Upload
academic-medical-center
View
244
Download
4
Embed Size (px)
DESCRIPTION
AMC Magazine juni 2011
Citation preview
Volkspetitie over ziekte van Lyme
Tekenbeet zaait verwarring
Wiegendood: het fatale duwtje
Rekenen met oud bloed
Longen effectief tegen griep
juni 2011 | nummer 6
AMC MAgAzine juni 20112
8RefeReeRmiddagBijeenkomst over speekselklieraandoeningen met
voordrachten over ‘Diagnostiek en behandeling van
speekselkliertumoren’, ‘Hyposalivatie en de ziekte van
Sjögren’ en ‘Sialoadenitis en speekselstenen’.
Plaats: AMC, H2-211
Tijd: 15.00 – 20.00 uur
Inlichtingen: secretariaat KNO, mw. M.B. van Huiden,
020 5668586, [email protected]
9PRomoTieNienke Veldhuijzen: ‘The epidemiology of HPV and HIV
among high-risk women and steady couples in Kigali,
Rwanda’. Promotores zijn prof. dr. P. Reiss, hoogleraar
Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de complica-
ties van de behandeling van hiv-infecties, en prof. dr.
J.M.A. Lange, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in
het bijzonder virale infecties. Co-promotor is dr. J. van
de Wijgert. Veldhuijzen beschrijft de epidemiologie van
het humaan papillomavirus (HPV) en het humaan im-
munodeficiëntie virus (hiv) in twee verschillende bevol-
kingsgroepen in Kigali, Rwanda. Hoog-risico (HR)-HPV
kan baarmoederhalskanker veroorzaken. Laag-risico
(LR)-HPV wordt in verband gebracht met onder andere
genitale wratten. Hiv en HPV zijn duidelijk met elkaar
verbonden, en niet alleen omdat ze beide tijdens sek-
sueel contact worden overgedragen. Onafhankelijk van
het seksueel gedrag, komt HPV vaker voor bij patiënten
met hiv. Recent is ook aangetoond dat de kans om hiv
te krijgen mogelijk hoger ligt bij personen die een HR-
HPV-infectie hebben.
Tijd: 14.00 uur
9 oR aTieTer gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar
Gastro-intestinale Chirurgie houdt prof. dr. O.R.C.
Busch zijn oratie ‘Chirurgische zorg uitgelicht’. Chirur-
gische zorg is complexer en specialistischer geworden.
Patiënten weten soms niet goed bij wie ze moeten zijn
voor hun probleem. Gastro-intestinale chirurgie omvat
operaties van het spijsverteringskanaal. Daarnaast be-
staat er oncologische chirurgie, en daarom is niet dui-
delijk dat de maag-darmchirurg ook de kwaadaardige
tumoren van het darmstelsel behandelt. Het is de taak
van de beroepsgroep dit beter aan de maatschappij
uit te leggen. Maar er zijn meer zaken die verbetering
behoeven. Zo willen de patiënten meer transparantie
over de kwaliteit van de geleverde zorg. Nu wordt vaak
alleen gevraagd naar het aantal operaties dat een chi-
rurg of ziekenhuis jaarlijks verricht, maar er moet ook
duidelijkheid komen over de resultaten daarvan.
Tijd: 16.00 uur
9 & 10CongResWEON-congres 2011 over ‘Health and etnicity’, geor-
ganiseerd door de afdeling Klinische Epidemiologie,
Biostatistiek en Bio-informatica (KEBB).
Plaats: IJmuiden, Holiday Inn
Tijd: 10.00 – 19.00 uur (9/6) en 9.15 – 15.30 uur (10/6)
Inlichtingen: mw. M. Leeflang, 020 566 945 of
9 & 10CuRsusAnnual Course Endosonography Live in Amsterdam.
Een tweedaagse cursus onder voorzitterschap van
prof. dr. Paul Fockens. Artsen demonstreren bij pa-
tiënten het gebruik van een scope voor onderzoek van
maag en darmen.
Plaats: collegezaal 5
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: mw. J. Goedkoop 020 566 3926 of
10 PRomoTieMenno Vergeer: ‘HDL genes & HDL drugs’. Promotor
is prof. dr. J.J.P. Kastelein, hoogleraar Inwendige Ge-
neeskunde, in het bijzonder de genetische aspecten
van vasculaire aandoeningen. Co-promotores zijn dr.
J.A. Kuivenhoven en prof. dr. E.S.G. Stroes. Vergeer
onderzocht de genetische basis van het mense-
lijk HDL-cholesterolmetabolisme door middel van
familieonderzoek en genetische associatiestudies in
grote cohorten. Mutaties in verschillende choleste-
rolvervoerders zijn van invloed op de productie van
insuline in de alvleesklier en van steroïdhormonen in
de bijnier. Daarnaast blijken genetische varianten die
effect hebben op HDL-cholesterol niet altijd geas-
socieerd met hart- en vaatziekten. Toch acht Vergeer
het niet uitgesloten dat ingrijpen in het metabolisme
van HDL-cholesterol wat kan opleveren. Onderzoek bij
meer dan 16.000 mensen toonde aan dat genetische
varianten die de activiteit van het eiwit PLTP vermin-
deren, bescherming bieden tegen hart- en vaatziekten.
Tijd: 12.00 uur
10symPosiumBijeenkomst ter gelegenheid van het afscheid van
dr. J.C. Davin, kindernefroloog in het Emma Kinder-
ziekenhuis AMC.
Plaats: Amsterdam, De Brakke Grond (Vlaams
Cultuurhuis)
Tijd: 9.30 – 16.45 uur
Inlichtingen: mw. C. van Burik, 020 566 2131,
14PRomoTieBas Wind: ‘Photo- and laser therapy in pigment disor-
ders’. Promotor is prof. dr. J.D. Bos, hoogleraar Der-
1 JuniPRomoTieKoert de Waal: ‘Central blood flow measurements
in newborn infants’. Promotor is prof. dr. J.H. Kok,
hoogleraar Neonatologie. Co-promotores zijn dr.
A.H.L.C. van Kaam en prof. dr. N. Evans (University
of Sydney). De bloedsomloop van een pasgeborene
wordt vaak beoordeeld op grond van hartfrequentie,
bloeddruk en capillaire vulling. Maar flow (bloeddoor-
stroming) geeft een beter beeld. Is deze te laag, dan
kan dat leiden tot vertraagde neurologische ontwikke-
ling. Flow wordt bestudeerd met echocardiografische
Dopplermetingen van bloeddoorstroming in de grote
vaten die het hart verlaten of binnenkomen. De Waal
onderzocht de meest gebruikte methoden onder
diverse klinische omstandigheden.
Tijd: 12.00 uur
1PRomoTieMaria Rijnders: ‘Interventions in midwife led care in the
Netherlands to achieve optimal birth outcomes: effects
and women’s experiences’. Promotores zijn prof. dr.
S.E. Buitendijk, hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en
Ketenzorg en prof. dr. J.A.M. van der Post, hoogleraar Ver-
loskunde in het bijzonder hypertensieve zwangerschaps-
aandoeningen. Co-promotor is dr. T.A. Wiegers (Nivel).
Tijd: 13.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
1PRomoTieHugo Horlings: ‘Improved classification of breast
cancer by analysis of genetic alterations and gene
expression profiling’. Promotor is prof. dr. M.J. van de
Vijver, hoogleraar Pathologie. Doel van het onderzoek
was betere classificatie van borsttumoren. Horlings
analyseerde genetische veranderingen (zoals het
aantal DNA-kopieën of het voorkomen van bepaalde
mutaties) en genexpressieprofielen. Normaal borst-
weefsel onderscheidt zich van invasieve tumoren door
verhoogde expressie van microRNA-21. Horlings ge-
bruikte grootschalige RNA-interferentiescreening om
genen op te sporen die misschien betrokken zijn bij
resistentie tegen Trastuzumab (een middel gebruikt
voor de behandeling van borstkanker) en ontdekte een
biomarker. Wellicht kan die op termijn gebruikt wor-
den voor identificatie van patiënten die niet reageren
op Trastuzumab.
Tijd: 14.00 uur
8PRomoTieSusanne Snoek: ‘Neuro-immunity in intestinal
disease. In vivo studies of postoperative ileus and
colitis’. Promotor is prof. dr. G.E. Boeckxstaens, hoog-
leraar Neurogastroenterologie.
Tijd: 12.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
W e T en s C h a P sk a L endeR j u ni , j u L i en au g u s T u s
Zie verder pagina 11
i n h o u d
2Wetenschapskalender
4Wiegendood
heT faTaLe duWTje
6Forensische wetenschap
Rekenen meT oud bLoed
8Volkspetitie over ziekte van Lyme
TekenbeeT za aiT VeRWaRRing
13Het afweersysteem
Longen effeCTief Tegen gRieP
14Post-operatieve ileus
dagenLang koTsmisseLijk
16Verloskunde
bReken en dRa aien
Foto omslag: Johan van der Wielen/Buitenbeeld/Hollandse Hoogte
18Diepe hersenstimulatiegeen kunsTmaTig geLuk
22Gebroken Rijmha aT is een zWeLLiCha am
24TelebacteriologieeindeLijk WeeR difTeRie in nedeRLand
26Controle op de intensive careoVeRLeVen meT suikeR
28AMC CollectieheT menseLijk TekoRT
30De StellingiCeman aLs LokkeRTje
31Berichten offensief Tegen sCheefsTand
amC magazineamC magazine
AMC MAgAzine juni 20114
Andrea Hijmans
w i e g e n d o o d
Het gebeurt niet vaak: een werkstuk van tweedejaars
studenten dat het tot review weet te schoppen in een
wetenschappelijk tijdschrift. Eva Klaver en Marja Versluijs
analyseerden samen met Ronald Wilders van het
Hartfalencentrum de recente wetenschappelijke literatuur
over wiegendood. Bij één op de vijf overleden kinderen
blijkt sprake van genmutaties in het hart.
kapotte genen in de babykamer
Het is de nachtmerrie van elke ouder: ’s avonds een ogenschijnlijk kerngezonde baby in bed leggen, de volgende ochtend nietsvermoedend de kinderkamer binnenlopen om te constateren dat je kind dood is. Offi-cieel heet het Sudden Infant Death Syndrome (SIDS), in Nederland spreken we van wiegendood: het plotseling overlijden van een kind jonger dan een jaar zonder dat een oorzaak wordt gevonden.
Wat weten we van SIDS? In een recent overzichtsartikel in het International Journal of Cardiology* sommen AMC’ers Eva Klaver, Marja Versluijs en Ronald Wilders een indrukwekkende lijst op van risicofactoren. Wie-gendood is bijvoorbeeld geassocieerd met het mannelijk geslacht (er sterven meer jongetjes dan meisjes), een leeftijd tussen de twee en vier maanden, slapen op de buik, blootstelling aan sigarettenrook, een te warme slaapomgeving en de sociaal-economische status van de ouders. Ook wordt wiegendood in verband gebracht met infecties (de kans op overlijden zou toenemen door een overreactie op ontstekingsbevorderende stoffen), neu-rologische factoren (zoals de reactie van de hersenen op (dreigend) zuurstofgebrek), en varianten in de stofwis-seling. Daarnaast circuleert al jaren de hypothese dat aangeboren hartafwijkingen een rol spelen: genetische mutaties die kunnen leiden tot potentieel dodelijke ritmestoornissen. Kortom, we weten heel veel maar tegelijkertijd bitter weinig. Er is meer onderzoek nodig, stellen de auteurs van bovengenoemde review dan ook. Die aanbeveling is minder vrijblijvend dan het misschien lijkt. De AMC’ers hebben wel degelijk een idee in welke rich-
AMC MAgAzine juni 2011 5
Foto: ANP
ting we het zouden moeten zoeken. Ze komen in hun artikel namelijk tot een opmerkelijke conclusie: één op de vijf kinderen die overleden aan wiegendood blijkt drager van wat we voor het gemak even een ‘hartritme-mutatie’ noemen: een gen dat betrokken is bij de aanleg van ionkanalen in het hart. En die kunnen weer van invloed zijn op het ontstaan van ritmestoornissen zoals het Lange QT- of het Brugada-syndroom.
K ApstoK
‘Onverwacht ja, dat hoge percentage’, zegt hoofdauteur Ronald Wilders, onderzoeker bij het Hartfalencentrum. ‘Ter illustratie: hoewel ook hogere percentages circu-leren, las ik een Frans artikel uit 2009 waarin onder-zoekers schatten dat in ongeveer twee procent van alle SIDS-gevallen er een link zou zijn met zo’n mutatie. Terwijl wij dus tot het tienvoudige komen.’En er is nóg iets opmerkelijks aan de review: twee van de drie auteurs zijn student. Sterker nog, Eva Klaver en Marja Versluijs – ondertussen bezig met hun co-schap-pen – schreven de eerste versie, toen nog in de vorm van een paper, tijdens hun tweede studiejaar. Klaver deed dat in het kader van het Honourstraject (voor excellente studenten); zij volgde daarvoor een module over ionkanalen in het hart. Haar collega Versluijs diende een verzoek in om diezelfde module te mogen volgen, ‘gewoon uit interesse’. Coördinator Ronald Wilders: ‘Het oorspronkelijke idee was om Honours-studenten een breed keuzevak te bieden waarin elke week een andere big shot zijn of haar specialisme zou belichten. Dat werkte niet goed. Veel sprekers zegden op het allerlaatste moment af. Als ze wel kwamen, bleef hun verhaal vaak aan de oppervlakte – in een uur tijd kun je nu eenmaal geen ingewikkeld researchterrein tot in de finesses behandelen. Dus gooiden we het over een andere boeg. Eén onderwerp, één rode draad: ionkana-len in het hart. Een kapstok waaraan we andere zaken ophangen, zoals moderne onderzoekstechnieken.’Klaver en Versluijs concentreerden zich voor het keuze-vak op wiegendood. Ionkanalen spelen, zo bleek uit de wetenschappelijke literatuur, een veel grotere rol dan gedacht. Versluijs: ‘Veel onderzoekers gaan uit van de triple risk-hypothese. SIDS zou een ongelukkige samen-loop van omstandigheden zijn waarbij drie dingen samenkomen: een vatbaar kind, een gevoelige ontwik-kelingsperiode en een stressor van buitenaf. Dat laatste kan buikligging zijn, waardoor wellicht de ademhaling verstoord raakt. Of oplopende lichaamstemperatuur (al dan niet door koorts), die de zuurgraad in het lichaam verandert. Of een infectie, die ontstekingsbevorderende stoffen vrijmaakt.’ Wilders: ‘Normaal gesproken leveren die dingen weinig problemen op. Maar misschien wél als daarnaast óók sprake is van een genetische mutatie in het hart. Die zou dan als het ware fungeren als de spreekwoordelijke druppel die de emmer doet overlo-
pen. Het fatale duwtje dat de balans de verkeerde kant op doet slaan.’
ItAlIA AnsE studIEs
Is er klinisch bewijs dat het literatuuronderzoek onder-steunt? Wilders: ‘We hebben een paar case reports van baby’s met een ionkanaalmutatie die aan een hartmo-nitor lagen en inderdaad gingen ventrikelfibrilleren – een vorm van ongecontroleerd samentrekken van de hartkamers waardoor het hart niet meer goed pompt. Toevallig lagen ze in het ziekenhuis, anders waren ze waarschijnlijk overleden.’ Klaver: ‘Interessant zijn ook twee recente Italiaanse studies. In het eerste onder-zoek werden 33.000 baby’s vanaf de geboorte gevolgd. Daarvan overleden er uiteindelijk 24 aan wiegendood. De helft bleek op het ECG (waarmee het hartritme zichtbaar kan worden gemaakt) een verlengde QT-tijd te hebben - een bekende risicofactor voor ritmestoornis-sen. Dat leidde tot een tweede studie, waaraan maar liefst 44.000 baby’s meededen. Allemaal gescreend op verlengde QT-tijd en indien nodig behandeld met medi-cijnen (bètablokkers). Geen van de kinderen uit deze tweede groep overleed aan wiegendood.’
Betekent dit dat we voortaan eigenlijk alle baby’s zouden moeten screenen op verlengde QT-tijd? De dok-ters in spé twijfelen. Klaver: ‘Het advies om baby’s niet op de buik te leggen heeft wiegendood al sterk gere-duceerd. Laten we ons eerst richten op andere, mak-kelijker te beïnvloeden risicofactoren. Niet roken in de buurt van de baby bijvoorbeeld, of het kind niet te warm instoppen.’ Versluijs: ‘Screening veroorzaakt een hoop onrust, en vaak voor niets. Stel dat je een mutatie vindt, moet de rest van de familie dan ook onderzocht en wel-licht behandeld worden?’ Wilders: ‘Er zijn genvarianten die veel voorkomen, maar nauwelijks tot problemen leiden. Behalve als de persoon in kwestie óók drager is van een tweede en misschien ook derde variant; dan zit hij plotseling toch in het schuitje. Waar ga je op scree-nen? Lange QT-tijd verhoogt de kans op ritmestoornis-sen. Maar ook behandeling kan soms tot problemen leiden. Kortom, een dilemma.’Voor de zekerheid wordt de kwestie ook nog even voorgelegd aan Arthur Wilde, hoogleraar Cardiolo-gie en deskundige op het gebied van (de genetische achtergronden van) plotse hartdood. Hij meldt desge-vraagd dat zwangere vrouwen uit families met het lange QT-syndroom al tijdens de zwangerschap extra worden gecontroleerd en begeleid. ‘Bijna altijd maken we na de geboorte een ECG bij de baby.’
* Eva C. Klaver, G. Marja Versluijs, Ronald Wilders: Cardiac ion
channel mutations in the sudden infant death syndrome’. In: Inter-
national Journal of Cardiology. In press.
AMC MAgAzine juni 20116
Rob Buiter
de recherche kan in de nabije toekomst de leeftijd van een
bloedvlek op een tshirt of laken bepalen. Alles wat ze
daarvoor nodig hebben, zijn een gecontroleerde lichtbundel
en een eenvoudige spectrometer. Voor het bijbehorende
rekenwerk ontving Rolf Bremmer, promovendus bij de
afdeling Biomedical Engineering & physics van het AMC de
Emerging Forensic science Award 2011.
de kleur van bloed
F o r e n s i s C h e w e t e n s C h A p
‘Heb jij je wel eens afgevraagd waarom een blauwe plek blauw is, of waarom je bloedvaten als blauw door je huid ziet schemeren?’ Daar heeft fysicus Rolf Brem-mer de verslaggever meteen al mooi tuk. Het leek zo simpel: bloed is rood, en als je een helderrode bloedvlek op een kledingstuk ziet is hij dus vers. Hoe ouder hij wordt, hoe bruiner. Dus je hoeft alleen maar een maat voor bruin te nemen, en je weet wanneer een bloedvlek op een kledingstuk is terechtgekomen. Handig voor de rechercheur die op een plaats delict bebloede kleding aantreft. Maar zo simpel is het verhaal dus blijkbaar niet.‘Wit licht bestaat uit veel verschillende kleuren’, doceert Bremmer, ‘en al die kleuren hebben hun eigen karak-teristieken. Zo dringt blauw licht veel minder diep in de huid dan rood licht. Blauw weerkaatst dus eerder, vandaar dat je vaten blauw lijken, terwijl er toch echt rood bloed doorheen gaat. Aan het directe oppervlak van de huid, zoals bij de lippen, zie je bloed nog wel als rood, maar bij kou trekt het dieper weg, waardoor ze blauw worden. Het heeft dus ook niet te maken met
het verschil tussen zuurstofarm of zuurstofrijk, al zijn de aderen in de leerboekjes vaak blauw gekleurd en de slagaderen rood.’De afgelopen vier jaar heeft natuurkundige Bremmer zich in alle details verdiept van de kleur van bloed, en vooral hoe die in de loop der tijd verandert. Hij hoopt er 29 juni op te promoveren. ‘Al in de jaren vijftig zijn mooie grafieken gepubliceerd van de veranderingen in het kleurspectrum van een druppel bloed. Maar als je dat verhaal probeert om te draaien, dus je neemt een oudere druppel en probeert de kleur te matchen met een bepaalde leeftijd op die grafiek, dan blijkt daar een enorme spreiding in te bestaan. Daarom wilde ik eerst de kleurveranderingen begrijpen in plaats van ze botweg te meten.’
KoFFIEFIltER
De belangrijkste kleurstof in bloed is het rode hemo-globine. Door verzadiging met zuurstof wordt dat nog roder oxi-hemoglobine. Een klein deel daarvan wordt omgezet in met-hemoglobine. Omdat het lichaam daar niets mee kan, zijn er speciale eiwitten die met-hemo-globine opruimen en er weer gewoon hemoglobine van maken. Dat wil zeggen: zolang het in een gezond lichaam zit. ‘Als dat niet langer het geval is, blijft het met-hemoglobine aanwezig. Dat is een van de redenen waarom bloed bruin wordt met de tijd.’Tijdens zijn eerste experimenten bescheen Bremmer druppels bloed met een gecontroleerde lichtbron, en het gereflecteerde licht analyseerde hij met een spectrome-ter. Hij zag inderdaad de bruinkleuring in de tijd optre-den. ‘Voor een deel kon ik dat keurig fysisch verklaren uit de omzetting van oxi- naar met-hemoglobine. Maar er was meer aan de hand. Er zat nog een kleurpiek in het spectrum die ik niet kon verklaren.’ De promovendus nam daarom een soort koffiefilter met oude bloedvlekken erop en liet daar met water de verschillende bestanddelen een voor een uit vloeien. De mysterieuze fractie met de kleur die hij niet kon verkla-ren, kwam inderdaad keurig gescheiden van de rest uit het filter. ‘Het eureka-moment van mijn promotiewerk kreeg ik toen ik in de literatuur ging zoeken. Met-hemoglobine wordt buiten het lichaam namelijk omge-zet in hemichrome. De onbekende kleur die ik vond, paste volgens de scheikundige literatuur precies op het spectrum van hemichrome. Het klinkt als een simpel abc’tje, maar dat had nog nooit iemand zo gedetailleerd uitgeplozen.’Nu Bremmer de chemie van een ouder wordende drup-pel bloed in kaart had, met de bijbehorende kleurstalen, kon hij aan het rekenen slaan. ‘Ik heb het verloop van de drie verschillende componenten – oxi-hemoglobine, met-hemoglobine en hemichrome – en hun kleuren in de tijd uitgezet. Daaruit komt een referentiegrafiek, waarmee je de kleur van een druppel bloed met onbe-kende ouderdom kunt matchen. ‘Bloed van één dag
AMC MAgAzine juni 2011 7
Rolf Bremmer met de speciale
camera die de leeftijd van bloedvlek-
ken kan bepalen.
Foto: MARco okhuizeN/hollANdse
hoogte
oud kunnen we nu met een nauwkeurigheid van enkele uren bepalen, een druppel van negen dagen oud met een nauwkeurigheid van enkele dagen.’Het lijkt misschien nog steeds een behoorlijk natte vinger, maar daar denken rechercheurs uit binnen- en buitenland anders over. ‘Voor research op hun vakge-bied is veel minder geld beschikbaar dan voor medisch onderzoek. De forensische wetenschap loopt daardoor vele jaren achter. Forensische experts zijn al heel enthousiast over deze resultaten. Het geeft ze voor het eerst een enigszins betrouwbare methode om bloed-vlekken op de plek waar een misdrijf is gepleegd in de tijd te plaatsen. Alles wat je nodig hebt, is een klein koffertje met een lichtbron, een spectrometer en een laptop. Een paar duizend euro, meer is het niet.’
lIpgloss
Toch zal er nog heel wat bloed vloeien voor de onder-zoeksmethode van Bremmer gemeengoed is geworden. ‘Mijn research gaat tot nu toe uit van bloedvlekken op wit katoen, dus niet op een blauwe spijkerbroek, niet op kunststof kleding en ook niet op muren of vloeren.
Bovendien moet er nog veel werk worden gedaan om de veranderende kleuren te relateren aan de temperatuur. Bij warmer weer gaat het verval sneller.’Ondanks dat komen er nu al concrete vragen op de promovendus af. ‘Rechercheurs vroegen ons bijvoor-beeld of we het verschil kunnen zien tussen bloed en andere producten, zoals verf of rode wijn. Dat blijkt heel goed te gaan. Rode lipgloss van de drogist komt nog het dichtst in de buurt van de kleur van bloed, maar zelfs dat kunnen we met onze meetmethode goed onder-scheiden. En ons advies is ook al gevraagd bij een aantal zaken. Maar je begrijpt dat ik daar omwille van het onderzoek niets over mag zeggen. Het gaat hier per slot van rekening niet over de diefstal van een ijsje.’ De waarde van Bremmers onderzoek is niet alleen door de rechercheurs ‘in het veld’ erkend. Ook de forensische wetenschap weet zijn werk te waarderen. Bij het vol-gende congres van de American Academy of Forensic Sciences, in 2012 te Atlanta, zal Bremmer de Emerging Forensic Science Award 2011 ontvangen.
AMC MAgAzine juni 20118
Maar ten EvenblijRuim 77.000 mensen zetten hun handtekening onder
het burgerinitiatief over de ziekte van lyme. Hiermee
plaatsten zij het onderwerp op de agenda van de
tweede Kamer. Inzet van het initiatief: de behandeling
van de ziekte van lyme moet beter en er moet meer
onderzoek naar de aandoening komen. Een serieus te
nemen doelstelling, vinden deskundigen van het AMC.
tegelijkertijd ruimen ze een paar misverstanden uit de
weg. lyme moet geen kapstok worden voor mensen met
symptomen die geen relatie hebben met een infectie van
de Borrelia bacterie.
Teken
V o l k s p e t i t i e o V e r z i e k t e V A n l y M e
Op 17 maart was het zo ver. Toen mochten de initiatief-nemers van de volkspetitie de Tweede Kamer uitleg-gen waarom het nodig is om meer onderzoek te doen naar de ziekte van Lyme, een aandoening die wordt overgebracht via de beet van een teek die besmet is met de Borrelia burgdorferi bacterie. Zij stellen dat er een half miljoen mensen in Nederland zijn die de infectie hebben opgelopen. Artsen herkennen de aandoening lang niet altijd, zeker niet wanneer zij een chronische fase is ingegaan. Over die twee stellingen valt het nodige te zeggen, stel-len emeritus hoogleraar Inwendige Geneeskunde Peter Speelman en internist-infectioloog in opleiding Joppe Hovius. Hovius promoveerde in 2009 op de ziekte van Lyme en Speelman was voorzitter van de commissie die in 2004 de eerste Nederlandse richtlijn voor de behan-deling van deze aandoening opstelde.Wat betreft het aantal besmettingen: ‘Lyme is een toe-nemend probleem, want het aantal tekenbeten stijgt’, zegt Hovius. ‘In Nederland krijgen jaarlijks zo’n 22.000 mensen een rode kring na een tekenbeet, wat erop
AMC MAgAzine juni 2011 9
onderzoekers van de universiteit
van Wageningen tellen het aantal te-
ken dat zij in een bosperceel vingen.
Foto: BeRt JANsseN/hollANdse hoogte
duidt dat ze besmet zijn geraakt met de Borrelia bacte-rie. Dat is een verdrievoudiging sinds 1994. We hebben echter geen aanwijzingen dat er in Nederland een half miljoen mensen met de ziekte van Lyme rondlopen.’Speelman: ‘De diagnostiek laat ons in de steek. Er is geen test die zegt: uw ziekte komt door de Borrelia bac-terie. Want ook bij mensen die ooit geïnfecteerd waren en zijn genezen, dus geen actieve infectie hebben, vind je antistoffen tegen de bacterie. Vijf tot tien procent van de gezonde Nederlandse bevolking heeft antistoffen tegen Borrelia. Omdat zij geen specifieke symptomen vertonen van de ziekte van Lyme, betekent dit dat de aanwezigheid van antistoffen tegen Borrelia niet gelijk staat aan een actieve infectie. Dat is voor veel mensen hoogst verwarrend.’Bovendien zijn er talloze laboratoria die nieuwe tests gebruiken, zoals de PCR-test die geen eiwitten of anti-stoffen aantoont, maar DNA van de bacterie. Die tests zijn onvoldoende betrouwbaar en geven vaak onterecht aan dat iemand een infectie heeft. Hovius: ‘Ze zijn wel betrouwbaar in huidweefsel, gewrichtsvloeistof en soms in hersenvocht, maar niet in urine en bloed. Landelijk worden op dit moment enkele veel gebruikte Lyme-tests onderling vergeleken zodat er afspraken gemaakt kunnen worden over het gebruik en de interpretatie ervan. Dat is dan ook een terecht verzoek van de bur-gerpetitie.’
VRoEgE zIEKtE VAn lyME
Daarnaast is op internet veel informatie te vinden over het volledig ontbreken van antistoffen, terwijl er wel een Borrelia-infectie zou zijn. Een serologische test zou in zeker de helft van de gevallen onterecht geen infectie aantonen. Dat voedt de onrust onder patiën-ten die klachten hebben, maar geen antistoffen tegen Borrelia. ‘Deze constatering geldt alleen voor de vroege fase’, benadrukt Hovius. ‘Bij dertig tot vijftig procent van de patiënten met vroege Lyme vallen geen antistof-fen aan te tonen, omdat de productie daarvan lang-zaam op gang komt. Maar in die fase van de ziekte zijn antistoffen niet informatief. Daarom doen we op dat moment nooit serologisch onderzoek, maar behandelen we direct met antibiotica. Zou je overigens een aantal weken later kijken, dan kunnen bij alle onbehandelde mensen bij wie vroege Lyme is geconstateerd, wel anti-stoffen worden aangetoond. Hier nadert de gevoeligheid van de test de honderd procent.’Overigens is een tekenbeet geen gegarandeerd vonnis voor de ziekte van Lyme. Naar schatting is in Nederland één op de vijf teken besmet met Borrelia en de bacterie wordt zelden overgedragen als de teek binnen 24 uur wordt verwijderd. Hovius: ‘Recent Nederlands onder-zoek toont aan dat het risico op de ziekte van Lyme kleiner is dan één procent. Gewoonlijk duurt het een
dag of vijf, zes voor een teek zich volledig heeft volge-zogen met bloed, waardoor de bacterie de tijd krijgt over te gaan van teek naar mens. In verreweg de meeste gevallen zal het immuunsysteem de bacterie de baas worden. Krijgt de bacterie toch voet aan de grond, dan zal tachtig tot negentig procent van de geïnfecteerden een kenmerkende rode kring op de plek van de teken-beet ontwikkelen, het erythema migrans. Dit vroege stadium van de ziekte van Lyme moet je behandelen
Neuroloog Diederik van de Beek, afdeling Neurologische
Infectieziekten
‘De Borrelia bacterie kan neuroborreliose veroorzaken: een
ontsteking van het zenuwstelsel. Er is een acute en een meer
chronische variant. De laatste is relatief zeldzaam. Toch vragen
steeds meer patiënten zich af of hun klachten, zoals vermoeid-
heid, veroorzaakt kunnen worden door een chronische neuro-
borreliose. Dat is goed te onderzoeken in bloed en eventueel
in hersenvocht. Komen daaruit geen aanwijzingen voor een in-
fectie met de Borrelia bacterie, dan moet worden gezocht naar
een andere oorzaak van de klachten. Het is goed uit te leggen
aan patiënten dat het dan geen zin heeft om verder naar Lyme
te zoeken, maar wel naar een andere verklaring voor hun symp-
tomen. De ziekte van Lyme is een maatschappelijk probleem
en het is goed dat deze verder wordt onderzocht.’
Hoogleraar Paul-Peter Tak, afdeling Klinische Immunologie &
Reumatologie
‘Geregeld schrijven patiënten hun gewrichtsklachten toe aan
de ziekte van Lyme. Bijna altijd zijn ze eerder behandeld met
antibiotica, maar hebben ze nog last van hun gewrichten
of aanhechtingen van pezen. We doen dan vaak een kleine
kijkoperatie en onderzoeken een stukje weggenomen weefsel
met de PCR-test en kweek op actieve Borrelia bacteriën. Maar
zo’n test moet je altijd beoordelen in het licht van het klinische
beeld van de patiënt. Iemand kan inderdaad bijvoorbeeld een
dikke knie krijgen van een actieve infectie met Borrelia of als
reactie op een (inmiddels overwonnen) infectie. In dat laatste
geval moet je niet behandelen met antibiotica, maar met
ontstekingsremmers. Er zijn heel veel redenen waarom iemand
last van zijn gewrichten krijgt. Bij 85 procent van de patiënten
die we zien vanwege Lyme vinden we geen aanwijzingen voor
een relatie met Borrelia. Ze hebben vaak een andere reumati-
sche ziekte. Wij moeten een goede diagnose stellen en daar-
over goed met de patiënt communiceren. Dit burgerinitiatief
kan ertoe leiden dat we over nog betere middelen beschikken
om Lyme bij late klachten uit te sluiten.’
SPECIalISTEN oVER ZIEKTE VaN lyME
AMC MAgAzine juni 201110
te behandelen. In Nederland spreken we dan waar-schijnlijk over enkele duizenden mensen. Als iemand bijvoorbeeld moe blijft, wil je onderscheid kunnen maken tussen een actieve infectie en een niet actieve, eerder doorgemaakte infectie. Dat kan alleen met goed gevalideerde tests die nog niet algemeen beschikbaar zijn.’
KlACHtEn sERIEus nEMEn
Kortom, verwarring alom. Er zijn klinieken die garen spinnen bij de verwarring over chronische Lyme en tegen hoge vergoedingen twee keer per week intra-veneus antibiotica toedienen. Vaak maandenlang. ‘In mijn optiek is dat zinloos’, zegt Speelman. ‘Een dergelijke interventie heeft te veel bijwerkingen om haar te scharen onder de categorie “baat het niet dan schaadt het niet”. Afgezien van de kosten. Mensen met aspecifieke klachten die ze toeschrijven aan de ziekte van Lyme moeten we zeker serieus nemen. Maar we moeten oppassen dat het blijven behandelen van een niet aangetoonde Lyme, andere therapieën in de weg gaat staan.’ Hovius deelt de mening van Speelman. ‘Over een aantal aspecten van de ziekte van Lyme is nog te weinig kennis en daar zou op verschillende plekken in Nederland research naar gedaan kunnen worden. Het is goed dat dit probleem wordt aangekaart, dat er beter wordt geluisterd naar patiënten en dat hun klachten serieus worden genomen. Wellicht veroorzaakt dat een verandering in de benadering van patiënten die zich melden met de vraag of zij de ziekte van Lyme hebben. Dat betekent echter niet dat we maar altijd anti-biotica moeten geven. Dat is geen goede geneeskunde.’
met antibiotica. De kans dat de therapie succesvol is, ligt tussen de 96 en 100 procent.’
HEVIgE ontstEKIngEn
Bij een klein percentage van de onbehandelde patiën-ten kunnen er na enige maanden, of in uitzonderlijke gevallen na jaren, chronische uitingen van de ziekte van Lyme ontstaan. Zoals hevige ontstekingen van gewrichten, zenuwen, hart en huid. Deze fase wordt ook wel gedissemineerde Lyme genoemd. Speelman: ‘Ook dan zijn antibiotica effectief. Geregeld komt het voor dat patiënten toch aspecifieke klachten – klach-ten waarvan de oorzaak onduidelijk is – houden na de behandeling. Die verminderen of verdwijnen meestal na enige tijd. Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzin-gen dat het gaat om een persisterende Borrelia infectie, toch wordt er dan vaak gesproken over “chronische Lyme”.’De restklachten kunnen ook verklaard worden door een post-infectieus syndroom, een afweersysteem dat van slag is of restschade na een eerdere ontsteking. In overeenstemming daarmee hebben verschillende klinische studies geen effect aangetoond van herhaalde behandeling met antibiotica. Er lopen nog onderzoeken naar de rol van antibiotica in deze omstandigheden. Hovius: ‘Ook in het AMC gaan we een klinische studie opzetten die uitpluist waarom sommige patiënten na de behandeling aspecifieke klachten houden. Uiter-aard dient iedere patiënt goed te worden nagekeken en moet in elk afzonderlijk geval worden overwogen om wel of geen extra antibiotica voor te schrijven. Maar we hebben geen aanwijzingen dat het nuttig is de hele groep mensen met aspecifieke klachten op die manier
Na een tekenbeet kan een rode,
ronde plek ontstaan (erythema mi-
grans). die wordt langzaam groter
en in het midden lichter van kleur.
de huiduitslag wijst op besmetting
met de ziekte van lyme.
Foto: chARlotte BogAeRt/hollANdse
hoogte
AMC MAgAzine juni 2011 11
Tijd: 10.00 uur
15PRomoTieHanke Matlung: ‘Inflammation and transglutaminases
in vascular remodeling and atherosclerosis’. Promoto-
res zijn prof. dr. E.T. van Bavel, hoogleraar Vasculaire
Biofysica en prof. dr. C.J.M. de Vries, hoogleraar
Medische Celbiochemie. Co-promotor is dr. E.N.T.P.
Bakker. Atherosclerose (aderverkalking) ontstaat
door een ingewikkeld samenspel van risicofactoren
en lokale omstandigheden in de bloedvaten. Matlung
bestudeerde deze omstandigheden in experimentele
modellen en humaan weefsel. Zij vond relaties tussen
het stromingsprofiel van het bloed, interactie van
witte bloedcellen met de vaatwand, en het risico op
atherosclerose en op kwetsbare plaques. Een cruciale
factor hierin was het enzym transglutaminase, dat een
rol speelt in zowel de interactie van leukocyten met de
vaatwand als in calcificatie. Dit biedt aanknopingspun-
ten voor toekomstige behandeling.
Tijd: 14.00 uur
15CaRRièRedagMedische carrièredag voor ouderejaars geneeskun-
destudenten en co-assistenten waar ze zich kunnen
oriënteren op het vervolg van hun opleiding.
Plaats: diverse plekken in het AMC
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: mw. L. Stocker 020 566 46474 of
16PRomoTieJanine Stutterheim: ‘Minimal residual disease detec-
tion and monitoring in children with neuroblastoma’.
Promotores zijn prof. dr. H.N. Caron, hoogleraar
Kinderoncologie en prof. dr. C.E. van der Schoot,
hoogleraar Experimentele Immunohematologie. Co-
promotor is dr. G.A.M. Tytgat. Neuroblastoom is een
zeldzame vorm van kinderkanker. Kinderen met een
hoog risico om te overlijden hebben meestal uitzaai-
ingen. Deze groep kan geïdentificeerd worden door
tumorcellen op te sporen in het beenmerg (tumor-
load). Tijdens de therapie zegt tumorload iets over
de respons op de behandeling. Is hij laag dan spreekt
men van minimale resterende ziekte (Minimal Resi-
dual Disease, MRD). Stutterheim zocht naar nieuwe
markers om MRD te detecteren en keek naar de
klinische relevantie daarvan. Enkele nieuwe markers
bleken beter dan bestaande. Ze pleit voor een combi-
natie van markers omdat niet alle markers in dezelfde
mate aanwezig zijn bij verschillende patiënten.
Tijd: 11.00 uur
16kLinisChe aVondBijscholing tropische geneeskunde voor overige art-
sen en internisten.
Plaats: collegezaal 5
Tijd: 19.00 uur
Inlichtingen: mw. C. Sibbing. 020 566 4380,
16 & 17eLfde amsTeRdam fooT and ankLe CouRsePlaats: AMC
Tijd: 8.00 – 17.25 uur (16/6) en 8.00 – 16.30 uur (17/6)
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585,
[email protected] of www.ankleplatform.com
17PRomoTieSarah Siegelaar: ‘What goes up must come down.
Glucose variability and glucose control in diabetes and
critical illness’. Promotor is prof. dr. J.B.L. Hoekstra,
hoogleraar Algemene Inwendige Geneeskunde.
Co-promotor is dr. J.H. de Vries.
Tijd: 10.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
17heijeRmansLezingBijeenkomst over ‘Infectieziekten en werk’. Door
globalisering komen werknemers sneller in aanraking
met infectieziekten die tot voor kort in Nederland
onbekend waren. Deze middag gaat over de risico-
inschatting, de kennis over de Mexicaanse griep en de
zorgen over Q-koorts bij werknemers.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 13.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: [email protected] of www.beroepsziekten.nl
17PRomoTieOnno Holleboom: ‘Genetic disorders of HDL metabo-
lism: from model to mechanism’. Promotores zijn prof.
dr. J.J.P. Kastelein, hoogleraar Inwendige Geneeskunde
in het bijzonder de genetische aspecten van vasculaire
aandoeningen, en prof. dr. E.S.G. Stroes, hoogleraar
Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de vasculaire
geneeskunde. Co-promotores zijn dr. J.A. Kuivenhoven
en dr. G.K. Hovingh. Mensen met een hoog HDL-
cholesterol in het bloed lopen minder kans op hart- en
vaatziekten. Holleboom ontdekte twee enzymen, LCAT
en ppGaINAc-T2, die een belangrijke rol spelen in het
HDL-metabolisme. Zij vormen daardoor potentiële
aangrijpingspunten voor toekomstige therapieën.
Tijd: 12.00 uur
22PRomoTieMarie-Louise Meewisse: ‘Sequelae of traumatic stress.
Psychopathology, cortisol, and attentional function
matologie. Co-promotores zijn dr. J.P.W. van der Veen
en dr. A. Wolkerstorfer. Wind behandelt de effecten
van laserbehandelingen bij melasma (zwangerschaps-
masker, een aandoening gekenmerkt door donkere
vlekken in het gezicht) en de naevus van Becker (pig-
mentvlekken op de schouders). Ook onderzocht Wind
vitiligo (een huidziekte waarbij pigmentcellen verloren
gaan waardoor witte vlekken op de huid ontstaan). De
effectiviteit van behandeling met smalband UVB-foto-
therapie thuis en in het ziekenhuis bleek vergelijkbaar.
Na zogenaamde minigraft-transplantaties bij vitiligo
(waarbij kleine stukjes gepigmenteerd weefsel worden
geïmplanteerd in de witte huid) wordt de patiënt vaak
nabehandeld met UVA of UVB. Aanvullende lichtthera-
pie lijkt hierop weinig tot geen effect te hebben.
Tijd: 14.00 uur
14symPosiumBijeenkomst voor MR-laboranten en radiodiagnostisch
laboranten over onderwerpen die betrekking hebben
op het dagelijks gebruik van MR Abdomen.
Plaats: collegezaal 5
Tijd: 9.00 uur
Inlichtingen: mw. M. Evers 020 566 8698,
14aWaRds sessionDe AMC Graduate School reikt prijzen uit voor de bes-
te publicaties van jonge wetenschappers en de beste
promotie. Daarnaast worden de beurzen bekendge-
maakt voor 2011 en de winnaar van de wetenschappe-
lijke outreach award van het AMC.
Plaats: collegezaal 1
Tijd: 15.00 uur
Inlichtingen: [email protected]
15PRomoTieKelias Phiri Msyamboza: ‘Interventions, surveillance
and monitoring of malaria in pregnancy in rural
Southern Malawi’. Promotor is prof. dr. B.J.M. Brabin,
hoogleraar Tropische Kindergeneeskunde. Co- promo-
tor is dr. S. Gies (Instituut Tropische Geneeskunde,
Antwerpen). Malaria tijdens de zwangerschap is een
belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte bij moeder
en kind. In Afrika ten zuiden van de Sahara is de
beschikbaarheid en het gebruik van drie effectieve
interventies gericht op preventie en beheersing van
malaria tijdens de zwangerschap, lager dan de aan-
bevolen zestig procent. Het gaat om de preventieve
behandeling met sulfadoxine-pyrimethamine (IPTp-
SP), casemanagement en controle van de mug (met
insecticide geïmpregneerde bednetten of binnenshuis
gebruik van een spray). Een aanvullende aanpak met
betrekking tot levering, monitoring en evaluatie kan
leiden tot verbetering van de beschikbaarheid en het
gebruik van deze interventies, met name IPTp-SP.
W e T en s C h a P sk a L endeR j u ni , j u L i en au g u s T u s
Zie verder pagina 12
AMC MAgAzine juni 201112
eiwitsignaleringsroute. Tegelijkertijd zorgt het ervoor
dat deze macrofagen meer bacteriën ‘opeten’. Hierbij
zijn specifieke subtypes van de nicotinerge acetylcho-
line-receptor betrokken. Het roken van sigaretten,
dat een beschermend effect heeft bij colitis ulcerosa,
geeft een opregulatie van die specifieke receptor
subtypes.
Tijd: 14.00 uur
23foRumMATE-forum 2011 is een bijeenkomst over MATE (Me-
ten van Addicties voor Triage en Evaluatie), een nieuw
instrument voor het vaststellen van klinisch relevante
patiëntkenmerken bij de behandeling van verslaving.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.30 – 17.00 uur
Inlichtingen: mw. M. Spits, 020 891 3708,
23 & 24zomeRCuRsusNegentiende Amsterdamse Zomercursus Diagnosti-
sche pathologie over leverpathologie.
Plaats: AMC, afdeling Pathologie, refereerzaal, M2-
126.
Tijd: 9.00 – 17.15 uur
Inlichtingen: secretariaat Pathologie, 020 566 5635,
24 PRomoTieDanielle van Manen: ‘The influence of host genetic
factors on HIV-1 infection’. Promotor is prof. dr. H.
Schuitemaker, hoogleraar Virologie, in het bijzonder
de viro-pathogenese van aids. Co-promotor is dr. A.B.
van ’t Wout. Het ziektebeloop na hiv-infectie kan sterk
verschillen. Zonder antivirale therapie ontwikkelen
sommige geïnfecteerden aidsverschijnselen binnen
twee jaar na infectie, bij andere kan dat meer dan
vijftien jaar duren. Bovendien lijken bepaalde mensen
minder gevoelig voor hiv. Verschillende genetische
gastheerfactoren zijn geassocieerd met ziektebeloop
na infectie, maar die verklaren niet alle variatie tussen
individuen. Van Manen vond nieuwe gastheerfactoren
die verband houden met infectie, ziekteverloop of im-
muunreactie na infectie.
Tijd: 14.00 uur
29PRomoTieRolf Bremmer: ‘Non-contact spectroscopic age
determination of bloodstains’. Promotor is prof.
dr. A.G.J.M. van Leeuwen, hoogleraar Biomedische
Fysica. Co-promotor is dr. ir. M. Aalders.
Tijd: 12.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
1 Juli
PRomoTieRick Bezemer: ‘Optical methods for the assessment of
microvascular perfusion and oxygenation’. Promotor
is prof. dr. C. Ince, hoogleraar Klinische Fysiologie.
Bezemers onderzoek richtte zich op de microcirculatie
(de bloedsomloop in de kleine haarvaten), die een es-
sentiële rol speelt in gezondheid en ziekte. Doel was
het ontwikkelen en valideren van nieuwe technolo-
gieën waarmee de microvasculaire perfusie (doorbloe-
ding) en oxygenatie (zuurstofverzadiging) gemeten
kunnen worden.
Tijd: 12.00 uur
3 - 29summeR sChooL geneeskunde‘The Amsterdam International Medical Summer
School 2011’ over ‘Molecular pathways in cancer
topics: initiation, maintenance and therapy’.
Plaats: AMC
Inlichtingen: mw. J. Mulder, 020 566 7038 of
www.amsu.edu
3 - 15summeR sChooL medisChe infoRmaTiekunde‘The Amsterdam International Medical Summer
School 2011’ over ‘Bridging health care with IT’.
Plaats: AMC
Inlichtingen: mw. J. Mulder, 020 566 7038 of
www.amsu.edu
4 t/m 13biobusiness summeR sChooLZomeruniversiteit waarin masterstudenten, promo-
vendi en post docs kunnen kennismaken met life
science-instituten, kennisinstellingen en biotechbe-
drijven.
Plaats: AMC
Inlichtingen: www.biobusinessummerschool.nl,
020 566 1614 of [email protected]
6 symPosiumNaar aanleiding van drie promoties op 7 juli (zie hier-
onder) bij prof. dr. A. Moorman wordt het symposium
‘New insight into heart development. From bench to
backside’ gehouden. De drie promovendi lichten hun
promotie toe. Slotspreker dr. Loren Field houdt de
Ruyschlezing (zie onder).
Plaats: AMC Theatrum Anatomicum L2-242
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: [email protected]
6RuysChLezing Dr. Loren Field (Indiana University School of Medi-
cine, Indiana, USA) spreekt over ‘Cardiac growth &
regeneration’ (zie ook hierboven). De lezing staat in
in the aftermath of a disaster’. Promotores zijn prof.
dr. B.P.R. Gersons, emeritus-hoogleraar Psychiatrie,
prof. dr. R. Kleber, hoogleraar Psychotraumatologie
(UU) en prof. dr. M. Olff, hoogleraar Neurobiological
mechanisms of prevention and treatment in trauma
and PTSD. Twee jaar na de vuurwerkramp in Enschede
(2000) leed de helft van 260 onderzochte getroffenen
aan een psychische stoornis. Posttraumatische stress
stoornis (PTSS) kwam voor bij 22 procent, een fobie
bij 21 procent en een depressie bij 16 procent. Direct
na de ramp had ongeveer de helft een psychische
stoornis, na vier jaar nog maar 30 procent. Getrof-
fenen met PTSS of depressieve klachten hadden ook
problemen met aandacht en concentratie. Bij mensen
met PTSS bleken die tot jaren na de ramp aanwezig,
ook als de PTSS-klachten voorbij waren. Getroffenen
met depressie hadden een lagere cortisolspiegel en
bleken meer te roken.
Tijd: 13.00 uur
23 PRomoTieJochem van Werven: ‘Applications of Magnetic Reso-
nance spectroscopy for non-invasive assessment of
hepatic steatosis’. Promotores zijn prof. dr. J. Stoker,
hoogleraar Radiologie, in het bijzonder abdominale
beeldvormende diagnostiek en prof. dr. T.M. van
Gulik, hoogleraar Experimentele Heelkunde, in het
bijzonder fundamenteel chirurgisch onderzoek.
Co-promotores zijn prof. dr. P.L.M. Jansen en dr. ir.
A.J. Nederveen. Leververvetting wordt veroorzaakt
door de stapeling van vet in de lever; het komt
tegenwoordig vaker voor vanwege onder andere de
toename van overgewicht. Met Magnetic Resonance
(MR)-spectroscopie kan dit op een non-invasieve
manier worden gemeten. Van Werven onderzocht
de reproduceerbaarheid van MR-spectroscopie
en de nauwkeurigheid ervan in vergelijking met
andere beeldvormende technieken in een cohort van
extreem dikke patiënten. Hij evalueerde leververvet-
ting in een experimenteel proefdiermodel en bekeek
de mogelijkheid om MR-spectroscopie te gebruiken
voor de bepaling van de samenstelling van levervet in
ratten en patiënten.
Tijd: 12.00 uur
23PRomoTieEsmerij van der Zanden: ‘The vagus nerve as a
modulator of intestinal inflammation’. Promotor is
prof. dr. G.E. Boeckxstaens, hoogleraar Neurogas-
troenterologie. Co-promotor is dr. W. J. de Jonge. De
hersenzenuw nervus vagus heeft een ontstekingsrem-
mend effect. Van der Zanden onderzocht hoe deze
zenuw ontstekingen in de darm onderdrukt. Acetyl-
choline, het boodschapperstofje van de nervus vagus,
blijkt darmmacrofagen (ontstekingscellen) op twee
verschillende manieren te beïnvloeden. Het remt de
uitscheiding van ontstekingsstoffen via een bepaalde
W e T en s C h a P sk a L endeR j u ni , j u L i en au g u s T u s
Zie verder pagina 21
AMC MAgAzine juni 2011 13
Irene van Elzakker Wat gebeurt er precies in de longen op het moment dat een griepvirus het lichaam binnenkomt? Berber Piet, verbonden aan de afdelingen Experimentele Immu-nologie en Longziekten, nam de proef op de som met weefsel van patiënten die een stuk long moesten laten verwijderen. Wat ze zag, was een uiterst efficiënt ver-dedigingssysteem dat virussen vakkundig buiten het lichaam houdt.In het bijzonder keek de promovenda naar de T-cellen, een speciaal soort witte bloedcellen die het geheu-gen van de afweer vormen. Zij zorgen ervoor dat een vreemd organisme bij een volgend ‘bezoek’ aan ons lichaam meteen herkend en bestreden wordt. Piet: ‘Als een virus of andere ziekteverwekker ons voor het eerst besmet, dan worden er T-cellen op afgestuurd. Zij ontwikkelen zich tot geheugencellen die alleen tegen deze indringer gericht zijn. Als het vreemde organisme terugkeert, kunnen deze cellen zich snel delen, zodat de ziekteverwekker geen kans krijgt om het lichaam verder binnen te dringen.’ De promovenda zag dat de geheugencellen die griepvi-russen herkennen, vooral in de longen zitten. Precies op de plek waar ze het hardst nodig zijn. De cellen beschikken zelfs over speciale eigenschappen waardoor ze zich kunnen verankeren in de bekleding van de luchtwegen. Daar vormen ze de eerste verdedigingsli-nie tegen de griep. Een opmerkelijke vondst, die onlangs gepubliceerd werd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Clinical Investigation (JCI). ‘Men dacht namelijk altijd dat als je een virus inademt, de afweercellen vanuit de bloedbaan naar de longen reizen. Uit mijn onderzoek blijkt dat ze er al zijn’, legt Piet uit. ‘Bovendien lijken ze
qua uiterlijk en functie totaal niet op T-cellen buiten de longen.’De promovenda denkt dat ieder orgaan zijn eigen afweersysteem heeft, speciaal ingesteld om dat stukje van het lichaam te verdedigen. En dat heeft gevolgen voor het wetenschappelijk onderzoek. Nu kijken resear-chers die het immuunsysteem bestuderen, vrijwel uit-sluitend naar bloed. Wat daar gebeurt, is de algemene gedachte, is een afspiegeling van afweerprocessen elders in het lichaam.Maar de reactie van de T-cellen in de longen blijkt anders. ‘Elders zie je geheugencellen die giftige stoffen hebben klaarliggen. In de longen is dat niet zo. Maar als het nodig is, zijn die stoffen binnen enkele minu-ten aangemaakt. Vaak heb je niets aan grof geschut in de longen. We ademen namelijk constant van alles in. Op schadelijke organismen moet onmiddellijk gere-ageerd worden, terwijl onschuldige stoffen met rust gelaten moeten worden. Dat vergt een geavanceerde en georganiseerde afweer. Een systeem dat virussen heel specifiek aanpakt zonder allerlei afweerprocessen te activeren. Want juist daarvan word je ziek.’Volgens Piet verklaart deze bevinding ook hoe het komt dat mensen relatief weinig door griep worden geveld. ‘Griepvirussen veranderen om de haverklap, maar T-cellen herkennen juist delen van het virus die niet zo vaak wijzigen. En daar kunnen ze razendsnel tegen optreden. Uit onderzoek blijkt dat T-cellen die zich het influenzavirus herinneren dat in 1918 een pandemie veroorzaakte, ook het Mexicaanse griepvirus van 2009 herkennen. Daarom hebben uiteindelijk maar weinig mensen de Mexicaanse griep gekregen.’
Longen herinneren griep
h e t A F w e e r s y s t e e M
griep en andere virussen die via de luchtwegen binnen
komen, worden in de longen razendsnel bestreden. door
doelgerichte afweercellen die alleen daar huizen. dat
klinkt logisch, maar tot nu toe dachten wetenschappers dat
afweercellen vanuit het bloed de rest van het lichaam in
trekken. niets is minder waar, ontdekte promovenda Berber
piet. Haar onderzoek verklaart waarschijnlijk ook waarom
we slechts sporadisch griep krijgen.
het inademen van griepvirussen.
Foto: scieNce Photo liBRARy/ANP
AMC MAgAzine juni 201114
Berber Rouwé
Het overkomt bijna iedereen die een buikoperatie
ondergaat. de operatie is geslaagd en toch ligt de patiënt
dagenlang kotsmisselijk in bed. Eten lukt niet en poepen
ook niet. promovendus susanne snoek onderzocht hoe
deze aandoening, postoperatieve ileus, precies ontstaat en
ontdekte een nieuw aanknopingspunt voor behandeling.
darmen in staking
p o s t - o p e r A t i e V e i l e u s
Raak ze niet aan, die darmen! Zelfs niet zachtjes! Chirurgen zijn op hun hoede als ze een buikoperatie moeten doen. Ze weten dat de spijsvertering van de patiënt dagenlang stil kan komen te liggen. Het hoeft niet eens te gaan om een darmoperatie. Ook als de darmen alleen maar opgepakt en opzij gelegd hoeven te worden om bijvoorbeeld bij een zieke baarmoeder of lever te kunnen, is het mis. Susanne Snoek, die 8 juni op het onderwerp promoveert: ‘Op het eerste gezicht zie je niets aan de darmen: geen scheurtjes, geen
beschadigingen. Maar binnen een paar uur leegt de maag niet meer en stoppen de darmen met bewegen.’ Daardoor kunnen patiënten niet meer poepen, loopt de maag vol met maagsappen en worden ze misselijk. Ze kunnen flinke buikpijn krijgen. Vaak willen ze niet eten en moeten ze overgeven. Af en toe zelfs zo heftig, dat hechtingen in de buikwand ervan scheuren. Snoek: ‘Soms verslikt de patiënt zich in het braaksel en loopt hij daardoor een longontsteking op. Post-operatieve ileus vertraagt het herstel met gemiddeld enkele dagen tot een week.’De aandoening is erg vervelend, kostbaar en moeilijk te voorkomen of behandelen, zegt Snoek. ‘Met laparosco-pie, een operatietechniek waarbij de chirurg zijn instru-menten inbrengt via piepkleine sneetjes in de buik, is de ileus vaak korter en minder hevig dan bij gewone operaties. Maar laparoscopie is slechts voor een deel van de patiënten mogelijk. Daarnaast zijn er medicijnen tegen ileus en kan de pijnstilling rondom de operatie worden aangepast. Ook helpt het om meteen na de ingreep wat te eten, blijkt uit onderzoek van onze groep. Maar nog steeds krijgen de meeste mensen ileus.’
AMC MAgAzine juni 2011 15
de chirurg tilt een stukje van de dar-
men op tijdens een buikoperatie.
Foto: shelley d. sPRAy/coRBis
Post-operatieve ileus begint zodra de chirurg de buik opent en onbedoeld een van de vele pijn- en gevoels-zenuwen rond de darmen prikkelt. Een paar uur na de operatie gaat de aandoening over in een heftige, langdurige en ingewikkelde fase. Kort gezegd raken de darmen ontstoken. De geprikkelde pijn- en gevoels-zenuwen activeren waarschijnlijk mestcellen. Deze afweercellen staan bekend om hun cruciale rol bij het plotseling opkomen van hooikoortsaanvallen en andere allergische reacties. Mestcellen bevinden zich in het slijmvlies van onder andere mond en darmen. Wanneer ze lichaamsvreemde stoffen tegenkomen, of ziekteverwekkers zoals bacteriën, produceren ze onmiddellijk allerlei ontstekingseiwitten. Die eiwitten lokken op hun beurt weer andere soorten afweercel-len naar de darmen. Al die afweercellen stapelen zich op in de spierlaag van de darmen en veroorzaken een lokale ontsteking. De hersenen pikken die op en geven vervolgens een alarmsignaal af dat het hele spijsverte-ringskanaal lamlegt. Snoek zocht nieuwe aangrijpingspunten voor behande-ling. ‘We wilden alleen de darmontsteking remmen en de rest van de afweer van de patiënt intact laten.’ Daartoe onderzocht ze eerst het mechanisme van ontsteking in detail. Snoek: ‘De darmen bestaan uit drie lagen. Eerst een dunne, ondoordringbare laag van epitheelcellen, zeg maar de binnenbekleding van de darm. Daarna komt een zachte slijmlaag en ten slotte de eerder genoemde spierlaag. Die spieren zorgen voor de knedende, poep voortstuwende beweging. Normaal kunnen bacteriën uit de ontlasting niet door de binnenbekleding van de darm heen. Maar bij ileus raakt de bekleding “lek” en belanden bacteriën in de slijm- en spierlaag. Dat komt door mestcellen, blijkt uit mijn onderzoek. Bij muizen zonder mestcellen raakt de darmwand niet lek.’
JICHt
‘Je zou verwachten dat de binnengedrongen bacteriën dé uitlokkers zijn van een darmontsteking,’ zegt Snoek. ‘Maar dat is niet zo, blijkt uit mijn onderzoek. De bacte-riën verergeren de ontsteking waarschijnlijk als de ileus eenmaal ontstaan is. Maar ze zijn niet de oorzaak.’ Daarvoor moeten we terug naar de mestcellen. Die maken niet alleen de darmwand lek, ze activeren ook afweercellen, waarschijnlijk macrofagen. Snoek: ‘Dat is een type afweercel waarvan er vele liggen te sluimeren in de spierlaag van de darmen. Waarschijnlijk werkt het zo: mestcellen activeren macrofagen. Macrofagen scheiden het ontstekingseiwit IL-1β uit en dat zet een hele keten van afweerreacties in gang.’ Snoek blok-keerde het eiwit met anakinra, een medicijn dat bij mensen gebruikt wordt voor onder andere jicht. ‘We maakten een snee in de buik van muizen, tilden er de dunne darm uit en rekten die enkele minuten heel zachtjes op met twee natte wattenstaafjes. Dat bescha-digde de darm niet zichtbaar, maar de dieren kregen
er wel post-operatieve ileus van. Muizen die vóór de operatie het medicijn anakinra kregen, hadden minder last van ileus. Er waren de dag na de ingreep minder afweercellen te vinden in de spierlaag van hun darmen. Ook raakte de epitheellaag minder lek voor bacteriën. En het belangrijkste: de darm bewoog beter, hij stuwde de poep voort.’ Of anakinra ook werkt bij mensen, heeft Snoek niet onderzocht. Wel probeerde haar collega Olle The van de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten eerder een andere stof – ketotifen – uit bij een kleine groep patiën-ten. Dit middel is een antihistaminicum, een middel dat gebruikt wordt bij allergieën. Het zorgt dat mestcel-len minder ontstekingseiwitten maken. Snoek: ‘Ketoti-fen hielp tegen buikkrampen en de maag leegde beter. Onze resultaten samen suggereren dat het op de juiste manier remmen van mestcellen een goede aanpak kan zijn bij mensen die een buikoperatie moeten onder-gaan.’ Het klinische onderzoek met het anti-histami-nicum wordt voortgezet bij de Katholieke Universiteit Leuven, die ook samen met het AMC naar nieuwe manieren zoekt om mestcellen te remmen.
nICotInE
Daarnaast probeerde Snoek de darmontsteking op een heel andere manier aan te pakken, namelijk via de nervus vagus. Dat is een zenuw die zowel de darmen als het afweersysteem sterk beïnvloedt. De nervus vagus geeft de signaalstof acethylcholine af. Die stof stimuleert de darmbeweging én remt afweercellen. Bij proefdieren kan de nervus vagus gestimuleerd worden met een elektrode. Snoek: ‘Dat vermindert bijvoorbeeld buikvliesontsteking en ook post-operatieve ileus. Wij hebben geprobeerd om de werking van de zenuw na te bootsen met op acethylcholine lijkende stoffen, zoals nicotine.’ Snoek: ‘Onze onderzoeksgroep heeft eerder aange-toond dat nicotine post-operatieve ileus kan remmen bij muizen. Je moet dan een specifieke variant van nicotine hebben die alleen een bepaald type nicotine-receptor stimuleert.’ Hoe nauw het luistert, bleek toen Snoek nicotine uitprobeerde bij muizen met een andere darmziekte, colitis ulcerosa, een chronische ontste-king van de darm. ‘Gewone nicotinepleisters of roken kunnen het ziekteverloop bij patiënten met colitis ulce-rosa verbeteren. Ik gaf daarom muizen twee stoffen die elk één type nicotinereceptor stimuleren. De ene stof remde de ontsteking iets, maar de andere verergerde de ziekte.’ Ook kunnen nicotine of nicotine-achtige stof-fen niet zomaar toegepast worden bij mensen. Snoek: ‘Nicotinereceptoren komen veelvuldig voor in lichaam en brein. Het stimuleren ervan geeft, zelfs al doe je dat bij één type receptor, veel neveneffecten.’ Vervolgonder-zoek richt zich daarom op colitis ulcerosa. ‘Bij postope-ratieve ileus wegen de voordelen waarschijnlijk niet op tegen de nadelen.’
AMC MAgAzine juni 201116
Thuis bevalt beterJasper Enklaar
Meer dan de helft van alle zwangere vrouwen gaat voor
de bevalling naar het ziekenhuis. dat percentage blijft
toenemen. Vrouwen die verwezen worden, kijken echter
negatiever terug op hun bevalling. twee interventies op het
einde van de zwangerschap kunnen volgens onderzoeker
Marlies Rijnders onnodige verwijzingen voorkomen: het
draaien van de baby en het breken van de vliezen.
V e r l o s k u n d e
‘Zwangerschap en geboorte zijn een vrij natuurlijke aangelegenheid. Toch bevalt meer dan de helft van de vrouwen in het ziekenhuis omdat ze specialistische hulp nodig hebben.’ Dat is een merkwaardige situatie, vindt Marlies Rijnders. Door haar specifieke achter-grond was zij de aangewezen persoon om na te gaan hoe dat komt. Ze heeft namelijk ervaring als verloskun-dige én als onderzoeker op dit terrein. In 1999 stopte ze met haar praktijk. Na tien jaar begeleiden van zwanger-schappen en bevallingen koos ze voor verdere studie en research. Dat werd epidemiologie aan de VU en onderzoek op het gebied van zwangerschap en diabetes in het AMC. Vervolgens rolde Rijnders in een baan bij TNO Behavioural & Societal Sciences, waar ze sinds 2000 senioronderzoeker verloskunde en kraamzorg is. Ze richt zich vooral op de eerstelijnszorg rond bevallen. In juni gaat ze promoveren bij Simone Buitendijk, AMC-hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg en Joris van der Post, hoogleraar Verloskunde in het bijzonder hypertensieve zwangerschapsaandoeningen. ‘Er wordt veel onderzoek gedaan in klinieken, met hoog-risicopatiënten’, zegt ze. ‘Het onderwerp waar ik
me mee bezig hou - verwijzing naar het ziekenhuis - is relevant voor de grote groep van gezonde zwangere vrouwen in de eerstelijnszorg. Daar is bijna geen onder-zoek naar gedaan in Nederland.’ Dat is tamelijk opmer-kelijk, want ons land was lange tijd het gidsland voor de verloskundige organisatie. Het illustreert volgens Rijnders dat die reputatie meer op geloof en ideologie is gebaseerd dan op gedegen wetenschappelijk onderzoek naar de eerstelijnszorg.
tEVREdEn tERugKIJKEn
In Nederland neemt het aantal vrouwen dat voor de bevalling naar het ziekenhuis moet, al jaren toe. Nu is het 51,4 procent. Bij eerste kinderen is dat percentage nog hoger. In slechts drie procent van de gevallen gaat
het om spoedverwijzingen. ‘Het gros gaat op z’n dooie akkertje naar het ziekenhuis’, zegt Rijnders. Uit haar onderzoek blijkt dat vrouwen die verwezen worden negatiever zijn over hun bevalling. En het omgekeerde geldt eveneens: zwangeren die thuis willen bevallen en dat ook gedaan hebben, kijken het meest tevreden terug op hun ervaring. Dat pleit dus voor de thuisbevalling, maar toch blijft het percentage verwijzingen stijgen terwijl de populatie niet zieker wordt. Nu is het wel zo dat risico’s bij zwan-geren beter kunnen worden vastgesteld, legt Rijnders uit. ‘Maar als je weet dat de thuisbevalling een positieve ervaring oplevert, waarom wordt er dan bij een ver-hoogd-risicobevalling geen andere oplossing aangedra-gen dan een verwijzing naar het ziekenhuis? Er is een grote groep vrouwen met een zogenaamd medium risk. In ons denken hebben we hen allemaal geschaard bij degenen die topklinische zorg zouden moeten krijgen.’Een van de achterliggende oorzaken van deze ontwik-keling zijn de Peristat-cijfers, het Europese overzicht uit 2008 van babysterfte vlak voor, tijdens en na de geboorte, waarbij Nederland opvallend slecht scoorde.
AMC MAgAzine juni 2011 17
Foto: iMAgeshoP/coRBis
‘Daarna zijn er snel allerlei oplossingen gepresenteerd, terwijl we nog niet eens goed kunnen duiden waar het probleem zit. Er kan veel verbeterd worden aan het Nederlands verloskundig systeem, maar dramatisch slecht was het ook niet.’
VlIEzEn BREKEn
Natuurlijk moeten de vrouwen die het nodig hebben, specialistische gynaecologische zorg krijgen, vindt Rijn-ders. Maar die klinische zorg moet geen automatisme worden. ‘Ik ben bang dat de keuzevrijheid van vrouwen in het gedrang komt als we alles rondom zwangerschap en geboorte tot een klinische aangelegenheid maken. De kunst is om de balans terug te vinden. Die is zoek. Ik vind dat er een te grote focus is op klinische zorg en centralisatie van de zorg in grote ziekenhuizen. Dat is misschien mijn verloskundige invalshoek.’ Op basis van wetenschappelijk onderzoek pleit Rijn-ders voor het vaker toepassen van twee interventies die onnodige verwijzingen kunnen voorkomen: het draaien van een baby in stuitligging - de versie - en het breken van de vliezen in de 42e week. ‘Met een stuitligging moet je naar de gynaecoloog - dat is terecht en logisch. Maar op het moment dat het kind gedraaid is, kun je die verwijzing voorkomen. Sowieso leidt een versie - mits geslaagd - tot een betere uitgangspositie om te bevallen, want een hoofdligging is altijd beter dan een stuitligging.’ Toch blijkt uit Rijnders onderzoek dat een kwart van de vrouwen bij wie het kind verkeerd om ligt, geen uitwen-dige versie ondergaat. ‘Onacceptabel’, schrijft de promo-venda daarover in haar proefschrift. ‘Een kwart, dat is echt teveel’, licht ze toe. ‘Ik vind dat niet normaal, want het is een effectieve, veilige en acceptabele interventie. Voor een deel ondergaan vrouwen geen versie omdat ze zelf niet willen, maar ook omdat de zorgverlener het niet ziet zitten.’ Samen met het AMC onderzoekt Rijn-ders nu hoe meer vrouwen de uitwendige versie zouden kunnen krijgen. De andere interventie, het breken van de vliezen thuis om de bevalling in te leiden, werd vroeger meer toegepast, maar raakte volgens de promovenda uit de mode. Naar aanleiding van een klein observationeel onderzoek door een Urker huisarts maakt de methode een revival door. ‘Als je deze interventie opnieuw introduceert, moet je wel aantonen dat ze effectief is. Dat was de belangrijkste reden om een trial te doen.’ In haar onderzoek laat Rijnders zien dat het breken van de vliezen bij een zwangerschap van bijna 42 weken inderdaad tot meer spontane bevallingen leidt. ‘En dus
tot meer thuisbevallingen en meer baringen zonder medische ingrepen.’
stEunEn
Het breder toepassen van de interventies die Rijnders onderzocht, leidt niet alleen tot meer thuisbevallingen, maar ook tot grotere tevredenheid bij vrouwen. Rijn-ders: ‘Ik ben niet de enige die dat heeft gevonden, dat resultaat komt elke keer weer terug.’ Ook verloskundi-gen moeten naar hun eigen rol kijken, zegt de promo-venda. ‘Zij weten dat vrouwen zich sterker voelen als je bij de bevalling blijft en ze ondersteunt. Er is minder pijnbestrijding nodig, en minder interventies. Maar wat gebeurt er op het moment dat een zwangere verwezen wordt? Er is kennelijk iets aan de hand, de vrouw schiet in de stress en juist degene die ze kent en vertrouwt, gaat op dat moment weg. Vervolgens krijgt ze te maken met een nieuwe club zorgverleners. Daar zit een groot manco in ons systeem.’
elektrodes in het kleptomanenbrein?
diepe hersenstimulatie mag nog
zo’n ingrijpende behandeling zijn,
het wordt de laatste jaren bij steeds
meer aandoeningen toegepast.
psychiater damiaan denys, beducht
voor wildgroei, pleit voor duidelijke
begrenzing. ‘steeds weer zie je
de ethische regelgeving achter de
medische praktijk aan lopen. Waarom
zouden we er nu niet eens op tijd bij
zijn?’
AMC MAgAzine juni 201118
simon Knepper
d i e p e h e r s e n s t i M u l A t i e
Een vertegenwoordiger van de biologische school in de psychiatrie? Als men wil, maar zelf zou hij het dus nooit zo zeggen. Biologisch, niet-biologisch, voor Dami-aan Denys zijn het achterhaalde onderscheidingen die de fundamentele eenheid van lichaam en geest maar verdonkeremanen. Zoals hij ook weinig op heeft met de voorspelling dat de psychiatrie ooit in de neurobiologie zal opgaan. Psychiatrische stoornissen ontstaan door biologische factoren én omgevingsfactoren, en of de hard core materialisten het nu op prijs stellen of niet: de beste behandelingen doen aan beide aspecten recht. Typisch voorbeeld: diepe hersenstimulatie bij dwang-stoornissen, een therapie waaraan Denys zelf in belang-rijke mate heeft bijgedragen. ‘De natte droom van de neurobiologische wetenschap’, stelt de AMC-hoogleraar Psychiatrie mild ironisch. ‘Maar wat we steeds opnieuw zien, bij alle 33 patiënten die we hier nu toe hebben behandeld, is dat die hersenstimulatie pas echt goed werkt in combinatie met cognitieve gedragstherapie.’ Diepe hersenstimulatie (of DBS, deep brain stimula-tion) houdt in dat in twee overeenkomstige hersenge-
damiaan denys.
Foto: XANdeR ReMkes
AMC MAgAzine juni 2011 19
biedjes, aan weerskanten van het brein, een elektrode wordt geplaatst. Gevoed door een elders in het lichaam geplaatste batterij geeft zo’n elektrode permanent stroomstootjes af. Door de prikkeloverdracht te ver-anderen, kunnen die de ziektesymptomen dempen of zelfs helemaal wegnemen. Bij bewegingsstoornissen zoals de ziekte van Parkinson behoort DBS inmiddels tot het vaste behandelpalet. Maar steeds vaker wordt de therapie ook toegepast bij aandoeningen met een psychiatrische component. Aangemoedigd door het succes bij dwangstoornissen gebruikt Denys’ eigen afdeling DBS al enige tijd bij patiënten met ernstige depressie, in een onderzoek dat samen met het Tilburgse Sint Elisabethziekenhuis wordt uitgevoerd. Ook therapieresistente eetstoornissen en verslaving staan in het AMC op de nominatie voor experimentele DBS-behandeling. Onderzoekers van de Universiteit van Maastricht publiceerden - samen met onder meer AMC-neuroloog Marina de Koning-Tijssen - recentelijk over diepe hersenstimulatie bij de ziekte van Gilles de la Tourette, en in Duitsland en Canada wordt zelfs al geëxperimenteerd met DBS bij dementie.
Wat maakt de in alle opzichten veeleisende behandeling zo aantrekkelijk? Deels waarschijnlijk de omkeerbaar-heid, die voorheen juist bij herseningrepen ondenkbaar was. Andere pluspunten noemt Denys de beperkte bijwerkingen, de relatief snelle afname van de klach-ten en de bijzondere status van de doelgroep. ‘Bij de gangbare indicaties hebben we het over patiënten met zeer ernstige, chronische aandoeningen, voor wie geen alternatief bestaat. Ik heb mensen met dwangstoornis-sen gezien die op de rand van zelfmoord stonden. Zelfs wanneer je maar een klein deel van die groep kunt helpen, is de winst enorm.’
Bij patiënten met dwangstoornissen ziet u de klachten met gemiddeld zestig procent afnemen. Wat zegt dat over de oorzaak van die stoornissen?‘Dat is nu een van de dingen die diepe hersenstimula-tie zo interessant maken. De klassieke hypothese stelt dat dwangstoornissen angststoornissen zijn, en dus te maken hebben met veranderde concentraties van onder andere serotonine en dopamine in het brein. Maar die hypothese rammelt, dat maken we op uit metingen bij onze patiënten en ook bij dieren. Op de neurotransmit-terconcentraties in het gestimuleerde gebied blijkt DBS nauwelijks effect te hebben. Opmerkelijk genoeg treden er ook geen veranderingen op in hersengebieden die normaliter bij angstregulatie betrokken zijn. Er zijn sterke aanwijzingen dat de gebieden die wél verande-ren in hersencircuits liggen die geassocieerd zijn met reward, beloning. Op dit moment zou ik zeggen: effec-tieve DBS werkt niet direct in op de angst, maar het geeft een boost aan de motivatie van patiënten om zich
tegen hun dwanghandelingen te verzetten. Het maakt ze sterker.’
Die elektrodes implanteert u terwijl de patiënt bij be-wustzijn blijft. Dat moet voor patiënten een angstaanja-gende ervaring zijn. ‘Om misverstanden te voorkomen: de ingreep wordt verricht door Rick Schuurman en Pepijn van de Munckhof van de afdeling Neurochirurgie. Maar het is zeker waar, sommige patiënten staan doodsangsten uit. Die knijpen de vingers van onze psychologisch medewerkers helemaal fijn. Het zonderlinge is: anderen vinden het een hemelse ervaring. Tijdens de operatie zit hun hoofd vastgeschroefd in een frame, ze kunnen hun dwanghandelingen niet uitvoeren, de omgeving is clean, steriel. Kennelijk ontlenen ze daar rust aan, zoals ook de noodzaak om alles los te laten en zich over te geven een onverklaarbare rust teweeg kan brengen. Overigens zeggen alle patiënten achteraf dat de operatie niet in verhouding staat tot het lijden daarvóór.’
Maar toch. Heb je een stevige persoonlijkheid nodig om de behandeling goed te kunnen ondergaan?‘Dat idee heb ik wel, ja. De operatie neemt ongeveer een dag in beslag, maar het optimaal instellen van de elek-troden soms wel een jaar. Het is een proces van trial and error waardoor patiënten in een emotionele acht-baan terechtkomen, zeker als ze voor depressie worden behandeld. Als de elektrodes worden ingeschakeld, kunnen ze zich van de ene op de andere seconde hele-maal perfect voelen. Soms na wel twintig jaar peilloze duisternis. Vaak zie je dan een soort hypomanie ont-staan, tegen het manische aan, een gemoedstoestand die twee of drie dagen later weer helemaal in elkaar kan klappen. Die extreme stemmingswisselingen en de wisselende reacties van de omgeving vragen een hoop van de patiënt. Niet iedereen doorstaat dat goed. We proberen onze patiënten erop te screenen, maar dat is moeilijk. Alleen al omdat alle DBS-gegadigden vanwege hun uitzichtloze situatie extreem gemotiveerd zijn.’
Elders vertelde u van een vrouw met dwangstoornis-sen die door de behandeling niet van haar aandoening afkwam, maar er wel een permanent geluksgevoel van kreeg. Daardoor maalde ze niet meer om die aan-doening. U hebt de behandeling stopgezet, vanuit de motivatie dat de psychiatrie er niet is om mensen geluk-kig te maken. als datzelfde permanente geluksgevoel was opgetreden bij een vrouw die voor depressie werd behandeld, was u dan ook gestopt?‘Zeker. Waarom gaan we alle depressieve mensen niet met heroïne behandelen? Omdat we kunstmatig geluk niet als menswaardig zien! Lijden hoort bij het leven en mijn opdracht als arts gaat niet verder dan mensen tot normaliteit te brengen. Stel dat een ervaringsmachine
AMC MAgAzine juni 201120
morele plicht hebben. Botst mijn plicht als arts bij die seriemoordenaar met mijn morele plicht? Wat moet het zwaarste wegen?’
Van kleptomanen en moordenaars gesproken, het aantal indicaties voor DBS zit sterk in de lift. Hoe lang duurt het nog voor u onverbeterlijke criminelen gaat behande-len, gesteld dat daar medisch perspectief in zit?‘In het AMC vinden we DBS uitsluitend te overwegen bij zeer ernstige ziekten. Maar wat is ziekte? Echte klep-tomanie is een ziekte. Seriemoord, dat ligt al moeilijker. Er is een grijs gebied tussen ziekte of sociaal ongewenst gedrag, zulke etiketten zijn vaak tijd- en cultuurbe-paald. Pedofilie is, denk ik, een ernstige psychiatrische aandoening, maar bij de oude Grieken was het een vrij normaal element in de verhouding tussen leermeester en leerling. Ik vind niet dat het aan psychiaters of neu-rologen is om zich erover uit te spreken welk gedrag in dat gebied een indicatie voor DBS zou kunnen zijn. Dat moet de maatschappij bepalen, en wat mij betreft zo snel mogelijk. Je ziet steeds weer dat ethici en regelge-ving de medische techniek achterna hollen. Laten we ons dan nu eens op tijd bezinnen. Er is al volop kennis over DBS, ik zie geen belemmering om ook over de kaders na te denken.’
Wie zouden dat op zich moeten nemen?‘Ik denk aan een commissie met vertegenwoordigers van de verschillende belangengroepen. De medische beroepsgroepen, de politiek, patiëntenorganisaties, misschien ethici. Als we nu geen actie ondernemen, is er kans op een wildgroei van DBS. Met het risico dat politiek en maatschappij zich op zeker moment rot schrikken en het aantal indicaties halsoverkop zo sterk inperken, dat ook bonafide toepassingen eraan moeten geloven. Daar moet je niet op willen wachten.’
chirurg Rick schuurman brengt
elektroden aan voor diepe hersen-
stimulatie bij een patiënt met een
dwangstoornis.
Foto: AFdeliNg NeuRochiRuRgie
bestaat waar jij in mag stappen. Je krijgt een elektrode geïmplanteerd, je zweeft in een soort van bad en je zou elk gelukzalige gevoel kunnen creëren waar jij op kickt. Zou je de rest van je leven in zo’n machine willen door-brengen? Ik stelde die vraag recentelijk aan een groep neurochirurgen en het antwoord was unaniem: nee. Maar toen ik aan het eind van mijn praatje de casus met die vrouw ter sprake bracht en vroeg: “Wie van u zou die elektrodes uitzetten?”, was er niemand die zijn vinger opstak. Heel interessant, kennelijk voelden ze daar geen contradictie in. Alsof de authenticiteit van de ervaring bij patiënten minder zwaar weegt dan bij jezelf.’
Evengoed is het de psychiater die bij DBS mede bepaalt wat voor de patiënt normaal is. ‘In die zin balanceer je ook altijd tussen verbeteren en genezen. Om aan te geven hoe complex dat kan zijn: stel dat die patiënt vóór zijn ziekte een heel slecht karakter had. Dat zijn normale zelf impulsiever, gevaar-lijker is dan zijn patiënten-zelf, waardoor zijn partner mogelijk in de problemen komt. Of dat hij vanouds een sterke neiging tot pikken had. Wat moet ik dan doen? Niet behandelen? Wel behandelen maar het voltage langs slinkse weg wat hoger instellen, zodat hij zich lekker voelt zonder te hoeven stelen? Wij vinden dat onethisch. We zijn artsen en geen pastoors.’
En als die patiënt voor zijn ziekte een seriemoordenaar was? ‘Da’s een lastige. Dan krijg je eenzelfde soort discus-sie als bij het dilemma over Hitler-en-de-tijdcapsule. Kent u dat? Stel, je beschikt over een tijdcapsule, je hebt een geladen revolver op zak en je krijgt de kans Adolf Hitler te ontmoeten terwijl die als vierjarige in het bos aan het spelen is. Gebruik je die revolver? Veel mensen zouden het lef niet hebben, denk ik. Maar je kunt goed beargumenteren dat ze wél het morele recht en zelfs de
AMC MAgAzine juni 2011 21
Sebastiaan Bol: ‘Host genetic effects on HIV-1
replication in macrophages’. Promotor is prof. dr. H.
Schuitemaker, hoogleraar Virologie, in het bijzonder
de viro-pathogenese van aids. Co-promotor is dr. A.B.
van ’t Wout. Bol ging op zoek naar humane eiwitten
die hiv-vermenigvuldiging ondersteunen of remmen,
met name in macrofagen. Deze cellen leven lang, gaan
niet dood als gevolg van hiv-infectie en zijn - doordat
ze zich veelal in weefsels bevinden - lastig bereikbaar
voor hiv-remmers. Hierdoor vormen hiv-geïnfecteerde
macrofagen één van de belangrijke barrières voor
het genezen van mensen met hiv. Bol infecteerde
macrofagen van honderden gezonde donoren met
hiv en zocht naar verbanden tussen de mate waarin
het virus zich vermenigvuldigde en variaties in het
DNA (SNPs) van de betreffende proefpersonen. Hij
identificeerde SNPs die coderen voor twee eiwitten die
wellicht betrokken zijn bij hiv-replicatie in macrofagen.
De SNP in één daarvan lijkt ook geassocieerd met
ziektebeloop.
Tijd: 14.00 uur
7PRomoTieGert van den Berg: ‘Growth of the developing heart’.
Promotor is prof. dr. A.F.M. Moorman, hoogleraar
Embryologie en Moleculaire biologie van hart- en
vaatziekten. Het hart ontwikkelt zich door een aaneen-
schakeling van complexe processen. Voor dit promo-
tieonderzoek is een methode ontwikkeld voor het 3D
weergeven van celdeling tijdens de hartontwikkeling.
Het blijkt dat het vroege hart niet deelt, maar groeit
door toevoeging van sneldelende cellen van buiten.
Celdeling in het hart wordt opnieuw aangezet op plek-
ken waar boezems en kamers zich ontwikkelen. De
onderzoeksresultaten verduidelijken de embryologi-
sche oorsprong van hartafwijkingen. Vanuit één bron
van sneldelende voorlopercellen, gelegen buiten het
orgaan, wordt de hartspier gevormd. Veranderingen
van celdeling in deze cellen kunnen hartafwijkingen
veroorzaken. De resultaten kunnen van belang zijn
voor de behandeling van hartziektes bij volwassenen.
Tijd: 15.00 uur
8PRomoTieMaarten Rademakers: ‘Fractures around the knee:
Insight in diagnosis, treatment and follow-up results’.
Promotor is prof. dr. C.N. van Dijk, hoogleraar Or-
thopedie. Co-promotores zijn dr. ir. L. Blankevoort en
dr. G.M.M.J. Kerkhoffs. Het proefschrift richt zich op
diagnostiek, behandeling, uitkomsten en langetermijn-
resultaten van fracturen rond de knie. De promoven-
dus keek onder andere naar de variatie in beoordeling
van 2D- en 3D-scans voor diagnostische doeleinden
en verrichtte biomechanisch onderzoek naar verschil-
lende fixatiemethoden bij de chirurgische behandeling
van complexe tibiaplateaufracturen.
Tijd: 13.00 uur
12PRomoTieElse Kop: ‘EGF-TM7 receptors in rheumatoid arthritis.’
Promotor is prof. dr. P.P. Tak, hoogleraar Reumatolo-
gie. Co-promotor is dr. J. Hamann. Kop onderzocht de
rol van bepaalde receptoren (EGF-TM7) in synoviaal
weefsel (de binnenbekleding van de gewrichten) in
patiënten met reumatoïde artritis. Drie van deze
receptoren komen in ontstekingscellen veel tot
expressie. Bovendien zijn twee bindingspartners van
deze receptoren aanwezig op synoviale fibroblasten
(bindweefselcellen). Muizen waarin de receptor CD97
was uitgeschakeld, bleken beschermd tegen artri-
tis. EGF-TM7-receptoren dragen wellicht bij aan het
vasthouden van ontstekingscellen in het synovium.
Onderdrukking van deze receptoren kan een basis zijn
voor nieuwe geneesmiddelen.
Tijd: 14.00 uur
15PRomoTieJelle Vosters: ‘Sjögren’s syndrome: new animal models
and salivary gland gene therapies’. Promotor is prof.
dr. P.P. Tak, hoogleraar Klinische Immunologie en
Reumatologie. Co-promotor is dr. J.A. Chiorini (NIH,
Bethesda, VS). Sjögren’s syndroom (SjS) is een
auto-immuunziekte van de speekselklieren. Patiënten
hebben last van een droge mond. Onderzoek met
muismodellen toont aan dat verminderde speeksel-
productie niet altijd gelijk opgaat met de mate van
ontsteking. Waarschijnlijk spelen andere factoren een
rol. Uit Vosters muizenstudies bleek dat B-cellen (on-
derdeel van de afweer), een belangrijk aangrijpings-
punt voor (gen)therapie kunnen zijn. Dit geldt met
name voor B-celstimulerende cytokines als APRIL en
BAFF. Het neutraliseren van beide cytokines zou ech-
ter ook negatieve effecten kunnen hebben. Vervolg-
studies zullen zich daarom richten op het selectiever
blokkeren van BAFF.
Tijd: 14.00 uur
26 AugustussymPosium Symposium ter gelegenheid van het afscheid van prof.
dr. P.P. Tak, hoogleraar Reumatologie, met toonaange-
vende sprekers uit binnen- en buitenland.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.00 – 17.00 uur
Inlichtingen: mw. R. van Aalst, 020 566 7765,
het teken van regeneratie van het hart. Field onder-
zoekt in hoeverre hartspiercellen in staat zijn tot
deling en/ of stamcelactiviteit. Het uiteindelijke doel
is strategieën te ontwikkelen om het beschadigde hart
te herstellen.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 17.00 – 18.00 uur
Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 566 7806,
7PRomoTieBouke de Boer: ‘Morphology, growth and patterning
of the developing heart. Methods and applications’.
Promotores zijn prof. dr. A.F.M. Moorman, hoogleraar
Embryologie en Moleculaire biologie van hart- en vaat-
ziekten en prof. dr. A. Hasman, hoogleraar Medische
Informatiekunde. Co-promotores zijn dr. J.M. Ruijter
en dr. F.P.J.M. Voorbraak. Hartontwikkeling is een
complex proces. Razendsnel transformeert het hart
in wording van een buisvormige structuur naar een
hart met vier kamers. Dit is mogelijk door toevoeging
van cellen aan de instroom- en uitstroomzijde en door
lokale verschillen in celdeling. Met de genexpressie-
patronen van twaalf genen konden in een 3D-model
van het hart achttien ruimtelijke domeinen worden
gedefinieerd, elk met een uniek genexpressieprofiel.
Twee van die gebieden leidden tot de ontdekking van
een nieuwe geninteractie. Ook zag De Boer grote ver-
schillen in celdelingssnelheid tussen de verschillende
delen van het hart.
Tijd: 11.00 uur
7 PRomoTieAleksandr Sizarov: ‘Three-dimensional and molecular
analysis of the developing human heart’. Promotor is
prof. dr. A.F.M.Moorman, hoogleraar Embryologie en
Moleculaire biologie van hart- en vaatziekten. Sizarov
beschrijft op eiwit- en RNA-niveau de expressiepa-
tronen van transcriptiefactoren en andere eiwitten
gedurende de ontwikkeling van het menselijke hart.
De resultaten worden op een nieuwe interactieve
wijze in driedimensionale modellen gepresenteerd.
Zijn morfologische en moleculaire beschrijving van
groei en differentiatie van het menselijke hart is in
overeenstemming met de huidige kennis verkregen uit
proefdieronderzoek en vormt dus een stevige basis
voor vervolgstudies naar de pathogenese van aange-
boren hartafwijkingen.
Tijd: 13.00 uur
7PRomoTie
W e T en s C h a P sk a L endeR j u ni , j u L i en au g u s T u s
Alle promoties van de faculteit geneeskunde van de universiteit van Amsterdam vinden plaats in de agnietenkapeloudezijds Voorburgwal 231amsterdam.
Bij grote belangstelling in de aula van de universiteitlutherse KerkSingel 411amsterdam. oraties vinden ook plaats in deze aula.
Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws: AMc-wetenschapsvoorlichters edith gerritsma, Andrea hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29. Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: de congresorganisatie van het AMc, secretariaat 020 566 85 85.
AMC MAgAzine juni 201122
Frans Meulenberg
ziekenhuizen zijn bij uitstek broed
plaatsen van emoties. dichters gelden
als meesters van de gecomprimeerde
emotie. Voegen ze naast schoonheid
ook iets toe aan ons weten? Een serie
verkenningstochten langs de grenzen
van emoties, poëzie en zorg onder
het aan lucebert ontleende adagium:
‘Een goed woord vindt steeds een
goede plaats.’
g e b r o k e n r i j M
‘Haat is een deugd’, schreef Gustave Flaubert in één van zijn brieven. Woorden die later vleugels aangeme-ten kregen. Flaubert (1821-1880) verwoordde kernachtig zijn afkeer van de huichelarij, van een wereld vol char-latans en van de tijd waarin hij leefde. Van echte ‘haat’ lijkt echter geen sprake, eerder van woede.De klassieke Griekse filosoof Aristoteles verkende de grensgebieden van woede en haat in zijn ‘Retorica’. Anders dan woede, kan haat gericht zijn op groepen mensen. Denk aan een term als ‘vreemdelingenhaat’ waar het woord ‘vreemdelingenwoede’ niet bestaat. Woede is een affect dat na verloop van tijd aan kracht inboet, terwijl haat een hartstocht is die steeds dieper in iemand invreet. Iemand op wie men kwaad is, wil men iets betaald zetten, eventueel pijn doen. Zo niet bij haat: de gehate mens moet compleet van het toneel verdwijnen. Haat wil vernietigen en gaat daarbij cal-culerend te werk, terwijl woede het berekenende brein veelal uitschakelt. De sleutel tot het fenomeen haat ligt besloten in ‘Sonnet XL’ waarin Shakespeare (1564-1616) verheldert hoe haat zich verhoudt tot liefde, namelijk als communicerende vaten:
Wie leerde u, meer mijn min te doen ontgloeien,Hoe meer mijn rede dwingt, dat ik u haat?
(vertaling: L.A.J. Burgersdijk)
Het hebben van emoties maakt dat we in een toestand van ‘slavernij’ verkeren, meent de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677), want ‘de mens die aan zijn harts-tochten is onderworpen, heeft niet zichzelf, maar het lot als meester’. Liefde is volgens Spinoza de blijd-schap die de overgang markeert van een kleinere naar een grotere volmaaktheid. In het verlengde van liefde ligt haat, ‘een droefheid samen met het idee van een uitwendige oorzaak’. Wat de slachtoffers bindt, is een gevoel van machteloosheid. Haat en liefde zijn elkaars valse spiegelbeeld. En wie eenmaal tegelijkertijd liefde en haat voor één en dezelfde mens heeft ervaren, weet in zijn gedachten die twee emoties altijd met elkaar verbonden. Het is deze ambivalentie waarnaar Shake-speare verwijst in zijn sonnet. Petrarca (1304-1374) ziet die tweeslachtigheid evenzeer, inclusief de slavernij-gedachte van Spinoza (‘ik kan me niet bevrijden’). Hij koppelt in ‘Sonnet 134’ liefde daarentegen niet aan haat voor de ander maar aan haat voor zichzelf:
Ik zie verblind, ik schreeuw en kan niet praten,ik haat mezelf en hou van iedereen,ik roep om hulp en wil het leven laten
(vertaling: Frans van Dooren)
Filosofen zijn koel en analytisch, hun beeld van
de vergeldingsdrift van haat
AMC MAgAzine juni 2011 23
rancune oogt wat bleekjes. Meer inkleuring geven Shakespeare en Petrarca. Modernere dichters schetsen een fel expressionistische voorstelling ervan, zoals Charles Baudelaire die in ‘Overdraagbaarheid’, versche-nen in 1857, verheldert hoe haat en wraakzucht bezit kunnen nemen van een mens. Hij schreef dit gedicht voor zijn voormalige geliefde:
Engel van goedheid, hebt gij ook de haat gekend,Vuisten gebald in ‘t donker, en de woedetranenals Wraak haar infernaal avondappèl kwam slaan en‘t bevel kreeg over onze wil en ons talent?Engel van goedheid hebt gij ook haat gekend?
(Vertaling: Peter Verstegen)
Intense woede, tranen, machteloosheid, gebalde vuis-ten: eindelijk lekt het gif van haat uit poëzie. Haat is een binnenvetter, het liert alsmaar op, een vat waarin de druk steeds verder wordt opgevoerd. Maar wat is - de metafoor komt van de negentiende-eeuwse Emily Dickinson - de ‘palate of hate’? Het smaakt uniek en bitter, aldus ‘Haat’ van Mark Boog:
Als een watten dekenwordt de walging die de dag isuitgespreid over de velden.Eronder woekert haat.
Oogst! De houdbaarheid is goed,de smaak met weinig vergelijkbaar.Eet, nee: schrans, laat druipen langs de kinhet rode sap. Spuug uit de spit en zaai.
Boogs min of meer verrassende advies luidt de haat te zaaien, te oogsten én op te slurpen, door het eerst langs de kin te laten sijpelen om de pit vervolgens uit te spuwen. Fel, vol afkeer. Haat zoekt namelijk een uitweg. Maar waar is die uitweg, of desnoods nooduit-gang, als liefde en haat verstrengeld raken bij het einde van een relatie? Dus niet langer in de theoretische setting van een filosofisch debat, maar op de alledaagse levensvloer? James Fenton verzucht dat er blijkbaar mensen bestaan die in een goed gesprek de dingen nog even op een rijtje kunnen zetten, in alle redelijkheid (uit ‘Let’s Go Over It all Again’):
Some people are like that.They split up and then they think:Hey, maybe we haven’t hurt each other to the uttermost.Let’s meet up and have a drink.
Let’s go over it all againLet’s rake over the dirt.Let me pick that scab of yours.Does it hurt?
Hem lukt het niet met zijn ex. Het gaat meteen fout en hij zou haar nog veel harder en dieper willen kwetsen en verwonden: Maybe there’s more where that came from, Something more malign. Let me damage you again. For the sake of auld lang syne.
Ook Nederlandse dichters vertolken dit gevoel en geven poëtische einde-relatie-adviezen. Neem Wim Sonne-velds venijnige ‘Tearoom Tango’ (‘Je hebt me belazerd, je hebt me bedonderd’) of de Utrechtse stadsdichter Ingmar Heytze die in ‘Alle goeds’ zijn afkeer onversne-den brengt:
Hoor eens ik haat je, ik schreef dat je lief was en licht - en nog wat onzin over je gezicht maar nu haat ik je, god wat haat ik je.
De dichter flirt met eigen wrok. In de tweede strofe ver-vormt hij het ooit aanbeden uiterlijk van de ex-geliefde tot een heuse spotprent (met rijmwoorden als ‘paar-denbek’ en ‘gierennek’). Twee jaar eerder geselde hij de voormalige geliefde al verbaal in ‘Jongenswraak’: Ze wordt van mollig tot gezet, een roos van vlees in spijkerbroek. Haar botten raken langzaam zoek. Haar billen zwemmen in hun vet. Haar boezem zakt tot dun beslag. Haar navel trekt zich langzaam terug. Haar schouderbladen plooien zich tot reuzel op haar onderrug.
Haattaal is genadeloos. Haat komt veelal voort uit een projectie van de eigen schaduwzijde op een ander. De façade waarmee haat de eigen machteloosheid aan het zicht onttrekt, is torenhoog. De hater verheft zichzelf boven de gehate onmens. Haat is een zwellichaam, vol pathos. Het verblindt en smeekt om ontlading. Die ultieme verlossing draagt haat vanaf het prilste begin al met zich mee: wraak. Dat tonen al die haatdragende versregels aan: de afrekening is begonnen.
Foto’s: corbis
AMC MAgAzine juni 201124
Marc van den Broek
door de komst van een speciale camera kunnen
kweekjes van bacteriën voortaan digitaal geanalyseerd
worden. sterker nog, met een snelle internetverbinding
kunnen ze live besproken worden met de andere
kant van de wereld. Het AMC wisselt nu kennis over
bacteriën uit met Vietnamese onderzoekers.
meekijken met Vietnamt e l e b A C t e r i o l o g i e
Het decor is simpel, een beeldscherm bij een computer en een microfoon. Op een dinsdagochtend zitten drie medewerkers van de afdeling Medische Microbiologie iets na negenen voor de computer. Het is tijd om con-tact te gaan leggen. Vietnam komt aan de lijn. ‘Hello’, zegt bacterioloog Lan Nguyen enthousiast. Voor haar is het drie uur in de middag. Na enige keren proberen is de lijn eindelijk zo goed, dat spreken tussen Amster-dam en Ho Chi Minh City zonder al te veel echo’s verloopt. Er luisteren in Vietnam een aantal collega’s mee van een kinderziekenhuis, vertelt Lan. De eigen-lijke sessie begint. Lan presenteert de bacteriologische kweek van een zestigjarige patiënt. De deelnemers zien elkaar niet, maar het systeem zit zo in elkaar dat Amsterdam als het ware meekijkt op de computer van Lan in Ho Chi Minh City. Als Lan de plaatjes van een bacteriekweek op haar scherm laat verschijnen, zien de drie Amsterdamse onderzoekers hetzelfde plaatje. Bij deze sessie zijn dat Caroline Visser, Patricia Brinke, beiden van de afdeling Medi-sche Microbiologie en Constance Schultsz van de afde-ling Global Health.
KlEInE REVolutIE
De drie vrouwen kijken naar het scherm. Ze kunnen het plaatje vergroten om een beter zicht te krijgen op de kweekbodem waar de bacteriën groeien. De kolonies presenteren zich in allerlei kleuren. ‘Past bij een long-ontsteking. Beslist’, oordeelt het trio. ‘Je weet nu dat de patiënt besmet is, daar moet je rekening mee houden’, zegt Visser.Dat deze uitwisseling mogelijk is, heeft te maken met een kleine revolutie in de analyse van bacteriologische
monsters. Dat ging tot voor kort grofweg zoals in de tijd van Pasteur en Koch. Een monster van een zieke patiënt, dat kan bijvoorbeeld bloed of urine zijn, wordt in een petrischaaltje gelegd. Daarin is een voedingsbo-dem aangebracht waarop de bacteriën kunnen groeien. De petrischaal wordt een nachtje in de oven gezet en dan kijken en ruiken de laboranten welke bacteriekolo-nies zijn gaan groeien. Vervolgens vissen ze de ver-dachte kolonies eruit en bepalen ze welk antibioticum nodig is om de indringer uit te schakelen.
duuRzAME ondERstEunIng
Deze werkwijze is onlangs geautomatiseerd. Centraal daarbij is een speciale camera die de petrischalen met de kolonies fotografeert. De laborant hoeft de schaal-tjes er niet meer bij te pakken, maar kan de verdachte kolonies vanaf een beelscherm zien. Het bacteriolo-gisch laboratorium van het AMC is een van de eerste in Nederland met een dergelijk systeem, ontwikkeld door het Friese bedrijf Kiestra Lab Automation.Door de digitale foto’s en snel internet kunnen de gege-vens van kweken nu ook over grote afstanden worden uitgewisseld. Medische Microbiologie heeft via Menno de Jong, hoogleraar Klinische Virologie en hoofd van de afdeling, een samenwerkingsverband met Viet-nam. Mede door zijn initiatief is een camera die kant op gegaan om petrischalen met verdachte kolonies te fotograferen en de beelden via het internet te delen met Amsterdam.‘Deze werkwijze staat in de kinderschoenen’, zegt De Jong. ‘We onderzoeken of het mogelijk is om zo duurzame ondersteuning te leveren. Dit project, een samenwerking van Vietnam, de Health(e)Foundation, het AMC en Kiestra, heeft subsidie van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De hoop is dat de telebacterio-logie in meer landen kan beginnen.’ Maar hij heeft meer motieven. De Jong heeft vijf jaar bij het ziekenhuis voor tropische ziekten in Ho Chi Minh City gewerkt. Hij hielp in Zuidoost-Azië microbi-ologische laboratoria van de grond tillen. ‘En dan ga je weg’, zegt hij. ‘Daarna is het heel lastig om opgebouwde laboratoria en microbiologische kennis te laten voort-bestaan. Vaak blijkt dat je aanwezigheid op de lange termijn niet veel heeft uitgehaald en dat is zonde.’ Met de telebacteriologische sessies en e-learning – micro-biologische cursussen op een memory stick of op het internet – hoopt De Jong de kennis ook voor de langere termijn over te dragen. De e-learning cursussen worden
AMC MAgAzine juni 2011 25
onderste foto, van links naar rechts:
Patricia Brinke, caroline Visser en
constance schultsz.
Foto’s: XANdeR ReMkes
meekijken met Vietnamontwikkeld door de Health[e]Foundation, in nauwe samenwerking met Nederlandse microbiologen.De Jong heeft grootse plannen met het uitrollen van het systeem. Ook in de kleinere ziekenhuizen van Vietnam moet een camera komen om de schaaltjes te fotografe-ren. De laboranten in de streekziekenhuizen overleg-gen dan met een beter uitgerust ziekenhuis in Ho Chi Minh City. Dat centrale ziekenhuis raadpleegt dan weer een partner-instelling elders in de wereld. Het belang van de kennisoverdracht is groot, benadrukt De Jong. Hij noemt de toenemende resistentie van bacteriën voor antibiotica als een drijfveer om ermee door te gaan. Maar de kennisoverdracht is geen een-richtingsverkeer van Nederland naar Vietnam. ‘Wij zien soms bacteriën die hier al lang zijn verdwenen. Via de kweken uit Vietnam kunnen we onze artsen en laboranten patiënten presenteren met cholera, difterie – ziektes die we hier alleen in een boek zien. Nu komen deze als het ware echt voorbij.’In de sessie op de vroege dinsdagmorgen is dat niet anders. Uit Vietnam komen beelden van de bacterie die difterie veroorzaakt, een ziekte die in Nederland nauwelijks meer voorkomt, maar nog wel veelvuldig in Oost-Europa en Azië. De kweek roept enthousiaste reacties op in Amsterdam. Dit is het moment dat de Amsterdamse bacteriologen weer iets wijzer worden.Tot slot geven de Amsterdammers kort wat college over het kweken van bacteriën. ‘Begrijp je het?’ ‘Not sure’, zegt Lan, waarna Amsterdam toezegt wat artikelen toe te sturen. De sessie loopt op haar eind. Over twee weken weer.
Lan laat per e-mail weten ingenomen te zijn met de ses-sies. ‘Sinds we begonnen zijn, heeft ons ziekenhuis veel geleerd. Ik krijg goede adviezen die ik kan doorgeven aan mijn laboranten zodat we onze technieken steeds verbeteren.’Ze haalt een voorval aan waarbij de steun van Amster-dam van levensbelang is geweest. ‘Ik had een vrouw met een acute longontsteking. Haar afweersysteem was erg zwak, wat je vaak ziet bij dat soort gevallen. Ze had gedurende een aantal dagen een katheter. Maar zelfs na vijftien dagen behandelen met antibiotica bleef ze besmet met stafylokokken. De AMC’ers zeiden dat ik de katheter moest weghalen omdat die waarschijnlijk de bron was van de infectie. Toen we dat deden, herstelde de vrouw snel en konden we stoppen met de medicatie.’
AMC MAgAzine juni 201126
Anne Koeleman
diabetici proberen hoge glucosespiegels in hun bloed
te vermijden, om schade aan het lichaam te voorkomen.
patiënten op een intensive care krijgen ook zo’n
suikerpiek. Moeten deze uitschieters altijd in de hand
gehouden worden? promovenda sarah siegelaar stelt
van niet. uit haar onderzoek blijkt dat het verlagen van de
glucoseconcentratie naar normale waarden op de IC juist
schadelijk kan zijn.
suikerpieken niet altijd slecht
C o n t r o l e o p d e i n t e n s i V e C A r e
Wanneer je op de intensive care ligt, vecht je lichaam voor je leven. Verschillende hormonen gieren door je lijf. Er komen stresshormonen vrij, zoals adrenaline en cortisol, die helpen om de schade aan het lichaam zo snel mogelijk te herstellen. Deze stoffen zorgen er ook voor dat de suikerwaarde in het bloed stijgt. Bloed bevat normaal gesproken tussen de 3,3 en 7,8 mil-limol glucose per liter. Te grote hoeveelheden kunnen schadelijk zijn. ‘Een piek in het suikergehalte van boven de 7,8 millimol glucose per liter heet een hyperglyce-mie,’ vertelt promovenda Sarah Siegelaar. ‘Chronische hyperglycemie heeft op den duur een schadelijk effect op de ogen, nieren, hart- en bloedvaten en zenuwen.’ Chronische hyperglycemie wordt normaal gesproken geassocieerd met de ziekte diabetes mellitus. ‘Iemand met diabetes heeft een tekort aan het hormoon insu-line, dat ervoor zorgt dat bloedsuiker als energie wordt opgenomen door de cellen in het lichaam. Omdat de glucose in het bloed blijft, hebben diabetici regelmatig een suikerpiek.’ Patiënten op de intensive care krijgen echter vaak ook hyperglycemie. ‘Het is dan niet chronisch, maar een acute reactie op lichamelijke stress. Ernstige hyper-glycemie vertraagt de genezing van wonden en zorgt voor problemen met de afweer. Op de IC moeten deze suikerexplosies in het bloed dus in de gaten gehouden
worden’, zegt Siegelaar. ‘Maar waar trek je de grens, wanneer grijp je in?’
lIEVER HypER
Vóór 2001 werd er op de IC pas ingegrepen bij een zeer ernstige hyperglycemie (meer dan 12,0 millimol per liter). De laatste jaren is het juist gebruikelijk om heel vroeg in te grijpen. Op de intensive care wordt de bloed-suikerspiegel zorgvuldig binnen de perken gehouden. ‘Een IC-patiënt krijgt net als een diabeet insuline toe-gediend om binnen de gewenste bloedsuikerwaarden te blijven’, legt Siegelaar uit. ‘De meeste IC’s houden de suikerspiegels gemiddeld tussen de 4,5 en 6,0 millimol glucose per liter.’Deze strakke regulatie is ontstaan naar aanleiding van een beroemd onderzoek in Leuven uit 2001, van Greet van den Berghe. Siegelaar: ‘Volgens haar studie zouden bijna de helft minder patiënten op de IC overlijden wan-neer de glucosewaarde in het bloed gestabiliseerd wordt tussen de 4,4 en 6,1 millimol glucose.’ Helaas valt het niet mee om dezelfde resultaten te beha-len. Geen van de latere studies bewees dat de regulatie echt werkte. En een grote Australisch-Nieuwzeelandse studie, de NICE-SUGAR, toonde in 2010 zelfs aan dat zo’n aanpak nadelig kan zijn. Siegelaars studie sluit daar bij aan. Uit haar onderzoek blijkt dat een té strikte
AMC MAgAzine juni 2011 27
controle van hyperglycemie de kans op overlijden doet toenemen. ‘De resultaten van mijn studie staan haaks op die van Van den Berghe. We onderzochten de kans op overlijden in twee groepen: patiënten opgenomen met een internistische of met een chirurgische reden. In beide groepen bleek dat de kans op overleven het hoogst is bij patiënten die gedurende de hele opname op de IC een iets te hoge bloedsuikerspiegel hebben. Verlaging naar normale waarden is schadelijk. Dit geldt ook als de IC-patiënt suikerziekte heeft. Bij diabetespa-tiënten met hyperglycemie was de kans om te overlijden zelfs kleiner.’Waarom werkt het strak reguleren van het glucose-gehalte niet? ‘Een mogelijke verklaring is dat je dan eerder een glucosewaarde onder de 3,3 millimol per liter krijgt, een hypoglycemie. Organen hebben die suiker nodig. De regulatie kan ervoor zorgen dat de bloedsui-kerwaarde ineens té laag wordt’, zegt Siegelaar. ‘Een hypoglycemie verhoogt de kans op overlijden aanzien-lijk. Diabetici lopen het meeste risico om te sterven tijdens een “hypo”.’
sCHoMMElEn
De huidige regulatie van bloedsuiker op de IC voldoet dus volgens Siegelaar niet meer. Het lijkt hoog tijd om nieuwe gewenste bloedsuikerwaarden op te stellen.
Wat zegt Siegelaars onderzoek daarover? ‘IC-patiënten hebben de grootste kans op overleven met een bloedsui-kerspiegel tussen de 7,0 en de 9,0 millimol glucose per liter. Voor diabetici is 7,5 tot 10,0 zelfs veiliger, omdat ze beter tegen hyperglycemie en slechter tegen hypoglyce-mie blijken te kunnen.’ Siegelaar deed daarnaast nog een interessante ontdek-king: met schommelende glucosespiegels moet je uitkijken. ‘Een grote variatie in bloedsuikerwaarden bij patiënten met diabetes is niet gevaarlijk, maar bij de niet-diabetici op de IC is het oppassen geblazen; grote schommelingen van de bloedsuiker bij deze patiënten geven een grote kans op overlijden.’Siegelaar denkt te weten hoe dat komt. ‘Het lichaam van een diabeet is meer gewend aan wisselingen in de glucosewaarden. Ook is het gewend aan hoge suiker-pieken. Dat kan een verklaring zijn waarom op de intensive care diabetici minder snel overlijden dan niet-diabetici met hyperglycemie.’ Of dat de ware reden is, weten we pas na meer onderzoek, en dat is precies wat Siegelaar wil gaan doen. ‘Ik ben er hopelijk nog wel een tijdje zoet mee.’
AMC MAgAzine juni 201128
Kijken is voelen
Zien is aanraken. Het oog raakt de dingen aan. Al kijkend voelen we de ruwheid van een houten plank, de koele gladheid van staal, de warme textuur van wol, de zachtheid van een huid. Kijken is voelen, zegt de schilder Micha Patiniott (Amsterdam, 1972). Patiniott – die twee jaar doorbracht aan de Rijksakademie en daarna als artist in residence werkte in het Fine Arts Work Center in Provin-cetown, Massachusetts – schildert vaak handen. ‘The Conductor’, een klein schilderij uit 2007, toont twee handen waarvan er een extreem is uitgerekt; de vingers reiken slierterig over het doek naar een verre horizon. In ‘Dialogue’ probeert een hand iets in een schrift te schrij-ven, maar wordt daarvan weerhouden door een andere, grotere hand. In ‘Spooky Hands’ houdt een zwarte man verschrikt twee blanke handen met zeer lange, aan elkaar gegroeide, blanke vingers voor het gezicht. En in het recente ‘Body of Work’ duwt een hand een andere hand tegen een stapel tekeningen aan.Ze zijn geschilderd naar de handen in het schilderij van Caravaggio, ‘De Ongelovige Thomas’ (1601-1602). Jezus duwt de wijsvinger van Thomas in de snede in zijn ontblote bovenlichaam. Een heel vinger-kootje verdwijnt erin en duwt de huid omhoog. De handeling is door Caravaggio op een zeer realistische manier, agressief bijna, geschil-derd, het doet pijn om er naar te kijken.Thomas’ vinger prikt in de huid van het schilderij. Ik weet niet of Caravaggio het ook zo heeft bedoeld, maar kijken door een vinger in een snede te stoppen zou je op kunnen vatten als een metafoor voor het maken van kunst. Schilderen is het voelend kijken naar wat er gebeurt met de verf die de schilder aanbrengt op het doek. De kunste-naar is een ongelovige Thomas die eerst moet hebben gezien voordat hij kan geloven.In ‘Body of Work’ wijst de hand van Patiniott naar een aantal op elkaar gestapelde tekeningen, een bescheiden oeuvre, een verzame-ling van bladen die hier in zekere zin een lichaam zijn. Wat er op de vellen papier staat, krijgen we niet te zien, we zien alleen de geschil-derde tekeningen op doek. Ze omlijsten elkaar. Het kunstwerk wijst
naar zichzelf, het is zich van zichzelf bewust, het becommentarieert zichzelf. Chiquer gezegd: het kunstwerk heeft een metakwaliteit.Het zichzelf becommentariëren komt veel voor in de schilderijen en gouaches van Patiniott. Zo maakte hij schilderijen die tegen elkaar aan staan tegen de muur. En lege, geprepareerde doeken om de hals en de polsen van een jongen, ze rusten als een witte zeventiende-eeuwse kraag op zijn schouders en hangen als mouwen aan zijn armen. Of een interieur waar we van buitenaf door drie ramen naar binnen kijken, de muur met ramen werkt als een omlijsting waar doorheen we een glimp zien van een wereld ‘achter’ het vlak. Dit laat-ste schilderij, getiteld ‘Inside Out’, is geïnspireerd door ‘Vrouw aan het Venster’ van Kaspar David Friedrich. Patiniott verwijst vaak naar voorbeelden uit de kunstgeschiedenis. De kunstenaar, in principe geldt dit voor iedere kunstenaar, is zich bewust van het feit dat hij in een traditie staat, hij verhoudt zich met zijn werk tot andere werken.Patiniott maakt ‘zachte beelden’, zegt hij zelf. Het zijn lichtvoetige beelden, die ontstaan uit een open, voor zover mogelijk onbevangen kijk op de wereld. Geen spectaculaire voorstellingen, maar schilde-rijen naar aanleiding van kleine gebeurtenissen, ze laten het vreemde aan gewone dingen zien. Er zit vaak ook een soort tragiek in, een weemoedigheid die te maken heeft met het menselijk tekort.‘Full Story’ toont, net als ‘Body of Work’ maar dan op een andere manier, een stapeling van vellen papier. Een open boek rolt zwierig, alle bladzijden gespreid, door een landschap. Opnieuw functioneert het schilderij, of de gouache, vooral als huid, als levend oppervlak, dun en transparant. Er zitten veel kleurnuances in de virtuoos geschilderde werveling van papier, toetsen bruin, rood en geel. Ook hier kunnen we niet zien wat er op de vellen papier staat, het is een spel van verbergen en onthullen. Het gaat niet om de inhoud van het boek, net zomin als om de inhoud of de betekenis van het schil-derij. Het gaat om het boek, en om het schilderij als object, om de handeling van het schrijven, van het schilderen. De schilderijen van Patiniott gaan uiteindelijk allemaal over het maken van schilderijen, over het scheppingsproces, met alle kwetsbaarheid, al het niet-weten, alle onzekerheden van dien.
A M C C o l l e C t i e
Janneke Wesseling
AMC MAgAzine juni 2011 29
Micha patiniott
body of work
2010, gouache,acryl en potlood op papier, 45 x 53 cm
full story
2008, gouache en acryl op papier, 43 x 34 cm
AMC MAgAzine juni 201130
Tot de nek in de klontjes
‘De Iceman, bekend vanwege zijn vermogen om urenlang in een ijsbad te verblijven, zou best eens kunnen lijden aan de ziekte van Fabry’. Tiende stelling bij het proefschrift van Marieke Biegstraaten (AMC) over de ziekte van Fabry en de ziekte van Gaucher.Mogelijk ten overvloede: mevrouw Biegstraaten bedoelt niet ijsman Ötzi, de vijf-duizend jaar oude mummie die in 1992 in de Ötztaler Alpen werd aangetroffen. Van Ötzi is geen speciale voorkeur voor lage temperaturen bekend. Hier gaat het om de Nederlan-der Wim Hof (52), die blootsvoets over besneeuwde bergen klautert en regelmatig tot zijn nek in bakken met ijsklontjes verkeert, naar het schijnt zonder noemenswaardig ongemak.Zelf schrijft Hof zijn vermogens toe aan technieken waarmee hij het autonome zenuwstelsel zou beïnvloeden. Maar een reguliere medische verklaring ligt meer voor de hand, denkt Bieg-straaten. De ziekte van Fabry zou een serieuze kandidaat zijn. ‘Dat is een stofwisselingsziekte waarbij de natuurlijke opruiming van grote moleculen in het lichaam wordt belemmerd’, legt ze uit. ‘Daar-door raken onder andere de dunne zenuwen aangetast. Meestal het eerst in de voeten, en dan geleidelijk aan steeds meer naar boven toe.’In haar promotieonderzoek consta-teerde Biegstraaten dat Fabrypatiënten moeite hebben met het ervaren van lage temperaturen. ‘We hebben temperatuur-plaatjes op hun handen en voeten gezet en de warmte tot nul graden teruggeschroefd. Daar voelen ze niets van. Misschien kun je nog lager gaan, maar ik denk dat je dan last krijgt met de Medisch Ethische Commissie.’ De Iceman Fabrypatiënt? Tsja. Wim Hofs ongevoeligheid gaat aan-zienlijk verder dan zijn voeten en handen. Als hij echt aan Fabry lijdt, zou het Fabry in een vergevorderd stadium moeten zijn. Hoe waarschijnlijk is het dat de ziekte zo lang onopgemerkt is gebleven? ‘Heel onwaarschijnlijk’, erkent de promovendus monter. ‘Ik zou het leuk vinden zijn zenuwvezels eens goed te bestuderen, maar die stelling was eigenlijk vooral bedoeld om aandacht voor mijn proefschrift te krijgen.’ Gelukt, mevrouw Biegstraaten. Door het oog van de naald, Iceman. [sk]
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
l
AMC MAgAzine juni 2011 31
CoLofonAMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum.
Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren.
AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten,
gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en
Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Cen-
trum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan
studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Neder-
landse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het
terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia,
de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven.
RedaCTieFrank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma,
Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en
Irene van Elzakker (eindredactie).
medeWeRkeRsHidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom
Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter
Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De
Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen,
Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Janneke Wesseling,
Arthur van Zuylen
nfuHet AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de
acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als
algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen
van de UMC’s.
Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC,
LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum.
In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s.
RedaCTie-adResAMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660,
1100 DD Amsterdam.
+31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99
E-mail: [email protected]
abonnemenTenAbonnementen-administratie: zie redactie-adres.
Jaarabonnement € 22,00.
adVeRTenTie - exPLoiTaTieVan Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45
onT WeRPGrob|enzo, www.grobenzo.nl
dRukDrukkerij Mart. Spruijt bv
C o P y R i g h T © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-orga-
nisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam.
© 2011 c/o Pictoright Amsterdam.
b e r i C h t e n
n e T W e R k V o o R dy s T o n i e PaT i ë n T e n
De afdelingen Neurologie van
het aMC, het leids Universitair
Medisch Centrum en het Nij-
meegse UMC St. Radboud gaan
samenwerken op het gebied
van de behandeling van dysto-
nie. Zij zetten een netwerk op
van neurologen en fysiothera-
peuten, en hebben voor beide
specialismen behandelrichtlij-
nen opgesteld.
Dystonie is een chronische
neurologische ziekte die
ontstaat door een verkeerde
aansturing van de spieren
vanuit de hersenen. Dat uit
zich in overmatige samentrek-
kingen van bepaalde spieren,
die leiden tot abnormale
bewegingen en standen. In de
meeste gevallen beperkt de
dystonie zich tot één deel van
het lichaam, bijvoorbeeld de
nek. Dat heet focale dystonie.
Zijn er problemen in meerdere
delen van het lichaam, zoals
nek, romp en ledematen, dan
spreken artsen van gegenera-
liseerde dystonie. De meest
voorkomende vorm van de
aandoening is scheefstand van
de nek ofwel cervicale dystonie.
In Nederland zijn er naar
schatting 20.000 patiënten
met deze ziekte, waarvan
8.000 met cervicale dystonie.
Een belangrijk deel van de
behandeling bestaat uit het
toedienen van injecties met
botuline, een natuurlijke stof
die wordt uitgescheiden door
de bacterie Clostridium botuli-
num. De botuline toxine wordt
ingespoten in de spier die zich
onwillekeurig samentrekt.
Hierdoor verslapt de spier en
verminderen de contracties.
Een scheefstaand hoofd krijgt
zo bijna zijn normale positie
terug.
Naast de botuline-injecties is
er fysiotherapie voor patiënten
met cervicale dystonie. Maar
het is nog steeds niet goed be-
kend wat hierbij de goede aan-
pak is. Er zijn wel aanwijzingen
dat botuline in combinatie met
goede fysiotherapie effectiever
is dan botuline alleen.
Probleem is ook dat er onder
paramedici, zoals fysiothe-
rapeuten, een gebrek is aan
expertise op het gebied van
dystonie. Voor een deel omdat
er geen gerichte training
is: goede richtlijnen voor
paramedische behandeling
ontbreken. Bovendien zien the-
rapeuten nauwelijks patiënten
met dystonie. Vermoedelijk
behandelt elke fysiotherapeut
in Nederland tijdens zijn loop-
baan hooguit enkele gevallen.
Dat is onvoldoende om goede
expertise op te bouwen en te
onderhouden.
Allemaal redenen voor de
oprichting van DystonieNet,
waarin Amsterdam, Leiden en
Nijmegen gaan samenwerken
op het gebied van patiënten-
zorg, onderwijs en onderzoek.
Het netwerk zal zich in eerste
instantie richten op patiënten
met cervicale dystonie. Voor
neurologen wordt momenteel
een botulinebehandelricht-
lijn opgesteld, zodat ze deze
allemaal op dezelfde manier
uitvoeren. Daarnaast wordt
binnen het netwerk een
fysiotherapeutische behandel-
richtlijn ontwikkeld en zal een
selecte groep fysiotherapeuten
verspreid over het land volgens
die richtlijn aan de slag gaan.
Beide beroepsgroepen zullen
nauw met elkaar samenwerken.
P e R s o n a L i a
Dr. M. olff is per 1 april be-
noemd tot hoogleraar Neuro-
biological mechanisms of
prevention and treatment in
trauma and PTSD.
Op 7 april is dr. R.B.M. landewé
benoemd tot hoogleraar Reu-
matologie, in het bijzonder
outcome research.
Dr. C.B.l.M. Majoie is per 14
april benoemd tot hoogleraar
Neuroradiologie. Hij was al
verbonden aan de afdeling
Radiologie.
Dr. J.J. Homan van der Heide is
per 21 april benoemd tot hoog-
leraar Inwendige Geneeskunde,
in het bijzonder nefrologie.
Dr. C. Hulshof is per 1 mei be-
noemd tot hoogleraar Arbeids-
en Bedrijfsgeneeskunde. Hij
is verbonden aan het Coronel
Instituut voor Arbeid en Ge-
zondheid. Initiatiefnemer voor
de leerstoel is de Nederlandse
Vereniging voor Arbeids- en
Bedrijfsgeneeskunde, NVAB.
Per 3 mei is dr. R.a.a. Mathôt
benoemd tot hoogleraar Klini-
sche Farmacologie.
De International Federa-
tion of Clinical Chemistry and
Laboratory Medicine (IFCC)
heeft in mei de IFCC Distin-
guished Award for Laboratory
Medicine and Patient Care
2011 toegekend aan prof. dr.
R.J.a. Wanders. Het hoofd van
het Laboratorium Genetische
Metabole Ziekten kreeg de
driejaarlijkse onderscheiding
vanwege zijn wetenschap-
pelijke prestaties door de
jaren heen. Hij werd vanuit de
Nederlandse Vereniging voor
Klinische Chemie en Laborato-
riumgeneeskunde voorgedra-
gen voor de prijs als kandidaat
vanuit Nederland.
Promovendus E. van der Pol
van de afdeling Biomedical
Engineering & Physics en het
Laboratorium Experimen-
tele Klinische Chemie heeft
de Young Investigator Award
gewonnen van de International
Society on Thrombosis and
Haemostasis (ISTH). Deze
award is een stimuleringsprijs
voor jonge, veelbelovende on-
derzoekers. Van der Pol krijgt
de prijs voor zijn onderzoek
naar de detectie van micropar-
ticles in bloed. Deze deeltjes,
kleiner dan een duizendste mil-
limeter, spelen een belangrijke
rol bij stollingsprocessen en
mogelijk ook bij de signalering
van tumoren.
De jaarlijkse Emerging Forensic
Science Award 2011 is naar
promovendus R. Bremmer
gegaan (afdeling Biomedical
Engineering & Physics). Hij
werd onderscheiden vanwege
zijn baanbrekend onderzoek
naar de leeftijdsbepaling van
bloedvlekken (zie artikel elders
in dit nummer). De Award is
ingesteld door de Academy of
Forensic Sciences (AAFS).
kleurproef.indd 1 09-10-2009 09:28:14
Beter onderwijs,betere artsen
Weten wat de studentenraad doet?www.destudentenraad.nl
20K844 sep 2010.indd 32 12-10-10 16:09