755

DE ESOTERISCHE TRADITIE - Theosofie · 2017. 11. 21. · Wind of the Spirit The Four Sacred Seasons Man in Evolution In het Nederlands verkrijgbaar: Beginselen van de Esoterische

  • Upload
    others

  • View
    2

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

  • DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • Van dezelfde auteur:

    The Esoteric TraditionFundamentals of the Esoteric PhilosophyStudies in Occult PhilosophyThe Dialogues of G. de PuruckerFountain-Source of OccultismThe Path of CompassionOccult GlossaryGolden Precepts of EsotericismWind of the SpiritThe Four Sacred SeasonsMan in Evolution

    In het Nederlands verkrijgbaar:

    Beginselen van de Esoterische FilosofieAspecten van de Occulte FilosofieBron van het OccultismeHet Pad van MededogenOcculte WoordentolkLevensvragenWind van de GeestDe Vier Heilige JaargetijdenMens en Evolutie

  • DE

    ESOTERISCHE TRADITIE

    G. DE PURUCKER

    THEOSOPHICAL UNIVERSITY PRESS AGENCYDEN HAAG

  • Oorspronkelijke titel:The Esoteric TraditionAuteur: G. de Purucker

    2de herziene editie, 1940

    THEOSOPHICAL UNIVERSITY PRESSPOST OFFICE BOX C

    PASADENA, CALIFORNIË 91109-7107

    G. de PuruckerDe Esoterische Traditie

    Vertaling van een verkorte versie van de 2de editieISBN 978-90-70328-83-2, E-boek

    Nur 720Trefwoord: theosofie

    Dit boek waarop copyright bestaat, mag kosteloos wordengedownload om het off-line te lezen, maar mag in geen enkelevorm of op geen enkele manier – elektronisch, mechanisch, ofdoor middel van foto kopieën, of opnames, of op een anderemanier – voor commerciële of andere doeleinden worden gere-produceerd en/of gedistribueerd, zonder eerst toestemming aanTheosophical University Press Agency te vragen.

    © 2001 Theosophical University Press AgencyDaal en Bergselaan 68, 2565AG Den Haag

    +31 (0)70 3231776www.theosofie.net / [email protected]

  • Aan hen die het onschatbare hebben geschonken,die onmetelijk veel hebben gegeven,

    en aan hun verheven doel,draag ik dit boek op met grenzeloze

    eerbied en toewijding.

  • Voorwoord van de vertalers

    Deze vertaling van de The Esoteric Tradition van G. de Purucker (oor-spronkelijk in twee delen) is gebaseerd op een onvoltooide verkorteversie waaraan door stafleden van Theosophical University Press inde jaren vijftig is gewerkt.

    In deze vertaalde editie in één boekdeel is getracht om de rijkdomen de zuiverheid van de leringen uit de ET te bewaren, zowel watbetreft sfeer als inhoud. Het comprimeren van de inhoud is heelzorgvuldig geschied, waarbij onnodige herhalingen zijn weggelaten.

    Het ‘To the Reader’ van G. de Purucker is onverkort vertaald. Het hoofdstuk over ‘Gautama de Boeddha’ is verschoven naar het

    eind van het boek waar het beter aansluit bij de hoofdstukken over‘Grote zieners’ en ‘Esoterische scholen’.

    Evenals in The Secret Doctrine wordt in The Esoteric Tradition somsverschil gemaakt tussen ‘kosmos’ en ‘cosmos’. Het laatste duidt vaakhet zonnestelsel aan, terwijl ‘kosmos’ verwijst naar het heelal of demelkweg. Liever dan in de Nederlandse tekst de schrijfwijzen met ‘k’en ‘c’ naast elkaar te gebruiken, hebben we het Engelse ‘kosmos’ ver-taald met Kosmos (met een hoofdletter ‘K’) en het Engelse ‘cosmos’met kosmos (met een kleine ‘k’); evenzo is ‘kosmic’ vertaald metKosmisch.

    Den HaagWinter 2000

  • Aan de lezer*

    Het schrijven van deze delen was om een aantal redenen niet gemak-kelijk; de eerste en voornaamste daarvan was het gebrek aan beschik-bare tijd om eraan te besteden. Het dicteren vond van de eerste totde laatste bladzijde gehaast en vaak in een hoog tempo plaats, wantdat was de enige manier om dit werk binnen een redelijke tijd uit tebrengen nadat de schrijver in de zomer van 1934 voor het eerst hetverschijnen van dit boek had aangekondigd. Als er tijd was genomenom het manuscript op zo’n manier gereed te maken dat de schrijverzelf en zijn medewerkers er helemaal tevreden mee zouden zijngeweest, dan zou het verschijnen een of twee jaar, of mogelijk langer,zijn vertraagd. In dat geval zou de schrijver het uitstekende advieshebben kunnen opvolgen van de geniale Horatius, de Latijnse dich-ter, in zijn Satires, I, x, 73: Saepe stilum vertas, iterum quae digna legi sintscripturus. Hier is echter geen tijd geweest om ‘de schrijfstift om tekeren’ en het geschrevene uit te wissen; en evenmin was er tijd voorherziening en voor het bijschaven van zinnen.

    Het is grotendeels te danken aan de toewijding en het enthousi -asme van een aantal vrienden en medewerkers, verbonden aan deverschillende afdelingen van het Internationale Theosofische Hoofd -kwartier te Point Loma, dat THE ESOTERIC TRADITION nu tenslotteaan de lezers wordt aangeboden. Aan dr. Joseph H. Fussell, die deproefvellen las en met waardevolle suggesties kwam; mw. HelenSavage, die het secretariële werk deed; mw. Hazel Minot, verant-woordelijk voor het controleren en verifiëren van citaten; mw. GuyPonsonby en S. Hecht die de omvangrijke index samenstelden;mw. Elizabeth Schenck, mw. Grace Knoche en W.E. Small die dedrukproeven corrigeerden: aan dezen en alle anderen die op een ofandere manier hebben geholpen de publicatie van dit boek tot standte brengen betuigt de auteur zijn oprechte dank.

    In het bijzonder moet de Theosophical University Press worden

    *Onverkorte vertaling van ‘To the reader’ uit de eerste Engelse editievan The Esoteric Tradition, in twee delen.

  • genoemd waar iedereen, de manager en de assistent-manager en alleanderen die de staf vormen, samenwerkten om alle tijd die ze maarkonden vrijmaken, naast die voor de normale uitgaven van onze ver-schillende tijdschriften en het andere regelmatig terugkerende werkvan de drukkerij, te besteden aan het zetwerk en daarna het drukkenvan deze twee delen.

    Over een aantal aanhalingen die in dit werk zijn opgenomen, ont-leend aan boeken in andere talen dan het Engels, vooral oude talen,is het misschien goed te zeggen dat de auteur waar mogelijk gebruikheeft gemaakt van standaard of veel geciteerde vertalingen; maar inbepaalde gevallen waar hij meer tevreden was met zijn eigen weer-gave heeft hij het vertaalwerk zelf gedaan.

    _______________________

    Men kan niet vaak genoeg herhalen waar H.P. Blavatsky in haar‘Inleiding’ tot De Geheime Leer (1:3) op wees:

    Het is vóór alles belangrijk voor ogen te houden dat geen enkeltheosofisch boek ook maar de minste extra waarde ontleent aanzogenaamd gezag.

    Elk theosofisch boek moet op zijn eigen merites worden beoordeelden als de tekortkomingen groter zijn dan de verdienste ervan, zal hetdaardoor mislukken – en hoe eerder dat gebeurt des te beter voor allebetrokkenen. De schrijver voelt dit feit zeer sterk aan met betrekkingtot deze boekdelen, zijn meest recente bijdrage aan de theosofischeliteratuur; en al is het voor hem en zijn medewerkers een werk vanpure theosofische toewijding en liefde, toch verwacht hij niet alleen,maar wenst hij dat dit boek voor zichzelf zal spreken en zal stand-houden omdat het de mensen zal aanspreken. Wat er goed in is zalblijven: als er iets in is dat niet goed is, laat het dan vergaan en snelvergaan.

    Werken zoals deze literaire onderneming zijn nu in de wereldhard nodig. Aan de verspreiding van het theosofische gedachtegoedonder de mensen kan veel worden bijgedragen door het opnieuw pre-senteren van de eeuwenoude waarheden die de meesters van wijsheiden mededogen sinds onheuglijke tijden levend hebben gehouden.

    In dit verband worden we herinnerd aan een belangrijke briefgeschreven door meester Koot Hoomi, gedateerd 10 december 1880,die we aantreffen in het gedenkwaardige boek met de titel DeMahatma Brieven aan A.P. Sinnett, samengesteld en ingeleid door A.T.

    x DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • Barker. Het volgende citaat uit deze brief vinden we op bladzijden 26en 27, echter gewijzigd met de eigen correcties van de verhevenschrijver die worden aangetroffen op de bladzijden 473-4 van het-zelfde boek:

    De waarheden en mysteries van het occultisme vormen inder-daad een stelsel dat van het hoogste spirituele belang is, en evendiepzinnig als praktisch voor de wereld in het algemeen. Maar zewerden u niet gegeven om de verwarde massa theorieën en spe-culaties in de wereld van de wetenschap te vergroten, maar omhun praktische betekenis in het belang van de mensheid. De ter-men ‘onwetenschappelijk’, ‘onmogelijk’, ‘hallucinatie’, ‘bedrieger’,zijn tot nu toe op een heel oppervlakkige en onzorgvuldige maniergebruikt, waarbij wordt geïmpliceerd dat occulte verschijnselen òfiets mysterieus en abnormaals òf vooropgezet bedrog zijn. Endaarom hebben onze meerderen besloten om voor enkele ont-vankelijke denkers meer licht op het onderwerp te werpen, . . . Debetweters zeggen: ‘De tijd van wonderen is voorbij’, maar wij ant-woorden, ‘hij heeft nooit bestaan!’ . . . [Deze waarheden] zullenzowel destructief als constructief blijken te zijn – destructief als hetgaat om de funeste fouten uit het verleden, het oude geloof en bij-geloof die zoals het Mexicaanse onkruid in hun giftige omhelzingbijna de hele mensheid verstikken; maar constructief als het gaat omnieuwe instituties van een oprechte, praktische broederschap vande mensheid waarin allen medewerkers van de natuur worden,voor het welzijn van de mensheid zullen werken met en door dehogere planeetgeesten – de enige ‘geesten’ waarin wij geloven.*Verschijnselen waaraan men vroeger niet eens dacht, . . . zullentenslotte de geheimen van hun mysterieuze werkingen onthullen.Plato had gelijk toen hij elk element van bespiegeling dat Socrates ver-wierp, weer toeliet. De problemen van het universele zijn zijn niet onbe-reikbaar of, eenmaal bereikt, niet waardeloos. ‘Ideeën beheersen dewereld’; en naarmate het denken van de mens nieuwe ideeën ont-vangt en de oude en versletene terzijde legt, (zal) de wereld voor-uitgaan; grote revoluties (zullen) hieruit voortkomen; instituties (ja,en zelfs geloofsovertuigingen en mogendheden, zouden ze eraan kun-nen toevoegen) – ZULLEN bezwijken onder hun opmars . . . Het zaleven onmogelijk zijn hun invloed te weerstaan als de tijd daar is,als te trachten de loop van het getij te stuiten . . . dit alles zal gelei-delijk gebeuren; en . . . voor het zover is, hebben zij zowel als wij-zelf een plicht te vervullen, een taak te verrichten: en wel het zoveel

    AAN DE LEZER xi

    *Vanaf hier geven de cursieve woorden de bovengenoemde ‘correcties’aan.

  • mogelijk verwijderen van de onzuiverheden die onze vrome voor-vaderen achterlieten. Nieuwe ideeën moeten in schone grondworden geplant, want deze ideeën raken de gewichtigste onder-werpen. Niet de stoffelijke verschijnselen . . . maar juist deze uni-versele ideeën moeten we bestuderen: het noumenon, niet hetfenomenon, want om het LAATSTE te begrijpen, moeten we eerst hetEERSTE verstaan. Zij raken inderdaad de werkelijke plaats van demens in het heelal, . . . De stoffelijke verschijnselen, hoe wonderlijk dezeook zijn, kunnen de mens nooit zijn oorsprong verklaren, laat staan zijnuiteindelijke bestemming, . . . – de relatie tussen het sterfelijke enhet onsterfelijke, tussen het tijdelijke en het eeuwige, het eindigeen het oneindige, enz., enz.

    Het zijn ongetwijfeld deze ‘universele ideeën’ die iedereen zoumoeten bestuderen en die door hun invloed op het denken van demensen de verandering in het menselijke bewustzijn zullen teweeg-brengen waarvoor alle ware theosofen werken en waarnaar zij stre-ven; zo dragen ze bij om de dingen bekend te maken waarvoor TheTheosophical Society in 1875 oorspronkelijk werd gesticht.

    Laten we niet vergeten dat er een universele en werkelijk onfeil-bare toets of een criterium bestaat waarmee alle nieuwe toevoegingenvan theosofische leringen kunnen worden getest; die testmethode ofdat criterium is UNIVERSALITEIT. Universaliteit staat hier gelijk aan spi-ritualiteit; en iedere leer waarvan kan worden bewezen dat ze uni-verseel is, dat wil zeggen in harmonie en in overeenstemming metalle andere grote leringen uit het verleden – of van het heden – is zeerwaarschijnlijk een echte theosofische waarheid; en omgekeerd kandus iedere leer, waarvan niet kan worden bewezen dat ze inherent isaan en een deel is van de grootste overdrachten van theosofischewaarheden in het verleden, veilig worden verworpen als zijnde nieuwin de zin van verschillend en min of meer onecht omdat ze niet dezojuist genoemde toets kan doorstaan.

    De schrijver hoopt, als hij daarvoor de tijd en de energie kan vin-den, in de toekomst nog een of twee boeken uit te geven met theo -sofische leringen die tot nu toe strikt vertrouwelijk zijn gehouden. Dereden voor deze beslissing is de grote, ja enorme vooruitgang in hetdenken die heeft plaatsgehad sinds H.P. Blavatsky zich op haar her-culische manier inspande om wat ze de ‘denkpatronen’ noemde tedoorbreken. Wat toen esoterisch was, tenminste tot op zekere hoogte– esoterisch eenvoudig omdat het toen echt niet mogelijk was hetopenlijk te zeggen, want het zou steevast verkeerd zijn begrepen en

    xii DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • misbruikt – zou door het meer ontwaakte verstand van de mens nuredelijk goed worden begrepen; als gevolg daarvan heeft de groteremate van milde ontvankelijkheid voor nieuwe ideeën een totaalander en in feite braakliggend terrein van bewustzijn opgeleverd: hetis de plicht van theosofen daarin zaden van waarheid te planten. Wezullen zien.

    Intussen gaan de beide delen van dit werk naar het lezendepubliek; het oordeel erover zal de auteur afwachten met gevoelensdie bestaan uit humor en een flinke hoeveelheid menselijke nieuws-gierigheid. Niets in deze delen is voortgekomen uit zijn eigen brein.Zijn positie is in dit opzicht geheel identiek aan die van iedere theo-sofische schrijver die innerlijk een echte theosoof is en die weet waar-over hij schrijft: Iti mayå ßrutam – ‘Zo heb ik het gehoord’. ‘Ik geefdoor wat mij is gegeven en op de manier zoals ik het heb ontvangen.Niet anders.’ Daarom weigert de auteur zich te hullen in de huid vaneen ezel, of – in die van een leeuw!

    G. de P.

    Internationaal Theosofisch Hoofdkwartier,Point Loma, Californië

    AAN DE LEZER xiii

  • Inhoud

    Inleiding 1

    11. Theosofie: de moeder van religies, filosofieën & esoterische wetenschappen 12

    12. Allegorie en mystieke symboliek 31

    13. Zichtbare en onzichtbare werelden 53

    14. Hoe het ene het vele wordt 76

    15. Monaden, zielen en atomen 104

    16. Het pad van evolutie naar de goden 132

    17. De evolutie van mens en dier 154

    18. De wenteling van het wiel 176

    19. Achter de sluiers met de wetenschap 206

    10. Weefsels van het lot 249

    11. Hemelen en hellen 293

    12. Wederbelichaming zoals door de eeuwen heen onderwezen 325

    13. Hoe de mens wordt geboren en wedergeboren 365

    14. Het leven – in feite en in theorie 399

    15. Het astrale licht en de levensatomen 422

    16. De dood en daarna: een studie van bewustzijn 450

    17. De circulaties in de kosmos 479

    18. Geboorte en vóór de geboorte 504

  • 19. Grote wijzen en de kosmische hiërarchie 519

    20. Pneumatologie en psychologie: mysteries over de 538innerlijke aard van de mens

    21. Grote zieners tegenover helderzienden 575

    22. De esoterische scholen 596

    23. De geheime leer van Gautama de Boeddha 620

    24. Enkele verkeerd begrepen leringen uit de mysteriën 646

    Index 671

    xvi DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • Inleiding

    Waarheid kan men definiëren als datgene wat werkelijkheid is; enhet huidige menselijke verstand kan deze kosmische WERKELIJKHEID,die onmetelijk is in haar diepzinnigheid en in haar uitgestrektheid,slechts benaderen, en daarom kan ze door een eindig verstand nooitvolledig worden begrepen. ‘Wat is waarheid!’ is een wijze uitspraakdie Pontius Pilatus zou hebben gedaan toen Jezus aan hem werd voor-geleid; want de mens die de volle waarheid kent, zou een actief ver-stand moeten hebben dat even onmetelijk is als het heelal!

    Er zijn echter relatieve waarheden, die de menselijke geest kanbegrijpen. Met deze overweging ontnemen we direct elke grond aande bewering dat de theosofische filosofie dogma’s onderwijst, als menmet het woord dogma een irrationele, blinde en gehoorzame instem-ming met alleen al de stem van het gezag bedoelt. Dogma was oor-spronkelijk een Griekse politieke term die, omdat de christelijke kerkdeze overnam, een religieus woord werd, dat daardoor christelijkebijbetekenissen kreeg die dit woord zoals het oorspronkelijk werdgebruikt, nooit heeft gehad.

    Het woord dogma komt van het Griekse werkwoord dokein, ‘schij-nen te zijn’, ‘blijken te zijn’. Een dogma was dus iets dat een waarheidscheen te zijn: een mening over de waarheid, en werd daarom inbepaalde Griekse staten veelvuldig gebruikt in de betekenis van debeslissing, de weloverwogen mening en dus de uiteindelijke uitspraakwaartoe men in een staat of in een vergadering was gekomen. Hetwerd op die wijze gebruikt voor een openbare verordening die doorhet gevestigde gezag in de Griekse staat was aangenomen. “Edoxe th̀/ ejkklhsiva/ – ‘het is de raad gebleken’, was de gebruikelijke vorm waar-in zulke stemmingen werden vastgelegd en opgenomen. Afgeleid vandit woord ejkklhsiva (ecclesia) is het moderne woord ecclesiastisch, dattegenwoordig kerkelijk betekent, maar met een gewijzigde betekenisdie vanaf de Middeleeuwen tot in onze tijd gangbaar is geweest – eenbetekenis die volkomen verschilt van de oorspronkelijke, want eccle-sia betekende in Griekenland een politieke vergadering van alle bur-

  • gers van een Griekse staat die hun stem uitbrachten.Doordat het woord dogma werd overgenomen door de christe -

    lijke kerk ging het een bepaalde religieuze leer betekenen, een zekeredogmatische leerstelling, waarvan men veronderstelde dat zij alleenmaar de mening van de beste denkers van een christelijke gemeen-schap vertegenwoordigde. Meer niet. Gedurende een aantal eeuwenin de vroeg-christelijke tijd behield dit woord in de kerk geschiedenisdeze betekenis, vooral in het Griekse christendom van het NabijeOosten. Pas in latere vroeg-middeleeuwse tijden kreeg het woorddogma de betekenis die het nu heeft, namelijk die van een leerstel-ling die op de verklaring van een oecumenisch concilie of misschienvan een andere algemeen erkende kerkelijke autoriteit was geba-seerd; en tenslotte werd door gelovige christenen zelfs het in twijfeltrekken van zo’n gezag en dogmatische betekenis als verderfelijk enzondig beschouwd.

    Als het woord in deze moderne betekenis wordt opgevat, dan ishet overduidelijk dat theosofie volstrekt ondogmatisch is: zij kentgeen leer, geen leerstelling, die als van goddelijk gezag aan zijn aan-hangers wordt opgelegd, of afkomstig is van een persoon of een groepvan personen die er aanspraak op maakt het gezag te hebben om teverklaren dat deze of gene leer of leerstelling de waarheid is, en datdie moet worden aanvaard en geloofd door hen die theosoof wensente zijn. Een theosoof beweert echter dat de theosofische leringengedurende talloze eeuwen door adepten en grote ingewijden zijngetoetst, en dit toetsen bestaat uit het vergelijken met de geestelijkenatuur zelf, die het hoogste gerecht van toetsing is. Elke nieuwe gene-ratie van zieners toetst de verzamelde kennis van hun voorgangersen verifiëren haar zo opnieuw; zodat naarmate de tijd voortschrijdtdetails ervan voort durend worden vervolmaakt.

    Zieners betekent zij die zien: die de geestelijke vermogens enkrachten in zichzelf in zo hoge mate tot werkzaamheid hebbengebracht, dat hun innerlijke geestelijke natuur als ze dat willen diepin de geheimen van het heelal kan doordringen en zich achter desluiers van de uiterlijke schijn begeven, en aldus ziende nauwkeurigen op betrouwbare wijze kunnen interpreteren. Hun leringen zijndaardoor in alle opzichten consistent en hangen logisch samen. Vantijd tot tijd maakt deze broederschap van mahåtma’s of geëvolueerdemensen nieuw-oude inzichten in de geheimen van de natuur aande wereld bekend, waarmee ze de ethische instincten van de mensstimuleren, zijn latente intellectuele vermogens opwekken, kortom ze

    2 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • brengen de bestendige hoewel stille evolutionaire drang teweeg omvoorwaarts te gaan naar grootsere en edeler hoogten van menselijkeprestaties.

    Wie de theosofie onderzoekt komt tot de ontdekking dat het bin-nen de grenzen van zijn mogelijkheden ligt deze archaïsche leringente bestuderen en ze op zijn beurt met zijn eigen vermogens te toetsen,hoe beperkt deze misschien ook zijn; zo gebeurt het dat de tijd naar-mate hij de dingen uit de schoot van het lot tot ontplooiing brengt,aan de toegewijde onderzoeker overvloedige door hemzelf bij iederestap gecontroleerde en onderzochte bewijzen verschaft, dat dezeleringen waarheden zijn die op de universele natuur zelf berusten,de geeste lijke en materiële natuur met al haar talloze tussenliggendehiërarchische sferen.

    Er is in het verleden waarschijnlijk nog nooit zo’n alom verspreideopleving van religieuze gevoelens geweest als tegenwoordig; maar demensen kibbelen en ruziën niet langer over theologische of kerke -lijke vormkwesties, evenmin over spitsvondige definities van woor-den inzake leerstellingen zoals vroeger tijdens de Middeleeuwen endaarna. Er leeft tegenwoordig veeleer een vermoeden dat er achterde sluier van de uiterlijke schijn van de natuur een verborgen maarniet onoplosbaar mysterie bestaat, en dat deze werkelijkheid alleenkan worden verkregen door zelf tot in de tempel van de waarheid –tot in het hart zelf van het onzichtbare – door te dringen. Alle men-sen zijn in staat om te zien, als zij zichzelf maar geschikt zoudenmaken voor dit zien, en iemand die hiervan innerlijk overtuigd is,zal nooit op dogmatische wijze beweren: ‘Ik ben de profeet van dewaarheid!’

    En wat is bewijs? Tegenwoordig zijn er bijna evenveel PontiusPilatussen als mensen met een algemene ontwikkeling; en in de zelf -genoegzaamheid van hun overtuiging van de onfeilbaarheid van hunoordeel luistert elk van hen naar het bekendmaken van een nieuwnatuurfeit of het vertellen van een schijnbaar ongeloofwaardig ver-haal om tenslotte, in de mening daarmee zijn wijsheid te demonstre-ren, uit te roepen: ‘Waar zijn uw bewijzen?’ Het klinkt zo redelijk;maar wat is een bewijs? Is het iets dat buiten ons bestaat? Zo ja, hoezou het dan kunnen worden begrepen? Nee; alle bewijs bevindt zichbinnenin onszelf. Wanneer het denken zozeer door een overwichtaan bewijsmateriaal en getuigenissen wordt beïnvloed dat het auto-matisch met een stelling instemt, dan is de zaak voor dat denkver-mogen bewezen. Een groter verstand zal misschien overtuigender

    INLEIDING 3

  • bewijzen eisen, die op een bredere basis van bewijsmateriaal en getui-genissen berusten; maar in alle gevallen betekent een bewijs, dat hetdenken wordt overtuigd. Vandaar dat iemand die de innerlijke enuiterlijke kracht van het bewijsmateriaal of getuigenis niet kan begrij-pen, zal zeggen dat de stelling niet is bewezen. Maar deze sceptischehouding weerlegt het bewijs niet, maar toont slechts aan dat dit ver-stand niet in staat is te aanvaarden wat voor een ander intellect dui-delijk genoeg is om de zaak te bewijzen.

    Is een bewijs dus onfeilbaar? Nee. Was dit wel het geval, dan zou-den zowel hij die het bewijs levert als hij die het aanvaardt onfeilbaarmoeten zijn. Hoeveel mensen zijn er niet gestorven die geen schuldhadden aan een misdaad waarvoor zij door het gerecht werden ver-oordeeld, omdat het bewijsmateriaal tegen hen kennelijk afdoendewas, en de schuld naar het inzicht van de rechter en de jury, die dezaken hadden onderzocht, was ‘bewezen’! Laten we daarom oppas-sen dat we niet een liefdeloos hart en een bevooroordeelde geest heb-ben, maar ook voorzichtig zijn met alleen maar ‘bewijzen’.

    Er is slechts één ware gids in het leven, en die gids is de innerlijkestem die, naarmate zij wordt geoefend en men haar meer laat spreken,krachtiger en duidelijker wordt. In het begin horen we deze stille stemen herkennen we haar heldere klanken maar zwakjes, en noemenhaar een ingeving of intuïtie. Niets dan onze eigen domheid en deaanmatigende houding die we aannemen bij de rechtvaardiging vanonze eigen vaste meningen weerhouden ons ervan deze innerlijkeraadgever tot een grotere volmaaktheid te ontwikkelen. Dit is wat metwaar geloof wordt bedoeld. Zoals Paulus zegt: ‘Geloof [of instinctievekennis] is de werkelijkheid van de dingen die men hoopt [intuïtiefwaarneemt], het bewijs van onzichtbare dingen’ (Hebreeën, 11:1).

    Dit is geen blind geloof. Blind geloof is alleen goedgelovigheid. Eris een voorbeeld van de werking van blind geloof te vinden in degeschriften van de vurige kerkvader Tertullianus. Hij vaart uit tegenMarcion, die een gnosticus was, en zegt ongeveer het volgende:

    Het enige middel waarover ik kan beschikken om met succeste bewijzen dat ik schaamteloos en gelukkig een dwaas ben, is mijnminachting voor schaamte. Ik verkondig bijvoorbeeld dat de zoonvan God is gestorven; dit nu is iets dat aangenomen moet worden,omdat het een monsterachtige ongerijmdheid is; voorts beweer ikdat hij na te zijn begraven, is herrezen; en dit houd ik voor abso-luut waar, omdat het absoluut onmogelijk is.

    – De carne Christi (Over het vlees van Christus), hfst. v

    4 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • Iemand die zegt dat iets, omdat het absoluut onmogelijk is, watgelijk staat met te zeggen dat het absoluut onwaar is, juist daaromabsoluut waar is, gooit eenvoudig zijn eigen rede en de bronnen vanzijn innerlijke bewustzijn overboord; de kracht van deze absurde uit-spraak ligt uitsluitend in de stoutmoedigheid ervan. Wanneer een eer-lijk mens zijn oordeel zo laat beïnvloeden dat zijn verstand hierdooreen slagveld van tegenstrijdige theorieën en emoties wordt, die hijniettemin met eigenzinnige wilskracht bijeen weet te houden, danverkeert hij, intellectueel gesproken, werkelijk in een beklagenswaar-dige toestand; en dit is onveranderlijk het gevolg van louter blindgeloof. Waar geloof daarentegen is het intuïtieve en heldere waarne-men van de werkelijkheid, de innerlijke herkenning van dingen dievoor het fysieke oog onzichtbaar zijn.

    Nog een voorbeeld van menselijke lichtgelovigheid is het vol -gende, ontleend aan de geschriften van Augustinus, een andere kerk -vader, misschien wel een van de grootste. In zijn 33ste preek doet hijonbekommerd deze verbazingwekkende uitspraak:

    Ik was al bisschop van Hippo toen ik met een aantal dienarenvan Christus naar Ethiopië ging om daar het evangelie te predi-ken. In dat land zagen we tal van mannen en vrouwen, die geenhoofd hadden maar wel twee grote ogen in hun borst; en in nogzuidelijker gelegen landen kwamen we een volk tegen, dat slechtséén oog had dat in het midden van het voorhoofd was geplaatst.

    – Sermones, xxxiii

    Het is jammer dat onze geologen en antropologen geen sporenvan deze rassen zonder hoofd en van deze cyclopenvolken hebbengevonden. Laten we het erop houden dat Augustinus in een droomeen visioen heeft gehad. Eens was hij een nogal vurige beoefenaarvan de heidense filosofie, en als voormalig aanhanger van de mys -tieke en mythologische leringen van zijn eigen tijd en de daaraanvoorafgaande eeuwen, moet hij goed op de hoogte zijn geweest vande oude heidense allegorieën en legenden, zoals bijvoorbeeld die vanhet ras van de cyclopen, die maar één oog hadden en wel in het mid-den van het voorhoofd.

    Uit deze voorbeelden van menselijke lichtgelovigheid blijkt datgeloven zonder meer, hetzij oprecht dan wel onoprecht, in het levenniet voldoende is als een betrouwbaar richtsnoer voor ons gedrag ofonze kennis. Men kan eerlijk, oprecht en vurig een geloof aanhangendat toch onwaar is. Sommige fanatici worden uit dit hout gesneden.

    INLEIDING 5

  • Tot laatstgenoemde soort behoorden de geloofsvormen en overtui-gingen die Mohammed en zijn ruiterij over de vlakten en woestijnenvan het Nabije Oosten dreven, met in de ene hand de Koran en in deandere het zwaard, waarbij zij allen die ze tegenkwamen de keus lie-ten tussen drie dingen: Belasting, de Koran of de dood! Van eensoortgelijk karakter waren de blinde overtuigingen die in de loop vande lange eeuwen van de middeleeuwse Europese geschiedenis zoveeledeldenkende mannen en vrouwen een vroegtijdige dood lietenondergaan.

    De hele trend van de moderne opvoeding gaat in tegen het aan-vaarden van het idee dat de mens binnenin zichzelf ongebruikte endoorgaans nog niet ontwaakte vermogens bezit, waarmee hij, door zete oefenen en te gebruiken, waarheden van de zichtbare en onzicht-bare natuur kan leren kennen. In tegenstelling tot de mensen vantegenwoordig wisten de volkeren van de oudheid zonder uitzonde-ring dat alle bewijs uiteindelijk in de mens zelf ligt, dat de beoorde-ling en het kennen van de waarheid binnenin hem liggen en nietbuiten hem. De theosofische leringen moeten worden benaderd meteen erkenning van dit innerlijke begripsvermogen: ‘Geloof nooit ietswaarvan uw geweten u zegt dat het verkeerd is, ongeacht waar hetvandaan komt. Al kwamen de godheden zelf op aarde en al onder-wezen zij in al hun pracht op de bergtoppen, geloof niets van wat ziju zeggen, indien uw eigen geest-ziel u zegt dat het een leugen is.’

    Hoewel we deze regel verkondigen als een absolute noodzaak totvoorzichtigheid bij innerlijke groei en als een oefening van onschat-bare waarde voor geest en intellect, is er niettemin een ander voor-schrift om ons aan te houden: ‘Wees onbevooroordeeld. Zorg ervoordat u geen waarheid verwerpt die van onschatbaar nut kan zijn, nietalleen voor uzelf maar ook voor uw medemensen.’ Want deze tweeregels vullen elkaar niet alleen aan, maar houden elkaar ook in even-wicht, waarbij de ene lichtgelovigheid vermijdt en voorkomt, terwijlde andere de vormen van intellectueel egoïsme verhindert en uitroeit.

    Met deze innerlijke ontwakende vermogens zou men de oudewijsheid moeten benaderen. Dit verheven gedachtestelsel berust nietop blind geloof, evenmin op iemands beweringen, want het bestaatals een samenhangend geheel van leringen dat is gebaseerd op destructuur en werkingen van de innerlijke en uiterlijke natuur. Achterde verscheidenheid van de verschillende religies en filosofieënbevindt zich een universeel stelsel dat voor alle hetzelfde is en datdoor hun vorm en manier van weergeven bij oppervlakkige waar -

    6 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • neming verborgen blijft. Neem een of andere waarheid of een feit inde natuur en laat tien mensen een uitleg ervan geven, waarbij zij allenmet hun gedachten uitgaan van dezelfde feiten, dan zal elk van heneen verschillende lezing geven van de waarheid die hij waarneemt;en zo komt het dat deze oude wijsheid ligt besloten in de uiteen -lopende manieren van uitdrukken die in de verschillende wereld -religies en wereldfilosofieën bestaan.

    Geleerden en onderzoekers van de oude religies en filosofieënhebben door de bomen het bos niet gezien; en het is dan ook onver-mijdelijk dat zij het ongedeelde geheel niet kunnen zien, waarvandeze verschillende delen of alleen maar fragmenten slechts de onder-delen zijn. Maar als de onderzoeker eenmaal in het bezit is van dever kla rende sleutel die de oude wijsheid verschaft, zal hij voor zich-zelf kunnen bewijzen dat er in de wereld een systematische formule-ring van spirituele en natuurlijke wetten en waarheden bestaat dietheosofie wordt genoemd, de ‘wijsheid van de goden’ – de esoteri-sche traditie.

    In elk tijdperk wordt er door de beschermers van deze wijsheidaan de volkeren van de aarde een nieuwe openbaring van dezeonvergankelijke waarheid gegeven; en elke openbaring bevatdezelfde oude boodschap, ook al kan de nieuwe bijdrage in anderebewoordingen zijn ingekleed. Daarom staat er achter al de verschil-lende religies en filosofieën een geheime of esoterische wijsheid, diede hele mensheid toebehoort en in alle tijden heeft bestaan. Dezewijsheid is religie, filosofie, en wetenschap, per se. Maar religie,filosofie en wetenschap, zoals deze nu algemeen worden opgevat,zouden wezenlijk van elkaar gescheiden zaken zijn, en van naturevaak in een onverzoenlijke strijd met elkaar zijn verwikkeld. Zijworden als min of meer kunstmatige stelsels beschouwd die buitende innerlijke werking van het geestelijke en psychische gestel van demens staan.

    Deze algemeen heersende opvatting over de drie fundamentelewerkingen van de menselijke ziel is geheel onjuist, want religie, filo-sofie en wetenschap zijn fundamenteel één ding, dat zich op drie ver-schillende manieren manifesteert. Ze zijn als de drie zijden van eendriehoek: als een van de zijden ontbreekt, zou de figuur onvolmaaktzijn. Religie, filosofie en wetenschap moeten op hetzelfde momentsamengaan, willen we achter de feitelijke waarheden van de natuurkomen. Ze zijn slechts de drie aspecten van het menselijke denkenwanneer dit de inspiraties overbrengt die daarin naar binnen stromen

    INLEIDING 7

  • vanuit de innerlijke geestelijke zon die ieder mens in het verborgenevan zijn wezen is.

    Toch hebben we, ondanks de grote prestaties van de natuur -wetenschap, geen veelomvattend en daardoor bevredigend stelselvan verstandelijke en spirituele maatstaven om daarmee – in het vollevertrouwen daardoor de waarheid te zullen vinden – een mogelijknieuwe ontdekking te toetsen. De Ouden hadden wel zo’n veelom-vattend stelsel van normen en het bestond uit de zojuist genoemdedrie activiteiten van de menselijke ziel. Dit stelsel was tegelijk religi-eus, filosofisch en wetenschappelijk en verschafte daarom een bevre-digende toets voor en verklaring van de bij het zoeken naar waarheidgedane ontdekkingen. Wetenschap is een werkwijze van de geest enhet denken van de mens in een poging het hoe van de dingen te begrij-pen – geordende en geclassificeerde kennis die op onderzoek enproefneming berust. Filosofie is hetzelfde streven van de menselijkegeest om niet alleen het hoe maar ook het waarom van de dingen tebegrijpen – waarom de dingen zijn zoals ze zijn, terwijl religie dat-zelfde streven van de menselijke geest is naar vereniging met het Al.De wetenschapper zoekt waarheid; de filosoof is op zoek naar wer-kelijkheid; de gelovige verlangt naar vereniging met het goddelijke;maar is er enig essentieel verschil tussen waarheid, werkelijkheid envereniging met goddelijke wijsheid en liefde? Deze drie verschillenalleen in de manier om het doel te bereiken.

    Waar komt het woord religie vandaan? Het zoeken naar de ety-mologische wortels werpt immers vaak een helder licht op de wer-kingen van het menselijke bewustzijn. Men leidt het woord religiegewoonlijk af van het Latijnse werkwoord religare dat ‘terug binden’of ‘vastmaken’ betekent. Maar er is een andere en misschien betereafleiding die Cicero verkoos. Omdat hijzelf een Romein en eengeleerde was, had hij ongetwijfeld een diepere kennis van zijn moe-dertaal en de subtiele betekenissen ervan dan zelfs de knapste heden-daagse taalkundige. Deze andere afleiding komt van een Latijnsewortel die ‘selecteren’, ‘kiezen’ betekent, waarvan het woord lex –‘wet’ – eveneens afstamt, de gedragslijn die uit andere als de bestewordt verkozen, zoals uit selectie, proefondervindelijk en door bewijsis gebleken.

    In zijn boek De natura deorum (Over de aard van de goden) schrijftCicero het volgende:

    Ziet u daarom niet hoe uit de voortbrengselen van de natuur

    8 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • en de heilzame uitvindingen van de mens denkbeeldige en valsegoden te voorschijn zijn gekomen; en dat die de grondslag zijngeworden van verkeerde meningen, verderfelijke misvattingen enarmzalig bijgeloof? Wat de goden betreft, weten we hoe hun over-geleverde verschillende gestalte, hun leeftijd, kleding, versierselen,familie, huwelijk, betrekkingen en alles wat daarmee te makenheeft, het voorbeeld van menselijke zwakheid volgen en hoe zemet menselijke hartstochten worden afgebeeld. Volgens degeschiedenis van fabels hebben de goden gestreden en oorlogengevoerd, beheerst door verdriet, lust en woede, en dit niet alleen,zoals Homerus zegt, wanneer ze zich betrokken voelden bij ver-schillende legers, maar ook als zij in zelfverdediging tegen de tita-nen en de reuzen vochten. Zulke heel dwaze en lichtzinnigeverhalen worden in blinde domheid verteld en geloofd.

    We verwerpen zulke fabels echter met verachting, de godheidis overal in de natuur verspreid: in vaste stoffen onder de naamCeres; in vloeistoffen onder de naam Neptunus; elders onderandere namen. Maar wat de goden ook mogen zijn, welke aarden instelling zij ook mogen hebben en welke namen hen ook doorgewoonte zijn gegeven, we zouden ze moeten respecteren envereren.

    De edelste en meest ingetogen, vrome en heilige verering vande goden is hen van ganser harte eer te bewijzen met een zuivereen onbevlekte geest en stem. Zowel onze voorouders als de filoso-fen hebben allen bijgeloof gescheiden van religie. Zij die dagenlangbaden en offerden opdat hun kinderen hen mochten overleven,werden bijgelovig genoemd, een woord dat later algemener werdgebruikt. Maar zij die met ijver al de plichten vervulden die horenbij het in ere houden van de goden en om zo te zeggen voort -durend lazen en oefenden, werden de religiosi genoemd, religieusvan het woord relegendo, herhaald lezen of beoefenen; [een aflei-ding] evenals elegantes, elegant, wat kiezen betekent, een goedekeus maken, of als diligentes, toegewijd, nauwkeurig onze keusnavolgende; of als intelligentes, intelligent, door te begrijpen: wantal deze betekenissen zijn afgeleid van dezelfde wortel. Op dezemanier worden de woorden bijgeloof en religie opgevat: het eersteis een scheldwoord, het tweede een eretitel. . . .

    Ik verklaar dan ook dat het heelal in al zijn delen oorspronke-lijk werd gebouwd en sindsdien, zonder enige onderbreking, isbestuurd door de voorzienigheid van de goden.

    – II, xxviii-xxix

    Nooit heeft een andere christelijke criticus van de dwalingen vaneen ontaard polytheïsme dan deze Romeinse filosoof zich in krachti-

    INLEIDING 9

  • ger termen gekeerd tegen de vergissing en de oneerbiedigheid om degoddelijke, spirituele en etherische wezens die het heelal bezielen enerop toezien, en die door hun inherente aanwezigheid het heelalbesturen, te beschouwen als weinig beter dan gewone mannen envrouwen. Bovendien hoeft men slechts de sarcastische woorden vanLucianus, de Griekse satiricus, te lezen om te zien hoe het verzettegen bijgeloof en ontaarde religie even algemeen was en zich evensterk liet voelen in de oudheid als in welke latere periode ook, waar-onder de onze.

    ‘Religie’ betekent dus, volgens de afleiding van Cicero, een zorg-vuldige selectie van fundamentele overtuigingen en beweegredenendoor het spirituele intellect, gevolgd door een vreugdevol vasthoudenaan die selectie, en dit alles resulteert in een manier van leven die debereikte overtuigingen in alle opzichten volgt. Dit is de religieuzegeest.

    Filosofie is een ander deel van de activiteit van het menselijkbewustzijn. Zoals religie dat deel van onze innerlijke constitutie ver-tegenwoordigt dat met mystiek, intuïtie en toewijding correspondeert,zo vertegenwoordigt filosofie het coördinerende, verbanden leggendeen onderzoekende deel van ons intellectueel-psychisch gestel.Hetzelfde vermogen om te onderscheiden of te selecteren werkt evensterk op dit terrein van denken als in dat van de religie, maar door enmet behulp van een ander innerlijk orgaan van de menselijke consti-tutie – dat van het verstand. Evenals religie los van intellectueel ver-mogen bijgeloof wordt, of opvallende emotionaliteit, wordt filosofielos van het intuïtieve en onderscheidende deel van ons tot legeomhaal van woorden die misschien wel logisch verloopt, maar dienoch diepzinnig noch geïn spireerd is.

    Wanneer mensen de kennis, die zij uit een instinctmatige liefdevoor onderzoek hebben verzameld, rangschikken en vastleggen, ende feiten en processen die de natuur te zien geeft meten en categori-seren, dan is dat wetenschap. Hier zien we dat wetenschap, evenalsfilosofie en religie, universeel en onpersoonlijk is, en spiritueel enintellectueel gelijkwaardig aan de andere twee; alle drie zijn slechtsnaast elkaar voorkomende en afzonderlijke interpretaties in een for-meel stelsel van relaties tussen de mens en het heelal.

    Als we dan de aard en de werking van ons eigen geestelijk-intel-lectueel bewustzijn begrijpen, beschikken we over een onfeilbaretoetssteen, waarmee we al wat onder onze aandacht komt, aan eenonderzoek of experiment kunnen onderwerpen. Die toetssteen is de

    10 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • theosofie die in een begrijpelijk stelsel is geformuleerd.Het doel van dit boek is dus om te helpen bij het zoeken naar een

    grotere waarheid voor de mens; en hoe klein deze bijdrage voor datwerkelijk verheven doel ook mag zijn, de lezer wordt gevraagd om bijhet bestuderen van het resultaat het nagestreefde doel voor ogen tehouden.

    INLEIDING 11

  • Theosofie: de moeder van religies, filosofieën & esoterische

    wetenschappen

    Sinds onheuglijke tijden leeft er bij alle mensenrassen het intuïtievegevoel dat er ergens een stelsel van verheven leringen bestaat, datverkregen kan worden door hen die zich bekwamen om het te ont-vangen. Evenals die vage maar onvergankelijke geruchten over hetbestaan van geheimzinnige personages van wie de namen in de anna-len van de geschiedenis opflitsen om daarna te verbleken in de neve-len van de tijd, zo heeft ook dat intuïtieve gevoel van het bestaan vaneen verheven wijsheidsleer zowel in de geschiedenis als in verhalen,vaak een onderkomen gevonden in mythen en legenden en zijn zobewaard gebleven of kristalliseerden zich in de religieuze en filosofi-sche verslagen van de mensheid.

    Er is waarschijnlijk geen enkele groep religieuze en filosofischeboeken die niet enige aantekening bevat, hetzij in openlijke uitspra-ken of met vage toespelingen, over het bestaan van deze wijsheids-leer; en het is een van de boeiendste literaire bezigheden om dezeverspreide en doorgaans onvolledige aantekeningen die men overalaantreft, op te sporen en te verzamelen; en door ze naast elkaar te leg-gen hierin duidelijke en gemakkelijk te verifiëren bewijzen te ontdek-ken van het feit dat ze inderdaad slechts fragmenten zijn van eenarchaïsche wijsheid die het gemeenschappelijke bezit was van demensheid. De historicus, de mytholoog, de antropoloog, allen zijn opde hoogte van het bestaan van deze verspreide fragmenten van hetarchaïsche denken; maar omdat zij niet in staat zijn hiervan eensamenhangend geheel te maken, worden deze gewoonlijk toegeschre-ven aan het vindingrijke talent van de zogenaamde ‘primitieve’ mensdie mythen en legendarische ver halen weefde om natuurverschijn -selen die, omdat het voorkomen daarvan vrees en ontzag had gewekt,als het werk van goden en geesten werden gezien, waaronder som -mige de mens vriendelijk en andere hem vijandig waren gezind.

    1

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 13

    In precies tegenovergestelde richting gaat de leer die opnieuw aande westerse wereld is gebracht door H.P. Blavatsky, die in haar boe-ken het werkelijke bestaan in de wereld aantoonde van zo’n wijs-heidsleer, die in haar totaliteit uit een prachtig stelsel van leringenbestaat, die niet alleen kosmogonische zaken behandelt die de nou-mena en de verschijnselen van het heelal omvatten, maar eveneenseen volledig historisch verslag van de oorsprong, aard en bestem-ming van de mens bevat.

    Zoals H.P. Blavatsky in de ‘Inleiding’ van De Geheime Leer (1:2-28)zegt:

    De ‘wijsheidsreligie’ is het erfdeel van alle volkeren in dewereld. . . .

    . . . in deze eeuw van bot en onlogisch materialisme is alleende esoterische filosofie erop berekend om de herhaalde aanvallente weerstaan op alles wat de mens het dierbaarst en het heiligst isin zijn innerlijke geestelijke leven. . . . Bovendien verzoent deesoterische filosofie alle religies, ontdoet elk daarvan van het uiter-lijke, menselijke kleed, en toont aan dat de wortel van elk gelijk isaan die van iedere andere grote religie. Zij bewijst de noodzaakvan een absoluut goddelijk beginsel in de natuur. . . .

    De tijd en het menselijke voorstellingsvermogen maaktenkorte metten met de zuiverheid en filosofie van deze leringen,toen deze eenmaal uit de geheime en gewijde kring waren over-gebracht. . . .

    Die leer werd heimelijk – misschien te heimelijk – in het hei-ligdom bewaard. . . .

    Dit is misschien de ware reden waarom de hoofdlijnen vanenkele grondwaarheden uit de Geheime Leer van de grijze oud-heid nu het licht mogen zien, na duizenden jaren van de diepstestilte en geheimhouding. Ik zeg met opzet ‘enkele waarheden’,omdat wat ongezegd moet blijven niet in honderd . . . boekdelenzou kunnen worden opgenomen en evenmin zou kunnen wordenmedegedeeld aan de huidige generatie van Sadduceeën. Maarzelfs het weinige dat nu wordt gegeven, is beter dan een volledigstilzwijgen over die essentiële waarheden. De wereld van vandaagsnelt in dolle vaart naar het onbekende . . . en ontwikkelt zich snelverder op het tegengestelde van het geestelijke, nl. het stoffelijkegebied. De wereld is nu een reusachtig strijdperk geworden – eenwaar dal van onenigheid en van eeuwige twist – een dodenstad,waarin de hoogste en heiligste aspiraties van onze geest-ziel begra-ven liggen. Die ziel raakt bij elke nieuwe generatie meer verlamden kwijnt steeds meer weg . . . er is een vrij grote minderheid van

  • 14 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    serieuze onderzoekers die er recht op hebben de weinige waar -heden, die hun nu mogen worden gegeven, te leren kennen; . . .

    De kern van de gegeven leringen treft men verspreid over hon-derden en duizenden Sanskriethandschriften aan, waarvan som-mige al zijn vertaald – en zoals gewoonlijk misvormdweergegeven – en andere nog hun beurt afwachten. . . .

    De leden van verscheidene esoterische scholen – waarvan dezetel aan de andere kant van de Himålaya staat en waarvan devertakkingen kunnen worden aangetroffen in China, Japan, India,Tibet en zelfs in Syrië, evenals in Zuid-Amerika – beweren alleheilige en filosofieboeken in handschrift en in druk te bezitten: infeite alle boeken die sinds de schrijfkunst begon ooit zijn geschre-ven, in welke taal of met welke lettertekens ook, vanaf de ideo -grafische hiërogliefen tot aan het alfabet van Cadmus enDevanågarî. . . .

    De Geheime Leer was de algemeen verbreide religie van deoude en prehistorische wereld. Bewijzen van haar verbreiding,authentieke verslagen van haar geschiedenis, een volledige reeksdocumenten die haar karakter en aanwezigheid in ieder land aan-tonen, samen met de leringen van al haar grote adepten, bestaantot op deze dag in de geheime onderaardse gewelven met biblio -theken die toebehoren aan de Occulte Broederschap. . . .

    . . . ze is geen religie en evenmin is haar filosofie nieuw, want,zoals al gezegd, ze is zo oud als de denkende mens. Haar leringenworden nu niet voor het eerst openbaar gemaakt, maar werdenvoorzichtig verstrekt aan en verkondigd door meer dan éénEuropese ingewijde. . . .

    Toch blijft er genoeg over, zelfs bij zulke verminkte documen-ten, om ons het recht te geven te zeggen dat daarin ieder mogelijkbewijs aanwezig is voor het werkelijke bestaan van een moeder-leer. Fragmenten ervan hebben geologische en politieke omwen-telingen overleefd om het verhaal ervan te vertellen en iederoverblijfsel toont aan dat de nu Geheime Wijsheid eens de oor-sprong was, de altijd vloeiende, eeuwige bron waaruit alle stroom-pjes – de latere religies van alle volkeren – van het eerste tot hetlaatste toe werden gevoed.

    Men zou geen treffender bewoordingen kunnen vinden om uit-drukking te geven aan wat het karakter en de aard van de esoterischetraditie eigenlijk is. Een uitputtend en kritisch onderzoek, verrichtmet een onbevooroordeelde geest, naar zelfs de restanten van de reli-gieuze en literaire relikwieën van de oudheid, zal tot de overtuigingleiden dat de uitspraken die in bovenvermelde passages zijn gedaan

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 15

    op feiten berusten. Bij de onpartijdige onderzoeker vormt zich deovertuiging dat het een wonder is dat wetenschappers zo blind kon-den zijn dat zij het feitelijke bestaan van de esoterische traditie gedu-rende zo lange tijd aan waarneming en ontdekking lieten ontsnappen.Wat nodig is, is meer intuïtie en minder puur verstandelijke analysesvan dateringen, van grammatica en namen en spellingen; want hoebelangrijk deze misschien ook zijn, ze leiden het denken maar al tevaak van de onderliggende waarheid af naar de bovenliggende detailsvan literair puin.

    Er kan maar één waarheid zijn, en als we een formulering van diewaarheid in een logische, samenhangende en consistente vorm kun-nen vinden, ligt het voor de hand dat we dan die gedeelten ervankunnen begrijpen overeenkomstig de capaciteit van ons begrips -vermogen. Er kan worden aangetoond dat de esoterische traditie,tegenwoordig theosofie genoemd, deze formulering van de waarheidis. Ze houdt zich bezig met het heelal, en met de mens als voort-brengsel van dat heelal. Zij zegt ons wat de mens is, vanwaar hij komt,wat er met zijn verschillende beginselen en elementen gebeurt wan-neer de grote bevrijder, de dood, de gekerkerde geest-ziel bevrijdt. Zeleert ons hoe we de mensen kunnen begrijpen, en stelt ons in staatachter de sluier van uiterlijk heden te treden en de gebieden van dewerkelijkheid binnen te gaan. Zij onderricht ons over de aard vanbeschavingen, en hoe deze ontstaan, en waarop zij berusten, en overde werking van de energieën die uit menselijke hoofden en hartenvoortkomen en een beschaving vormen.

    Theosofie is geen uitvinding; zij werd niet samengesteld door eenvoortreffelijke intellectuele en spirituele denker. Evenmin is zij slechtseen verzameling leerstellingen die stuk voor stuk aan de verschillen-de religies en filosofieën van de wereld zijn ontleend. Deze laatsteabsurditeit is door sommige critici als theorie naar voren gebracht,waar schijnlijk omdat zij in theosofie leringen zagen die leken op en inenkele gevallen identiek waren met andere leerstellingen in de ver-schillende oude religies en filosofieën. Zij zagen de alternatieve ver -klaring niet: dat deze religies en filosofieën oorspronkelijk werdenontleend aan de esoterische traditie van de oudheid.

    De lezer zal misschien vragen: ‘Wat is deze theosofie die beweertde bron van de filosofieën en religies van de wereld te zijn? Het komtons voor dat deze aanspraken veel meer omvatten dan de meestambitieuze aanspraken die ooit door een religieuze fanaticus of filo-soof zijn gemaakt.’

  • 16 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    Haar aanspraken, voor zover deze betrekking hebben op het wer-kelijk onbegrensde terrein van denken dat door de theosofie wordtbestreken, gaan inderdaad verder dan welke aanspraak dan ook dieooit door iemand is gemaakt; maar het zijn geen ongegronde aan-spraken. Wij beweren, dat deze majestueuze wijsheidsreligie zo oudis als de denkende mens, veel ouder dan de zogenaamd onverganke-lijke bergen; want er hebben rassen van denkende mensen bestaan zólang geleden dat intussen continenten door het water van de oceanenzijn verzwolgen en nieuwe landstreken zijn verrezen om de plaats inte nemen van die ver dwenen continenten. Deze geologische omwen-telingen vonden plaats lang nadat homo sapiens voor het eerst op dezeaardbol verscheen.

    Ja, deze wijsheidsreligie werd aan de eerste denkende mensen opdeze aarde overgebracht door hoogst intelligente spirituele entiteitenuit hogere sferen; en zij is door een ononderbroken reeks elkaaropvolgende beschermers daarvan doorgegeven tot in onze tijd.Boven dien zijn gedeelten van dit oorspronkelijke en majestueuze stel-sel van tijd tot tijd door die beschermers aan verschillende rassen inverschillende delen van de wereld bekendgemaakt wanneer de mens-heid behoefte had aan een nieuwe uitbreiding en cyclische vernieu-wing van geeste lijke waarheden.

    Wie zijn deze beschermers? Het zijn zij die we de oudere broedersvan de mensheid noemen, en het zijn mensen in elke betekenis vandit woord en geen geëxcarneerde geesten. Het zijn, relatief gespro-ken, vervolmaakte mensen die met succes de evolutionaire baan heb-ben doorlopen en daarom nu, wat betreft spirituele en intellectuelegrootsheid, daar staan waar wij over vele eeuwen zullen staan.

    Zo kan men dus zeggen dat er één bron is waaruit de waarheid dewereld binnenstroomt; deze bron kan in drie takken worden verdeeld:

    1. De oorspronkelijke ‘openbaring’ die aan de eerste mensheid isovergebracht door wezens uit hogere sferen, met glorieuze spiritu-ele en intellectuele vermogens en krachten, die de toen jeugdigemensheid inspireerden en onderwezen, en die zich tenslotte inhun eigen sferen terugtrokken, waarbij ze de edelste en beste vanhun leerlingen, gekozen uit geselecteerde personen van de jeug -dige mensheid, achterlieten.

    2. De oudere broeders, leraren, meesters, die de bijzondere en spe-ciale beschermers en overbrengers van deze oorspronkelijke wijs-heid aan de mensen zijn, wanneer de tijd het toelaat om een

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 17

    nieuwe impuls van spiritueel en intellectueel onderricht aan dewereld te geven.

    3. De esoterische of verborgen betekenissen van de fundamenteleleerstellingen van de grote wereldreligies, die elk afzonderlijk ver-schillende aspecten van de waarheid over het heelal en de mensbevatten; maar de innerlijke betekenissen daarvan zijn praktischonbereikbaar tenzij de onderzoeker de theosofische sleutel bezitwaardoor hij deze esoterische leerstellingen juist kan interpreteren.

    Esoterie onthult de waarheid; exoterie, de populaire formuleringvan religieuze en filosofische leringen verhult de waarheid; de zelfver-zekerdheid van de onwetendheid, hetzij geleerde onwetendheid danwel pure dwaasheid, bespot altijd de waarheid. Alle pioniers van hetdenken hebben dit in elke eeuw ervaren; menig mensenhart is bezwe-ken onder de wrede smaad van de onwetende; maar de groteren vande mensheid, de zieners, hebben gestaag hun opmars door de tijdvoortgezet en hebben de fakkel van de waarheid van het ene ras ophet andere over gebracht. Zo heeft ze onze tijd bereikt.

    De esoterische traditie zou – door haar grote omvang, geheel afge-zien van andere redenen – niet volledig onthuld kunnen worden; endaarom wordt een bepaald gedeelte van deze leer achtergehouden,waarbij noodzakelijk de zeer oude gewoonte of traditie van terug -houdendheid wordt gevolgd. Een gewetensvol scheikundige zou geengevaarlijke geheimen over explosieven aan Jan en alleman willenbekendmaken. De situatie is al ernstig genoeg nu enkele van de laat-ste ontdekkingen van de wetenschap in oorlogen en op andere wijzeworden gebruikt voor de vernietiging van leven en bezit. Deze diep-zinniger en moeilijker leringen worden dus door de beschermerservan toevertrouwd aan hen die door hun leven en onpersoonlijkwerk voor hun medemensen hebben bewezen het bezit van dat hei-lig vertrouwen waardig te zijn. Kennis is op zichzelf niet verkeerd; hetis door misbruik van kennis dat op grote schaal onheil in de wereldwordt gesticht. Alle kennis is op zichzelf heilig, maar zij kan tot eenwaar instrument van helse demonen worden gemaakt wanneer zijvoor zelfzuchtige doeleinden wordt gebruikt.

    Door hen die waardig zijn zulke heilige kennis te ontvangen, zouzij niet worden misbruikt. Er zou geen geld mee worden verdiend,evenmin zou ze als middel worden gebruikt om voor zelfzuchtigedoeleinden een slechte of boosaardige invloed uit te oefenen op degeest van hun medemensen. Zo’n misbruik van kennis heeft zich

  • 18 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    maar al te vaak voorgedaan, ondanks alle voorzorgsmaatregelenwaarmee de beschermers van deze wijsheid haar hebben omringd.De geschiedenis maakt melding van veel gevallen waarin zelfs een-voudige religieuze leringen zijn misbruikt, zoals tijdens de betreu-renswaardige perioden van geloofsvervolging, toen macht en invloedheersten over de geest van hen die deze niet bezaten, en die alduserbarmelijk hebben geleden omdat zij meenden dat anderen een gro-tere mate van religieuze wijsheid bezaten dan zijzelf.

    Naarmate de eeuwen verstreken, week iedere religie of filosofie afvan haar oorspronkelijke staat van zuiverheid en onderging een de -generatie, zodat elk ervan in latere tijden opnieuw een interpretatiebehoefde van mensen die minder groot waren dan de oorspronke -lijke stichters. Het resultaat is wat we nu om ons heen zien – religieswaaruit het leven en de innerlijke betekenis min of meer zijn gewe-ken; filosofieën die niet langer met gebiedende kracht een beroepdoen op het intellect en het hart van de mensen zoals dit eens hetgeval was.

    Als we de verslagen die zijn vastgelegd in de geschriften van dezeverschillende religies en filosofieën grondig onderzoeken, zullen weachter de woorden waarin ze zijn gekleed en die eens ten volle hunverlichtende betekenis weergaven, overal dezelfde fundamentelewaar heden aantreffen. Bij alle mensenrassen zullen we dezelfde bood-schap vinden. De bewoordingen verschilden weliswaar, overeenkom-stig het tijdperk en het karakteristieke intellect van de mensen die deoorspronkelijke waar heden verkondigden; maar men zal zien dat zealle spreken over een Geheime Leer, toespelingen maken op een eso-terisch stelsel dat een prachtig en heilig geheel van leringen bevat datwerd overgebracht door de respectieve stichters ervan; en dat dezewijsheid als het heiligste en kostbaarste bezit van generatie op gene-ratie werd overgeleverd.

    Zo blijkt bijvoorbeeld dat in het oude Griekenland en in de lan-den onder de heerschappij van Rome de edelste mensen eeuwenlangin ondubbelzinnige taal openlijk hebben verklaard dat zo’n esoterischstelsel inderdaad bestaat. Dat esoterische stelsel werd ‘de mysteriën’genoemd – met de grootste zorg beschermd, en beperkt tot die man-nen (in Griekenland en in het Romeinse keizerrijk hadden de vrou-wen hun eigen esoterische mysteriën) die hadden bewezen hetvertrouwen waardig te zijn.

    In India, het moederland van religies en filosofieën, treft men het-zelfde geheel van leringen aan – een prachtige leer, die geheim, eso -

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 19

    terisch, werd gehouden; daarom werd zij ‘een mysterie’, rahasya,genoemd, niet in de betekenis van iets dat eigenlijk niemand begreep,maar in de oude betekenis van het Griekse woord mysterion, iets datbewaard bleef voor de mystai, zij die waren ingewijd in de mysterie-scholen, om te bestuderen en na te volgen als de verhevenste ethischeleidraad in hun leven. Want sinds onheuglijke tijden verdeelt menalle religieuze en filosofische leringen in twee delen: een deel voor demenigte en een deel voor de dvija’s, de ‘tweemaal geborenen’, deingewijden.

    Voorbeelden van literaire werken waarin zulke leringen werdenbelichaamd zijn de Upanishads van de hindoes; upanishad is eensamengesteld Sanskrietwoord dat betekent ‘volgens het neerzitten’.Het geeft het beeld van leerlingen die naar oosterse trant aan de voe-ten van de leraar zaten, die hen in strikt besloten kring onderricht gaf,en daarvan werden de vormen en wijzen van uitdrukking later ingeschriften samengevat en verspreid om in stilte te worden gelezen.

    Iedere grote leraar heeft een innerlijke school gesticht en gaf aanzijn discipelen, in een meer openlijke vorm dan aan de buitenwereld,onderricht in de oplossing van de raadsels van het heelal en van hetmenselijk bestaan. Zo staat in het Nieuwe Testament:

    U is het gegeven de mysteriën van het koninkrijk Gods te ken-nen: maar aan de anderen in parabelen, opdat zij ziende niet zienen horende niet begrijpen. – Lucas, 8:10

    Hoe wreed klinkt het laatste deel van dit citaat. Maar als men debetekenis begrijpt, ziet men direct in dat met deze woorden niet ietswreeds of een zelfzuchtige beperking wordt bedoeld, maar er is alleengesluierde taal die een diepzinnige waarheid uitdrukt. De bedoelingwas dat in daarvoor geschikte tijdsperioden bepaalde leringen aan demysteriën moesten worden ontleend en aan het volk gegeven om hette helpen en te inspireren, maar alleen in gesluierde taal; want eenongesluierde uiteenzetting zou gelijkstaan met het verraden van demysterieleer aan hen die niet waren opgeleid om haar te begrijpen,en zou aldus stap voor stap tot gedachten, daden en praktijken heb-ben geleid die niet alleen voor henzelf schadelijk waren maar ookvoor hen met wie ze dagelijks omgingen.

    Aan de discipelen van Jezus werden de ‘mysteriën van het konink-rijk Gods’ gegeven, maar aan de anderen werd dezelfde waarheid inparabelen gegeven; en zo kwam het dat hoewel zij zagen, zij niet metde inner lijke visie zagen en begrepen, en hoewel zij de woorden hoor-

  • 20 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    den en daaraan enige steun hadden, schonk hun betrekkelijke gebrekaan oefening in de mystieke taal hun geen esoterisch inzicht in deGeheime Leer achter de woorden. Maar ‘Aan u, ‘kleinen’, ‘mijn kin-deren’, zei Jezus in essentie, ‘verkondig ik duidelijk de mysteriën vanhet koninkrijk der hemelen’.

    Deze symbolische taal wordt ook in de Griekse mysteriëngebruikt; woorden als ‘kleinen’ of ‘kinderen’ waren technische ter-men en hadden betrekking op hen die ‘opnieuw geboren’ waren, enhun eerste schreden hadden gezet op het pad van de geheime lerin-gen. Dit woord ‘mys teriën’, zoals het in Lucas staat, is rechtstreeksovergenomen uit de Griekse esoterische riten, terwijl de uitdrukking‘het koninkrijk der hemelen’ een zegswijze is die tot het esoterischestelsel van het Nabije Oosten behoort. Al die woorden en zegswijzenwaren religieuze en filosofische gemeenplaatsen voor de mensen totwie Jezus toen sprak. Dit alles bewijst dat het christendom zo’n inner-lijke of esoterische leer bezat, maar deze niet meer heeft, althans nietals een erkend onderdeel van christelijke studie.

    Hoewel dit niet algemeen wordt erkend, is het een feit dat devroege leerstellingen die het christelijke stelsel tijdens de eerste eeu-wen van zijn bestaan verkondigde, niet ver afstonden van de neo -platonische en neopythagorische leringen die bij de Grieken enRomeinen in die periode zo algemeen in omloop waren. Maar naar-mate de jaren verstreken, werd de werkelijke betekenis van deze neo-pythagorische en neoplatonische leerstellingen in hoge mateoverschaduwd door het christelijke stelsel, waarin letterknechterij enblind geloof in een steeds hoger tempo de plaats innamen van hetoorspronkelijke religieuze idealisme. Louter metaforen en letterlijkeinterpretaties verdrongen uiteindelijk het intuïtieve gevoel, en in veelgevallen ook de bekendheid van die eerste christenen met het feit dater zich inderdaad een geheime waarheid achter de geschriftenbevond die als canoniek – of sterker nog, apocrief – in de christelijkekerk in omloop waren.

    Er leefde in die eerste eeuwen een aantal opmerkelijke mensen dietrachtten deze toenemende verstarring te stuiten en een spirituele ver-zoening tot stand te brengen tussen de hoogste leringen van de vol-keren rond de Middellandse Zee en het nieuwe religieuze stelsel datin latere tijden het christendom werd genoemd. Tot die mensenbehoorde bijvoorbeeld Clemens van Alexandrië die in de tweedeeeuw van de christelijke jaartelling leefde. Een ander was de ver-

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 21

    maarde Origenes, eveneens van de Alexandrijnse school, die in detweede en derde eeuw van die jaartelling leefde. Een derde was deneoplatonische christelijke bisschop Synesius die in de vierde en vijf-de eeuw leefde. De manier waarop Synesius zijn diepe neoplatoni-sche over tuigingen in overeenstemming wist te brengen met hetnieuwe christelijke stelsel en de plichten van zijn episcopaal ambt,biedt aan degene die de geschiedenis bestudeert een interessant voor-beeld van mentale en psychische gymnastiek; maar het lukte hem enhij wist toch door allen gerespecteerd te blijven, want hij schijnt inzijn hart een goed en oprecht mens te zijn geweest. Synesius is tot aanzijn dood een neoplatonist gebleven. Hij koesterde een standvastigewarme vriendschap voor Hypatia; aan haar ongelukkig en tragischeinde is door Charles Kingsley grote bekendheid gegeven. Hypatiawas in feite Synesius’ eerste leraar in de filosofie.

    De Alexandrijnse geleerde en kerkvader, Origenes, onderwees talvan dingen die in bepaalde opzichten zo merkwaardig veel op detheosofische leringen lijken dat men, als men de namen en uitdruk-kingswijzen zou veranderen, in zijn woorden waarschijnlijk heel veelvan de esoterische filosofie zou kunnen terugvinden.

    Wat is er dan met de nieuwe christelijke religie in de loop van detijd gebeurd, waardoor het mystieke esoterische denken ontaardde –een denken dat bij de allereerste christelijke schrijvers, zoals bijvoor-beeld bij Justinus de Martelaar en anderen, zo’n overheersende rolhad gespeeld? Dit kwam door het verlies van de sleutel tot de esote-rische betekenis van de christelijke geschriften; dit geheime of mys-tieke gedeelte was immers het beste en heiligste deel daarvan.Origenes heeft er zijn leven lang voor gestreden om voor tenminsteenkele van deze esoterische sleutels een plaats in de leerstellingen vanzijn kerk en in de interpre tatie hiervan te behouden, zodat zij als eenlevende spirituele kracht invloed zouden hebben op het hart en degeest van de christenen. Zolang hij leefde en persoonlijk leiding kongeven aan de beweging waarvan hij het briljante hoofd was, waren ersteeds in de christelijke kerk enkelen die deze innerlijke leringen mettoewijding aanhingen, want zij voelden dat deze innerlijke betekeniseen antwoord was op de innerlijke roep van hun ziel om een grotereont hulling van de waarheid dan gewoonlijk in de uiterlijke of letter-lijke woorden tot uitdrukking kwam.

    In het jaar 538 of rond die tijd, ongeveer tweehonderd jaar na dedood van Origenes, werd in Constantinopel de zogeheten NationaleSynode gehouden, die onder de patriarch Mennas werd bijeen geroe -

  • 22 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    pen, gehoorzamend aan een keizerlijk edict afgekondigd door keizerJustinianus. Daarin waren als officiële mededeling de klachten opge-somd die het keizerlijke hof hadden bereikt en waarbij werd aange-voerd dat bepaalde leerstellingen die aan de Alexandrijnse Origeneswerden toegeschreven ‘ketters’ waren, en dat, als het toen door hembijeen geroepen concilie zou bevinden dat dit inderdaad het gevalwas, genoemde Synode over deze leerstellingen het kerkelijk ana -thema zou moeten uitspreken: ze in de ban doen en verbieden.

    De leerstellingen waarover klachten waren ingediend, werden opdeze Nationale Synode aan verhitte discussies onderworpen; en nalangdurig en verbitterd redetwisten was het resultaat van dezeberaadslagingen dat de tot in bijzonderheden beschreven leringenvan Origenes, waartegen men zo sterk gekant was, definitief en for-meel werden veroordeeld en anathema verklaard.

    In de tijd dat deze controverse speelde, deed een nieuwe reeks spi-rituele leringen die veel leken op de Origenistische leerstellingen zijnintrede in de toenemende verstarring van het christelijke dogma.Deze nieuwe leerstellingen lagen besloten in de geschriften vande persoon die geleerden tegenwoordig pseudo-Dionysius deAreopagiet noemen. Deze Dionysische leringen slaagden erin vastevoet te krijgen en werden dan ook dermate gerespecteerd en bij theo-logen zo populair, dat ze na verloop van tijd overal als tenminste half-canoniek en orthodox werden aanvaard, en de belangrijkste bronwerden waaraan de grootsten van de latere christelijke theologen hetmateriaal ontleenden voor hun religieuze denken en exegese.

    Er zijn veel geleerden die zeggen dat Origenes ook werd veroor-deeld en in de ban gedaan op het vijfde oecumenische of algemeneconcilie van de christelijke kerk dat, eveneens gehoorzamend aaneen edict van keizer Justinianus, werd bijeengeroepen en in 553plaatsvond. Dit tweede banvonnis en deze veroordeling op dit vijfdealgemene concilie van de christelijke kerk hebben waarschijnlijk wer-kelijk plaatsgehad. Het staat vast dat Origenes’ naam in verband metzijn beweerde ketterse leringen ook vermeld staat in de verslagen vande verhandelingen van dat vijfde algemene concilie; maar hij werd tij-dens de Nationale Synode in of omstreeks 538 voor het eerst formeelveroordeeld.

    Enkele van de vijftien punten waarop de leringen van Origenesanathema werden verklaard kunnen als volgt worden samengevat:

    11. Het voorbestaan van de ziel vóór haar huidige aardse bestaan en

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 23

    haar uiteindelijke terugkeer in haar oorspronkelijke geestelijkeaard en staat.

    12. De afstamming van alle met rede begaafde entiteiten uit hogegeestelijke wezens, die aanvankelijk onlichamelijk en onstoffelijkwaren, maar die nu in afdalende graden van substantialiteit in hetheelal bestaan, en die gedifferentieerd worden in verschillendeorden genaamd tronen, vorsten en machten, en in andere gradenof orden die andere namen hebben.

    13. Dat de zon, de maan, de sterren en de andere hemellichamen dezichtbare omhulsels zijn van geesten die nu hun vroegere ver -heven gesteldheid en staat min of meer hebben verloren.

    14. Dat de mens nu als vergelding of straf een stoffelijk of fysieklichaam heeft als gevolg van verkeerd handelen na het verzinkenvan de ziel in de stof.

    15. Dat deze geestelijke wezens zoals ze voorheen in de stof afdaal-den, uiteindelijk kunnen en zullen herrijzen tot hun vroegere spi-rituele staat.

    10. Het lichaam van Christus was bij de verrijzenis bolvormig of sfe-risch; en dat zullen ook onze lichamen tenslotte zijn.

    11. Het toekomstige oordeel is het verdwijnen van het fysiekelichaam; en er zal geen stoffelijke opstanding zijn.

    12. Alle lagere orden van entiteiten in de onmetelijke hiërarchie vanhet zijn, zijn (of die wezens nu van de hemel dan wel van de aardezijn) even hecht verenigd met de goddelijke logos als het godde -lijke denkvermogen; en het koninkrijk van Christus zal een eindenemen wanneer alle dingen opnieuw zijn opgelost in de godheid.

    13. Dat de ziel van Christus, evenals de zielen van alle mensen, eenvoorbestaan had; en dat Christus wat betreft zijn vermogen enzijn wezen van dezelfde soort is als alle andere mensen.

    14. Alle intelligente wezens, waar deze ook zijn, zullen uiteindelijkopgaan in de goddelijke eenheid, en het materiële bestaan zal danverdwijnen.

    15. Dat het toekomstige leven van alle geestelijke wezens zal lijken ophun oorspronkelijke bestaan; en daarom zal het einde van alle din-gen lijken op de oorspronkelijke staat of toestand van alle dingen.

    Al deze leerstellingen van Origenes vinden een bevredigendeverklaring in de theosofische leringen, waarin ze verder wordenuitgewerkt.

  • 24 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    In de religie die naar men gewoonlijk – hoewel ten onrechte – aan-neemt de voornaamste bron van het christendom is, namelijk in deleringen van de joden, zijn duidelijke sporen te vinden van dezelfdeesoterische leer die overal elders bestaat. Toch ligt die leer in hetjodendom in hoofdzaak besloten in wat de joodse ingewijden ‘de tra-ditie’ of ‘de geheime leer’ noemden; het Hebreeuwse woord voor tra-ditie is kabbala – van de Hebreeuwse werkwoordswortel qåbal,‘ontvangen’, ‘overleveren’ – in de betekenis van iets dat door tradi-tionele overdracht van de ene generatie aan de andere wordt door-gegeven.

    Een kort fragment uit het voornaamste boek van de kabbala kanrelevant zijn. Dit boek wordt de Zôhar genoemd, een Hebreeuwswoord dat ‘pracht’ betekent:

    Wee de mensenzoon die zegt dat de Tôråh (die de eerste vijfBoeken van de Hebreeuwse bijbel omvat) alledaagse gezegden engewone verhalen bevat. Als dit zo was, zouden we zelfs nu uit dewereldse literatuur een stelsel van leringen kunnen samenstellendat grotere eerbied zou wekken. Als de Wet alleen over gewonezaken zou gaan, dan staan er veel edeler gevoelens in de wereldseliteratuur; en als we daaruit een keuze deden en die bijeenbrach-ten, zouden we een veel verhevener leerstelsel kunnen samenstel-len. Nee. Elk woord van de Wet heeft een verheven betekenis ensluit een werkelijk hemels mysterie in zich. . . . Zoals de geeste lijkeengelen zich in aardse gewaden moesten kleden toen ze naar deaarde afdaalden, en zoals zij niet op aarde hadden kunnen blijven,noch daar zouden zijn begrepen zonder zich in die gewaden tehullen: zo is het ook met de Wet. Toen de Wet tot ons kwam,moest ze op een aardse manier worden ingekleed om door ons teworden begrepen; en dat kleed bestaat uit alleen verhalen. . . .Daarom kijken zij die het begrijpen niet naar die gewaden (enkelde verhalen) maar naar het lichaam daaronder (dat wil zeggen,naar de innerlijke betekenis), terwijl de wijzen, de dienaren van dehemelse Ene . . . alleen naar de ziel zien. – hfst. iii, § 152b

    Zonder twijfel, en dit ondanks plausibele argumenten die het tegen-deel beweren, bestond de joodse kabbala als traditioneel leerstelsel langvóór de nu bestaande manuscripten ervan en hun literaire voorloperswerden geschreven, want deze zijn van betrekkelijk recente makelij endateren vermoedelijk uit de Europese Middeleeuwen. Eén bewijs voordeze bewering ligt in het feit dat in de eerste eeuwen van de christe lijkejaartelling verscheidene kerkvaders een taal blijken te gebruiken die

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 25

    alleen kan zijn ontleend aan de Hebreeuwse theosofie, de Hebreeuwsekabbala.

    Alle volkeren uit de oudheid, zoals de Grieken, Hindoes, Perzen,Egyptenaren en Babyloniërs gebruikten verschillende talen, en inveel gevallen verschillende taalsymbolen; maar in alle grote religiesen filosofieën zijn grondbeginselen te vinden die, wanneer ze wordenver geleken en onderworpen aan een uiterst nauwgezet onderzoek enzorgvuldige analyse, in hun essentie identiek blijken te zijn.

    Maar al die religies of filosofieën maakten in geen enkel gevalvolledig en in een openlijke vorm het hele stelsel van de leringenbekend die in het hart daarvan liggen besloten; de ene religie legtde nadruk op een of meer van die fundamentele beginselen; eenandere religie of filosofie zal weer andere van die beginselen bena-drukken, terwijl de overige beginselen daarin op de achtergrondblijven en betrekkelijk versluierd zijn. Dit verklaart waarom de ver-schillende wereldreligies qua type en kenmerken uiteenlopen envaak weinig gemeen schijnen te hebben en misschien zelfs metelkaar in tegenspraak lijken te zijn. Nog een oorzaak hiervan ligt inde uiteen lopende manier waarop ze oorspronkelijk aan de wereldwerden gegeven. Elke religie of filosofie die haar eigen plaats en tijd-perk heeft, vertegenwoordigt in haar latere vormen de verschillendedenkers die haar leerstellingen hebben ontwikkeld in deze of genevorm.

    Volslagen onwetendheid over deze mystieke achtergrond van deesoterische wijsheid heeft sommige mensen ertoe gebracht te bewe-ren dat theosofie niets anders is dan oude en versleten theorieën vanreligie of filosofie die vijfhonderd, duizend, of vijfduizend jaar gele-den populair waren. Zulke critici zeggen: ‘Het is dwaas om bij hetzoeken naar waarheid terug te vallen op de Ouden: alleen het nieu-we is voor onze tijd van waarde’. Of ze zeggen: ‘Laten we het oog opde toekomst richten, en laat het dode verleden zijn eigen verganebeenderen begraven!’ Het denken van die mensen is aan bandengelegd door de wetenschappelijke mythe dat de mens, relatiefgezien, nog maar pas uit een aap als voorouder is geëvolueerd, of uiteen halfdierlijke voorouder van zowel mensen als apen, die zijn rus-tig bestaan, vrij van iedere morele of intellectuele verantwoordelijk-heid, doorbracht met zich van tak tot tak te slingeren in een tropischoerwoud en intussen op vruchten en insecten kauwde. Daarom ligtonze hele toekomst in wat komen zal, en het verleden bevat niets

  • 26 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    van waarde, en het is daarom een enorme tijdverspilling om ditanders te bestuderen dan op de min of meer academische wijze vande archeoloog.

    Wat een koppig ingaan tegen alle feiten, niet alleen van degeschiedenis maar ook van de wetenschap, die met steeds groterenadruk, en terwijl nieuwe ontdekkingen zich opstapelen, wijzen ophet nu algemeen erkende feit dat de oorsprong van de mensheid verteruggaat tot in lang vervlogen tijden; en dat, wat we ook mogenweten dat hier tegen indruist, deze duistere kamers van een nu ver -geten verleden, als ze ooit opnieuw zouden worden ontsloten, onswerkelijk kunnen onthullen dat dit lang vervlogen verleden grootseen machtige beschavingen heeft gekend, die zich over de aarde uit -strekten op continenten die zich vroeger bevonden waar nu de woe-lige wateren van de tegenwoordige oceanen hun droefgeestige golvenlaten rollen.

    In de architectuur, in de techniek, in de kunst, in de filosofie, in dereligie en de wetenschap – in alle dingen die het fundament van eenbeschaving vormen, vinden we het denken van de oudheid terug, degrondslag van onze eigen beschaving en ons eigen denken, en de nogniet erkende inspiratie door overerving en overdracht van het bestedat we hebben. Waar hebben wij iets gebouwd dat naar omvang vanverfijnd technisch kunnen, dat naar grootsheid van ontwerp en alswonder van uitvoering is te vergelijken met de Grote Piramide vanEgypte? Als complex van kolossale afmetingen is ze zo overweldi-gend, zo zuiver georiënteerd naar astronomische punten, is het met-selwerk ervan zo nauwkeurig aangebracht, en is het ideale ontwerpop basis waarvan ze ontstond zo grandioos, dat ingenieurs en onder-zoekers van onze tijd er in verbazing voor blijven staan en open hartigtoegeven dat, ook al zouden de allerbeste hulpmiddelen en vakman-schap van de moderne bouwkunst bij een soortgelijk werk wordeningeschakeld, wij het niet kunnen verbeteren, en misschien zelfs nau-welijks kunnen evenaren?

    Wat te denken van het Nagkon Wat in Cambodja? En de giganti-sche en verbazingwekkende megalithische monumenten in Peru enCentraal-Amerika – en ook de merkwaardige archaïsche bouwwerkendie nog steeds in Yucatán, en elders in Mexico en in andere delen vande wereld bestaan? Wat te zeggen van de prachtige tempel vanBoroboedoer op Java – een betrekkelijk recent complex van kennelijkmassief metselwerk, dat zelfs na verloop van eeuwen in wonderbareschoonheid in stand is gebleven, ondanks de vernietigende en corro-

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 27

    derende invloed van aardbevingen en verwering, letterlijk overdektmet een schat aan beeldhouwwerk, hier en daar als kantwerk in steen,dat op zo verfijnde wijze is aangebracht dat het lijkt of het met eennaald is uitgebikt?

    Wat te zeggen van de schitterende tempel van Karnak in Thebe,Egypte – archeologisch gezien van zeer recente datum – waarvan nualleen de poorten, zuilen en pylonen in min of meer bouwvallige staatzijn overgebleven, maar waarvan het geheel de toeschouwer nogsteeds met ontzag en verbazing vervult? ‘Deze Ouden, ze bouwdenals reuzen, en als juweliers zorgden ze voor de afwerking!’

    We zijn trots op ons eigen glas, maar de Romeinen hadden glas,zo vernemen we van Romeinse schrijvers, dat men met een houtenhamer in iedere gewenste vorm kon modelleren. De Europese volke-ren rond de Middellandse Zee kenden in vroeger tijden eveneens eenmethode om koper te harden zodat het de hardheid en de scherptekreeg van ons beste staal.

    Wij verwarmen onze huizen door middel van heet water of hetelucht; maar in de tijd van Cicero deden de Romeinen dat ook al. Wijgebruiken de microscoop en de telescoop, en zijn er terecht trotsop dat we deze vakkundig hanteren; maar we weten ook dat bij -voorbeeld de Babyloniërs edelstenen met zulke verfijnde figurenbewerkten dat men ze met het blote oog helemaal niet duidelijkkan onderscheiden, en we moeten een microscoop of vergrootglasgebruiken om het lijnen patroon duidelijk te kunnen zien. Hoe dedenze dit als ze niet over mogelijkheden beschikten om te kunnen ver-groten? Konden hun ogen zoveel scherper zien dan de onze? Dieveronderstelling is absurd. Kunnen we hieruit iets anders conclu -deren dan dat zij wèl een hulpmiddel van glas of ander materiaalhadden om ermee te vergroten? Hoe komt het dat men van de astro-nomen uit de oudheid niet alleen beweert dat ze bekend waren metde andere planeten, die weliswaar in de meeste gevallen met hetblote oog konden worden waargenomen, maar ook, zoals bepaaldegeleerden ver klaren, de manen hiervan kenden, een feit waarvan wijmet onze verbeterde astronomische instrumenten nog maar enkeledecennia op de hoogte zijn? In oude boeken lezen we dat keizerNero een soort vergrootglas gebruikte – wat wij een toneelkijker zou-den noemen – om naar de voorstellingen in de Romeinse theaters tekijken; en volgens de legende gebruikte hij dit om de brand vanRome gade te slaan.

    Wat te denken van de stenografie? De redevoeringen door Cicero

  • 28 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    in het Romeinse Forum en elders gehouden, werden in steno opge-nomen door zijn vrijgemaakte slaaf en vriend Tiro, die later ook zijnbiograaf werd. Hoe lang maken wij gebruik van dit uiterst nuttigemiddel om de exacte bewoordingen van menselijke spraak vast te leg-gen? Ook wordt ons verteld dat op de Tempel van Janus in Romebliksemafleiders werden geplaatst door Numa, een van de eerste enwijste Romeinse koningen, die volgens de overlevering in de begin-tijd van Rome leefde, eeuwen vóór de stichting van de Republiek. Enwat te zeggen van Archimedes van Syracuse, een van de grootstenatuurkundigen en ontdekkers? Verder zijn er de vimåna’s of vlie-gende machines, die in heel oude Sanskrietgeschriften, zoals in hetMahåbhårata en het Råmåyaña, de twee grootste heldendichten vanIndia, worden genoemd.

    Wanneer we ons dus willen beroemen op onze bekwaamheid ophet gebied van wetenschap, ontdekkingen en uitvindingen, doen weer goed aan te bedenken dat bescheidenheid een deugd is.

    Wat te denken van de canon van verhoudingen in de kunst, zoalsdie door de oude Grieken werd gebruikt? Vergelijk hun verfijnde engeïn spireerde kunst met wat wij hebben, en wendt u dan tot onzemoderne artistieke grillen, zoals het kubisme, het futurisme en der -gelijke waardoor een mens gaat denken dat hij verdwaasd is en in hetastrale licht ziet wanneer hij probeert te begrijpen wat zijn oog treft.Wat is trouwens de fundamentele canon die de meerderheid vanonze kunstenaars en technici tegenwoordig volgt, niet alleen in dearchitectuur maar ook in de beeldhouwkunst? De Griekse canonzoals wij die begrijpen. Waar kwam het beste in de Europese religiein oorsprong vandaan; waar is het ontstaan? Bij de Griekse enLatijnse Ouden.

    En hoe staat het met het heliocentrische stelsel dat ons zegt dat dezon in het middelpunt van haar domein staat, dat de planeten rondde zon wentelen, ieder in zijn eigen baan, en dat de aarde een bol isdie als een planetair lichaam in de ruimte zweeft? Europese denkersen ontdekkers hebben lange tijd nodig gehad, blootgesteld aan hevi -ge vervolging en ten koste van de levens van een niet gering aantalgrote denkers, om hun minder intuïtieve en minder nadenkendemedemensen tot erkenning van dit natuurfeit te brengen; maarde grootsten onder de oude Grieken onderwezen het allemaal –Pythagoras, Philolaus, Ekphantos, Hiketas, Heraklides, Aristarchosen vele anderen. Weer anderen zouden het openlijk hebben onder-wezen als het heliocentrische stelsel niet een leer was die beperkt was

  • THEOSOFIE: DE MOEDER VAN RELIGIES 29

    tot de mysteriën, en slechts enkelen durfden meer te doen dan eropte zinspelen.

    De mysterieleer, verborgen achter de uiterlijke vormen van dearchaïsche denkstelsels, werd beschouwd als het heiligste dat de mensaan zijn nakomelingen zou kunnen doorgeven, want men had ont-dekt dat deze mysterieleer, wanneer zij onder de juiste omstandig -heden werd onthuld aan hen die waardig waren haar te bezitten,wonderbare veranderingen in hun leven teweegbracht. Waarom? Hetantwoord kan men in alle oude religies en filosofieën vinden indezelfde meta foor: het beeld van een nieuwe geboorte in de waar-heid, want heus, het was een spirituele en intellectuele ontwaking vande vermogens van de menselijke geest, en kon daarom inderdaad eenweder-geboorte van de ziel in geestelijk zelfbewustzijn wordengenoemd. Wanneer dit gebeurde, noemde men zulke mensen inge-wijden – in India, dvija’s, een Sanskrietwoord dat ‘tweemaal geboren’betekent. In Egypte noemde men die ‘wedergeborenen’ ‘zonen vande zon’. In andere landen kregen ze weer andere namen.

    In haar tijdschrift Lucifer schreef H.P. Blavatsky het volgende over‘Het esoterische karakter van de evangeliën’:

    De gnosis [of wijsheid] die door het christelijke stelsel werdverdrongen was universeel. Ze was de echo van de oorspronke -lijke wijsheidsreligie die eens het erfdeel van de hele mensheidwas; en daarom kan men inderdaad zeggen dat de geest vanChristus (de goddelijke logos), zuiver metafysisch beschouwd, in demensheid aanwezig was vanaf haar begin. De schrijver van deClementijnse Homilieën heeft gelijk; het mysterie van Christos –waarvan nu wordt verondersteld dat het door Jezus van Nazarethis onderwezen – ‘was identiek’ met wat vanaf het begin was meege-deeld ‘aan hen die waardig waren’, . . . Uit het evangelie naar Lucaskunnen we vernemen dat de ‘waardigen’ diegenen waren die in demysteriën van de gnosis waren ingewijd en die ‘waardig bevon-den’ werden om in dit leven tot die ‘verrijzenis uit de doden’ [inwij-ding] te komen . . . ‘zij die wisten dat ze niet meer konden sterven,omdat ze als zonen van God en zonen van de verrijzenis gelijkwaren aan de engelen’. Met andere woorden, zij waren de groteadepten van elke religie; en deze woorden zijn van toepassing op aldegenen die, zonder ingewijden te zijn, ernaar streven en erin sla-gen met persoonlijke inspanning het leven te leiden en de daaruit opnatuurlijke wijze voortvloeiende verlichting te bereiken bij hetéén-worden van hun persoonlijkheid – de (‘Zoon’) – met (de‘Vader’) hun individuele goddelijke Geest, de God binnenin hen.

  • Deze ‘verrijzenis’ kan nooit door de christenen worden gemono-poliseerd, maar is het goddelijke geboorterecht van ieder mens diemet ziel en geest is begiftigd, wat zijn religie ook is. Zo iemand iseen Christus-mens.

    – H.P. Blavatsky Collected Writings, 8:182-3

    30 DE ESOTERISCHE TRADITIE

  • Allegorie en mystieke symboliek

    Het bestaan van een stelsel van esoterische lering dat geheim wordtgehouden om te worden bestudeerd en toegepast door hen die heb-ben bewezen daar recht op te hebben, is niets nieuws in de geschie-denis van religie en filosofie. Deze werkwijze is noodzakelijk, wanthet is onmogelijk aan iemand die niet op de hoogte is van de begin-selen van een studie de diepere aspecten daarvan te onderwijzenvoordat hij zich met althans een beetje morele en intellectuele oefe-ning geschikt heeft gemaakt om deze te begrijpen.

    Wie heeft niet gehoord van religieuze fanatici en het onheil dat zijhun medemensen hebben gebracht? Ze vormen een typisch voor-beeld van wat niet goed overdachte en verkeerd begrepen religieuzeen filosofische ideeën kunnen aanrichten in het zwakke of onvoorbe-reide denken van de mens. Als iemand een edele leer niet op de juis-te manier begrijpt, kan de schoonheid en diepzinnigheid ervan zijnoordeel dermate boeien en verdraaien, dat hij zijn normale mentalehouvast aan gewone ethische beginselen verliest. De stroom van emo-ties van zo’n onvoorbereide persoon, die welwillend en automatischde drang volgt die deze leringen bij hem opwekken, zou hem op eenmoment van mentale of morele zwakheid gemakkelijk ertoe kunnenbrengen een ander psychisch onrecht aan te doen, en wordt daardoorde oorzaak dat zo iemand in intellectueel en ethisch opzicht schadewordt toegebracht, zoals de geschiedenis van het religieus fanatismeduidelijk aantoont.

    Enkele van de religieuze en filosofische leringen die in onze tijdopenbaar zijn gemaakt waren in vroeger tijden esoterisch en werdentoen onder een sluier van allegorieën en mystieke symbolen onder -wezen. Het is in onze pragmatische eeuw niet gemakkelijk te be -grijpen waarom zo’n terughoudendheid geboden is, omdat mentegenwoordig vaak zegt dat de waarheid alleen maar goed kan doen,en dat de feiten van de natuur het gemeenschappelijke eigendomvan de mensheid zijn, en dat er in kennisoverdracht dus onmogelijkgevaar kan schuilen. Toch bestaat er geen grotere misvatting. Wie

    2

  • 32 DE ESOTERISCHE TRADITIE

    weet niet dat kennis dikwijls afschuwelijk kan worden en ook wordtmisbruikt door zelfzuchtige personen? Wetenschappers beginnen nuin te zien dat het aan iedereen meedelen van al