54
Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

  • Upload
    others

  • View
    1

  • Download
    0

Embed Size (px)

Citation preview

Page 1: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

van zzp’ers

Resultaten zzp-panel meting II 2013

Page 2: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

ISBN : 978-90-371-1119-4

Rapportnummer : A201413

Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap

(www.ondernemerschap.nl)

Panteia BV Panteia BV

Bredewater 26 P.o. box 7001

2715 CA Zoetermeer 2701 AA Zoetermeer

079 322 22 00 The Netherlands

www.panteia.nl +31 79 322 22 00

drs. N. de Vries

drs. B. van der Linden

C10151A

Zoetermeer , maart 2014

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van cijfers en/of

teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan

mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke

vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na

schriftelijke toestemming van Panteia. Panteia aanvaardt geen aansprakelijkheid voor

drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with Panteia. Quoting numbers or

text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned.

No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means,

or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia. Panteia

does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Page 3: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

3

Inhoudsopgave

Samenvatting 5

1 Inleiding 8 1.1 Opzet en reikwijdte van het panel 8 1.2 Gehanteerde definities 9 1.3 Responsverantwoording 9 1.4 Leeswijzer 10

2 Bedrijfsontwikkeling 11 2.1 Omzet 11 2.2 Tijdsbesteding 15

3 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 17 3.1 Achtergrond 17 3.2 Huidige verzekeringsgraad 18 3.3 Kenmerken van aov’s 19 3.4 Aansluiting marktaanbod aov op behoefte 20 3.5 Alternatieven op het marktaanbod aov 22 3.6 Aov: een private of een publieke aangelegenheid? 24

4 Werktevredenheid, functioneren en ondernemendheid 27 4.1 Achtergrond 27 4.2 Tevredenheid over het werken als zelfstandige 27 4.3 Functioneren 29 4.4 Ondernemende houding 30 4.5 Overige invloedsfactoren op tevredenheid en functioneren 31 4.6 Welke factoren bepalen werktevredenheid en functioneren? 34

5 Literatuur 35

Bijlage I Verantwoording 37

Bijlage II Regressieanalyse aov-kans 41

Bijlage III Betrouwbaarheid en analyse van de schalen 43

Bijlage IV Regressies: werktevredenheid en functioneren 45

Bijlage V Vragenlijst en routering 50

Page 4: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413
Page 5: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

5

Samenvatting

Zelfstandigen schatten een l ichte dal ing van de omzet in 2013

Er zijn meer zelfstandigen die in 2013 een omzetdaling constateren dan een

omzetstijging. Ten opzichte van een jaar eerder is het aandeel zelfstandigen in de

lagere omzetcategorieën (geschatte omzet tot 25.000 euro) licht toegenomen; het

aandeel zelfstandigen met een inkomen tussen de 25.000 en 100.000 euro is

daarentegen gedaald. Dat komt vooral omdat er meer zzp’ers te kampen hadden met

een omzetdaling dan met een omzetstijging. Bij ozp’ers waren er juist meer

omzetstijgingen dan -dalingen zichtbaar.

Omzetreal isat ie 2013 valt tegen; verwachting 2014 posit ief

De daling van de omzet valt de zzp’ers vaak tegen. Voor meer dan een kwart van de

zelfstandigen valt die realisatie lager of veel lager uit dan verwacht. Toch zijn de

ondernemers met eenpersoonsbedrijven voor 2014 positief gestemd: een kwart

voorspelt een omzettoename in het komende jaar, slechts een vijfde voorziet een

omzetdaling.

Ruim een derde heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering

36% van de zelfstandigen is in het bezit van een arbeidsongeschiktheidsverzekering

(aov). Ten opzichte van het begin van 2013 is de verzekeringsgraad vrijwel gelijk

gebleven. Zelfstandigen in de maaksectoren (landbouw, industrie en bouw) hebben

relatief vaker een aov. Slechts een kwart van de zelfstandigen ouder dan 54 jaar heeft

een aov tegenover circa 40% in jongere leeftijdscategorieën.

Geslacht, leeft i jd, werkuren en inkomen van invloed op afsluiten aov

Geslacht, leeftijd, werkuren en inkomen zijn factoren die van invloed zijn op de kans

om een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Mannen zijn vaker geneigd

een aov af te sluiten dan vrouwen. De verzekeringsgraad is het hoogst bij de leeftijd

van 35 jaar; ondernemers die jonger en ouder zijn dan die leeftijd zijn minder vaak

verzekerd. Bij een 53-urige werkweek is de verzekeringsgraad het hoogst; bij korter

of langer werken ligt de verzekeringsgraad lager. Ten slotte geldt dat hoe hoger het

netto inkomen, hoe vaker men een aov heeft afgesloten.

85% zit bij een commerciële verzekeraar

Van de zelfstandigen met een aov heeft 85% die bij een commerciële verzekeraar

afgesloten. Een zelfstandige betaalt gemiddeld ruim 4.000 euro per jaar aan aov-

premie. Driekwart krijgt in geval van arbeidsongeschiktheid een vast bedrag

uitgekeerd. 80% heeft een verzekering die breder dekt dan alleen de vaste lasten,

zoals huur en rentebetalingen.

Aov vanwege verantwoordeli jkheid gezinsinkomen

De belangrijkste reden om een aov af te sluiten, is de verantwoordelijkheid voor het

gezinsinkomen. Een andere veel genoemde reden is dat men niet in staat is het risico

zelf te dragen. De belangrijkste reden om af te zien van een aov is dat de premies te

hoog zijn. Voor 60% van de zelfstandigen zonder aov vormt de hoge prijs een

belemmering.

Weinig bekendheid met vrijwil l ige verzekering UWV

Het UWV biedt startende zelfstandigen die uit loondienst komen de mogelijkheid zich

bij hen te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Uit nadere analyse blijkt dat

Page 6: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

6

slechts 17% van deze groep startende ondernemers van deze mogelijkheid op de

hoogte is. Bij de groep zelfstandigen die vanuit een uitkeringspositie gestart zijn ligt

het percentage iets hoger, namelijk 25%. De meerderheid van de zelfstandigen ziet de

aov toch vooral als private aangelegenheid. Hoger opgeleide zelfstandigen zijn daarbij

vaker voorstander van eigen verantwoordelijkheid dan lager en middelbaar opgeleide

zelfstandigen.

Aov vooral een private aangelegenheid

Het merendeel van de zelfstandigen ziet de aov als een private aangelegenheid. Niet

de overheid maar zijzelf moeten kunnen bepalen welke keuzes er rondom de aov

gemaakt worden. Hoger opgeleide zelfstandigen pleiten daarbij vaker voor privaat

initiatief dan lager en middelbaar opgeleide zelfstandigen. Mannen neigen meer naar

eigen initiatief dan vrouwen en vanaf een inkomen van 2.000 euro zijn zelfstandigen

meer geneigd om een aov als eigen verantwoordelijkheid te beschouwen.

Zelfstandigen zijn tevredener, werknemers funct ioneren beter

84% van de ondernemers van eenpersoonsbedrijven zijn (zeer) tevreden met hun

werk als zelfstandige. De tevredenheid onder zelfstandigen is daarmee hoger dan die

onder werknemers (78%). Zelfstandigen halen vooral voldoening uit de aard en de

inhoud van het werk en – in mindere mate – ook uit het bedrijfsinkomen. Hoger

opgeleide zelfstandigen zijn meer tevreden dan lager en middelbaar opgeleide

zelfstandigen. Zelfstandigen zijn van mening dat zij goed (bovengemiddeld)

functioneren. Echter, werknemers zijn van oordeel dat zij beter functioneren.

Functioneren zelfstandigen bepaald door …

Het functioneren van zelfstandigen wordt vooral bepaald door: geslacht, leeftijd,

ondernemende houding en concentratieproblemen. Zo geven mannen vaker dan

vrouwen aan dat ze goed functioneren en beoordelen oudere zelfstandigen hun

functioneren lager dan jongere. Een ondernemende houding draagt sterk bij aan het

functioneren terwijl concentratieproblemen het functioneren juist sterk verminderen.

Werktevredenheid zelfstandigen bepaald door…

De werktevredenheid van zelfstandigen wordt vooral bepaald door: leeftijd,

functioneren, ondernemende houding, toekomstgerichtheid en concentratieproblemen.

Werktevredenheid van zelfstandigen neemt tot 40 jaar af en daarna toe. De

werktevredenheid is daarnaast hoger naarmate het eigen functioneren beter

beoordeeld wordt en naarmate een zelfstandige ondernemender is. Zelfstandigen die

toekomstgericht zijn, halen juist minder voldoening uit hun huidige werkzaamheden.

Zelfstandigen hebben bovengemiddelde ondernemende houding

Een ondernemende houding is bij zelfstandigen bovengemiddeld aanwezig. Hoger

opgeleiden zelfstandigen zijn iets vaker ondernemend dan lager en middelbaar

opgeleide. Ondernemendheid verschilt nauwelijks tussen zzp’ers en ozp’ers of tussen

maak-, distributie en dienstensectoren. Ondernemende houding is een belangrijke

voorspeller van ondernemend gedrag en ondernemerssucces.

Zelfstandigen kijken vooruit

Zelfstandigen richten zich vaker op de toekomst dan op het heden; hoger opgeleide

zelfstandigen zijn minder gericht op het hier en nu. Impulsiviteit en

concentratieproblemen komen niet veel voor onder zelfstandigen. Lager en middelbaar

opgeleide zelfstandigen, ozp’ers en zelfstandigen in de distributiesectoren zijn vaker

impulsief. Die laatste twee doelgroepen hebben ook vaker concentratieproblemen. In

totaal valt 7,3% van de zelfstandigen in de risicogroep met concentratieproblemen.

Page 7: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

7

Een nieuwe meting van het zzp-panel

Het zzp-panel geeft inzicht in relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de

continuïteit van eenpersoonsbedrijven. Dit panel is in 2009 opgezet door Panteia/EIM

in samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het panel

bestaat uit alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven. Voor deze tweede meting van

2013 is gebruikgemaakt van een internetvragenlijst. Deze methode maakt

diepgaander onderzoek mogelijk en is geschikt voor de specifieke onderwerpen van

deze meting: de verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en de werktevredenheid en

het functioneren van ondernemers zonder personeel. Aan de tweede meting van het

zzp-panel van 2013 hebben in totaal 820 panelleden meegewerkt.

Page 8: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

8

1 Inleiding

In dit rapport worden de uitkomsten van de tweede meting van 2013 van het zzp-

panel beschreven. Het veldwerk is uitgevoerd tussen eind december en eind januari

2014. In deze meting zijn relevante aspecten rond de bedrijfsvoering en de

continuïteit van zzp-ondernemingen in kaart gebracht. Daarnaast is specifieke

aandacht besteed aan (de behoefte aan) arbeidsongeschiktheidsverzekeringen van

zzp’ers.

1.1 Opzet en reikwijdte van het panel

Het panel bestrijkt nu alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven, onderscheiden in

zzp’ers, die voornamelijk arbeid aanbieden, en overige ondernemers zonder personeel

(ozp’ers), die voornamelijk goederen verkopen. Daarmee is het mogelijk om

zelfstandigen zonder personeel vanuit een ruime (alle eenpersoonsbedrijven) en een

enge definitie (zzp’ers die arbeid aanbieden) met elkaar te vergelijken.1 Beide groepen

verhouden zich tot elkaar zoals weergegeven in figuur 1.1. Door beide definities op te

nemen is het beter mogelijk om de resultaten te relateren aan andere statistische

bronnen, zoals bijvoorbeeld het CBS.

figuur 1.1 De relatie tussen eenpersoonsbedrijven en zzp’ers.

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Eenpersoonsbedrijven zijn alle in het Handelsregister ingeschreven ondernemers die

geen personeel in dienst hebben. Zzp’ers vormen daar een deelsegment van. Zij

hebben geen medeondernemers en bieden voornamelijk hun eigen arbeid en

vaardigheden aan. Typische voorbeelden van dit type zelfstandigen zijn zelfstandige

metselaars, stukadoors, kraamhulpen en ook interim-managers, coaches of

communicatiedeskundigen.

1 (Wennekers, De Wit, Brummelkamp, Hartog, & Van Essen, 2011).

Zzp

Eenpersoonsbedrijven

Ozp

Zzp

Eenpersoonsbedrijven

Ozp

Page 9: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

9

In het panel ligt het aandeel zzp’ers op 80%.2 De resterende groep wordt gerekend tot

overige ondernemers zonder personeel (ozp). Het grootste deel van de ozp’ers wordt

gevormd door zelfstandigen die voornamelijk goederen verkopen (“klassieke”

zelfstandigen). Typische voorbeelden van klassieke zelfstandigen zijn veetelers,

groenteboeren of cafébazen. Daarnaast omvat de groep ook vennoten en maten die

vooral hun arbeid aanbieden. Dit zijn bijvoorbeeld de medische specialisten of

advocaten die in een maatschap zitten. Het in kaart brengen van ozp’ers is relevant

omdat deze groep eenpersoonsbedrijven op enkele punten afwijkt van de zzp-groep.

In het panel bedraagt het aandeel ozp’ers bijna 20%. Omgerekend zijn dit circa

162.000 ozp-ondernemingen.

1.2 Gehanteerde definities

Ondernemers van eenpersoonsbedrijven voldoen aan de volgende criteria:

1. de ondernemer voert zelfstandig ondernemende activiteiten uit;

2. heeft geen personeel;

3. werkt minimaal 15 uur per week in de onderneming.

Zzp’ers voldoen – net als in de voorgaande metingen van het zzp-panel – aan de

volgende aanvullende criteria:

4. de zzp’er heeft geen compagnon (medeondernemer of meewerkende partner die

vergelijkbare activiteiten uitvoert en substantieel bijdraagt);

5. verkoopt in de eerste plaats eigen arbeid, kennis, vaardigheden en geen goederen,

producten of andermans diensten.

Ozp’ers zijn alle ondernemers van eenpersoonsbedrijven die geen zzp’er zijn. Zij

voldoen in elk geval ook aan de criteria van ondernemers van eenpersoonsbedrijven.

1.3 Responsverantwoording

Aan deze meting hebben in totaal 820 panelleden meegewerkt. Het responspercentage

is voldoende om uitspraken te doen over verschillende groepen zzp’ers. Een

uitsplitsing naar tien sectoren, zoals in vorige edities, is onvoldoende betrouwbaar. Als

oplossing is ervoor gekozen om sectoren die qua activiteiten op elkaar lijken, samen

te nemen (maaksectoren, distributiesectoren en dienstensectoren). De drie

geaggregeerde sectoren hebben wel voldoende celvulling. De sectoren die samen een

geaggregeerde sector vormen, zijn intern consistent; de drie geaggregeerde sectoren

verschillen onderling nog voldoende om onderscheid naar sector aan te tonen. De

wijze waarop het huidige panel is samengesteld, hoe deze meting via internet is

uitgevoerd en ook de verantwoording van de weging is gedetailleerd uiteengezet in

Bijlage I. De verantwoording over gehanteerde meetconstructen staan uitgewerkt in

Bijlage II.

2 Ter vergelijking: in het eerste kwartaal van 2012 telde het CBS ruim 570.000 zelfstandigen die voornamelijk

hun eigen arbeid aanbieden (Kösters, 2012). Omgerekend is dat 78% van alle eenpersoonsbedrijven. Die cijfers

zijn afkomstig van de Enquête beroepsbevolking (EBB) en hebben betrekking op personen van 15 tot 65 jaar die

twaalf uur of meer per week werkzaam zijn (de werkzame beroepsbevolking). Er is voor gekozen om alleen te

kijken naar de zogenoemde eerste werkkring van personen. Wanneer iemand zelfstandig ondernemer is in een tweede of derde werkkring, is deze dus niet meegeteld.

Page 10: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

10

1.4 Leeswijzer

Het rapport is als volgt opgebouwd. De achtergrond van deze meting en de

gehanteerde definities zijn in hoofdstuk 1 reeds aan bod gekomen. In hoofdstuk 2

wordt de ontwikkeling in omzet(verwachting) en tijdsbesteding van zzp’ers besproken.

Hoofdstuk 3 behandelt arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (aov’s) van zelfstandigen.

Nagegaan wordt in welke mate zij gebruikmaken van aov’s, welke soorten er

afgesloten worden en wat redenen zijn om al dan niet zo’n verzekering af te sluiten.

Tevens wordt gekeken wie volgens zzp’ers verantwoordelijk is voor het regelen van

aov‘s: de overheid of toch juist de ondernemer zelf. Het laatste hoofdstuk is gewijd

aan de werktevredenheid en het functioneren van zelfstandige ondernemers.

Page 11: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

11

2 Bedrijfsontwikkeling

In de eerste meting van 2013 van het zzp-panel kwam naar voren dat ondernemers

nog steeds te lijden hadden onder de economische crisis. De omzet en het inkomen

bleven op een gelijk niveau en ook de tariefstelling bleef onveranderd. Het aantal

declarabele uren liep terug ten opzichte van het jaar daarvoor. Bij de groep

zelfstandig ondernemers kunnen aspecten als tijdsbesteding en omzet relatief

eenvoudig fluctueren. Het structureel meten van deze aspecten van de bedrijfsvoering

levert daarom het nodige inzicht in de ontwikkeling en flexibiliteit van de

ondernemers. In het zzp-panel wordt dit ook met enige regelmaat gemeten. In dit

hoofdstuk wordt ingegaan op hoe deze aspecten van de bedrijfsvoering zich in de loop

van 2013 hebben ontwikkeld en wat de verwachtingen van de ondernemers zijn voor

2014.

2.1 Omzet

‘Best est imate’ van de omzet in 2013

Een belangrijke indicator voor het economische presteren en de financiële positie van

de ondernemers is de omzetrealisatie. In de tweede meting van 2013 van het zzp-

panel is de ondernemers gevraagd een schatting te maken van de omzet in 2013. De

omzetcijfers zijn daarom onder voorbehoud. In de eerste meting van 2014 van het

zzp-panel zal de daadwerkelijk gerealiseerde omzet worden gevraagd.

Ruim een op de drie ondernemers schat dat zij over het jaar 2013 een omzet tot

€ 25.000 gerealiseerd hebben (zie figuur 2.1). Ten opzichte van de realisatie over

2012 lijkt een lichte verschuiving te hebben plaatsgevonden richting de lagere omzet

categorieën. Ook het aandeel ondernemers met een geschatte omzet tussen de

€ 25.000 en € 100.000 is nu iets teruggelopen (in totaal 39 procent versus 46 procent

in 2012). Bijna een kwart van de ondernemers schat dat zij in 2013 uitkomen op een

omzet van meer dan een ton per jaar. Ten opzichte van 2012 is dat nagenoeg gelijk

gebleven. Al met al blijkt dat de geschatte omzet in 2013 voor zzp’ers iets lager

uitkomt dan in 2012.

Page 12: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

12

figuur 2.1 Omzetschatting 2013

A) Omzetschatting eenpersoonsbedrijven

B) Omzetschatting zzp’ers versus ozp’ers

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

In vergelijking met zzp’ers realiseren ozp’ers vaker een jaarlijkse omzet van meer dan

€ 200.000 (zie figuur 2.1). Dit is logisch, want zij verkopen goederen en daar zitten

inkoopkosten bij de verkoopprijs inbegrepen. Het aandeel ozp’ers met een omzet van

meer dan twee ton is zelfs gestegen van een vijfde in 2012 naar een kwart nu. Twee

derde van de zzp’ers heeft een jaaromzet die ligt tussen de € 10.000 en € 100.000.

Dat aandeel is gelijk gebleven ten opzichte van vorig jaar. Wel heeft er een

verschuiving plaatsgevonden van het aandeel ondernemers met minder dan € 10.000

omzet naar zzp’ers met een omzet tussen de ton en twee ton.

Omzetontwikkel ing in 2013

De uitkomsten die in de vorige paragraaf zijn gepresenteerd, zeggen iets over het

niveau van de omzet. In eerste instantie lijken er signalen dat de omzet ten opzichte

van 2012 iets gedaald is. Het aandeel ondernemers in de laagste omzetcategorieën is

wat toegenomen, terwijl er minder ondernemers zijn met omzetten tussen de

€ 25.000 en € 100.000. Door de gehanteerde omzetcategorieën is het lastig om een

ontwikkeling in kaart te brengen. Daarom is de ondernemers ook de vraag gesteld hoe

de geschatte omzet in 2013 zich volgens hen verhoudt tot de omzetrealisatie in 2012.

Zelfstandigen zonder personeel schetsen ook dan een dalende trend. figuur 2.2 laat

zien dat er meer ondernemers zijn die te maken hebben gehad met een omzetdaling

ten opzichte van een jaar eerder dan ondernemers met een omzetstijging.3 Anders

dan vorig jaar zijn het vooral zzp’ers die de gemiddelde omzetdaling teweeg hebben 3 Er is geen sprake van een selectie-effect op basis van omzet: χ2

(6)= 7.293, p=.295.

14%

21%

19%

20%

15%

6%

3%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Tot 10.000 euro

10.000 tot 25.000 euro

25.000 tot 50.000 euro

50.000 tot 100.000 euro

100.000 tot 200.000 euro

200.000 tot 500.000 euro

Meer dan 500.000 euro

13%

25%

20%

21%

15%

4%

1%

15%

6%

18%

19%

15%

16%

11%

0% 5% 10% 15% 20% 25% 30%

Tot 10.000 euro

10.000 tot 25.000 euro

25.000 tot 50.000 euro

50.000 tot 100.000 euro

100.000 tot 200.000 euro

200.000 tot 500.000 euro

Meer dan 500.000 euro

zzp'ers ozp'ers

Page 13: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

13

gebracht. Er zijn in 2013 meer ozp’ers die een omzetstijging hebben ondergaan dan

een omzetdaling. In 2012 was het juist deze groep ondernemers die bovengemiddeld

met een omzetdaling te maken kreeg: in 2012 gaf 44% van de ozp’ers aan een daling

in de omzet te hebben gehad tegenover 26% met een toename van de omzet.

In de distributiesectoren is het aandeel ondernemers met minder omzet dan een jaar

eerder nog steeds groter dan het aandeel met meer omzet, een verschil van 6%.

Echter in 2012 bedroeg dat verschil nog 26%. Deze omzetverbetering loopt synchroon

aan de positieve omzetontwikkeling van ozp’ers. Die groep ondernemers is immers

veelal actief in de distributiesectoren. De dienstensectoren, waar relatief veel zzp’ers

actief zijn, volgen een tegengesteld patroon. In 2012 waren er meer zzp’ers met een

omzetstijging dan met een –daling. Dit jaar is dat net omgedraaid.

figuur 2.2 Omzetontwikkeling in 2013 t.o.v. 2012

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Evaluatie van de omzet in 2013

De ondernemers is ook gevraagd of de omzet in 2013 overeenkomt met de

omzetverwachting aan het begin van het jaar. De omzet is vaker (veel) lager dan

verwacht (zie figuur 2.3). Dit is bij ozp’ers nog sterker het geval dan bij zzp’ers. Ten

opzichte van vorig jaar loopt het aandeel ozp’ers, dat een lagere omzet dan verwacht

haalt, wel sterk terug. Het beeld bij een verdeling naar de drie sectoren sluit daarbij

aan: nog steeds zijn er in de distributiesectoren meer ondernemers met een lagere

omzet dan verwacht, maar het aandeel is kleiner dan in 2012.

31%

30%

38%

32%

35%

35%

25%

25%

33%

34%

28%

29%

50% 40% 30% 20% 10% 10% 20% 30% 40%

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

minder omzet meer omzet

Page 14: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

14

figuur 2.3 Evaluatie van de omzet in 2013

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Omzetverwachting voor 2014

De omzetverwachting van ondernemers voor 2014 is positief. Ongeveer een kwart van

alle eenpersoonsbedrijven verwacht een toename van de omzet in het komende jaar

tegenover een vijfde die een omzetdaling aan ziet komen (zie ). Dat geldt in beperkte

mate voor zzp’ers en in sterke mate voor ozp’ers. Drie van de tien ozp’ers voorzien

een stijging van de omzet.

De omzetverwachting van ondernemers is ook positiever dan vorig jaar. Toen waren

er meer ondernemers negatief dan positief over de verwachte omzet. Dat was destijds

vooral te wijten aan de negatieve verwachtingen van zzp’ers (groter aandeel negatief

dan positief). Ook toen al waren ozp’ers per saldo positief over de omzetverwachting.

Het lijkt erop dat zowel ozp’ers als zzp’ers hun verwachtingen naar boven bijgesteld

hebben. Ook nu is de beweging van de gemiddelde omzetverwachting voor een groot

deel toe te schrijven aan zzp’ers. Dat is ook goed zichtbaar in het hoge aandeel

positieve ondernemers in de dienstensectoren. Dat terwijl vorig jaar ondernemers in

die sectoren vaker een omzetdaling dan een omzetstijging verwachten.

figuur 2.4 Omzetverwachting voor 2014

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

13%

19%

16%

17%

16%

16%

4%

2%

3%

3%

12%

17%

21%

22%

17%

18%

14%

12%

8%

12%

10%

10%

40% 30% 20% 10% 10% 20% 30% 40%

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

Hoger dan verwacht Veel hoger dan verwacht (meer dan 20%)

Lager dan verwacht Veel lager dan verwacht (meer dan 20%)

16%

22%

18%

19%

19%

19%

15%

23%

27%

29%

22%

24%

30% 20% 10% 10% 20% 30%

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

Afnemen Toenemen

Page 15: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

15

2.2 Tijdsbesteding

Gemiddeld besteden ondernemers eind 2013 43 uur per week aan het bedrijf (zie

Tabel 2.1). Dat is vergeleken met de eerste meting van 2013 nauwelijks veranderd.

Ook als we naar de uren van ozp’ers en zzp’ers afzonderlijk kijken, is het aantal

bestede uren vrijwel onveranderd.

Dienstenaanbieders onder de ondernemers kunnen alleen de uren die men voor

opdrachtgevers werkt in rekening brengen. Dit zijn de declarabele uren. Naast zzp’ers

(per definitie) is dit relevant voor een kleine groep ozp’ers (bijvoorbeeld de

groepspraktijken en zelfstandigen met meewerkende gezinsleden). Ook het gemiddeld

aantal declarabele uren per week is voor ondernemers iets afgenomen in de loop van

2013. Het aandeel declarabele uren in de totale tijdsbesteding is daarmee richting het

eind van het jaar ook iets afgenomen. Het zijn vooral zzp’ers die gedurende het jaar

een kleine afname in het aantal declarabele uren hebben.

Tabel 2.1 Gemiddeld aantal bestede en declarabele uren*

gem. aantal uren

per week besteed in

het bedrijf

gemiddeld aantal

declarabele uren per

week

aandeel declarabele

uren van totale

tijdsbesteding (%)

eerste

meting

2013

tweede

meting

2013

eerste

meting

2013

tweede

meting

2013

eerste

meting

2013

tweede

meting

2013

gemiddelde zzp’ers 43 42 28 26 65 63

gemiddelde ozp’ers 48 47 30 30 65 63

gemiddelde eenpersoonsbedrijven 44 43 28 26 65 63

* Voor zelfstandigen die diensten aanbieden. Hoofdzakelijk zzp’ers en ook een kleine groep ozp’ers.

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Voor zzp’ers kunnen we de ontwikkeling over een iets langere periode bekijken, want

ook in eerdere metingen van het zzp-panel is zowel naar de totale tijdsbesteding als

naar het aantal declarabele uren gevraagd. In dezelfde periode eind 2012 besteedden

zzp’ers gemiddeld 41 uur in het bedrijf, waarvan 27 uur (= 64%) declarabel. Over een

periode van een jaar bezien, is het aantal uren dat zzp’ers gemiddeld in het bedrijf

besteden dus stabiel gebleven. Ook het aandeel declarabele uren is vrij stabiel. Een

jaar eerder zagen we eenzelfde beeld.

Page 16: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413
Page 17: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

17

3 Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

3.1 Achtergrond

Tussen 1998 en 2004 was de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

(WAZ) van kracht. Het was een verplichte verzekering die ondernemers het recht

gaf op een uitkering op het niveau van (maximaal) 70% van het minimumloon als

een zelfstandige of ondernemer arbeidsongeschikt werd4.

In 2004 is de WAZ afgeschaft. Er waren destijds een aantal redenen om de WAZ af

te schaffen5:

- Een verplichte verzekering strookte niet met de keuze voor ondernemerschap;

- De WAZ-premie was onevenredig verdeeld: tot het minimumloon betaalden

zelfstandigen geen premie, daarboven relatief veel;

- Het alternatief via de particuliere markt zou voldoende tegemoet komen aan de

behoefte aan betaalbare dekking;

- Er waren voldoende alternatieve inkomensvoorzieningen voor mensen die om

medische of financiële redenen geen toegang tot betaalbare dekking hadden.

De afschaffing van de WAZ betekende het wegvallen van een regeling met een

sterke risico- en inkomenssolidariteit. Sindsdien voorziet de particuliere markt in

het aanbod van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen (aov) van zelfstandigen. De

laatste tijd rijst echter de vraag of de particuliere markt voldoende mogelijkheden

biedt aan zelfstandigen voor het afsluiten van een aov.

Aov in de actual ite it

Met enige regelmaat verschijnen de laatste tijd in de (social) media berichten over

arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zzp’ers. Het is een onderwerp dat leeft.

Om een indicatie te geven van de actualiteit van het onderwerp, is een overzicht

gemaakt van de dagelijkse activiteiten op aov-gebied. In figuur 3.1 staat een tijdlijn

van de periode januari 2013 tot en met januari 2014 waarbij per dag het aantal

keren vermeld staat dat een combinatie van de termen ‘aov’ en ‘zzp’ers’ (of

synoniemen ervan) in de media is opgedoken.

figuur 3.1 Aantal vermeldingen in de (social) media van combinaties van ‘aov’ en ‘zzp’ers’

Bron: Panteia/ COOSTO, 2014.

In die periode zijn er bijna 3.000 berichten verschenen die een verband legden

tussen arbeidsongeschiktheidsverzekering en zzp’ers (zelfstandigen/ ondernemers).

Het grootste deel van die berichten is via Twitter verspreid. Het moge duidelijk zijn

dat het thema aov voor zzp’ers een hot item is – zeker in de laatste maanden. Niet

4 Bron: Postbus 51.

5 De Jong et al. (2009).

Page 18: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

18

alleen in het medialandschap maar zeker ook in de politiek laait de discussie

rondom aov’s flink op. Het vervolg van dit hoofdstuk gaat daarom dieper in op de

verschillende aspecten van aov’s van zzp’ers.

3.2 Huidige verzekeringsgraad

In het panel heeft 36% van de ondernemers met een eenpersoonsbedrijf een

arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten (zie figuur 3.2). Dat komt overeen

met het beeld uit de eerste meting van 2013 toen 34% van de

eenpersoonsbedrijven een aov afgesloten had. Er is nauwelijks verschil tussen het

aandeel ozp’ers met een aov en zzp’ers met een aov. Opvallend is wel het hoge

aandeel ondernemers in de maaksectoren met een aov: de helft van de

eenpersoonsbedrijven in de landbouw, industrie en bouw heeft zich verzekerd tegen

het risico arbeidsongeschikt te raken. Dit kan te maken hebben met de aard van de

beroepen in de maaksectoren: vaak zijn het beroepen met meer kans op een

arbeidsongeval. Denk bijvoorbeeld aan zelfstandigen in de bouw. In de

distributiesectoren heeft maar ruim een kwart een aov afgesloten.

figuur 3.2 Aandeel zelfstandigen met arbeidsongeschiktheidsverzekering

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

De leeftijd van zelfstandigen heeft invloed op het wel of niet hebben van een aov.

Van de ondernemers jonger dan 34 jaar is iets minder dan vier op de tien

verzekerd, in de leeftijd van 35-54 jaar is iets meer dan 40% verzekerd tegen het

risico op arbeidsongeschiktheid. Daarentegen verzekeren zelfstandige ondernemers

ouder dan 54 jaar zich slechts in ruim een kwart van de gevallen tegen het risico

van arbeidsongeschiktheid. Dit beeld strookt grotendeels met de resultaten van

eerder onderzoek dat toonde dat de verzekeringsgraad toeneemt tot een leeftijd

van 40 jaar en daarna weer afneemt6. Het opleidingsniveau is niet van invloed op

het wel of niet hebben van een aov.

Wat bepaalt de kans op het afsluiten van een aov?

Nu duidelijk is wat de verzekeringsgraad is, kan het interessant zijn om te

onderzoeken met welke kenmerken de verzekeringsgraad samenhangt. Met de

huidige dataset van het zzp-panel is het mogelijk om deze analyse uit te voeren en

6 (De Jong, Von Meyenfeldt, & Tsiachristas, 2009).

49%

28%

35%

34%

36%

36%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

Page 19: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

19

te kijken of welke factoren samenhangen met de verzekeringsgraad van

ondernemers van eenpersoonsbedrijven. De uitgebreide statistische analyse is te

vinden in Bijlage II, hier presenteren we de meest in het oog springende uitkomsten

(tabel 3.1).

tabel 3.1 Factoren die de kans op het afsluiten van een aov beïnvloeden

Invloedsfactor Grotere/kleinere kans Ten opzichte van:

Vrouwen -13% Mannen

Leeftijd Maximale kans bij 35 jaar N.v.t.

Uren in het bedrijf Maximale kans bij 53 uur per week N.v.t.

Netto inkomen tussen €1.500 en

€3.000

+14% Netto inkomen lager dan

€ 1.500

Netto inkomen is meer dan

€3.000

+31% Netto inkomen lager dan

€ 1.500

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

De kans dat vrouwen een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben is 13 procent

kleiner dan voor mannen. Ook voor leeftijd is een verband gevonden.7 Jongere

ondernemers hebben een kleinere kans om verzekerd te zijn en deze kans is het

grootst rond de leeftijd van 35 jaar. Na 35 neemt de kans weer geleidelijk af.

Eenzelfde verband vinden we terug tussen de tijdsbesteding in het bedrijf en de

kans op een aov. Zzp’ers die gemiddeld 53 uur per week in het bedrijf steken

hebben de grootste kans om een arbeidsongeschiktheidsverzekering te hebben. Als

ze meer of minder uren in het bedrijf steken is die kans kleiner. Ten slotte is de

kans op een aov ook afhankelijk van het netto inkomen dat met het bedrijf verdiend

wordt. Hoe hoger het inkomen, des te groter is de kans dat zzp’ers verzekerd zijn

tegen arbeidsongeschiktheid. Als er meer dan 3.000 euro netto per maand verdiend

wordt, neemt de kans zelfs met ruim 30 procent toe.

3.3 Kenmerken van aov’s

36% van alle eenpersoonsbedrijven maakt op dit moment gebruik van een aov. Het

overgrote deel (86%) van die groep heeft die afgesloten bij een commerciële

verzekeraar (zie figuur 3.3). Andere kanalen om een arbeidsongeschiktheids-

verzekering af te sluiten, worden slechts sporadisch gekozen. Het gaat bijvoorbeeld

om een verzekering via een collectief of een vrijwillige verzekering via het UWV.

7 Wel minder sterk significant dan in 2009 vgl. (De Jong, Von Meyenfeldt, & Tsiachristas, 2009).

Page 20: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

20

figuur 3.3 Type arbeidsongeschiktheidsverzekering

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Een zelfstandige heeft in 2012 gemiddeld 4.050 euro per jaar betaald aan zijn aov.

Maandelijks komt dat neer op 340 euro. Bij het afsluiten van een aov kan een zzp’er

kiezen om een vast bedrag of een percentage van het inkomen te verzekeren. Ruim

driekwart van de zelfstandigen heeft er bij het afsluiten voor gekozen een vast

bedrag uitgekeerd te krijgen als ze daadwerkelijk arbeidsongeschikt raakt. 17%

heeft de uitkering gekoppeld aan een percentage van het inkomen.

Er is ook de mogelijkheid een aov af te sluiten die alleen de vaste lasten van zzp’ers

afdekt, zoals huur, aflossing en rente op schulden. Ongeveer 13% van de

zelfstandigen met een aov heeft zo’n type verzekering afgesloten. Bijna 80% heeft

een verzekering die breder afdekt dan alleen de vaste lasten8.

In totaal is 13% van de zelfstandigen voor zijn aov geaccepteerd onder afwijkende

voorwaarden, zoals medische uitsluitingen of een premieopslag. In de meeste van

die gevallen gaat het om medische uitsluitingen; premieopslag komt nauwelijks

voor. Het lijkt erop dat in de dienstensectoren medische uitsluitingen vaker

voorkomen dan in de maak- en distributiesectoren.9 Ook lijkt het erop dat hoger

opgeleiden vaker medische uitsluitingen hebben dan lager en middelbaar opgeleide

zelfstandigen.

Slechts 1% van de zelfstandigen met een aov is verzekerd door middel van een

vangnetverzekering. Een vangnetverzekering is een verzekering speciaal bedoeld

voor mensen die vanwege gezondheidsproblemen niet of moeilijk verzekerbaar zijn.

3.4 Aansluiting marktaanbod aov op behoefte

Interessant is de vraag welke afwegingen er spelen bij het al dan niet afsluiten van

een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Zelfstandigen die op dit moment een aov

hebben, is gevraagd waarom ze een aov afgesloten hebben. Ze konden een of

meerdere redenen daarvoor aangeven. De belangrijkste reden om een aov af te

sluiten, is de verantwoordelijkheid die de zelfstandig ondernemer voelt voor het

gezinsinkomen. Hij of zij zorgt voor het inkomen van het gezin en kan het zich niet

permitteren dat dat inkomen wegvalt bij arbeidsongeschiktheid. Van de groep

zelfstandigen die een aov heeft afgesloten, noemt twee derde deel

8 De overige 7% weet het niet of wil het niet zeggen.

9 n=28.

86%

4%

6%

1%

1%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%

Bij een commerciële verzekeraar

Via een collectief

Bij het UWV (vrijwillige verzekering)

Via mijn werkgever

Via een 'broodfonds'

Page 21: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

21

verantwoordelijkheid voor het gezinsinkomen als argument voor het afsluiten van

een aov (zie figuur 3.4). Een reden die daarmee verband houdt, is dat de zzp’er het

risico zelf niet kan dragen. De helft van de zzp’ers noemt dat als reden. 9% noemt

andere redenen. Genoemd worden onder andere: het risico op

arbeidsongeschiktheid niet wíllen dragen, voorkomen dat bij arbeidsongeschiktheid

teveel ingeteerd wordt op het spaargeld en de wens om te sporten, wat een

verhoogd risico op arbeidsongeschiktheid met zich meebrengt.

figuur 3.4 Redenen voor afsluiten van arbeidsongeschiktheidsverzekering*

*meerdere antwoorden mogelijk.

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

De belangrijkste reden om geen aov af te sluiten is de prijs c.q. de hoogte van de

premies. 60% van de zelfstandigen die niet verzekerd zijn, geeft aan dat de

verzekering tegen het risico arbeidsongeschikt te raken te duur is (zie figuur 3.5).

15% noemt andere redenen. Hoge leeftijd wordt een aantal keer genoemd als reden

om van een aov af te zien. Zelfstandigen die richting de pensioenleeftijd gaan,

vinden de premie te hoog, of geven aan dat verzekeraars hen geen aov wilden

verlenen. Dat laatste geldt ook voor sommige zelfstandigen die in het verleden ziek

of arbeidsongeschikt zijn geweest. Ook de combinatie van te hoge prijs en

onacceptabele voorwaarden is een aantal keer de reden om af te zien van een aov.

figuur 3.5 Reden voor afzien van arbeidsongeschiktheidsverzekering

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Het lijkt erop dat jongere zelfstandigen vaker de premies te hoog vinden en daarom

geen aov afsluiten: voor 80% van de zelfstandigen tot 34 jaar vormt de hoge prijs

de belangrijkste reden om af te zien van een aov. Naarmate zelfstandigen ouder

zijn, wordt de prijs minder vaak genoemd als belangrijkste reden om af te zien van

een aov. Verder lijkt het erop dat zzp’ers de prijs vaker de belangrijkste

belemmering van een aov vinden dan ozp’ers. Er is geen significant verschil tussen

51%

10%

65%

2%

9%

2%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

Ik kan het risico zelf niet dragen

Hoog AO-risico in mijn branche

Verantwoordelijkheid voor gezinsinkomen

Ik heb gezondheidsproblemen (gehad)

Anders

Weet niet/geen antwoord

60%

3%

5%

7%

5%

2%

15%

2%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%

AOV is te duur

Voorwaarden AOV zijn niet acceptabel

Voldoende eigen geld

Partner verdient voldoende

AOV al afgesloten vanuit dienstbetrekking

Nooit gezondheidsklachten

Anders

Weet niet/geen antwoord

Page 22: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

22

maak-, distributie- en dienstensectoren als het gaat om hoogte van de premie als

belangrijkste belemmering.

3.5 Alternatieven op het marktaanbod aov

Een van de alternatieven voor het huidige (commerciële) aanbod van

arbeidsongeschiktheidsverzekeringen is de vrijwillige verzekering. Het UWV biedt

die mogelijkheid aan startende zzp’ers die uit loondienst of uit een

uitkeringssituatie komen. Die zijn daarmee verzekerd van inkomen als ze ziek of

arbeidsongeschikt worden. Belangrijke voorwaarde daarbij is dat ze zich tijdig

aanmelden voor de vrijwillige verzekering, te weten binnen 13 weken nadat de

verplichte werknemersverzekering via hun vroegere baan of uitkering stopgezet is.

Eerder is al duidelijk geworden dat er hiervan relatief weinig gebruik gemaakt wordt

door zelfstandigen (slechts 6% van de groep met aov heeft voor deze vorm

gekozen). De vraag is of bewust niet voor die vorm gekozen wordt of dat het komt

omdat zelfstandigen simpelweg niet bekend zijn met de mogelijkheid.

Daarnaar gevraagd geeft ruim een op de tien zelfstandigen aan bekend te zijn met

de vrijwillige verzekering via het UWV (zie figuur 3.6). Zoals eerder genoemd is de

vrijwillige verzekering echter specifiek bedoeld voor starters uit loondienst of een

uitkeringssituatie. Zelfstandigen die vanuit een uitkeringssituatie gestart zijn, lijken

relatief vaker op de hoogte te zijn. Van hen is ongeveer een kwart bekend met de

vrijwillige verzekering via het UWV. De bekendheid onder voormalige werknemers

verschilt niet van het gemiddelde van ruim 10%. Startende ondernemingen (die

minder dan drie jaar bestaan) zijn vaker op de hoogte (17%) dan gevestigde

ondernemingen.

Er is weinig verschil tussen zelfstandigen met aov10 of zonder. In de

distributiesectoren is de bekendheid met de vrijwillige verzekering relatief laag.

Opvallend is verder dat verzekerde ozp’ers minder bekend zijn met de vrijwillige

verzekering dan onverzekerde ozp’ers.

10

Onder de groep ‘wel verzekerd’ (zelfstandigen die op dit moment een aov hebben) valt niet de kleine

groep eenpersoonsbedrijven die gebruikmaakt van de vrijwillige verzekering. Die is er immers per definitie van op de hoogte.

Page 23: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

23

figuur 3.6 Bekendheid met vrijwillige verzekering bij het UWV

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

De kleine groep zelfstandigen die bekend is met de vrijwillige verzekering via het

UWV, is gevraagd wat de reden is geweest om af te zien van deze aov. Dat is

gevraagd aan zowel de groep ondernemers die op dit moment een aov heeft, als de

groep zonder een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid.

Voor zelfstandige ondernemers mét aov is de belangrijkste reden om geen

vrijwillige verzekering via het UWV af te sluiten de te hoge prijs (zie tabel 3.2). Het

gaat om 40% van die groep zelfstandigen11. Daarnaast heeft ruim een op de tien de

aanmeldtermijn van 13 weken overschreden waardoor het recht erop vervallen is.

De hoge prijs van de verzekering wordt door een op de vijf zelfstandigen zonder

aov genoemd. Nog eens een kwart van de zelfstandigen zonder aov, die bekend is

met de vrijwillige verzekering, heeft daar niet voor gekozen omdat ze überhaupt

geen aov nodig heeft.

11

Dat lijkt te impliceren dat een aov bij een commerciële verzekeraar goedkoper is dan een vrijwillige aov

via het UWV. Gemiddeld is echter het tegendeel het geval: de jaarlijkse premie bedraagt ruim 4.100 euro

(commercieel) versus ruim 3.500 euro (UWV). Het is echter lastig vergelijken omdat niet bekend is wat de bijbehorende dekking precies is.

12%

7%

13%

10%

12%

11%

13%

10%

13%

15%

11%

12%

0% 5% 10% 15% 20%

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp

zzp

eenpersoonsbedrijven

Wel verzekerd Niet verzekerd

Page 24: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

24

tabel 3.2 Reden voor afzien van vrijwillige aov via UWV wanneer bekend met regeling*

Reden Aandeel zelfstandigen mét aov**

(n=31)

Aandeel zelfstandigen zonder aov

(n=61)

Aov van UWV is te duur 40% 20%

Voorwaarden bij UWV zijn

niet acceptabel

10% 4%

Onmogelijk want niet eerder

in dienstbetrekking gewerkt

5% 0%

Aov van UWV niet binnen

aanmeldtermijn aangevraagd

13% 14%

Ik heb geen aov nodig n.v.t. 28%

Anders 25% 30%

Weet niet / geen antwoord 25% 9%

* meerdere antwoorden mogelijk;

** niet zijnde een vrijwillige verzekering via het UWV.

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

3.6 Aov: een private of een publieke aangelegenheid?

In de voorgaande delen is geconstateerd dat de (ao-)verzekeringsgraad op 36%

ligt. Ruim een op de drie eenpersoonsbedrijven heeft zich dus afgedekt tegen het

risico arbeidsongeschikt te worden. Ook is gebleken dat de hoogte van premies voor

veel zelfstandigen een struikelblok vormt. De vraag is dan of de particuliere markt

daadwerkelijk voldoende aov-mogelijkheden biedt aan zelfstandigen. Of is het zo

dat verzekeringen tegen arbeidsongeschiktheid wellicht toch een publieke

aangelegenheid zouden moeten zijn?

Daarom is nagegaan bij wie volgens zelfstandigen het ‘initiatief’ zou moeten liggen

om een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid af te sluiten. Moet die

keuzevrijheid bij de zelfstandige zelf liggen (huidige situatie) of zou de overheid

juist een actieve rol moeten spelen (vroegere situatie)? Oftewel, is aov een

publieke of private aangelegenheid?

Aan zelfstandigen zijn daarvoor drie stellingen voorgelegd. Elke stelling bestaat uit

twee tegenovergestelde uitspraken. Zelfstandigen hebben op een schaal van 1 tot 5

gescoord met welke van die twee uitspraken ze het eens zijn. Een score van 1

komt overeen met aov als een primair publieke aangelegenheid, een score van 5

met aov als een primair private aangelegenheid. De drie stellingen bestaan uit de

volgende tegengestelde uitspraken:

1. ‘De overheid moet aov’s onder zzp’ers bevorderen’ (1= primair publieke

aangelegenheid) versus ‘Zzp’ers zijn zelf verantwoordelijk voor het afsluiten

van aov’s’ (5= primair private aangelegenheid);

2. ‘Een deel van het budget van de zelfstandigenaftrek moet aangewend

worden om aov’s goedkoper te maken’ (1=primair publieke aangelegenheid)

vs ‘Het volledige budget van de zelfstandigenaftrek moet naar eigen inzicht

ingezet kunnen worden’ (5= primair private aangelegenheid);

3. ‘Het moet verplicht zijn om je tenminste tot een minimaal niveau tegen

arbeidsongeschiktheid te verzekeren’ (1= primair publieke aangelegenheid)

Page 25: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

25

versus ‘Verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid is een geheel vrijwillige

aangelegenheid’ (5= primair private aangelegenheid).

Voor alle drie de stellingen ligt het gemiddelde boven de 3 (zie tabel 3.3). Dat

betekent dat zelfstandigen gemiddeld meer neigen naar eigen initiatief rondom

aov’s dan naar het initiatief bij de overheid. Zelfstandigen vinden het vooral

belangrijk dat het verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid een geheel vrijwillige

aangelegenheid is – getuige het hoge gemiddelde van 3,53 – en zien veel minder in

het alternatief dat het verplicht moet zijn om je tenminste tot een minimaal niveau

te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.

Dat zelfstandigen gemiddeld meer neigen naar eigen initiatief rondom aov’s blijkt

ook uit de aandelen zelfstandigen die neigen naar (primair) publiek – uitgedrukt in

een score van 1 of 2 op de vijfpuntsschaal - en (primair) privaat – uitgedrukt in een

score van 4 of 5 op de vijfpuntsschaal. Tussen de 40% en 50% van de zelfstandigen

neigt naar aov als primair private aangelegenheid, ongeveer 20% tot 30% neigt

naar aov als primair publieke aangelegenheid.

tabel 3.3 Aov: een publieke of private aangelegenheid?

Uitspraak I (score 1 of 2) % voor

uitspraak

I

Gemiddelde % voor

uitspraak

II

Uitspraak II (score 4 of 5)

De overheid moet aov’s

onder zzp’ers bevorderen

30% 3,25 44% Zzp’ers zijn zelf

verantwoordelijk voor het

afsluiten van aov’s

Een deel van het budget

voor de zelfstandigenaftrek

moet aangewend worden

voor het goedkoper maken

van aov’s

30% 3,32 45% Het volledige budget voor

zelfstandigenaftrek moet naar

eigen inzicht ingezet kunnen

worden

Het moet verplicht zijn om

je tenminste tot een

minimaal niveau te

verzekeren tegen

arbeidsongeschiktheid

21% 3,53 50% Verzekeren tegen

arbeidsongeschiktheid is een

geheel vrijwillige

aangelegenheid

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

De drie stellingen uit tabel 3.3 zijn vervolgens gecombineerd tot één variabele die

iets zegt over het initiatief rondom aov’s (privaat of publiek). Ook daarbij is te zien

dat zzp’ers neigen naar het initiatief aan hun eigen kant (gemiddelde van 3,36 op

dezelfde schaal; zie figuur 3.7).

Het maakt daarbij niet uit of het om ozp’ers of zzp’ers gaat en in welke sector de

zelfstandige actief is (maaksector, distributiesector, dienstensector). Het lijkt erop

dat zelfstandigen tussen de 35 en 54 jaar oud vaker dan zelfstandigen in andere

leeftijdscategorieën het initiatief bij zichzelf willen houden als het erom gaat aov’s

al dan niet af te sluiten. Echter, er is geen significant verschil.12

Er is wel een verschil naar opleidingsniveau. Hoger opgeleide zelfstandigen willen

meer eigen initiatief hebben dan lager en middelbaar opgeleide zelfstandigen.

12

Een oorzaak daarvan kan zijn dat er een klein aantal zelfstandigen jonger dan 35 jaar in de steekproef zit.

Page 26: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

26

Daarnaast blijkt dat zelfstandigen, die in hun werkzaamheden niet of nauwelijks aan

risico’s blootgesteld zijn, liever zelf initiatief nemen rondom aov’s. Ook de hoogte

van het maandelijkse inkomen lijkt van invloed te zijn op de mate waarin

zelfstandigen zelf initiatief willen nemen rondom aov’s. Bij een maandinkomen van

2.000 euro of meer neigen zelfstandigen meer naar eigen initiatief dan bij een lager

maandinkomen. Ten slotte is het geslacht van invloed. Mannelijke zelfstandigen

neigen meer naar een aov als private aangelegenheid dan vrouwelijke

zelfstandigen.

figuur 3.7 Publiek of privaat initiatief aov naar sector, type, leeftijd en opleiding

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

3,36

3,38

3,34

3,36

3,30

3,38

3,28

3,43

3,27

3,47

3,23

3,26

1 3 5

totaal 1-persoonsbedrijven

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

Tot 34 jaar oud

35-54 jaar oud

55 jaar of ouder

Hoger opgeleid

Middelbaar opgeleid

Lager opgeleid

secto

rty

pe

leeft

ijd

ople

idin

g

(<-- publiek) (privaat-->)

Page 27: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

27

4 Werktevredenheid, functioneren en

ondernemendheid

4.1 Achtergrond

In 2013 telt Nederland 7,3 miljoen personen die betaald werk hebben van 12 uur of

meer per week.13 Van deze werkzame beroepsbevolking zijn er ruim 1,1 miljoen

zelfstandigen en daarvan zijn er 780 duizend die geen personeel hebben. Het werken

als zelfstandige levert deze grote groep werkenden doorgaans veel voldoening op.

Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat de tevredenheid met het werk bij

zelfstandigen zelfs nog hoger is dan bij mensen in loondienst.14 Voor een belangrijk

deel wordt dit bepaald door de mate van onafhankelijkheid en autonomie in het

werken.15 Toch ontbreekt er nog de nodige kennis over het werken als zelfstandige en

zeker in relatie tot een belangrijk aspect van dit werk: het ondernemen. Is

bijvoorbeeld een sterkere ondernemende houding van positieve invloed op de

tevredenheid met het werk? Ook de mate waarin zzp’ers functioneren is nog

betrekkelijk weinig onderzocht. Hoe vinden zzp’ers dat ze funct ioneren en welke

factoren zorgen ervoor dat ze beter functioneren in hun zelfstandige bestaan? En zijn

er ook belemmerende eigenschappen? Zowel vanuit sociaal-maatschappelijk (welzijn

en geluk) als vanuit economisch oogpunt (productiviteit en rendement) is het relevant

om te weten hoe tevredenheid en functioneren samenhangen met het zelfstandig

ondernemerschap. Vandaar dat in het zzp-panel vragen zijn gesteld over deze

aspecten.

In dit hoofdstuk worden in eerste instantie beschrijvende resultaten gepresenteerd

van de tevredenheid over het werken als zelfstandige (paragraaf 4.2). Vervolgens

wordt het functioneren als zelfstandig ondernemer beschreven en komen factoren aan

bod die het functioneren positief of negatief kunnen beïnvloeden (paragraaf 0).

Voorbeelden hiervan zijn tijdsbewustzijn, concentratiegebrek en impulsiviteit. In

paragraaf 4.4 komt de ondernemende houding van zzp’ers aan bod. De samenhang

tussen functioneren, werktevredenheid en een ondernemende houding wordt ten

slotte in paragraaf 0 besproken aan de hand van een verklarende analyse. Voor een

uitgebreide verantwoording van de analyse en de gebruikte schalen wordt verwezen

naar Bijlage III.

4.2 Tevredenheid over het werken als zelfstandige

Verschillende studies hebben aangetoond dat er een positief verband bestaat tussen

tevredenheid over het werk en het presteren van individuen16 en ook organisaties17.

Tevreden mensen zouden effectiever en productiever zijn met als gevolg dat de

competitiviteit en het groeipotentieel van organisaties toeneemt.18 De tevredenheid

over het werken als zelfstandige kan aan de hand van verschillende aspecten

beoordeeld worden. Het inkomen, de huidige werkuren, de aard en inhoud van het

werk, de werkdruk en stress en de mogelijkheden om vaardigheden te benutten zijn

13

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80150NED&D1=0-

7&D2=0&D3=65,l&HD=140226-1130&HDR=T&STB=G1,G2 14

(Millán, Hessels, Thurik, & Aguado, 2013; Blanchflower, 2000) 15

(Hyytinen & Ruuskanen, 2006) 16

(Koys, 2001) 17

(Sousa-Poza & Sousa-Poza, 2000) 18

(Millán, Hessels, Thurik, & Aguado, 2013)

Page 28: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

28

belangrijke aspecten voor de waardering van het werk.19 Net als bij werknemers kan

de waardering verschillen per aspect. In de vragenlijst is voor elk van de genoemde

aspecten gevraagd om een waardering te geven op een vijfpuntschaal variërend van

zeer ontevreden tot zeer tevreden. De gemiddelde score over alle aspecten van het

werk als zzp’er is weergegeven in figuur 4.1.

figuur 4.1 Tevredenheid over het werken als zelfstandige naar opleiding, sector en type

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Over de gehele linie zijn ondernemers van eenpersoonsbedrijven redelijk tevreden met

hun werk gezien de score van 3,67. Over het algemeen worden de inhoudelijke

aspecten van het werk het meest gewaardeerd en zijn de benodigde inzet en beloning

daarvoor minder naar tevredenheid. Het meest tevreden zijn de zelfstandigen over de

aard en inhoud van het werk en in iets minder mate zijn de ondernemers tevreden

over het inkomen dat zij met het bedrijf genereren. Hoger opgeleide zelfstandigen zijn

vaker tevreden met hun werk dan middelbaar en lager opgeleiden.20 Ondernemers van

eenpersoonsbedrijven in de maaksectoren zijn doorgaans iets minder tevreden met

hun werk als zelfstandige dan ondernemers in de dienstensectoren.21

Als gevraagd wordt in hoeverre, alles bij elkaar genomen, men tevreden is met het

werk als zelfstandige dan geeft 84 procent aan tevreden of zeer tevreden te zijn

(gemiddelde score van 4,10). De Zelfstandigen Enquête Arbeidsomstandigheden uit

2012 (ZEA 2012) meldt een soortgelijk percentage van 83 procent voor zelfstandigen

zonder personeel.22 In vergelijking met werknemers (78 procent tevreden) is een

groter aandeel tevreden met het werk.23 Ook in andere Europese landen komt vaak

het beeld naar voren dat zelfstandigen meer tevreden zijn met hun werk dan mensen

in loondienst.24

19

(Rohrbach-Schmidt & Hall, 2013) 20

F(1, 783)=7.646, p=.006. 21

F(2, 782)=2.844, p=.059. 22

(Ybema, et al., 2013). 23

Gemiddeld scoren werknemers 3,86 op deze schaal in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA

2012) (Koppes, De Vroome, Mars, Janssen, Van Zwieten, & Van den Bossche, 2013). 24

(Millán, Hessels, Thurik, & Aguado, 2013).

3,73

3,61

3,58

3,64

3,71

3,68

3,67

3,67

1 3 5

hoger opgeleid

middelbaar/lager opgeleid

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

ople

idin

gsecto

rty

pe

zeer ontevreden neutraal zeer tevreden

Page 29: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

29

4.3 Functioneren

Veel van het werk dat uitgevoerd wordt door zzp’ers, vertoont overeenkomsten met

werk dat in loondienst wordt uitgevoerd. Toch zijn er ook activiteiten die typisch

gelden voor zelfstandige ondernemers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan verkoop en

acquisitie, administratie en boekhouding en ook innovatie. Het ondernemerschap

wordt doorgaans als een aparte bezigheid gezien waar niet ieder individu even

succesvol in is.25 Niet elke zzp’er kiest bewust voor het zelfstandig ondernemerschap

of is geschikt voor een zelfstandig bestaan. Het is daarom relevant om te weten hoe

zzp’ers vinden dat zij zelf presteren. Het functioneren van zelfstandig ondernemers is

gemeten door te vragen naar de “in-role performance”. Deze maat is een gemiddelde

score op de volgende onderdelen in het werk: de mate waarin doelen worden behaald,

taken goed worden uitgevoerd en of er over het algemeen goed wordt gepresteerd in

het werk.26 De scores zijn op een vijfpuntschaal en staan weergegeven in figuur 4.2.

figuur 4.2 Het functioneren in een zelfstandige positie naar opleiding, sector en type

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Zelfstandigen beoordelen hun eigen functioneren als goed. Gemiddeld scoren zij 4,12

op een schaal van vijf. Met andere woorden, het zelfstandig ondernemerschap past

goed bij de ondernemers in het panel. Toch valt de score nog iets lager uit dan bij de

zelfstandige ondernemers in de ZEA 2012 (4,4 gemiddeld), en zelfs lager dan bij

werknemers in de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA 2012; gemiddeld

4,49).27

Het functioneren varieert niet naar opleidingsniveau. Zzp’ers zijn dus op een gepast

niveau aan het werk en goed in staat dit werk uit te voeren. Wel zijn er verschillen

naar het type werk dat wordt uitgevoerd. Hoewel nog steeds sprake is van goed

functioneren geven relatief weinig zelfstandigen in de distributiesectoren aan dat zij

goed presteren.28 Dat zijn dan vooral de zelfstandigen die hoofdzakelijk goederen

verkopen, de ozp’ers. Zij beoordelen het eigen functioneren iets minder goed.29

25

(Bögenhold, Heinonen, & Akola, 2013). 26

(Ybema, et al., 2013). 27

(Ybema, et al., 2013; Koppes, De Vroome, Mars, Janssen, Van Zwieten, & Van den Bossche, 2013). 28

F(2, 782)=6.527, p=.002. 29

F(1, 783)=9.565, p=.002.

4,12

4,11

4,17

3,97

4,16

3,98

4,15

4,12

1 3 5

hoger opgeleid

middelbaar/lager opgeleid

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

ople

idin

gsecto

rty

pe

helemaal mee oneens neutraal helemaal mee eens

Page 30: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

30

4.4 Ondernemende houding

Zoals gezegd is ondernemerschap een belangrijk aspect in het werk van zelfstandigen

en kan het een rol spelen in de mate waarin gefunctioneerd wordt. En hoe meer het

ondernemerschap bij iemand past hoe beter die persoon kan functioneren. Dat kan

uiteraard ook andersom gelden. Wanneer het ondernemerschap minder goed past,

mag verwacht worden dat zelfstandigen minder goed functioneren in hun werk en zal

de tevredenheid lager zijn. De ondernemende houding van individuen is een

belangrijke voorspeller voor ondernemend gedrag en ondernemerssucces.30 In deze

editie van het panel is de ondernemende houding gemeten aan de hand van de

“Individual Entrepreneurial Orientation”-schaal31 die veelvuldig wordt gebruikt als een

maatstaf voor ondernemendheid. De score op deze vijfpuntschaal is een gemiddelde

van de mate waarin individuen: bereid zijn om risico’s te nemen (risicobereidheid);

aanleg hebben om creativiteit in te zetten voor de ontwikkeling van nieuwe producten

en diensten (innovativiteit); en de neiging hebben om te anticiperen op toekomstige

ontwikkelingen en voor te willen lopen op anderen (proactiviteit). In figuur 4.3 is de

ondernemende houding weergegeven naar opleiding, sector en type.

figuur 4.3 Ondernemende houding naar opleiding, sector en type

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Ondernemendheid scoort bij alle typen zelfstandigen bovengemiddeld (boven het

schaalgemiddelde van 3,0). Dit betekent dat er in ieder geval in enige mate sprake is

van een ondernemende houding onder zelfstandigen zonder personeel. Hoger

opgeleide zelfstandigen zijn iets vaker ondernemend.32 Dat komt vooral omdat zij een

sterkere neiging hebben om te innoveren en een proactievere houding hebben. De

ondernemende houding verschilt niet significant per sector. Dat is echter een gevolg

van onderliggende verschillen in risicobereidheid, innovativiteit en proactiviteit die

elkaar opheffen. In de maaksectoren zijn ondernemers bijvoorbeeld minder vaak

bereid om risico’s te nemen33 en minder geneigd om te innoveren34 maar scoren ze

juist hoger op proactiviteit. De ondernemende houding van zzp’ers verschilt niet van

30

(Bolton & Lane, 2012). 31

(Bolton & Lane, 2012). 32

F(1, 785)=3.643, p=.059. 33

F(2, 785)=4.910, p=.008. 34

F(2, 785)=3.632, p=.027.

3,57

3,49

3,44

3,54

3,56

3,57

3,52

3,53

1 3 5

hoger opgeleid

middelbaar/lager opgeleid

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

ople

idin

gsecto

rty

pe

neutraal helemaal mee eens helemaal mee oneens

Page 31: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

31

ozp’ers. Wel bestaat er onder ozp’ers een hogere bereidheid om risico’s te nemen dan

onder zzp’ers.35

4.5 Overige invloedsfactoren op tevredenheid en functioneren

In de literatuur over ondernemerschap wordt vaak aangehaald dat werktevredenheid

door verschillende factoren beïnvloed wordt.36 De invloed van prestaties - als een

uitkomst van het functioneren als ondernemer - is daarbij al eens aangetoond.37 Naast

de gebruikelijke persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht en opleidingsniveau kan

het functioneren ook afhankelijk zijn van bedrijfskenmerken (bestaansduur van de

onderneming, sector) en de persoonlijkheid van de ondernemer. Deze laatste set

factoren is niet direct waarneembaar maar wel te meten. In deze editie van het zzp-

panel is gemeten hoe het zit met het tijdsbewustzijn, de mate van impulsiviteit en de

mate waarin concentratiegebrek een rol speelt bij zzp’ers.

Tijdsbewustzijn

Het tijdsbewustzijn van ondernemers is de mate waarin zij van nature hun aandacht

wijden aan het verleden, het hier en nu, danwel de toekomst.38 Uit onderzoek is

gebleken dat de voorkeursoriëntatie op een bepaalde tijdsperiode doorwerkt op de

wijze waarop doelen worden gesteld39 of strategische keuzes40 worden gemaakt. Een

sterke oriëntatie op de toekomst kan bijvoorbeeld positief van invloed zijn op het

stellen van doelen en het nastreven van prestaties, maar tegelijkertijd ook

belemmerend werken vanwege opgelegde tijdsdruk en faalangst. Beide effecten

zouden van invloed kunnen zijn op de werktevredenheid als zelfstandige. In deze

studie is de tijdsbewustzijn gemeten aan de hand van de “Temporal Focus”-schaal41.

Het gaat er dan met name om of ondernemers een focus hebben op het heden of juist

meer op de toekomst gericht (toekomstbewust) zijn. De schaal loopt van 1 tot en met

7 en de resultaten zijn in figuur 4.4 weergegeven.

Iedere individuele ondernemer zal iets van beide tijdsoriëntaties in zich hebben. De

mate waarin de aandacht gericht wordt op een bepaalde periode kan ook verschillen

per moment of per activiteit.42 Toch wordt vaak gaandeweg, door bijvoorbeeld sociale

of culturele inbedding, maar ook door persoonlijke omstandigheden of door het werk,

een voorkeur ontwikkeld voor een bepaalde tijdsoriëntatie.43

Gemiddeld genomen zijn ondernemers van eenpersoonsbedrijven iets vaker gericht op

de toekomst dan dat zij een focus hebben op het heden.44 Hoger opgeleiden blijken

minder vaak gericht zijn op het hier en nu.45 De verschillen in de focus op het heden

zijn niet significant tussen sectoren en typen zelfstandigen. Hetzelfde geldt voor de

verschillen in toekomstbewustzijn.

35

F(1, 786)=7.389, p=.007. 36

(Carree & Verheul, 2012) 37

(Carree & Verheul, 2012) 38

(Shipp, Edwards, & Lambert, 2009) 39

(Fried & Slowik, 2004) 40

(Bird, 1988) 41

(Shipp, Edwards, & Lambert, 2009) 42

(Zimbardo & Boyd, 1999) 43

(Trommsdorff, 1983) 44

Gepaarde t-toets: t(786)=-2.318, p=.021. 45

F(1, 784)=4.246, p=.040.

Page 32: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

32

figuur 4.4 Tijdsbewustzijn "focus op het heden" en "toekomstbewustzijn" naar opleiding, sector en type

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Impulsiviteit en concentrat ieproblemen

Impulsief gedrag en concentratieproblemen staan er als persoonlijke karaktertrekken

om bekend dat ze het functioneren in een baan negatief kunnen beïnvloeden.46

Impulsieve personen zijn minder bang om fouten te maken en hebben een voorkeur

om snelle successen te behalen in plaats van mislukking te vermijden.47 Dat gaat

vaker gepaard met een lagere prestatiestandaard en minder motivatie om taken te

beheersen. Personen met concentratieproblemen (met overeenkomstige symptomen al

bij ADHD)48 hebben moeite om de aandacht bij hun werk houden. Dit kan leiden tot

een verminderd vermogen om taken uit te voeren, uitstelgedrag, slecht time-

management en problemen met het inschatten van de consequenties van hun

handelen.49 Kortom, de genoemde karaktertrekken kunnen een belemmering vormen

voor goed functioneren en de tevredenheid met het werk.

Hier staat tegenover dat een aantal van de symptomen van impulsiviteit en

concentratieproblemen positief geassocieerd zijn met creativiteit, risicobereidheid en

actiegerichtheid.50 Dat zijn bij uitstek karaktertrekken die goed passen bij het

zelfstandig ondernemerschap. In het geval van ondernemers kunnen deze

karaktertrekken dus juist een positieve uitwerking hebben op het functioneren en de

werktevredenheid.51 Anekdotisch bewijs en eerste verkenningen in de volwassen

populatie wijzen ook op een bovengemiddelde aanwezigheid van ADHD en impulsief

gedrag onder ondernemers.52 Om te bepalen in hoeverre impulsiviteit en

46

(Halbesleben, Wheeler, & Shanine, 2013) 47

(Sternberg & Grigorenko, 1997, p. 703) 48

(Halbesleben, Wheeler, & Shanine, 2013) 49

(Halbesleben, Wheeler, & Shanine, 2013) 50

(Verheul, Block, Burmeister-Lamp, Thurik, Tiemeier, & Turturea, 2013) 51

(Halbesleben, Wheeler, & Shanine, 2013; Bozionelos & Bozionelos, 2013) 52

(Turner, 2003), (Manuzza, Klein, Bessler, Malloy, & LaPadula, 1993)

5,00

5,17

5,15

5,08

5,06

5,04

5,09

5,08

5,21

5,18

5,34

5,07

5,19

5,16

5,20

5,19

1 4 7

hoger opgeleid

middelbaar/lager opgeleid

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

ople

idin

gsecto

rty

pe

Focus op het heden Toekomstbewustzijn

helemaal mee oneens neutraal helemaal mee eens

Page 33: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

33

concentratieproblemen aan de orde zijn bij zzp’ers, is dit gemeten in het panel.

Impulsiviteit is gemeten met behulp van vier stellingen uit de “Impulsivity-4”-schaal53

en concentratieproblemen zijn gemeten aan de hand van zes stellingen uit de

symptomen-meting van de “ADHD-Self-Report Scale”54. De uitkomsten zijn

weergegeven in figuur 4.5.

figuur 4.5 Impulsiviteit en concentratieproblemen naar opleiding, sector en type

Maaksectoren: landbouw, industrie en bouw

Distributiesectoren: handel, horeca en reparatie; transport, opslag en communicatie

Dienstensectoren: ICT, zakelijke dienstverlening, onderwijs en training, zorg en welzijn, overige diensten

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013

Over het algemeen komen impulsiviteit en concentratieproblemen niet heel vaak voor

bij zelfstandige ondernemers. Een gemiddelde score van 2,39 voor impulsiviteit en

2,09 voor concentratieproblemen wijst erop dat beide karaktertrekken zelden tot soms

aanwezig zijn. Impulsiviteit wordt vaker genoemd door middelbaar/lager opgeleide

zzp’ers, in de distributiesectoren en onder ozp’ers.55

In het panel valt 7,3 procent in de risicogroep met concentratieproblemen.56 Ter

vergelijking, onder de Nederlandse bevolking tussen 18 en 44 jaar is het percentage

met concentratieproblemen al eens geschat op 5,0 procent.57 Er is geen duidelijk

verschil tussen hoger en middelbaar/lager opgeleiden. Onder ozp’ers, die ook vaker

actief zijn in de distributiesectoren, wordt het vaakst melding gemaakt van

concentratieproblemen.58

53

(Webster & Crysel, 2012). 54

(Kessler R. , Adler, Gruber, Sarawate, Spencer, & van Brunt, 2007), conform The Diagnostic and Statistical

Manual of Mental Disorders, Fifth Edition (DSM-V). 55

Respectievelijk F(1, 781)=6.029, p=.014; F(2, 780)=11.443, p=.000; F(1, 781)=4.599, p=.032. 56

Zie voor een berekening (Kessler R. , et al., 2005). 57

(Fayyad, et al., 2007). 58

Respectievelijk F(2, 780)=10.852, p=.000; F(1, 781)=11.298, p=.001.

2,34

2,44

2,28

2,54

2,36

2,47

2,37

2,39

2,10

2,09

1,94

2,24

2,09

2,23

2,06

2,09

1 2 3 4 5

hoger opgeleid

middelbaar/lager opgeleid

maaksectoren

distributiesectoren

dienstensectoren

ozp'ers

zzp'ers

eenpersoonsbedrijven

ople

idin

gsecto

rty

pe

Impulsiviteit Concentratieproblemen

nooit soms erg vaak zelden vaak

Page 34: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

34

4.6 Welke factoren bepalen werktevredenheid en functioneren?

Hoe hangen de in dit hoofdstuk beschreven factoren nu samen met werktevredenheid

en functioneren? Voor de beantwoording van die vraag is het noodzakelijk om alle

factoren in samenhang met elkaar in verband te brengen. Naast persoonskenmerken

is bekeken of bedrijfskenmerken en karaktereigenschappen/houdingen van zzp’ers

samenhangen met het functioneren en de werktevredenheid. Daarvoor zijn

regressievergelijkingen geschat (zie Bijlage IV voor de gedetailleerde analyse). Hier

worden de meest in het oog springende uitkomsten besproken.

Bepalende factoren voor het funct ioneren als zelfstandige

De mate waarin concentratieproblemen meespelen, de ondernemende houding, het

inkomen en de leeftijd zijn de sterkst bepalende factoren voor hoe goed een

zelfstandig ondernemer functioneert. De ondernemende houding blijkt sterk positief

bij te dragen aan het functioneren. Concentratieproblemen beïnvloeden het presteren

op een sterk negatieve manier. Zelfstandigen die meer dan 3.000 euro netto per

maand verdienen, presteren naar eigen zeggen beter dan degenen die minder

verdienen. Leeftijd en de bestaansduur van de zzp-onderneming zijn negatief

geassocieerd met functioneren. Naarmate zelfstandigen ouder zijn of hun bedrijf

langer bestaat, geven zij vaker aan dat zij minder goed presteren.

Er blijken verder significante effecten te bestaan voor geslacht en het type

zelfstandige. Vrouwen geven vaker dan mannen aan dat zij goed functioneren. Ook

zzp’ers functioneren beter dan ozp’ers.

Bepalende factoren voor de werktevredenheid als zelfstandige

Voor zelfstandigen zonder personeel zijn de meest bepalende factoren voor

tevredenheid met het werk de leeftijd, de termijn waarop ze als zelfstandige aan het

werk zijn en hoe goed ze functioneren. Rond het veertigste levensjaar is de

werktevredenheid het laagst. De werktevredenheid neemt toe naarmate een

zelfstandige jonger of juist ouder dan 40 is. Eenzelfde verband is te zien bij de

bestaansduur van de zzp-onderneming. Het minst tevreden zijn zelfstandigen met een

bedrijf dat 23 jaar bestaat. Naarmate de onderneming korter of langer bestaat dan 23

jaar daarna neemt de tevredenheid toe (tot een maximaal waargenomen bestaansduur

van 49 jaar). Het functioneren speelt ook een belangrijke rol in de werktevredenheid.

Hoe beter de ondernemers hun eigen functioneren beoordelen, hoe hoger de

tevredenheid is.

Overige invloedsfactoren zijn het gegenereerde netto inkomen (ondernemers met

hogere inkomens zijn vaker tevreden) en het type zelfstandige (zzp’ers zijn minder

tevreden dan ozp’ers). Een ondernemende houding draagt ook positief bij aan de

werktevredenheid. Een toekomstbewuste instelling is daarentegen negatief

geassocieerd met tevredenheid. Blijkbaar vinden zelfstandige ondernemers die een

voorkeur hebben om zich op de toekomst te richten, het lastig om op dit moment

voldoening te halen uit hun werk. Een mogelijke verklaring kan zijn dat zij een hoog

verwachtingspatroon hebben en de tijdsdruk en angst om te falen de tevredenheid in

de weg staan.59 Opvallend genoeg staan concentratieproblemen de tevredenheid in

beperkte mate in de weg. Blijkbaar zijn zelfstandigen met concentratieproblemen

maar nauwelijks vaker ontevreden dan zelfstandigen zonder concentratieproblemen

als daarbij al rekening wordt gehouden met hoe goed ze functioneren.

59

(Shipp, Edwards, & Lambert, 2009, p. 2)

Page 35: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

35

5 Literatuur

Bird, B. (1988). Implementing entrepreneurial ideas: the case for intention. Academy

of Management Review, 13(3), 442-453.

Blanchflower, D. G. (2000). Self-employment in OECD countries. Labour Economics, 7,

471-505.

Bögenhold, D., Heinonen, J., & Akola, E. (2013). Entrepreneurship and independent

professionals: why do professionals not meet with stereotypes od

entrepreneurship? Klagenfurt: IfS Discussion Paper 04/2013.

Bolton, D. L., & Lane, M. D. (2012). Individual entrepreneurial orientation:

development of a measurement instrument. Education + Training, 54(2/3),

219-233.

Bozionelos, N., & Bozionelos, G. (2013). Research briefs. Attention

deficit/hyperactivity disorder at work: does it impact job performance?

Academy of Management Perspectives, 27(3).

Carree, M. A., & Verheul, I. (2012). What makes entrepreneurs happy? Determinants

of satisfaction among founders. Journal of Happiness Studies, 13, 371-387.

De Jong, P., Von Meyenfeldt, L., & Tsiachristas, A. (2009). Evaluatie einde WAZ. Den

Haag: APE.

De Vries, N., & Bruins, A. (2013). Opleiding en scholing van zzp'ers. Resultaten zzp-

panel meting I van 2013. Panteia/EIM Publieksrapportage A201355.

Zoetermeer: Panteia/EIM.

DeVoe, S. E., & Pfeffer, J. (2011). Time is tight: How higher economic value of time

increases feelings of time. Journal of Applied Psychology, 96(4), 665-676.

Fayyad, J., De Graaf, R., Kessler, R., Alonso, J., Angermeyer, M., Demyttenaere, K.,

et al. (2007). Cross-national prevalence and correlates of adult attention-

deficit hyperactivity disorder. The British Journal of Psychiatry, 190, 402-409.

Fried, Y., & Slowik, L. H. (2004). Enriching goal-setting theory woth time: an

integrated approach. Academy of Management Review, 29(3), 404-422.

Halbesleben, J. R., Wheeler, A. R., & Shanine, K. K. (2013). The moderating role of

attention deficit/hyperactivity disorder in the work engagement-performance

process. Journal of Occupational Health Psychology, 18, 132-143.

Hamermesh, D. S., & Lee, J. (2007). Stressed out on four continents: time crunch or

yuppie kvetch. The Review of Economics and Statistics, 89(2), 374-383.

Hyytinen, A., & Ruuskanen, O.-P. (2006). What makes an entrepreneur independent?

Evidence from time use survey. Discussion paper no. 1029. Helsinki: The

Research Institute of the Finnish Economy.

Kessler, R., Adler, L., Ames, M., Demler, O., Faraone, S., Hiripi, E., et a l. (2005). The

World Health Organization Adult ADHD Self-Report Scale (ASRS). Psychological

Medicine, 35(2), 245-256.

Kessler, R., Adler, L., Gruber, M., Sarawate, C., Spencer, T., & van Brunt, D. (2007).

Validity of the World Health Organization Adult AD/HD Self-Report Scale

(ASRS) in a representative sample of health plan members. International

Journal of Methods in Psychiatric Research, 16(2), 52-65.

Koppes, L. J., De Vroome, E. M., Mars, G. M., Janssen, B. J., Van Zwieten, M. H., &

Van den Bossche, S. N. (2013). Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

2012: methodologie en globale resultaten. Hoofddorp: TNO Innovatie en

Arbeid.

Kösters, L. (2012, June 25). Helft zelfstandigen biedt als zelfstandige zonder

personeel diensten aan. Opgehaald van www.cbs.nl:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80150NED

Page 36: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

36

Koys, D. J. (2001). The effects od employee satisfaction, organizational citizenship

behavior, and turnover on organizational effectiveness: a unit-level,

longitudinal study. Personnel Psychology, 54(1), 101-114.

Manuzza, S., Klein, R. G., Bessler, A., Malloy, P., & LaPadula, M. (1993). Adult

outcome of hyperactive boys. Educational achievement, occupational rank, and

psychiatric status. Archives of General Psychiatry, 50, 565-576.

Millán, J. M., Hessels, J., Thurik, R., & Aguado, R. (2013). Determinants of job

satisfaction: a European comparison of self-employed and paid employees.

Small Business Economics, 40(3), 651-670.

Rohrbach-Schmidt, D., & Hall, A. (2013). BIBB-FDZ Data and methodological reports.

1. (H. Alda, Red.) Bonn: Federal Institute for Vocational Education and

Training.

Schumpeter, J. A. (1934). The Theory of Economic Development: An Inquiry into

Profits, Capital, Credit, Interest and the Business Cycle. Cambridge, MA:

Harvard University Press.

Shipp, A. J., Edwards, J. R., & Lambert, L. S. (2009). Conceptualization and

measurement of temporal focus: The subjective experience of the past,

present, and future. Organizational Behavior and Human Decision Processes,

110(1), 1-22.

Sousa-Poza, A., & Sousa-Poza, A. (2000). Well-being at work: a cross-national

analysis of the levels an determinants of job satisfaction. Journal of Socio-

Economics, 29(6), 517-538.

Sternberg, R. J., & Grigorenko, E. L. (1997). Are cognitive styles still in style.

American PSychologist, 52(7), 700-712.

Trommsdorff, G. (1983). Future orientation and socialization. International Journal of

Psychology, 18, 381-406.

Turner, R. (2003, November 23). Executive life; in learning hurdles, lessons for

success. Retrieved from

http://www.nytimes.com/2003/11/23/business/executive-life-in-learning-

hurdles-lessons-for-success.html

Verheul, I., Block, J. H., Burmeister-Lamp, K., Thurik, A. R., Tiemeier, H., & Turturea,

R. (2013). ADHD-like behavior and entrepreneurial intentions. Rotterdam:

Erasmus Research Institute of Management (ERIM). No. ERS-2012-011-STR.

Webster, G. D., & Crysel, L. (2012). ‘‘Hit Me, Maybe, One More Time’’: Brief measures

of impulsivity and sensation. Journal of Research in Personality, 46, 591-598.

Wennekers, A. R., De Wit, G., Brummelkamp, G. W., Hartog, C. M., & Van Essen, C.

(2011). Trendstudie MKB en Ondernemerschap; ontwikkelingen, vooruitblik en

beleidssignalen. Panteia/EIM Publieksrapportage A201103. Zoetermeer:

Panteia/EIM.

Ybema, J., Van der Torre, W., De Vroome, E., Van den Bossche, S., Lautenbach, H.,

Banning, R., et al. (2013). Zelfstandigen Enquete Arbeid 2012: Methodologie

en beschrijvende resultaten. Hoofddorp/ Heerlen: TNO/ CBS.

Zimbardo, P. G., Keough, K. A., & Boyd, J. N. (1997). Present time perspective as a

predictor of risky driving. Personality and Individual Differences, 23(6), 1007-

1023.

Zimbardo, P., & Boyd, J. (1999). Putting time in perspective: A valid, reliable

individual-differences metric. Journal of Personality and Social Psychology,

77(6), 1271-1288.

Page 37: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

37

Bijlage I Verantwoording

Samenstel l ing en onderhoud panel

Voor de achtergrond van het zzp-panel en de wijze waarop het panel thematisch is

opgebouwd en technisch wordt onderhouden kan de rapportage “Opleiding en scholing

van zzp’ers” op www.ondernemerschap.nl worden nageslagen.60 Hier zullen de

relevante aspecten van de verantwoording voor meting 2 worden besproken.

Uitnodiging

De resultaten uit de voorjaarsmeting van 2013 zijn in het najaar teruggekoppeld met

een vooraankondiging voor de tweede meting. Van 2.554 respondenten was een

e-mailadres bekend. Deze respondenten zijn 17 december 2013 aangeschreven via

een uitnodigingsmail met daarin een persoonlijke link (en zo nodig ook individuele

inlogcodes). Met de persoonlijke link konden respondenten ook op een later tijdstip

weer bij de vragenlijst komen en de vragenlijst op een geschikt moment afmaken.

Invult ijd

De gemiddelde invultijd is een indicator voor de kwaliteit van de respons. Over het

algemeen kan gesteld worden dat de respondenten van het zzp-panel serieus de tijd

hebben genomen om de vragenlijst te beantwoorden. De gemiddelde tijd die de

respondenten hebben besteed aan de vragenlijst is 12,6 minuten. De helft van de

respondenten heeft er 11,7 minuten over gedaan (mediaan). De minimum invultijd is

1,7 minuten. Maar van de respondenten die de vragenlijst volledig hebben ingevuld is

de minimum invultijd 4 minuten. De maximuminvultijd was 65 minuten.

Respons

In Tabel B1.1 zijn de responspercentages van de najaarsmeting weergegeven. Van de

2.554 respondenten hebben 836 gereageerd (brutorespons: 33 procent). Daarvan

hebben 820 respondenten de enquête voor het belangrijkste gedeelte ingevuld

(nettorespons: 32 procent). De uitval tijdens het invullen is beperkt gebleken, wat een

indicatie is voor de kwaliteit van de vragen. De prestatievragen zijn door 820

respondenten ingevuld, terwijl de arbeidsongeschiktheidsvragen door 812 en de

complete vragenlijst door 779 panelleden is ingevuld (een uitval tijdens het invullen

van slechts 5% van de netto respons). Gezien het feit dat de onderzoeksperiode rond

de feestdagen is begonnen, is deze respons acceptabel.

60

(De Vries & Bruins, 2013)

Page 38: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

38

Tabel B1.1 Responspercentages meting 2 2013

N %

totaal aangeschreven 2.554 100%

aangeklikt 836 33%

ongeschikt/ te weinig ingevuld 16 1%

geschikt (meegenomen in de weging) 820 32%

volledig ingevuld 779 31%

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013

De lagere respons van een internetenquête heeft ook gevolgen voor de

betrouwbaarheid van de uitspraken. De meeste uitspraken in het rapport zijn gedaan

op het niveau van eenpersoonsbedrijven. Daarmee is met 95 procent betrouwbaarheid

een afwijking van maximaal 3 procent te garanderen (Tabel B1.2).

Tabel B1.2 Overzicht betrouwbaarheid van uitspraken

Uitspraken op het

niveau van…

Betrouwbare

uitspraken Steekproefomvang

Betrouwbaarheidsinterval

(Stel dat 30% van de

respondenten eigenschap

Y bezit en 70% dus niet)

eenpersoonsbedrijven ja 820 26,7 – 32,9%

zzp’ers ja 680 > 26,4 – 33,2%

ozp’ers ja 140 22,2 – 37,4%

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Wegingsprocedure

In de voorjaarsmeting van 2013 is gewogen naar de sectorverdeling van bedrijven

met 1 werkzame persoon, zoals gepubliceerd door het CBS.61 Voor deze meting is de

nettorespons herwogen naar de gewogen sectorverdeling en de verdeling naar type

werkzaamheden (goederen/diensten) in het voorjaarsbestand. Daarmee is impliciet

ook gewogen naar de randtotalen per sector van het CBS. De volgende weegfactor is

berekend voor het totale panel:

Wij = (Panelij/ ij Panelij)/(Panel_m1ij/ ij Panel_m1ij)

Waarbij:

Wij = Weegfactor in sector i en type j

Panelij = Panelleden uit de huidige meting in sector i en type j

Panel_m1ij = Panelleden uit de voorjaarsmeting 2012 in sector i en type j

i = indicator voor het type sector

j= indicator voor type werkzaamheden (goederen of arbeid)

61

Zoals gepubliceerd in het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) in 2013.

Page 39: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

39

Na weging bleek de maximale correctiefactor 3,80 en de minimale 0.31. Door het

ontbreken van goederenverkopers in de zorg is ervoor gekozen om de totale

weegfactor in die sector te hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen-arbeid).

De ongewogen frequentie en de gewogen verdeling zijn weergegeven in Tabel B1.3.

Tabel B1.3 Weging zzp-panel meting 2 2013

Ongewogen

frequentie

Gewogen verdeling

conform meting 1 2013

Goederen Diensten Goederen Diensten

landbouw 35 28 2,1% 1,2%

industrie 15 53 0,9% 2,9%

bouw 4 60 0,6% 12,6%

handel, horeca, reparatie 27 34 9,5% 7,9%

transport, opslag,

communicatie

4 65 0,3% 4,3%

ICT 5 64 0,3% 3,9%

overige zakelijke

dienstverlening

7 106 0,5% 14,1%

zorg en welzijn62

0 101 0,0% 5,0%

onderwijs en training 3 118 0,2% 4,5%

overige dienstverlening 3 88 1,4% 28,0%

totaal 103 717 15,7% 84,3%

Bron: Panteia/EIM, zzp-panel 2013.

Uitvalanalyse

In deze meting is uitval ontstaan doordat uitgenodigde panelleden niet hebben

gereageerd op de enquête, of doordat zij niet meer aan de criteria van het panel

voldeden. Het eerste type uitval kan selectiviteit opleveren. De groep personen die

niet geïnteresseerd zijn in het onderwerp kan op enkele kenmerken afwijken van de

totale groep ondernemers zonder personeel. Dit kunnen bijvoorbeeld oudere

zelfstandigen zijn die al met pensioen zijn gegaan, maar nog werken in hun eigen

bedrijf. De andere kant van de medaille heeft ook consequenties. De meest

geïnteresseerde panelleden kunnen juist vaker hebben geantwoord en dat zou kunnen

betekenen dat de antwoorden positief of negatief kunnen afwijken ten opzichte van

het echte gemiddelde. Om te kijken of er significante afwijkingen zijn tussen de

responsgroep en het totale panel is een uitvalanalyse uitgevoerd (Tabel B1.4). Bij het

tweede type uitval speelt selectiviteit niet, want de uitvallers behoren niet meer tot de

populatie.

62

NB, door het ontbreken van goederenverkopers in de zorg is gekozen om de totale weegfactor in de sector te

hanteren (dus ongeacht de verhouding goederen-arbeid). Die weegfactor is 1.

Page 40: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

40

Tabel B1.4 Uitvalanalyse tussen voorjaarsmeting en najaarsmeting 2013

n χ2 d.f. sign

geslacht 3000 6,691 1 *

rechtsvorm 3000 6,297 2 *

opleidingsniveau 2984 32,611 1 ***

leeftijd 2999 50,76 2 ***

type werkzaamheden

(goederen/diensten)

3000 11,161 1 ***

sector 3000 55,696 9 ***

bewust zelfstandig 2825 12,512 1 ***

sparen 2985 6,62 1 *

n F-toets d.f. sig. μ m1 μ m2

tijdsbesteding 2958 8,787 (1, 2956) ** 44,6 42,6

startjaar zzp-schap 2978 0,469 (1, 2976) 2001,3 2001,6

leeftijd 2999 58,723 (1, 2997) *** 48,1 51,4

% gespaard inkomen uit het bedrijf 2595 4,629 (1, 2593) * 4,8 5,9

significantieniveaus: + 0.05<p≤0.10; * 0.01<p≤0.05; **0.001<p≤0.01; ***p≤0.001

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013

Op een aantal kenmerken blijken verschillen te bestaan tussen het totale panel (3.000

respondenten in meting 1) en de responsgroep in meting 2. De respondenten die mee

hebben gedaan met de tweede meting zijn significant vaker: vrouw; eigenaar van een

eenmanszaak; hoger opgeleid; ouder en hebben vaker geld uit het bedrijf opzij gezet

voor de oude dag. Ook voeren zij vaker een bedrijf: in de vorm van een

eenmanszaak; dat voornamelijk diensten aanbiedt; actief is in onderwijs en training,

zorg en welzijn of de zakelijke dienstverlening. De verschillen zijn significant. Voor

een deel is deze selectiviteit opgevangen door de weging, en voor een deel blijft die

bestaan. Voor deze selectiebias is het mogelijk om met econometrische technieken te

corrigeren.63

63

Bijvoorbeeld met behulp van Heckman selection models of gewogen regressieanalyses.

Page 41: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

41

Bijlage II Regressieanalyse aov-kans

Logit regressiemodel voor de kans op het afsluiten van een aov

We repliceren de analyse uit de eindevaluatie van de WAZ in 2009.64 Invloedrijke

kenmerken waren: de leeftijd, of iemand kostwinner was, het inkomensniveau,

alternatieve inkomensbronnen, de sector, het aantal jaren als zelfstandige en de

tijdsbesteding. Niet alle variabelen zijn identiek aan de analyse uit 2009, maar de

uitkomsten komen in grote lijnen overeen. Het is bijvoorbeeld onbekend of panelleden

kostwinner zijn, maar dat zijn in de regel nog steeds vaker de mannen dan de

vrouwen. Het geslacht van de zelfstandig ondernemer is daarom een goede

benadering. We schatten een regressievergelijking waarbij we de kans op het afsluiten

van een aov verklaren door persoonskenmerken, bedrijfskenmerken en de risico

inschattingen op blijvende arbeidsongeschiktheid. De afhankelijke variabele kent een

binaire verdeling en daarom schatten we een logit-model. We rapporteren hier

marginale effecten, zodat we eenvoudig kunnen aflezen wat de procentuele

verandering is als de determinant een eenheid toeneemt (zie de logitanalyse in tabel

B2.). Bij dichotome variabelen, gaat het dus om de verandering als de determinant

van categorie veranderd (van 0 naar 1).

De kans dat vrouwen een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben is 13 procent

kleiner dan voor mannen. Ook voor leeftijd is een verband gevonden.65 De kans op het

afsluiten van een aov is het grootst rond de leeftijd van 35 jaar. Ondernemers die

jonger of ouder zijn dan 35 jaar zijn minder snel geneigd om een verzekering af te

sluiten. Eenzelfde verband vinden we terug tussen de tijdsbesteding in het bedrijf en

de kans op een aov. Zzp’ers die gemiddeld 53 uur per week in het bedrijf steken

hebben de grootste kans om een arbeidsongeschiktheidsverzekering te hebben. Als ze

meer of minder uren in het bedrijf steken is die kans kleiner. Ten slotte is de kans op

een aov ook afhankelijk van het netto inkomen dat met het bedrijf verdiend wordt.

Hoe hoger het inkomen, des te groter is de kans dat zzp’ers verzekerd zijn tegen

arbeidsongeschiktheid. Als er meer dan 3.000 euro netto per maand verdiend wordt,

neemt de kans zelfs met 30 procent toe. De geschatte regressievergelijking past

redelijk goed bij de data gezien de verklaarde variantie van 16 procent (Pseudo R2).

Dat betekent dat 16 procent van waargenomen verzekeringsgraad toe te schrijven is

aan de gepresenteerde set determinanten.

64

(De Jong, Von Meyenfeldt, & Tsiachristas, 2009) 65

Wel minder sterk significant dan in 2009 vgl. (De Jong, Von Meyenfeldt, & Tsiachristas, 2009).

Page 42: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

42

tabel B2.1 Logitanalyse: determinanten van de kans dat een zelfstandige een arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft

schaalniveau marginale effect

(in %)

sign. Pers

oons-

kenm

erk

en

Geslacht (ref = man) dichotoom -13,2 ***

Leeftijd continu 2,1

Leeftijd kwadraat continu -0,03 *

Opleidingsniveau (ref = hoger opgeleid) dichotoom 2,5

Voormalig uitkeringsgerechtigd (ref = nee) dichotoom -10,0

Alternatief inkomen (1=ja) dichotoom 6,9

Bedri

jfskenm

erk

en

Aantal uren in bedrijf continu 1,5 **

Uren kwadraat continu -0,01 **

inkomen: <1500€ (referentie cat.) dichotoom Ref.

inkomen: 1500-3000€ (1=ja) dichotoom 14,4 ***

inkomen: >=3000€ (1=ja) dichotoom 30,9 ***

Bestaansduur onderneming in 2013 continu 0,6

Bestaansduur kwadraat continu -0,01

Type (1=zzp) dichotoom 2,5

Maaksectoren (referentie cat.) dichotoom Ref.

Distributiesectoren (1=ja) dichotoom -7,2

Dienstensectoren (1=ja) dichotoom -3,7

Ris

ico’s

Riskant werk: ja (referentie cat.) dichotoom Ref,

Riskant werk: nee (1=ja) dichotoom -1,5

Riskant werk: onbekend (1=ja) dichotoom -5,7

Slechte gezondheid: ja (referentie cat.) dichotoom Ref.

Slechte gezondheid: nee (1=ja) dichotoom 5,8

Slechte gezondheid: onbekend (1=ja) dichotoom 8,8

Aantal waarnemingen 755

Verklaarde variantie door model (pseudo R2) 16%

Noot: Afhankelijke variabele: Arbeidsongeschiktheidsverzekering. De coëfficiënten zijn de

marginale effecten bij gemiddelde waarde van de determinanten (m.a.w. de procentuele

verandering, bij een de toename van 1 eenheid in de betreffende determinant. Bij dichotome

variabelen is het de procentuele verandering als een determinant van 0 naar 1 gaat). Constante

wel mee geschat, maar niet weergegeven. Significantieniveaus:

* significant met 90% betrouwbaarheid;

** significant met 95% betrouwbaarheid;

*** significant met 99% betrouwbaarheid

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013

Page 43: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

43

Bijlage III Betrouwbaarheid en analyse van de schalen

Verantwoording schalen OAF-blok

Het onderdeel in de vragenlijst over ondernemendheid, actiegerichtheid en

functioneren is opgesteld in nauwe samenwerking Rotterdam School of Management

(RSM) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De gebruikte schalen zijn zoveel

mogelijk gevalideerd en overgenomen uit wetenschappelijke studies. Als zodanig zijn

de data bruikbaar voor wetenschappelijk onderzoek. De volgende schalen zijn

opgenomen:

1. Werktevredenheid (Job satisfaction (Rohrbach-Schmidt & Hall, 2013)): OAF03.

2. Functioneren (In-role performance (Ybema, et al., 2013; Koppes, De Vroome,

Mars, Janssen, Van Zwieten, & Van den Bossche, 2013)): OAF04.

3. Ondernemendheid (Individual Entrepreneurial Orientation (Bolton & Lane,

2012)): OAF01.

4. Tijdsbewustzijn (Temporal Focus (Shipp, Edwards, & Lambert, 2009)): OAF02

5. Tijdsdruk (Time-pressure ( (Hamermesh & Lee, 2007; DeVoe & Pfeffer,

2011)): OAF06.

6. Concentratiegebrek (ADHD Self-Report Scale-6 items (Kessler R. , Adler,

Gruber, Sarawate, Spencer, & van Brunt, 2007)): OAF07_01 - OAF07_06.

7. Impulsiviteit (Impulsivity-4 items (Webster & Crysel, 2012)): OAF07_07 -

OAF07_10.

De schalen zijn geanalyseerd in oorspronkelijke vorm, met alle items (zie Tabel B3.1

B3.1). De schalen laten voldoende betrouwbaarheid zien en meten ook de beoogde

concepten. Bij enkele schalen zou een aanpassing van de schaal een (beperkte)

verbetering opleveren (bijvoorbeeld impulsiviteit). Voor de analyse in deze rapportage

voert dat te ver. In vervolgonderzoek op de data is dit goed mogelijk.

Page 44: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

44

Tabel B3.1 Betrouwbaarheidsanalyse en factoranalyse van de gebruikte schalen

N of items Cronbachs Alpha

(standardized)

Factoren Cum. %

verklaarde

variantie

Job satisfaction 5 0,745 1 37,53%

In-role

performance

3 0,797 1 59,26%

Individual

Entrepreneurial

Orientation:

10 0,819 3 52,90%

risktaking 3 0,713 1 63,60%

innovativeness 4 0,789 1 61,44%

proactiveness 3 0,757 1 67,34%

Temporal Focus: 8 0,828 2 65,31%

focus now 4 0,849 1 68,83%

focus future 4 0,895 1 76,30%

Time Pressure 1 nvt nvt nvt

ADHD Self Report

Scale

6 0,719 2 42,28%

Impulsivity 4 0,563 2 39,76%

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013.

Page 45: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

45

Bijlage IV Regressies: werktevredenheid en

functioneren

Lineaire regressies voor de kans op het afsluiten van een aov

We schatten regressievergelijkingen waarmee wordt onderzocht in welke mate het

functioneren en de werktevredenheid van zelfstandig ondernemers samenhangt met

verschillende factoren. Naast de persoonskenmerken zijn de bedrijfskenmerken en de

karaktereigenschappen/houdingen van zzp’ers meegenomen om te kijken welke

factoren bepalen of het functioneren verbetert en of de tevredenheid toeneemt (zie

TabelB4.1 voor een overzicht van de scores).

Tabel B4.1 Schaalniveaus en ongewogen gemiddelden van bepalende factoren van functioneren en werktevredenheid

Schaal

min max gemiddelde

Pers

oonsken

merk

en

Geslacht (1= vrouw) 0 1 30%

Leeftijd 23 75 51,24

Opleidingsniveau (1= middelbaar/lager opgeleid) 0 1 44%

Voormalig uitkeringsgerechtigde (1=ja) 0 1 7%

Bedri

jfskenm

erk

en

Aantal uren in bedrijf 15 100 42,34

inkomen: <1500€ (1=ja) 0 1 37%

inkomen: 1500-3000€ (1=ja) 0 1 41%

inkomen: >=3000€ (1=ja) 0 1 22%

Bestaansduur onderneming in 2013 0 49 11,32

Type (1=zzp) 0 1 82%

Maaksectoren (1=ja) 0 1 23%

Distributiesectoren (1=ja) 0 1 16%

Dienstensectoren (1=ja) 0 1 61%

Ondernemende houding 1 5 3,52

Focus op het heden 1 7 5,09

Toekomstbewustzijn 1 7 5,19

Impulsiviteit 1 5 2,37

Concentratieproblemen (ADHD) 1 5 2,07

Functioneren 1 5 4,13

Werktevredenheid 1 5 3,68

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013

Bepalende factoren voor het funct ioneren als zelfstandige

Tabel B4.2 laat zien met welke factoren het functioneren als zelfstandige samenhangt.

Daarvoor is in eerste instantie gekeken welke persoonskenmerken en

bedrijfskenmerken samenhangen (het basismodel). De kenmerken waarvan een

significante invloed66 op het functioneren uitgaat zijn aangemerkt met asterisken.

Door gestandaardiseerde regressie coëfficiënten (bèta’s) te presenteren, is het -

66

Aangegeven door coëfficiënten (als indicator voor samenhang) die significant verschillen van nul.

Page 46: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

46

ondanks de verschillende schalen van de factoren (Tabel B4.2 B4.2 - mogelijk om de

effect onderling te vergelijken. In vervolgstappen zijn de ondernemende houding en

tijdsbewustzijn (model 1) en ook de karaktereigenschappen impulsiviteit en

concentratieproblemen (model 2) toegevoegd.

In eerste instantie, als alleen de persoons- en bedrijfskenmerken worden

meegenomen, blijken de sterkste effecten te bestaan naar geslacht, inkomen en het

type zelfstandige. Vrouwen geven vaker dan mannen aan dat zij goed functioneren.

Zelfstandigen die meer dan 3.000 euro netto per maand verdienen, presteren naar

eigen zeggen beter dan degenen die minder verdienen. Ook zzp’ers functioneren beter

dan ozp’ers. Leeftijd en de bestaansduur van de zzp-onderneming zijn negatief

geassocieerd met functioneren. Naarmate zelfstandigen ouder zijn of hun bedrijf

langer bestaat, geven zij vaker aan dat zij minder goed presteren. En zelfstandigen in

de distributie- en dienstensectoren geven gemiddeld een lagere score voor

functioneren ten opzichte van ondernemers in de maaksectoren.

Page 47: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

47

Tabel B4.2 Lineaire regressie: functioneren als zelfstandig ondernemer

Basismodel Model 1 Model 2

Beta sign. Beta sign. Beta sign. Pers

oonskenm

e

rken

Geslacht (ref = man) 0,103 ** 0,109 ** 0,099 *

Leeftijd -0,030 * -0,055 -0,104 **

Opleidingsniveau (ref = hoger opgeleid) 0,087 0,087 * 0,080 *

Voormalig uitkeringsgerechtigd (ref = nee) 0,010 * 0,016 0,018

Bedri

jfskenm

erk

en

Aantal uren in bedrijf -0,043 -0,073 -0,041

inkomen: <1500€ (1=ja) Ref. categorie Ref. categorie Ref. categorie

inkomen: 1500-3000€ (1=ja) 0,151 0,161 ** 0,113 **

inkomen: >=3000€ (1=ja) 0,126 ** 0,124 ** 0,075

Bestaansduur onderneming in 2013 -0,096 ** -0,078 * -0,088 *

Type (1=zzp) 0,125 * 0,118 ** 0,091 **

Maaksectoren (1=ja) Ref. categorie Ref. categorie Ref. categorie

Distributiesectoren (1=ja) -0,090 ** -0,088 * -0,027

Dienstensectoren (1=ja) -0,040 * -0,047 0,007

Ondernemende houding (IEO) 0,141 ** 0,145 **

Focus op het heden 0,052 0,062

Toekomstbewustzijn 0,083 * 0,062

Impulsiviteit -0,071

Concentratieproblemen (ADHD) -0,269 **

Aantal waarnemingen 727 727 727

Verklaarde variantie door model (R2) 5,2% 9,1% 17,5%

Toegenomen verklaarde variantie (Δ R2) 4,2% 8,5%

Noot: Lineaire regressie met als afhankelijke variabele Functioneren (in-role performance) met als schaal 1 – 5. De gestandaardiseerde coëfficiënten (bèta’s) zijn weergegeven (voor onderlinge vergelijkbaarheid van de determinanten). Constant e

is wel geschat, maar niet weergegeven vanwege gestandaardiseerde coëfficiënten. Significan tieniveaus:

* significant met 95% betrouwbaarheid;

** significant met 99% betrouwbaarheid

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013

Na toevoegingen van de ondernemende houding, tijdsbewustzijn en de

karaktertrekken: impulsiviteit en concentratieproblemen aan het model (Model 1 en

2), blijkt dat een ondernemende houding sterk positief bijdraagt aan het functioneren.

Concentratieproblemen beïnvloeden het presteren op een sterk negatieve manier. De

invloed van geslacht, leeftijd, inkomen, bestaansduur en type zelfstandige blijft

consequent. Het effect van de sector waarin men actief is en of ondernemers voorheen

uitkeringsgerechtigd waren valt weg. De mate waarin concentratieproblemen

meespelen, de ondernemende houding, het inkomen en de leeftijd zijn de sterkst

bepalende factoren voor hoe goed een zelfstandig ondernemer functioneert (op basis

van de bèta’s in het basismodel). Met de variabelen die in het model zijn opgenomen

kan 17,5 procent van de variantie verklaard worden (de R2). Met andere woorden,

17,5 procent van de waargenomen score op het functioneren als zelfstandige is toe te

schrijven aan de bepalende factoren die in de tabel zijn opgenomen. Voor

regressiemodellen waarin individueel gedrag wordt verklaard, past dit model redelijk

goed.

Page 48: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

48

Tabel B4.3 Lineaire regressie: werktevredenheid als zelfstandig ondernemer

Basismodel Model 1 Model 2

Beta sign. Beta sign. Beta sign.

Pers

oonskenm

erk

en

Geslacht (ref = man) 0,073 0,040 0,040

Leeftijd -0,455 -0,519 * -0,514 *

Leeftijd kwadraat 0,605 * 0,680 ** 0,661 *

Opleidingsniveau (ref = hoger opgeleid) -0,042 -0,055 -0,057

Voormalig uitkeringsgerechtigd (ref = nee) -0,039 -0,040 -0,040

Bedri

jfskenm

erk

en

Aantal uren in bedrijf -0,048 -0,058 -0,051

inkomen: <1500€ (1=ja) Ref. categorie Ref. categorie Ref. categorie

inkomen: 1500-3000€ (1=ja) 0,152 ** 0,119 ** 0,109 **

inkomen: >=3000€ (1=ja) 0,264 ** 0,229 ** 0,218 **

Bestaansduur onderneming in 2013 -0,558 ** -0,495 ** -0,502 **

Bestaansduur kwadraat 0,401 ** 0,384 ** 0,387 **

Type (1=zzp) -0,013 -0,061 -0,065 *

Maaksectoren (1=ja) Ref. categorie Ref. categorie Ref. categorie

Distributiesectoren (1=ja) -0,061 -0,051 -0,037

Dienstensectoren (1=ja) -0,033 -0,039 -0,025

Ondernemende houding (IEO) 0,139 ** 0,142 **

Functioneren 0,445 ** 0,420 **

Focus op het heden 0,009 0,013

Toekomstbewustzijn -0.141 ** -0,143 **

Impulsiviteit -0,009

Concentratieproblemen (ADHD) -0,077 *

Aantal waarnemingen 726 726 726

Verklaarde variantie door model (R2) 9,6% 30,9% 31,3%

Toegenomen verklaarde variantie (Δ R2) 21,3% 0,5%

Noot: Lineaire regressie met als afhankelijke variabele Werktevredenheid (job satisfaction) met als schaal 1 – 5. De

gestandaardiseerde coëfficiënten (bèta’s) zijn weergegeven (voor onderlinge vergelijkbaarheid van de determinanten).

Constante is wel geschat, maar niet weergegeven vanwege gestandaardiseerde coëfficiënten. Significantieniveaus:

* significant met 95% betrouwbaarheid; ** significant met 99% betrouwbaarheid

Bron: Panteia/EIM zzp-panel 2013

Bepalende factoren voor de werktevredenheid als zelfstandige

In Tabel B4.3B4.3 is weergegeven met welke factoren de werktevredenheid

samenhangt. Mogelijke factoren zijn functioneren maar ook andere houdingen en

karaktereigenschappen. In tegenstelling tot het functioneren is de tevredenheid niet

afhankelijk van het geslacht. Wel vinden we een verband met leeftijd, om precies te

zijn een parabolisch verband.67 Op jongere leeftijd is de tevredenheid met het werk als

zelfstandige hoger en dit neemt af naarmate de leeftijd toeneemt. De laagste score

voor werktevredenheid is rond het 40e levensjaar, daarna neemt de werktevredenheid

weer toe. Eenzelfde verband is te zien bij de bestaansduur van de zzp-onderneming.

Ook daar is de tevredenheid hoger naarmate de onderneming korter bestaat. Het

67

Dit blijkt uit de significante uitkomst van de kwadraatterm voor leeftijd. Dit wijkt af van het lineaire verband

dat we zagen bij functioneren.

Page 49: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

49

minst tevreden zijn zelfstandigen met een bedrijf dat 23 jaar bestaat en daarna neemt

de tevredenheid weer toe (tot een maximaal waargenomen bestaansduur van 49

jaar). Overige invloedsfactoren zijn het gegenereerde netto inkomen (ondernemers

met hogere inkomens zijn vaker tevreden) en het type zelfstandige (zzp’ers zijn

minder tevreden dan ozp’ers).

Met de toevoeging van functioneren, ondernemende houding en impulsiviteit en

concentratieproblemen aan het model, blijkt dat het functioneren een belangrijke rol

speelt in de werktevredenheid.68 Hoe beter de ondernemers hun eigen functioneren

beoordelen, hoe hoger de tevredenheid. Een ondernemende houding draagt ook

positief bij aan de werktevredenheid. Een toekomstbewuste instelling is daarentegen

negatief geassocieerd met tevredenheid. Blijkbaar vinden zelfstandige ondernemers

die een voorkeur hebben om zich op de toekomst te richten, het lastig om op dit

moment voldoening te halen uit hun werk. Een mogelijke verklaring kan zijn dat zij

een hoog verwachtingspatroon hebben en de tijdsdruk en angst om te falen de

tevredenheid in de weg staat.69 Concentratieproblemen staan, in beperkte mate, ook

de tevredenheid in de weg. Het gepresenteerde model in Tabel B4.3 past goed bij de

data. Met de gekozen set van invloedsfactoren kunnen we ruim 31 procent van de

waargenomen werktevredenheidsscores verklaren (R2 = 31,3 procent).

68

De gestandaardiseerde regressie coëfficiënt in het laatste model is met 0.420 behoorlijk hoog. 69

(Shipp, Edwards, & Lambert, 2009, p. 2)

Page 50: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

50

Bijlage V Vragenlijst en routering

Vraagnr /variabele

Omschrijving Routing

BLOK BEDRIJFSONTWIKKELING

SA01 Heeft u op dit moment een eigen onderneming, of voert u zelfstandig ondernemende activiteiten uit?

Allen

SB02 Verkoopt u vooral goederen of biedt u vooral uw arbeid of diensten aan? Allen

SB03@ Kunt u in één zin aangeven wat voor goederen u verkoopt? Indien wisseling t.o.v. meting 1

SB04@ Kunt u in één zin aangeven wat voor een arbeid u aanbiedt of diensten u levert? Indien wisseling t.o.v. meting 2

SC01A Hoe hoog schat u de omzet van uw onderneming in 2013?

SC01B Komt de geschatte omzet in 2013 overeen met uw verwachting aan het begin van het jaar? De omzet is ...

Allen

SC02 Kunt u aangeven of de omzet in 2013 hoger of lager is dan in 2012? De omzet is ...

Allen

SC03 Kunt u aangeven wat uw verwachting is van de omzet van uw onderneming in 2014? De omzet zal ...

Allen

SA08 Hoeveel uur besteedt u gemiddeld in uw bedrijf Allen

SA09 Kunt u een inschatting geven van het gemiddeld aantal in rekening gebrachte uren per week dat u besteedt in uw bedrijf

Indien arbeid/diensten (SB02 = 2)

BLOK AOV ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERINGEN

AOV01 Hoe groot schat u de kans dat u de komende vijf jaar arbeidsongeschikt raakt? Allen

AOV02 Is de aard van uw werkzaamheden van invloed op het arbeidsongeschiktheidsrisico dat u loopt?

Allen

AOV03 Heeft u problemen met uw gezondheid? Allen

AOV04 Heeft u al meer dan twee jaar problemen met uw gezondheid? Allen

AOV05 Zijn de gezondheidsproblemen van invloed op het aantal uren dat u kunt werken of het soort werk dat u kunt doen?

Allen

AOV06 Hebben die gezondheidsproblemen gevolgen gehad voor uw inkomen? Allen

AOV07 Hoe heeft u die gevolgen opgevangen? Allen

CHECKAOV Tijdens het telefonisch interview deze zomer heeft u aangegeven dat u <wel/niet> verzekerd was tegen langdurige arbeidsongeschiktheid. Is dit nog steeds het geval?

Allen

AOV10 Bij wie bent u verzekerd? Allen

AOV10B Waarom heeft u niet gekozen voor deze vrijwillige verzekering van het UWV? Allen

CHECKAOV Tijdens het telefonisch interview deze zomer heeft u aangegeven dat u <wel/niet> verzekerd was tegen langdurige arbeidsongeschiktheid. Is dit nog steeds het geval?

Allen

CHECKAOV2 CHECKAOV2 Allen

AOV10 Bij wie bent u verzekerd? CHECKAOV = 1: Als in bezit van aov

AOV10A Bent u bekend met de vrijwillige verzekering die het UWV aanbiedt? Als in bezit van aov anders dan UWV-aov

AOV10B Waarom heeft u niet gekozen voor deze vrijwillige verzekering van het UWV? Als AOV10A = ja

AOV11 Wat is de reden dat u een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebt afgesloten Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV12 Hoeveel heeft u in 2012 betaald voor uw arbeidsongeschiktheidsverzekering? Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV13 Als u arbeidsongeschiktheid zou worden, krijgt u dan een percentage van uw inkomen of een vast bedrag?

Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV14 Heeft u alleen een verzekering die uw vaste lasten dekt? Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV15 Welk arbeidsongeschiktheidscriterium heeft u gekozen? Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV16 Bent u onder afwijkende voorwaarden, zoals medische ui tsluitingen of een premieopslag, geaccepteerd?

Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV17 Is uw arbeidsongeschiktheidsverzekering een vangnetuitkering? Als in bezit van aov anders dan via werkgever

AOV18 Heeft u ooit een beroep moeten doen op een arbeidsongeschiktheidsverzekering? Allen

AOV19 Voldeed de verzekering aan uw verwachtingen? Als AOV18 = ja

AOV21 Krijgt u op dit moment een uitkering van een arbeidsongeschiktheidsverzekering? Allen

Page 51: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

51

Vraagnr /variabele

Omschrijving Routing

AOV22A Heeft u ooit een arbeidsongeschiktheidsverzekering gehad? CHECKAOV = 0: Als NIET in bezit van aov

AOV22B@ Waarom heeft u die verzekering nu niet meer? Als AOV22 = ja

AOV23A Wat is de belangrijkste reden om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering voor uw inkomen als zelfstandige af te sluiten?

Als NIET in bezit van aov

AOV23B Wat is de op één na belangrijkste reden om geen arbeidsongeschiktheidsverzekering voor uw inkomen als zelfstandige af te sluiten?

Als NIET in bezit van aov

AOV24@ Welke voorwaarden vind u niet acceptabel? Als AOV23A of AOV23B = 2 (onacceptabele voorwaarden)

AOV24A Bent u bekend met de vrijwillige verzekering die het UWV aanbiedt? Als NIET in bezit van aov

AOV24B Waarom heeft u niet gekozen voor deze vrijwillige verzekering van het UWV? Als AOV24A = ja

AOV25 Vindt u dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn tussen verschillende soorten arbeidsongeschiktheidsverzekeringen?

Allen

AOV27C_1 | De overheid moet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen onder zzp'ers bevorderen. | Zzp'ers zijn zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

Allen

AOV27C_2 | Een deel van het budget voor de zelfstandigenaftrek moet aangewend worden voor het goedkoper maken van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. | Het volledige budget voor zelfstandigenaftrek moet naar eigen inzicht ingezet kunnen worden.

Allen

AOV27C_3 | Verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid is een geheel vrijwillige aangelegenheid. | Het moet verplicht zijn om je tenminste tot een minimaal niveau te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.

Allen

BLOK OAF ONDERNEMENDHEID, ACTIEGERICHTHEID EN FUNCTIONEREN

OAF01_1 Ik onderneem graag gewaagde activiteiten door me op onbekend terrein te begeven.

Allen

OAF01_2 Ik ben bereid om veel tijd en/of geld te investeren in iets dat veel zou kunnen opleveren.

Allen

OAF01_3 Ik heb de neiging om durf te tonen in risicovolle situaties. Allen

OAF01_4 Ik hou ervan om vaak nieuwe dingen te proberen die afwijkend, maar niet noodzakelijk riskant zijn.

Allen

OAF01_5 In mijn werk geef ik over het algemeen de voorkeur aan een unieke werkwijze in plaats van beproefde methoden.

Allen

OAF01_6 Bij het leren van nieuwe dingen geef ik de voorkeur aan mijn eigen aanpak in plaats van het te doen zoals iedereen doet.

Allen

OAF01_7 Ik ben voorstander van een experimentele en originele aanpak bij het oplossen van problemen in plaats van methoden die anderen over het algemeen gebruiken.

Allen

OAF01_8 Ik hou meestal rekening met toekomstige problemen, behoeften of veranderingen.

Allen

OAF01_9 Ik heb de neiging om vooruit te plannen in mijn werk. Allen

OAF01_10 In mijn werk neem ik liever het voortouw en zet zaken in gang dan dat ik een afwachtende houding aanneem.

Allen

OAF02_1 Ik concentreer me op wat er momenteel gebeurt in mijn leven. Allen

OAF02_2 Mijn gedachten zijn gericht op het hier en nu. Allen

OAF02_3 Ik denk na over waar ik nu sta. Allen

OAF02_4 Ik leef in het heden. Allen

OAF02_5 Ik denk na over wat mijn toekomst voor mij in petto heeft. Allen

OAF02_6 Ik denk na over wat er gaat komen. Allen

OAF02_7 Ik richt me op mijn toekomst. Allen

OAF02_8 Ik beeld me in wat me morgen te wachten staat. Allen

OAF03_1 Werktevredenheid: Het inkomen Allen

OAF03_2 Werktevredenheid: De huidige werkuren Allen

OAF03_3 Werktevredenheid: De aard en de inhoud van het werk Allen

OAF03_4 Werktevredenheid: De werkdruk en stress Allen

OAF03_5 Werktevredenheid: De mogelijkheden om uw vaardigheden te benutten Allen

OAF03_6 In hoeverre bent u, alles bij elkaar genomen, tevreden met uw werk als zelfstandige?

Allen

OAF04_1 Ik behaal alle doelen (werkopdrachten) die bij mijn werk horen. Allen

OAF04_2 De taken die bij mijn werk horen, gaan me goed af. Allen

OAF04_3 Ik presteer goed in mijn werk. Allen

OAF05_1 Zelf doen of uitbesteden? Administratie en boekhouding Allen

OAF05_2 Zelf doen of uitbesteden? Verkoop en acquisitie Allen

OAF05_3 Zelf doen of uitbesteden? Idee-ontwikkeling en vernieuwing Allen

OAF05_4 Zelf doen of uitbesteden? ICT-ondersteuning Allen

OAF05_5 Zelf doen of uitbesteden? Communicatie en PR Allen

OAF06 Hoe vaak bent u gehaast of voelt u dat u onder tijdsdruk staat? Allen

OAF07_1 Karweitjes of werk waar ik aan begin, maak ik niet af. Allen

OAF07_2 Ik kan mijn bezigheden of taken moeilijk organiseren. Allen

OAF07_3 Ik probeer onder bezigheden uit te komen waarop ik me langere tijd moet Allen

Page 52: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

52

Vraagnr /variabele

Omschrijving Routing

concentreren.

OAF07_4 Ik ben vergeetachtig bij alledaagse bezigheden. Allen

OAF07_5 Wanneer ik zit, friemel ik met mijn handen of voeten. Allen

OAF07_6 Ik ben voortdurend ‘in de weer’, alsof ik ‘door een motor wordt aangedreven’. Allen

OAF07_7 Ik denk eerst na over wat ik ga doen, alvorens ik iets doe. Allen

OAF07_8 Ik ben impulsief. Allen

OAF07_9 Ik besteed tijd aan het zorgvuldig plannen van activiteiten. Allen

OAF07_10 Ik ga zo op in nieuwe en spannende dingen dat ik niet nadenk over mogelijke problemen.

Allen

AFLSUITING

Page 53: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

53

De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee

reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De

meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl.

Recente Publieksrapportages

A201411 13-03-2014 Bedrijfsoverdrachten in een periode van recessie en

vergrijzing

A201410 06-03-2014 Ondernemendheid in de culturele sector

A201409 27-02-2014 Topsectoren in beeld – Beleving van het

ondernemingsklimaat - meting voorjaar 2013 -

A201408 18-02-2014 Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2013 A201407 25-02-2014 Inkomens Zelfstandigen 2013

A201406 11-03-2014 Samenwerken bij vernieuwing in de topsectoren

A201405 13-02-2014 Lokale lasten voor bedrijven

A201403 04-02-2014 Wat drijft MKB ondernemers

A201402 20-02-2014 Gebruikersinnovatie in het MKB

A201401 06-02-2014 Topsectoren in beeld. Ontwikkeling van de innovativiteit van

de topsectoren in najaar 2012-voorjaar 2013

A201374 14-01-2014 MKB Rating: Smaakt naar meer, onderzoek naar bekendheid

en gebruik van ratings door MKB-bedrijven

A201373 07-01-2014 Vertrouwen in eigen bedrijf keldert:

ondernemersvertrouwen door de jaren heen

A201371 17-3-2014 Samenwerkingskenmerken van challengers in de

topsectoren

A201370 19-12-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014

A201369 23-12-2013 Ondernemen in de horecasector 2013

A201368 23-12-2013 Ondernemen in de groothandelsector 2013

A201367 23-12-2013 Ondernemen in de overige dienstverlening 2013

A201366 23-12-2013 Ondernemen in de bouwsector 2013

A201365 23-12-2013 Ondernemen in de transportsector 2013

A201364 23-12-2013 Ondernemen in de autosector 2013

A201363 19-12-2013 Bijdrage van buitenlandse werknemers aan innovatie in het

MKB

A201362 23-12-2013 Ondernemen in de zakelijke dienstverlening 2013

A201361 23-12-2013 Ondernemen in de metaalelektro 2013

A201360 23-12-2013 Ondernemen in de voedings- en genotmiddelenindustrie

2013

A201359 23-12-2013 Ondernemen in de detailhandel 2013

A201358 17-12-2013 De grijze ondernemer. Internationale vergelijking van de

grijze ondernemer

A201357 11-02-2014 Nulmeting studentbedrijven

A201356 18-03-2014 Toekomst van de maakindustrie. Knowledge based capital!

A201355 10-12-2013 Opleiding en scholing van zzp’ers – Resultaten zzp-panel

meting I van 2013

A201354 26-11-2013 Internationale benchmark ondernemerschap 2013.

Tabellenboek

A201353 19-11-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update oktober 2013

Page 54: Arbeidsongeschiktheidsverzekeringenondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a201413.pdf · van zzp’ers Resultaten zzp-panel meting II 2013 . ISBN : 978-90-371-1119-4 Rapportnummer : A201413

54

A201352 28-01-2014 Technologische en sociale innovatie in een concurrerende

markt

A201351 21-11-2013 Innovatie en internationalisering in het MKB

A201350 12-11-2013 Innovatie in het MKB, ontwikkelingen in de periode 2002-2013

A201349 31-10-2013 Fulfilment van online verkoop

A201348 15-10-2013 De overheid als klant van het MKB

A201347 26-09-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014

A201346 08-10-2013 De innovativiteit van het MKB in 2013

A201345 19-09-2013 Monitor buitenlandse investeringen MKB

A201344 14-11-2013 Sectorale veranderingen in de Nederlandse economie

A201343 03-04-2013 Geen vertrouwen ondernemers in het economische beleid -

Najaar 2013

A201342 12-09-2013 Verschillen tussen uitzendondernemingen

A201341 17-10-2013 Economische effecten verlaging van de administratieve

lasten voor het bedrijfsleven

A201340 19-08-2013 Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011

A201339 22-08-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update augustus 2013

A201338 12-09-2013 Bedrijfsfinanciering: zó kan het ook!

A201337 03-09-2013 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid 1998-2012

A201336 27-11-2013 Inkomens Zelfstandigen 2012

A201335 01-07-2013 Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en

2014 – Update juni

A201334 15-07-2013 De rol van sociale media bij innovatie door zzp’ers

A201333 02-07-2013 Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren

A201332 02-07-2013 Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording

A201331 04-07-2013 Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers

A201330 25-06-2013 Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?

A201329 18-06-2013 Monitor Inkomens Ondernemers

A201328 27-06-2013 Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie

A201327 16-07-2013 Innoveren achter de schermen

A201326 19-07-2013 De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014

A201325 9-07-2013 Minirapportage biomaterialen

A201324 5-06-2013 Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren

A201323 06-06-2013 Kleinschalig ondernemen 2013

A201322 13-06-2013 Topsectoren in beeld - Bekendheid met het

topsectorenbeleid en beleving van het ondernemingsklimaat

A201321 21-05-2013 Administratieve lasten MKB

A201320 04-06-2013 Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers

A201319 11-06-2013 Topsectoren: beeld en ontwikkeling

A201318 April 2013 MKB en ondernemerschap in zakformaat, Editie 2012/2013

A201317 16-05-2013 Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland

A201316 31-05-2013 Intellectueel eigendom topsectoren

A201315 07-05-2013 MKB verdeeld over kabinetsbeleid

A201314 02-05-2013 Topsectoren in beeld

A201313 28-03-2013 Concurrentie in het MKB

A201312 25-03-2013 Alles flex, is dat een mismatch?

A201311 09-04-2013 Challengers: hun kenmerken en succesfactoren

A201310 04-04-2013 Wie wordt werkgever?

A201309 16-04-2013 Oudedagsvoorziening in het MKB