Combinatie Van Functies in Het Kustfundament

Embed Size (px)

DESCRIPTION

Zowel de Europese Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn schrijven voor dat lidstaten natuurgebiedenaanwijzen die samen het Europees ecologische netwerk Natura 2000 vormen. Deze internationalerichtlijnen zijn nationaal in de Natuurbeschermingswet (Nbwet) vertaald voor de Nederlandse situatie. De Nbwet regelt daarmee de bescherming van waardevolle natuurgebieden en leefgebieden van soorten inNederland, waaronder de aangewezen Natura 2000-gebieden. Een groot oppervlak van het Nederlandse kustfundament bestaat uit verschillende Natura 2000-gebieden. Voor elk van deze gebieden zijn natuurdoelen geformuleerd om de natuurwaarden te behouden en zo nodig te herstellen

Citation preview

  • Natura 2000-gebieden op slot? Factoren ten aanzien van plan- of projectrealisatie onderzocht

    Rijkswaterstaat WVL november 2013 Definitief

  • HaskoningDHV Nederland B.V. Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. drukwerk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van HaskoningDHV Nederland B.V., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Het kwaliteitssysteem van HaskoningDHV Nederland B.V. is gecertificeerd volgens ISO 9001.

    Natura 2000-gebieden op slot? Factoren ten aanzien van plan- of projectrealisatie onderzocht

    dossier : BC4187-101-100 registratienummer : BL-RD20130287 versie : 2.1 classificatie : Klant vertrouwelijk

    Rijkswaterstaat WVL november 2013 Definitief

  • INHOUD BLAD

    SAMENVATTING 4

    1 INLEIDING 6

    2 DOEL EN WETTELIJK KADER NATUURBESCHERMINGSWET 9 2.1 Aanleiding en doel Natura 2000 en Natuurbeschermingswet 9 2.2 Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 9 2.3 Besluiten en doelstellingen van Natura 2000-gebieden 10 2.4 Juridische flexibiliteit voor andere belangen in Natura 2000-gebieden 12

    3 FACTSHEETS VAN DE CASUSSEN 17 3.1 Baggeren jachthaven Schiermonnikoog 18 3.2 Klimaatbuffer Ameland 20 3.3 Verbreding fietspad Duinen Vlieland inclusief natuurherstel grijze duinen 23 3.4 Dijkversterking Prins Hendrikdijk te Texel 25 3.5 Siervuurwerk afsteken op de Visserijdagen in Harlingen 28 3.6 Herinrichting strandplateau aan de Zeeweg te Castricum 30 3.7 Pilot Zandmotor 32 3.8 Renovatie landgoed Ockenburgh 35 3.9 Strandpaviljoen Noorderpier 37 3.10 Ensisvisserij Voordelta 39 3.11 Windmolenpark bouwdokken Neeltje Jans 41 3.12 Natuurontwikkeling Perkpolder Westerschelde 44 3.13 Zandwinning drempels Westerschelde 46

    4 RESULTATEN VRAGENLIJST KUSTGEMEENTEN 48 4.1 Inleiding 48 4.2 Mate waarin Natura 2000-gebieden een belemmering vormen 48 4.3 Mate waarin Natura 2000-gebieden ontwikkelingen verhinderen 50 4.4 Maatregelen waardoor initiatieven voldoen aan Nbwetgeving 50 4.5 Voorstellen van gemeenten 51

    5 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 53 5.1 Zitten Natura 2000-gebieden in het kustfundament op slot? 53 5.2 Welke factoren benvloeden de plan- of projectrealisatie? 54 5.3 Wat zijn positieve factoren ten aanzien van de plan- of projectrealisatie? 55 5.4 Aanbevelingen 57

    6 GERAADPLEEGDE BRONNEN 59

    7 COLOFON 63 BIJLAGEN 1 Natura 2000-gebieden in het kustfundament 2 Stappen en sporen in de Nbwetvergunningverlening

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 4 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    SAMENVATTING

    Zowel de Europese Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn schrijven voor dat lidstaten natuurgebieden aanwijzen die samen het Europees ecologische netwerk Natura 2000 vormen. Deze internationale richtlijnen zijn nationaal in de Natuurbeschermingswet (Nbwet) vertaald voor de Nederlandse situatie. De Nbwet regelt daarmee de bescherming van waardevolle natuurgebieden en leefgebieden van soorten in Nederland, waaronder de aangewezen Natura 2000-gebieden. Een groot oppervlak van het Nederlandse kustfundament bestaat uit verschillende Natura 2000-gebieden. Voor elk van deze gebieden zijn natuurdoelen geformuleerd om de natuurwaarden te behouden en zo nodig te herstellen. Uit verschillende bijeenkomsten (onder ander leertafelbijeenkomsten) en gesprekken met regionale actoren blijkt dat men hinder ervaart van de Nbwet en dat er in en om Natura 2000-gebieden moeizaam andere (sociaaleconomische) belangen gecombineerd kunnen worden met natuurbelangen. De vraag speelt in hoeverre de gestelde Natura 2000-doelstellingen het betreffende gebied op slot zetten voor het realiseren van activiteiten, plannen of projecten. De uitvoering van de Nbwet heeft als gevolg dat in de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kustfundament naast waterveiligheid, de natuur het primaat heeft. Functieverlies van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden, zowel kwantitatief als kwalitatief, wordt niet geaccepteerd, tenzij er zogenaamde dwingende redenen zijn van groot openbaar belang (bijvoorbeeld kustveiligheid). Al met al betekent dit dat de Nbwet per definitie een belemmering opwerpt voor de uitbreiding van bestaande functies of het realiseren van nieuwe functies in een aangewezen Natura 2000-gebied. De uitbreiding of het toevoegen van functies zal niet kunnen, tenzij de natuurdoelstellingen er geen schade van ondervinden. Vanuit dit perspectief moet worden beoordeeld of er belemmeringen zijn vanuit Natura 2000. Dat antwoord is dus zonder meer ja. Het is immers de functie van de Nbwet, omdat alleen dan verdere achteruitgang van de natuur in de aangewezen Nederlandse Natura 2000-gebieden kan worden voorkomen. Er zijn echter ook plannen of projecten die, na een beoordeling en een eventuele aanpassing van het ontwerp, wel door kunnen gaan. Daar is sprake van een 'belemmering', maar deze maakt de uitvoering van het plan of project niet onmogelijk. In het kader van dit onderzoek is gevraagd aan initiatiefnemers die ontwikkelingen in of om een aangewezen Natura 2000-gebied willen realiseren, wel of niet sterk gehinderd worden door de uitvoering van de Nbwetgeving. Het voorliggende onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:

    1. Wordt er in Natura 2000-gebieden ruimte geboden aan andere functies dan natuur, of zitten deze gebieden op slot?

    2. Welke factoren benvloeden de realisatie van plannen of projecten in en om Natura 2000-gebieden?

    3. Op welke wijze kan in Natura 2000-gebieden ruimte worden geboden aan functies anders dan natuur? Met andere woorden: wat zijn positieve factoren ten aanzien van plan- of projectrealisatie in en om deze gebieden?

    Verschillende activiteiten, plannen of projecten uit zes Natura 2000-gebieden zijn in relatie tot de Nbwetgeving onderzocht. De informatie voor het beantwoorden van de vragen van dit onderzoek is verzameld door middel van documentenanalyse en interviews (telefonisch aan betrokkenen van de verschillende casussen, evenals schriftelijk via een vragenlijst aan de kustgemeenten),

  • Op de vraag of Natura 2000-gebieden op slot zitten kan geconcludeerd worden dat dit niet het geval is, maar dat er wel sprake is van een belemmering (bemoeilijking en/of verhindering van plan- of projectrealisatie) door de Nbwet voor het realiseren van activiteiten, plannen of projecten in en om Natura 2000-gebieden die druk uitoefenen op Natura 2000-doelen. Een deel van ontwikkelingen in en om Natura 2000-gebieden vindt wel doorgang, maar een deel ook niet. Sommige initiatieven stranden in een zeer vroeg stadium, omdat het duidelijk is dat ze nooit haalbaar zijn. Daar tegenover staat dat andere initiatieven wel realiseerbaar zijn. Het onderzoek omvat verschillende casussen die gerealiseerd konden worden door plan- of projectaanpassingen (meer of minder planelementen, ruimtelijke en temporele optimalisering van het plan, ecologische optimalisatie van het ontwerp, vergroten van het mitigatiepakket). Verder zouden ook innovatieve aanpassingen die de drukfactoren op Natura 2000-doelen doen afnemen het stranden van plannen kunnen voorkomen. Uit de antwoorden van de ondervraagde gemeenten komen vrijwel geen innovatieve oplossingen naar voren. Door twee gemeenten zijn voorbeelden hiervan aangedragen. De meeste ontwikkelingen in de door de gemeenten aangedragen concrete voorbeelden zijn traditioneel van aard en zijn niet nadrukkelijk gericht op het verlagen van de druk op Natura 2000. Ook in de zoektocht naar geschikte casussen zijn nauwelijks innovatieve plannen naar voren gekomen. Het lijkt erop dat initiatiefnemers zich moeilijk buiten de gevestigde denkkaders (kunnen?) bewegen om tot oplossingen te komen en dat dit een reden is dat plannen en projecten niet realiseerbaar zijn. Er is dus nog terrein te winnen door de zoektocht te vergroten naar innovatieve oplossingen die de druk van initiatieven op Natura 2000-doelen verlagen. In de zoektocht naar juridische ruimte voor andere belangen in en om Natura 2000-gebieden en de analyse van de verschillende casussen zijn factoren naar voren gekomen die een rol kunnen spelen ten aanzien van de plan- of projectrealisatie. In en om Natura 2000-gebieden stranden projecten niet altijd als gevolg van het kader van de Nbwet, maar spelen ook allerlei andere factoren een rol. Factoren, zoals samenwerking, draagvlak en planning, die op het eerste gezicht niet rechtstreeks samenhangen, blijken toch relevant te zijn voor het al dan niet verkrijgen van bijvoorbeeld een Nbwetvergunning. Het proces kan veel menskracht en geld kosten, dat zeker voor kleine initiatiefnemer een hindernis kan zijn. Op basis van de informatie uit het onderzoek zijn verschillende factoren benoemd die een positieve bijdrage aan de plan- of projectrealisatie kunnen betekenen of die de weg naar een Nbwetvergunning kunnen versoepelen. Het betreft factoren ten aanzien van:

    - de afstemming met wet- en regelgeving (bijvoorbeeld rekening houden met het aanwijzingsbesluit, de profielendocumenten en de beheerplanteksten);

    - de inhoudelijke beoordeling (bijvoorbeeld de voorspelbaarheid van de effecten, de afwezigheid van effecten ten aanzien van stikstofdepositie)

    - de doelstellingen van het plan of project (bijvoorbeeld natuurontwikkeling als primair doel of groot onderdeel van het plan/project maken, het plan/project heeft een hoge urgentie);

    - het proces (bijvoorbeeld vroegtijdige investering in draagvlakontwikkeling en respectvolle samenwerking, duidelijkheid over de rolverdeling en het hebben van een overeenstemming over verantwoordelijkheden);

    - de afstemming met het bevoegde gezag (bijvoorbeeld in vroeg stadium afstemming hebben over de relevante effecten en de gekozen strategie in de toetsing, de aanlevering van een deskundige en volledige onderbouwing van de effecten).

    Het is nadrukkelijk niet zo dat een initiatiefnemer aan alle genoemde factoren moet voldoen, om tot plan- of projectrealisatie te komen of om een Nbwetvergunning te krijgen. Ten slotte worden er voor de initiatiefnemer, het bevoegde gezag, de wetgever en het Deltaprogramma aanbevelingen gedaan die het proces en het Nbwetvergunningtraject kunnen versoepelen.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 6 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    1 INLEIDING

    Achtergrond en aanleiding De natuur in Nederland is onderdeel van een veel groter Europees geheel. Talloze vogelsoorten zijn mede afhankelijk van de Nederlandse leef-, broed- en foerageergebieden. Voor een aantal plant- en diersoorten, die meer of minder onder druk staan heeft Nederland een grote internationale verantwoordelijkheid. Om de Europese natuur te beschermen en indien nodig te herstellen, hebben de lidstaten van de Europese Unie in 1979 en 1992 respectievelijk de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn aangenomen. Beide richtlijnen regelen dat lidstaten natuurgebieden aanwijzen die samen het Europees ecologisch netwerk Natura 2000 vormen. De internationale richtlijnen zijn nationaal in de Natuurbeschermingswet (hierna: Nbwet) verankerd. Een groot oppervlak van het Nederlandse kustfundament bestaat uit verschillende Natura 2000-gebieden (zie kaart in bijlage 1). Voor elk van deze gebieden zijn doelstellingen geformuleerd om de natuurwaarden te behouden en zo nodig te herstellen. Het Deltaprogramma staat voor een Nederland dat beschermd is tegen water, waar voldoende zoetwater voorhanden is en het prettig vertoeven is, nu en in de toekomst. De lange termijndoelstellingen van het Deltaprogramma zijn gevat in negen deelprogramma's, waaronder deelprogramma Kust. Het deelprogramma Kust heeft een langetermijnvisie (Nationale Visie Kust) en een bijbehorende uitvoeringsagenda voor een veilige, aantrekkelijke en economisch sterke kust geschreven en stelde zich hierbij onder andere de vraag hoe men de benutting van mogelijkheden van ons Noordzeekustsysteem kan optimaliseren. Dit houdt in dat, hoewel in het kustfundament waterveiligheid de eerste doelstelling is, er ook andere belangen zijn beschouwd bij het opstellen van de visie. Uit verschillende bijeenkomsten (onder ander leertafelbijeenkomsten) en gesprekken met regionale actoren blijkt dat men hinder ervaart van de Nbwet en dat er in en om Natura 2000-gebieden moeizaam andere (sociaaleconomische) belangen gecombineerd kunnen worden met natuurbelangen. De vraag speelt in hoeverre de gestelde Natura 2000-doelstellingen het betreffende gebied op slot zetten voor het realiseren van activiteiten, plannen of projecten. Kan de natuurfunctie voortkomend uit Natura 2000 gecombineerd worden met andere belangen (functies zoals waterveiligheid, visserij, toerisme en recreatie) of is hier geen ruimte voor? De uitvoering van de Nbwet heeft als gevolg dat in de aangewezen Natura 2000-gebieden in het kustfundament naast waterveiligheid, de natuur het primaat heeft (zie voor doel en kader Nbwet ook hoofdstuk 2). Functieverlies van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden, zowel kwantitatief als kwalitatief, wordt niet geaccepteerd, tenzij er zogenaamde dwingende redenen zijn van groot openbaar belang (bijvoorbeeld kustveiligheid). Al met al betekent dit dat de Nbwet per definitie een belemmering opwerpt voor de uitbreiding van bestaande functies of het realiseren van nieuwe functies in een aangewezen Natura 2000-gebied. De uitbreiding of het toevoegen van functies zal niet kunnen, tenzij de natuurdoelstellingen er geen schade van ondervinden. Als er wel negatieve gevolgen zijn zal die schade moeten worden gemitigeerd (of gecompenseerd). Vanuit het voorgaande perspectief moet worden beoordeeld of er belemmeringen zijn vanuit Natura 2000. Dat antwoord is dus zonder meer ja. Het is immers de functie van de Nbwet, omdat alleen dan verdere achteruitgang van de natuur in de aangewezen Nederlandse Natura 2000-gebieden kan worden voorkomen. Er zijn echter ook plannen of projecten die, na een beoordeling en een eventuele aanpassing

  • van het ontwerp, wel door kunnen gaan. Daar is sprake van een 'belemmering', maar deze maakt de uitvoering van het plan of project niet onmogelijk. In het kader van dit onderzoek is gevraagd aan initiatiefnemers die ontwikkelingen in of om een aangewezen Natura 2000-gebied willen realiseren, wel of niet sterk gehinderd worden door de uitvoering van de Nbwetgeving. Doel- en vraagstelling Het deelprogramma Kust heeft Rijkswaterstaat WVL verzocht om door middel van onderzoek in beeld te brengen in hoeverre natuur in het kustfundament te combineren is met andere functies. Rijkswaterstaat heeft Royal HaskoningDHV verzocht de vraag te onderzoeken en de resultaten hiervan te presenteren voor het deelprogramma Kust. Het voorliggende rapport is een schriftelijke uitwerking van het onderzoek. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen:

    1. Wordt er in Natura 2000-gebieden ruimte geboden aan andere functies dan natuur, of zitten deze gebieden op slot?

    2. Welke factoren benvloeden de realisatie van plannen of projecten in en om Natura 2000-gebieden?

    3. Op welke wijze kan in Natura 2000-gebieden ruimte worden geboden aan functies anders dan natuur? Met andere woorden: wat zijn positieve factoren ten aanzien van plan- of projectrealisatie in en om deze gebieden?

    Afbakening Voor het onderzoek zijn zes Natura 2000-gebieden geselecteerd. De keuze voor deze gebieden is gebaseerd op een gespreide geografische ligging, verschillen qua type gebied (groot/klein, water/land, nabij landelijk/stedelijk gebied, en dergelijke) en de aanwezigheid van gegevens zoals vergunningen en conceptbeheerplannen. Binnen de geselecteerde gebieden zijn verschillende casussen geselecteerd die representatief waren voor het beantwoorden voor de onderzoeksvragen. De volgende gebieden en casussen zijn geselecteerd:

    Natura 2000-gebied Casus

    Waddenzee

    Baggeren jachthaven Schiermonnikoog Klimaatbuffer Ameland Dijkversterking Prins Hendrikdijk te Texel Siervuurwerk afsteken op de Visserijdagen in Harlingen

    Duinen Vlieland Verbreding fietspad, inclusief natuurherstel grijze duinen Noord-Hollands Duinreservaat Herinrichting strandplateau aan de Zeeweg te Castricum

    Solleveld & Kapittelduinen Pilot zandmotor Renovatie landgoed Ockenburgh Strandpaviljoen Noorderpier

    Voordelta Ensisvisserij Windmolenpark Bouwdokken Neeltje Jans

    Westerschelde Natuurontwikkeling Perkpolder Zandwinning Westerschelde

    Methode De informatie voor het beantwoorden van de vraagstellingen van dit onderzoek is verzameld door middel van documentenanalyse en interviews:

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 8 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    - Documenten (Nbwetbesluiten, literatuur (projectplannen/effectbeoordelingen) en internet-bronnen): om de informatie over de verschillende casussen te krijgen, zijn verschillende schriftelijke bronnen geraadpleegd. Ook zijn verschillende documenten geraadpleegd met juridische uitleg van de Nbwet en analyses over het vinden van ontwikkelruimte voor initiatieven binnen Natura 2000-gebieden. De documenten zijn verkregen via de opdrachtgever of respondenten en aangevuld met documenten die naar voren kwamen in een zoektocht op internet.

    - Telefonische interviews: voor elke casus zijn n of meerdere personen genterviewd. Het betreft met name initiatiefnemers en vergunningverleners.

    - Schriftelijke interviews: gedurende het onderzoek werd duidelijk dat in tegenstelling tot de initiatieven die geen doorgang vonden, vooral de plannen of projecten die wel gerealiseerd konden worden goed gedocumenteerd zijn. Voorbeelden van plannen of projecten die vroegtijdig stranden zijn moeilijk te vinden. Om een representatief beeld te verkrijgen van de slagingskansen van een willekeurig plan of project is daarom de vragenlijst naar kustgemeenten verstuurd. In de lijst is tevens de vraag opgenomen of er concrete voorbeelden bekend zijn van innovatieve of duurzame initiatieven die de druk op Natura 2000-doelstellingen verminderen en daardoor wel doorgang konden vinden.

    Op basis van de casusbeschrijvingen en de vragenlijst is getracht een antwoord te vinden op de onderzoeksvragen. Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van het doel en het juridische kader van de Nbwet. Daarnaast geeft het een overzicht van de huidige beschikbare denkwijzen en literatuur ten aanzien van het vinden van juridische ruimte voor activiteiten, plannen en projecten in en om Natura 2000-gebieden. In hoofdstuk 3 wordt per casus informatie over onder andere doelstelling, locatie, proces en vergunningentraject gepresenteerd. Onderaan elke factsheet staan concluderende positieve en negatieve factoren ten aanzien van de plan- of projectrealisatie, voortkomend uit de desbetreffende casus. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de resultaten van de aan kustgemeenten gestuurde vragenlijsten. In de conclusie (hoofdstuk 5) wordt antwoord gegeven op de vraag of Natura 2000-gebieden op slot zitten, zijn positieve factoren benoemd ten aanzien van plan- en projectrealisatie en worden aanbevelingen gegeven die het vergunningtraject kunnen versoepelen.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    2 DOEL EN WETTELIJK KADER NATUURBESCHERMINGSWET

    2.1 Aanleiding en doel Natura 2000 en Natuurbeschermingswet

    Zowel de Europese Vogelrichtlijn als de Habitatrichtlijn schrijven voor dat lidstaten natuurgebieden aanwijzen die samen het Europees ecologische netwerk Natura 2000 vormen. Deze internationale richtlijnen zijn nationaal in de Nbwet vertaald voor de Nederlandse situatie. De Nbwet regelt daarmee de bescherming van waardevolle natuurgebieden en leefgebieden van soorten in Nederland, waaronder de aangewezen Natura 2000-gebieden. De achtergrond van het opstellen van de Vogel- en Habitatrichtlijn is dat de natuur in Europa de afgelopen eeuw, en zeker de afgelopen 50 jaar, sterk achteruit is gegaan. Deze achteruitgang betreft zowel de omvang van natuurgebieden als de kwaliteit hiervan en heeft in Nederland vele oorzaken. Een paar voorbeelden met betrekking tot de kwaliteitsafname zijn: een toegenomen gebruik van vergif en een intensiever gebruik van gebieden door de bevolkingsgroei (inclusief toename vrije tijd) en door veel intensievere landbouw. Een kwantitatieve afname van natuurgebieden is onder andere ingezet door het gebruik hiervan voor huizenbouw en industrieterreinen. De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn bedoeld om de voortgaande erosie van natuurwaarden te stoppen. Daarbij is het uitgangspunt dat wordt gekeken naar de kwantitatieve en kwalitatieve situatie van de afgelopen 10-20 jaar. Dit betekent dus dat de achteruitgang van natuur die er in de decennia aan voorafging impliciet wordt geaccepteerd. Doel van de richtlijnen zijn dus beslist niet het herstel van natuurwaarden van een historische (soort utopische) referentiesituatie, maar naar een relatief recente uitgangssituatie. De uitvoering van de Nbwetgeving heeft als gevolg dat in de aangewezen Natura 2000-gebieden de natuur het primaat heeft. Functieverlies, zowel kwantitatief als kwalitatief, wordt niet geaccepteerd, tenzij er zogenaamde dwingende redenen zijn van groot openbaar belang zijn. Wat dat betreft kan de Nbwetgeving wellicht het best gezien worden als een soort aanvulling op de planologische bestemmingsplannen, maar dan voor n specifieke functie, de natuur. De aangewezen natuurgebieden zijn op hoog niveau geselecteerd op basis van de door de EU opgelegde selectiecriteria. Indien overeenkomstig de criteria voldoende aantallen soorten of habitat in voldoende dekkingsgraad voorkwam, zijn de gebieden aangemerkt als van nationaal en internationaal belang en zijn ze aangewezen/aangemeld. Een vergelijking kan worden gemaakt met een bestemmingsplan waarin alle gebieden een bepaalde, soms zeer nauw omschreven, bestemming krijgen, bijvoorbeeld industriegebied, woongebied (voor hoogbouw of voor villas), kantorengebied of landbouwgebied. In een dergelijk gebied kunnen geen andere functies plaatsvinden, tenzij er zwaarwegende redenen voor zijn. De Nbwetgeving (onder andere via vergunning of beheerplan) regelt dat apart voor de aangewezen Natura 2000-gebieden en houdt daarbij zorgvuldig rekening met de reeds aanwezige andere functies in die gebieden. De bestaande functies worden in principe alle gewaarborgd, hoewel soms via voorwaarden of maatregelen iets kan veranderen aan de exacte invulling van die functies als dat vanuit de natuurfunctie vereist is.

    2.2 Wettelijk kader Natuurbeschermingswet

    Om te beoordelen of een plan of project (eventueel onder voorwaarden) kan worden toegelaten, moeten de effecten op de aangewezen habitattypen en soorten in beeld worden gebracht. Een eerste orinterend onderzoek wordt een voortoets genoemd. Wanneer op basis van een voortoets significante negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten, is het verplicht om een

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 10 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    zogenaamde Passende Beoordeling uit te voeren. Hierin worden nauwgezet en meer gedetailleerd de gevolgen van de voorgenomen activiteit inzichtelijk gemaakt. De Passende Beoordeling kan zowel als onderbouwing dienen voor de besluitvorming over een plan (Artikel 19j) als voor een vergunningaanvraag (Artikel 19d). In de meeste gevallen bestaat het bevoegd gezag voor het verlenen van een vergunning onder de Nbwet uit de Gedeputeerde Staten van de provincie waarin het Natura 2000-gebied zich bevindt. Als het betreffende Natura 2000-gebied in meerdere provincies is gelegen en de Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn, kan n van de provincies als cordinator optreden. In sommige gevallen, zoals bepaald in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998, is het ministerie van Economische Zaken (EZ) danwel het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) het bevoegd gezag. Om schade aan een Natura 2000-gebied in een vroeg stadium inzichtelijk te hebben, bepaalt Artikel 19j: een bestuursorgaan houdt bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling (..) de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen (..) rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied. Ten behoeve van de besluitvorming over een plan maakt de Passende Beoordeling dus inzichtelijk of de activiteit haalbaar is vanuit de Nbwet. Om als gevolg van een project schade aan een Natura 2000-gebied te voorkmen, bepaalt Artikel 19d, (lid 1): het is verboden om zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen (..) projecten of andere handelingen te realiseren onderscheidenlijk te verrichten die gelet op de instandhoudingsdoelstelling (..) de kwaliteit van de aangewezen natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Een besluit over een plan kan slechts worden genomen en/of een vergunning voor een project kan slechts worden verleend, indien het bevoegd gezag zich er op grond van de Passende Beoordeling van heeft verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast (Artikel 19g, lid 1). In afwijking van deze regel kan het bevoegd gezag, wanneer de aantasting van het Natura 2000-gebied op basis van de Passende Beoordeling niet kan worden uitgesloten, een besluit over een plan nemen of een vergunning verlenen na een toets aan de zogenaamde ADC-criteria. Een besluit over een plan kan in dat geval alleen worden genomen of een vergunning kan alleen worden verleend als Alternatieve oplossingen voor het project ontbreken en er sprake is van Dwingende redenen van groot openbaar belang met inbegrip van redenen van sociale of economische aard (Artikel 19g, lid 2). Als aan beide voorwaarden wordt voldaan, is het noodzakelijk dat er Compenserende maatregelen worden getroffen (Artikel 19h, lid 1). Zie ook bijlage 2 voor een overzicht van de verschillende stappen en sporen in de Nbwetvergunning-verlening.

    2.3 Besluiten en doelstellingen van Natura 2000-gebieden

    Besluiten Voordat een gebied definitief wordt aangewezen als Natura 2000-gebied, legt de staatssecretaris van EZ een ontwerpbesluit ter inzage. De ontwerpaanwijzingsbesluiten zijn in tranches gepubliceerd. Op basis van het ontwerpbesluit en de ingediende zienswijzen neemt de staatssecretaris een definitief

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    aanwijzingsbesluit. In het besluit is aangegeven waarom het gebied is uitgekozen, voor welke habitattypen en/of soorten het gebied is aangewezen, welke instandhoudingsdoelstellingen gelden en wat de begrenzing van het gebied is. Belanghebbenden kunnen inspreken op het ontwerpbesluit en op het definitieve besluit. Dit heeft in het verleden geleid tot (geringe) aanpassingen in doelstellingen of begrenzing. Zodra de aanwijzingsbesluiten definitief en onherroepelijk zijn (dit is voor het grootste deel van de Natura 2000-gebieden het geval), kan er alleen via een wijzigingsbesluit een verandering in de doelstellingen of begrenzing plaats vinden. Elke beheerplanperiode (zie onder kopje beheerplan verder in deze paragraaf) van zes jaar wordt gevolgd door een evaluatie van het plan. Het is in theorie mogelijk dat een evaluatie aanleiding geeft tot aanpassingen van het aanwijzingsbesluit, maar dit zal in de praktijk waarschijnlijk slechts incidenteel aan de orde zijn. Kernopgaven Voor elk Natura 2000-gebied zijn kernopgaven geformuleerd. De kernopgaven geven de belangrijkste behoud- en herstelopgaven voor de in het gebied aanwezige habitattypen en soorten aan, alsmede het belang van de bijdragen van het betreffende gebied aan de realisatie van de landelijke doelen. Ze geven bundeling en focus in de grote variteit van individuele instandhoudingsdoelstellingen en ze vergen op landschaps- en op gebiedsniveau een samenhangende aanpak in beheer en inrichting. De kernopgaven spelen geen rol in juridische procedures. Er wordt namelijk vanuit gegaan dat de kernopgaven zijn ingebed in de instandhoudingsdoelstellingen die voor habitattypen en soorten van Natura 2000-gebieden zijn geformuleerd in het aanwijzingsbesluit (Baptist et al., 2012). Instandhoudingsdoelstellingen De instandhoudingsdoelstellingen zijn gebaseerd op de landelijke staat van instandhouding, de verandering in het voorkomen van de afgelopen jaren (de trend), de verwachting voor de toekomst en het belang van het gebied voor de soort of habitat. De instandhoudingsdoelstellingen kunnen een behouds- of verbeteropgave omvatten en zijn geformuleerd voor habitattypen, habitatsoorten en vogels. Voor de habitattypen geven de doelstellingen een richting aan ten opzichte van de uitgangssituatie: uitbreiding van het areaal, verbetering van de kwaliteit of behoud. Voor de habitatsoorten en vogels is dit hetzelfde en betreft het uitbreiding van het leefgebied, verbetering van de kwaliteit van het leefgebied of behoud. Sommige vogelsoorten zijn zowel als broedvogel als niet-broedvogel aangewezen. In tegenstelling tot de habitattypen en -soorten zijn de doelstellingen van vogelsoorten vaak gekwantificeerd (aantal broedparen, seizoensgemiddelden/seizoensmaximum/midwinteraantallen1). De kwantitatieve instandhoudingsdoelstel-lingen bieden enerzijds het voordeel van duidelijkheid (een getal), anderzijds zijn ze door hun normatieve karakter niet flexibel. In een Passende Beoordeling worden de effecten van een plan of project aan de instandhoudingsdoelstellingen getoetst. Beheerplan Na de aanwijzing van elk Natura 2000-gebied dient er een beheerplan te worden opgesteld, waarin beschreven wordt welke maatregelen genomen worden om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken. Na vaststelling van het definitieve beheerplan dient bij het beoordelen van de effecten van een plan of project naast de instandhoudingsdoelstellingen rekening te worden gehouden met de overwegingen die opgenomen zijn in het beheerplan. In alle Natura 2000-gebieden zijn er veel medegebruikers. In het beheerplan is daarom een toetsing van huidige activiteiten opgenomen waaruit blijkt hoe de bestaande activiteiten voortgezet kunnen worden. Uit 1 Voorbeeld instandhoudingsdoelstelling habitattype: behoud oppervlakte en kwaliteit. behoud oppervlakte en kwaliteit. Voorbeeld instandhoudingsdoelstelling habitatsoort: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie. Voorbeeld instandhoudingsdoelstelling broedvogel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 20 paren. Voorbeeld instandhoudingsdoelstelling niet-broedvogel: behoud omvang en kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 200 vogels (seizoensgemiddelde).

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 12 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    de toetsing kan naar voren komen dat de exacte invulling van de activiteiten door vergunningsvoorschriften, voorwaarden of mitigerende maatregelen (enigszins) wijzigt, omdat anders negatieve gevolgen voor instandhoudingsdoelstellingen aan de orde zijn. Verder is er informatie of een toetsingskader opgenomen over de manier waarop nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies kunnen plaatsvinden en hoe eventuele schade aan de natuur gemitigeerd moet worden. De meeste beheerplannen voor in het kustfundament gelegen Natura 2000-gebieden zijn nog niet definitief vastgesteld en hebben daardoor nog geen juridisch bindende status. Alleen het beheerplan Voordelta is hierop een uitzondering. Dit beheerplan werd al in 2008 vastgesteld.

    2.4 Juridische flexibiliteit voor andere belangen in Natura 2000-gebieden

    Plannen en projecten in kustgebieden waar grote oppervlakten onder Natura 2000 beschermd zijn, lopen een groot risico om in de knel te komen met de Nbwetgeving. Met name in het kustfundament zijn grote oppervlakten aangewezen als Natura 2000-gebied. Voor deze gebieden in het kustfundament geldt een bijzondere situatie binnen Nederland. Het zijn bij uitstek multifunctionele gebieden met veel medegebruik als scheepvaart, visserij, recreatie, delfstoffen en activiteiten en kunstwerken in het kader van de waterveiligheid. Ook zijn ze vrijwel gebiedsdekkend aangewezen voor beschermde habitattypen. Er is vrijwel geen onbenutte ruimte binnen de Natura 2000-begrenzing. Dit betekent dat bij relatief kleine ingrepen al sprake kan zijn van een significant negatief effect op de omvang van een habitattype of leefgebied van een soort. Immers de Nbwet stelt dat huidige omvang hiervan ten minste behouden moet blijven. Kleine ingrepen met een relatief bescheiden oppervlakteverlies, zoals aanleg van kribben en uitbreiding van havenhoofden, zijn geen dwingende reden van groot openbaar belang (onderdeel ADC-toets), tenzij wezenlijk voor de bescherming van het gebied (veiligheid), en zouden hierdoor geen Nbwetvergunning kunnen krijgen. Dit probleem speelt vooral in getijdenwateren (H1100-serie: H1110 (permanent overstroomde zandbanken), H1130 (estuaria), H1140 (slik- en zandplaten) en H1160 (grote baaien)). Een transformatie van een zandbank in kwelder of duin als kustverdedigingsmaatregel zou bijvoorbeeld in het kader van veiligheid wel gelden als dwingende reden van groot openbaar belang, maar dat gaat niet op indien een simpele dijkverhoging als alternatief zonder significant negatieve effecten bestaat. Maar ook in duingebieden zijn vaak grote oppervlakten vlakdekkend aangewezen voor duinhabitattypen. De duintypen gaan vaak naadloos in elkaar over. Enige uitwisseling tussen typen is mogelijk en is ook in de natuurlijke situatie aan de orde, maar indien er als gevolg van een plan of project sprake is van structureel verlies van een oppervlakte van een habitattype dan is dit vanuit het juridisch Nbwetkader niet toegestaan. In het verleden is in de praktijk gebleken dat een voorgenomen activiteit waarin zelfs sprake was van natuurherstel of natuurwinst (verandering/verbetering van de huidige situatie natuurwaarden), niet goed paste binnen het juridische kader van de Nbwet (ten minste behoud huidige situatie natuurwaarden) (bijvoorbeeld Royal HaskoningDHV, 2012). In onderstaande alineas zijn begrippen, literatuur, beleidsstukken en kamerbrieven samengevat die gaan over de ruimte voor andere belangen binnen Natura 2000-gebieden en de flexibiliteit van de Nbwetgeving. Deze informatie geeft een achtergrond die het begrip ten aanzien van het juridische kader van de Nbwet en de problemen die dit in de praktijk kan opleveren, vergroot. Daarmee wordt ook getracht het lezen van hoofdstuk 3 te vergemakkelijken en de conclusies ten aanzien van de verschillende casussen meer navolgbaar te maken.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    Mitigerende maatregelen Een mitigerende maatregel wordt door de initiatiefnemer toegepast of door het bevoegd gezag opgelegd om negatieve effecten te voorkmen of verminderen, zodat (significant) negatieve effecten niet meer aan de orde zijn. De mitigerende maatregelen worden meestal door het bevoegd gezag opgenomen in de vergunningsvoorschriften. Natuurinclusief ontwerpen Een natuurinclusief ontwerp is een plan of een project waarin door initiatiefnemers natuurdoelstellingen en doelstellingen op het gebied van socio-economische ontwikkeling zijn gentegreerd. Een initiatiefnemer kan, soms op advies van het bevoegde gezag, het oorspronkelijke plan uitbreiden met een onderdeel dat ten goede komt aan de natuurwaarden (groene component). In een geoptimaliseerde versie van het ontwerp is het positieve effect ten minste even groot als het significant negatieve effect van het oorspronkelijke plan. Het bevoegd gezag kan het complete (natuurinclusieve) ontwerp dan vergunnen. Saldering Saldering is een vorm van mitigatie. Van oorsprong wordt bij mitigatie gedacht aan het verzachten van effecten door bijvoorbeeld het op een minder schadelijke manier uitvoeren van een plan of project. Bij saldering gaat het echter om het voorkmen van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen door middel van het nemen van een maatregel die zodanig positief uitwerkt op de betreffende natuurwaarde(n) dat het significante negatieve effect van het plan of het project per saldo niet zal optreden. Saldering kan plaatsvinden als uit een voortoets blijkt dat significante gevolgen van een plan of project niet kunnen worden uitgesloten. In het kader van de Passende Beoordeling worden maatregelen bedacht die de veerkracht van het habitattype of van de soort verhogen ('veerkrachtverhogende maatregelen'). Het verschil met een natuurinclusief ontwerp is dat deze (positieve) maatregel alleen procedureel een onlosmakelijk onderdeel is van het plan of het project, maar geen integraal onderdeel van het project zelf uitmaakt. (Steunpunt Natura 2000, 2010b). Zo kan bijvoorbeeld wanneer er op de ene plaats een broed-, rui-, slaap- of foerageerhabitat wordt verstoord of vernietigd, dit op een andere planlocatie worden verbeterd. Hier kan saldering worden ingezet om te voorkomen dat men aan de ADC-toets moet voldoen (zie hieronder bij compenserende maatregelen). Saldering vindt in de regel plaats binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied. Compenserende maatregelen (ADC-toets) Als er voor het desbetreffende project geen Alternatieven beschikbaar zijn en het project een Dwingende reden van groot openbaar belang dient, dan pas zijn Compenserende maatregelen aan de orde (de zogenoemde ADC-toets). Compensatie is dus steeds het sluitstuk van een planvormingtraject. Er is immers al zoveel als mogelijk gedaan om verslechtering van natuurwaarden te voorkomen. De dwingende redenen kunnen redenen zijn van economische of sociale aard en gericht op de lange termijn. Dit zijn onder andere activiteiten die aantoonbaar onontbeerlijk zijn in het kader van de uitvoering van economische of maatschappelijke activiteiten waaronder specifieke openbare dienstverplichtingen. Wanneer het om het regionale belang gaat moet deze zwaarder wegen dan het (inter)nationale belang van de instandhouding van het beschermde habitattype of leefgebied van soorten om in aanmerking te komen. De activiteiten die uitsluitend de belangen van afzonderlijke initiatiefnemers dienen, vallen er niet onder. Wanneer het gaat om effecten op een prioritaire soort of habitattype2 kan alleen toestemming

    2 Voor prioritaire soorten en habitattypen hebben lidstaten een bijzondere verantwoordelijkheid voor de instandhouding, omdat een belangrijk deel van hun natuurlijke verspreidingsgebied binnen de Europese Unie ligt en omdat ze het risico lopen te verdwijnen.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 14 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    worden gegeven als de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid in het geding is of, als het project voor het milieu wezenlijke gunstige effecten heeft. Het doel van het project bepaalt of het project van groot openbaar belang dient. Het gaat hier om projecten met een grootschalige invloed op het systeem. Kleine ingrepen met een relatief bescheiden invloed, zoals uitbreiding van havenhoofden, zijn geen dwingende reden van groot openbaar belang. Bekende voorbeelden van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten zijn projecten die een aanzienlijke vermindering van emissie van stoffen bewerkstelligen. Andere voorbeelden zijn grootschalige waterveiligheidsprojecten en projecten die een omvangrijk effect op de werkgelegenheid hebben (bijvoorbeeld Maasvlakte 2). Alleen na positief advies van de Europese commissie kan om andere dwingende redenen van groot openbaar belang vergunning worden verleend. Het is niet mogelijk om financieel te compenseren. De compensatie dient zo dichtbij als mogelijk in de buurt van de verloren gaande natuurwaarden te worden gerealiseerd, want de regionale natuurwaarden of draagkracht van het Natura 2000-netwerk moeten in tact blijven. Netto mag de natuur er niet op achteruitgaan; dit betekent ook dat de compensatie gerealiseerd moet zijn op het moment dat de negatieve effecten van het plan of project intreden. Oplossingsrichtingen uit literatuur In 2012 is er een symposium geweest en er is verschillende literatuur verschenen waarin is bekeken of er bij de interpretatie van de juridische teksten en beleidsstukken meer ruimte te vinden is voor realisatie van natuurherstel of ontwikkeling, maar ook voor andere belangen (bijvoorbeeld Baptist et al., 2012; ELI/PRW, 2012; Mendelts en Boerema, 2012, 2011). In de genoemde artikelen zijn onder andere de volgende oplossingsrichtingen geopperd, waarmee eventueel meer ruimte voor andere functies gecreerd kan worden: - Zoek ruimte binnen de huidige wetgeving. Dat kan door:

    o de ecosysteembenadering: het primair afwegen van positieve en negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen (wat bied je aan om de natuurdoelen te realiseren en wat pak je af dat niet bijdraagt aan deze natuurdoelen). De initiatieven worden beschouwd op hun totale effect op het gehele ecosysteem. Per saldo moet er een natuurwinst behaald worden, wil een project kunnen worden vergund. In de Habitatrichtlijn staat dat de natuurlijke kenmerken van het systeem niet mogen worden aangetast. Natuurlijke kenmerken en instandhoudingsdoelstellingen zijn niet helemaal hetzelfde. Dit levert mogelijk ruimte op bij de beoordeling door het bevoegde gezag3;

    o een integrale aanpak. Bij de beoordeling van projecten/plannen kan het bevoegd gezag behalve ecologische (op grond van Nbwet Artikel 19e ) ook sociaaleconomische vereisten meewegen. In het beheerplan zou een goede onderbouwing van de ecologische en sociaaleconomische voordelen kunnen worden opgenomen. Op deze manier kan, behalve een hierboven genoemde ecosysteembenadering, ook een meer integrale benadering projecten over de streep helpen;

    3 Recent werd over dit onderwerp Kamervragen gesteld (Ministerie van EZ, 2013a). De staatssecretaris antwoordt: De veronderstelling dat de natuurlijke kenmerken van een gebied en de voor dat gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen in Nederland aan elkaar gelijk worden gesteld is niet juist. De effecten van een plan of project op de voor het gebied geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen vormen wel een belangrijke indicator voor de vraag of de natuurlijke kenmerken van het gebied worden aangetast. Hierbij moet worden opgemerkt dat bij een slechte staat van instandhouding een activiteit al snel leidt tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Tegelijkertijd geldt dat de exacte uitleg van de term aantasting van de natuurlijke kenmerken zich in de jurisprudentie nog niet is uitgekristalliseerd. In zijn uitspraak van 7 november 2012 heeft de Raad van State in het kader van het Tracbesluit A2 s-Hertogenbosch - Eindhoven hier ook prejudicile vragen over gesteld aan het Europese Hof. NB: Het duurt doorgaans n tot anderhalf jaar, voordat het Europese Hof antwoord geeft.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    o een prioritering toe te passen als de doelstelling (gunstige staat van instandhouding) is bereikt, bijvoorbeeld door toepassing van de ten gunste van'-formulering. Met de ten gunste van-formulering wordt aangeduid dat de aanwezigheid van een bepaald habitattype of bepaalde -soort in enige mate mag afnemen ten gunste van andere habitattypen of soorten die sterk onder druk staan en waarvoor in het gebied de doelen in termen van uitbreiding omvang leefgebied of uitbreiding oppervlakte zijn geformuleerd.

    - Neem algemene beleidsregels (in het beheerplan of aanwijzingsbesluit) op waardoor een ruimere toepassing van de huidige regels mogelijk wordt.

    - Wanneer een ingreep (maatregel/beheer) nodig is voor het behoud of beheer van het Natura 2000-gebied, is er geen verdere toetsing nodig, volgend uit respectievelijk Artikel 19d, lid 2 en 19f, lid 1 (of Habitatrichtlijn Artikel 6, lid 3) 4.

    De auteurs plaatsen bij deze oplossingsrichtingen de kanttekening dat het toepassen van mogelijke oplossingen kan leiden tot nieuwe vragen over cumulatie, precedentwerking, rechtsongelijkheid, uitlegbaarheid aan de burger, en toezicht en handhaving. Overwegingen ten aanzien van natuurontwikkeling in het Natura 2000-beheerplan In een officieel vastgesteld Natura 2000-beheerplan kunnen passages (bijvoorbeeld een toetsingskader) opgenomen zijn die aansluiten bij het verzoek van beheerders, belangenorganisaties en overheden om meer ruimte te creren voor natuurontwikkelingsprojecten. Ook kunnen er in het beheerplan mogelijkheden voor compensatie en mitigatie worden aangegeven, waar initiatiefnemers op kunnen inhaken (Bijlsma et al., 2012). Wanneer plannen of projecten aansluiting vinden bij de in het beheerplan opgenomen teksten, dan kan dit de vergunningverlening versoepelen. De instandhoudingsdoelstellingen zullen echter leidend blijven. Dynamische doelstellingen in dynamische systemen In dynamische systemen zoals de kust is het in sommige gevallen mogelijk om bij het bepalen van effecten de factor natuurlijke fluctuatie mee te nemen. De instandhoudingsdoelstellingen betreffen gebiedsdoelstellingen met langjarige gemiddelden. Daarom is enige fluctuatie in doelbereik mogelijk; men speelt dan in op de veerkracht van het systeem (Ministerie van EL&I/Programma Naar een Rijke Waddenzee, 2012). Daarnaast zouden ook de doelstellingen dynamischer kunnen worden geformuleerd. Een zekere mate van flexibiliteit is noodzakelijk om doelen te halen. Onder andere factoren als dynamiek in de natuur, klimaatverandering, wijzigingen in andere gebieden die tot het Natura 2000-netwerk behoren, kunnen aanleiding zijn om tot aanpassingen te komen ten aanzien van de begrenzingen of doelstellingen. Het huidige kabinet heeft aangegeven dat een herijking van de doelen niet voor 2015 te verwachten is, maar dat de evaluatie van het doelendocument het moment is voor nadere analyses en keuzes van het gewenste natuurbeeld, de benodigde flexibiliteit en de gewenste dynamiek daarbij. Het kabinet houdt er rekening mee dat sommige huidige natuurdoelen bij nader inzien op de langere termijn niet haalbaar kunnen blijken te zijn, onder andere vanwege klimaatverandering. In het Deltaprogramma 2014 adviseert de Deltacommissaris om voor de korte termijn de Natura 2000-doelen zo dynamisch mogelijk toe te passen en voor de middellange termijn om een dynamischer Europees natuurbeleid en Europese

    4 NB. Als projecten of andere handelingen opgenomen zijn in het vastgestelde Natura 2000-beheerplan, is een verdere toetsing niet noodzakelijk want deze zijn afgewogen en getoetst in het beheerplan. Dus ook beheeractiviteiten die opgenomen zijn in het beheerplan behoeven verder geen toetsing. Bij een beheeractiviteit die niet is opgenomen in het Natura 2000-beheerplan, mag geen sprake zijn van significante effecten, anders is een toetsing in een Passende Beoordeling wel nodig.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 16 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    wetgeving te stimuleren die beter aansluiten bij een veranderd klimaat, ook in bredere internationale verbanden zoals de stroomgebiedscommissies (Ministerie van IenM en EZ, 2013). Samenvoegen van Natura 2000-gebieden Het samenvoegen van Natura 2000-gebieden kan meer ruimte bieden voor natuur n regionale ontwikkelingen. Na samenvoeging kan binnen een groter gebied gezocht worden naar de beste plekken om doelen te realiseren en naar potenties om natuurwaarden uit te breiden. Hierdoor kan op andere plekken weer ruimte ontstaan voor economische en andere gewenste ontwikkelingen ((Ministerie van EZ, 2013b; Bijlsma et al., 2012). Alterra heeft de juridische, bestuurlijke en ecologische mogelijkheden, kansen en risicos van het samenvoegen van Natura 2000-gebieden onderzocht. In het onderzoek werd geconcludeerd dat niet voor alle groepen gebieden een meerwaarde te behalen is. Het ministerie van EZ heeft momenteel alleen de Natura 2000-gebieden Gelderse Poort, Uiterwaarden IJssel, Uiterwaarden Nederrijn en Uiterwaarden Waal samengevoegd en in ontwerp aangewezen. Voor het samenvoegen van Natura 2000-gebieden van andere regios zijn vooralsnog geen voordelen geconstateerd. Wanneer in de toekomst blijkt dat het samenvoegen van andere Natura 2000-gebieden alsnog kansen en mogelijkheden biedt, dan wil het ministerie dit, waar mogelijk, faciliteren (Ministerie van EZ, 2013b). Overigens zijn de gevolgen van het samenvoegen van verschillende Natura 2000-gebieden in het kustfundament niet in de studie van Alterra onderzocht. Aanvulling leidraad significantie: doelformulering getijdenwateren. In getijdenwateren waarbij het gehele gebied bedekt is met beschermde natuurlijke habitats doet zich het probleem voor dat ook bij relatief kleine ingrepen (meer dan 1 are) sprake kan zijn van een significant negatief effect. Daarom is, in samenwerking het ministerie van VenW en provincie Zeeland gezocht naar een beleidslijn om ontwikkelingsruimte te creren voor kleine ingrepen die bijvoorbeeld nodig zijn voor onderhoud en de versterking van waterkeringen. Dit heeft geleid tot de beleidslijn voor getijdenwateren (Steunpunt Natura 2000, 2010a). De beleidslijn leidt via twee componenten tot enige versoepeling van de bepaling van significantie in relatie tot verlies van omvang van habitattypen uit de getijdenwaterenserie (bijvoorbeeld permanent overstroomde zandbanken (H1110) of estuaria (H1130)): via het compenseren van ruimtebeslag door een kwaliteitsverbetering op een locatie waar de kwaliteit slecht is en door middel van het aanpassen van de grenswaarde voor significant verlies van oppervlakte van 1 are naar 10 hectare. Hoe de verschillende begrippen en componenten van de aanvullende leidraad significantie getijdenwateren genterpreteerd moeten worden en hoe deze leidraad bij een concreet initiatief kan worden toegepast, moet in overleg met het bevoegde gezag worden bepaald.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    3 FACTSHEETS VAN DE CASUSSEN

    In de opvolgende paragrafen worden de verschillende factsheets van de onderzochte casussen gepresenteerd. Per casus is informatie opgenomen over het de aard van het project, de stand van zaken, en indien bekend het proces en de bijzonderheden gedurende het vergunningentraject. Aan het eind van elke factsheet worden factoren opgesomd die een positieve of negatieve rol spelen of speelden in het vergunningentraject of de realisatie van het plan of project.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 18 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    3.1 Baggeren jachthaven Schiermonnikoog

    1. Omschrijving project Door de getijdenwerking wordt er netto zand en slib afgezet in de jachthaven van Schiermonnikoog. Om de haven op diepte te houden wordt de haven jaarlijks in de maanden maart en april uitgebaggerd. De haven biedt momenteel plaats aan circa 160 schepen. Het project behelst het storten van baggerspecie ten oosten van het bestaande baggerdepot bij de jachthaven. Met het storten van de bagger wil men door gebruik te maken van de natuurlijke dynamiek een kwelder langs de Waddenzeedijk realiseren. Hiermee zou er een natuurlijk beeld ontstaan en een natuurlijke golfdemper. 2. Locatie De jachthaven ligt aan de zuidzijde van Schiermonnikoog, ten oosten van de oude veerdam (geel). De haven ligt buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Waddenzee, maar de stortlocatie en beoogde locatie voor kwelderontwikkeling ligt erin.

    Bron: Google Earth; Arcadis, 2009. 3. Functies Vaarwegonderhoud, recreatie en toerisme, natuur. 4. Betrokkenen

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    De gemeente Schiermonnikoog is initiatiefnemer. Het ministerie van Economische Zaken was het bevoegd gezag ten aanzien van de effecten van de storten van bagger en de beoogde kwelderontwikkeling in het Natura 2000-gebied Waddenzee. 5. Status van project Omdat er voor het project geen vergunning is verleend, kon het project niet worden uitgevoerd. Momenteel zoekt men naar oplossingen voor het baggeroverschot. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD: Door het storten van baggerspecie verdwijnt er een oppervlak slik en zandplaten (H1140) ten gunste van de habitattypen zilte pionierbegroeiingen (H1310A) en schorren en zilte graslanden(H1330A). Verder is er verlies van foerageergebied van steltlopers, maar een uitbreiding van het areaal hoogwatervluchtplaats en mogelijk ook broedgebied voor broedvogels. 7. Procesmatige informatie Het plan is voorgelegd aan een klankbordgroep (werkgroep beheer van het overlegorgaan Nationaal Park Schiermonnikoog). Er was veel draagvlak voor het plan. Nu er geen Nbwetvergunning wordt verkregen voor het plan en de kosten voor het uitbaggeren te hoog zijn, heeft de gemeente besloten in 2013 de jachthaven niet uit te baggeren. In het najaar van 2013 wordt besloten over het baggeren van de jachthaven in 2014 en opvolgende jaren. 8. Informatie vergunningentraject Er kon geen Nbwetvergunning worden verleend. In het aanwijzingsbesluit is geen ten gunste van-formulering opgenomen en hierdoor is een uitwisseling van habitattypen en andere doelstellingen niet toegestaan. Ook werd de onderbouwende informatie bij het plan door het bevoegde gezag als onvoldoende geacht. Volgens het bevoegde gezag waren er omissies in het beschrijven en beoordelen van de effecten op langer termijn, omissies ten aanzien van de alternatievenafweging op basis van ecologische aspecten, omissies ten aanzien van het aantonen van dwingende reden van groot openbaar belang, omissies in de onderbouwing van de mogelijkheid en waarschijnlijkheid van de kwelderontwikkeling en mate van positieve effecten hiervan, evenals omissies in de cumulatietoets Conclusie: succes- en faalfactoren + Er is een sterke maatschappelijke en regionale wens om de haven op diepte te houden; + Als gevolg van de kwelderontwikkeling zijn positieve effecten op natuurwaarden aan de orde; - Geen duidelijke synergie tussen het plan en de instandhoudingsdoelstellingen en het Natura 2000-beheerplan. - Onvoldoende afstemming tussen de vergunningaanvraag en de beschrijving van voorgenomen activiteit en de effecten in de Passende Beoordeling; - Onvoldoende informatie beschikbaar bij de vergunningaanvraag - Zonder inzet van mitigerende maatregelen is er sprake van significant negatieve effecten; - De significant negatieve effecten zijn moeilijk te mitigeren (want dat betekent dat men het ruimtebeslag van het habitattype slik- en zandplaten teniet moet doen).

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 20 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    3.2 Klimaatbuffer Ameland

    1. Omschrijving project Klimaatbuffer Zuidwest-Ameland heeft als doel om de rol van het voorland voor de Waddendijk, dat bestaat uit de Vrijheidsplaat, Westerkwelder en kwelder Feugelplle, te versterken. De klimaatbuffer levert daarmee een bijdrage aan de versterking van de waterkering, waarbij tevens natuurwaarden van het waddengebied worden versterkt en de recreatie wordt bevorderd. De kwelder langs de dijk aan de zuidwestkant van Ameland werd steeds kleiner. Dit komt door de veranderende ligging van de geul het Borndiep en door het wegvallen van schelpenbanken, die voorheen een buffer vormde. Het complex van dammen, kwelder en slikkig wad kan onder druk komen te staan als de geul zich verder oostwaarts verplaatst. Dan bestaat ook het gevaar dat op den duur de zeedijk zou worden ondermijnd. De uitvoering bestaat uit vier fasen, waarvan de eerste twee (aanleg van kleidam en schelpen en aanleg van rijshoutendammen) in middels is afgerond. In de derde fase zullen op enige afstand van de kwelder (langs het Borndiep op de Vrijheidsplaat) schelpdierenbanken worden aangelegd. Ten slotte zullen de ontwikkelingen (hydromorfologische en ecologisch) worden gemonitord. Met het experiment wil men inzicht verkrijgen:

    - in de rol van wadplaten voor de kustveiligheid op langere termijn; - in een natte klimaatbuffer met droogvallende platen; - of kwelders en wadplaten mee kunnen groeien met de stijgende zeespiegel; - in hoe natuurlijke processen het werk kunnen doen, gunstig voor veiligheid, natuur en recreatie.

    2. Locatie

    Ten zuidwesten van Ameland ligt het projectgebied (rood in bovenstaande figuur). Oostelijk van de stortstenen paralleldam (oranje in bovenstaande figuur) ligt de Vrijheidsplaat, met direct langs de Waddendijk een oude kwelder met daarvoor een schelpenbank samen genoemd de Feugelplle. 3. Functies Waterveiligheid, natuur, recreatie en toerisme, onderzoek. 4. Betrokkenen De betrokken partijen: Staatsbosbeheer, wetterskip Frysln, provincie Frysln, gemeente Ameland, Rijkswaterstaat, ministerie van Infrastructuur en Milieu, Dienst Landelijk Gebied, Programma Naar een Rijke Waddenzee, Waddenvereniging, Vogelwacht Ballum-Hollum; Projectleiding: Dienst Landelijk Gebied; Beheerder gebied: Staatsbosbeheer; Een groot deel van de monitoring wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, Wetterskip Frysln en Staatsbosbeheer; Bevoegd gezag Nbwet: provincie Frysln;

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    Adviesbureau: Elzinga & Oterdoom Procesmanagement (projectplan), Bestia et Lex (vergunningaanvraag namens Staatsbosbeheer). 5. Status van project Het project is ten dele gerealiseerd in 2012 en ten dele in de ontwerpfase. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD:

    - behoud/herstel van biogene structuren (herstel kwaliteit slik- en zandplaten), een hoogwatervluchtplaats (steltlopers) en broedhabitat (noordse stern, visdief, kokmeeuw, bontbekplevier);

    - plaatselijk betreden en berijden slik- en zandplaten en zilte pionierbegroeiingen (zeekraal) leidt niet tot areaalverlies of draagkrachtverlies;

    - herstel van buitendijkse kwelder kan leiden tot verlies van slik- en zandplaten, maar wordt beoordeeld als positief, omdat het verlies aan habitat (afslag van de kwelder in de jaren voorafgaand aan de ingreep) wordt gestopt: feitelijk geeft het project ruimte voor groei van de kwelder, waardoor herstel mogelijk wordt.

    Mitigatie: de werkzaamheden zullen overdag worden uitgevoerd buiten het broedseizoen, vr de piek in de najaarstrek, alleen bij laagwater, terwijl het materieel bij hoogwater achter de dijk wordt opgesteld. Maximaal vijf mensen tegelijk mogen de projectlocatie betreden. Het project sluit goed aan bij instandhoudingsdoelstellingen, beheerplandoelstellingen (doel instandhouden van het broedbiotoop, rustgebied en hoogwatervluchtplaats voor vogels) en ander beleid (Programma Naar een Rijke Waddenzee). 7. Procesmatige informatie Al in 2003 werd parallel aan de kust een stortstenen dam neergelegd met dwars daarop een rijshoutendam, vooral om de dijk te beschermen tegen de naderende vaargeul. In 2008 bleek uit een quickscan dat de Feugelplle aan het verdwijnen was. In de Schetsschuit Zuidwest-Ameland, die de Waddenvereniging in april 2009 organiseerde, werd uitgedacht of en hoe het gebied kon worden ingericht als natuurlijke klimaatbuffer. Eind 2011 werd het projectplan opgeleverd. In 2012 werden de maatregelen van fase 1 uitgevoerd: realisatie van een rijshoutendam en een kleidam met erbovenop een laag kleischelpen. De maatregelen voor de volgende fase (schelpdierbanken zijn in voorbereiding. In maart 2013 was er een overleg over het ontwerp van de maatregelen van fase twee van het project. Het is de bedoeling dat in het verlengde van de stortstenen dam een basis wordt gelegd waarop schelpdieren zich kunnen vestigen. Opvallend is dat er al vergunning is verleend voor de schelpdierenbanken, terwijl er nog geen uitwerking van de plannen beschikbaar was. Afgesproken is om in overleg te besluiten hoe te werk zal worden gegaan. Zo is inmiddels besloten geen levende oesters te gebruiken en alleen gebruik te maken van volledig afbreekbare materialen. Ook wordt zo goed mogelijk gebruikt gemaakt van informatie uit het project en daarbij aangesloten. In de Structuurvisie Derde Nota Waddenzee staat dat alle buitendijkse gebieden met rust gelaten moeten worden en de natuur haar gang moet kunnen gaan. Ook is het onbekend wat er gebeurt als je ingrijpt in zon dynamisch gebied. Toch is het gelukt om de klimaatbuffer te realiseren, als onderzoekslocatie. Mede ingegeven door de veiligheid van de zeedijk hebben overheden toestemming gegeven en zijn vergunningen verleend. Omdat de kwelder afslaat en er sprake is van zowel een achteruitgang van natuurwaarden als een toenemende bedreiging van de waterveiligheid werd de urgentie breed gevoeld. 8. Informatie vergunningentraject Bij brief van 12 juni 2012 heeft het adviesbureau Bestia et Lex namens Staatsbosbeheer een vergunning

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 22 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    aan gevraagd. Op 3 augustus 2012 is de vergunning toegekend door de provincie Frysln. Succesfactor was de intensieve voorbereiding, waardoor er (voor de Nbwetprocedure) geen verrassingen waren en er geen zienswijzen zijn ingediend. Enige vertraging is nog opgetreden doordat de gemeente Ameland tegen eerdere verwachting in toch een aanlegvergunning moest afgeven. Conclusie: positieve en negatieve factoren projectrealisatie +: Aansluiting bij Natura 2000-doelstellingen: per saldo een positief effect op de instandhoudings-doelstellingen (sprake van herstel van vroegere situatie (= behoud)); + Draagt mogelijk bij aan het oplossen van een Natura 2000-knelpunten (onvoldoende rustig en predatievrij broedhabitat, herstel kwaliteit slik- en zandplaten (herstel mosselbanken) en sluit dus aan bij het Natura 2000-beheerplan; +: Aansluiting bij ander beleid/plannen: de aanpak sluit aan bij het Deltaprogramma Wadden, bij de visie van het Programma Naar een Rijke Waddenzee, bij het beleid van de provincie Frysln en wetterskip Frysln om meer inzicht te krijgen in de rol van kwelders bij de veiligheid en de mogelijkheden voor ontwikkeling; + Draagvlak en ervaren van urgentie vanwege afnemende natuurwaarden en bedreiging van waterveiligheid; + Uitvoering is aangepast: buiten gevoelige perioden (broedseizoen, s nachts, vogeltrek etc); + Intensieve afstemming in voortraject met veel overleg tussen alle betrokken partijen; + Veel communicatie (voorlichting en creren van draagvlak) inclusief veldwerkplaatsen; + Onderzoeksaspect geeft project meerwaard; -: Buitendijkse activiteit, ruimtebeslag habitattypen; -: Onduidelijk wat toekomstige effecten zijn van ingreep in dynamisch systeem.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    3.3 Verbreding fietspad Duinen Vlieland inclusief natuurherstel grijze duinen

    1. Omschrijving project Het project betreft de verbreding van het recreatieve fietspad over de gehele lengte (7 kilometer) door de duinen van Vlieland (De Ankerplaats tot Posthuys) van 1,50 naar 1,80 cm. De toplaag zal worden voorzien van kleischelpen, gelijk aan het huidige pad. De vrijkomende grond wordt in het traject hergebruikt. De werkzaamheden zullen aaneengesloten en op n plaats tegelijk plaatsvinden. Volgorde van werkzaamheden: starten bij het Ankerpad, daarna het Pad van Malgum en het Veenpad en als laatste het werkpad naast de fietspaden. 2. Locatie Duinen Vlieland

    Het fietspad (rood weergegeven) is gelegen in het Natura 2000-gebied Duinen van Vlieland (groen weergegeven) en loopt van de Ankerplaats via het Zesduinenpad en het Pad van zes naar het Posthuys. 3. Functies Recreatie en toerisme, natuur. 4. Betrokkenen Initiatiefnemer: gemeente Vlieland; Bevoegd gezag Nbwet: provincie Frysln; Beheerder gebied: Staatsbosbeheer regio Noord; Opsteller van het ecologische onderzoek: Zumkehr Ecologisch Adviesbureau, te Terschelling. 5. Status van project Gerealiseerd. In 2011 is een Nbwetvergunning verkregen voor een termijn tot april 2012. In het najaar van 2011 en de winter 2011/2012 hebben de werkzaamheden plaatsgevonden. Daarna is een locatie voor kwaliteitverbetering van kalkarme grijze duinen door de Gemeente voorgedragen, maar deze werd door Staatsbosbeheer en de Provincie als niet geschikt geacht, omdat deze locatie te ver verwijderd lag van het fietspad. Vervolgens is in gezamenlijk overleg een nieuwe locatie gevonden, namelijk een duinheuvel die begroeid was geraakt met dennen. De dennen zijn inmiddels verwijderd en als de sporen van voertuigen die daarbij zijn ingezet zijn hersteld kan de benodigde kwaliteitverbetering als afgerond worden beschouwd. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD: - Verlies van circa 485 m2 habitattype kalkarme grijze duinen (H2130B); - Geen verstoring van aangewezen vogelsoorten, want het gebied is hiervoor van marginaal belang; - Geen effecten op habitatsoorten (groenknolorchis), want zijn niet ter plaatse aanwezig; - Als integraal onderdeel van het plan worden meteen na de werkzaamheden maatregelen getroffen ter

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 24 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    verbetering van het oppervlakte en de kwaliteit van het habitattype kalkarme grijze duinen. Hiermee is circa 900 m2 gemoeid en komt de uitbreidings- en verbeterdoelstelling niet in gevaar.

    Mitigatie: - Werkzaamheden worden aaneengesloten uitgevoerd buiten het broedseizoen; - Werkzaamheden worden zoveel mogelijk in de daglichtperiode uitgevoerd; - Netto uitbreiding van oppervlakte en verbetering van de kwaliteit van het habitattype kalkarme grijze

    duinen. 7. Procesmatige informatie De provincie Frysln heeft vanuit hun regierol de twee partijen op Vlieland, namelijk de gemeente en Staatsbosbeheer, in dit project bijeengebracht. Staatsbosbeheer heeft een actieve rol gespeeld in de kwaliteitverbetering van het habitattype kalkarme grijze duinen. Het proces stond onder tijdsdruk omdat de schelpen voor het fietspad al waren besteld en de gemeente de werkzaamheden vr het volgende toeristenseizoen (en vanwege de Nbwet dus ook vr het broedseizoen) afgerond wilde hebben. Sterk punt in het proces was dat er drie partijen waren (waarvan de gemeente zich liet ondersteunen door een adviesbureau), die alle drie een duidelijk rol hadden in het proces. 8. Informatie vergunningentraject De werkzaamheden vinden plaats binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied Duinen Vlieland en zijn vergunningplichtig, want ze kunnen schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Staatsbosbeheer heeft een zienswijze ingediend. De vergunningaanvraag dateerde van 30 augustus 2011, door de Provincie gevraagde aanvullende informatie is aangeleverd op 13 oktober 2011 en de vergunning is verleend op 11 november 2011. Cruciaal punt in de vergunningverlening was dat de Provincie als bevoegd gezag de verbreding van het fietspad n de verbetering van het habitattype kalkarme grijze duinen als n project heeft opgevat (natuurinclusief ontwerp). Als de habitatverbetering als compenserende maatregel voor de aantasting van habitat gezien zou worden, zou de strenge ADC-toets moeten worden doorgelopen en de compenserende maatregelen voorafgaand aan de verbreding van het fietspad hebben moeten plaatsvinden. Nu kon het na afloop (bij voorkeur aansluitend) en kon de meest geschikte locatie ook later pas worden aangewezen. Conclusie: positieve en negatieve factoren projectrealisatie + Netto positief effect op oppervlakte en kwaliteit kalkarme grijze duinen door mitigatie/natuurinclusief ontwerp (verbetering van een nabijgelegen duinheuvel); + Werkzaamheden zijn aaneengesloten en buiten de voor soorten gevoelige periode (broedseizoen) uitgevoerd; + Coperatieve houding bevoegd gezag en beheerder; + Duidelijke rolverdeling betrokkenen; - het betreft een verbeter- en uitbreidingsdoelstelling kalkarme grijze duinen, dus bij oppervlakte verlies is er snel sprake van significante effecten.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    3.4 Dijkversterking Prins Hendrikdijk te Texel

    1. Omschrijving project Bij de toetsing voor het nationale Hoogwaterbeschermingsprogramma van de Waddenzeedijk te Texel in 2005 werd geconcludeerd dat de huidige dijk op verschillende plekken onvoldoende veilig is. Ook de dijksectie ten hoogte van de Prins Hendrikpolder (dijksectie 9) scoorde onvoldoende. Voor het versterken van de dijk wordt op basis van de huidige ontwerpen een buitendijkse overgang van land naar water gerealiseerd door aanleg van een duinenrij (over een lengte van 3,3 kilometer), een landtong (vloedhaak, circa 1 kilometer lang) en in het verlengde daarvan aanleggen van een langgerekt (broed)eiland (ook circa 1 kilometer lang). De zogenaamde Zandige variant. Tussen het zandlichaam en de vloedhaak ontstaat een luw ondiep gebied met mogelijkheden voor een kwelder met pioniervegetatie. Op de vloedhaak zullen mosselkorven worden aangelegd om erosie tegen te gaan en ter bevordering van het ontstaan van natuurlijke mosselbanken. Het eiland en de vloedhaak fungeren als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels en mogelijk als ligplaats voor zeehonden. Het gebied tussen de duinenrij en de vloedhaak en het eiland staat in open verbinding met de zee, maar wordt ook gevoed door het zoete water dat door de gemalen in het plangebied uitgeslagen wordt. Zo wordt er een zoet-zoutgradint gerealiseerd. Strikt genomen zal alleen het zandlichaam onderdeel uitmaken van de waterkering. De overige planelementen kunnen worden gezien als natuurbouw of ontwikkeling en zijn niet primair bedoeld voor de veiligheid (hoewel het hier wel aan bijdraagt) maar leveren wel de meeste natuurwaarden op. 2. Locatie De Prins Hendrikdijk op Texel ligt aan de zuidoostkant van het eiland (zie onderstaande gele lijn in linkerfiguur) en heeft een lengte van circa 3200 meter. Aan de zuidzijde sluit de dijk aan op de inlaagdijk t Horntje en aan de noordzijde op de Westdijk. Tussen de dijk en de getijdengeul (de Texelstroom op meer dan 400 meter van de dijk) ligt een ondiep en relatief stromingsluw gebied dat ongeveer 200 ha beslaat. De dijk grenst aan het Natura 2000-gebied Waddenzee.

    Bron van de afbeeldingen van links naar rechts: Google Earth; HHNK, Witteveen + Bos, 2011). 3. Functies Waterveiligheid, natuur. 4. Betrokkenen Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is als beheerder verantwoordelijk voor de dijk en is daarmee initiatiefnemer. De provincie Noord-Holland treedt op als het bevoegde gezag. Het vaststellen van de technische en juridische haalbaarheid en het verzekeren van de extra kosten die

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 26 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    noodzakelijk waren voor de zandige variant gebeurde onder begeleiding van het Programma Naar een Rijke Waddenzee. Het project wordt gefinancierd door HHNK, provincie Noord-Holland, gemeente Texel, ministerie van IenM en het Programma Naar een Rijke Waddenzee (Waddenfonds). De Passende Beoordeling wordt opgesteld door K. Vertegaal met ondersteuning van L. Boerema. 5. Status van project In voorbereiding/planfase, de Nbwetvergunning is nog niet aangevraagd. Begin november 2012 is door het Waddenfonds de noodzakelijke subsidie aan dit project toegekend, waarna het bestuur van HHNK heeft gekozen voor de zandige variant als voorkeursalternatief. Volgens de huidige planning worden tot het derde kwartaal van 2013 het voorkeursalternatief verwerkt in het projectplan en worden de voorbereidingen getroffen voor de noodzakelijke grondaankopen en benodigde vergunningen. Het is de verwachting dat vanaf medio 2015 met de uitvoering wordt gestart. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD: Het ontwerp voor de zandige variant betekent onder andere significant negatieve gevolgen voor de aalscholver en het habitattype permanent overstroomde zandbanken. Voor het habitattype slik- en zandplaten is naast verlies van oppervlakte een verbetering van kwaliteit aan de orde. Positieve effecten zijn mogelijk een toename van het oppervlak zilte pionierbegroeiingen en buitendijkse schorren en zilte graslanden, evenals een kwaliteitstoename voor het habitattype slik- en zandplaten. Mogelijk zijn er ook positieve effecten op de kwaliteit van het habitattype permanente overstroomde zandbanken merkbaar, doordat het nieuwe luwe gebied kan fungeren als een paai-, kraam- en opgroeigebied voor vissen (kwaliteitsaspect van dit habitattype). 7. Procesmatige informatie Hoewel eerder het conceptvoorkeursalternatief van het ontwerp van de dijkversterking van de Waddenzeedijk was vastgesteld keerden de gemeente Texel en andere belanghebbenden zich tegen een binnendijkse, landinwaartse dijkverzwaring, omdat deze ten koste zou gaan van landbouwgrond, natuur (Ceres) en woningen. Middels zienswijzen is als alternatief voor deze binnendijkse versterking van de harde dijk een buitendijkse zandige variant voorgesteld. De Commissie voor de m.e.r. heeft geadviseerd deze zandige variant mee te nemen als alternatief. De betrokken bestuurders gaven in 2011 aan dat de zandige variant een mogelijke oplossing was, maar concludeerden tegelijkertijd dat de variant duurder was dan een binnenwaartse variant. Dit komt omdat het onderhouden van de zanddijk meer kost dan het onderhoud van een gewone dijk met gras of steen. En daarnaast wordt het zandige ontwerp gecombineerd met natuurlijke vooroevers. Er is daarom verder onderzocht of de kosten van de zandige variant met een laatste aanpassing van het ontwerp, dichter bij de kosten van een binnendijkse versterking konden komen. Het onderzoek werd ondersteund door het Rijk, op verzoek van de nationale Deltacommissaris. In een bestuurlijk overleg in juli 2012 is afgesproken dat alle betrokken partijen elk een deel van de financiering op zich nemen. Om de financiering sluitend te krijgen, was in ieder geval, naast de subsidie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma, subsidie vanuit het Waddenfonds nodig. Begin november 2012 is door het Waddenfonds de noodzakelijke subsidie (12,2 miljoen) aan dit project toegekend. Het bestuur van HHNK heeft mede daarom in mei 2013 ingestemd met de zandige variant als voorkeursalternatief. In een realisatieovereenkomst, die de betrokken bestuurders op 30 mei 2013 hebben ondertekend, zijn de financile bijdragen en inspanningen van de partijen vastgelegd. Momenteel is men bezig met verder planuitwerking en er is een werkgroep vergunningverlening gevormd die zaken rondom de vergunning uitwerken. Tijdens het proces is er veel aandacht besteed aan draagvlakontwikkeling. Bestuurders, deskundigen (o.a. wetenschappers NIOZ) en belangengroepen (o.a. Waddenvereniging, Vogelbescherming, landbouworganisatie) zijn in een vroeg stadium betrokken. Het plan wordt mede hierdoor breed gedragen en is ook door bestuurders sterk omarmd.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    8. Informatie vergunningentraject Er is nog geen Nbwetvergunning aangevraagd. Momenteel wordt er gewerkt aan de ecologische en juridische onderbouwing van de vergunning. De betrokkenen zijn zich terdege bewust van het feit dat er bij de zandige variant sprake is van ruimtebeslag in het Natura 2000-gebied Waddenzee en dat het tot significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen leidt. Deze casus is behandeld in de juridische analyse van Peter Mendelts en Luuk Boerema (november 2011). In opdracht van HHNK is er door een ecoloog (Kees Vertegaal) een toetsing van het plan aan de Nbwet (Passende Beoordeling) gemaakt met daarin een analyse volgens de ecosysteembenadering. Dit betekent dat er naast het inventariseren van de negatieve effecten ook gekeken is naar de positieve effecten. Hierdoor zou er door het bevoegde gezag een beoordeling van het totaal aan effecten kunnen plaatsvinden. Er is aan het bevoegd gezag gevraagd of het huidige plan in het kader van de Nbwet vergunbaar kan worden geacht. De insteek van het projectteam en de juridische strategie van de ecosysteembenadering is door verschillende juristen nagegaan. Op basis van deze juridische analyse heeft het bevoegd gezag aangegeven dat het plan ten aanzien van de vergunningverlening Nbwet als haalbaar kan worden gezien. De vergunbaarheid van de zandige variant kan echter niet worden gegarandeerd, vooral omdat het een noviteit in de jurisprudentie zou betekenen. Men heeft de verwachting dat er door belanghebbenden tegen het plan niet tot nauwelijks bezwaar zal worden aangetekend. Als je volgens de reguliere wijze vergunning aanvraagt, is een enorme mitigatieopgave aan de orde. Als deze casus volgens de reguliere wijze van vergunningverlening wordt beschouwd zal er, behalve als er voldoende gemitigeerd kan worden om de significant negatieve effecten te voorkomen, volgens de gangbare wijze getoetst moeten worden aan de ADC-criteria. Het is waarschijnlijk dat op basis van de ADC-criteria en de huidige jurisprudentie geen Nbwetvergunning kan worden afgegeven, omdat er een binnendijkse variant bestaat die geldt als een alternatief met geen negatieve gevolgen voor instandhoudingsdoelstellingen. Momenteel wordt er in samenspraak met Luuk Boerema gewerkt aan een ecologische juridische onderbouwing die bij de Raad van State houdbaar zou kunnen zijn. In de onderbouwing wordt een spoor gekozen waarbij uit de ADC-toets wordt gebleven en waarbij de nadruk wordt gelegd dat er voor het hele plan geen sprake is van een significante verslechtering. Omdat er wat betreft permanent overstroomde zandbanken geen ten gunste van-formulering is opgenomen in het aanwijzingsbesluit, blijft het onzeker of de innovatieve insteek houdbaar blijft voor de rechter. Conclusie: positieve en negatieve factoren projectrealisatie + Er is een sterke bestuurlijke, maatschappelijke en regionale wens om de zandige variant te realiseren; + Er is veel aandacht besteed aan het vergroten van het draagvlak; + De financiering is sluitend gemaakt. De subsidie en cofinanciering wordt gedragen door meerdere partijen om meerkosten van de zandige variant te financieren; + Het plan om de dijk middels een zandige variant buitendijks te versterken sluit goed aan binnen het beleid zoals dat van het Programma Naar een Rijke Waddenzee, dat van de Planologische Kernbeslissing Derde Nota Waddenzee en dat van het Deltaprogramma Waddengebied; + Er is en wordt voor de onderbouwing van het plan veel deskundigheid (wetenschappers/juristen/ adviseurs/Programma Naar een Rijke Waddenzee) ingeschakeld; + De verwachting is dat er weinig bezwaar is op het plan; + Onderdeel van het plan is natuurbouw wat leidt tot positieve effecten op sommige instandhoudingsdoelstellingen; - Er zijn inhoudelijk verschillende interpretaties ten aanzien van wat precies beschermd moet worden wanneer het over natuurlijke habitats gaat; - Geen duidelijke synergie tussen het plan en sommige instandhoudingsdoelstellingen en het Natura 2000-beheerplan;

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 28 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    - Zonder inzet van mitigerende maatregelen is er sprake van significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen, want geen ten gunste van-formulering in aanwijzingsbesluit opgenomen; - De significant negatieve effecten zijn moeilijk te mitigeren (want dat betekent dat men het ruimtebeslag van de habitattypen teniet moet doen); - Onduidelijkheid over de houdbaarheid van de vergunning (indien ecosysteembenadering wordt gehanteerd dan is er sprake van een juridische noviteit); - Meerkosten voor zandige variant, dus in eerste instantie geen animo hiervoor; - Hoge toekomstige beheerinspanning (natuurlijkheid/wenselijkheid van het plaatsen van een zandlichaam in een slikkig gebied) 3.5 Siervuurwerk afsteken op de Visserijdagen in Harlingen

    1. Omschrijving activiteit Het afsteken van siervuurwerk tijdens de Visserijdagen in Harlingen. 2. Locatie

    Het vuurwerk wordt afgestoken op de afsluitende zaterdagavond van het evenement in de haven van Harlingen op de Zuiderpier ofwel op de Noorderpier, eind augustus of begin september tussen 21.30 en 21.50. Het Natura 2000-gebied Waddenzee (in geel bovenstaande figuur) ligt direct ten (noord)westen van de Zuiderpier en Noorderpier. 3. Functie Recreatie en toerisme, evenementen. 4. Betrokkenen Het Comit Visserijdagen Harlingen is de initiatiefnemer. De provincie Frysln is bevoegd gezag in het kader van de Nbwet. 5. Status van activiteit Het is een jaarlijks terugkerende activiteit op de afsluitende dag van het evenement. In 2007 is door provincie Frysln een Nbwetvergunning verleend voor de jaren 2007 t/m 2011. In 2011 is een verlenging van de bestaande vergunning uitgegeven en is de vergunning verlengd t/m 2016. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD: door het afsteken van vuurwerk kan er sprake zijn van een kwalitatieve verslechtering (toevoeging van schadelijke stoffen) van het habitattype permanent overstroomde zandbanken, verstoring van broedende, rustende- en foeragerende vogels, verstoring van zeehonden. Mitigatie: bij het afsteken van het vuurwerk wordt zoveel mogelijk voorkomen dat vuurwerkresten dan wel schadelijke stoffen in het water terecht komen. Men gebruikt vuurwerk dat behalve kruit voornamelijk

    Noorderpier

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    bestaat uit milieuvriendelijk papier dat tijdens de explosie grotendeels verbrandt. Het vuurwerk bevat geen plastics en restanten worden na afloop zo snel mogelijk opgeruimd. Door eerder activiteiten en vaarbewegingen in de voorgaande dagen van het evenement zal het aantal vogels in en rond de haven gering zijn. De activiteit vindt laat op de avond en buiten het broedseizoen plaats waardoor er geen sprake zal zijn van verstoring van foeragerende en/of broedende vogels. Het afsteken vindt plaats ver van de bekende zeehondenligplaatsen in de Waddenzee, waardoor verstoring van zeehonden niet aan de orde is. 7. Procesmatige informatie In 2007 is op 3 januari een vergunningsverzoek ingediend door het Comit Visserijdagen Harlingen. Op 5 april 2007 is de vergunning toegekend voor de periode 2007 t/m 2011. In 2011 is de vergunning op 6 september aangevraagd. Op 18 november 2011 is de vergunning toegekend voor de periode 2012 t/m 2016. Daarbij is niet inhoudelijk ingegaan op de mogelijke effecten. Er is verwezen naar de eerdere vergunning en de daarin gegeven overwegingen. Omdat er naar de mening van de vergunningverlener geen sprake is van gewijzigde omstandigheden is de vergunning verleend, waarbij de voorwaarden van de op 5 april 2007 verleende vergunning onverkort van kracht blijven. 8. Informatie vergunningentraject De activiteit is Nbwetvergunningplichtig, omdat het afsteken van vuurwerk, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, negatieve gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebied Waddenzee kan hebben. Op basis van een verstorings- en verslechteringstoets is een vergunning en de verlenging van de vergunning aangevraagd en verleend. De gemeente Harlingen en de Waddenvereniging hebben zienswijzen ingediend, waarin zij echter aangaven geen bezwaar te maken tegen het vuurwerk. Conclusie: positieve en negatieve factoren realisatie activiteit + Aanpassing van uitvoering:

    o activiteit vindt plaatst buiten de voor natuurwaarden gevoelige perioden (broedperiode, foerageerperiode);

    o activiteit niet in de buurt van extra gevoelige gebieden (zeehondenligplaatsen); + Negatieve effecten zijn zeer lokaal en kortstondig. + In vroeg stadium vergunningaanvraag.

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    12 november 2013, versie 2.1 Rijkswaterstaat WVL/Natura 2000-gebieden op slot? - 30 - BL-RD20130287 Klant vertrouwelijk

    3.6 Herinrichting strandplateau aan de Zeeweg te Castricum

    1. Omschrijving project Het project betreft een uitbreiding van parkeervoorzieningen en de aanleg van een natte duinvallei. Het aantal fietsenrekken wordt uitgebreid van 1300 naar 4000 stuks, er wordt een parkeerterrein voor 52 autos (kort parkeren) aangelegd en er wordt een natte duinvallei in het zuidoostelijk deel van het huidige parkeerterrein gerealiseerd. De herinrichting van het strandplateau te Castricum aan Zee moet leiden tot verbeteren van de openbare ruimte en entree naar het strand en komt voort uit het Provinciaal Plan Bereikbaarheid Kust. 2. Locatie

    3. Functies Natuur, recreatie en toerisme. 4. Betrokkenen Initiatiefnemer: gemeente Castricum; Bevoegd gezag Nbwet: provincie Noord-Holland; Adviesbureau: Grontmij. 5. Status van project In voorbereiding/planfase. De vergunning is aangevraagd door de gemeente Castricum op 30 maart 2009. De Nbwetvergunning is verleend door de provincie Noord-Holland op 15 januari 2010. Nadat de vergunning is verleend blijken de betrokken partijen het niet eens te kunnen worden over de uitvoering. De eigenaar van de parkeerplaats wil alleen een deel van de parkeergelegenheid opgeven als hij daarvoor zijn bouwplannen kan realiseren en het Hoogheemraadschap wil geen vervangende bebouwing met een andere bestemming op de primaire waterkering toestaan. Een gevolg hiervan is dat het proces stagneert en er uiteindelijk geen uitvoering aan de plannen kan worden gegeven. Inmiddels is het bouwbeleid in de waterkering van het Hoogheemraadschap versoepeld en lijkt er weer ruimte te ontstaan. Het is nu de vraag of de eigenaar de financiering voor zijn ontwikkeling kan rond krijgen. De gemeente Castricum wil nog steeds de fietsstallingen en mogelijkheden voor tijdelijk parkeren uitbreiden en steunt de initiatiefnemer in zijn bouwplannen. 6. Afstemming met en effect op instandhoudingsdoelstellingen Effecten op IHD:

    - Verlies van 3.287m2 aan omvang van het habitattype duindoornstruweel (H2160). Mitigatie: Ter compensatie (saldering binnen Natura 2000-gebied/plangebied) van het verlies aan duindoornstruweel wordt een vochtige duinvallei aangelegd (Habitattype grijze duinen, vochtige

  • HaskoningDHV Nederland B.V.

    duinvallei en duinbossen) met een oppervlakte van 3.989 m2. In deze extra oppervlakte is compensatie van mogelijke afname van Natura-2000 gebied als gevolg van nog niet vergunde vervanging of uitbreiding van een strandtent alvast meegenomen. Verder worden werkzaamheden buiten broedseizoen uitgevoerd. 7. Procesmatige informatie Door een aantal geplande ontwikkelingen in n project te bundelen is getracht negatieve effecten van de verschillende projectonderdelen binnen het project samenhangend te mitigeren. Het proces rond de Nbwetvergunningaanvraag was in beginsel helder. Omvang van verlies van habitat en omvang van vervangend habitat is duidelijk. Wel zijn door de provincie aanvullende vragen gesteld over de voorgestelde uitvoering van de plannen. PWN als eigenaar van het gebied was bereid mee te denken over de uitruil van oppervlakte voor extra parkeerterrein tegen oppervlakte voor extra (kwaliteit van) natuur elders. Het proces verliep stroperig, omdat veel partijen met verschillend belangen meegenomen moesten worden in het proces. 8. Informatie vergunningentraject De vergunning is aangevraagd door de gemeente Castricum op 30 maart 2009. De Nbwetvergunning is verleend door de provincie Noord-Holland op 15 januari 2010. Er waren zienswijzen van Stichting Duinbehoud, die niet hebben geleid tot wijziging van de vergunning. De oppervlakte van het als in goed/matige staat verkerende duinstruwelen wordt ruimschoots gecompenseerd door de beoogde natte duinvallei met verhoogde natuurwaarde. In het aanwijzingsbesluit is een ten gunste van-formulering opgenomen waardoor uitwisseling van de habitattypen mogelijk is. Daardoor is er geen sprake van beperkingen in de uitvoering van het project als gevolg van de natuurwetgeving. Conclusie: positieve en negatieve factoren projectrealisatie + Aanpassing uitvoering: werkzaamheden buiten gevoelige periode (broedseizoen) + Per saldo positieve effecten voor verschillende duinhabitattypen door natuurontwikkeling als onderdeel van het