen verder onderzoek ........................................ 130

LIJST VAN FIGUREN

LIJST VAN TABELLEN

LITERATUURLIJST

BIJLAGEN

OPVOLGINGSDOCUMENTEN

Page 8: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

VIII

WOORD VOORAF

Het schrijven van deze masterproef was een opdracht van lange

adem en vormt de kroon op onze opleiding als „Master in

Management en beleid van de gezondheidszorg‟. We richten graag

onze oprechte dank tot iedereen die ons direct of indirect heeft

gesteund bij het realiseren van deze eindverhandeling. Toch maken

we van deze gelegenheid gebruik om specifiek een aantal mensen te

bedanken voor hun rechtstreekse bijdrage tot dit resultaat.

Vooreerst is Prof. Dr. Annemans onze bijzondere dank verschuldigd.

Als promotor van deze masterproef stond hij steeds klaar om ons het

nodige advies en nauwgezette kritische bedenkingen te geven. Deze

strikte opvolging was van erg groot belang voor het bereiken van het

gewenste resultaat.

Daarnaast willen we co-promotor Prof. Dr. Vogelaers hartelijk

danken voor de kritische, praktijkgerichte reflectie en de praktische

hulp voor de opzet van het empirisch onderzoek.

In het kader van het empirisch onderzoek richten we een speciale

dank aan dhr. De Munck, vertegenwoordiger van het Syndicaat van

Vlaamse Huisartsen, de meewerkende huisartsen en de

referentiecentra te Gent, Leuven en Antwerpen. Hun bereidwillige

medewerking stelde ons in staat om verschillende regio‟s te bereiken

en de steekproefgrootte aanzienlijk uit te breiden.

Verder danken we onze familie voor de vele momenten van

verheldering, steun en ontspanning tijdens de stresserende periodes.

Doorheen al de jaren hadden zij in ons vertrouwen en waren ze onze

steun en toeverlaat in de woelige studententijd.

Ten slotte richten we onze dank tot de medestudenten en onze

partners Niels en Sören. Ook hun begrip en bekommernis gaven ons

steeds opnieuw een extra stimulans tot doorzetting en volharding.

Hartelijk dank voor jullie bijdrage!

Caroline Ameloot – Charlotte De Laere

Page 9: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Algemene inleiding 1

ALGEMENE INLEIDING

Het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) is een vaak

voorkomende, maar een door de maatschappij onvoldoende erkende

en vaak verkeerd geïnterpreteerde chronische aandoening. Het

rapport van het Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg

(2008) concludeert dat er ongeveer 20000 Belgen lijden aan CVS.

Onderzoek uit de VS toont aan de aandoening gemiddeld vijf jaar

duurt, maar de symptomen kunnen tot twintig jaar lang aanhouden

(Reynolds, Vernon, Bouchery, & Reeves, 2004).

Wetenschappelijke studies (Jason, Torres-Harding, Taylor, &

Carrico, 2001; King & Jason, 2005) tonen aan dat de pathologie CVS

een moeilijk te definiëren concept is. Volgens Jason et al. (2001)

liggen hiervoor diverse redenen aan de basis, zijnde: de causale

agenten zijn ongekend, de lichamelijke symptomen zijn divers en de

bestaande diagnostische testen zijn nog te weinig specifiek1

en

sensitief2. Ondanks dit alles probeert men toch een aantal criteria

vast te leggen, opdat potentiële patiënten herkend kunnen worden.

Deze diagnostische criteria zijn door de tijd heen geëvolueerd. De

criteria opgesteld door Fukuda (1994) worden in de

wetenschappelijke literatuur het meest gebruikt.

Uit het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor

Gezondheidszorg (2008) blijkt dat de huisartsen een cruciale rol

uitoefenen naar het herkennen van CVS. Doorverwijzing door de

huisarts is een vereiste om aanspraak te kunnen maken op ambulante

zorg binnen de referentiecentra voor CVS. In België werden in 2002

vijf referentiecentra erkend door het RIZIV (INAMI - RIZIV, 2006a;

Hoge Gezondheidsraad (HGR) & Federaal Kenniscentrum voor

Gezondheidszorg (KCE), 2008).

Onderzoek toont aan dat CVS niet te onderschatten gevolgen teweeg

brengt voor zowel het individu als de maatschappij en dit op

1 Het begrip „specificiteit‟ heeft betrekking op de mate waarin de personen die de

ziekte hebben correct geïdentificeerd worden. 2 Het begrip „sensitiviteit‟ heeft betrekking op de mate waarbij personen worden

geïncludeerd die niet lijden aan de aandoening CVS.

Page 10: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Algemene inleiding 2

economisch en psychosociaal vlak (McCrone, Darbishire, Ridsdale,

& Seed, 2003; Reynolds et al., 2004; Assefi, Coy, Uslan, Smith, &

Buchwald, 2003; Assefi et al., 2003). Betreffende het economisch

aspect wordt er binnen de literatuur een onderscheid gemaakt tussen

directe (bv. voorgeschreven medicatie, toegepaste therapieën) en

indirecte kosten (bv. transport, verlies van productiviteit ten gevolge

van de aandoening) (Reynolds et al., 2004). De gevolgen op

psychosociaal vlak worden volgens Assefi et al. (2003) gekenmerkt

door het verlies aan sociale steun van vrienden, familie, collegae (dit

laatste door het verlies van de productiviteit). Daarnaast

rapporteerden Assefi et al. (2003) het verlies aan recreationele

activiteiten die veroorzaakt wordt door een uitputtende vermoeidheid

welke gepaard gaat met de aandoening, waardoor sociale contacten

moeilijk onderhouden kunnen worden.

Bestaand onderzoek suggureert dat CVS leidt tot een aanzienlijke

kost op zowel economisch als psychosociaal vlak.

Wetenschappelijke literatuur betreffende de kosten ten gevolge van

CVS op verschillende dimensies is echter schaars, waardoor verder

onderzoek een noodzaak vormt. Bovendien werd in voorgaand

onderzoek nog niet nagegaan in welke mate de duur van de

aandoening CVS de medische consumptie, het verlies aan

productiviteit en de kwaliteit van leven verklaart. Het empirisch

onderzoek in deze masterproef kan aldus reeds bestaand

wetenschappelijk onderzoek aanvullen.

Deze masterproef heeft verschillende doelstellingen. Vooreerst biedt

het literatuuronderzoek een kritisch overzicht aan van de bestaande

recente wetenschappelijke literatuur. In het empirisch onderzoek

worden patiënten gerekruteerd binnen drie erkende referentiecentra

voor CVS en via huisartsen. Enkel de patiënten die de laatste drie

maanden contact hebben gehad met een referentiecentrum worden

geïncludeerd in de studie. De kosten voor medische consumptie

worden vanuit het perspectief van de patiënt, het RIZIV en de

maatschappij berekend over drie maanden. Vervolgens wordt aan de

hand van informatie verzameld via vragenlijsten nagegaan in welke

mate de duur van de aandoening CVS de medische consumptie,

verlies aan productiviteit en de kwaliteit van leven verklaart. Daarbij

Page 11: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Algemene inleiding 3

wordt volgende onderzoekshypothese gehanteerd: hoe langer de duur

van de aandoening CVS, hoe lager de medische consumptie, hoe

hoger de productiviteit en hoe hoger de kwaliteit van leven.

Deze eindverhandeling wordt opgebouwd uit twee hoofdonderdelen:

het literatuuroverzicht en het empirisch onderzoek. In de

literatuurstudie worden twee hoofdstukken belicht. Binnen het eerste

hoofdstuk „inleiding tot CVS‟ worden achtereenvolgens volgende

onderwerpen toegelicht: de definitie en criteria van CVS, de

epidemiologie, de referentiecentra voor CVS en de verschillende

behandelingsmogelijkheden. In het tweede hoofdstuk worden de drie

hoofdvariabelen medische consumptie, verlies aan productiviteit en

kwaliteit van leven uitgediept aan de hand van recente

wetenschappelijke literatuur.

Inzake de productiviteit bij CVS-patiënten is er slechts weinig

wetenschappelijke literatuur aanwezig. Omwille van deze beperkte

literatuur richt dit onderdeel zich voornamelijk op het verlies van

productiviteit op professioneel vlak. De gebruikte vragenlijst „ziekte

en werk‟ in het empirisch onderzoek peilt tevens naar de

productiviteit binnen de huishoudelijke en andere activiteiten.

Het onderdeel „medische consumptie‟ wordt belicht vanuit

verschillende invalshoeken. Vooreerst worden de determinanten van

gezondheidsgebruik voor CVS-patiënten nagegaan en wordt er

bestudeerd waarom en hoeveel gezondheidszorg er door CVS-

patiënten wordt gebruikt. Aansluitend worden de directe en indirecte

kosten van cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie

nagegaan. Vervolgens wordt het medicatiegebruik bij patiënten met

CVS bestudeerd, waarna er wordt geëindigd met de perceptie van de

CVS-patiënt op de gezondheidszorg.

Als laatste luik wordt de kwaliteit van leven beschreven. Hierbij

wordt er aandacht besteed aan zowel de algemene als de

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Daarnaast wordt het

effect van een behandeling op de kwaliteit van leven beschreven.

Ten slotte worden psychologische stress, sociale steun en coping

nader besproken.

Page 12: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Algemene inleiding 4

Het praktisch onderdeel wordt ingeleid met een toelichting van de

gehanteerde methodologie: onderzoekshypothesen, datacollectie,

steekproef, onderzoeksdesign, variabelen en meetinstrumenten. De

weergave van de resultaten wordt ingeleid met het topic

„beschrijvende statistiek‟, waarbij de vragenlijsten met hun

verschillende onderdelen afzonderlijk worden besproken. Dit maakt

het mogelijk om inzicht te krijgen in de steekproef en in de opbouw

van de vragenlijsten. Vervolgens wordt een berekening gemaakt van

de diverse kosten die gepaard gaan met de aandoening CVS vanuit

het perspectief van de patiënt, het RIZIV en de maatschappij.

Bovendien worden de resultaten betreffende de vragenlijst SF-36 aan

de hand van one-sample T-testen vergeleken met voorgaande studies.

Als laatste onderdeel binnen het empirisch onderzoek wordt getoetst

in welke mate de medische kosten, het verlies aan productiviteit en

de kwaliteit van leven verklaard worden door de duur van de

aandoening CVS. Om dit te bereiken wordt gebruik gemaakt van de

enkelvoudige en meervoudige lineaire regressieanalyse.

Vanuit de overtuiging dat het inzicht en de kritische ingesteldheid bij

een samenwerking vergroot, werd bewust het schrijven van een duo-

masterproef verkozen. Hierbij werd elk onderdeel van de

eindverhandeling samen bestudeerd, geanalyseerd, bediscussieerd en

neergeschreven. Het spreekt voor zich dat deze manier van werken

tijdsintensief is, maar bovendien leidt tot een kritische reflectie en

kwaliteitsvolle masterproef.

Page 13: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 5

HOOFDSTUK 1:

CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOM

1 Inleiding

Het inleidende hoofdstuk van deze masterproef geeft algemene

informatie over de aandoening „chronisch vermoeidheidssyndroom‟

of CVS. Globaal kan worden vastgesteld dat de wetenschappelijke

literatuur betreffende deze chronische aandoening beperkt is.

In de databanken Web of Science en Pubmed werd er in september

2009 aan de hand van de gecombineerde zoektermen “chronic

fatigue syndrome” AND (“definition” OR “criteria” OR “therapy”

OR “treatments”) de literatuur voor het inleidende hoofdstuk

opgezocht. Volgende selectiecriteria werden gehanteerd: exclusie

van alle artikels ouder dan het jaar 2000, selectie op basis van titel,

enkel artikels m.b.t. de aandoening CVS en volwassenen, enkel

nederlands- of engelstalige literatuur, selectie op basis van abstract,

artikels waarbij de free-fulltext via het netwerk van de Universiteit

Gent beschikbaar is. Op basis van de voorgaande zeven

exclusiecriteria werden 21 relevante artikels in het kader van het

inleidende hoofdstuk van deze masterproef weerhouden.

Binnen het eerste hoofdstuk worden volgende onderdelen besproken:

de definitie/criteria van CVS, de epidemiologie, de referentiecentra

voor CVS en de verschillende behandelingsmogelijkheden.

Figuur 1 geeft schematisch het zoekproces weer met de hierbij

gebruikte in- en exclusiecriteria.

Page 14: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 6

Figuur 1: flowchart hoofdstuk 1

Page 15: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 7

2 Definitie/criteria van CVS

Bij ontstentenis van een diagnostische test of een eenduidige

pathologische definitie, wordt CVS beschreven als een syndroom,

een geheel van symptomen en/of klinische afwijkingen. Er worden

meerdere syndromale definities voor het chronisch

vermoeidheidssyndroom gebruikt, die gedurende de jaren heen zijn

geëvolueerd: de case-definitie van Holmes (1988), de Australische

(1990) en Britse (1991) definitie, de definitie door Fukuda (1994) en

de Canadese case-definitie (2003) (in: Rimes en Chalder, Stordeur,

Thiry, & Eyssen, 2008). Deze masterproef beperkt zich tot de criteria

gepubliceerd in 1988 en 1994, daar deze in wetenschappelijke

literatuur het meest gebruikt worden. De definitie van CVS staat tot

op heden nog steeds niet volledig op punt. Volgens Reeves et al.

(2003) is dit het gevolg van de afwezigheid van lichamelijke tekenen

of afwijkingen binnen laboresultaten en de nog steeds onbekende

etiologie en pathofysiologie (Reeves et al., 2003).

Een eerste definitie werd beschreven door Holmes et al. (1988), na

een consensus door een expert comité binnen het Center for Disease

Control (CDC) (King & Jason, 2005). Om te voldoen aan de criteria

van 1988 is het noodzakelijk dat patiënten aan de twee

vooropgestelde majeure criteria en een aantal mineure criteria

beantwoorden.

Holmes et al. (1988, p. 388) omschreven de twee hoofdcriteria als

volgt:

“Het recentelijk begin van aanhoudende, recidiverende, afmattende

moeheid of snelle vermoeidheid bij personen zonder desbetreffende

voorgeschiedenis of gelijkaardige symptomen, die niet verbetert met

bedrust en voldoende ernstig is om de mogelijkheid tot uitvoeren van

de algemene dagelijkse activiteiten tot de helft te reduceren in

vergelijking met de premorbide periode, en dit sedert ten minste zes

maanden.”

Page 16: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 8

En:

“Exclusie van andere klinische condities die gelijkaardige

symptomen tot gevolg kunnen hebben (bv. auto-immuunziekten,

chronische psychiatrische aandoeningen, chronische inflammatoire

aandoeningen …).”

Holmes et al. (1988, pp. 388-389) deelden de subcriteria op in

„symptoomgerelateerde criteria‟ en „lichamelijke criteria‟.

De elf symptoomgerelateerde criteria omvatten:

“Lage koorts, keelpijn, pijnlijke lymfeknopen in de anterieure of

posterieure cervicale of axillaire distributie, onverklaarbare

gegeneraliseerde spierzwakte, spierpijn, verlengde (meer dan 24

uur) gegeneraliseerde vermoeidheid na inspanning,

gegeneraliseerde hoofdpijn, gewrichtspijn zonder zwelling of

roodheid, neuropsychologische klachten, slaapstoornissen, acuut

begin (van enkele uren tot enkele dagen).”

Lichamelijke criteria moeten door een arts tweemaal worden

vastgesteld, met een tussenperiode van minstens één maand. Deze

zijn: “subfebriliteit, niet-exudatieve faryngitis, cervicale of axillaire

gevoelige en vergrote lymfeklieren.”

Betreffende de subcriteria gelden volgende voorwaarden:

- ten minste zes van de elf symptomen en ten minste twee van de

drie lichamelijke tekenen of;

- ten minste acht van de elf symptomen.

Onderzoek toont echter aan dat deze criteria van 1988 weinig

bruikbaar bleken in de praktijk. Omwille van het strikte karakter van

de criteria, worden personen die wel degelijk aan de aandoening

CVS lijden geëxcludeerd. Dit leidt tot het creëren van een vals-

negatieve patiëntenpopulatie. Daartegenover worden – bij het

gebruik van de strikte criteria van 1988 – bepaalde individuen

geïncludeerd met psychiatrische aandoeningen, waarbij soortgelijke

Page 17: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 9

onverklaarbare symptomen kunnen voorkomen (Jason et al., 2001).

Dit alles leidt tot het feit dat CVS-patiënten moeilijk te

onderscheiden zijn van diegenen met andere varianten van

onverklaarbare vermoeidheid (Holmes et al., 1988). Hoe dan ook is

er een problematische begrenzing van de syndromale definitie met

aspecifieke symptomen. Volgens Prof. Dr. Vogelaers –

verantwoordelijke van het CVS-referentiecentrum te Gent – kan dit

laatste aangetoond worden door het feit dat slechts één derde van alle

verwijzingen naar het referentiecentrum voor CVS te Gent effectief

worden gevalideerd.

Omwille van deze beperkingen drong de nood zich op de

oorspronkelijke criteria te herzien. De herzieningen gebeurden in

1992 en 1994. De laatste herwerking in 1994 wordt tot op heden

internationaal het meest aanvaard als de CVS-case definitie (King &

Jason, 2005). De onderstaande definitie van Fukuda et al. (1994)

wordt door de verschillende referentiecentra voor CVS gebruikt.

Deze definitie wordt tevens doorheen de masterproef verder

gehanteerd.

Volgens Fukuda et al. (1994, p. 954) moeten volgende majeure

criteria aanwezig zijn:

“Klinisch geëvalueerde, onverklaarde, aanhoudende of afmattende

chronische vermoeidheid met een nieuw of duidelijk begin (dus niet

levenslang), welke niet het resultaat is van een voortdurende zware

inspanning en niet substantieel wordt verminderd door rust. De

vermoeidheid resulteert in een aanzienlijke vermindering inzake

werkgerelateerde, educatieve, sociale of persoonlijke activiteiten en

dit in vergelijking met vorige niveaus en duurt reeds minstens zes

maanden”

In combinatie met minstens vier mineure criteria die persisteren

gedurende zes opeenvolgende maanden van ziekte, zonder dat zij de

vermoeidheid voorafgaan:

“verzwakking van het korte termijngeheugen of

concentratievermogen, gevoelige cervicale of axillaire lymfeknopen,

keelpijn, spierpijn, pijn aan diverse gewrichten zonder zwelling of

Page 18: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 10

roodheid, holocraniale hoofdpijn (nieuw type, veranderd patroon of

ernst), niet-herstellende slaap en malaise na inspanning gedurende

meer dan 24 uur.”

CVS is een uitsluitingsdiagnose: de diagnose CVS wordt enkel

gesteld wanneer andere ziektes kunnen uitgesloten worden. De

diagnose CVS kan niet gesteld worden:

- bij aanwezigheid van een actieve medische aandoening die de

chronische vermoeidheid kan verklaren;

- bij aanwezigheid van een gediagnosticeerde medische aandoening

waarvan de verdwijning niet zonder enige klinische twijfel is

aangetoond en die het voortduren van de chronische vermoeiende

ziekte kan verklaren;

- wanneer er in het heden of verleden een diagnose gesteld werd

van een majeure depressieve stoornis met psychotische of

melancholische kenmerken, bipolaire affectieve stoornis, anorexia

nervosa, boulimia nervosa en elk type van schizofrenie,

waanstoornissen of dementie;

- bij misbruik van alcohol of andere psycho-actieve middelen

binnen twee jaar voor de aanvang van de chronische

vermoeidheid of sinds de aanvang ervan;

- morbiede obesitas met BMI>45.

Terwijl de oorspronkelijke definitie van 1988 te specifiek werd

bevonden, zijn de auteurs Jason et al. (2001); Kennedy, Abbot,

Spence, Underwood en Belch (2004); King en Jason (2005); Reeves

et al. (2003); Tan, Sugiura en Gupta (2002) van mening dat de

opgestelde criteria in 1994 te breed, te sensitief en te weinig

specifiek zijn. King en Jason (2005) stellen hierbij tevens de

diagnostische betrouwbaarheid3 van de Fukuda-criteria in vraag ten

gevolge van de afwezigheid van objectieve indicatoren voor CVS.

Daarnaast is er een differentiatie en heterogeniteit merkbaar binnen

de referentiecentra en onderzoekspopulatie, wat het gevolg is van

diverse datacollectie- en data-analysemethoden. Een derde

3 Het begrip „betrouwbaarheid‟ heeft betrekking op de mate waarbij het meten aan

de hand van de criteria overeenkomt met de werkelijkheid.

Page 19: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 11

problematiek betreft een gebrek aan gradaties bij het uiten van de

klachten. Het binair scoren van de klachten biedt onvoldoende

inzicht in de ernst (Kennedy et al., 2004; Reeves et al., 2003).

Oplossingen voor de bovenstaande problematieken zijn het opstellen

van empirische symptoomcriteria en het gebruiken van

gestandaardiseerde meetinstrumenten die niet alleen het symptoom

meten, maar tevens de mogelijke gradaties (symptom severity

ratings) (Kennedy et al., 2004; King & Jason, 2005; Reeves et al.,

2003; Tan et al., 2002). Inzake de heterogeniteit binnen de

onderzoekspopulaties is het noodzakelijk te stratificeren in meer

homogene groepen en als het ware subcategorieën aan de hand van

de meest voorkomende symptomen te vormen. Dit laatste bevordert

het nagaan van de etiologie en de optimale individualisering van de

behandeling (Tan et al., 2002).

Reeves et al. (2003) stellen een aantal criteria binnen de huidige case

definitie in vraag. Volgens de criteria van 1994 kan rust de

vermoeidheid niet verminderen. Reeves et al. (2003) bemerken

hierbij dat sommige CVS-patiënten na een rustpauze wel degelijk

een reductie voelen van de oorspronkelijke vermoeidheid. Daarnaast

wordt een rustpauze vaak preventief aangewend om overdreven

inspanning of verwachte opstoten van de symptomen te vermijden.

Daarenboven wordt in de huidige definitie gesproken over een

substantiële vermindering van de performantie binnen de dagelijkse

activiteiten. Reeves et al. (2003) wijzen hierbij op een gebrek aan

specificiteit: wat wordt exact bedoeld met „substantiële

vermindering‟? Dit onderschrijft de noodzaak aan severity rating van

de verschillende symptomen.

3 Epidemiologie

Epidemiologische gegevens over de aandoening CVS zijn schaars.

De epidemiologische gegevens van de Rijksdienst voor Ziekte- en

Invaliditeitsverzekering (RIZIV) en een rapport van het Federaal

Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE reports 88A)

verschaffen ons vergelijkbare informatie. Volgens het RIZIV

(INAMI - RIZIV, 2006b) lijden er in 2005 ongeveer 20 000 à 25 000

Belgen aan CVS. Het Federaal Kenniscentrum voor de

Page 20: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 12

Gezondheidszorg (Stordeur et al., 2008) gaat eveneens uit van een

prevalentie van 20 000 Belgen. Een frappant verschil wordt

waargenomen in het cijfermateriaal van het Vlaams Parlement (Van

Linter, Van Steenberge, Michiels, Strackx, & Tack, 2005). Hier

wordt er gesproken over een prevalentiecijfer van 20 000 Vlamingen

die lijden aan CVS. Dit verschil zou kunnen verklaard worden door

het feit dat de diagnose van CVS meer voorkomt in Vlaanderen in

vergelijking met Wallonië, waar eerder de diagnose van

fybromyalgie in het kader van lichamelijk onverklaarde klachten

toegekend wordt.

In de literatuurreview van Ranjith (2005) wordt door verschillende

wetenschappelijke bronnen bevestigd dat meer vrouwen lijden aan

CVS in vergelijking met mannen. Dit zou gerelateerd zijn aan een

verhoogde voorbeschikkende kwetsbaarheid (endocriene en

stressfactoren). Volgens rapporten van gespecialiseerde centra voor

CVS komt de aandoening vaker voor bij een hogere socio-

economische klasse (“yuppie flu”) (Ranjith, 2005). Studies waarbij

de vermoeidheid in de volledige maatschappij nagegaan wordt,

concluderen echter dat vermoeidheid net vaker voor komt bij

personen met een lagere socio-economische status (Cox, Blaxter, &

Buckle; Fuhrer & Wessely, in: Ranjith, 2005).

Uit dit alles kan worden afgeleid dat epidemiologische gegevens

betreffende CVS moeilijk te achterhalen zijn. Mogelijke oorzaken

hiervoor zijn de wachtlijsten bij de referentiecentra (zie verder)

waardoor potentiële patiënten niet onmiddellijk gediagnosticeerd

worden. Bovendien is er geen registratiesysteem voor ambulant

behandelde pathologie en is het verzamelen van epidemiologische

gegevens geen opdracht van de CVS referentiecentra. Daarnaast is er

– zoals reeds vermeld – geen absolute consensus betreffende de

definitie en criteria van CVS. Dit verklaart mede de moeilijke

verzameling van epidemiologische gegevens (Van Linter et al.,

2005). Het feit dat de referentiecentra voor CVS pas in 2002 zijn

opgestart (zie verder), kan mede als oorzaak worden gezien van de

beperkte epidemiologische gegevens.

Page 21: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 13

4 Referentiecentra voor CVS

In 2002 werd op vraag van de toenmalige minister van Sociale Zaken

Frank Vandenbroucke een revalidatieovereenkomst opgesteld tussen

het Verzekeringscomité van het RIZIV en de referentiecentra voor

CVS. Hierdoor komt de verplichte ziekteverzekering tussen in de

onkosten van de verstrekte programma‟s (INAMI - RIZIV, 2006b;

Stordeur et al., 2008). Deze referentiecentra werden gekoppeld aan

vijf bestaande universitaire ziekenhuizen (U.Z. Leuven, U.Z.

Antwerpen, U.Z. Gent, Cliniques Universitaires UCL en U.Z.

Brussel), omwille van de aanwezige kennis en de mogelijkheid tot

verder wetenschappelijk onderzoek. Het U.Z. Brussel behandelt

enkel jongeren die lijden aan CVS (INAMI - RIZIV, 2006a; INAMI

- RIZIV, 2006b; Stordeur et al., 2008).

Er werden vijf opdrachten in de revalidatieovereenkomst beschreven:

- het voorzien van het nodige advies betreffende de diagnose van

potentiële patiënten die te complex zijn voor een behandeling in

de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg;

- het aanbieden van op wetenschap gebaseerde therapieën voor die

patiënten die niet te behandelen zijn in de eerste- en

tweedelijnsgezondheidszorg;

- het aanbieden van interdisciplinaire, gecoördineerde en

patiëntgerichte zorg, waarbij de diagnose op ambulant niveau

gesteld wordt;

- het informeren, ondersteunen en opleiden van de hulpverleners

binnen eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg, zodat zij in staat

gesteld worden de nodige therapie aan CVS-patiënten te

verstrekken. De huisarts neemt hierbij de coördinerende taak op

zich. Hierdoor worden de patiënten dicht bij huis behandeld;

- advies verstrekken aan het RIZIV over de toekomstige organisatie

van de eerste- en tweedelijnsgezondheidszorg.

(INAMI - RIZIV, 2006b; Stordeur et al., 2008)

Doorverwijzing door de huisarts via een gestandaardiseerd

verwijsformulier is een sluitende voorwaarde tot diagnosestelling en

behandeling binnen één van de referentiecentra. Vervolgens heeft de

patiënt contact met een arts gespecialiseerd in de inwendige

Page 22: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 14

geneeskunde binnen het centrum (monodisciplinaire raadpleging).

Indien deze laatste het CVS-vermoeden van de huisarts bevestigt,

komt de patiënt in aanmerking tot het volgen van het

bilanrevalidatieprogramma, waarbij de patiënt multidisciplinair

wordt onderzocht. Indien uit de voorgaande onderzoeken CVS wordt

vastgesteld – met ondersteuning van de criteria opgesteld door

Fukuda et al. (1994) – wordt een individueel revalidatieprogramma

opgesteld (INAMI - RIZIV, 2006a; INAMI - RIZIV, 2006b;

Stordeur et al., 2008). Het doel van het revalidatieprogramma is het

verminderen van de klachten, het optimaliseren van de

levenskwaliteit en het socioprofessioneel functioneren ten gevolge

van de aandoening. Het revalidatietraject kan gedurende maximaal

twaalf maanden worden verstrekt (INAMI - RIZIV, 2006a; INAMI -

RIZIV, 2006b). Het programma wordt geleid door een

multidisciplinair team, bestaande uit artsen met diverse specialiteiten

(fysische geneeskunde, inwendige geneeskunde en psychiatrie),

psychologen, kinesitherapeuten en sociaal werkers (INAMI - RIZIV,

2006a).

De enige evidence-based behandelingen voor CVS zijn cognitieve

gedragstherapie (Cognitive Behaviour Therapy / CBT) en graduele

oefentherapie (Graded Excercise Therapy / GET). Uit onderzoek

blijkt dat deze therapieën geen causale en curatieve behandeling

bieden, maar wel bijdragen tot het reduceren van de klachten, het

optimaliseren van de levenskwaliteit en het socioprofessioneel

functioneren. In de referentiecentra voor CVS worden CBT en GET

meestal gecombineerd. In principe vinden de behandelingen plaats

op ambulante wijze. Slechts in uitzonderlijke gevallen worden de

patiënten voor een korte periode residentieel behandeld. In het

centrum op campus U.Z. Brussel – waar de behandeling zich enkel

richt op kinderen en jongeren met CVS – kunnen de patiënten in het

kader van het bilanrevalidatieprogramma gehospitaliseerd worden

voor tien dagen (INAMI – RIZIV, 2006a; INAMI – RIZIV, 2006b,

Hoge Gezondheidsraad (HGR), 2008; Stordeur et al., 2008).

Daar de behandeling meestal wordt gevolgd door personen die om en

bij het ziekenhuis wonen, wordt de totale doelgroep van CVS-

patiënten mogelijks onvoldoende bereikt. Voor zij die wat verder

Page 23: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 15

woonachtig zijn, is het een opgave om zich voor een dergelijke

afstand met de aanwezige klachten te verplaatsen (INAMI - RIZIV,

2006a; INAMI - RIZIV, 2006b). Verder blijkt dat de wachttijd tussen

de eerste contactname in het referentiecentrum en een effectieve

individuele behandeling tot vier à vijf maanden kan oplopen (Hoge

Gezondheidsraad (HGR), 2008; Stordeur et al., 2008). Daarnaast zijn

er heel wat verwezen patiënten die binnen de Vlaamse

referentiecentra nog niet behandeld zijn. Hierdoor ontstaan lange

wachtlijsten die tot meer dan zes maanden kunnen oplopen. Hiervoor

zijn er verschillende verklaringen. In een aantal referentiecentra is de

behandelingscapaciteit onvoldoende. Daarnaast verloopt de

doorstroming van de patiënten niet steeds even vlot. De totale duur

van het programma bedraagt ongeveer 13 maanden, waarbij het

revalidatieprogramma ongeveer zes maanden bedraagt. Het

diagnostisch programma neemt aldus veel tijd in beslag ((INAMI -

RIZIV, 2006a; INAMI - RIZIV, 2006b; Hoge Gezondheidsraad

(HGR) & Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE),

2008; Stordeur et al., 2008)).

Uit het rapport van het Federaal Kenniscentrum voor de

Gezondheidszorg (Stordeur et al., 2008) en het Evaluatierapport

opgesteld door het RIZIV (INAMI - RIZIV, 2006b) blijkt dat de

oorspronkelijke doelstellingen – opgesteld door voormalig minister

Vandenbroucke – niet volledig vervuld zijn. Er blijkt nog steeds een

hiaat te zijn in de opleiding van professionele hulpverleners binnen

eerste en tweede lijn en de overkoepelende coördinerende taak van

de huisartsen. Door tegemoet te komen aan deze doelstelling kunnen

de problemen inzake de regio, wachttijden en wachtlijsten

gereduceerd worden. Dit zal belangrijke inspanningen vergen in de

opleiding van alle betrokken zorgverstrekkende disciplines.

5 Behandeling van CVS

In dit onderdeel wordt er een overzicht gegeven over de

verschillende behandelingsmogelijkheden. In deze masterproef wordt

hoofdzakelijk de cognitieve gedragstherapie (Cognitive Behaviour

Therapy / CBT) besproken, gezien hierover het meeste

wetenschappelijk onderzoek bestaat. Daarnaast wordt graduele

Page 24: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 16

oefentherapie (Graded Excercise Therapy / GET) tevens als een

effectieve interventie beschouwd. De erkende referentiecentra voor

CVS (zie supra) maken gebruik van deze evidence-based

behandelingen. Ter aanvulling worden nog enkele andere

behandelingsmogelijkheden besproken, die minder beschreven

worden in de literatuur.

5.1 Cognitieve gedragstherapie (CBT)

Het doel van CBT is het reduceren van de symptomen en bijdragen

tot een eventueel herstel. Door het beïnvloeden van de cognities

creëren de patiënten inzicht in de bijkomende oorzaken van CVS.

Cognitie en gedrag zijn twee essentiële elementen binnen CBT.

Cognitieve therapie concentreert zich op de individuele

denkpatronen die de aandoening CVS kunnen onderhouden.

Gedragstherapie heeft als doel het erkennen en veranderen van de

gedragingen die schadelijk zijn of niet leiden tot een eventuele

verbetering (Hoge Gezondheidsraad (HGR) & Federaal

Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE), 2008)).

CBT focust zich op de factoren die de vermoeidheid in stand houden,

dit in tegenstelling tot factoren die de vermoeidheid hebben teweeg

gebracht (Bazelmans, Prins, & Bleijenberg, 2006; Malouff,

Thorsteinsson, Rooke, Bhullar, & Schutte, 2008; Rimes & Chalder,

2005). Volgens „het model van onderhoudende factoren‟ zijn een

grote focus op symptomen, een lage fysieke activiteit en een lage

„sense of control‟ verantwoordelijk voor een toename in de ernst van

de symptomen en een vermindering in het functioneren. Een

kernaspect binnen CBT is het verminderen van de focus op de

symptomen en het bekomen van een hogere „sense of control‟

(Bazelmans et al., 2006; Knoop, Prins, Stulemeijer, van der Meer, &

Bleijenberg, 2007a). Volgens recent onderzoek van Van

Houdenhove et al. en Prins et al. (in: Bazelmans, Prins, Lulofs, van

der Meer, & Bleijenberg, 2005) kan gebrek aan sociale

ondersteuning tevens geïncludeerd worden als onderhoudende factor

van CVS.

In praktijk zal dit model zich uiten door activiteiten te ontwikkelen

met volgende aandachtspunten: het op elkaar afstemmen van

Page 25: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 17

activiteit- en rustperioden, het activiteitsniveau langzaam laten

toenemen, het optimaliseren van het slaappatroon en een cognitief

herstel van tegenwerkende gedachten (Awdry, in: Rimes & Chalder,

2005).

Rimes en Chalder (2005) geven een overzicht van valkuilen die de

outcome binnen CBT negatief kunnen beïnvloeden: daling van het

sociaal- en werkgerelateerd functioneren, lage zelfcontrole, extreem

positief zijn, hoge concentratie op symptomen, zich focussen op

disease benefits (bv. het ontvangen van een uitkering) en de

symptomen toewijzen aan een fysieke oorzaak (zoals een chronische

virale infectie).

Volgens van der Werf, Prins, Vercoulen, van der Meer en

Bleijenberg (in: Bazelmans et al., 2006) is het noodzakelijk om bij de

behandeling van CVS rekening te houden met het activiteitsniveau

van de patiënt. In dit kader kunnen drie verschillende soorten

patiënten worden onderscheiden: sterk actief, matig actief en sterk

passief. Uit het onderzoek bleek dat het standaardprotocol geen

effect heeft op passieve personen, welke ongeveer 25% van de totale

CVS-populatie vertegenwoordigen. Volgens Bazelmans et al. (2006)

kan de CVS-populatie opgedeeld worden in twee grote groepen: de

actieve en passieve CVS-patiënten. Binnen de actieve groep ligt de

focus op een optimale afweging tussen activiteit en rust, terwijl een

langzame maar graduele toename van het activiteitenniveau bij de

passieve groep belangrijk is.

Malouff et al. (2008) wijzen op het belang van een

geïndividualiseerde behandeling. CVS-patiënten met een ernstige en

verspreide pijn, sluiten misschien beter aan op de behandeling voor

fibromyalgie. Voor deze personen is een behandeling die exclusief

gericht is op het verminderen van vermoeidheid onvoldoende,

alhoewel de behandeling van CVS en fibromyalgie veel

vergelijkingspunten heeft en er bovendien een belangrijke overlap

bestaat tussen beide syndromen.

Een ander aspect dat bij het opstarten van de behandeling in rekening

moet worden gebracht is de ernst van de symptomen. De activiteiten

Page 26: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 18

die in het kader van CBT worden uitgevoerd, kunnen op korte

termijn leiden tot een toename van de ernst van de symptomen,

terwijl ze op lange termijn een positief effect hebben. Een

geleidelijke toename van activiteit kan een verlaging van de

pijndrempel tot gevolg hebben, voor alle patiënten die participeren

aan CBT (Knoop et al., 2007a). Uit het onderzoek van Knoop et al.

(2007a) blijkt dat een verlaging van de pijndrempel voornamelijk

voorkomt bij personen die voor de aanvang van de behandeling

sterke pijn ervaren.

Voor het starten van CBT is het belangrijk dat men als hulpverlener

inzicht verwerft in bepaalde persoonsgebonden aspecten:

- cognitie: het denken ten overstaan van de aandoening, sense of

control;

- somatiek: welke klachten ondervindt de patiënt;

- gedrag: reacties op de aandoening, welke acties onderneemt de

patiënt;

- emotie: angst, verdriet;

- sociaal netwerk (vrienden, familie …);

- bezigheidspatroon: hobby‟s, werk …

Na CBT is er een gemiddelde afname van symptomen en

beperkingen met 50 à 70 procent. De doeltreffendheid van de

behandeling is afhankelijk van de houding van de therapeut

tegenover de persoonlijke doelstellingen en verwachtingen van de

patiënt. Wanneer de therapeut gelooft in het herstel van de patiënt zal

dit een toename van de patiëntenverwachtingen teweeg brengen. Dit

laatste kan leiden tot een positieve verandering in de perceptie van de

symptomen en beperkingen bij de patiënt, het zogenaamde placebo-

effect (Knoop, Prins, Stulemeijer, van der Meer, & Bleijenberg,

2007b).

Het doel van het onderzoek van Knoop, Bleijenberg, Gielissen, van

der Meer en White (2007c) was het nagaan van de mate waarin

personen volledig kunnen herstellen met behulp van CBT. Tussen

september 2003 en mei 2005 werden 96 patiënten geselecteerd in het

medisch centrum te Nijmegen om deel te nemen aan de studie. Nadat

de cohorte een CBT-behandeling kreeg, werden de patiënten

Page 27: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 19

geëvalueerd op basis van de Fukuda-criteria en de perceptie van de

patiënt op zijn/haar vermoeidheid en algemene gezondheid. De

resultaten van de steekproef werden vervolgens vergeleken met data

van een gezonde populatie. In de studie wordt niet vermeld na welke

periode de behandeling wordt geëvalueerd en vergeleken met

gezonde individuen. Herstel betekent dat de vermoeidheid als

normaal geïnterpreteerd moet worden na inspanningen en geen

aanleiding mag geven tot significante beperkingen. De onderzoekers

concludeerden dat volledig herstel mogelijk is bij 23 tot 59 procent

van de patiënten. Volgens Knoop et al. (2007c) ervaren herstelde

patiënten – wat geen synoniem is van volledige genezing –

significant minder pijn in nek, schouders, benen, armen en borst in

vergelijking met niet-herstelde personen.

In de studie van Bazelmans et al. (2005) wordt het effect van CBT in

groepssessies (Cognitive Behavior Group Therapy / CBGT) op de

vermoeidheid enerzijds en de functionele vermindering anderzijds

onderzocht. Dit onderzoek is een niet-gerandomiseerde,

gecontroleerde studie. Hierbij namen 31 patiënten deel aan de

groepstherapie en komen 36 patiënten uit de wachtlijst. De CBGT –

toegepast in twee centra, namelijk te Nijmegen en Maastricht –

bestond uit twaalf sessies van twee uren en dit gedurende zes

maanden. Bij de CBGT wordt vooreerst de klemtoon gelegd op de

cognities betreffende een negatieve self-efficacy4 en de mate waarin

lichamelijke kenmerken als oorzaak beschouwd worden van de

klachten. Daarnaast worden de CVS-patiënten aangeleerd om hun

eigen grenzen af te tasten en in voldoende mate periodes van rust en

relaxatie in te lassen. Vervolgens richt de CBGT de focus op het

gradueel opdrijven van de activiteiten. Het omgaan met de

vermoeidheid vormt de kern van CBGT.

Uit dit onderzoek blijkt dat de groepssessies een positief effect

hebben op de vermoeidheid. Na de CBGT voelden 37% van de

participanten zich significant beter. Volgens Butler, Chalder, Ron en

Wessely; Deale, Chalder, Marks en Wessely; Prins et al.; Sharpe et

4 Het begrip „self-efficacy‟ duidt het geloof van een patiënt dat hij/zij in staat is om

bepaalde doelstellingen te bereiken.

Page 28: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 20

al. (in: Bazelmans et al., 2005) voelen de CVS patiënten zich na een

individuele CBT echter tot 70% beter. Na de groepssessies ervaren

de patiënten geen verbetering op functioneel vlak. Dit laatste wordt

verklaard door het feit dat er te veel aandacht wordt besteed aan rust

en relaxatie, waardoor de laatste fase van CBGT – namelijk het

gradueel opdrijven van de activiteiten – te lang wordt uitgesteld.

Bovendien zijn de patiënten reeds tevreden wanneer de extreme

vermoeidheid afneemt door de rust en relaxatie.

Concluderend stellen de auteurs vast dat groepstherapie geen

bevredigende resultaten geeft. Deze resultaten dienen echter met de

nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gezien de

therapeuten in de studie onervaren zijn in het geven van CBT aan

CVS-patiënten. De patiënten voelen zich slechts in beperkte mate

beter: er is geen verbetering op functioneel vlak. Groepstherapie

heeft als voordeel dat verschillende patiënten tegelijkertijd behandeld

kunnen worden. Bovendien kan de groepskinetiek zowel positieve

als negatieve resultaten vertonen: positieve groepsdruk kan bijdragen

tot een functionele verandering van gedrag, terwijl negatieve

groepsdruk disfunctioneel gedrag kan versterken. Daar individuele

CBT zowel positieve effecten heeft op de vermoeidheid als op

functioneel vlak, is deze aanpak aan te raden. Hierdoor kan er

ingespeeld worden op de individuele noden van de patiënten. Deze

individuele behandelingen zijn echter bijzonder intensief en

tijdsrovend. Volgens Bazelmans et al. (2005) is de groepstherapie

vooral zinvol bij CVS-patiënten met minder ernstige klachten.

De bovenstaande bevindingen betreffende groepstherapie worden

niet bevestigd in de studie van O‟Dowd, Gladwell, Rogers,

Hollingshurst en Gregory (2006). Deze dubbel-blinde,

gerandomiseerde en gecontroleerde studie werd uitgevoerd in het

Verenigd Koninkrijk en vergelijkt drie verschillende behandelingen

voor patiënten met CVS, zijnde: CBT (52 patiënten), educatie en

ondersteuning (50 patiënten) en standaard medische zorg (51

patiënten). Volgens O‟Dowd et al. (2006) heeft CBGT – in

tegenstelling tot individuele CBT – geen significante invloed op de

cognitieve functie, kwaliteit van leven en werkstatus. O‟Dowd et al.

(2006) concluderen echter dat de invloed van CBGT op vlak van

Page 29: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 21

lichamelijke activiteit en vermoeidheid vergelijkbaar is met de

onderzoeksresultaten betreffende individuele CBT. Dit relevant

verschil kan te wijten zijn aan het feit dat de therapeuten in de studie

van Bazelmans et al. (2005) onevaren waren. Het is echter

merkwaardig dat een verminderde vermoeidheid bij CBGT niet leidt

tot een significante verbetering van de kwaliteit van leven.

5.2 Graduele oefentherapie (GET)

Vooreerst is het noodzakelijk te vermelden dat wetenschappelijke

literatuur betreffende de behandeling GET schaars is. Zoals reeds

vermeld in het onderdeel „referentiecentra voor CVS‟, worden de

behandeling CBT en GET meestal in combinatie toegepast.

Bij langdurige inactiviteit vermindert de werking van het hart, de

longen en de spieren in belangrijke mate. Dit leidt tot een

instandhouding van de symptomen van CVS. GET heeft als doel om

deze lichamelijke activiteit te optimaliseren door het toepassen van

gesuperviseerde en geïndividualiseerde graduele oefeningen (Hoge

Gezondheidsraad (HGR) & Federaal Kenniscentrum voor

Gezondheidszorg (KCE), 2008).

Volgens de literatuurreview van Rimes en Chalder (2005) krijgen de

patiënten – afhankelijk van hun eigen lichamelijke mogelijkheden –

een voorschrift met diverse oefeningen. Belangrijk hierbij is dat de

duur en intensiteit niet worden overschreden. Volgens Bentall,

Powell, Nye en Edwards (in: Rimes & Chalder, 2005) is de drop-out-

rate hoger dan bij CBT. Vermoedelijk is dit laatste te wijten aan het

feit dat GET lichamelijk intensiever is dan CBT. De onderzoekers

formuleerden drie valkuilen die kunnen leiden tot een negatieve

outcome: lid zijn van een zelfhulpgroep (mogelijks omwille van de

fixatie op biologische modellen als instandhoudende factor) , disease

benefits (bv. financiële voordelen) hebben van CVS op het moment

van de behandeling en de aanwezigheid van een depressie.

5.3 Andere mogelijke therapieën

Zoals reeds aangegeven is er algemene consensus binnen de

wetenschappelijke literatuur betreffende de doeltreffendheid van

Page 30: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 22

CBT en GET als tweedelijnszorg. Volgens de leden van de

patiëntenorganisatie „Action for M.E.5

‟ (Verenigd Koninkrijk)

kunnen de therapieën CBT en vooral GET echter negatieve

resultaten opleveren, wat kan worden toegeschreven aan gebrekkige

supervisie tijdens de behandeling. Een andere mogelijke oorzaak is

de heterogeniteit van de CVS-populatie, waardoor er door de

gestructureerde behandelingen te weinig aandacht besteed wordt aan

de individuele noden. Mogelijks wordt er tevens een verkeerde

therapie toegepast bij een verkeerde diagnose. Pacing en rust zouden

volgens deze patiëntenorganisatie effectiever werken (Action for

M.E., in: White, Sharpe, Chalder, DeCesare, & Walwyn, 2007).

Pacing wordt gezien als een adaptieve levensstijl, waarbij de

klemtoon wordt gelegd op een optimaal evenwicht tussen rust en

activiteit. Belangrijk is hierbij de begrensde menselijke energie

voldoende te managen over de verschillende activiteiten heen. Dit

wordt ook wel tijds-activiteiten-management genoemd. Concrete

planning, uitputting vermijden, voldoende rust incalculeren,

afwisseling van activiteiten … zijn cruciaal om zich voldoende te

kunnen aanpassen aan de aandoening CVS. Hierdoor heeft pacing

een invloed op de kwaliteit van leven, maar wordt de aandoening op

zich niet aangepakt (Pesek, Jason, & Taylor, in: White et al., 2007).

Inzake farmacologische behandeling wordt verwezen naar het

onderdeel „3.5 medicatiegebruik‟.

Binnen het luik alternatieve geneeskunde vond de gerandomiseerde

en controleerde studie van Field et al. (in: Rimes & Chalder, 2005)

een significant effect van massagetherapie. Hier moet worden

opgemerkt dat deze studie geen vergelijking heeft gemaakt tussen

verschillende groepen. Volgens de gerandomiseerde en

gecontroleerde studies van Awdry en Perrin, Edwards en Hartley (in:

Rimes & Chalder, 2005) zijn positieve resultaten merkbaar bij de

alternatieve behandelingen homeopathie en ostheopathie. In de

literatuurreview van Rimes en Chalder (2005) wordt hierbij

opgemerkt dat deze RCT‟s van bedenkelijke kwaliteit zijn. De

resultaten van het gebruik van homeopathie en osteopathie bij de

5 De afkorting „M.E.‟ staat voor myalgische encephalomyelitis

Page 31: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 1 – Chronisch vermoeidheidssyndroom 23

behandeling van CVS-patiënten moeten aldus met de nodige

voorzichtigheid geïnterpreteerd worden.

Het laatste aspect benadert de behandelingen die plaatsvinden binnen

de eerstelijnsgezondheidszorg. Als eerste wordt het effect van

zelfhulp behandeld. Deze therapie bestaat uit het systematisch lezen

van een boek, met op regelmatige wijze een bezoek van een

verpleegkundige met betrekking tot de inhoudelijke aspecten. Binnen

het onderzoek van Chalder, Wallace en Wessely (in: Rimes &

Chalder, 2005) bleek dat zelfhulp – in tegenstelling tot het niet

toepassen van een interventie – een positief resultaat teweeg bracht

op vlak van vermoeidheid en psychologische stress bij de follow-up

na drie maanden. Of deze bevinding een doorbraak is binnen de

behandeling van CVS is echter sterk te betwijfelen. Ten tweede

wordt het aspect van eerstelijnsconsultaties uitgewerkt. Counseling

bleek een vermindering teweeg te brengen in het ervaren van

vermoeidheid. Een consultatie bij de huisarts gaf echter een slechtere

outcome wanneer de persoon met CVS een gebrekkige sociale

aanpassing had, de aandoening werd toegewezen aan een psychische

oorzaak, er nog nooit een huisarts werd geconsulteerd voor een

emotionele reden en de persoon het idee had nog een lang

ziekteproces te moeten doormaken (Chrisholm et al., in: Rimes &

Chalder, 2005).

Page 32: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 24

HOOFDSTUK 2: IMPACT VAN CVS OP PRODUCTIVITEIT,

MEDISCHE CONSUMPTIE EN KWALITEIT VAN LEVEN

1 Inleiding

Het doel van deze masterproef is het nagaan van de maatschappelijke

gevolgen van CVS over de verschillende stadia van de ziekte op vlak

van medische consumptie, verlies van productiviteit en kwaliteit van

leven. Dit wordt theoretisch dieper uitgewerkt in het tweede

hoofdstuk van deze masterproef.

Figuur 2 geef een schematisch overzicht over het gevolgde proces bij

het selecteren van relevante literatuur. In de databanken Web of

Science en Pubmed werd aan de hand van de zoekterm “chronic

fatigue syndrome” AND (“cost” OR “economic” OR “quality of life”

OR “unemployment” OR “productivity” OR “health care use” OR

“medical consumption” OR “medical” OR “financial”) de literatuur

voor het tweede hoofdstuk opgezocht. Via dezelfde exclusiecriteria

uit hoofdstuk 1 werden 21 relevante artikels in het kader van het

tweede hoofdstuk weerhouden.

Binnen dit hoofdstuk worden volgende topics besproken: impact van

CVS op de productiviteit, kosten van medische consumptie en de

kwaliteit van leven bij CVS-patiënten.

Page 33: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 25

Figuur 2: flowchart hoofdstuk 2

Page 34: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 26

2 Impact van CVS op productiviteit

De wetenschappelijke literatuur omtrent productiviteitsverlies ten

gevolge van CVS onderscheidt drie categorieën: productiviteit op

professioneel vlak, productiviteit gerelateerd aan de algemene

dagelijkse levensactiviteiten (ADL) en productiviteit inzake andere

activiteiten. De term ADL6

bevat de dagdagelijkse taken zoals

wassen, strijken, koken … Andere activiteiten kunnen bestaan uit

hobby‟s, scholing, vrijwilligerswerk … (Solomon, Nisenbaum,

Reyes, Papanicolaou, & Reeves, 2003).

Binnen het onderzoek van Reynolds, Vernon, Bouchery en Reeves

(2004) te Wichita werden 56000 vrijwilligers tussen 18 en 69 jaar

random telefonisch geïnterviewd en vervolgens opgedeeld in drie

groepen. Het verlies aan productiviteit van de personen die minstens

één maand vermoeid zijn werd beoordeeld aan de hand van de

gegevens verkregen tijdens een gedetailleerd telefonisch interview en

een klinische evaluatie. De economische theorie van het menselijk

kapitaal (de „human capital method‟) werd als basis gebruikt om de

economische impact van CVS te kunnen inschatten (Rice et al., in:

Reynolds et al., 2004). Volgens deze theorie is de individuele

productiviteit afhankelijk van geslacht, leeftijd, gezondheidsstatus …

Een hogere scholing wordt bijvoorbeeld hoog gewaardeerd op de

arbeidsmarkt en leidt tot een hoger inkomen. Geschoolde mensen

met CVS geven ten gevolge van hun aandoening geen return van het

geïnvesteerde menselijke kapitaal. Ten gevolge van de aandoening

CVS kampen zowel mannen als vrouwen met een verminderde

productiviteit op het werk van 27%. Dit gegeven gecombineerd met

een verminderd aantal uren werken en een lagere productiviteit per

uur resulteert in een verminderde productiviteit in het huishouden

van 37% en een verminderde werkkrachtproductiviteit van 54%. De

vrouwelijke CVS-patiënten hebben een reductie van respectievelijk

42% en 63%. Bij de mannen liggen deze cijfers lager, namelijk 4%

en 32%. In het jaar 2002 leidde dit verlies van productiviteit ten

gevolge van CVS tot een jaarlijks verlies van ongeveer 20000 dollar

per individu. Dit resulteert in een maatschappelijk verlies van 9,1

6 De afkorting „ADL‟ heeft betrekking op de activiteiten van het dagelijkse leven, bv.

wassen, strijken.

Page 35: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 27

miljard dollar. Hiervan is 25% toe te schrijven aan het verlies in

productiviteit bij het uitvoeren van het huishouden en 75% ten

gevolge van het verlies van de werkkrachtproductiviteit. In dit

onderzoek was het totale verlies voor vrouwen hoger dan bij mannen

(respectievelijk 21000 dollar en 15000 dollar).

„Disability‟ wordt door Assefi, Coy, Uslan, Smith en Buchwald

(2003) omschreven als „de onmogelijkheid om een normaal niveau

van financiële, occupationele en persoonlijke activiteiten aan te

houden omwille van fysieke of mentale beperkingen‟. Fysieke en

emotionele beperkingen ten gevolge van de aandoening kunnen

leiden tot de onmogelijkheid om fulltime of parttime te werken. Dit

gegeven leidt op zijn beurt tot een toename van financiële en

bijkomende emotionele moeilijkheden (Assefi et al., 2003). Bij

personen met CVS is het vaak moeilijk om „voordelen‟ te halen uit

deze beperkingen. Na verloop van tijd kan er echter een patroon van

„disease benefits‟ ontstaan, waarbij de patiënt hetzij door familiale of

omgevingsdruk, hetzij ten gevolge van administratieve druk zijn/haar

ziektetoestand moet bewijzen. Ze kunnen niet steeds actief zijn op de

arbeidsmarkt, maar hebben ook geen recht op een

vervangingsinkomen ten gevolge van de afwezigheid van objectieve

indicatoren, waardoor de graad van invaliditeit vooral subjectief

ingeschat wordt. Binnen het volledige onderzoek van Assefi et al.

(2003) was de helft van de participanten werkloos. Van die 50%

kreeg slechts de helft een vervangingsinkomen. De personen die wel

werkten, moesten noodgedwongen veranderen van werk en minder

uren presteren waarvoor ze bijkomend een lager salaris ontvingen.

Dit alles leidt tot een belangrijk verlies ten gevolge van de

aandoening, inclusief een verlies van persoonlijke bezittingen. Dit

wordt tevens bewezen in de studie van Solomon et al. (2003):

mensen met CVS met comorbiditeiten en derhalve meer objectief

verklaarbare en maatschappelijk aanvaarde aandoeningen vinden het

meer aanvaardbaar om hun werk te beëindigen dan zij die enkel aan

CVS lijden. In de studie van Assefi et al. (2003) worden er geen

concrete cijfers weergegeven met betrekking tot de economische

gevolgen.

Page 36: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 28

Volgens de studie Solomon et al. (2003) heeft ongeveer 54% van de

CVS-patiënten betaald werk. Volgens de studie van Assefi et al.

(2003) bedraagt dit 61%, waarnaast 39% geen betaalde job heeft ten

gevolge van pijn, concentratiestoornissen, moeheid en

psychologische factoren. In de studie van Severens, Prins, van der

Wilt, van der Meer en Bleijenberg (2004) bedraagt het aantal

personen met betaald werk 36,8%. Dit is frappant lager dan de vorige

twee studies. Een mogelijke verklaring is dat bij de steekproef in de

studie van Severens et al. (2004) reeds behandelingen werden

toegepast waardoor de aandoening CVS wordt erkend. In de studie

van Assefi et al. (2003) en Solomon et al. (2003) was dit niet het

geval. In de Amerikaanse studie van Reynolds et al. (2004) is er een

vermindering van werk waarneembaar onafhankelijk van leeftijd en

geslacht. Ongeveer een vierde van de mannen en vrouwen met CVS

stoppen met werken ten gevolge van hun aandoening (27%). Hierbij

is het essentieel te vermelden dat het aantal mannen die betaalde

arbeid verrichtten vóór de aandoening groter is dan het aantal

vrouwen. Er is echter een identieke relatieve afname. Het inkomen

van de personen met CVS die toch blijven werken daalt tot een

derde. Dit alles zorgt voor een jaarlijks verlies van 20 000 dollar per

individu. Wanneer dit bedrag vermenigvuldigd wordt met het totaal

aantal CVS-patiënten binnen de Verenigde Staten, bekomt men een

nationaal verlies inzake productiviteit van 9130 miljoen dollar. Naast

de reductie van het aantal werkkrachten is er tevens een

vermindering van het aantal gewerkte uren en de desbetreffende

werkkrachtproductiviteit (d.w.z. het aantal taken dat men kan

verrichten in een uur tijd). Dit alles resulteert in een vermindering

van 37% binnen de huishoudelijke en 54% binnen de professionele

activiteiten. Wanneer deze resultaten worden geïnterpreteerd, kan er

geconcludeerd worden dat er minder verlies is van productiviteit

binnen de huishoudelijke activiteiten in vergelijking met de

professionele activiteiten. Dit staat in contrast met de studie van

Solomon et al. (2003) waarin geconcludeerd werd dat het

huishoudelijk werk meer afneemt bij een stijgende vermoeidheid.

Binnen deze laatste studie geven patiënten voorrang aan

professionele ten koste van huishoudelijke of sociale activiteiten.

Page 37: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op productiviteit 29

Concluderend kan worden vastgesteld dat er slechts weinig

wetenschappelijke studies zich verdiepen in het verlies van

productiviteit ten gevolge van CVS. CVS heeft een relevante impact

op het verlies van productiviteit, zowel op de arbeidsmarkt als bij het

uitoefenen van huishoudelijke activiteiten. Er zijn echter

tegenstellingen waar te nemen tussen diverse studies betreffende het

aantal CVS patiënten met betaald werk en wat CVS-patiënten als

essentiële activiteit beschouwen. In het empirisch onderdeel van deze

masterproef gaat de vragenlijst „ziekte en werk‟ specifiek de

professionele en huishoudelijke productiviteit na. Deze masterproef

richt zich op een homogene steekproef: alleen de patiënten die

gescreend werden in een referentiecentrum gedurende de afgelopen

drie maanden worden geïncludeerd. Deze resultaten kunnen een

aanvulling betekenen op de beperkte bestaande wetenschappelijke

gegevens.

Page 38: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 30

3 Kosten van medische consumptie

Het is noodzakelijk om inzicht te hebben in de beperkte financiële

middelen binnen de gezondheidszorg. Ten gevolge van deze

schaarste is de allocatie van de beschikbare middelen een belangrijk

gegeven (Byford, Torgerson, & Raftery, in: McCrone et al., 2003).

In dit onderdeel wordt de impact van CVS op de kosten voor

medische consumptie bestudeerd. Hieronder worden volgende

aspecten besproken: de determinanten voor het

gezondheidszorggebruik en de bijhorende kosten, de kosten en de

kosteneffectiviteit van de behandelingen, het geneesmiddelengebruik

en de perceptie van patiënten op gezondheidszorg.

3.1 Determinanten voor gezondheidszorggebruik

Binnen wetenschappelijke literatuur wordt CVS gerelateerd met een

opvallend hoger gebruik van gezondheidszorgdiensten. Dit resulteert

in een hoge maatschappelijke kost (Assefi et al., 2003; McCrone et

al., 2003; Reynolds et al., 2004; Jones, Nisenbaum, & Reeves, in:

Scheeres et al., 2008; Severens et al., 2004).

Volgens Buchwald en Garrity; Lloyd en Pender (in: Scheeres et al.,

2008) zijn er per CVS-patiënt gemiddeld 20 contacten per jaar

binnen de gezondheidszorg. Hiervoor geven de auteurs verschillende

verklaringen. Vooreerst willen de patiënten een bevestigende

diagnose die de symptomen van hun aandoening verklaart. Vaak

krijgen deze personen echter het teleurstellende nieuws dat de

etiologie voor hun ervaren symptomen onbekend is. Het zoeken naar

absolute zekerheid en een lichamelijke verklaring leidt tot het

frequent bezoeken van andere huisartsen en/of medische specialisten,

maar steeds met hetzelfde – en in hun ogen negatieve – resultaat. Ten

tweede gaan patiënten met CVS op zoek naar een doeltreffende

behandeling (Chambers, Bagnall, Hempel, & Forbes; Whiting et al.,

in: Scheeres et al., 2008). Als laatste kampen CVS patiënten niet

zelden met depressie, angst en slaapproblemen waarvoor diverse

geneesmiddelen worden voorgeschreven. Dit verklaart tevens het

hoog gebruik van de gezondheidszorg (Prins, Bleijenberg, Klein

Rouweler & van der Meer, in: Scheeres et al., 2008).

Page 39: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 31

Naast het algemeen hoger gebruik van gezondheidszorg bij CVS-

patiënten is het noodzakelijk om inzicht te krijgen in de individuele

factoren die het al dan niet zoeken naar hulp bepalen:

ziektegerelateerde en persoonlijke factoren, sociale aspecten,

financiële factoren en psychologische mechanismen (McCrone et al.,

2003; Euba, Chalder, Deale, & Wesseley, in: Scheeres et al., 2008).

Volgens Ahles, Cassens en Stalling; Martin, Ahles en Jeffery (in:

Scheeres et al., 2008) is het gebruik van de gezondheidszorg

afhankelijk van vier factoren. Ten eerste leidt de aanwezigheid van

somatische en de afwezigheid van psychologische attributie tot een

hoog gezondheidszorggebruik. Door de klachten van CVS toe te

schrijven aan een lichamelijke oorzaak gebruiken patiënten meer

geneesmiddelen en consulteren ze sneller een specialist (Rief, Nanke,

Emmerich, Bender, & Zech; Sensky, MacLeod, & Rigby, in:

Scheeres et al., 2008). Doordat personen met CVS zich vaak sterk

focussen op de symptomen nemen deze toe in ernst, waardoor een

arts of medisch specialist frequenter geraadpleegd wordt. Dit kan

gezien worden als een tweede factor die het stijgend gebruik van de

gezondheidszorg kan verklaren (Ahles, Cassens, & Stalling; Martin,

Ahles, & Jeffery, in: Scheeres et al., 2008). Ten derde brengt een

lage self-efficacy met zich mee dat patiënten minder in staat zijn om

zelf met de klachten om te gaan, waardoor ze zich afhankelijker

opstellen ten opzichte van de artsen (Tiessen-Raaphorst, Kerssens, de

Bakker, & Wendel-Vos, in: Scheeres et al., 2008). Deze derde factor

is echter in tegenstelling tot wat Scheeres et al. (2008) zelf

concluderen uit hun studie: volgens deze resultaten leidt een hoge

self-efficacy tot een hoger gebruik van de gezondheidszorg.

Mogelijks is het zo dat het hoger gebruik van gezondheidszorg zich

aan beide spectrale uiteinden voordoet. Het onderzoek te Nederland

van Scheeres et al. (2008) is een retrospectieve cross-sectionele

analyse bij 263 CVS-patiënten. Als laatste leidt een laag niveau van

fysieke activiteit tot een hoger gebruik van de gezondheidszorg, dit

omwille van de toegenomen incidentie van andere acute en

chronische aandoeningen bij inactiviteit, bv. obesitas (van Dijk,

Otters, & Schuit, in: Scheeres et al., 2008).

Page 40: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 32

3.2 Kosten voor gezondheidszorggebruik bij CVS-patiënten

CVS heeft een niet te onderschatten impact op de

gezondheidszorgdiensten en informele zorg (kosteloze zorg

aangeboden door familie, vrienden, e.a.). Slechts een klein aantal

studies hebben de invloed van CVS onderzocht op

gezondheidszorgdiensten (McCrone et al., 2003).

De studie van Jason et al. (2000) werd uitgevoerd in Chicago,

waarbij een random steekproef van 18675 respondenten telefonisch

werd geïnterviewd. Na een evaluatie op basis van de criteria van

Fukuda werden 32 participanten geïdentifeerd als CVS-patiënten.

Van de steekproef consulteerden 65% een huisarts met betrekking tot

hun vermoeidheid, waarvan slechts 10% tot 15% effectief met CVS

gediagnosticeerd werden. Dit gegeven duidt de inadequate

bewustwording betreffende de criteria en/of de diversiteit aan

percepties betreffende dergelijke aandoeningen (Jason et al., 2000).

In het kader van het meten van de gezondheidseconomische impact

van CVS op de maatschappij en het individu, is het belangrijk om –

naast de kost die gepaard gaat met het verlies aan productiviteit – de

gezondheidszorgkosten in rekening te brengen. De volgende cijfers

zijn gebaseerd op de studie van McCrone et al. (2003). Deze studie

werd uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk. Tussen januari 1999 en

juni 2001 werden patiënten met chronische vermoeidheid en CVS

geïdentificeerd door huisartsen. De patiënten met CVS werden

geselecteerd op basis van de criteria van Fukuda (1994). Het

gezondheidszorggebruik en het verlies aan productiviteit werden

gedurende drie maanden nagegaan voor beide groepen. Dit

onderzoek wijst op belangrijke predictoren die de variaties in de

kosten verklaren: de kosten zijn hoger bij CVS-patiënten die

afhankelijk zijn, alleen wonen en één of meerdere beperkingen

hebben.

Tabel 1 geeft de absolute en procentuele cijfers weer over het

gebruik van gezondheidszorgdiensten en verlies van werk over een

periode van drie maanden bij 44 CVS-patiënten en 97 patiënten met

chronische vermoeidheid (dus zonder diagnose van CVS).

Page 41: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 33

Gezondheidszorgdiensten CVS-groep

n=44 (%)

Chronische

vermoeidheid

n=97 (%)

Huisarts 43 (98) 91 (94)

Specialist 18 (41) 28 (29)

Verpleegkundige 10 (23) 19(20)

Hospitalisatie 0 (0) 2 (2)

Medicatie 17 (39) 17 (18)

Fysiotherapeut 3 (7) 5 (5)

Consulent/voorlichter 3 (7) 5 (5)

Diëtist 3 (7) 0 (0)

Sociale diensten 0 (0) 1 (1)

Alternatieve geneeskunde 13 (30) 17 (18)

Informele zorg 31 (71) 34 (35)

Verlies productiviteit 13 (30) 21 (22) Tabel 1: aantal (%) van patiënten met CVS en chronische vermoeidheid die gebruik maken

van gezondheidszorgdiensten en verlies van productiviteit ervaren in de voorafgaandelijke drie

maanden (McCrone et al., 2003)

Algemeen kan worden vastgesteld dat de participanten uit de CVS-

groep opvallend meer gezondheidszorg gebruiken en minder

productief zijn dan personen met chronische vermoeidheid. De

volgende alinea‟s bespreken de meest opvallende aspecten bij de

CVS-groep uit het onderzoek van McCrone et al. (2003).

Bijna alle CVS-patiënten hadden in de drie maanden

voorafgaandelijk aan het interview contact met hun huisarts. Gezien

de datacollectie vertrekt vanuit de huisartsen, is dit geen vreemd

resultaat. Minder dan de helft van de personen met CVS hadden een

specialist geraadpleegd. Dit kan het gevolg zijn van voldoende

ondersteuning van de huisarts of omwille van onvoldoende

erkenning vanwege de geneesheer-specialist. Mogelijks wordt de

doorverwijzing naar specialisten te lang uitgesteld.

Ongeveer 39% van de participanten gebruikten minimaal één vorm

van voorgeschreven medicatie. Het grootste deel werd

voorgeschreven door de huisarts/specialist met als indicatie depressie,

slaap- en/of angstproblemen. Meer informatie omtrent het

Page 42: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 34

geneesmiddelengebruik is terug te vinden onder het topic „3.5

medicatiegebruik‟. Een frappant gegeven is dat geen enkele persoon

in de voorafgaandelijke drie maanden contact had met een

medewerker van een sociale dienst. Dit kan verklaard worden door

de het feit dat de CVS-patiënten vaak ambulant worden behandeld.

Ongeveer 30% van de participanten binnen het onderzoek van

McCrone et al. (2003) gebruikten in deze periode een vorm van

alternatieve geneeswijzen (homeopathie, acupunctuur …). Wanneer

personen binnen de conventionele geneeskunde onvoldoende

erkenning ervaren of geen beterschap vaststellen tijdens/na de

gerichte behandeling zijn ze vaak geneigd de oplossing voor hun

probleem binnen de niet-conventionele geneeskunde te zoeken.

Ongeveer 31 personen of 70% van het totaal aantal participanten

maakte gebruik van informele zorg. De informele zorg kan ontbreken

bij sociaal geïsoleerde personen, die door hun beperkingen sterke

moeilijkheden ervaren inzake het onderhouden/aangaan van sociale

relaties.

Page 43: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 35

Tabel 2 geeft een overzicht van de door McCrone et al. (2003)

gerapporteerde kosten – gedurende drie maanden – die gepaard gaan

met het consulteren van gezondheidszorgverstrekkers. Deze

gegevens zijn gebaseerd op de actuele gemiddelde consultatiekost,

nagegaan per specialisme, in pond (£) binnen het Verenigd

Koninkrijk in het jaar 2000.

CVS (n=44) Gem. S.D. %

Huisarts 62 45 30.6

Specialist 62 113 30.9

Verpleegkundige 5 21 2.5

Hospitalisatie 0 0 0.0

Medicatie 11 15 5.2

Fysiotherapeut 8 41 4.0

Consulent/voorlichter 8 41 4.1

Diëtist 14 56 7.1

Sociale diensten 0 0 0.0

Alternatieve

geneeskunde

31 74 15.5

Formele zorg 202 170 100

Informele zorg 2903 4227 82.6

Kosten

gezondheidszorg

3105 4241 88.3

Verlies productiviteit 410 759 11.7

TOTAAL 3515 4360 100 Tabel 2: gemiddelde kost in pond (S.D.) van gezondheidszorgdiensten en verlies van

productiviteit in de laatste drie maanden, verzameld in het jaar 2000 (McCrone et al., 2003)

Binnen het aspect van informele zorg is het belangrijk mee te delen

dat de uren aan informele zorg (onbezoldigd taken uitvoeren door

vrienden, familie, e.a.) binnen het artikel van Scheeres et al. (2008)

worden berekend op basis van de gedachtegang dat men een

professionele hulpverlener deze taak zou moeten laten uitvoeren bij

afwezigheid van een mantelzorger. Dit is echter een foute methode

die leidt tot overschatting. De schaduwprijs inzake het vergoeden van

een mantelzorger ligt lager dan de prijs voor professionele zorg.

Page 44: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 36

Binnen het artikel van Scheeres et al. (2008) bleek dat de meeste

consultaties plaats vinden bij de huisarts en fysiotherapeut. De

meeste uren zorg werden geconsumeerd binnen de informele zorg.

Binnen het beroepsveld van de artsen zijn de psychotherapeuten de

grootste kost. Zowel binnen deze als voorgaande studie van

McCrone et al. (2003) is zorg aan huis de grootste kost binnen de

totale kost van de gezondheidszorg: in de studie van Scheeres et al.

(2008) bedraagt dit 23% voor formele zorg, 48% voor informele

zorg. Binnen de studie van McCrone et al. (2003) wordt formele zorg

gezien als alle zorg die binnen gezondheidszorgdiensten gebeurt.

Scheeres et al. (2008) interpreteren formele zorg als formele

thuiszorg, uitgevoerd door professionelen.

3.3 Kosten van de therapieën ter behandeling van CVS

Ten gevolge van de aanhoudende moeheid zoeken personen met

CVS medische hulp. Dit alles heeft essentiële gevolgen voor de

gezondheidszorg, de personen zelf, hun familie en de volledige

maatschappij (Bombardier & Buchwald; Lloyd & Pender; McCrone

et al., in: McCrone, Ridsdale, Darbishire, & Seed, 2004).

Volgens Scheeres et al. (2008) zijn volgende kosten te onderscheiden

bij het gebruik van CBT: de behandelingskosten, directe medische

kosten los van CBT (bv. contacten met huisarts, psycholoog …),

directe niet-medische kosten (bv. vervoerskosten naar de centra waar

CBT gegeven wordt) en indirecte niet-medische kosten (bv. verlies

van productiviteit, informele zorg). Scheeres et al. (2008) stelden

vast dat het gebruik per CBT-behandeling vanuit het perspectief van

de patiënt een totale gemiddelde kost teweeg brengt van 597 euro

(zie tabel 3).

Page 45: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 37

Gem. S.D. Mediaan Maximum

Persoonlijke kost voor

CBT: kost therapeuten

417 314 435 1349

Persoonlijke kost CBT:

kost administratie

28 7 34 34

Overheadkosten en kost

voor gebouwen

143 101 146 442

Reiskosten 9 6 7 43

Totale gemiddelde kost per

patiënt voor het gebruik

van CBT

597 424 628 17892

Tabel 3: studie uit Nederland: gemiddelde kosten vanuit het perspectief van de patiënt (in euro)

voor het gebruik van CBT voor CVS-patiënten in een voorziening voor mentale

gezondheidszorg (n=125) (Scheeres et al., 2008)

Uit tabel 4 blijkt dat zowel de medische als niet-medische kosten

opmerkelijk dalen door behandeling met CBT. Scheeres et al. (2008)

geven hiervoor als verklaring dat de CVS-patiënten bij deelname aan

de studie gevraagd werden om geen andere behandelingen of

medicatie te gebruiken. Daarnaast komt er een einde aan de medical-

shopping: de patiënten krijgen een specifieke behandeling voor de

aandoening CVS.

Page 46: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 38

Intake Follow-up

Gem

.

S.D. Med. Gem. S.D. Med.

Medische kosten

Huisarts 63 67 41 41 40 41

Medisch specialist 77 103 0 58 95 0

Fysiotherapeut 87 202 0 62 181 0

Psycholoog 125 377 0 50 172 0

Psychiater 18 107 0 18 95 0

Thuiszorg 589 1629 0 498 1235 0

Hospitalisatie 134 720 0 67 509 0

Voorgeschreven

geneesmiddelen

19 50 3 16 52 3

Niet-medische

kosten

Alternatieve

voorgeschreven

geneesmiddelen

56 114 0 39 94 0

Geneesmiddelen

zonder voorschrift

52 121 0 25 53 0

Informele

thuiszorg

1109 2322 0 927 1573 0

Verplaatsingskost

en

32 32 23 21 28 11

Totaal medische

kosten

1112 2258 362 810 1350 241

Totaal niet-

medische kosten

1249 2396 112 1012 1822 72

Tabel 4: gemiddelde medische en niet-medische kosten in euro, gemeten over zes maanden:

bij intake (geen CBT) en follow-up (wel CBT), met n=125 (Scheeres et al., 2008)

Binnen het onderzoek van Severens et al. (2004) werden de

participanten gerandomiseerd binnen drie groepen: een groep waar

men wordt behandeld volgens de principes van CBT, een

zelfhulpgroep en een groep zonder enige interventie. De totale kosten

werden verzameld op negen en veertien maanden. Severens et al.

(2004) concludeerden dat CBT resulteert in een betere outcome en

Page 47: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 39

een lager gebruik van gezondheidszorgdiensten dan binnen de andere

groepen (zelfhulpgroep en groep zonder enige interventie). In deze

studie werden er minder huisartsen en medische specialisten

geconsulteerd binnen de CBT-groep. Dat kan deels verklaard worden

door het feit dat andere behandelingen (naast het volgen van CBT)

worden afgeraden. Doordat sommigen dit advies niet volgen, is er

een grote range binnen deze kosten aanwezig (Severens et al., 2004).

Volgens Scheeres et al. (2008) resulteert een behandeling met CBT

ook in een daling van het aantal contractueel vastgelegde uren. Een

mogelijke verklaring hiervoor is dat de werkgever rekening houdt

met enerzijds het verlies van productiviteit ten gevolge van de

aandoening CVS, anderzijds de tijd die behandelingen in beslag

nemen. Opvallend is echter dat de productiviteit per gewerkt uur

toeneemt door CBT, waardoor de kosten met betrekking tot

productiviteitsverlies sterk afnemen.

Tabel 5 vergelijkt het gebruik van de gezondheidszorgdiensten en de

kosten tussen CBT en GET. De studie van McCrone et al. (2004) had

als doel om de kosteneffectiviteit na de gaan van zowel CBT als

GET. De studie vond plaats in Zuid-Oost Engeland en baseerde zich

op 130 proefpersonen gerekruteerd bij de huisarts. De personen

werden gerandomiseerd toegekend aan ofwel de CBT- of GET-

groep. Alle patiënten in de CBT-groep kregen therapie, terwijl dit

niet het geval was voor 12% van de patiënten uit de GET-groep.

Beide groepen hebben regelmatig contact met de huisarts, hoewel dit

tevens bij beide groepen licht afneemt na drie maanden. Daarnaast is

„informele zorg‟ een niet te onderschatten uitgave. De totale uitgaven

voor gezondheidszorggebruik is merkelijk hoger bij de CBT- groep

in vergelijking met de GET-groep.

Page 48: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 40

Graded Exercise Therapy (n=50) Cognitive Behavioural Therapy (n=52)

Baseline Follow-up Baseline Follow-up

n

(%)

Gem.

(S.D.)7

Kost

Gem.

(S.D.)

n

(%)

Gem.

(S.D.)

Kost

Gem.

(S.D.

)

n

(%)

Gem.

(S.D.)1

Kost

Gem.

(S.D.

)

n

(%)

Gem.

(S.D.

)1

Kost

Gem.

(S.D.

)

Interventie 0 (0) 0.0

(0.0)

0 (0) 44

(88)

4.4

(2.4)

136

(72)

0

(0)

0.0

(0.0)

0 (0) 52

(100)

5.4

(1.5)

178

(51)

Huisarts 49

(98)

3.1

(2.3)

52

(39)

42

(84)

2.1

(1.9)

36

(32)

46 (89)

2.5

(1.6)

42

(26)

42

(81)

2.0

(2.0)

34

(33)

Andere arts 24

(48)

0.8

(1.1)

64

(92)

18

(36)

0.7

(1.3)

66

(126)

17 (33)

0.8

(1.8)

85 (29 6)

16

(31)

0.7

(1.5)

62

(167)

Verpleegkundige 12

(24)

0.5

(1.0)

5 (20) 13

(26)

0.5

(1.1)

4 (9) 6 (12)

0.2

(0.5)

1 (4) 9

(17)

0.3

(0.6)

1 (3)

Hospitalisatie 1 (2) 0.06

(0.42)

15

(103)

2 (4) 0.06

(0.31)

22

(125)

1

(2)

0.02

(0.14)

5

(34)

2 (4) 0.08 (0.44)

21

(110)

7 Aantal contacten in de afgelopen drie maanden. Informele zorgkost wordt uitgedrukt in aantal uren in de afgelopen drie maanden.

Page 49: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 41

Fysiotherapeut 4 (8) 0.3

(1.2)

12

(48)

5

(10)

0.3

(1.0)

22

(127)

2

(4)

0.1

(0.6)

1 (7) 2 (4) 0.2

(0.9)

2

(12)

Consulent 4 (8) 0.3

(1.2)

12

(47)

3 (6) 0.2

(0.9)

3

(13)

2

(4)

0.04

(0.2)

1 (3) 4 (8) 0.5

(1.9)

9

(39)

Diëtist 3 (6) 0.2

(0.9)

13

(5.3)

2 (4) 0.1

(0.7)

4

(25)

0

(0)

0.0

(0.0)

0 (0) 1 (2) 0.1

(0.4)

3

(23)

Sociale diensten 1 (2) 0.04

(0.28)

3 (23) 0 (0) 0.0

(0.0)

0 (0) 0

(0)

0.0

(0.0)

0 (0) 0 (0) 0.0

(0.0)

0 (0)

Alternatieve gen. 11

(22)

0.9

(2.4)

19

(53)

17

(34)

1.4

(2.4)

40

(76)

7 (14)

0.6

(2.0)

13

(47)

12

(23)

1.1

(2.8)

25

(60)

Informele zorg 24

(48)

113

(264)

1197

(2793)

24

(48)

128

(239)

1352 (2529)

28 (54)

197

(367)

2077 (3882)

31

(60)

155

(269)

1636 (2844)

TOTAAL - - 1392

(2827)

- - 1684 (2584)

- - 222 (3920)

- - 1970 (2895)

Tabel 5: gebruik gezondheidszorg en de kosten vergeleken tussen Cognitive Behavioural Therapy en Graded Exercise Therapy (in Britse pond) over

de afgelopen drie maanden (McCrone et al., 2003)

Page 50: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 42

3.4 Kosteneffectiviteit van de therapieën

Een niet te onderschatten spanningsveld is het beperkte budget

tegenover het groeiend aantal diagnostische- en

behandelingsmogelijkheden. Een systematische economische

evaluatie is daarom van primair belang (Drummond, O‟Brien,

Stoddart, & Torrance, in: Severens et al., 2004).

Voor een correcte en objectieve economische evaluatie is het

noodzakelijk zowel rekening te houden met de effectiviteit

(outcome) als de hierbij horende kosten (McCrone et al., 2004;

Drummond, O‟Brien, Stoddart, & Torrance, in: Severens et al.,

2004). Bij deze expliciete vergelijking kunnen verschillen in

effectiviteit gerelateerd worden aan verschillen in kosten, dit om

inzicht te krijgen in de relatieve effectiviteit – bij meestal – een

nieuwe interventie binnen de gezondheidszorg. Vergelijkingen

kunnen gemaakt worden met een algemene interventie, specifieke

interventie voor een welomschreven patiëntenpopulatie, de voorlopig

meest effectieve, goedkoopste of meest geliefde behandeling (Berger,

in: Severens et al., 2004).

Zoals reeds vermeld is CBT een effectieve behandeling voor CVS.

Volgens Scheeres et al. (2008) is het aantal patiënten die van CBT

gebruik kan maken slechts beperkt, gezien dit enkel in

gespecialiseerde universitaire medische centra wordt aangeboden.

Alvorens de therapie verder te implementeren in niet-academische

settings, is het absoluut noodzakelijk de kosten en baten voor de

individuele patiënten, het gezondheidszorgsysteem en de

maatschappij af te wegen. Uit onderzoek van Chrisholm et al.;

McCrone, Risdale, Darbishire en Seed; Severens, Prins, van der Wilt,

van der Meer en Bleijenberg (in: Scheeres et al., 2008) blijkt dat

CBT kosteneffectief is voor de maatschappij in vergelijking met de

gewone consultaties bij de huisarts. Scheeres et al. (2008)

concluderen eveneens – aan de hand van de „acceptability curve‟ –

een gunstige cost-outcome analyse bij het implementeren van CBT

in een niet-academische setting, zowel op niveau van de

maatschappij als van de gezondheidszorg.

Page 51: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 43

3.5 Medicatiegebruik

Omwille van de afwezigheid van diagnostische klinische

aanwijzingen, is er nog steeds een grote onzekerheid betreffende de

diagnose en de aanpak van CVS. In wetenschappelijke literatuur is er

tot op heden nog geen consensus over de oorzaak en de pathogenese

van CVS. Dit resulteert in een afwezigheid van een definitieve

farmacotherapie (Whiting et al., in: Boneva, Lin, Maloney, Jones, &

Reeves, 2009). Het voorschrijfgedrag van artsen beperkt zich niet

zelden tot de behandeling van louter de symptomen die gepaard gaan

met de aandoening. Dit gebrek aan aanvaardbare oplossingen leidt

tot onzekerheid en frustratie bij de desbetreffende patiënten. Als

gevolg van dit fenomeen bezoeken patiënten diverse zorgverleners

(medical shopping) en experimenteren ze zelf met geneesmiddelen

om de klachten te onderdrukken (Jason et al.; Lin, Brimmer, Boneva,

Jones, & Reeves, in: Boneva et al., 2009). Problematisch is dat

patiënten meestal onvoldoende kennis hebben om op een adequate

manier de inname van medicatie te beheren. Daarnaast richten artsen

zich bovenal op de waarneembare symptomen, zonder dat hierbij de

oorspronkelijke aandoening CVS behandeld wordt. Deze factoren

dragen bij tot het ontstaan van nieuwe symptomen als neveneffect

van de ingenomen medicatie en leidt tot een stijging van de

beperkingen.

Binnen het onderzoek van Boneva et al. (2009) wordt er nagegaan in

welke mate personen met CVS in vergelijking met gezonde personen

zowel voorgeschreven als niet-voorgeschreven geneesmiddelen

innemen. De studie vond plaats in Georgia (Verenigde Staten).

Volgens Boneva et al. (2009) is het medicatiegebruik over het

algemeen hoger bij de CVS groep.

Hieropvolgend worden de meest gebruikte medicatiegroepen bij de

personen met CVS beschreven: pijnstillende medicatie, anti-

histaminica, antidepressiva, gastro-intestinale medicatie, sedativa,

spierontspannende medicatie en supplementen. Tabel 6 geeft het

geneesmiddelengebruik weer bij de CVS groep en de groep gezonde

participanten.

Page 52: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 44

CVS

(n=113)

Gezond

(n=124)

p-waarde

n (%) n (%) CVS vs.

gezond

Pijnstillende

medicatie

74 (65,5) 66 (53,2) 0,056

Anti-histaminica 40 (35,4) 27 (21,8) 0,017

Anti-depressiva 41 (36,3) 11 (8,9) <0,001

Gastro-

intestinale

medicatie

30 (26,6) 16 (12,9) 0,0082

Spierontspanners 10 (8,9) 0 <0,001

Supplementen 50 (44,2) 65 (52,4) 0,158 Tabel 6: geneesmiddelengebruik bij personen met CVS in vergelijking met gezonde

personen (Boneva et al., 2009)

Binnen de groep „pijnstillende medicatie‟ worden NSAID‟s (niet-

steroïdale anti-inflammatoire drugs) vaak gebruikt. De belangrijkste

redenen voor inname zijn lichamelijke pijn, artritis en hoofdpijn.

Ibuprofen® wordt meer gebruikt door CVS patiënten in vergelijking

met personen zonder CVS. Dit in tegenstelling tot aspirines, die

opvallend meer gebruikt worden bij personen zonder CVS. Een

mogelijke verklaring hiervoor is dat Aspirine® vaker preventief

aangewend worden door niet-CVS personen, bv. ter preventie van

bloedklonters. Daarnaast worden medicatie tegen migraine en

narcotische pijnstillers eveneens meer gebruikt bij de populatie met

CVS in vergelijking met personen zonder CVS. Narcotische

pijnstillers worden vooral ingenomen ter bestrijding van nek- en

rugpijn, pijn aan de extremiteiten en hoofdpijn. Paracetamol-

bevattende medicatie wordt meer gebruikt door CVS-patiënten ter

behandeling van hoofdpijn en lichamelijke pijn.

De groep „anti-histaminica‟ wordt significant vaker gebruikt in de

CVS-groep, dit om allergieën en verkoudheden te behandelen.

Meestal wordt deze medicatie door CVS-personen gebruikt als

slaapmiddel.

Page 53: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 45

„Antidepressiva‟ worden voornamelijk gebruikt om slaapproblemen,

zenuwen en angst te onderdrukken, welke vaak voorkomen bij

personen met CVS en tevens kunnen worden geïnterpreteerd als

comorbiditeiten (psycho-psychologische insomnie, angst- en

stemmingsstoornissen, secundaire depressie …). Dit gegeven wordt

bevestigd in de studie van McCrone (2003). Daarnaast worden

„sedativa‟ tevens aangewend om angst, zenuwen en slaapproblemen

te behandelen.

Zoals hierboven aangegeven, nemen personen met CVS tal van

medicatie, die elk op hun beurt nevenwerkingen vertonen. NSAID‟s

worden vaak ingenomen, waardoor nevenwerkingen zoals reflux,

maagzweer, maagontstekingen … aanleiding geven tot het gebruik

van bijkomende medicatie zoals gastro-intestinale medicatie.

„Spierontspannende medicatie‟ wordt frequent gebruikt bij de CVS-

groep, dit ter behandeling van de spierpijn kenmerkend aan de

aandoening.

Supplementen zoals voedingsadditieven, vitaminen, mineralen,

aminozuren, vetzuren, homeopathische preparaten en kruiden

worden volgens deze studie minder gebruikt bij personen met CVS,

maar vaker bij personen zonder CVS. Ondanks het feit dat dit

gegeven geen statistische significantie van p<0,05 bereikt, leek het

ons interessant dit te vermelden in deze masterproef daar de

vragenlijst betreffende de medische consumptie in het empirisch

onderzoek tevens peilt naar het gebruik van medicatie en

voedingssupplementen.

Boneva et al. (2009) stelden vast dat pijnstillende medicatie, gastro-

intestinale medicatie, antidepressiva en benzodiazepines de meest

gebruikte medicatiegroepen zijn door personen met CVS in

vergelijking met personen zonder CVS. Volgens Boneva et al.

(2009) gebruiken 95% van de participanten binnen de studie

geneesmiddelen, waarvan 93% minimaal één geneesmiddel

consumeren. In de studie van McCrone et al. (2003) gebruiken 39%

van de CVS-patiënten binnen het Verenigd Koninkrijk minstens één

type van voorgeschreven medicatie. Uit deze resultaten blijkt dat het

Page 54: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 46

grootste deel van de medicatie zonder voorschrift van een arts

geconsumeerd wordt.

Een snellere en meer efficiënte diagnosticering van CVS zou kunnen

tegemoet komen aan dit misbruik van medicatie. Daarnaast is het

noodzakelijk om zowel artsen als patiënten voldoende educatie te

geven over de indicaties en bijwerkingen van de gebruikte

geneesmiddelen.

3.6 Perceptie patiënten over de gezondheidszorg

Binnen het onderzoek van Deale en Wessely (2001) wordt er

nagegaan wat de perceptie is op de ontvangen zorg binnen een

gespecialiseerd centrum voor CVS in het Verenigd Koninkrijk. Na

het hanteren van exclusiecriteria namen 65 personen deel aan de

studie. Volgens Deale en Wessely (2001) is een kwaliteitsvolle

relatie tussen arts en patiënt belangrijk. Dit is echter niet

vanzelfsprekend. Door de subjectieve en nog steeds onduidelijke

aard van de aandoening zijn artsen vaak ontevreden of onzeker over

de behandeling die zij kunnen leveren aan de patiënten met CVS.

Kwalitatieve studies in het Verenigd Koninkrijk tonen aan dat ook

patiënten – en dit hoofdzakelijk binnen patiëntenorganisaties –

ontevreden zijn met de verkregen steun en informatie van hun

behandelende arts. Voornamelijk bij vrouwen worden

miscommunicatie en ongeloof gerapporteerd (Ax, Gregg, & Jones;

Cooper, in: Deale & Wessely, 2001). Over het algemeen hebben

CVS-patiënten een grotere ontevredenheid dan patiënten met een

andere aandoening (Twemlow, Bradshaw, Coyne, & Lerman, in:

Deale & Wessely, 2001). Volgens Anderson en Ferrans (in: Jason et

al., 2000) hebben 77% van de patiënten met CVS negatieve

ervaringen met de medische zorg, terwijl 35% ten gevolge van de

minimale resultaten het zoeken naar medische hulp gestopt heeft.

Volgens Jason et al. (2000) blijven patiënten met CVS – die in

voldoende mate bezitten over sociale en economische middelen –

medische hulp zoeken: zij zijn overtuigd van hun nood aan medische

zorg, maar de professionals slagen er niet in een passende diagnose

of behandeling in te stellen.

Page 55: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 47

Deale en Wessely (2001) concludeerden dat ongeveer twee derde

van de patiënten met CVS behandeld binnen een ziekenhuis

ontevreden waren van de kwaliteit van zorg. De gerapporteerde

verklaringen voor de ontevredenheid zijn: geschil en onduidelijkheid

omtrent de diagnose, beperkte kennis en een sceptische, minachtende

of afwijzende houding van artsen betreffende de diagnose. Daarnaast

krijgen patiënten vaak inadequate en contrasterende adviezen. Een

derde van de bestudeerde participanten was echter wel tevreden en

benoemde hun arts als zorgend, steunend en geïnteresseerd in de

aandoening.

De actuele gezondheidsstatus, de verwachtingen en de geografische

situatie zijn bepalend voor de mate van tevredenheid. In de

Verenigde Staten wordt de gezondheidszorg hoofdzakelijk door de

patiënt zelf gefinancierd, waardoor personen met CVS andere eisen

stellen naar de gezondheidszorg toe en minder snel ontevreden zijn.

Zij die voldoende steun en goede zorg ontvangen bij de huisarts,

zullen minder snel geneesheer-specialisten raadplegen. Bij een

ernstige vorm van vermoeidheid en ernstigere beperkingen verloopt

de behandeling en diagnose moeilijker, waardoor hier een hogere

ontevredenheid optreedt (Deale & Wessely, 2001).

De participanten binnen het onderzoek van Deale en Wessely (2001)

wijzen hun klachten toe aan een fysieke oorzaak, terwijl sommige

artsen de symptomen toekennen aan een psychologische oorsprong.

Binnen dit onderzoek kreeg de helft een fysieke diagnose (bv. MS).

Wanneer dit nadien een foutieve diagnose blijkt te zijn, zorgt dit niet

voor ontevredenheid. De andere helft kreeg een psychische diagnose,

wat voor hen inacceptabel was en ontevredenheid uitlokte. Dit alles

leidt tot conflict tussen arts en patiënt en uiteindelijke

ontevredenheid langs beide zijden.

Personen die ontevreden zijn over de kwaliteit van zorgverlening

hebben vaak onrealistische verwachtingen betreffende de outcome

van de behandeling. Daarnaast ervaren artsen ontevredenheid

wanneer ze verwachten op een eenvoudige manier een diagnose en

behandeling op te stellen en dit nadien niet het geval blijkt te zijn.

Page 56: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op medische consumptie 48

Het stellen van de diagnose CVS door een arts is voor de potentiële

patiënten noodzakelijk in het verkrijgen van een definitieve

diagnose, behandeling (verplichte doorverwijzing door huisartsen

noodzakelijk), uitkering en steun. Personen met klachten van CVS

hebben het gevoel hun huisarts te moeten overtuigen van de

mogelijke aanwezigheid van CVS, wat de mogelijkheid op herstel

reduceert.

Concluderend stellen Deale en Wessely (2001) dat tevredenheid bij

patiënten met CVS weinig te maken heeft met het al dan niet kunnen

genezen van de aandoening, maar veeleer met een kwaliteitsvolle,

ondersteunende en begripsvolle relatie met de desbetreffende

huisarts. Daarnaast spelen de interpersoonlijke karakteristieken en

communicatieve vaardigheden van de arts en andere zorgverleners

een niet te onderschatten rol bij de tevredenheid. Om dit laatste te

optimaliseren is het noodzakelijk educatie te geven aan artsen inzake

specifieke, geïndividualiseerde en evidence based informatie.

Page 57: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 49

4 Kwaliteit van leven

CVS is een wereldwijd gerapporteerde aandoening die vaak

geassocieerd wordt met de aanwezigheid van angst en depressie wat

op zijn beurt zal resulteren in een verminderde kwaliteit van leven

(Anderson & Ferrans; Lehman, Lehman, Hemphill, Mandel, &

Cooper; Short, McCabe, & Tooley; Straus & Kleinman, in: Dickson,

Toft, & O'Carroll, 2009). Binnen het onderzoek van Dickson et al.

(2009) werd aangetoond dat ongeveer 50 à 60 % van de personen

met CVS depressief zijn. De aanwezigheid van diverse beperkingen

maken het voor de persoon met CVS vaak moeilijk om zijn/haar

activiteiten van het dagelijkse leven verder op te nemen (Metzger &

Denney; Schweiter, Kelly, Foran, Terry, & Whiting, in: Dickson et

al., 2009). In het verleden zijn er nog maar weinig wetenschappelijke

studies uitgevoerd die het effect van CVS op de kwaliteit van leven

meten.

Inzake kwaliteit van leven wordt er binnen de wetenschappelijke

literatuur een onderscheid gemaakt tussen het algemene concept en

de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. Het algemeen

concept „kwaliteit van leven‟ bestaat uit een geheel van objectieve en

subjectieve criteria. De subjectieve criteria staan centraal binnen het

concept en hebben te maken met de algemene tevredenheid omtrent

het leven en zijn deeldomeinen. De algemene kwaliteit van leven

wordt bevraagd aan de hand van gestandaardiseerde instrumenten

(Rakib et al., 2005).

4.1 Algemeen concept ‘kwaliteit van leven’

Rakib et al. (2005) onderzochten de subjectieve aspecten binnen het

algemeen concept „kwaliteit van leven‟. Er werden 73 patiënten

vanuit twee gespecialiseerde instellingen random geselecteerd. De

kwaliteit van leven werd gemeten met de Manchester Short

Assessment of Quality of Life (MANSA). De onderzoekers stelden

vast dat personen met CVS een lagere subjectieve kwaliteit van leven

hadden in vergelijking met personen zonder CVS. Wat opvalt is dat

personen met CVS beduidend lager scoren betreffende tevredenheid

omtrent de financiële situatie (ruim 60% van de participanten in deze

Page 58: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 50

studie is werkloos) en vrije tijd activiteiten. Vervolgens is er ook

ontevredenheid aangaande het kunnen uitvoeren van sociale

activiteiten. Uit het onderzoek bleek ook dat demografische

gegevens geen significante predictoren zijn inzake de subjectieve

kwaliteit van leven. In de studie van Rakib et al. (2005) scoren CVS

patiënten beduidend lager op hun algemene kwaliteit van leven,

waardoor men expliciet ontevreden is omtrent hun algehele leven. Er

blijkt echter geen ontevredenheid te zijn inzake hun mentale

gezondheid. Dit laatste kan verklaard worden doordat CVS-patiënten

hun aandoening vaak toeschrijven aan een fysieke oorzaak dan louter

aan een mentale oorsprong. Deze fysieke attributie kan als positief

beschouwd worden daar het hebben van een depressie en/of mentale

problemen significante predictoren zijn aangaande een verminderde

kwaliteit van leven. Levensdomeinen die minder gerelateerd worden

aan vermoeidheid worden vaak nog steeds als positief ervaren (Rakib

et al., 2005).

4.2 Predictoren van gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven

„Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven‟ (Health Related

Quality of Life - HRQoL) is een maatstaf voor de subjectieve

beoordeling van het dagelijks functioneren en het welzijn in het

kader van de algemene gezondheidstoestand (Guyatt, Feeny, &

Patrick, in: Lowry & Pakenham, 2008). Ten gevolge van het gebrek

aan objectieve indicatoren die de ziektetoestand en de evolutie van

CVS kunnen nagaan, is het beoordelen van de HRQoL een

belangrijke parameter (Wilson et al., in: Lowry & Pakenham, 2008).

De vragenlijst Short Form-36 Health Survey wordt niet zelden in

wetenschappelijke studies gebruikt om de impact van aandoeningen

op de kwaliteit van leven na te gaan. Wetenschappelijke onderzoeken

– waarbij de vragenlijst „SF-36‟ gebruikt werd – duiden dat CVS-

patiënten significant lager scoren op vlak van lichamelijke kwaliteit

van leven (Buchwald, Pearlman, Umali, Schmaling, & Katon;

Herrell et al.; Taillefer, Kirmayer, Robbins, & Lasry, in: Lowry &

Pakenham, 2008). Bijkomende problemen zoals onzekerheid over de

duur en prognose van de aandoening, fluctuaties in moeheid,

ongeloof door professionals en belangrijke derden … kunnen leiden

tot frustraties, psychologische stress en zelfs tot psychologische

Page 59: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 51

comorbiditeiten (Antoni et al.; Rakib et al.; Taillefer et al., in: Lowry

& Pakenham, 2008).

Zoals reeds geconcludeerd werd in voorgaande studies, rapporteren

de studies van Lowry en Pakenham (2008) en Whiting et al. (in:

Dickson et al., 2009) dat CVS-patiënten significant minder goed

functioneren op lichamelijk vlak en meer psychologische stress

ervaren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de aandoening CVS

wel degelijk een niet te onderschatten impact heeft op de HRQoL.

CVS-patiënten worden beperkt in hun lichamelijke mogelijkheden,

het vervullen van hun rollen en het uitoefenen van professionele

activiteiten. Daarnaast ervaren de patiënten meer lichamelijke pijn en

hebben ze weinig vertrouwen in het verloop van de

gezondheidstoestand.

Binnen de Australische studie van Lowry en Pakenham (2008)

worden de predictoren van HRQoL – die reeds vastgesteld en

bestudeerd werden in voorgaand onderzoek – opnieuw onderzocht.

Alle 139 participanten werden gerekruteerd vanuit diverse

zelfhulpgroepen voor CVS in Queensland. Volgens voorgaande

wetenschappelijke literatuur voorspellen de ernst van de moeheid

(frequentie en duur van de symptomen), de sociodemografische

(leeftijd, geslacht, educatie en het al dan niet hebben van een partner)

en ziektegerelateerde eigenschappen (lichamelijk of mentaal) de

lichamelijke en psychologische HRQoL. Inzake de significatie van

demografische factoren als predictor is er een tegenstelling waar te

nemen is tussen de subjectieve en gezondheidsgerelateerde kwaliteit

van leven: de demografische factoren zijn aldus geen significante

voorspeller van de subjectieve kwaliteit van leven, maar wel van de

gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven.

Lowry en Pakenham (2008) concludeerden bij het opnieuw uitvoeren

van voorgaand onderzoek dat het ouder zijn, vrouw zijn, een hogere

symptoomfrequentie en een hoger niveau van lichamelijke en

mentale moeheid significante predictoren zijn van lichamelijke

HRQoL. Daarnaast zijn een ernstige lichamelijke vermoeidheid en

hogere symptoomfrequentie zwak positief gerelateerd aan de

psychologische stress.

Page 60: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 52

Het feit dat geslacht enkel een predictor is van lichamelijke HRQoL

kan te wijten zijn aan de onevenwichtige verhouding tussen mannen

en vrouwen in de studie: de steekproef bestond uit 72% vrouwelijke

patiënten. Daarnaast voorspelt het al dan niet hebben van een partner

noch lichamelijke, noch psychologische HRQoL. Een mogelijke

verklaring hiervoor is dat CVS-patiënten tevens op steun kunnen

rekenen van familie, vrienden, professionals. Ten slotte wordt het

beleven van de aandoening – volgens Jason et al. en Moss-Morris

(in: Lowry & Pakenham, 2008)– niet bepaald door de duur van de

aandoening, maar is dit veeleer individuspecifiek. De evolutie van

CVS is echter niet lineair, waardoor regressie naar een vroeger

stadium van de aandoening mogelijk is. Bovendien worden de

gezondheidsoutcomes bepaald door de individuele symptomen,

socio-demografische kenmerken, comorbiditeit, copingstijl … Dit

laatste staat in contrast met de studie van Jason et al. (2000):

individuen met een kortere ziekteduur zijn meer optimistisch over

hun gezondheid en de prognose. Dit wordt toegeschreven aan het feit

dat CVS-patiënten met een korte duur van de aandoening gebruik

maken van de copingstrategie „ontkenning‟.

Binnen het onderzoek van Dickson et al. (2009) worden het

neuropychologisch functioneren en beperkingen van de aandoening

CVS nagegaan, alsook het zelfvertrouwen, humeur en kwaliteit van

leven. De studie vond plaats in Schotland. Van de 23 participanten

werden er 16 gerekruteerd vanuit een gespecialiseerd centra voor

CVS en zeven vanuit een zelfhulpgroep. Binnen deze studie worden

zowel de gezondheidsgerelateerde als subjectieve kwaliteit van leven

laag gescoord in tegenstelling tot gezonde personen. Deze

bevindingen – een verminderde kwaliteit van leven bij personen met

CVS (zowel subjectief als gezondheidgerelateerd) – zijn identiek

terug te vinden de studies van Rakib et al. (2005) en Whiting et al.

(in: Dickson et al., 2009). CVS-patiënten hebben een hogere

zelfrapportage inzake depressie, bezorgdheid en een lager

zelfvertrouwen in vergelijking met gezonde participanten. Een lage

kwaliteit van leven zal een negatief effect hebben op sociale relaties,

verlies van relaties, het kunnen deelnemen aan sociale activiteiten,

financiële moeilijkheden, zelfwaardering en zelfvertrouwen. Inzake

ziekteperceptie maken personen met CVS zich vaak zorgen omtrent

Page 61: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 53

de aandoening en voelen weinig controle (interne locus of control) te

hebben omtrent de behandeling. Personen met CVS hebben meer

beperkingen in vergelijking met andere chronische ziekten

(Anderson & Ferrans; Buchwald et al.; Hardt et al.; Komaroff et al.;

Schweitzer, Kelly, Foran, Terry, & Whiting, in: Dickson et al.,

2009). Dit zijn fysieke, psychologische en sociale beperkingen, vaak

in combinatie met sociale stigma, publieke misopvattingen over CVS

en de vaak moeilijke relatie met diverse zorgverstrekkers, familie en

vrienden. Dit geheel leidt zeer vaak tot een vermindering van de

individuele kwaliteit van leven (Anderson & Ferrans; Schweiter et

al., in: Dickson et al., 2009). Er kan gesteld worden dat de kwaliteit

van leven op diverse domeinen wordt aangetast bij personen met

CVS: algehele gezondheid, fysieke en mentale gezondheid,

rolfuncties, sociaal en economisch functioneren en functioneren

binnen het gezin.

Hardt et al. (2001) hebben de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van

leven onderzocht, dit om na te gaan of er een gelijkaardige trend

waar te nemen is binnen zowel Verenigde Staten, Verenigd

Koninkrijk en Duitsland. Er werden 890 CVS-patiënten geïncludeerd

binnen dit internationaal onderzoek: 740 patiënten waren afkomstig

vanuit de Verenigde Staten, 85 patiënten vanuit het Verenigd

Koninkrijk en tenslotte 65 patiënten uit Duitsland. De onderzoekers

stelden vast dat de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven in de

drie landen lager ligt bij personen met CVS in vergelijking met

gezonde personen. Inzake de zelfrapportage binnen de verschillende

onderzochte landen kan gesteld worden dat dezelfde beperkingen

werden gescoord, dit voornamelijk binnen het sociaal functioneren,

vitaliteit en de rolfunctie.

4.3 Impact van behandelingen op kwaliteit van leven

Tot op heden is er nog geen mogelijkheid tot genezing van CVS. Er

zijn wel interdisciplinaire revalidatieprogramma‟s aanwezig

(Essame, Phelan, Agett, & White; Lim & Lubitz; Marlin, Anchel,

Gibson, Goldberg, & Swinton; Pemberton, Hatcher, Stanley, &

House, in: Taylor, 2004). Het belang van een dergelijk

revalidatieprogramma is dat CVS invloed heeft op zowel fysieke als

Page 62: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 54

psychologische elementen en dat de kwaliteit van leven uiteindelijk

een belangrijke invloed zal hebben op het ziekteverloop, eventuele

verbetering en herstel. Daarom is de evaluatie van de kwaliteit van

leven een belangrijk gegeven binnen een interdisciplinair

revalidatieprogramma (Anderson & Ferrans, in: Taylor, 2004).

Binnen het onderzoek van Taylor (2004) werden de patiënten op

twee manieren gerekruteerd: enerzijds via zelfhulpgroepen en artsen

gespecialiseerd in de pathologie CVS. Anderzijds werd er ook

gebruik gemaakt van informele kanalen zoals advertenties in kranten,

specifieke CVS-nieuwsbrieven, websites en reclame via een lokaal

televisiestation. In totaal werden er 47 participanten gerekruteerd

welke in twee verschillende groepen werden gerandomiseerd. Bij de

eerste groep startte de interventie onmiddellijk, binnen de

„uitgestelde groep‟ pas na twaalf maanden. In de studie werd er

nagegaan welk effect een interdisciplinair revalidatieprogramma had

op de kwaliteit van leven. Uit het onderzoek bleek dat een

interdisciplinair revalidatieprogramma een positief effect heeft op de

vermindering van de symptomen. Dit resulteert in een positief effect

op de kwaliteit van leven. Opvallend is dat het volgen van een

revalidatieprogramma een stijging zal teweeg brengen in de sociale

ondersteuning. Dit laatste is in tegenstelling tot de verwachte

evolutie: de sociale isolatie bij personen met CVS neemt toe wanneer

er een stijging waar te nemen is inzake de beperkingen (Taylor,

2004).

4.4 Psychologische stress

Patiënten met CVS zijn opvallend kwetsbaarder voor psychologische

stress. Binnen de studie van Lowry en Pakenham (2008) lijdt 63%

aan psychologische stress, welke waar te nemen is onder de vorm

van obsessieve-compulsieve stoornissen, depressies en psychotische

kenmerken. Obsessieve-compulsieve stoornissen houden verband

met de aanwezige cognitieve problemen (stoornissen in het

geheugen, concentratie …) welke de aandoening CVS kenmerken.

Depressies en psychotische kenmerken uiten zich onder de vorm van

wanhoop, eenzaamheid, lage interesse … Volgens Ax, Gregg en

Jones (2001); Johnson, DeLuca en Natelson; Wessely en Powell (in:

Page 63: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 55

Taillefer, Kirmayer, Robbins, & Lasry, 2002) zijn de somatische

symptomen van CVS en depressie vergelijkbaar, waardoor het

onderscheid tussen primaire, secundaire en comorbiede

psychiatrische stoornissen moeilijk na te gaan is. CVS heeft een

belangrijke impact op het lichamelijk functioneren en aldus op het al

dan niet kunnen deelnemen aan diverse activiteiten. Dit impliceert

frustratie en reductie van het sociale netwerk. Dit alles wordt

versterkt door het feit dat de aandoening vaak slechts in beperkte

mate wordt geaccepteerd door familie, vrienden en professionals

(Ax, Gregg, & Jones; Buchwald et al.; Short, McCabe, & Tooley;

Tiersky et al., in: Lowry & Pakenham, 2008). Dit laatste wordt

bevestigd in de studie van Lehman, Lehman, Hemphill, Mandel en

Cooper (2002). Door de moeilijke diagnosticering van CVS kampen

zowel artsen als patiënten met onzekerheid en angst. Artsen

verkiezen echter tastbare wetenschappelijke informatie, alvorens zich

uit te spreken over de vermoedelijke diagnose. Als gevolg hiervan

voelen patiënten zich niet erkend door hun arts, wat angst en

depressie in de hand werkt.

4.5 Sociale steun

Het concept „sociale steun‟ speelt een belangrijke rol bij het copen

met chronische aandoeningen en bepaalt aldus in grote mate de

kwaliteit van leven. Zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de

sociale interacties worden in dit begrip geïntegreerd (Sarason,

Sarason, & Pierce, in: Prins et al., 2004). Sociale steun kan

verschillende vormen aannemen: emotionele ondersteuning,

instrumentele steun, informationele steun … Cobb (in: Prins et al.,

2004) legde als eerste een positieve relatie tussen sociale steun en

gezondheid: de aanwezigheid van sociale steun zorgt voor een

sneller herstel, betere gehoorzaamheid en treedt op als buffer tegen

stress.

Volgens Lewis, Cooper en Bennet; Prins et al. (in: Prins et al., 2004)

ervaren CVS-patiënten tijdens het begin van hun aandoening minder

sociale steun in vergelijking met andere chronische ziekten. Deze

sociale ondersteuning blijft ook opvallend lager bij het verder

verloop van de aandoening. Daarnaast wordt het aantal sociale

Page 64: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 56

relaties sterk gereduceerd ten gevolge van de functionele

beperkingen tijdens het werk en vrije tijd. Dit brengt met zich mee

dat familieleden en de partner als belangrijke bronnen van sociale

ondersteuning gezien worden. Bovendien vertonen patiënten minder

functionele beperkingen wanneer de partner voldoende optimistisch

is (Anderson & Ferrans; Heijmans, de Ridder, & Bensing, in: Prins et

al., 2004).

Binnen het onderzoek van Prins et al. (2004) werd nagegaan in welke

mate personen met CVS sociale steun ontvangen in vergelijking met

gezonde personen. Er werden 270 CVS-patiënten random

geselecteerd binnen twee universitaire afdelingen in Nederland

gespecialiseerd in CVS. De gezonde participanten waren vrienden,

familie, collegae van de patiënten binnen de studie. Vrouwelijke

CVS-patiënten kunnen op meer ondersteunende interacties rekenen

in vergelijking met mannelijke patiënten. De kwantiteit van de

sociale ondersteuning bij CVS-patiënten is even groot in vergelijking

met patiënten die lijden aan andere chronische aandoeningen. Op

kwalitatief vlak is er echter een significant verschil waar te nemen:

personen met CVS rapporteren meer instrumentele en

probleemgerichte, maar minder sociale en emotionele interacties. Het

is echter zo dat de instrumentele en probleemgerichte interactie

onvoldoende tot zelfs negatief ervaren wordt. Dit heeft als gevolg dat

de vermoeidheid en functionele vermindering aangehouden blijft en

zelfs versterkt wordt (Prins et al., 2004).

Concluderend kan worden vastgesteld dat het noodzakelijk is

voldoende aandacht te besteden aan hoe de sociale ondersteuning

ervaren wordt en welke invloed dit heeft op het

gezondheidsgerelateerde gedrag. Daar de symptomen beïnvloed

worden door de kwaliteit van sociale steun, lijkt het noodzakelijk om

hieraan voldoende aandacht te besteden tijdens de behandelingen.

Uiteraard impliceert dit een hoge mate van individuele therapie.

4.6 Coping

Het onderzoek Ax et al. (2001) toont aan dat er tijdens de

behandeling van CVS te weinig aandacht wordt besteed aan het

emotionele en psychologische welzijn van de patiënten. Dit kan

Page 65: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 57

echter bereikt worden door voldoende aandacht te besteden aan de

copingstijl. De studie van Ax et al. (2001) is een review van de

voorgaande literatuur betreffende coping met CVS. Volgens Blakely

et al.; Lewis, Cooper en Bennett; Moss-Morris, Petrie en Weinman;

Ray, Phillips en Weir; Surawy, Hackmann, Hawton en Sharpe (in:

Ax et al., 2001) is het ontstaan van CVS te wijten aan een

voorafgaande ineffectieve coping. Daarenboven wordt het chronisch

karakter van CVS gerelateerd aan het niet goed kunnen omgaan met

de lichamelijke en emotionele gevolgen.

Antoni et al. (in: Ax et al., 2001) duiden dat adaptieve

copingstrategieën gerelateerd zijn aan lichamelijk en/of

psychologisch welzijn, wat een invloed heeft op de kwaliteit van

leven en het chronisch karakter van CVS. Daartegenover leiden

slechte copingstrategieën tot moeilijkheden bij het uitvoeren van de

dagelijkse activiteiten, het onderhouden of zelfs het begin van de

aandoening. Het is van primordiaal belang zich bewust te zijn van

het feit dat de cognitieve processen – die noodzakelijk zijn bij coping

– ten gevolge van de aandoening aangetast kunnen worden.

Zowel emotie- als probleemgerichte coping zijn veelal gebruikte

copingstrategieën bij patiënten met een chronische aandoening. Bij

emotiegerichte coping ligt de focus op het verminderen van de

interne stress. Probleemgerichte coping richt zich daarentegen op het

oplossen van het probleem en het elimineren van de stressor. De

effectiviteit van de copingstrategie is echter nauw verbonden met de

individuele persoonlijke omstandigheden, doelen en verwachtingen

(Lazarus, in: Ax et al., 2001). Volgens Ray et al. en Heijmans (in: Ax

et al., 2001) is probleemgerichte coping positief gerelateerd met het

lichamelijk en mentaal welzijn. Algemeen wordt vastgesteld dat het

positief inzien van de aandoening belangrijke predictoren zijn naar

het lichamelijk en mentaal welzijn toe. Er is echter nog geen

duidelijkheid betreffende het verband tussen coping en de ernst van

de aandoening. Dit is – volgens Moss-Morris et al. (in: Ax et al.,

2001) – te verklaren door de subjectieve aard van de klachten en het

gebrek van lichamelijke parameters die de ernst van de aandoening

kunnen nagaan.

Page 66: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 58

Volgens Anderson en Ferrans; Friedberg en Jason; Schweitzer et al.;

Taillefer et al. (in: Van Damme, Crombez, Van Houdenhove,

Mariman, & Michielsen, 2006) gaat CVS voor heel wat patiënten

gepaard met een lager niveau van lichamelijk, psychologisch,

cognitief en sociaal functioneren. Wetenschappelijke literatuur toont

aan dat de mate van self-efficacy negatief gerelateerd is aan moeheid

en andere symptomen die gepaard gaan met de aandoening CVS: hoe

hoger de self-efficacy van de patiënten, hoe minder de symptomen

merkbaar zijn (Findley, Kerns, & Weinberg; Ray, Jefferies, & Weir;

Vercoulen et al., in: Van Damme et al., 2006). Deze poging om de

ziekte te controleren kan echter bij faling negatieve gevolgen – zoals

frustratie en stress – opleveren (Aldrich, Eccleston, & Crombez;

McCracken & Eccleston; De Vlieger, Crombez, & Eccleston, in: Van

Damme et al. 2006).

Verschillende wetenschappelijke studies tonen aan dat het accepteren

van de aandoening bijdraagt tot een beter lichamelijk en

psychologisch welzijn. Viane et al. (in: Van Damme et al., 2006)

beweerden echter dat het aanvaarden van chronische pijn enkel

positieve effecten heeft op het psychologisch, maar niet op het

lichamelijk welzijn. „Aanvaarding‟ wordt echter niet als een negatief

concept (de moed opgeven) beschouwd, maar veeleer als een manier

die toelaat zich te richten op de positieve aspecten van het leven, het

zoeken naar een nieuwe identiteit, het herevalueren van persoonlijke

doelen … (McCracken & Eccleston; Brandtstädtler & Rothermund,

in: Van Damme et al., 2006).

Binnen de wetenschappelijke literatuur is er een algemene consensus

waar te nemen betreffende de doeltreffendheid van de cognitive

behavior therapy – vaak gecombineerd met de graded excercise

therapy – ter behandeling van CVS. CBT concentreert zich op de

cognities gerelateerd aan de vermoeidheid, onder andere op de self-

efficacy. Hierdoor neemt het activiteitenniveau gradueel toe,

waardoor de persoonlijke doelstellingen gerealiseerd kunnen worden.

Bij falen kan dit echter resulteren in lichamelijke en psychologische

stress. Binnen de studie van Van Damme et al. (2006) werden de 110

patiënten gerekruteerd via een wachtlijst voor CBT binnen het

Universitair Ziekenhuis te Gent. Daar acceptatie volgens Van

Page 67: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 2 – Impact van CVS op kwaliteit van leven 59

Damme et al. (2006) een positieve impact heeft op de

psychologische aspecten van het welzijn, zou de integratie van dit

concept binnen de CBT een relevante aanvulling kunnen betekenen.

Belangrijk hierbij is duidelijk maken dat acceptatie niet het einde

betekent van een waardevol leven. Integendeel: door acceptatie

kunnen de CVS-patiënten sommige inspanningen beperken,

waardoor ze beter kunnen tegemoet komen aan hun persoonlijke

doelstellingen. Het accepteren van de beperkingen als gevolg van de

aandoening CVS leidt tot bescherming van de psychologische

aspecten van het welzijn, een vermindering van depressie en angst,

een hogere mate van emotionele stabiliteit en een afnemende

vermoeidheid. Volgens Ax et al. (2001) is het noodzakelijk om

maladaptieve cognities – en aldus maladaptieve coping – aan te

pakken. Daarnaast is het noodzakelijk dat de therapie afgestemd is

op de individuele omstandigheden. Copingstrategieën en de

effectiviteit van coping veranderen gedurende het verloop van de

aandoening, waardoor regelmatige herevaluatie een noodzaak vormt.

Page 68: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 60

HOOFDSTUK 3: EMPIRISCH ONDERZOEK

1 Onderzoekshypothesen

Dit onderzoek heeft als doel de grootteorde en evolutie van de

maatschappelijke gevolgen van CVS na te gaan in de referentiecentra

te Gent, Antwerpen en Leuven. Aan de hand van vragenlijsten

worden de medische consumptie, het verlies aan productiviteit en de

kwaliteit van leven nagegaan in functie van de duur van de

aandoening CVS.

De onderzoekshypothese luidt als volgt: een langere duur van de

aandoening CVS leidt tot een lagere medische consumptie, een

hogere productiviteit en een hogere kwaliteit van leven. Deze

onderzoekshypothese is nog niet geëvalueerd in voorgaand

wetenschappelijk onderzoek. Er wordt verondersteld dat de patiënten

beter in staat zijn hun leven aan te passen bij een langere duur van de

aandoening, mede door de behandelingen CBT en GET die toegepast

worden in de referentiecentra.

2 Datacollectie en steekproef

Oorspronkelijk was het de bedoeling om de grootteorde en evolutie

van de maatschappelijke gevolgen van CVS te vergelijken tussen

twee groepen: enerzijds patiënten waarvan de huisarts vermoedt dat

ze lijden aan CVS, anderzijds patiënten die effectief

gediagnosticeerd en behandeld worden in een referentiecentrum voor

CVS. Vertrekkende vanuit deze twee groepen werd de volgende

hypothese vooropgesteld: patiënten die behandeld zijn in een CVS-

referentiecentrum hebben een lagere medische consumptie, een

hogere productiviteit en een hogere kwaliteit van leven. Binnen het

referentiecentrum blijft men zoeken naar een biologische verklaring

van de aandoening, met focus op behandeling van symptomen in een

patroon van medical shopping. In een referentiecentrum wordt de

diagnose op zichzelf aangepakt. Dit leidt tot een hogere kwaliteit van

leven en een hogere productiviteit.

Zoals reeds vermeld in het literatuuroverzicht zijn er vijf erkende

referentiecentra voor CVS in België. Slechts drie referentiecentra –

Page 69: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 61

Gent, Antwerpen en Leuven – konden in dit onderzoek geïncludeerd

worden, daar dit onderzoek zich enkel richt op volwassen

nederlandskundige patiënten. Er werd contact opgenomen met de

verantwoordelijken van de diverse referentiecentra: Prof. Dr. Dirk

Vogelaers (Gent), Prof. Dr. Greta Moorkens (Antwerpen) en Dr.

Peter Van Wambeke (Leuven). De drie referentiecentra stemden toe

om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. In de

referentiecentra te Antwerpen en Leuven werden de vragenlijsten

doorgegeven aan de CVS-patiënten tijdens een behandeling. In het

referentiecentrum te Gent werd het onderzoek telkens bij het begin

van een behandeling toegelicht aan de desbetreffende patiënten. In

totaal werden er 100 vragenlijsten verdeeld over de drie

referentiecentra, waarbij 94 vragenlijsten correct ingevuld werden

terugbezorgd.

In het kader van de rekrutering via huisartsen werd vooreerst

geïnformeerd bij Domus Medica in hoeverre het mogelijk was om

via e-mail de huisartsen te bereiken met de vraag tot medewerking.

Dit moest verder besproken worden met de directieraad. Na enkele

weken werd er verwittigd dat het niet mogelijk was om via Domus

Medica de huisartsen te bereiken. Vervolgens werd via dhr. De

Munck – voorzitter van het Syndicaat voor Vlaamse huisartsen – op

11 januari 2010 een brief met concrete informatie over het onderzoek

en de vraag tot medewerking doorgemaild naar ongeveer 8000

Vlaamse huisartsen (zie bijlage 1). Hierbij werden de huisartsen

gevraagd om via e-mail te bevestigen of ze al dan niet bereid waren

om aan het onderzoek deel te nemen. Slechts 21 huisartsen gaven een

positieve respons, waarbij in totaal 120 patiënten via de huisartsen

konden gerekruteerd worden. De oorspronkelijke bedoeling was dat

de huisartsen de vragenlijsten – die ze via de post opgestuurd kregen

– bezorgden aan de patiënten. De deadline om de door de patiënt

ingevulde vragenlijsten door middel van gefrankeerde enveloppes

terug te sturen werd vastgelegd op 10 maart 2010. Deze deadline

werd – omwille van bijzonder lage respons – twee weken uitgesteld

(tot 24 maart 2010). Ook na de twee weken uitstel bleef de respons

bijzonder laag (0,02%), waardoor het oorspronkelijke

onderzoeksopzet noodgedwongen gewijzigd moest worden. Het

huidige onderzoek wordt enkel uitgevoerd binnen de referentiecentra

Page 70: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 62

voor CVS en er wordt aldus geen vergelijking meer gemaakt tussen

twee groepen. Het is bovendien zo dat de huisartsen sommige

vragenlijsten lieten invullen door patiënten die reeds behandeld

worden in een referentiecentrum voor CVS. Dit laatste was niet de

oorspronkelijk intentie van het onderzoek, maar maakt het mogelijk

om deze tien vragenlijsten te includeren bij het gewijzigde

onderzoek. Alle patiënten, huisartsen en verantwoordelijken van het

referentiecentrum kregen een informatie- en toestemmingsformulier

(zie bijlage 2, 3, 4 en 5). Het aandachtig lezen en ondertekenen van

dit formulier was een voorwaarde tot deelname aan de studie. Het

toestemmingsformulier werd hetzij door de huisarts, hetzij door de

verantwoordelijke van het referentiecentrum bewaard, dit ter

bescherming van de privacy van de patiënt. Enkel de patiënten die

binnen de laatste drie maanden contact hadden met een

referentiecentrum – hetzij voor diagnosestelling, hetzij voor

behandeling – werden bij de steekproef gerekend waardoor de

homogeniteit van de patiëntenpopulatie gewaarborgd wordt. De

totale steekproef omvat 104 CVS-patiënten, die de laatste drie

maanden voor diagnosestelling en/of behandeling contact hadden

met een erkend referentiecentrum.

3 Onderzoeksdesign, variabelen en meetinstrumenten

Het onderzoek „de maatschappelijke gevolgen van CVS‟ is een

retrospectieve observationele studie. Gegevens van 104 patiënten

met CVS die binnen de afgelopen drie maanden gediagnosticeerd

en/of behandeld werden in een erkend Vlaams referentiecentrum

worden bevraagd. Hiervoor worden vier vragenlijsten gebruikt

waarbij de variabelen medische consumptie, verlies aan

productiviteit en kwaliteit van leven in relatie gelegd worden met de

duur van de aandoening CVS. De variabele „duur van de aandoening

CVS‟ is de onafhankelijke variabele. De afhankelijke variabelen zijn:

medische consumptie, verlies aan productiviteit en kwaliteit van

leven. Door middel van de gestandaardiseerde vragenlijst Short-

Form 36 wordt de kwaliteit van leven gemeten. De overige drie

vragenlijsten werden samengesteld op basis van de bestaande

vragenlijsten „ziekte en werk‟ (Dr. Hakkaart L.) en „werk en

dagelijkse activiteiten‟ (Dr. Scheeres K.). Deze vragenlijsten werden

Page 71: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 63

bekomen door elektronisch contact met de desbetreffende auteurs.

Dit resulteert in het gebruik van de volgende vragenlijsten:

vragenlijst betreffende de algemene gegevens, medische consumptie,

ziekte en werk en SF-36. Aan de hand van de hieropvolgende

beschrijvende statistiek worden de gebruikte vragenlijsten

afzonderlijk geanalyseerd. De vragenlijsten zijn achtereenvolgens

terug te vinden in bijlage 6, 7, 8 en 9.

4 Resultaten

De resultaten worden opgedeeld in drie verschillende onderdelen.

Vooreerst geeft de „beschrijvende statistiek‟ zicht op de

samenstelling van de vier gebruikte vragenlijsten en de steekproef.

Vervolgens worden de financiële en psychosociale gevolgen binnen

de steekproef nagegaan. Ten slotte wordt de vooropgestelde

onderzoekshypothese getoetst aan de hand van de enkelvoudige en

meervoudige lineaire regressieanalyse.

4.1 Beschrijvende statistiek

4.1.1 Algemene vragenlijst

Inleidend tot de drie concrete vragenlijsten („medische consumptie‟,

„verlies aan productiviteit‟ en „kwaliteit van leven‟) werden vooreerst

algemene gegevens bevraagd. Hieronder wordt elke vraag

afzonderlijk beschrijvend weergegeven.

In dit onderzoek werden patiënten gerekruteerd via huisartsen en drie

referentiecentra voor CVS. In tabel 7 worden beide

rekruteringskanalen en hun respectievelijk aantal participanten

weergegeven.

Page 72: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 64

n %

Referentiecentra 94 90,4

Antwerpen 28 26,9

Gent 32 30,8

Leuven 34 32,7

Huisartsen 10 9,6 Tabel 7: datacollectiemethodes bij de steekproef n=104

In dit onderzoek werden er in totaal 104 participanten bevraagd,

waarvan 98 vrouwen en zes mannen. Dit betekent dat 94,2% van de

participanten binnen de steekproef vrouwen waren.

Binnen de bevraagde steekproef was de leeftijdscategorie 40 – 45

jaar het sterkste vertegenwoordigd (30 personen of 28,8%). De

kleinste aantallen waren terug te vinden binnen de

leeftijdscategorieën jonger dan 20 en ouder dan 60 jaar (zie tabel 8).

De leeftijdscategorie jonger dan 20 is een beperkte groep, daar

personen jonger dan 18 in het CVS-referentiecentrum te Jette (VUB)

behandeld worden.

n %

< 20 jaar 1 1

20-25 jaar 1 1

25-30 jaar 8 7,7

30-35 jaar 16 15,4

35-40 jaar 15 14,4

40-45 jaar 30 28,8

45-50 jaar 17 16,3

50-55 jaar 9 8,7

55-60 jaar 5 4,8

> 60 jaar 2 1,9 Tabel 8: leeftijdsstructuur bij de steekproef n=104

Page 73: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 65

In tabel 9 wordt weergegeven in welke provincie dat de deelnemende

participanten wonen (zowel vragenlijsten afkomstig vanuit de

referentiecentra als van bij de huisarts).

n %

West-Vlaanderen 11 10,6

Oost-Vlaanderen 28 26,9

Antwerpen 29 27,9

Vlaams-Brabant 23 22,1

Limburg 9 8,7

Niet geantwoord 4 3,8 Tabel 9: woonplaats van de deelnemende participanten gerekruteerd via de referentiecentra en

de huisartsen (n=104)

Bij de patiënten die gerekruteerd werden via de referentiecentra

woonden 72 van de 94 personen (75,5%) in de provincies Oost-

Vlaanderen, Antwerpen of Vlaams-Brabant. De centra werden aldus

vaker geconsulteerd door patiënten die in één van de drie provincies

– waar een referentiecentrum aanwezig is – woonachtig zijn. Er kon

bovendien afgeleid worden dat voor de CVS-patiënten gerekruteerd

via de huisartsen (tien personen) de meeste vragenlijsten afkomstig

waren van patiënten uit Oost-Vlaanderen. Verder werden twee

vragenlijsten verworven vanuit West-Vlaanderen, twee vanuit

Antwerpen, twee vanuit Vlaams-Brabant en geen enkele vanuit de

provincie Limburg.

Een cruciale vraag binnen de vragenlijst die peilt naar algemene

gegevens is: “hoelang geleden heeft een arts aan u voor de eerste

maal bevestigd dat u aan CVS lijdt?”. Er bleek dat het gemiddeld

22,5 (standaarddeviatie is 28,5) maanden geleden was dat de

personen voor het eerst bevestiging kregen van de aandoening CVS,

met als mediaan 11,5 maanden. Voornamelijk 6, 12, 24 en 36

maanden werden individueel vaak gescoord. Dit is mogelijks te

verklaren door het feit dat personen vaak tellen in volledige of halve

jaren. Er was een range waar te nemen van 143 maanden: van één

maand tot 144 maanden geleden.

Het opleidingsniveau van de participanten wordt in tabel 10

weergegeven. De meerderheid van de steekproef volgde als hoogste

Page 74: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 66

onderwijsniveau het middelbaar onderwijs. Minder voorkomende

onderwijsniveaus zijn basisschool en universitair onderwijs.

n %

Basisschool 5 4,8

Middelbaar onderwijs 55 53,9

ASO 19 18,3

TSO 17 16,3

BSO 19 18,3

Hoger onderwijs korte type 33 31,7

Hoger onderwijs lange type 19 18,3

Universiteit 7 6,7

Niet beantwoord 1 1 Tabel 10: opleidingsniveau van de participanten binnen het onderzoek (n=104)

Betreffende de burgerlijke status vormden de gehuwde personen de

grootste groep. De kleinste groepen werden gevormd door personen

die inwonen bij ouders/familie en weduwen (zie tabel 11). Deze

laatste resultaten kunnen gerelateerd zijn aan de leeftijdsopbouw van

de steekproef: de meeste participanten waren tussen 40-45 jaar oud.

n %

Alleenstaand 8 7,7

Gehuwd 69 66,3

Samenwonend 18 17,3

Gescheiden 5 4,8

Weduwe(naar) 1 1

Inwonend bij ouders/familie 3 2,9 Tabel 11: burgerlijke status van de participanten binnen het onderzoek (n=104)

De laatste vraag binnen de algemene vragenlijst gaat het al dan niet

hebben van comorbiditeit(en) na. De gegevens werden verzameld

door middel van gesloten vragen, waarbij een reeks aan

comorbiditeiten werden weergegeven. De participanten konden

aanduiden welke comorbiditeiten er aanwezig waren. Hieruit bleek

dat 15 personen (14,4%) aangaven geen enkele comorbiditeit te

hebben. Het grootste aantal proefpersonen (17 personen of 16,3%)

verklaarden twee comorbiditeiten te hebben. Daarnaast leed slechts

Page 75: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 67

één persoon (1%) aan elf bijkomende aandoeningen. De meest

voorkomende comorbiditeiten waren overspannenheid en nervositeit,

depressie en rugaandoeningen. Inzake de hoge quotatie van

spierziekte kan de oorzaak te vinden zijn bij de aandoening

fibromyalgie, een aandoening waar CVS vaak mee verward wordt.

Anderzijds wordt depressie vaak gescoord, wat tegenstrijdig is daar

het gehanteerde protocol binnen de referentiecentra geen personen

includeert met psychische comorbiditeiten. In tabel 12 worden de

comorbiditeiten weergegeven die minimaal door één participant

werden gescoord, gerangschikt van meest naar minst voorkomend.

n %

Overspannenheid 56 53,8

Depressie 41 39,4

Rugaandoening of hernia 34 32,7

Ernstige darmstoornissen 30 28,8

Gewrichtsslijtage 26 25

Gewrichtsontsteking 19 18,3

Hoge bloeddruk 18 17,3

Spierziekte 16 15,5

Schildklierafwijking 10 9,6

Maagzweer 7 6,7

Chronische longaandoening 4 3,8

Congestief hartfalen 3 2,9

Hemiplegie 3 2,9

Leveraandoening 3 2,9

Nieraandoening 3 2,9

Myocardinfarct 2 1,9

Diabetes Mellitus 1 1

Perifere vasculaire aandoening 1 1

Cerebrovasculaire aandoening 1 1

Hormonale schommelingen 1 1

Angstaanvallen 1 1

Voedselallergieën 1 1 Tabel 12: aanwezige comorbiditeiten bij de participanten van het onderzoek (n=104)

Page 76: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 68

4.1.2 Vragenlijst „medische consumptie‟

De vragenlijst „medische consumptie‟ bevraagt het gebruik van

medische voorzieningen bij CVS-patiënten binnen de steekproef.

Onderstaande alinea‟s geven de medische consumptie beschrijvend

weer.

In eerste instantie wordt de medische consumptie nagegaan bij de

huisarts, psychiater, psycholoog en psychotherapeut en bij de

bedrijfsarts. Hierbij wordt er voor contact met een psychiater,

psycholoog en psychotherapeut een onderscheid gemaakt tussen een

consultatie binnen eigen praktijk of binnen een polikliniek.

In tabel 13 wordt weergegeven in welke mate de participanten

contact hebben gehad met hierboven vernoemde zorgverstrekkers in

de drie maanden voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst.

Aantal

antwoorden

n %

Huisarts 103 95 92,2

Psycholoog, psychiater en

psychotherapeut eigen praktijk

102 36 35

Psycholoog,psychiater en

psychotherapeut polikliniek

102 49 48

Bedrijfsarts 103 17 16,5 Tabel 13: contact met huisarts, psycholoog, psychiater en psychotherapeut (binnen eigen

praktijk of polikliniek) en bedrijfsarts in de afgelopen drie maanden

Page 77: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 69

Opvallend is dat 95 personen of 92,2% van de totale steekproef in de

laatste drie maanden een huisarts hebben geraadpleegd.

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Huisarts 4,64 4 1 20

Psycholoog,

psyciater,

pyschotherapeut

eigen praktijk

4,83 4 1 15

Psycholoog,

psyciater,

pyschotherapeut

polikliniek

3,59 3 1 15

Bedrijfsarts 1,41 1 1 3 Tabel 14: aantal contacten met huisarts, psycholoog, psychiater en psychotherapeut (binnen

eigen praktijk of polikliniek) en bedrijfsarts in de afgelopen drie maanden

Betreffende het aantal contacten bij de huisarts zijn de meest

voorkomende waarden drie contacten (17 personen of 18,9%), twee

contacten (16 personen of 17,8%), vijf contacten (vijftien personen

of 16,7%) en één contact (11 personen of 12,2%). Door 22 personen

(24,4%) werd de huisarts in de afgelopen drie maanden zes keer

geconsulteerd.

Betreffende het aantal contacten bij een psychiater, psycholoog of

psychotherapeut binnen eigen praktijk was er een spectrum van

diverse aantallen aanwezig. De meest voorkomende waarde was drie

contacten, wat door 20% van de participanten werd aangegeven. De

tweede categorie binnen het onderdeel psycholoog, psychiater en

psychotherapeut is de consultaties binnen een polikliniek in een

ziekenhuis. Hierbij hadden twaalf personen (24,5%) één contact in

de afgelopen drie maanden, tien personen (20,4%) twee contacten.

Een psycholoog, psychiater of psychotherapeut wordt aldus vaker

geconsulteerd op de polikliniek in een ziekenhuis dan in een eigen

praktijk. Mogelijks werden de contacten met deze beroepsgroep

tijdens de behandeling voor CVS door de patiënten meegeteld.

Wanneer personen een psycholoog, psychiater of psychotherapeut

Page 78: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 70

consulteerden, gebeurde dit bij 48 patiënten (98%) in een universitair

ziekenhuis en bij één patiënt (2%) in een algemeen ziekenhuis.

Een opmerkelijke vaststelling is het lage aantal personen die contact

hebben gehad met een bedrijfsarts in de afgelopen drie maanden. Dit

beperkt contact met de bedrijfsarts is logisch, gezien slechts één

derde van de steekproef betaald werk heeft.

De vraag inzake het consulteren van een medisch specialist op een

polikliniek werd door 102 personen beantwoord. In tabel 15 worden

cijfers weergegeven die betrekking hebben op het raadplegen van

een medisch specialist. Deze worden daarna verder onderverdeeld in

de diverse medische specialiteiten aangegeven door verschillende

participanten.

n %

Medisch specialist 31 30,4

Internist 12 38,7

Neus-oor-keel 2 6,5

Stomatoloog 1 3,2

Neuroloog 3 9,7

Cardioloog 8 25,8

Dermatoloog 1 3,2

Orthopedist 4 12,9

Uroloog 1 3,2

Endocrinoloog 3 9,7

Immunoloog 2 6,5

Fysische geneesheer 4 12,9

Gynaecoloog 2 6,5

Reumatoloog 5 16,1

Pneumoloog 1 3,2 Tabel 15: contact met medische specialisten in de afgelopen drie maanden bij 31 participanten

Het aantal contacten bij de verschillende medische specialisten wordt

in tabel 16 weergegeven. Sommige specialisaties werden maar door

één persoon geconsulteerd, waardoor voor deze artsen niet alle

onderdelen van de tabel ingevuld konden worden.

Page 79: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 71

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Internist 1,4 1 1 3

Neus-oor-keel 1 1 1 1

Stomatoloog 1 - - -

Neuroloog 1,33 1 1 2

Cardioloog 1,25 1 1 2

Dermatoloog 2 - - -

Orthopedist 1,75 1,5 1 3

Uroloog 3 - - -

Endocrinoloog 1,33 1 1 3

Immunoloog 2 2 1 3

Fysische

geneesheer

1,5 1,5 1 2

Gynaecoloog 2 2 1 3

Reumatoloog 1,4 1 1 2

Pneumoloog 2 - - - Tabel 16: aantal contacten met medisch specialisten in de afgelopen drie maanden (n=31)

Tabel 17 heeft betrekking op het gebruik van paramedici. Dit

onderdeel werd door 102 participanten beantwoord. Algemeen

gezien hebben 34 personen in de afgelopen drie maanden geen

paramedici gecontacteerd.

n %

Paramedicus 68 66,7

Kinesist 56 82,4

Diëtist 2 2,9

Ergotherapeut 2 2,9

Podoloog 1 1,5 Tabel 17: contact met paramedici in de afgelopen drie maanden (n=68)

Page 80: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 72

Tabel 18 bevat gegevens in verband met het aantal contacten door de

participanten met paramedici.

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Kinesist 13,33 12 1 60

Diëtist 1,5 1,5 1 2

Ergotherapeut 6,5 6,5 1 12

Podoloog 2 - - - Tabel 18: aantal contacten met paramedici in de afgelopen drie maanden (n=68)

Een belangrijk gegeven was de vaak voorkomende waarde van 12

contacten bij de kinesist, die bij 14 van de 53 patiënten voorkomt.

Tijdens het beschrijven van de vragenlijsten bleek dat de

participanten niet enkel gebruik maakten van klassieke geneeskunde

maar tevens ook van diverse alternatieve geneeswijzen. Het gebruik

van de alternatieve geneeswijzen wordt in tabel 19 en 20

beschrijvend weergegeven. Deze vraag werd door 103 participanten

beantwoord.

n %

Alternatieve genezers 17 16,3

Accupuncturist 4 23,5

Natuurgenezer 5 29,4

Homeopaat 5 29,4

Emokinesioloog 1 5,9

Orthomoleculaire arts 1 5,9

Reikitherapeut 3 17,6

Craniosacraaltherapeut 1 5,9

Osteopaat 9 52,9

Manueel therapeut 1 5,9 Tabel 19: contact met alternatieve genezers in de afgelopen drie maanden bij 17 participanten

Page 81: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 73

Gemiddelde Mediaan Minimu

m

Maximu

m

Accupuncturist 6,5 5,5 3 12

Natuurgenezer 2,6 2 1 5

Homeopaat 2,6 2 1 5

Emokinesioloog 2 - - -

Ortho-

moleculaire arts

1 - - -

Reikitherapeut 2 2 1 3

Craniosacraal

therapeut

1 - - -

Osteopaat 4 4 2 6

Manueel

therapeut

3 - - -

Tabel 20: aantal contacten met alternatieve genezers in de afgelopen drie maanden (n=17)

Het volgende aspect beschrijft de mate waarin de participanten hulp

in huis nodig hadden. Deze rubriek wordt ondersteund door tabel 21

en tabel 22. Hulp in huis heeft betrekking op thuisverpleging, hulp

via mutualteit (familiehulp, familiezorg …), hulp via particulieren

(interimkantoren, dienstencheques …) en tenslotte mantelzorg

(onbezoldigde hulp van familie, vrienden, buren, kennissen …). De

somscore van „hulp in huis‟ is dus een mix van zowel formele als

informele zorg. Dit onderdeel werd door 102 participanten

beantwoord.

n %

Hulp in huis 44 43,1

Thuisverpleging 1 2,1

Mutualiteit 7 19,4

Particulieren 28 59,6

Mantelzorg 18 38,8 Tabel 21: hulp in huis bij 44 participanten

Vertrekkende vanuit de 44 personen die enige vorm van hulp aan

huis gebruiken in de afgelopen drie maanden gebruikt slechts één

persoon (2,1%) thuisverpleging. Het aantal uren per week werd niet

genoteerd.

Page 82: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 74

Opvallend was dat 15 personen (53,6%) vermeldden vier uur per

week zorg te ontvangen via particulieren. Van de 44 participanten

rekenden 18 individuen (38,3%) op de aanwezige mantelzorg. Wel

moet er duidelijk opgemerkt worden dat de gegevens die hier

weergegeven worden waarschijnlijk slechts gedeeltelijk

representatief zijn. Vaak wordt mantelzorg als iets „normaal‟

beschouwd, waardoor de werkelijke uren waarschijnlijk een stuk

hoger liggen.

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Thuisverpleging - - - -

Mutualiteit 3,66 4 2 6

Particulieren 4,69 4 1,5 16

Mantelzorg 7,14 5 2 25 Tabel 22: het aantal uren hulp in huis per week door thuisverpleging, mutualiteit, particulieren

en mantelzorg

De volledige steekproef (104 participanten) beantwoordde de vraag

met betrekking tot het contacteren van een zelfhulpgroep. Hiervan

hadden 13 personen (12,5%) in de afgelopen drie maanden contact

met een zelfhulpgroep. Er werden drie verschillende zelfhulpgroepen

opgegeven door de participanten: CVS-contactgroep, praatgroep en

zelfhulpgroep voor fibromyalgie (zie tabel 23 en 24).

n %

Zelfhulpgroep 13 12,5

CVS-contactgroep 12 92,3

Praatgroep 1 7,7

Zelfhulpgroep voor fibromyalgie 1 7,7 Tabel 23: contact met zelfhulpgroep in de afgelopen drie maanden bij 13 participanten

Page 83: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 75

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

CVS-

contactgroep

4,37 3 1 9

Praatgroep 4 - - -

Zelfhulpgroep

voor

fibromyalgie

2 - - -

Tabel 24: aantal contacten met een zelfhulpgroep in de afgelopen drie maanden

Een ander aspect dat bevraagd werd is het al dan niet volgen van een

dag- of deeltijdbehandeling voor psychische problemen. Deze vraag

werd door 103 participanten beantwoord, waarbij slechts één persoon

in de afgelopen drie maanden een dag- of deeltijdbehandeling voor

psychische problemen heeft gevolgd. Deze persoon heeft echter het

aantal contacten niet ingevuld. Deze bevinding is echter niet

verwonderlijk daar de rekrutering binnen de CVS-conventietraject

enkel CVS-patiënten rekruteert zonder psychische comorbiditeit

en/of zonder primaire psychiatrische diagnose.

Het geneesmiddelengebruik vormt een belangrijk aspect binnen de

vragenlijst betreffende medische consumptie. De participanten

werden gevraagd de geneesmiddelen te benoemen die ze de

afgelopen maand hadden ingenomen. Daarnaast werd de dosis

bevraagd, het aantal maal per dag en het aantal dagen in de afgelopen

maand dat ze het geneesmiddel hadden ingenomen. Deze laatste drie

gegevens werden gebruikt om een zo accuraat mogelijke kostprijs te

kunnen berekenen. Er werd gebruik gemaakt van de internationaal

aanvaarde ATC-classificatie om de geneesmiddelen onder te

verdelen. Van de totale steekproefgrootte hadden 103 participanten

deze vraag beantwoord. Hierbij gebruikten 83 personen (80,6%) in

de afgelopen maand minstens één geneesmiddel. In tegenstelling tot

het lage aantal personen die in de afgelopen drie maanden een dag-

of deeltijdbehandeling hebben gevolgd, is er – desondanks de CVS-

trajectconventie – toch een hoog medicatiegebruik zichtbaar

betreffende medicatie met invloed op het zenuwstelsel.

Page 84: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 76

Tabel 25 geeft een overzicht weer van het geneesmiddelengebruik in

de afgelopen maand bij 103 participanten, gerangschikt volgens de

ATC-classificatie.

n %

Geneesmiddelengebruik 83 80,6

Groep A: Spijsverteringsstelsel en -metabolisme 20 24,1

Groep B: Bloed- en bloedvormende organen 1 1,2

Groep C: Cardiovasculair stelsel 16 19,3

Groep D: Dermatologica 2 2,4

Groep G: Genito-uriniaire systeem- en

geslachtshormonen

2 2,4

Groep H: Systemische hormonale preparaten 10 11,9

Groep J: Anti-infectiemiddelen voor systemische

gebruik

7 8,4

Groep L: Antinoplasie en immonumodulerende

stoffen

1 1,2

Groep M: Spier- en skeletsysteem 17 20,2

Groep N: Zenuwstelsel 72 86,7

Groep R: Ademhalingssysteem 6 7,2 Tabel 25: geneesmiddelengebruik in de afgelopen maand bij 103 participanten gerangschikt

volgens de ATC-classificatie

Inzake het gebruik van voedingssupplementen gebruikte meer dan de

helft van de participanten (62 of 60,8%) in de afgelopen drie

maanden minimum één voedingssupplement. Twee personen hadden

deze vraag niet beantwoord.

De vraag betreffende hospitalisatie werd door twee personen niet

beantwoord. Van de 102 participanten werden 25 personen (24,5%)

gehospitaliseerd in de afgelopen twaalf maanden. In tabel 26 worden

de opnameredenen weergegeven die werden aangeven door de

individuele patiënten.

Page 85: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 77

n %

Opgenomen in ziekenhuis 25 24,5

Onderzoek naar CVS 3 12

Depressie/angsten 2 8

Urologisch probleem 2 8

Slaapkliniek 14 56

Gastro-enterologie 2 8

Vermoeidheid 1 4

Parentale voeding 1 4

Operatie 2 8 Tabel 26: opnameredenen bij 25 personen opgenomen in het ziekenhuis in de afgelopen jaar

Een vaak voorkomende opnamereden is een slaaponderzoek. Een

polysomnografie vormt een systematisch onderdeel binnen het

diagnostisch traject inzake pathologische moeheid. Dit onderzoek

wordt enkel binnen het referentiecentrum te Gent als

standaardonderzoek uitgevoerd.

Wanneer de patiënten werden opgenomen in het ziekenhuis gebeurde

dit meestal binnen een universitair ziekenhuis. Eén persoon heeft het

soort ziekenhuis niet weergegeven. Inzake bepaalde opnameredenen

is dit logisch (bv. slaaponderzoek), daar deze onderzoeken gebeurden

op vraag van het referentiecentrum en dus ook plaatsvonden in een

universitair ziekenhuis. Tabel 27 geeft de soorten ziekenhuizen weer

met hierbij het aantal participanten.

n %

Universitair ziekenhuis 13 54,2

Algemeen ziekenhuis 10 41,7

Psychiatrisch ziekenhuis 1 4,2 Tabel 27: soort ziekenhuis bij opname in het afgelopen jaar (n=24)

Page 86: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 78

Tabel 28 geeft meer informatie omtrent de verblijfsduur van de

opgenomen patiënten.

Gemiddelde

(SD)

Mediaan Minimum Maximum

Verblijfsduur 4,96 (6,02) 2 1 20 Tabel 28: verblijfsduur bij opname in het afgelopen jaar (n=25)

Tien personen verbleven één dag, vijf personen twee dagen, drie

personen drie dagen, één persoon vijf dagen, één persoon tien dagen,

twee personen veertien dagen, twee personen zestien dagen en één

persoon twintig dagen in het ziekenhuis.

Als laatste onderdeel binnen de beschrijvende statistiek wordt de

verzekeringsstatus nagegaan (tabel 29). Het is duidelijk zichtbaar dat

de meeste personen een normale verplichte verzekering hebben, die

bij een groot deel van de participanten wordt aangevuld met een

hospitalisatieverzekering.

N %

Normale verplichte verzekering 98 94,2

OMNIO-statuut 6 5,8

Hospitalisatieverzekering 48 46,2

Niet verzekerd 0 0 Tabel 29: verzekeringsstatus bij participanten die deelnemen aan de studie (n=104)

Page 87: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 79

4.1.3 Vragenlijst „ziekte en werk‟

De vragenlijst „ziekte en werk‟ peilt naar de productiviteit van de

individuele CVS-patiënt. Er worden verschillende gegevens

bevraagd, zowel betreffende de productiviteit in het professionele

leven als de productiviteit binnen vrije tijd (bv. huishoudelijke

activiteiten).

In tabel 30 wordt de werkgerelateerde productiviteit weergegeven.

Vooreerst wordt er een onderscheid gemaakt tussen personen zonder

en met betaald werk. Binnen de categorie betaald werk worden de

participanten verdeeld in twee groepen: personen die wel en

personen die niet verzuimden van het betaald werk in de afgelopen

maand.

n %

Geen betaald werk 63 61,2

Betaald werk 41 39,8

Minimaal één dag verzuimd 30 73,2

- Twee dagen 2 6,9

- Drie dagen 1 3,4

- Vijf dagen 1 3,4

- Ganse werkmaand (20 dagen) 25 86,2

- Niet geantwoord 1 1

Geen verzuim 11 26,8 Tabel 30: werkgerelateerde productiviteit en verzuim bij 104 participanten

Uit tabel 30 kan opgemerkt worden dat de minderheid van de

participanten (39,8%) betaald werk uitvoert. Vanuit deze groep zijn

er slechts elf personen die in de afgelopen maand niet verzuimden.

Van de 41 personen die aangaven betaald werd te hebben, had elke

participant het beroep genoteerd. Na het hercoderen van alle

beroepen in twee categorieën (arbeider of bediende) bleek dat negen

personen (22%) arbeiders waren, tegenover 32 bedienden (78%).

Betreffende de hindering tijdens het uitvoeren van betaald werk ten

gevolge van gezondheidsproblemen konden de participanten drie

mogelijke antwoorden invullen: niet, een beetje of heel erg gehinderd

Page 88: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 80

(zie tabel 31). Personen die betaald werk hebben, maar de ganse

werkmaand hebben verzuimd worden niet in deze tabel opgenomen.

De 16 personen die betaald werk uitvoerden en niet de ganse maand

verzuimden, hadden gemiddeld acht dagen last van

gezondheidsproblemen (mediaan: negen dagen). Het aantal dagen

met hinder ten gevolge van gezondheidsproblemen schommelde

tussen geen enkele dag en 20 dagen.

n %

Hindering uitvoeren betaald werk door

gezondheidsproblemen

Niet gehinderd 0 0

Een beetje 9 56,3

Heel erg 7 43,8 Tabel 31: hindering tijdens het uitvoeren van betaald werk in de afgelopen maand door

gezondheidsproblemen bij 16 participanten

De hindering die plaats vond tijdens het professionele leven werd in

de vragenlijst verder geconcretiseerd: het hebben van

concentratiestoornissen, zich afzonderen, aan een langzamer tempo

werken, meer problemen om beslissingen te nemen, werk uitstellen

en werk laten overnemen door anderen. In tabel 32 wordt beschreven

welke invloed elke vorm van hindering heeft op het uitvoeren van

betaald werk. Elke vorm vertrekt uit de 14 personen die aangaven

betaald werk te hebben en niet de volledige maand verzuimden.

Twee personen vulden deze vragenreeks niet in.

Page 89: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 81

n %

Concentratiestoornissen

soms 8 50

vaak 5 31,3

altijd 1 6,3

Langzamer werken

Bijna nooit 2 14,3

Vaak 10 71,4

Bijna altijd 2 14,3

Afzonderen

Bijna nooit 9 64,3

Soms 3 21,4

Vaak 2 14,3

Problemen om te beslissingen te nemen

Bijna nooit 4 28,6

Soms 5 35,7

Vaak 5 35,7

Werk uitstellen

Bijna nooit 1 7,1

soms 12 85,7

vaak 1 7,1

Werk laten overnemen door anderen

Bijna nooit 8 57,1

Soms 5 35,7

Vaak 1 7,1 Tabel 32: hindering tijdens het professionele leven in de afgelopen maand bij 14 participanten

Naast productiviteit tijdens het uitvoeren van betaald werk is

productiviteit tijdens vrije tijd een belangrijk gegeven. Dit wordt

gekenmerkt door de mogelijkheid om huishoudelijk werk te kunnen

verrichten, boodschappen te doen, klussen en karweitjes uit te voeren,

activiteiten plannen met inwonende kinderen en het volgen van

onderwijs. De personen konden telkens aangeven of ze deze taak

konden uitvoeren en hierbij al dan niet gehinderd werden door

gezondheidsproblemen. In tabel 33 worden de verschillende vormen

van vrije tijdsactiviteiten meer gedetailleerd uitgewerkt. Binnen dit

Page 90: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 82

onderdeel wordt er gestart vanuit alle 104 participanten (dit in

tegenstelling tot „hindering bij uitoefening betaald werk‟).

n %

Huishoudelijk werk

Wel gedaan, niet gehinderd door gezondheidsproblemen 5 4,8

Wel gedaan, wel gehinderd door gezondheidsproblemen 86 82,7

Niet gedaan, vanwege gezondheidsproblemen 8 7,7

Niet geantwoord 5 4,8

Boodschappen doen

Wel gedaan, niet gehinderd door gezondheidsproblemen 6 5,8

Wel gedaan, wel gehinderd door gezondheidsproblemen 84 80,8

Niet gedaan, vanwege gezondheidsproblemen 7 6,7

Niet gedaan, om andere redenen dan gezondheidsredenen 3 2,9

Niet geantwoord 4 3,8

Uitvoeren klussen en karweitjes

Wel gedaan, niet gehinderd door gezondheidsproblemen 1 1

Wel gedaan, wel gehinderd door gezondheidsproblemen 32 30,8

Niet gedaan, vanwege gezondheidsproblemen 60 57,7

Niet gedaan, om andere redenen dan gezondheidsredenen 7 6,7

Niet geantwoord 4 3,8

Activiteiten met inwonende kinderen

Wel gedaan, niet gehinderd door gezondheidsproblemen 1 1

Wel gedaan, wel gehinderd door gezondheidsproblemen 60 57,7

Niet gedaan, vanwege gezondheidsproblemen 8 7,7

Niet gedaan, om andere redenen dan gezondheidsredenen 1 1

Niet van toepassing 30 28,8

Niet geantwoord 4 3,8

Onderwijs volgen

Wel gedaan, niet gehinderd door gezondheidsproblemen 14 13,5

Wel gedaan, wel gehinderd door gezondheidsproblemen 20 19,2

Niet gedaan, vanwege gezondheidsproblemen 5 4,8

Niet van toepassing 59 56,7

Niet geantwoord 6 5,8 Tabel 33: productiviteit bij vrijetijdsactiviteiten in de afgelopen maand bij 104 participanten

Page 91: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 83

4.1.4 Vragenlijst „ kwaliteit van leven‟

De gestandaardiseerde vragenlijst SF-36 werd afgenomen bij de

CVS-populatie om de kwaliteit van leven te meten. De 36

verschillende vragen worden in de volgende acht categorieën

onderverdeeld: lichamelijk functioneren, lichamelijke rol, emotionele

rol, vitaliteit, mentale gezondheid, sociaal functioneren, lichamelijke

pijn en algemene gezondheid. Per categorie worden de antwoorden

op de individuele vragen gescoord op 100. Hoe beter de score, hoe

beter de gezondheid. Daarnaast worden deze acht categorieën

vertegenwoordigd door de overkoepelende groepen „lichamelijke

gezondheid‟ (global psysical health) en „mentale gezondheid‟ (global

mental health). Deze laatste categorieën worden ook telkens

uitgedrukt in een score op 100. Ook hier geldt volgende redenering:

hoe beter de score, hoe beter de gezondheid.

In tabel 34 worden het gemiddelde, de mediaan, het minimum en het

maximum voor de individuele categorieën van de kwaliteit van leven

weergegeven bij 97 participanten. Deze vragenlijst werd door zeven

participanten onvolledig ingevuld, waardoor deze individuen

geëlimineerd werden.

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Lichamelijk

functioneren

35,82 35 0 80

Lichamelijke

rol

2,76 0 0 75

Emotionele rol 13,49 17 0 33

Vitaliteit 29,74 30 5 75

Mentale

gezondheid

57,61 56 12 92

Sociaal

functioneren

38,62 38 0 88

Lichamelijke

pijn

37,84 41 0 100

Algemene

gezondheid

33,19 30 0 80

Tabel 34: individuele categorieën bij kwaliteit van leven afgenomen bij 97 participanten

Page 92: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 84

De zonet besproken subdimensies kunnen in twee domeinen

opgedeeld worden: de mentale en lichamelijke gezondheid. Als

laatste wordt ook de score weergegeven van de volledige vragenlijst

„kwaliteit van leven‟. Tabel 35 geeft het gemiddelde, de mediaan, het

minimum en het maximum weer van de scores op mentale

gezondheid, lichamelijke gezondheid en de volledige vragenlijst bij

97 participanten.

Gemiddelde Mediaan Minimum Maximum

Mentale

gezondheid

34,55 34 5 66

Lichamelijke

gezondheid

27,71 26 4 67

Volledige

vragenlijst

31,14 31 5 67

Tabel 35: hoofdcategorieën bij kwaliteit van leven (mentale en lichamelijk gezondheid) en score volledige vragenlijst kwaliteit van leven (n=97)

Page 93: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 85

4.2 Financiële en psychosociale gevolgen

In tabel 37 worden het gemiddelde, de mediaan en de

standaarddeviatie van de diverse kosten voor medische consumptie

en verlies aan productiviteit in euro weergegeven over drie maanden

voor de patiënt, het RIZIV en de maatschappij. Hierbij is het

noodzakelijk om bij de interpretatie van de cijfers rekening te houden

met het feit dat de kosten voor medische consumptie werden

berekend volgens het aantal participanten die de desbetreffende

gezondheidszorgdienst gebruikt hadden en bovendien het aantal

contacten vermeld hadden (over de laatste drie maanden). Dit aantal

wordt per gezondheidszorgdienst tussen haakjes geplaatst.

Ter verduidelijking het volgende voorbeeld: huisartsen werden door

95 participanten geconsulteerd, maar slechts 90 participanten

noteerden het aantal contacten. Enkel op basis van het aantal

contacten kan de kost berekend worden. Voor de totale kost van de

personen die huisartsen contacteerden en het aantal contacten

vermeldden (n=90), werd het gemiddelde, de mediaan en de

standaarddeviatie berekend voor zowel de patiënt als het RIZIV. In

tabel 37 wordt de maatschappelijke kost voor het verlies aan

productiviteit tevens enkel berekend voor de 29 participanten die

effectief verzuimden van betaald werk.

De kostprijzen werden berekend op basis van de informatie van het

RIZIV (www.riziv.be), waarbij telkens de verzekeringsstatus in

rekening werd gebracht. De kostprijs voor een alternatieve genezer is

niet officieel vastgelegd en kan aldus door de individuele

behandelaar bepaald worden. Daarom werd hier conservatief een

kostprijs van 30 euro per sessie gehanteerd, wat hoogstwaarschijnlijk

een onderschatting betekent. De maatschappelijke kost van een

bedrijfsarts werd gelijk gesteld met de kostprijs van een huisarts.

Volgens de studie van van den Berg, Al, van Exel, Koopmanschap

en Brouwer (2008) bedraagt de schaduwprijs voor informele zorg

€12,36 per uur. Deze kostprijs werd tevens gehanteerd om de

maatschappelijke kostprijs van een zelfhulpgroep te benaderen. De

maatschappelijke kost voor het verlies aan productiviteit kan volgens

het rapport van Securex (2004) geraamd worden op €171,51 per dag

per arbeider en €232,15 per dag per bediende. De meest relevante

Page 94: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 86

kosten met hun eenheidsprijs worden vooreerst in tabel 36

weergegeven. De eenheidskost van de diverse geneesmiddelen per

groep worden – omwille van de aanzienlijke omvang – niet

weergegeven.

Page 95: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 87

Kost Eenheidskost zonder

voorkeursregeling (euro)

Eenheidskost met

voorkeursregeling

(euro)

Eenheidskost

maatschappij

(euro)

Patiënt RIZIV Patiënt RIZIV

Huisarts 5,81 16,86 1,49 21,18

Bedrijfsarts 22,67

Psychiater, psycholoog of psychotherapeut – eigen

praktijk

35,21 26,26 30,88 39,26

Psychiater, psycholoog of psychotherapeut – polikliniek

ziekenhuis

29,88 26,26 25,55 39,26

Internist 11,64 22,38 2,47 31,55

Neus-keel-oorarts 7,62 15,05 2,6 20,07

Stomatoloog 7,62 15,05 2,6 20,07

Neuroloog 15,64 26,26 2,64 39,26

Cardioloog 11,64 22,38 2,47 31,55

Dermatoloog 10,25 16,47 2,78 23,94

Orthopedist 7,62 15,05 2,6 20,07

Uroloog 7,62 15,05 2,6 20,07

Endocrinoloog 20,69 31,96 2,64 50,01

Immunoloog 7,62 15,05 2,6 20,07

Fysische geneesheer 7,62 15,05 2,6 20,07

Gynaecoloog 7,62 15,05 2,6 20,07

Reumatoloog 14,43 24,66 3,06 36,03

Page 96: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 88

Pneumoloog 11,64 22,38 2,47 31,55

Hospitalisatie Dag 1: 41,41

d 2 – d 90: 14,14

Dag 1: 305,64

d 2 – d 90: 332,91

Dag 1: 5,02

d 2 – d 90: 5,02

Dag 1: 342,03

d 2 – d 90: 342,03

Kinesist 5,03 15,42 1,95 18,5

Ergotherapeut 25 25

Podoloog 4,48 13,44 1,79 16,13

Accupunctuur 30 30

Natuurgenezer 30 30

Homeopaat 30 30

Emokinesioloog 30 30

Orthomoleculaire arts 30 30

Reikitherapeut 30 30

Craniosacraaltherapeut 30 30

Osteopaat 30 30

Manueel therapeut 30 30

Verpleging aan huis 0,91 2,76 0,23 3,44

Hulp via mutualiteit 6 6

Hulp via particulieren 5,5 5,5

Mantelzorg 12,36

Zelfhulpgroep 12,36

Page 97: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 89

Verlies aan productiviteit 171,51/dag/

arbeider

232,15/dag/

bediende

Tabel 36: eenheidskosten in euro voor patiënt, RIZIV en maatschappij

Page 98: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 90

CVS (n=104) Kost over drie

maanden patiënt

(euro)

Kost over drie

maanden RIZIV

(euro)

Additionele

maatschappelijke kost over

drie maanden (euro)

Gem. Med. S.D. Gem. Med. S.D. Gem. Med. S.D.

Huisarts (n=90) 25,78 22,79 20,86 79,51 67,44 64,30

Bedrijfsarts (n=17) 32,00 22,67 14,02

Psychiater, psycholoog of

psychotherapeut – eigen praktijk (n=34)

173,74 140,8

4

120,75 134,35 105,04 99,37

Psychiater, psycholoog of

psychotherapeut – polikliniek

ziekenhuis (n=48)

108,03 89,64 80,72 100,89 78,78 94,32

Internist (n=12) 15,73 11,64 8,70 32,47 22,38 14,67

Neus-keel-oorarts (n=2) 5,11 5,11 3,55 17,56 17,56 3,55

Stomatoloog (n=1) 5,20 5,20 5,20 40,14 40,14 40,14

Neuroloog (n=3) 12,19 15,64 5,98 43,68 26,26 30,17

Cardioloog (n=8) 14,55 11,64 5,39 27,98 22,38 10,36

Dermatoloog (n=1) 20,50 20,50 20,50 32,94 32,94 32,94

Orthopedist (n=4) 13,34 11,43 7,30 26,34 22,58 14,41

Uroloog (n=1) 22,86 22,86 22,86 45,15 45,15 45,15

Endocrinoloog (n=3) 27,59 20,69 11,95 42,61 31,96 18,45

Immunoloog (n=2) 7,71 7,71 0,13 37,63 37,63 31,93

Fysische geneesheer (n=4) 10,18 11,43 6,20 23,83 25,09 7,52

Page 99: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 91

Gynaecoloog (n=2) 15,24 15,24 10,78 30,10 30,10 21,28

Reumatoloog (n=5) 20,20 14,43 7,90 37,32 26,66 53,32

Pneumoloog (n=1) 23,28 23,28 23,28 44,76 44,76 44,76

Hospitalisatie (n=25) 22,65 13,89 21,15 408 159,64 503,62

Geneesmiddelen groep A (n=20) 24,20 14,88 35,02 31,47 21,60 46,32

Geneesmiddelen groep B (n=1) 0,78 0,78 0,78 3,72 3,72 3,72

Geneesmiddelen groep C (n=15) 12,17 7,20 10,94 27,92 18,84 24,86

Geneesmiddelen groep D (n=2) 88,89 88,89 79,89 46,28 46,28 65,44

Geneesmiddelen groep G (n=2) 6,29 6,29 2,82 21,44 21,44 1,34

Geneesmiddelen groep H (n=10) 5,49 1,14 10,69 5,39 5,37 2,41

Geneesmiddelen groep J (n=3) 63,72 61,56 32,45 245,19 159,93 161,75

Geneesmiddelen groep L (n=1) 0,00 0,00 0,00 7,74 7,74 7,74

Geneesmiddelen groep M (n=17) 21,79 14,46 21,39 27,44 18,60 32,24

Geneesmiddelen groep N (n=70) 43,15 34,71 31,59 57,85 47,55 68,20

Geneesmiddelen groep R (n=6) 25,68 17,37 21,08 57,57 56,79 40,72

Voedingssupplementen (n=61) 146,21 90,00 130,06

Diëtist (n=2) 6,72 6,72 3,17 20,16 20,16 9,50

Kinesist (n=51) 61,63 60,36 46,50 211,04 185,04 166,17

Ergotherapeut (n=2) 162,50 162,5

0

194,45

Podoloog (n=1) 8,96 8,96 8,96 26,88 26,88 26,88

Page 100: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 92

Accupunctuur (n=4) 195,00 165,0

0

121,24

Natuurgenezer (n=5) 78,00 60,00 54,50

Homeopaat (n=5) 78,00 60,00 45,50

Emokinesioloog (n=1) 60,00 60,00 60,00

Orthomoleculaire arts (n=1) 30,00 30,00 30,00

Reikitherapeut (n=2) 60,00 60,00 42,43

Craniosacraaltherapeut (n=1) 30,00 30,00 30,00

Osteopaat (n=9) 76,67 60,00 50,00

Manueel therapeut (n=7) 175,71 90,00 158,20

Verpleging aan huis (n=1) 0,91 0,91 0,91 2,76 2,76 2,76

Hulp via mutualiteit (n=6) 22,00 24,00 9,03

Hulp via particulieren (n=28) 25,83 22,00 15,58

Mantelzorg (n=14) 88,29 61,80 83,81

Zelfhulpgroep (n=9) 56,31 37,08 47,51

Verlies aan productiviteit (n=29) 11100,1

2

13929,0

0

4529,88

Tabel 37: gemiddelde, mediaan en standaarddeviatie van de kosten (in euro) over drie maanden voor patiënt, RIZIV en maatschappij

Page 101: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 93

Tabel 38 geeft een overzicht van de totale kost voor de patiënt, het RIZIV en de maatschappij. Het algemeen

totaal van de kosten voor medische consumptie wordt tevens in de laatste kolom weergegeven. Dit algemeen

totaal heeft betrekking op 102 participanten. Twee participanten van de totale steekproef konden niet

geïncludeerd worden, gezien het aantal contacten van de geconsulteerde gezondheidszorgdienst niet vermeld

werd. Deze twee patiënten werden dus als „missing value‟ beschouwd.

Medische

consumptie

Totale kost patiënt

(n=102)

Totale kost

RIZIV (n=102)

Totale kost

maatschappij (n=36)

Algemeen totaal

kosten medische

consumptie

(n=102)

Gemiddelde 356,48 451,35 63,52 830,25

Mediaan 289,20 333,26 41,21 660,68

Standaarddeviatie 257,54 466,64 79,73 631,45

Minimum 29,05 0,00 12,36 45,45

Maximum 1542,24 2571,49 457,32 3305,48

Tabel 38: totale kosten in euro voor medische consumptie over drie maanden voor patiënt, RIZIV en maatschappij

Page 102: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 94

Tabel 39 geeft de totale maatschappelijke kost weer betreffende het

verlies aan productiviteit. Hierbij worden 40 patiënten geïncludeerd

die betaald werk hebben. Van deze 40 participanten hebben 29

personen verzuimd van betaald werk. Deze personen veroorzaken

een maatschappelijke kost voor verlies aan productiviteit. De

resterende 11 participanten hebben niet verzuimd van betaald werk.

In deze berekening worden de personen die geen betaald werk

hebben niet geïncludeerd, daar de vragenlijst niet peilde of de

participanten vroeger al dan niet werkten. De berekende kost ten

gevolge van het verlies aan productiviteit kan bijgevolg een

overschatting zijn.

Verlies aan

productiviteit

(n=40)

Totale kost

maatschappij

Gemiddelde 8047,59

Mediaan 10290,60

Standaarddeviatie 6318,83

Minimum 0,00

Maximum 13929,00

Tabel 39: totale maatschappelijke kosten in euro voor verlies aan productiviteit over drie

maanden (n=40)

Tabel 40 vergelijkt de waarden op de SF-36 schalen van huidig

onderzoek met het onderzoek van Picavet en Hoeymans (2004)

(gezonde steekproef), Meyers en Wilks (1999) en Rakib et al. (2005)

(CVS-steekproef voor behandeling). De huidige steekproef is een

patiëntenpopulatie die in behandeling is binnen één van de

referentiecentra, maar met een wisselende behandelingsduur op het

ogenblik van bevraging. Per schaal wordt een one-sample T-test

uitgevoerd, waarbij de gemiddelden van de wetenschappelijke

literatuur als norm worden ingevoerd. Belangrijk is op te merken dat

hier enkel een vergelijking kan worden gemaakt met de gemiddelde

Page 103: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 95

waarden. De standaarddeviaties worden aldus niet in rekening

gebracht. Bij gevolg moeten de resultaten met de nodige

voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Opvallend is dat de gemiddelde waarden op de verschillende

dimensies statistisch significant (p<0,001) lager zijn in vergelijking

met een gezonde steekproef. De kwaliteit van leven bij CVS-

patiënten is opmerkelijk lager.

In vergelijking met het onderzoek van Myers en Wilks (1999) scoren

de CVS-patiënten – die binnen de laatste drie maanden contact

hadden met een referentiecentrum – op bijna alle dimensies

statistisch significant lager dan CVS-patiënten voor behandeling.

Enkel op de schaal „vitaliteit‟ scoort de huidige steekproef niet-

statistisch significant hoger (p=0,100).

Bij vergelijking met de studie van Rakib et al. (2005) scoort de

steekproef in de huidige studie statistisch significant hoger op de

dimensie „vitaliteit‟ (p<0,001). De „algemene gezondheid‟ wordt

tevens hoger gescoord. Dit laatste is echter niet statistisch significant

(p=0,062). Op vlak van lichamelijk functioneren, lichamelijke rol en

emotionele rol scoort de CVS-steekproef in huidig onderzoek

statistisch significant lager in vergelijking met de CVS-steekproef

voor behandeling. Ook op de dimensies mentale gezondheid, sociaal

functioneren en lichamelijke pijn scoort de huidige steekproef lager

dan de steekproef in de studie van Rakib et al. (2005). Deze laatste

resultaten zijn echter niet statistisch significant.

Page 104: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 96

LF LR ER V MG SF LP AG

CVS-steekproef binnen

de laatste drie maanden

contact met

referentiecentrum

(n =97)

Gem.

S.D.

35,82

19,08

2,76

9,12

13,49

11,27

29,74

15,06

57,61

18,77

38,62

21,62

37,84

24,53

33,19

15,56

Picavet en Hoeymans.

(2004): gezonde

steekproef (n=3664)

Gem.

S.D.

T-test

82,5

24,8

<0,001

77,7

37,8

<0,001

80,2

23,6

<0,001

69,4

19,6

<0,001

65,9

20,0

<0,001

84,2

23,1

<0,001

87,2

30,6

<0,001

77,3

17,1

<0,001

Myers en Wilks: CVS-

steekproef voor

behandeling (n=85)

Gem.

S.D.

T-test

52,4

31,0

<0,001

21,2

34,4

<0,001

60,0

43,9

<0,001

27,2

22,3

0,100

61,8

21,8

0,030

49,3

28,1

<0,001

50,9

29,5

<0,001

39,8

21,9

<0,001

Rakib et al. (2005):

CVS-steekproef voor

behandeling (n=73)

Gem.

S.D.

T-test

41,1

21,3

0,008

8,2

20,4

<0,001

52,5

45,1

<0,001

22,4

16,6

<0,001

60,1

20,0

0,194

42,6

24,7

,073

38,1

20,3

,916

30,2

16,0

,062

Tabel 40: gemiddelden, S.D. en T-testwaarden van de SF-36 schalen (vergelijking tussen huidig onderzoek en ander wetenschappelijk onderzoek)

LS = Lichamelijk functioneren, LR = lichamelijke rol, ER = emotionele rol, V = vitaliteit, MG = mentale gezondheid,

SF = sociaal functioneren, LP = lichamelijke pijn, AG = algemene gezondheid

Page 105: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 97

4.3 Hypothesetesten

Aan de hand van het statistisch programma SPSS versie 18 wordt de

vooropgestelde hypothese getoetst via de enkelvoudige en

meervoudige lineaire regressieanalyse. Zoals reeds vermeld, luidt de

hypothese als volgt: hoe langer de aandoening CVS, hoe lager de

medische consumptie, hoe hoger de productiviteit en hoe hoger de

kwaliteit van leven. Er wordt aldus nagegaan in welke mate de duur

van de aandoening (onafhankelijke variabele) de medische

consumptie, het verlies aan productiviteit en de kwaliteit van leven

(afhankelijke variabelen) verklaart.

4.3.1 Histogram

Een histogram is een afbeelding waardoor de frequentieverdelingen

van kwantitatieve variabelen worden gevisualiseerd. Bovendien kan

binnen deze figuur een normaalcurve worden toegevoegd. Via de

normaalcurve is het mogelijk een beeld te krijgen over de mate

waarin de variabelen normaal verdeeld zijn. Een normale distributie

kenmerkt zich door twee parameters: het gemiddelde en de

standaarddeviatie.

In figuur 3, 4, 5 en 6 worden histogrammen met de bijhorende

normaalcurve weergegeven van de vier variabelen: duur van de

aandoening CVS, medische consumptie, verlies aan productiviteit en

kwaliteit van leven. De duur van de aandoening CVS wordt

weergegeven in maanden.

Page 106: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 98

Figuur 3: histogram 'duur aandoening CVS'

Figuur 4: histogram 'medische consumptie'

Page 107: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 99

Figuur 5: histogram 'verlies aan productiviteit'

Figuur 6: histogram 'kwaliteit van leven'

Page 108: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 100

Uit bovenstaande histogrammen kan worden afgeleid dat enkel de

variabele „kwaliteit van leven‟ een min of meer normale verdeling

heeft. Voor deze variabele kan aldus een parametrische test worden

gebruikt.

Het gebruiken van de wiskundige functie „logaritme‟ (alog x = y

betekent dat ay = x) maakt het mogelijk om de verschillende

individuele en uiteenlopende waarden bij de variabelen „duur

aandoening CVS‟, „medische consumptie‟ en „verlies aan

productiviteit‟ dichter naar elkaar toe te brengen. Figuren 7, 8 en 9

geven het histogram weer van de logaritme van de variabelen „duur

aandoening CVS‟, „medische consumptie‟ en „verlies aan

productiviteit‟.

Figuur 7: histogram „logaritme duur aandoening‟

Page 109: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 101

Figuur 8: histogram 'logaritme medische consumptie'

Figuur 9: histogram 'logaritme verlies aan productiviteit'

Page 110: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 102

De histogrammen van de logaritme van de variabelen „duur

aandoening CVS‟ en „medische consumptie‟ (figuren 7 en 8) blijken

een min of meer normale verdeling te vertonen in vergelijking met

figuren 3 en 4, waardoor er een parametrische test kan worden

uitgevoerd. We werken voor de variabelen „duur aandoening CVS‟

en „medische consumptie‟ verder met de desbetreffende logaritmes.

Om de leesbaarheid te verhogen, wordt er vanaf hier verder gebruik

gemaakt van de termen „log duur aandoening‟ en „log medische

consumptie‟. Figuur 9 vertoont – in vergelijking met figuur 5 – geen

betere gaussiaanse verdeling. Daarom wordt voor de variabele

„verlies aan productiviteit‟ geen gebruik gemaakt van de logaritme,

gezien dit duidelijk geen meerwaarde biedt.

4.3.2 Normaalverdelingdiagram

Normaalverdelingdiagrammen (Q-Q plots) geven inzicht in de mate

waarin de waargenomen verdeling van een variabele overeenkomt

met de gaussiaanse verdeling. In het diagram wordt de cumulatieve

verdeling van een variabele afgezet tegen de normale verdeling. Hoe

dichter de puntenlijn aansluit bij de rechte lijn, des te meer de

waargenomen verdeling overeenkomt met de normaalverdeling.

Figuren 10, 11, 12 en 13 geven de Q-Q plots weer van de

verschillende variabelen.

Page 111: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 103

Figuur 10: normaalverdelingsdiagram „logaritme duur aandoening‟

Figuur 11: normaalverdelingsdiagram „logaritme medische consumptie‟

Page 112: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 104

Figuur 12: normaalverdelingsdiagram „verlies aan productiviteit‟

Figuur 13: normaalverdelingsdiagram „kwaliteit van leven‟

Wanneer de Q-Q plots geïnterpreteerd worden, kan er gesteld

worden dat de puntenlijn in het normaalverdelingsdiagram van log

duur aandoening (figuur 10), log medische consumptie (zie figuur 11)

Page 113: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 105

en kwaliteit van leven (zie figuur 12) ongeveer langs de rechte lijn

liggen. De log duur aandoening, log medische consumptie en

kwaliteit van leven (in het bijzonder) neigen naar een normale

verdeling. Wanneer de Q-Q plot inzake het verlies aan productiviteit

wordt geïnterpreteerd kan er onmogelijk gesproken worden over een

normaalverdeling. Zoals weergeven bij het onderdeel „histogrammen‟

(zie figuren 5 en 9) is er daar geen sprake van een gaussiaanse

verdeling. Daarom wordt er voor de variabele „verlies aan

productiviteit‟ geen gebruik gemaakt van de logaritme, gezien dit

duidelijk geen meerwaarde biedt.

4.3.3 Correlatie

Alvorens de correlatiecoëfficiënten te berekenen, is het zinvol om het

verband tussen twee variabelen visueel voor te stellen via een

scatterplot. Merk op dat alle variabelen continu zijn en werden

berekend op basis van de drie vragenlijsten. Bovendien is de log duur

aandoening steeds de onafhankelijke variabele, welke zich bevindt

op de X-as of horizontale as. De outcomevariabelen bevinden zich

op de verticale as of Y-as.

Page 114: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 106

4.3.3.1 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en „medische

consumptie‟

Figuur 14 geeft de scatterplot weer van het lineair verband tussen de

variabelen „log duur aandoening‟ en „log medische consumptie‟.

Figuur 14: scatterplot verband 'log duur aandoening‟ en „log medische consumptie'

De scatterplot in figuur 14 met de bijhorende aangepaste lineaire

regressierechte toont een licht negatief verband aan tussen de log

duur aandoening en de log medische consumptie. Hoe langer de

patiënten lijden aan de aandoening CVS, hoe lager de kosten voor

medische consumptie. Het is hierbij opvallend dat de verschillende

punten niet samenvallen met de rechte. De correlatiematrix in tabel

41 toont hierbij aan dat dit negatief verband (r=-0,149) niet

statistisch significant is bij een significantieniveau van α=0,05. Voor

dit laatste wordt gebruik gemaakt van de parametrische test

Pearsoncorrelatie, gezien het histogram neigt naar een normale

verdeling (zie hoger, figuur 8). Ter vervolledigheid wordt ook de

Spearmancorrelatie weergegeven (zie tabel 41). Bij het berekenen

Page 115: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 107

van de Spearmancorrelatie is er echter wel een significant resultaat

merkbaar. Hierbij is er een significant licht negatief verband

aanwezig tussen de log duur aandoening en de log medische

consumptie. Dit betekent dat hoe langer de persoon lijdt aan de

aandoening CVS, hoe lager de log medische consumptie.

Correlatiecoëfficiënt (r) p-waarde

Pearson -0,149 0,232

Spearman -0,205 0,038 Tabel 41: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en „log medische consumptie'

4.3.3.2 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en „verlies aan

productiviteit‟

De scatterplot in figuur 15 visualiseert het lineair verband tussen de

variabelen „log duur aandoening‟ en „verlies aan productiviteit‟.

Figuur 15: scatterplot verband „log duur aandoening‟ en 'verlies aan productiviteit'

De scatterplot in figuur 15 met de bijhorende rechte toont een licht

negatief verband aan tussen de variabelen „log duur aandoening‟ en

Page 116: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 108

„verlies aan productiviteit‟: hoe langer de aandoening CVS, hoe lager

het verlies aan productiviteit. Opvallend is echter dat de

verschillende punten niet samenvallen met de rechte. Dit laatste

wordt bevestigd in tabel 42. Zowel bij de parametrische

Pearsoncorrelatie als bij de niet-parametrische test Spearman blijkt

dit negatief verband (respectievelijk r=-0,80 en r=-0,145) niet

statistisch significant te zijn op het significantieniveau α=0,05

(p=0,622; p= 0,371).

Merk op dat bij het verband „log duur aandoening‟ en „verlies aan

productiviteit‟ zowel de parametrische als niet-parametrische

correlatiecoëfficiënt werd berekend. Figuur 5 (zie hoger) toonde een

niet-normale verdeling aan voor de variabele „verlies aan

productiviteit‟, waardoor niet-parametrische testen aangewezen zijn.

Gezien de niet-parametrische test van de meervoudige lineaire

regressie (zie verder) niet mogelijk is, wordt deze meervoudige test

enkel parametrisch uitgevoerd. Om die reden worden alle stappen

met betrekking tot de variabele „verlies aan productiviteit‟ zowel

parametrisch als niet-parametrisch uitgevoerd.

Correlatiecoëfficiënt (r) p-waarde

Pearson -0,80 0,622

Spearman -0,145 0,371 Tabel 42: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en 'verlies aan productiviteit'

Page 117: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 109

4.3.3.3 Correlatie „duur van de aandoening CVS‟ en „kwaliteit van

leven‟

De scatterplot in figuur 16 duidt het lineair verband tussen de

variabelen „log duur aandoening‟ en „kwaliteit van leven‟.

Figuur 16: scatterplot verband „log duur aandoening‟ en 'kwaliteit van leven'

De scatterplot toont een licht positief verband tussen de variabelen

„log duur aandoening‟ en „kwaliteit van leven‟: hoe langer de

aandoening CVS, hoe hoger de kwaliteit van leven. Hierbij is de

duur wijd verspreid rond de regressierechte. De verschillende punten

geven enige positieve samenhang. De parametrische

Pearsoncorrelatie in tabel 43 bevestigt het positief verband tussen

beide variabelen (r=0,042). Dit verband met p=0,681 is niet

statistisch significant op het significantieniveau α=0,05. Voor de

variabele „kwaliteit van leven‟ kon gebruik gemaakt worden van de

parametrische test, gezien het histogram in figuur 6 (zie hoger) neigt

naar een normale verdeling.

Page 118: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 110

Correlatiecoëfficiënt (r) p-waarde

Pearson 0,042 0,681

Spearman 0,022 0,831 Tabel 43: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en 'kwaliteit van leven'

4.3.4 Enkelvoudige lineaire regressie

De techniek „enkelvoudige, lineaire regressie-analyse‟ toetst in welke

mate de onafhankelijke variabele de afhankelijke variabele voorspelt.

Hierbij wordt er een regressielijn geconstrueerd op basis van het

principe van de kleinste kwadraten, waarbij het kwadraat wordt

genomen van de kleinste afwijkingen van de regressielijn. Deze

regressielijn kan bij de enkelvoudige lineaire regressie worden

samengevat door de volgende formule: y = a+bx.

In deze masterproef wordt de statistische test „enkelvoudige lineaire

regressie‟ achtereenvolgens drie keer uitgevoerd. Hierbij is de log

duur aandoening steeds de onafhankelijke variabele. De afhankelijke

variabelen zijn: log medische consumptie, verlies aan productiviteit

en kwaliteit van leven.

Page 119: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 111

4.3.4.1 Medische consumptie

Model R R Square Adjusted R

Square

Std. Error of the

Estimate

1

,1 ,022 ,012

,8

Tabel 44: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log duur aandoening en log

medische consumptie

Model Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B

Std.

Error Beta

1 (Constant) 6,7 ,2 35,7 <0,001

Log duur

aandoening

CVS

-,1 ,1 -,1 -1,5 ,135

Tabel 45: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige regressie tussen de log duur

aandoening en log medische consumptie

De R square in tabel 44 geeft weer dat 2,2% van de totale variantie in

log medische consumptie wordt verklaard door de log duur

aandoening. Andere factoren kunnen de variantie in log medische

consumptie aldus beter verklaren. Volgens tabel 45 is de log duur

aandoening geen significante voorspeller van de log medische kosten

(p=0,135).

Page 120: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 112

4.3.4.2 Verlies aan productiviteit

Model R R Square

Adjusted R

Square

Std. Error of the

Estimate

1 ,1 ,006 -,020 6381

Tabel 46: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log duur aandoening en verlies

aan productiviteit

Model Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

T

Sig.

B

Std.

Error Beta

1 (Constant) 9315 2744 3,4 ,002

Log duur

aandoening

CVS

-537 1081 -,1 -,5 ,622

Tabel 47: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige regressie tussen de log duur aandoening en verlies aan productiviteit

De variabele „verlies aan productiviteit‟ kent – zoals reeds eerder

vermeld – geen normale verdeling. Toch wordt de parametrische test

test uitgevoerd, dit in aanloop van de volgende test „meervoudige

lineaire regressie‟, waarbij het gebruik van een niet-parametrische

test onmogelijk is.

De R square in tabel 46 geeft weer dat 0,6% van de totale variantie in

verlies aan productiviteit wordt verklaard door de log duur

aandoening. Andere factoren kunnen de variantie in verlies aan

productiviteit aldus beter verklaren. Volgens tabel 47 is de log duur

aandoening geen significante voorspeller van de variabele „verlies

aan productiviteit‟ (p=0,622).

Page 121: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 113

4.3.4.3 Kwaliteit van leven

Model R

R Square

Adjusted

R Square

Std. Error of

the Estimate

1 ,04 ,002 -,009 10,7

Tabel 48: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log duur aandoening en kwaliteit

van leven

Model Unstandardized

Coefficients

Standardized

Coefficients

t Sig. B

Std.

Error Beta

1 (Constant) 30,1 2,8 10,8 <0,001

Log duur

aandoening

CVS

,4 1,0 ,04 ,4 ,681

Tabel 49: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige regressie tussen log duur aandoening en kwaliteit van leven

De R square in tabel 48 geeft weer dat 0,2% van de totale variantie in

kwaliteit van leven wordt verklaard door de log duur aandoening.

Andere factoren kunnen de variantie in de kwaliteit van leven aldus

beter verklaren. Volgens tabel 49 is de log duur aandoening geen

significante voorspeller van de variabele „kwaliteit van leven‟

(p=0,681).

Page 122: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 114

4.3.5 Meervoudige lineaire regressie

Door het uitvoeren van een meervoudige lineaire regressieanalyse

wordt het effect van elke determinant geschat en gecorrigeerd voor

het mogelijk verstorend effect van de overige determinanten in het

model. Deze eigenschap maakt meervoudige lineaire regressie een

goede toepasbare methode waarbij de verstorende confounders

geëlimineerd kunnen worden. Binnen de meervoudige lineaire

regressieanalyse worden afzonderlijk de drie afhankelijke

hoofdvariabelen (log medische consumptie, verlies aan productiviteit

en kwaliteit van leven) in een model geplaatst met de onafhankelijke

variabele (log duur aandoening) en de geselecteerde verstorende

variabelen (confounders). De mogelijke verstorende variabelen zijn

geslacht, leeftijd, burgerlijke status, opleidingsniveau, provincie en

het aantal aanwezige comorbiditeiten. Er werd bewust gekozen om

de afhankelijke hoofdvariabelen afzonderlijk te bestuderen en dus

niet onderling als confounder op te nemen.

4.3.5.1 Medische consumptie

Wanneer de log medische consumptie als afhankelijke variabele

wordt opgenomen in combinatie met de bovenvernoemde

confounders is de Levene‟s test niet significant (F=0,8; p=0,758).

Wanneer alle ingegeven confounders weergeven worden (zie tabel

50) is het duidelijk dat de log duur aandoening geen significante

voorspeller is (Sum of Squares= 1,1; F= 2,0; p=0,157). Het aantal

comorbiditeiten is een significante confounder (Sum of Squares=7,1;

F=12,8; p=0,001). Er kan gesteld worden dat het aantal

comorbiditeiten een sterke confounder is inzake de medische

consumptie (B=0,1,t=3,6; p=0,001). Dit wordt bevestigd door de

correlatiecoëfficiënt (r) tussen deze variabelen (r=0,308; p=0,002):

hoe hoger het aantal comorbiditeiten, hoe hoger de medische

consumptie.

Page 123: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 115

Sum of

Squares

df Mean

Square

F Sign

Geslacht 0,4 1 0,4 0,8 0,380

Leeftijd 0,3 2 0,1 0,2 0,783

Provincie 1,2 4 0,3 0,6 0,695

Opleiding 2,2 3 0,7 1,3 0,282

Burgerlijke status 0,6 5 0,1 0,2 0,962

Aantal

comorbiditeiten

7,1 1 7,1 12,8 0,001

Log duur

aandoening

1,1 1 1,1 2,0 0,157

Tabel 50: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake de logaritme van de medische consumptie

4.3.5.2 Verlies aan productiviteit

Wanneer het verlies aan productiviteit als afhankelijke variabele in

het model wordt opgenomen is de Levene‟s test niet significant (F=

1,9; p=0,153). De „log duur aandoening‟ is geen significante

voorspeller (Sum of Squares=4,1E6; F=0,2; p=0,572) inzake het

verlies aan productiviteit. Alle opgenomen confounders worden

weergegeven in tabel 51. Binnen het model is er één significante

confounder aanwezig, namelijk de leeftijd (Sum of Squares= 3,5 E

8;

F= 6,8; p=0,005). De verdere onderverdeling binnen de confounders

wordt weergegeven in tabel 52. Inzake de leeftijd hebben personen

van minder dan 40 jaar (B=5964,4; t=1,4; p=0,187) minder verlies

aan productiviteit in vergelijking met de categorieën 40-50 jaar, maar

een hoger verlies dan de personen ouder dan 50 jaar. Enkel de

vergelijking tussen ouder dan 50 en 40-50 jaar is significant.

Page 124: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 116

Sum of

Squares

df Mean

Square

F Sign

Geslacht 3,7E7 1 3,7

E7 1,4 0,246

Leeftijd 3,5E8 2 1,7

E8 6,8 0,005

Provincie 2,5E8 4 6,3

E7 2,4 0,078

Opleiding 8,6E7 3 2,9

E7 1,1 0,367

Burgerlijke status 1,9E7 3 6,3

E6 0,2 0,864

Aantal

comorbiditeiten

8,1E7 1 8,1

E7 3,1 0,694

Log duur

aandoening

4,1E6 1 4,1E

E7 0,2 0,572

Tabel 51: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake het verlies van productiviteit

B Std.

Error

t Sign

Leeftijd

<40 jaar 5964,4 4368,4 1,4 0,187

40-50 jaar 13682,2 4555,8 3 0,007

>50 jaar 0 Tabel 52: overzichtstabel van de parameter estimates inzake significante confounders bij

verlies aan productiviteit

4.3.5.3 Kwaliteit van leven

Wanneer de kwaliteit van leven als afhankelijke variabele wordt

opgenomen in combinatie met de bovenvernoemde confounders is de

Levene‟s test opnieuw niet significant (F=1,4; p=0,148). De „log

duur aandoening‟ is geen significante voorspeller van de kwaliteit

van leven (Sum of Squares=44,4; F=0,5; p=0,473). Alle ingegeven

confounders worden weergegeven in tabel 53. Inzake kwaliteit van

leven zijn er drie significante confounders binnen het model

aanwezig. De significante confounders zijn: de leeftijd (Sum of

Squares=754,4; F=4,4; p=0,015, het opleidingsniveau (Sum of

Squares=928,7; F=3,6; p=0,017) en het aantal comorbiditeiten (Sum

of Squares=622,8; F=7,3; p=0,008). De verdere categorieën binnen

de significante confounders worden weergegeven in tabel 54.

Personen van ouder dan 50 jaar hebben een hogere kwaliteit van

leven in vergelijking met personen jonger dan 40 jaar en personen

Page 125: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 117

tussen de 40-50 jaar. Enkel de vergelijking tussen personen ouder

dan 50 en tussen 40-50 jaar is significant (B=-10; t=2,3; p=0,022).

Betreffende het opleidingsniveau hebben personen met een

universitair diploma een hogere kwaliteit van leven in vergelijking

met alle andere opleidingsniveau‟s. Geen enkele afzonderlijke

vergelijking is echter significant. Inzake het aantal comorbiditeiten

kan er gesteld worden dat hoe hoger het aantal comorbiditeiten, hoe

lager de kwaliteit van leven. De correlatiecoëfficiënt (r) tussen deze

variabelen bevestigt deze stelling (r=-0,359; p<0,001).

Sum of

Squares

df Mean

Square

F Sign

Geslacht 74,5 1 74,5 0,9 0,353

Leeftijd 754,4 2 377,2 4,4 0,015

Provincie 378,7 4 94,7 1,1 0,358

Opleiding 928,7 3 309,6 3,6 0,017

Burgerlijke status 953,6 5 190,7 2,2 0,059

Aantal

comorbiditeiten

622,8 1 622,8 7,3 0,008

Log duur

aandoening

44,4 1 44,4 0,5 0,473

Tabel 53: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake de kwaliteit van leven

Page 126: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 3 – Empirisch onderzoek 118

B Std. Error t Sign

Leeftijd

<40 jaar -5 4,6 1 0,281

40-50 jaar -10 4,38 2,3 0,022

>50 jaar 0

Opleiding

Basisschool -8,4 7 -1,2 0,2392

Middelbaar onderwijs -8,6 4,9 -1,7 0,085

Hoger onderwijs -1,3 4,8 -0,3 0,785

Universitair

onderwijds

0

Aantal comorbiditeiten -1,4 0,5 -3,7 0,008 Tabel 54: overzichtstabel van de parameter estimates inzake significante confounders bij

kwaliteit van leven

Page 127: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 4 – Conclusie 119

HOOFDSTUK 4: CONCLUSIE

Binnen het empirisch onderzoek van de masterproef „De

maatschappelijke gevolgen van CVS‟ werden de data – verkregen

via vragenlijsten – vooreerst beschreven. Na het beschrijvend

onderdeel werden de financiële en psychologische gevolgen van de

aandoening CVS geraamd. De totale gemiddelde kost van medische

consumptie per patiënt over drie maanden bedraagt 830,25 euro

(n=102). Deze totale kost bevat de kosten over drie maanden voor de

patiënt (356,48 euro, n=102), het RIZIV (451,35 euro, n=102) en de

maatschappij (63,52 euro, n=36). De gemiddelde maatschappelijke

kost per patiënt over drie maanden voor het verlies aan productiviteit

bedraagt 8047,59 euro (n=40). Hierbij werden enkel de patiënten met

betaald werk geïncludeerd. Inzake de kwaliteit van leven is er een

vergelijkende studie uitgevoerd tussen de resultaten van het

empirisch onderzoek en de resultaten beschreven in voorgaand

wetenschappelijk onderzoek. Hierbij worden de gegevens van de

steekproef in het empirisch onderzoek (97 CVS-patiënten tijdens de

behandeling) vergeleken met drie voorafgaandelijke onderzoeken:

een steekproef met 3664 niet-CVS patiënten (Picavet & Hoeymans,

2004), een steekproef met 85 CVS-patiënten voor behandeling

(Myers & Wilks, 1999) en een steekproef met 73 CVS-patiënten,

tevens voor behandeling (Rakib et al., 2005). Opvallend is dat de

gemiddelde waarden op de verschillende dimensies van de SF-36

statistisch significant (p<0,001) lager zijn in vergelijking met de

steekproef in het onderzoek van Picavet & Hoeymans (2004). De

kwaliteit van leven bij CVS-patiënten is opmerkelijk lager. In

vergelijking met het onderzoek van Myers en Wilks (1999) scoren de

CVS-patiënten – die binnen de laatste drie maanden contact hadden

met een referentiecentrum – op bijna alle dimensies statistisch

significant lager dan CVS-patiënten voor behandeling. Enkel op de

schaal „vitaliteit‟ scoort de huidige steekproef niet-statistisch

significant hoger (p=0,100). Uiteraard moeten deze verschillen

voorzichtig geïnterpreteerd worden, gezien het over andere patiënten

gaat. Bij vergelijking met de studie van Rakib et al. (2005) scoort de

steekproef in de huidige studie statistisch significant hoger op de

dimensie „vitaliteit‟ (p<0,001). De „algemene gezondheid‟ wordt

tevens hoger gescoord. Dit laatste is echter niet statistisch significant

Page 128: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 4 – Conclusie 120

(p=0,062). Op vlak van lichamelijk functioneren, lichamelijke rol en

emotionele rol scoort de CVS-steekproef in huidig onderzoek

statistisch significant lager in vergelijking met de CVS-steekproef

voor behandeling. Ook op de dimensies mentale gezondheid, sociaal

functioneren en lichamelijke pijn scoort de huidige steekproef lager

dan de steekproef in de studie van Rakib et al. (2005). Deze laatste

resultaten zijn echter niet statistisch significant. Bovendien geldt

weer de opmerking inzake de nodige voorzichtigheid bij interpretatie.

Als laatste aspect binnen het empirisch onderzoek werd de

vooropgestelde hypothese getoetst aan de hand van statistische

hypothesetesten. Hierbij is de logaritme van de duur van de

aandoening CVS de onafhankelijke variabele. De logaritme van de

medische consumptie, het verlies aan productiviteit en de kwaliteit

van leven zijn de afhankelijke variabelen. De log duur aandoening is

niet statistisch significant gecorreleerd met de log medische

consumptie, het verlies aan productiviteit en de kwaliteit van leven.

Uit de resultaten van de enkelvoudige lineaire regressieanalyse kan

worden geconcludeerd dat de log duur aandoening de variaties in log

medische consumptie, verlies aan productiviteit en kwaliteit van

leven niet verklaart. Ten slotte werd er getoetst in welke mate

geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, opleidingsniveau, provincie en

aantal aanwezige comorbiditeiten mogelijke verstorende factoren

(confounders) zijn aan de hand van een meervoudige lineaire

regressieanalyse. Het aantal comorbiditeiten is een significante

confounder van de log medische consumptie: hoe groter het aantal

comorbiditeiten, hoe hoger de log medische consumptie. Betreffende

het verlies aan productiviteit is er één significante confounder

aanwezig, namelijk de leeftijd. Hierbij hebben personen die ouder

zijn dan 50 jaar een lager verlies aan productiviteit in vergelijking

met personen jonger dan 40 jaar of personen tussen de 40 en 50 jaar.

De leeftijd, het opleidingsniveau en het aantal comorbiditeiten zijn

significante confounders binnen de kwaliteit van leven. De kwaliteit

van leven bij personen ouder dan 50 is hoger in vergelijking met

personen jonger dan 40 en personen tussen de 40 en 50 jaar. Enkel de

vergelijking binnen personen tussen de 40 en 50 jaar en personen

ouder dan 50 bleek significant. Inzake het opleidingsniveau hebben

personen met een universitair diploma een betere kwaliteit van leven

Page 129: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 4 – Conclusie 121

in vergelijking met alle andere opleidingsniveau‟s. De onderlinge

vergelijkingen bleken echter niet statistisch significant. Als laatste

aspect binnen de kwaliteit van leven kan er geconcludeerd worden

dat hoe hoger het aantal comorbiditeiten, hoe lager de kwaliteit van

leven.

Page 130: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 122

HOOFDSTUK 5: DISCUSSIE

Het laatste hoofdstuk van deze masterproef vergelijkt vooreerst de

wetenschappelijke literatuur met de resultaten uit het empirisch

onderzoek. Vervolgens worden een aantal algemene vaststellingen en

bedenkingen geformuleerd. Het onderdeel „discussie‟ gaat verder

met de voordelen en beperkingen van het onderzoek. Tot slot worden

een aantal aanbevelingen geformuleerd met de focus op verder

onderzoek.

1 Vergelijking literatuurstudie – empirisch onderzoek

Zoals aangegeven in het literatuuroverzicht bereiken de

referentiecentra ten gevolge van de weinig verspreide ligging

onvoldoende de totale CVS-populatie (INAMI - RIZIV, 2006a;

INAMI - RIZIV, 2006b). Dit wordt bevestigd in de resultaten van de

beschrijvende statistiek. De gerekruteerde patiënten zijn

voornamelijk afkomstig vanuit de provincies Vlaams-Brabant, Oost-

Vlaanderen en Antwerpen. Volgens Ranjith (2005) komt de

aandoening CVS vaker voor bij personen van het vrouwelijk

geslacht. In de huidige steekproef is 94,2% van de deelnemers vrouw.

Inzake de verhouding mannen – vrouwen is er aldus een

overeenkomst merkbaar tussen het empirisch onderzoek en de

literatuurstudie.

Binnen deze studie heeft 61,2% van de participanten geen betaald

werk. Volgens de studie van Assefi et al. (2003) heeft 61% betaald

werk en 39% geen betaald werk. De studie van Solomon et al. (2003)

concludeert dat ongeveer 54% van de CVS-patiënten betaald werk

hebben. Dit percentage ligt iets lager dan binnen de studie van Assefi

en al (2003). In de studie van Severens et al. (2004) bedraagt het

aantal personen met betaald werk 36,8%. De resultaten uit dit

onderzoek kunnen best worden vergeleken met de gegevens uit de

studie van Severens et al. (2004), waarbij de patiënten tevens een

bevestigende diagnose kregen en er bovendien een behandeling werd

opgestart. Er kan dus gesteld worden dat er een zichtbare gelijkenis

is betreffende het cijfermateriaal tussen dit onderzoek en de studie

van Severens et al. (2004). Aangaande de productiviteit bij het

Page 131: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 123

uitvoeren van professionele activiteiten en huishoudelijke taken kan

er gesteld worden dat personen met CVS hun energie preferentieel in

professionele activiteiten investeren ten koste van productiviteit in

vrije tijd, sociale en huishoudelijke activiteiten. Dit is een

bevestiging van de dissociatie tussen het willen en het kunnen

uitvoeren van diverse activiteiten en bevestigt het maatschappelijk

stigma van de CVS-patiënt.

Inzake de maatschappelijke kost betreffende het verlies aan

productiviteit (zie tabel 39) kan de gemiddelde maatschappelijke kost

per persoon over drie maanden geraamd worden op 8047,59 euro.

Vermoedelijk ligt de gemiddelde maatschappelijke kost voor het

verlies aan productiviteit lager. De kostprijs voor het verlies aan

productiviteit werd berekend voor 40 participanten die betaald werk

uitvoerden. Eén persoon heeft het aantal dagen verzuim niet

weergegeven, waardoor deze kost niet geïncludeerd kon worden. De

63 participanten die geen betaald werk uitvoerden, werden tevens

niet geïncludeerd, gezien er niet bevraagd werd of deze personen

voordien al dan niet betaald werk uitvoerden. Reynolds et al. (2004)

beschrijven een jaarlijks verlies van 20000 dollar per jaar. Binnen de

huidige steekproef ligt het gemiddelde beduidend hoger. Het hoge

gemiddelde wordt veroorzaakt door het grote aantal personen (n=25)

die de ganse werkmaand hebben verzuimd en door het feit dat het

gemiddelde niet op de volledige steekproef wordt berekend. De

resultaten moeten aldus met de nodige voorzichtigheid worden

geïnterpreteerd.

Binnen de studie van McCrone et al. (2003) wordt de medische

consumptie bevraagd bij 44 personen. De huidige studie heeft

hetzelfde doel, maar werd uitgevoerd bij 104 participanten. Toch is

een vergelijking van de kosten voor medische consumptie tussen de

twee studies moeilijk uit te voeren. De studie van McCrone (2003)

werd uitgevoerd tussen 1999 en 2001, in een andere regio met aldus

een andere munteenheid en eenheidsprijzen. Bovendien gebeurde de

rekrutering van patiënten bij het onderzoek van McCrone (2003) via

huisartsen. Hierbij wordt de aandoening niet bevestigd en worden

specifieke behandelingen nog niet toegepast. Een laatste verschilpunt

betreft de verschillende opbouw van de gebruikte vragenlijst. Het is

Page 132: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 124

echter wel mogelijk om de mate van het gebruik van een aantal

gezondheidszorgdiensten tussen de twee studies te vergelijken (zie

tabel 55).

McCrone et al.

(2003)

CVS-steekproef

CVS (n=44) n % n %

Huisarts 43 98 95 92,2

Specialist 18 41 31 30,4

Verpleegkundige 10 23 1 2,1

Hospitalisatie 0 0 25 24,5

Medicatie 17 39 83 80,6

Diëtist 3 7 2 2,9

Alternatieve

geneeskunde

13 30 17 16,3

Informele zorg 31 71 18 38,8 Tabel 55: vergelijking medische consumptie afgelopen drie maanden tussen de studie van

McCrone et al. (2003) en de CVS-steekproef binnen deze studie

Binnen de studie van McCrone et al. (2003) worden enkele vormen

van medische consumptie bevraagd die niet binnen deze studie

voorkomen (bv. fysiotherapeut, consulent/voorlichter en sociale

dienst). Omgekeerd: binnen deze studie werd de medische

consumptie ruimer bevraagd dan binnen de studie van McCrone et al.

(2003). Wanneer er toch een minimale vergelijkende tabel wordt

opgesteld ziet men – in vergelijking met de studie van McCrone et al.

(2003) – een lager gebruik van huisartsen, medisch specialisten,

verpleegkundigen, diëtisten, alternatieve geneeswijzen en informele

zorg. Er is een hogere graad van hospitalisatie en medicatiegebruik.

Het hogere percentage inzake hospitalisatie kan verklaard worden

door de interventies die gebeuren inzake de diagnosticering van CVS.

Het hoger gebruik van medicatie kan verklaard worden door het feit

dat binnen de studie van McCrone et al. (2003) enkel medicatie tegen

angst, depressie en slaapstoornissen werd geïntegreerd. In dit

onderzoek werd alle gebruikte medicatie bevraagd. Binnen de studie

van McCrone et al. (2003) bedraagt de driemaandelijkse kost van

informele zorg 2903 pond (eenheidskost 11 pond) en slechts 88,29

euro in het huidige onderzoek (eenheidskost 12,36 euro). Tijdens de

Page 133: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 125

verwerking van de vragenlijsten was het opvallend dat mantelzorg

maar in beperkte mate wordt gescoord. Hulp van familie,

vrienden … wordt vaak als vanzelfsprekend beschouwd. Mogelijks

is er omtrent de kost van informele zorg geen realistisch beeld.

Inzake de raadpleging van medische specialisten wordt in 38,7% een

internist geraadpleegd. Binnen het CVS-conventietraject is er steeds

een internistische evaluatie bij de intake of screening van de patiënt.

Het CVS-conventietraject duurt tussen de zes en twaalf maanden.

Afhankelijk van de plaats waar de patiënt zich binnen de cyclus

bevindt, zal de persoon in de afgelopen drie maanden al dan niet

contact hebben gehad met een internist. Hetzelfde patroon is

zichtbaar binnen het contacteren van een kinesist. Een vaak

gescoorde waarde was twaalf consultaties in de afgelopen drie

maanden, wat overeenstemt met één sessie per week. Dit aantal is net

het aantal sessies GET dat men krijgt, onder de verantwoordelijkheid

van de kinesist. Er kan dus gesteld wordt dat het luik betreffende het

raadplegen van medisch specialisten en paramedici als dusdanig

eerder een inhoudelijke weerspiegeling is van het zorgprogramma

(CBT en GET) binnen de CVS-conventie. Anderzijds moet er ook

gesteld worden dat er toch nog andere medisch specialisten,

paramedici en voornamelijk alternatieve genezers geraadpleegd

worden, zelfs al krijgen de desbetreffende personen een gerichte

behandeling binnen de referentiecentra en wordt het consulteren van

bijkomende zorgverstrekkers afgeraden.

Er moet gesteld worden dat er een onderschatting aanwezig binnen

de berekening van de kostprijs voor alternatieve genezers. Omwille

van de afwezigheid van een overeenkomst is de alternatieve genezer

vrij om het tarief te betalen. Het rekenen met een consultatieprijs van

30 euro is dus een onderschatting. Een ander discussiepunt binnen

het berekenen van de totale kostprijs inzake medische consumptie is

het luik psychiater, psycholoog en psychotherapeut. Er is een

overeenkomst met het RIZIV aanwezig waardoor er een vaste

consultatieprijs en terugbetaling is voorzien voor de psychiaters. Dit

is in tegenstelling tot de psychologen en psychotherapeuten.

Hiervoor is er geen terugbetaling en tarief vastgelegd en is dus niet

geheel correct. Ook worden binnen het conventietraject – voor de

patiënt – gratis consultaties voorzien. Daarom wordt er binnen de

Page 134: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 126

beschrijvende statistiek ook weergeven dat personen vaker een

psychiater, psycholoog of psychotherapeut raadplegen binnen een

polikliniek.

Binnen het onderzoek van Scheeres et al. (2008) wordt de medische

consumptie vergeleken voor en na een behandeling met CBT. Binnen

dit onderzoek werden er geen pre-post waarden opgenomen,

waardoor een vergelijking niet mogelijk is. De patiënten werden in

dit onderzoek gerekruteerd via twee datacollectiemethodes. Bij de

rekrutering via huisartsen was de absolute voorwaarde dat de

participanten gediagnosticeerd zijn en in de afgelopen drie maand

contact hebben gehad met één van de referentiecentra. Dit deel van

de steekproef kan dus samengesteld zijn door personen die nog maar

net gediagnosticeerd zijn, of net een behandeling achter de rug

hebben. Bij de rekrutering via de referentiecentra werden de

vragenlijsten bezorgd tijdens de behandeling. Een vergelijking met

zowel de pre- als de postkosten zou dus incorrect zijn, maar is een

interessante aanbeveling voor verder onderzoek.

De studie van Boneva et al. (2009) betreffende medicatiegebruik kan

enkel vergeleken worden met de CVS-groep (en dus niet met de

groep chronisch vermoeiden). Vaak voorkomende medicatie binnen

de huidige studie zijn: medicatie voor het zenuwstelsel, spier- en

skeletsysteem en voor het spijsverteringsstelsel en metabolisme. Er is

een duidelijke overeenkomst merkbaar bij het gebruik van anti-

depressiva en medicatie voor het zenuwstelsel. Binnen beide studies

zijn deze medicatiegroepen het meest voorkomend.

De voedingssuplementen werden binnen deze studie apart bevaagd.

Binnen de studie van Boneva et al. (2009) gebruikt 44,2% van de

steekproef minimaal één voedingssupplement. In vergelijking met

deze studie – waarbinnen dit percentage 60,8% bedraagt – is het

percentage binnen de studie van Boneva et al. (2009) lager. De vraag

kan zich gesteld worden of het percentage binnen de studie van

Boneva et al. (2009) correct is, daar gezonde personen meer

voedingssupplementen gebruiken in vergelijking met personen die

lijden aan CVS.

Page 135: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 127

Betreffende de kwaliteit van leven wordt de fysieke en mentale

attributie van CVS besproken volgens Rakib et al. (2005). Bij tabel

35 is het duidelijk zichtbaar dat het lichamelijk component lager

gescoord wordt het dan mentale aspect. Deze fysieke attributie kan

als positief beschouwd worden daar het hebben van een depressie

en/of mentale problemen significante predictoren zijn aangaande een

verminderde kwaliteit van leven (Rakib et al., 2005). Kwaliteit van

leven werd in het empirisch onderzoek gescoord aan de hand van de

vragenlijst SF-36. Opvallend is dat alle dimensies betreffende

kwaliteit van leven laag worden gescoord. Hierbij valt echter op te

merken dat vooral de dimensie „lichamelijke rol‟ en „emotionele rol‟

het laagst werden gescoord. „Mentale gezondheid‟ werd het hoogst

gescoord. Tabel 40 in het empirisch onderzoek vergelijkt de huidige

studie met drie voorafgaande onderzoeken. Hierbij kan wordt

geconcludeerd dat de verschillende dimensies van „kwaliteit van

leven‟ statistisch significant lager zijn in vergelijking met een

gezonde steekproef. Deze vaststelling bevestigt de stellingen van

menig auteurs in het literatuuroverzicht. De steekproef in het

empirisch onderzoek bestaat uit CVS-patiënten die behandeld

worden in een erkend referentiecentrum voor CVS. In het onderzoek

van Taylor (2004) werd vastgesteld dat een interdisciplinair

revalidatieprogramma een positief effect heeft op de kwaliteit van

leven en een stijging teweeg brengt op vlak van sociale

ondersteuning. Onderzoek van Myers en Wilks (1999) en Rakib et al.

(2005) richt zich op steekproeven vóór een behandeling. In tabel 40

werd het huidig empirisch onderzoek vergeleken met deze twee

studies. Opvallend is dat de patiënten tijdens de behandeling op de

meeste dimensies van kwaliteit van leven lager scoren dan de

patiënten vóór een behandeling. Dit is in strijd met de resultaten van

wetenschappelijke literatuur.

2 Kritische reflectie

Bij het uitvoeren van het empirisch onderzoek kan algemeen gesteld

worden dat de eerstelijnsgezondheidszorg onvoldoende is betrokken

bij de aandoening CVS. Eén van de vijf opdrachten van de

referentiecentra voor CVS was het in staat stellen van de eerste lijn

om therapie aan de CVS-patiënten te verstrekken. Vanuit de

Page 136: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 128

ervaringen tijdens de opzet van het empirisch onderzoek kan

vastgesteld worden dat deze opdracht niet gerealiseerd is. Het

oorspronkelijk doel van deze masterproef was om twee groepen

patiënten te vergelijken: patiënten waarvan de huisarts vermoedt dat

zij lijden aan de aandoening CVS en patiënten die effectief erkend en

behandeld worden in één van de erkende referentiecentra. Deze

oorspronkelijke doelstelling kon – omwille van onvoldoende respons

van de huisartsen – niet gerealiseerd worden. Bovendien geloven

talrijke huisartsen niet in CVS als chronische aandoening. Dit heeft

als gevolg dat patiënten die mogelijks lijden aan de aandoening niet

worden doorverwezen naar een referentiecentrum. Er is nood aan

educatie en betrokkenheid van de huisartsen met betrekking tot de

criteria en behandelingsmogelijkheden van CVS-patiënten. De

realisatie van deze doelstelling kan op zijn beurt leiden tot een

correcte epidemiologische evaluatie.

Naast de huisartsen is een open houding van medisch specialisten en

andere gezondheidszorgwerkers cruciaal. Niet zelden moeten

patiënten met CVS „bewijzen‟ hoe ziek ze zijn, wat een nefaste

invloed heeft op de medische consumptie, productiviteit, kwaliteit

van leven en de perceptie van de patiënt op de ontvangen medische

zorg. Hierbij is een gewijzigde mentaliteit ten overstaande van de

chronische aandoening CVS een noodzaak. Vandaag staat de

diagnose van CVS vaak gelijk aan „niet geloofd, niet erkend en niet

serieus genomen‟. Dit alles leidt tot een onzekere situatie voor de

CVS-patiënt.

Er zijn een aantal tegenstrijdigheden waar te nemen tussen de

resultaten van dit onderzoek en de CVS-conventie. Slechts één

persoon heeft een dag- of deeltijdbehandeling gevolgd inzake

psychische problemen. Dit is te verklaren omwille van de exclusie

van patiënten met psychische comorbiditeiten. Wanneer de meest

gescoorde comorbiditeiten en geneesmiddelengroepen echter van

naderbij bekeken worden, kan er worden gesteld dat het hebben van

depressie een vaak gescoorde comorbiditeit is. Ook worden

geneesmiddelen binnen de groep N (zenuwstelsel) vaak gescoord.

Deze resultaten zijn dus tegenstrijdig met de CVS-conventie.

Page 137: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 129

3 Voordelen en beperkingen onderzoek

Het empirisch onderzoek „de maatschappelijke gevolgen van CVS‟

heeft een aantal belangrijke voordelen. Dit onderzoek werd

uitgevoerd op een homogene steekproef, waarbij de patiënten een

gevalideerde diagnose CVS kregen. Alle 104 participanten hadden in

de laatste drie maanden contact met een referentiecentrum voor CVS,

onafhankelijk van de duur van de aandoening. Bij de

gegevensverzameling werd er een duidelijk onderscheid gemaakt

tussen CVS en andere verwante chronische aandoeningen met een

gelijkaarde symptomatologie (zoals fybromialgie). Bovendien

gebeurde de datacollectie via drie referentiecentra verbonden aan een

universitair ziekenhuis: U.Z. Gent, U.Z. Leuven en U.Z. Antwerpen.

Deze interuniversitaire studie maakte het mogelijk om een behoorlijk

grote steekproef van 104 patiënten te bereiken. Vervolgens peilt deze

studie naar verschillende dimensies die verband houden met de

gevolgen van de aandoening CVS. Via vragenlijsten werd de impact

van CVS op de medische consumptie, het verlies aan productiviteit

en de kwaliteit van leven nagegaan. Om de werkelijke kostprijzen

voor zowel de patiënt, het RIZIV als de maatschappij zo accuraat

mogelijk na te gaan, werden er hoofdzakelijk open vragenlijsten

gehanteerd. Door de anonimiteit van de vragenlijsten werd de

privacy van de patiënten steeds gewaarborgd. Aan de hand van

actuele informatie via de website www.riziv.be en rekening houdend

met de verzekeringsstatus van de patiënten, werd de totale kostprijs

nauwkeurig berekend.

Deze studie heeft echter ook beperkingen. De dimensie „kwaliteit

van leven‟ werd nagegaan aan de hand van de gestandaardiseerde

gesloten vragenlijst SF-36. Het gebruik van een gesloten vragenlijst

heeft als nadeel dat de antwoorden weinig genuanceerd en

gepersonaliseerd zijn. Bovendien was het opmerkelijk dat er bij deze

vragenlijst weinig vragen niet werden ingevuld. Een bijkomend

nadeel van de gesloten vragenlijst SF-36 is het mogelijks risico dat

de situatie door de participanten erger wordt voorgesteld dan de

werkelijkheid. De lage scores die verzameld werden binnen de

vragenlijsten inzake kwaliteit van leven kunnen toe te schrijven zijn

aan het rekruteringsprotocol van de referentiecentra. CVS-patiënten

Page 138: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 130

die worden gerekruteerd binnen een referentiecentrum zijn er vaak

slecht aan toe, slechter dan de gemiddelde CVS-patiënt en hebben als

gevolg ook een lagere score op vlak van kwaliteit van leven. De

dimensies „medische consumptie‟ en „verlies aan productiviteit‟

werden nagegaan aan de hand van open vragenlijsten, die – in

vergelijking met de vragenlijst betreffende kwaliteit van leven –

minder volledig werd ingevuld. Hierbij kan geconcludeerd worden

dat de werkelijke kosten voor medische consumptie mogelijks hoger

zijn. Niet zelden wisten de participanten de naam van de gebruikte

geneesmiddelen, de geconsulteerde artsen/diensten en de bijhorende

kostprijs niet meer. Bovendien vergt het invullen van de open en

lijvige vragenlijsten meer energie en was dit geen voor de hand

liggende opgave voor de participanten.

4 Aanbevelingen verder onderzoek

Het empirisch onderzoek van deze masterproef werd enkel

uitgevoerd binnen drie referentiecentra voor CVS. Hierbij werd

getoetst in welke mate de duur van de aandoening de variantie in

medische consumptie, verlies aan productiviteit en kwaliteit van

leven verklaart. Deze studie kan in de toekomst als basis worden

gebruikt bij de opstart van verder onderzoek in het kader van de

aandoening CVS. Mogelijke aanbevelingen voor verder onderzoek

zijn onder andere het vergelijken van de maatschappelijke gevolgen

van CVS met andere chronische aandoeningen (zoals fibromyalgie,

kanker, nierinsufficiëntie …), het vergelijken van Vlaanderen met

Wallonië, het vergelijken van patiënten gerekruteerd via huisartsen

of patiëntenverenigingen met patiënten verworven via

referentiecentra, het longitudinaal evalueren van de maatschappelijke

gevolgen van CVS, de maatschappelijke gevolgen van CVS nagaan

in het referentiecentrum voor kinderen te Jette. Net zoals de

oorspronkelijke doelstelling van deze masterproef is het nagaan van

het effect van een behandeling binnen de referentiecentra een

interessante onderzoeksvraag. Er is nood aan een gerandomiseerd

onderzoek met een controlegroep die niet in een referentiecentrum

behandeld werd.

Page 139: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Hoofdstuk 5 – Discussie 131

Als algemene conclusie kan er gesteld worden dat dit onderzoek

aanwijzingen geeft inzake het gebrek aan kennis vanuit de eerste lijn,

welke vermoedelijk aan de basis ligt van het niet halen van één van

de vijf opdrachten van het CVS-referentiecentra. Er zijn belangrijke

individuele- en maatschappelijk gevolgen voor patiënten met CVS in

België, ook voor patiënten die gebruik maken van georganiseerde

zorg in referentiecentra met speciale tegemoetkomingen voor GET

en CBT in groepsessies. Er is geen duidelijk effect van de duur van

de aandoening op medische consumptie in deze geselecteerde groep,

mogelijks tengevolge van rekruteringsbias en/of het selectieproces

op zich (CVS met minimale comorbiditeit) en een gestandaardiseerd

diagnostisch- en behandelingsprogramma (onder andere de inclusie

van slaapstudies in het diagnostisch programmatraject, welke nu

enkel nog maar worden toegepast in het referentiecentrum te Gent).

Ook zijn er geen conclusies mogelijk inzake het effect van het

behandelingsprogramma op zich (door de afwezigheid van

longitudinale vergelijkingspunten) noch over de vergelijkbaarheid

van medische consumptie, verlies aan productiviteit en kwaliteit van

leven. Er zijn verdere studies noodzakelijk om deze problemen in

kaart te brengen. Dit zal echter meer betrokkenheid en medewerking

vragen vanuit de eerste lijn. Deze centrale rol van de huisartsen

speelt ook in de opvolging van deze CVS-groep in de tertiaire

referentiecentra. Het is noodzakelijk dat er educatie voorzien wordt

aan de huisartsen en aan alle andere gezondheidsmedewerkers, zodat

zij in staat zijn om CVS-patiënten te erkennen en te behandelen.

Page 140: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

LIJST VAN FIGUREN

Figuur 1: flowchart hoofdstuk 1 ......................................................... 6

Figuur 2: flowchart hoofdstuk 2 ....................................................... 25

Figuur 3: histogram 'duur aandoening CVS' .................................... 98

Figuur 4: histogram 'medische consumptie' ..................................... 98

Figuur 5: histogram 'verlies aan productiviteit' ................................ 99

Figuur 6: histogram 'kwaliteit van leven' .......................................... 99

Figuur 7: histogram „logaritme duur aandoening‟ .......................... 100

Figuur 8: histogram 'logaritme medische consumptie' ................... 101

Figuur 9: histogram 'logaritme verlies aan productiviteit' .............. 101

Figuur 10: normaalverdelingsdiagram „logaritme duur aandoening‟

................................................................................................ 103

Figuur 11: normaalverdelingsdiagram „logaritme medische

consumptie‟ ............................................................................ 103

Figuur 12: normaalverdelingsdiagram „verlies aan productiviteit‟ 104

Figuur 13: normaalverdelingsdiagram „kwaliteit van leven‟ .......... 104

Figuur 14: scatterplot verband 'log duur aandoening‟ en „log

medische consumptie' ............................................................. 106

Figuur 15: scatterplot verband „log duur aandoening‟ en 'verlies aan

productiviteit' .......................................................................... 107

Figuur 16: scatterplot verband „log duur aandoening‟ en 'kwaliteit

van leven' ................................................................................ 109

Page 141: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

LIJST VAN TABELLEN

Tabel 1: aantal (%) van patiënten met CVS en chronische

vermoeidheid die gebruik maken van gezondheidszorgdiensten

en verlies van productiviteit ervaren in de voorafgaandelijke

drie maanden (McCrone et al., 2003) ....................................... 33

Tabel 2: gemiddelde kost in pond (S.D.) van

gezondheidszorgdiensten en verlies van productiviteit in de

laatste drie maanden, verzameld in het jaar 2000 (McCrone et

al., 2003) ................................................................................... 35

Tabel 3: studie uit Nederland: gemiddelde kosten vanuit het

perspectief van de patiënt (in euro) voor het gebruik van CBT

voor CVS-patiënten in een voorziening voor mentale

gezondheidszorg (n=125) (Scheeres et al., 2008) ..................... 37

Tabel 4: gemiddelde medische en niet-medische kosten in euro,

gemeten over zes maanden: bij intake (geen CBT) en follow-up

(wel CBT), met n=125 (Scheeres et al., 2008) ......................... 38

Tabel 5: gebruik gezondheidszorg en de kosten vergeleken tussen

Cognitive Behavioural Therapy en Graded Exercise Therapy (in

Britse pond) over de afgelopen drie maanden (McCrone et al.,

2003) ......................................................................................... 41

Tabel 6: geneesmiddelengebruik bij personen met CVS in

vergelijking met gezonde personen (Boneva et al., 2009) ........ 44

Tabel 7: datacollectiemethodes bij de steekproef n=104 .................. 64

Tabel 8: leeftijdsstructuur bij de steekproef n=104 .......................... 64

Tabel 9: woonplaats van de deelnemende participanten gerekruteerd

via de referentiecentra en de huisartsen (n=104) ...................... 65

Tabel 10: opleidingsniveau van de participanten binnen het

onderzoek (n=104) .................................................................... 66

Page 142: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Tabel 11: burgerlijke status van de participanten binnen het

onderzoek (n=104) .................................................................... 66

Tabel 12: aanwezige comorbiditeiten bij de participanten van het

onderzoek (n=104) .................................................................... 67

Tabel 13: contact met huisarts, psycholoog, psychiater en

psychotherapeut (binnen eigen praktijk of polikliniek) en

bedrijfsarts in de afgelopen drie maanden ................................ 68

Tabel 14: aantal contacten met huisarts, psycholoog, psychiater en

psychotherapeut (binnen eigen praktijk of polikliniek) en

bedrijfsarts in de afgelopen drie maanden ................................ 69

Tabel 15: contact met medische specialisten in de afgelopen drie

maanden bij 31 participanten .................................................... 70

Tabel 16: aantal contacten met medisch specialisten in de afgelopen

drie maanden (n=31) ................................................................. 71

Tabel 17: contact met paramedici in de afgelopen drie maanden

(n=68) ....................................................................................... 71

Tabel 18: aantal contacten met paramedici in de afgelopen drie

maanden (n=68) ........................................................................ 72

Tabel 19: contact met alternatieve genezers in de afgelopen drie

maanden bij 17 participanten .................................................... 72

Tabel 20: aantal contacten met alternatieve genezers in de afgelopen

drie maanden (n=17) ................................................................. 73

Tabel 21: hulp in huis bij 44 participanten ....................................... 73

Tabel 22: het aantal uren hulp in huis per week door thuisverpleging,

mutualiteit, particulieren en mantelzorg ................................... 74

Page 143: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Tabel 23: contact met zelfhulpgroep in de afgelopen drie maanden

bij 13 participanten ................................................................... 74

Tabel 24: aantal contacten met een zelfhulpgroep in de afgelopen

drie maanden ............................................................................ 75

Tabel 25: geneesmiddelengebruik in de afgelopen maand bij 103

participanten gerangschikt volgens de ATC-classificatie ......... 76

Tabel 26: opnameredenen bij 25 personen opgenomen in het

ziekenhuis in de afgelopen jaar ................................................ 77

Tabel 27: soort ziekenhuis bij opname in het afgelopen jaar (n=24) 77

Tabel 28: verblijfsduur bij opname in het afgelopen jaar (n=25) ..... 78

Tabel 29: verzekeringsstatus bij participanten die deelnemen aan de

studie (n=104) ........................................................................... 78

Tabel 30: werkgerelateerde productiviteit en verzuim bij 104

participanten ............................................................................. 79

Tabel 31: hindering tijdens het uitvoeren van betaald werk in de

afgelopen maand door gezondheidsproblemen bij 16

participanten ............................................................................. 80

Tabel 32: hindering tijdens het professionele leven in de afgelopen

maand bij 14 participanten ....................................................... 81

Tabel 33: productiviteit bij vrijetijdsactiviteiten in de afgelopen

maand bij 104 participanten ..................................................... 82

Tabel 34: individuele categorieën bij kwaliteit van leven afgenomen

bij 97 participanten ................................................................... 83

Tabel 35: hoofdcategorieën bij kwaliteit van leven (mentale en

lichamelijk gezondheid) en score volledige vragenlijst kwaliteit

van leven (n=97) ....................................................................... 84

Page 144: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Tabel 36: eenheidskosten in euro voor patiënt, RIZIV en

maatschappij ............................................................................. 89

Tabel 37: gemiddelde, mediaan en standaarddeviatie van de kosten

(in euro) over drie maanden voor patiënt, RIZIV en

maatschappij ............................................................................. 92

Tabel 38: totale kosten in euro voor medische consumptie over drie

maanden voor patiënt, RIZIV en maatschappij ........................ 93

Tabel 39: totale maatschappelijke kosten in euro voor verlies aan

productiviteit over drie maanden (n=40) .................................. 94

Tabel 40: gemiddelden, S.D. en T-testwaarden van de SF-36 schalen

(vergelijking tussen huidig onderzoek en ander

wetenschappelijk onderzoek) ................................................... 96

Tabel 41: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en

„log medische consumptie' ..................................................... 107

Tabel 42: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en

'verlies aan productiviteit' ....................................................... 108

Tabel 43: Pearson- en Spearmancorrelatie „log duur aandoening‟ en

'kwaliteit van leven' ................................................................ 110

Tabel 44: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log

duur aandoening en log medische consumptie ....................... 111

Tabel 45: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige

regressie tussen de log duur aandoening en log medische

consumptie .............................................................................. 111

Tabel 46: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log

duur aandoening en verlies aan productiviteit ........................ 112

Page 145: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Tabel 47: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige

regressie tussen de log duur aandoening en verlies aan

productiviteit ........................................................................... 112

Tabel 48: samenvatting model enkelvoudige regressie tussen log

duur aandoening en kwaliteit van leven ................................. 113

Tabel 49: tabel betreffende de coëfficiënten bij de enkelvoudige

regressie tussen log duur aandoening en kwaliteit van leven . 113

Tabel 50: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake de

logaritme van de medische consumptie .................................. 115

Tabel 51: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake het

verlies van productiviteit ........................................................ 116

Tabel 52: overzichtstabel van de parameter estimates inzake

significante confounders bij verlies aan productiviteit ........... 116

Tabel 53: overzichtstabel van de between subjecteffecten inzake de

kwaliteit van leven .................................................................. 117

Tabel 54: overzichtstabel van de parameter estimates inzake

significante confounders bij kwaliteit van leven .................... 118

Tabel 55: vergelijking medische consumptie afgelopen drie maanden

tussen de studie van McCrone et al. (2003) en de CVS-

steekproef binnen deze studie ................................................. 124

Page 146: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

LITERATUURLIJST

Assefi, N. P., Coy, T. V., Uslan, D., Smith, W. R., & Buchwald, D.

(2003). Financial, occupational, and personal consequences of

disability in patients with chronic fatigue syndrome and

fibromyalgia compared to other fatiguing conditions.

J.Rheumatol., 30, 804-808.

Ax, S., Gregg, V. H., & Jones, D. (2001). Coping and illness

cognitions: chronic fatigue syndrome. Clin.Psychol.Rev., 21,

161-182.

Bazelmans, E., Prins, J., & Bleijenberg, G. (2006). Cognitive

behavior therapy for relatively active and for passive chronic

fatigue syndrome patients. Cognitive and Behavioral Practice,

13, 157-166.

Bazelmans, E., Prins, J. B., Lulofs, R., van der Meer, J. W. M., &

Bleijenberg, G. (2005). Cognitive behaviour group therapy for

chronic fatigue syndrome: A non-randomised waiting list

controlled study. Psychotherapy and Psychosomatics, 74, 218-

224.

Boneva, R. S., Lin, J. M., Maloney, E. M., Jones, J. F., & Reeves, W.

C. (2009). Use of medications by people with chronic fatigue

syndrome and healthy persons: a population-based study of

fatiguing illness in Georgia. Health Qual.Life Outcomes., 7, 67.

Deale, A. & Wessely, S. (2001). Patients' perceptions of medical care

in chronic fatigue syndrome. Soc.Sci.Med., 52, 1859-1864.

Dickson, A., Toft, A., & O'Carroll, R. E. (2009). Neuropsychological

functioning, illness perception, mood and quality of life in

chronic fatigue syndrome, autoimmune thyroid disease and

healthy participants. Psychological Medicine, 39, 1567-1576.

Page 147: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Fukuda, K., Straus, S. E., Hickie, I., Sharpe, M. C., Dobbins, J. G.,

Komaroff, A. et al. (1994). The Chronic Fatigue Syndrome - A

Comprehensive Approach to Its Definition and Study. Annals

of Internal Medicine, 121, 953-959.

Hardt, J., Buchwald, D., Wilks, D., Sharpe, M., Nix, W. A., & Egle,

U. T. (2001). Health-related quality of life in patients with

chronic fatigue syndrome: an international study.

J.Psychosom.Res., 51, 431-434.

Hoge Gezondheidsraad (HGR) & Federaal Kenniscentrum voor

Gezondheidszorg (KCE). (2008). Gezamenlijk advies over de

zorgverlening in het kader van het 'Chronische

vermoeidheidsyndroom (CVS)' in België. Opgehaald 15 juli,

2009, van www.health.fgov.be

Holmes, G. P., Kaplan, J. E., Gantz, N. M., Komaroff, A. L.,

Schonberger, L. B., Straus, S. E. et al. (1988). Chronic Fatigue

Syndrome - A Working Case Definition. Annals of Internal

Medicine, 108, 387-389.

INAMI - RIZIV. (2006a). De referentiecentra voor het chronisch

vermoeidheidssyndroom (CVS). Opgehaald 28 september,

2009, van www.riziv.be

INAMI - RIZIV. (2006b). Evaluatierapport (2002 - 2004) met

betrekking tot de uitvoering van de revalidatieovereenkomsten

tussen het Comité van de verzekering voor geneeskundige

verzorging (ingesteld bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en

invaliditeitsverzekering) en de Referentiecentra voor het

Chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Opgehaald 29

september, 2009, van www.riziv.be

Jason, L. A., Taylor, R. R., Kennedy, C. L., Song, S., Johnson, D., &

Torres, S. (2000). Chronic fatigue syndrome: occupation,

medical utilization, and subtypes in a community-based

sample. J.Nerv.Ment.Dis., 188, 568-576.

Page 148: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Jason, L. A., Torres-Harding, S. R., Taylor, R. R., & Carrico, A. W.

(2001). A comparison of the 1988 and 1994 diagnostic criteria

for Chronic Fatigue Syndrome. Journal of Clinical Psychology

in Medical Settings, 8, 337-343.

Kennedy, G., Abbot, N. C., Spence, V., Underwood, C., & Belch, J.

J. F. (2004). The specificity of the CDC-1994 criteria for

chronic fatigue syndrome: Comparison of health status in three

groups of patients who fulfill the criteria. Annals of

Epidemiology, 14, 95-100.

King, C. & Jason, L. A. (2005). Improving the diagnostic criteria and

procedures for chronic fatigue syndrome. Biological

Psychology, 68, 87-106.

Knoop, H., Bleijenberg, G., Gielissen, M. F. M., van der Meer, J. W.

M., & White, P. D. (2007). Is a full recovery possible after

cognitive behavioural therapy for chronic fatigue syndrome?

Psychotherapy and Psychosomatics, 76, 171-176.

Knoop, H., Prins, J. B., Stulemeijer, M., van der Meer, J. W. M., &

Bleijenberg, G. (2007). The effect of cognitive behaviour

therapy for chronic fatigue syndrome on self-reported

cognitive impairments and neuropsychological test

performance. Journal of Neurology Neurosurgery and

Psychiatry, 78, 434-436.

Knoop, H., Stulemeijer, M., Prins, J. B., van der Meer, J. W. M., &

Bleijenberg, G. (2007). Is cognitive behaviour therapy for

chronic fatigue syndrome also effective for pain symptoms?

Behaviour Research and Therapy, 45, 2034-2043.

Lehman, A. M., Lehman, D. R., Hemphill, K. J., Mandel, D. R., &

Cooper, L. M. (2002). Illness experience, depression, and

anxiety in chronic fatigue syndrome. J.Psychosom.Res., 52,

461-465.

Page 149: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Lowry, T. J. & Pakenham, K. I. (2008). Health-related quality of life

in chronic fatigue syndrome: predictors of physical

functioning and psychological distress. Psychol.Health Med.,

13, 222-238.

Malouff, J. M., Thorsteinsson, E. B., Rooke, S. E., Bhullar, N., &

Schutte, N. S. (2008). Efficacy of cognitive behavioral therapy

for chronic fatigue syndrome: a meta-analysis.

Clin.Psychol.Rev., 28, 736-745.

McCrone, P., Darbishire, L., Ridsdale, L., & Seed, P. (2003). The

economic cost of chronic fatigue and chronic fatigue syndrome

in UK primary care. Psychological Medicine, 33, 253-261.

McCrone, P., Ridsdale, L., Darbishire, L., & Seed, P. (2004). Cost-

effectiveness of cognitive behavioural therapy, graded exercise

and usual care for patients with chronic fatigue in primary care.

Psychol.Med., 34, 991-999.

Myers, C. & Wilks, D. (1999). Comparison of Euroqol EQ-5D and

SF-36 in patients with chronic fatigue syndrome. Quality of

Life Research, 8, 9-16.

O'Dowd, H., Gladwell, P., Rogers, C. A., Hollinghurst, S., &

Gregory, A. (2006). Cognitive behavioural therapy in chronic

fatigue syndrome: a randomised controlled trial of an

outpatient group programme. Health Technology Assessment,

10, 1-+.

Picavet, H. S. J. & Hoeymans, N. (2004). Health related quality of

life in multiple musculoskeletal diseases: SF-36 and EQ-5D in

the DMC3 study. Annals of the Rheumatic Diseases, 63, 723-

729.

Prins, J. B., Bos, E., Huibers, M. J., Servaes, P., van der Werf, S. P.,

van der Meer, J. W. et al. (2004). Social support and the

persistence of complaints in chronic fatigue syndrome.

Psychother.Psychosom., 73, 174-182.

Page 150: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Rakib, A., White, P. D., Pinching, A. J., Hedge, B., Newbery, N.,

Fakhoury, W. K. et al. (2005). Subjective quality of life in

patients with chronic fatigue syndrome. Quality of Life

Research, 14, 11-19.

Ranjith, G. (2005). Epidemiology of chronic fatigue syndrome.

Occupational Medicine-Oxford, 55, 13-19.

Reeves, W. C., Lloyd, A., Vernon, S. D., Klimas, N., Jason, L. A.,

Bleijenberg, G. et al. (2003). Identification of ambiguities in

the 1994 chronic fatigue syndrome research case definition

and recommendations for resolution. Bmc Health Services

Research, 3.

Reynolds, K. J., Vernon, S. D., Bouchery, E., & Reeves, W. C.

(2004). The economic impact of chronic fatigue syndrome.

Cost.Eff.Resour.Alloc., 2, 4.

Rimes, K. A. & Chalder, T. (2005). Treatments for chronic fatigue

syndrome. Occupational Medicine-Oxford, 55, 32-39.

Scheeres, K., Wensing, M., Bleijenberg, G., & Severens, J. L. (2008).

Implementing cognitive behavior therapy for chronic fatigue

syndrome in mental health care: a costs and outcomes analysis.

BMC.Health Serv.Res., 8, 175.

Scheeres, K., Wensing, M., Severens, H., Adang, E., & Bleijenberg,

G. (2008). Determinants of health care use in chronic fatigue

syndrome patients: a cross-sectional study. J.Psychosom.Res.,

65, 39-46.

Securex (2004). Het absenteïsme in België 2004: Kosten,

benchmarks, medische redenen en personeelstevredenheid.

Severens, J. L., Prins, J. B., van der Wilt, G. J., van der Meer, J. W.,

& Bleijenberg, G. (2004). Cost-effectiveness of cognitive

behaviour therapy for patients with chronic fatigue syndrome.

QJM., 97, 153-161.

Page 151: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Solomon, L., Nisenbaum, R., Reyes, M., Papanicolaou, D. A., &

Reeves, W. C. (2003). Functional status of persons with

chronic fatigue syndrome in the Wichita, Kansas, population.

Health Qual.Life Outcomes., 1, 48.

Stordeur, S., Thiry, N., & Eyssen, M. (2008). Chronisch

vermoeidheidssyndroom: diagnose, behandeling en

zorgorganisatie. Opgehaald 11 november, 2009, van

www.kce.fgov.be

Taillefer, S. S., Kirmayer, L. J., Robbins, J. M., & Lasry, J. C. (2002).

Psychological correlates of functional status in chronic fatigue

syndrome. J.Psychosom.Res., 53, 1097-1106.

Tan, E. M., Sugiura, K., & Gupta, S. (2002). The case definition of

chronic fatigue syndrome. Journal of Clinical Immunology, 22,

8-12.

Taylor, R. R. (2004). Quality of life and symptom severity for

individuals with chronic fatigue syndrome: findings from a

randomized clinical trial. Am.J.Occup.Ther., 58, 35-43.

van den Berg, B., Al, M., van Exel, J., Koopmanschap, M., &

Brouwer, W. (2008). Economic Valuation of Informal Care:

Conjoint Analysis Applied in a Heterogeneous Population of

Informal Caregivers. Value in Health, 11, 1041-1050.

Van Linter, G., Van Steenberge, G., Michiels, A., Strackx, F., &

Tack, E. (6-7-2005). Voorstel van resolutie betreffende de

problematiek van het chronisch vermoeidheidssyndroom.

Opgehaald 23 oktober, 2009, van

http://www.vlaamsparlement.be

Van, D. S., Crombez, G., Van, H. B., Mariman, A., & Michielsen, W.

(2006). Well-being in patients with chronic fatigue syndrome:

the role of acceptance. J.Psychosom.Res., 61, 595-599.

Page 152: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

White, P. D., Sharpe, M. C., Chalder, T., DeCesare, J. C., & Walwyn,

R. (2007). Protocol for the PACE trial: A randomised

controlled trial of adaptive pacing, cognitive behaviour therapy,

and graded exercise as supplements to standardised specialist

medical care versus standardised specialist medical care alone

for patients with the chronic fatigue syndrome/myalgic

encephalomyelitis or encephalopathy. Bmc Neurology, 7.

Page 153: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

BIJLAGEN

Bijlage 1 elektronische brief t.a.v. huisartsen

Bijlage 2 informatie- en toestemmingsformulier huisartsen

Bijlage 3 informatie- en toestemmingsformulier

referentiecentra

Bijlage 4 informatie- en toestemmingsformulier participanten

huisartsen

Bijlage 5 informatie- en toestemmingsformulier participanten

referentiecentra

Bijlage 6 vragenlijst „algemene gegevens‟

Bijlage 7 vragenlijst „medische consumptie‟

Bijlage 8 vragenlijst „ziekte en werk‟

Bijlage 9 vragenlijst „kwaliteit van leven‟

Page 154: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 1 1

Bijlage 1: elektronische brief t.a.v. huisartsen

Page 155: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 1 2

Page 156: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 2 1

Bijlage 2: informatie- en toestemmingsformulier huisartsen

Page 157: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 2 2

Page 158: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 3 1

Bijlage 3: informatie- en toestemmingsformulier referentiecentra

Page 159: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 3 2

Page 160: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 4 1

Bijlage 4: informatie- en toestemmingsformulier participanten

huisartsen

Page 161: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 4 2

Page 162: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 5 1

Bijlage 5: informatie- en toestemmingsformulier participanten

referentiecentra

Page 163: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 5 2

Page 164: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 6 1

Bijlage 6: vragenlijst „algemene gegevens‟

Page 165: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 6 2

Page 166: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 7 1

Bijlage 7: vragenlijst „medische consumptie‟

Page 167: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 7 2

Page 168: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 7 3

Page 169: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 7 4

Page 170: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 8 1

Bijlage 8: vragenlijst „ziekte en werk‟

Page 171: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 8 2

Page 172: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 8 3

Page 173: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 8 4

Page 174: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 9 1

Bijlage 9: vragenlijst „kwaliteit van leven‟

Page 175: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 9 2

Page 176: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 9 3

Page 177: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 9 4

Page 178: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

Bijlage 9 5

Page 179: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom

OPVOLGINGSDOCUMENTEN

Page 180: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 181: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 182: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 183: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 184: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 185: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 186: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 187: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 188: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 189: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 190: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 191: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 192: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 193: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom
Page 194: DE MAATSCHAPPELIJKE GEVOLGEN VAN HET CHRONISCH VERMOEIDHEIDSSYNDROOMlib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/459/281/RUG01-001459281... · 2011-02-19 · Het chronisch vermoeidheidssyndroom